J A A RV E R S L A G 1 9 9 9
BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN
BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO’S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN Openbare instelling opgericht door de wet van 17 december 1998 (B.S. 31/12/98)
Activiteitenverslag & jaarrekening 1999 Goedgekeurd door het Bestuurscomité op 4 april 2000
de Berlaimontlaan 14 1000 Brussel Tel.: 02/221.38.92 Fax: 02/221.32.41
[email protected] 1
De beschrijving van de beschermingsregeling in dit jaarverslag is louter informatief en kan niet ingeroepen worden in geval van deficiëntie van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen. In zo’n geval gelden enkel de authentieke teksten en de mededeling gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 25 februari 1999.
2
Inhoudstafel blz.
Voorwoord Krachtlijnen en voornaamste kenmerken van de beschermingsregeling 1. Doelstellingen en algemene principes van de Europese richtlijnen inzake depositogarantiestelsels en beleggerscompensatiestelsels 1.1. Doelstellingen van de Europese richtlijnen 1.2. Algemene principes van de Europese richtlijnen
7
2. Instelling van een nieuwe Belgische beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten 2.1. Schets van de vorige regelingen 2.2. Omzetting in het Belgische recht van de richtlijn inzake beleggerscompensatiestelsels 2.3. Oprichting van de beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten
9
12
3. Essentiële kenmerken van de nieuwe beschermingsregeling 3.1. Institutionele aspecten 3.2. Een ééngemaakte beschermingsregeling 3.3. Aanleiding tot een interventie 3.4. Bedrag van de tegemoetkomingen 3.5. Tegoeden gedekt door de beschermingsregeling 3.6. Indeplaatsstelling van het Beschermingsfonds 3.7. Grenzen aan de tegemoetkomingen van het Beschermingsfonds 3.8. Preventieve tegemoetkomingen 3.9. Regime van de in België gevestigde bijkantoren 3.10. Financiering 3.11. Vennootschappen voor vermogensbeheer 3.12. Vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten 3.13. Opheffing van het non-exportbeding
Beheer van het Beschermingsfonds in 1999 4. Administratief beheer van het Beschermingsfonds in 1999 4.1. Deelnemers aan het Beschermingsfonds 4.2. Nieuwe interventie in 1999 4.3. Overname van de vorige depositobeschermingsregeling 4.4. Overname van het CIF 4.5. Inning van de bijdrage 1999
17
5. Beschikbare middelen van het Beschermingsfonds
23
6. Financieel beheer van de tegoeden van het Beschermingsfonds in 1999 6.1. Grondbeginselen 6.2. Beheer van de portefeuille 6.3. Samenstelling van de beleggingsportefeuille
26
Jaarrekening 1999 7.
Verslag van het college van revisoren
8.
Balans en resultatenrekening
9.
Toelichting
29
Bijlagen 41 45 51
1. Wetgeving 2. Mededeling gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 25 februari 1999 3. Lijst van de deelnemers op 1 april 2000
3
Organen van het Beschermingsfonds
Bestuurscomité Voorzitter
William Fraeys
Leden
vertegenwoordigers van de overheid
vertegenwoordigers van de kredietinstellingen en van de beleggingsondernemingen
Hiliana Coessens Marcia De Wachter Marc Monbaliu Fernand Vanbéver Eddy Wymeersch
Willy Breesch (tot 24.01.2000) Dirk Bruneel Karel De Boeck (vanaf 25.01.2000) J.-P. de Buck van Overstraeten M. de Villenfagne de Vogelsanck Alain Philippson Guido Ravoet
plaatsvervangers
plaatsvervangers
Jean-Pierre Brisé Viviane Buydens
Georges Martin Yvan Peeters Eric Struye de Swielande Arnaud van Doosselaere
Regeringscommissaris Jean-Pierre Arnoldi
Secretaris-generaal Herman Debremaeker
Revisoren Ludo De Keulenaer Jean-Louis Prignon
4
Voorwoord
Op 17 december 1998 werd de wet "tot oprichting van een Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten en tot reorganisatie van de beschermingsregelingen voor deposito's en financiële instrumenten" goedgekeurd. Het voornaamste doel van deze wet bestond erin de Europese richtlijn inzake beleggerscompensatiestelsels om te zetten in het Belgische recht1. De wetgever vertrouwde de oprichting en het beheer van zowel de depositobeschermingsregeling als van de beschermingsregeling voor financiële instrumenten toe aan het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten (hierna: "het Beschermingsfonds") en liet het Beschermingsfonds toe deze beide beschermingsregelingen onder te brengen in één regeling. Hierdoor maakte de wetgever een grondige herziening mogelijk van de vorige depositobeschermingsregeling, beheerd door het Herdiscontering- en Waarborginstituut (HWI), en van de vorige beschermingsregeling voor tegoeden bij beursvennootschappen, beheerd door het Interventiefonds van de Beursvennootschappen (CIF). Deze herziening heeft zijn beslag gekregen door de publicatie in het Belgisch Staatsblad van 25 februari 1999 van een mededeling van het Beschermingsfonds, die de deposanten en beleggers inlichtte over hun recht op vergoeding in geval van deficiëntie van een kredietinstelling of beleggingsonderneming. De nieuwe regeling komt tegemoet aan het geheel van de internationale verplichtingen die op België rusten inzake financiële beschermingsmechanismen voor de bancaire dienstensector, zoals deze voortvloeien uit de richtlijn inzake depositogarantiestelsels2, en, voor de sector van de beleggingsdiensten, zoals deze voortvloeien uit de richtlijn inzake beleggerscompensatiestelsels. De regeling verbetert, soms op gevoelige wijze, de bescherming van de deposanten en beleggers. De voornaamste kenmerken hiervan zijn, wat de cliënten van kredietinstellingen betreft, de uitbreiding van de dekking tot de financiële instrumenten en de wijziging van de subrogatieregels. Voor de cliënten van beleggingsondernemingen voorziet de nieuwe regeling evenwel in een vermindering van de tegemoetkoming per cliënt, maar niet langer in de plafonnering van het totaalbedrag van de tegemoetkomingen per deficiëntie. Daarnaast voert de regeling de solidariteit in tussen de kredietinstellingen en de beursvennootschappen. Deze solidariteit maakt het mogelijk dat de regeling over een stevige financieringsbasis beschikt en dat ze de deposanten en beleggers een geloofwaardige dekking biedt. Verder zorgt de Belgische regeling er voor dat, door de harmonisatie van de tegemoetkomingen en van de financiële bijdragen, de vrije concurrentie tussen de financiële tussenpersonen niet belemmerd wordt. * 1 2
Richtlijn Eur. Parl. en Raad E.G. nr. 97/9 van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels, PB. L. 26 maart 1997, afl. 84, 22. Richtlijn Eur. Parl. en Raad E.G. nr. 94/19 van 30 mei 1994 inzake depositogarantiestelsels, PB. L. 31 mei 1994, afl. 135, 5.
5
Op 31 december 1999 waren 163 kredietinstellingen en beleggingsondernemingen aangesloten bij de beschermingsregeling. De middelen die zij in 1999 ter beschikking stelden van het Beschermingsfonds, bedroegen € 35,8 miljoen (BEF 1.444 miljoen). Dit brengt het totaal van de middelen waarover het Beschermingsfonds beschikt voor tegemoetkomingen aan deposanten en beleggers, die ten gevolge van een deficiëntie van een kredietinstelling of beleggingsonderneming benadeeld worden, op € 446 miljoen (BEF 18 miljard). Tijdens het jaar 1999, voerde het secretariaat van het Beschermingsfonds de implementatie van de nieuwe beschermingsregeling uit en zorgde het voor de opvolging van vroegere interventiedossiers geopend door het HWI en het CIF. Tijdens zijn eerste werkingsjaar kende het Beschermingsfonds één schadegeval. Op 27 december 1999 werd de beursvennootschap Logé & Associés failliet verklaard door de Rechtbank van Koophandel van Brussel. Uit de faillietverklaring vloeit automatisch het recht voort voor de getroffen beleggers om schadevergoeding te bekomen, binnen de grenzen en de voorwaarden vastgelegd in de Mededeling gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 25 februari 1999. Een voorziening van € 4 miljoen (BEF 161 miljoen) werd aangelegd tot dekking van de kostprijs van de interventie van het Beschermingsfonds in dit faillissement.
*
Het eerste deel (hoofdstukken 1 tot 3) van dit jaarverslag is gewijd aan de beschrijving van de krachtlijnen en de voornaamste kenmerken van de nieuwe regeling, en, meer in het bijzonder, van de belangrijkste veranderingen voor de deposanten en de beleggers in vergelijking met de vorige regelingen. Het tweede deel van het jaarverslag (hoofdstukken 4 tot 6) handelt over het beheer van het Beschermingsfonds tijdens het jaar 1999. Het bevat een commentaar over het administratieve en financiële beheer van het Beschermingsfonds. Een derde deel bevat de jaarrekening 1999. Ten slotte worden enkele bijlagen opgenomen ter vervollediging van de informatie over de bescherming van deposanten en beleggers.
* *
6
*
Krachtlijnen en voornaamste kenmerken van de beschermingsregeling 1. Doelstellingen en algemene principes van de Europese richtlijnen inzake depositogarantiestelsels en beleggerscompensatiestelsels.
1.1. Doelstellingen van de Europese richtlijnen De richtlijnen inzake depositogarantiestelsels en inzake beleggerscompensatiestelsels beogen, elk op hun gebied, eenzelfde doel, met name het instellen van financiële beschermingsmechanismen in alle lidstaten. Deze mechanismen worden doorgaans beschouwd als het tweede beschermingsniveau van het spaargeld gehouden bij kredietinstellingen en beleggingsondernemingen; het eerste beschermingsniveau wordt gevormd door de regelgeving en de overheidscontrole waaraan deze tussenpersonen onderworpen zijn. De financiële beschermingsmechanismen spelen vanouds een dubbele rol. Ze hebben, ten eerste, een preventieve rol. Door de spaargelden in geval van deficiëntie van een kredietinstelling of beleggingsonderneming minstens gedeeltelijk terug te betalen, vermijden deze beschermingsmechanismen dat er een klimaat van wantrouwen ontstaat ten opzichte van de gehele financiële sector. Dit is nodig omdat verontruste spaarders of beleggers anders massaal hun tegoeden zouden terugtrekken wat op zijn beurt tot deficiënties van andere instellingen zou kunnen leiden. Ten tweede vervullen de financiële beschermingsmechanismen ook een sociale rol door de ontreddering te verzachten van de spaarders die door dergelijke deficiënties hun spaargelden, of een deel ervan, verloren zien gaan. De richtlijnen geven een nieuwe dimensie aan de financiële beschermingsmechanismen, meer bepaald in het licht van de ontwikkeling van de interne eenheidsmarkt. Door de harmonisatie van de financiële beschermingsmechanismen wordt immers vermeden dat een lidstaat zich gemachtigd zou achten de dienstverlening op zijn grondgebied door kredietinstellingen of beleggingsondernemingen van andere lidstaten, afhankelijk te stellen van de voorafgaandelijke aansluiting bij zijn beschermingsregeling wanneer deze regeling een betere bescherming zou bieden dan de regelingen opgericht in de andere lidstaten.
7
Daarnaast betrachten de richtlijnen, door het instellen van een geharmoniseerd beschermingsniveau, het vertrouwen te versterken van de deposanten en beleggers ten opzichte van de bancaire of beleggingsdiensten van de bijkantoren van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen die afkomstig zijn van een andere lidstaat, of ten opzichte van diensten verstrekt in het kader van de grensoverschrijdende dienstverlening.
1.2. Algemene principes van de Europese richtlijnen Hoewel ze verschillend zijn wat betreft hun toepassingsgebied op het vlak van personen en gedekte tegoeden, zijn de richtlijnen toch sterk gelijkaardig qua structuur en inhoud. Ze steunen, in hoofdzaak, op de volgende vier principes:
1° Verplichte aansluiting door kredietinstellingen en beursvennootschappen bij één of meerdere beschermingsregelingen, hetgeen een voorafgaande voorwaarde is om deposito's te mogen ontvangen of om beleggingsdiensten te mogen verstrekken.
2° Schadeloosstelling van de cliënten van een bijkantoor dat gevestigd is in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap door de regeling van de lidstaat van herkomst van het bijkantoor.
3° Minimale voorwaarden waaraan de in te stellen regelingen moeten voldoen, voornamelijk in verband met de wijze van vaststelling van een geval van deficiëntie, met het minimumbedrag van de dekking, met het soort schuldvorderingen die moeten of kunnen uitgesloten worden van de dekking, met de berekening van de tegemoetkomingen en met de informatieverplichtingen ten opzichte van de deposanten en beleggers.
4° Bepaling door de lidstaten zelf van de financieringswijze, mits naleving van bepaalde leidende beginselen (de financieringslast wordt gedragen door de kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en moet in verhouding zijn met de verbintenissen van de beschermingsregeling).
8
2. Instelling van een nieuwe Belgische beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten
2.1. Schets van de vorige regelingen Tot aan de inwerkingtreding van de nieuwe regeling bestonden er twee financiële beschermingsmechanismen naast elkaar: één voor de deposito's bij kredietinstellingen en één voor de tegoeden bij beursvennootschappen. De depositobeschermingsregeling werd ingesteld in 1975 door het HWI. Ze werd meerdere keren herzien. De laatste keer dateert van januari 1995, toen de richtlijn inzake depositogarantiestelsels diende omgezet te worden in het Belgische recht. Deze regeling dekte, ten belope van maximum 15.000 ECU (ofwel ongeveer 600.000 BEF), de deposito's en de schuldbewijzen uitgegeven door kredietinstellingen, uitgedrukt in Belgische franken, in ECU of in een andere munt van de Europese Economische Ruimte. De beschermingsregeling voor de tegoeden bij beursvennootschappen bestond sinds 1 januari 1991 en werd beheerd door het CIF, dat, op dezelfde datum, de Waarborgkas van de wisselagenten had opgevolgd. Het CIF dekte de schuldvorderingen in speciën en in financiële instrumenten ten belope van maximaal BEF 2.500.000 (waarvan maximum BEF 500.000 voor de speciën) per cliënt en met een maximum van BEF 200 miljoen per geval van deficiëntie. Bovendien mochten de betalingen ten laste van het CIF tijdens een boekjaar niet meer bedragen dan BEF 250 miljoen.
2.2. Omzetting in het Belgische recht van de richtlijn inzake beleggerscompensatiestelsels De Belgische autoriteiten opteerden voor de samensmelting van de vorige regelingen in een nieuwe beschermingsregeling. Deze keuze berustte op de drie volgende motieven. Eerst en vooral wenste men een regeling met een afdoende financieringsbasis, zonder evenwel de soliditeit van de ondernemingen die dienen bij te dragen, in het gedrang te brengen. Tevens diende het mechanisme er op toe te zien dat, de despecialisatie van de financiële tussenpersonen indachtig, de mededinging gevrijwaard werd.
9
Ten slotte leek het aangewezen de beheersstructuren te vereenvoudigen en met name te vermijden dat de deposanten en beleggers, in geval van deficiëntie van hun financiële tussenpersoon, zich tot verschillende interventie-instellingen zouden moeten richten naargelang de aard van hun schuldvordering (speciën of financiële instrumenten).
2.3. Oprichting van de beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten De oprichting van de beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten vloeit voort uit de combinatie van meerdere juridische teksten: 1° de artikels 110 en volgende van de wet van 22 maart 1993 en de artikels 112 en volgende van de wet van 6 april 1995 die respectievelijk de verplichting bevatten voor kredietinstellingen om aan te sluiten bij een collectieve depositobeschermingsregeling, en voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen de verplichting om aan te sluiten bij een collectieve beschermingsregeling voor financiële instrumenten; deze wetsbepalingen leggen bovendien de minimumvereisten vast waaraan deze regelingen moeten voldoen (zie bijlage 1, pagina 41);
2° de wet van 17 december 1998; deze wet bevat de organieke regels van het Beschermingsfonds (zie bijlage 1, pagina 43);
3° het protocol tussen, enerzijds, het Beschermingsfonds, en, anderzijds, de representatieve beroepsorganisaties van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen die gehouden zijn deel te nemen aan de regeling. Dit protocol bepaalt de tegemoetkomingscriteria en de door de financiële tussenpersonen aanvaarde financieringsregels;
4° de verbintenis van het Beschermingsfonds, in de vorm van een eenzijdige wilsverklaring, gepubliceerd als Mededeling in het Belgisch Staatsblad. In deze Mededeling verbindt het Beschermingsfonds er zich toe om financieel tussen te komen voor deposanten en beleggers in geval van deficiëntie van een kredietinstelling of beleggingsonderneming, die aangesloten is bij het onder 3° vermelde protocol. Uit deze verbintenis vloeit, in voorkomend geval, het subjectief recht voort van de deposanten en beleggers op terugbetaling of schadevergoeding. Deze verbintenis bevat tevens alle voorwaarden voor en modaliteiten van een tegemoetkoming (zie bijlage 2, pagina 45).
10
Voorgeschiedenis van de beschermingsregeling ingevoerd in 1999
depositobescherming
beleggersvergoeding
1935 - 1974 Interventies door het HWI ten voordele van kredietinstellingen in moeilijkheden (verlening van liquiditeiten en bijstand bij hun vereffening, herstructurering of overdracht) of ten voordele van deposanten
1975 - 1984 Buitengewone interventiereserve aangelegd bij het HWI en de kredietinstellingen, bestemd voor tegemoetkomingen ten gunste van cliënten van in gebreke gebleven kredietinstellingen en voor preventieve hulpverlening.
1985 - 1994
1986 - 1990
Twee beschermingsfondsen voor deposito’s (één voor de banken, één voor de spaarbanken) beheerd door het HWI; gefinancierd met jaarlijkse bijdragen en bestemd voor het verlenen van preventieve hulp of het vergoeden van de deposanten.
Waarborgkas van de wisselagenten met als opdracht het beheer van een waarborgregeling uitgewerkt door de beursautoriteiten (alsook het invoeren van een controleregeling van het beroep van wisselagent).
1995 - 1998
1991 - 1998
Depositobeschermingsregeling bij de kredietinstellingen die zijn oorsprong vindt in de Europese richtlijn 94/19 en beheerd werd door het HWI.
Interventiefonds van de beursvennootschappen met als doel geheel of gedeeltelijk de goede afloop te verzekeren van de verbintenissen van de beursvennootschappen; tot eind 1995 oefende het CIF eveneens de controle op deze vennootschappen uit.
vanaf 1999 Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten Openbare instelling opgericht door de wet van 17 december 1998
11
3. Essentiële kenmerken van de nieuwe beschermingsregeling
3.1. Institutionele aspecten De wet van 17 december 1998 richtte de openbare instelling "Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten" op, en belastte haar met de uitwerking van een beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten. Het Beschermingsfonds wordt geleid door een Bestuurscomité, dat samengesteld is uit een voorzitter, vijf leden die de overheid vertegenwoordigen, vier vertegenwoordigers van de sector van de kredietinstellingen en twee vertegenwoordigers van de sector van de beleggingsondernemingen. Het Bestuurscomité is het beslissingsorgaan van het Beschermingsfonds. Een Regeringscommissaris waakt over de regelmatigheid van de werkzaamheden van het Beschermingsfonds ten aanzien van de wet en van de staatsbelangen. De bevoegdheid van de Regeringscommissaris slaat eveneens op de beslissingen van het Bestuurscomité, met uitzondering van deze die verband houden met een preventieve tegemoetkoming. Het dagelijks beheer is toevertrouwd aan de Nationale Bank van België middels een overeenkomst van dagelijks beheer. Een Secretaris-generaal ziet toe op de volbrenging van de administratieve taken nodig voor het dagelijks beheer van het Beschermingsfonds. Een persoon, aangeduid door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, woont met raadgevende stem de vergaderingen van het Bestuurscomité bij. Deze persoon verzekert aldus de band tussen het controleorgaan en de beschermingsregeling.
3.2. Een ééngemaakte beschermingsregeling Het voornaamste kenmerk van de Belgische regeling is dat het om een ééngemaakte regeling gaat die dekking verleent zowel voor speciën als voor financiële instrumenten, ongeacht of deze tegoeden worden gehouden bij een kredietinstelling, een beursvennootschap of een vennootschap voor vermogensbeheer. De regeling functioneert, naargelang van de gedekte tegoeden, nu eens als depositobeschermingsregeling, dan eens als beschermingsregeling voor financiële instrumenten, telkens volgens regels eigen aan de betrokken tegoeden.
12
3.3. Aanleiding tot een interventie De regeling komt tussen in geval van deficiëntie van een kredietinstelling, een beursvennootschap of een vennootschap voor vermogensbeheer, wanneer zo'n kredietinstelling of vennootschap: - failliet verklaard werd, of - een verzoek heeft ingediend tot gerechtelijk akkoord, of - gedagvaard werd voor een gerechtelijk akkoord, of - wanneer zij, gezien haar financiële positie, niet in staat is de deposito's of financiële instrumenten terug te betalen, te leveren of terug te geven en zij dit ook niet zal kunnen binnen afzienbare termijn; deze vaststelling wordt gedaan door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen die dit ter kennis brengt van het Beschermingsfonds.
3.4. Bedrag van de tegemoetkomingen De tegemoetkoming van het Beschermingsfonds bedraagt per cliënt maximaal € 20.000 (BEF 806.798) voor deposito's en gelijkgestelde tegoeden, en maximaal € 20.000 (BEF 806.798) voor financiële instrumenten. Deze tegemoetkomingen zijn cumuleerbaar, zodat het maximumbedrag van de dekking tot € 40.000 (BEF 1.613.596) kan oplopen, al naargelang de aard en het bedrag van de tegoeden die een cliënt aan eenzelfde instelling heeft toevertrouwd. Tot 31 december 1999 waren de bedragen van € 20.000 beperkt tot € 15.000 (BEF 605.099). 3.5. Tegoeden gedekt door de beschermingsregeling De regeling dekt, in het kader van de depositobescherming, (a) de terugbetaalbare deposito's bij kredietinstellingen, alsook bancaire schuldvorderingsbewijzen, die dergelijke deposito's vertegenwoordigen (obligaties, kasbons, depositocertificaten, ...), wanneer zij uitgedrukt zijn in euro of in de munt van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte; alleen bancaire schuldvorderingsbewijzen die op naam zijn gesteld, op een rekening zijn geplaatst of in open bewaargeving worden gehouden bij de uitgevende instelling vallen onder de dekking; (b) deposito's bij kredietinstellingen en beursvennootschappen die bestemd zijn voor de verwerving van financiële instrumenten of voor terugbetalingen, om het even in welke munt ze zijn uitgedrukt. De regeling dekt, in het kader van de bescherming van de financiële instrumenten, de financiële instrumenten die een kredietinstelling of een beursvennootschap, wegens haar deficiëntie, niet kan leveren of teruggeven aan de rechtmatige eigenaar.
13
Bepaalde categorieën van schuldvorderingen komen niet in aanmerking voor tegemoetkoming door het Beschermingsfonds. Deze uitsluitingen betreffen, in hoofdzaak, de openbare, institutionele en professionele beleggers, de grote bedrijven, alsook bepaalde beleggers die op een of andere wijze banden hebben met de deficiënte onderneming (bestuurders, aandeelhouders, commissaris-revisoren, verbonden vennootschappen, ...), of die door hun gedrag hebben bijgedragen tot de deficiëntie. Voor meer informatie over de aard van de terugbetaalbare deposito's en de vergoedbare financiële instrumenten en over de modaliteiten van terugbetaling of vergoeding, wordt verwezen naar de Mededeling gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 25 februari 1999 (bijlage 2, pagina 45).
3.6. Indeplaatsstelling van het Beschermingsfonds De betalingen die het Beschermingsfonds uitkeert uit hoofde van de depositobescherming of uit hoofde van de bescherming van de financiële instrumenten, brengen de indeplaatsstelling van het Beschermingsfonds met zich mee in de vorderings- en revindicatierechten van de persoon die de tegemoetkoming genoten heeft. Deze indeplaatsstelling is wettelijk geregeld. In geval van gedeeltelijke schadeloosstelling oefent het Beschermingsfonds, in afwijking van artikel 1252 van het Burgerlijk Wetboek, zijn rechten uit in gelijke rang met de oorspronkelijke schuldeiser.
3.7. Grenzen aan de tegemoetkomingen van het Beschermingsfonds Er bestaat geen absolute grens voor het totale bedrag van de uitbetalingen per deficiëntie van een instelling of vennootschap. De cliënten van deze instellingen en vennootschappen hebben dan ook, voorzover ze voldoen aan alle vereisten, een onvoorwaardelijk recht op een uitbetaling of een vergoeding. De mogelijkheid bestaat evenwel om de betaling van de tegemoetkomingen in de tijd te spreiden, in de uitzonderlijke hypothese dat het totaalbedrag van de uit te keren betalingen de beschikbare middelen van het Beschermingsfonds zou overschrijden. De tegemoetkomingen of het resterend bedrag ervan worden dan, in zo'n geval, uitbetaald naarmate dat de financiële middelen van de regeling terug aangevuld worden.
3.8. Preventieve interventies De nieuwe regeling kan, zoals de voorgaande regelingen, preventief tussenkomen binnen de grenzen van haar beschikbare middelen ten einde de vereffening, de sanering of de overname te bewerkstelligen van een kredietinstelling, een beursvennootschap of een vennootschap voor vermogensbeheer. Een preventieve tegemoetkoming kan verleend worden wanneer het Bestuurscomité van het Beschermingsfonds van oordeel is 14
dat een dergelijke tegemoetkoming minder duur uitvalt dan een tegemoetkoming ingevolge faillissement of dat het, in het algemeen belang van het munt- en kredietwezen of van de financiële markten, aangewezen is om het risico van een deficiëntie te voorkomen. Een dergelijke beslissing moet genomen worden door het Bestuurscomité bij stemming met bijzondere meerderheid. 3.9. Regime van de in België gevestigde bijkantoren De in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap, kunnen zich aansluiten bij de Belgische beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten ten einde de dekking van de beschermingsregelingen van hun lidstaat van herkomst aan te vullen als deze lager is dan de dekking van de Belgische regeling. De in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een staat die geen lidstaat is van de Europese Gemeenschap, hebben de verplichting zich aan te sluiten bij de Belgische regeling wanneer de regelingen van hun land van herkomst geen dekking bieden die evenwaardig is aan de Belgische regeling.
3.10. Financiering De betaling van de tegemoetkomingen veroorzaakt door de deficiëntie van de kredietinstellingen en de beursvennootschappen valt ten laste van een interventiereserve die de middelen overnam van de vorige depositobeschermingsregelingen en aangevuld werd met een inbreng van € 12,4 miljoen (BEF 500 miljoen) afkomstig van de vorige beleggersbeschermingsregeling. De interventiereserve wordt gespijsd door de jaarlijkse bijdragen van de kredietinstellingen en van de beursvennootschappen. Deze jaarlijkse bijdragen worden deels berekend op het zakencijfer, zonder renteresultaat, van de betrokken instellingen en vennootschappen, en deels op het bedrag van hun verbintenissen (deposito's en financiële instrumenten).
3.11. Vennootschappen voor vermogensbeheer De regeling dekt de verbintenissen van de vennootschappen voor vermogensbeheer, zonder evenwel hun cliënten iedere verantwoordelijkheid te ontnemen. Vandaar dat de dekking beperkt is tot de tegoeden die cliënten te goeder trouw aan deze vennootschappen toevertrouwden, zonder weet te hebben van het verbod voor deze vennootschappen om deposito's te ontvangen of om financiële instrumenten voor rekening van hun cliënten aan te houden.
15
De vennootschappen voor vermogensbeheer dragen niet bij tot de financiering van de interventiereserve omwille van de bijzondere aard van het risico waardoor dekking verleend wordt. De betaling van de eventuele financiële tegemoetkomingen veroorzaakt door de deficiëntie van een dergelijke vennootschap wordt voorgeschoten door het Beschermingsfonds. De tegemoetkomingen die aldus effectief gedragen werden door het Beschermingsfonds worden terugbetaald aan het Beschermingsfonds door de vennootschappen voor vermogensbeheer door middel van jaarlijkse bijdragen.
3.12. Vennootschappen voor de plaatsing van orders in financiële instrumenten De wet van 10 maart 1999 voerde een nieuwe categorie van beleggingsondernemingen in. De vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten zullen zich moeten aansluiten bij de beschermingsregeling van zodra deze verplichting ingesteld zal zijn door een koninklijk besluit, dat thans in voorbereiding is. De wijze van hun deelname aan het Beschermingsfonds zal overeenstemmen met deze van de vennootschappen voor vermogensbeheer (zie vorig punt) met wie deze vennootschappen een afzonderlijke en solidaire categorie zullen vormen op het gebied van de financiering van eventuele schadegevallen. De schadedekking zal dus eveneens beperkt zijn tot tegoeden die cliënten hen te goeder trouw hebben toevertrouwd zonder weet te hebben van het verbod dat voor deze vennootschappen geldt om deposito's te ontvangen, of om financiële instrumenten voor rekening van hun cliënten aan te houden.
3.13. Opheffing van het non-exportbeding De Europese richtlijnen stellen dat de verbintenissen van bijkantoren gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap gedekt zijn door de beschermingsregeling van het land van herkomst. De verscheidenheid van de regelingen in de landen van de Europese Gemeenschap die mogelijk is door het feit dat de richtlijnen voorzien in een minimale harmonisering, kunnen evenwel leiden tot concurrentieverstoring. Ter vermijding hiervan werd een tijdelijke afwijking ingelast, genaamd het non-exportbeding, waarbij de dekking die een lidstaat verleent aan genoemde bijkantoren niet hoger of uitgebreider mag zijn dan de maximale dekking die geboden wordt in het land van vestiging. De Commissie van de Europese Gemeenschap heeft het niet nodig geacht een voorstel van richtlijn voor te leggen aan het Europees Parlement en de Raad met het oog op de verlenging van de geldigheidsduur van het non-exportbeding dat bijgevolg vanaf 1 januari 2000 is opgeheven.
16
Beheer van het Beschermingsfonds in 1999
4. Administratief beheer van het Beschermingsfonds in 1999
4.1. Deelnemers aan het Beschermingsfonds De wetgeving i.v.m. de beschermingsregeling is van toepassing op de kredietinstellingen en op bepaalde categorieën van beleggingsondernemingen aangeduid bij koninklijk besluit, t.w. de beursvennootschappen en de vennootschappen voor vermogensbeheer. Alle kredietinstellingen, beursvennootschappen en vennootschappen voor vermogensbeheer naar Belgisch recht nemen verplicht deel aan de beschermingsregeling. In toepassing van de Europese richtlijnen, moeten bijkantoren in België van kredietinstellingen en van beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een lidstaat van de Europese Gemeenschap deelnemen aan de beschermingsregeling van het land van herkomst. Deze bijkantoren kunnen evenwel de waarborgen van de regeling van het land van herkomst aanvullen, indien de regeling van het land van vestiging gunstiger is. Het protocol van 12 februari 1999 voorziet eveneens de toetreding tot de Belgische regeling van deze bijkantoren, wanneer zij in het land van herkomst niet over een voldoende dekking kunnen beschikken omdat de Europese richtlijn nog niet werd omgezet in hun nationaal recht. Wat de bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen betreft die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap, zijn alle in België gevestigde bijkantoren toegetreden tot de regeling. Hierna volgt een overzicht van de aangesloten instellingen op 31 december 1999, vergeleken met de toestand einde vorig jaar bij het HWI en het CIF. Een volledige lijst met deelnemers bevindt zich in bijlage bij dit verslag (blz. 50).
17
Aantal deelnemers aan de beschermingsregeling op 31.12.98
op 31.12.99
Kredietinstellingen Instellingen naar Belgisch recht
74
81
45
50
spaarbanken
26
29
effectenbanken Bijkantoren van een niet-lidstaat
Beursvennootschappen Vennootschappen naar Belgisch recht Bijkantoren van een lidstaat
Vennootschappen voor vermogensbeheer Totaal aantal deelnemers 2
95
banken
Bijkantoren van een lidstaat
1
1
88
3
2 –
–
14
14
50
57 2
49
56
1
1
25
–
163
152
deelnemers aan de depositobeschermingsregeling georganiseerd door het HWI deelnemers aan de beleggersbeschermingsregeling georganiseerd door het CIF
4.2. Nieuwe interventie in 1999 Ingevolge de bekentenis van de staking van betaling gedaan bij de Griffie van de Rechtbank van Koophandel van Brussel, werd de beursvennootschap Logé & Associés failliet verklaard op 27 december 1999. Voorheen had het Beschermingsfonds een aanvraag om preventieve tegemoetkoming onderzocht die zou leiden tot de geordende vereffening van de beursvennootschap waar fraude ten nadele van de cliënten was vastgesteld. Het Beschermingsfonds was bereid een preventieve interventie te verlenen binnen bepaalde grenzen en gekoppeld aan bepaalde voorwaarden. Het vereffeningsplan, waarvan het voorstel tot preventieve interventie deel uitmaakte, kon evenwel niet gerealiseerd worden. De faillietverklaring van de beursvennootschap vormde bijgevolg het feit dat automatisch de tegemoetkomingsprocedure van het Beschermingsfonds in werking stelde. Het Beschermingsfonds voldeed vervolgens aan zijn verplichting om de termijnen voor de indiening van de tegemoetkomingsaanvragen en de vooropgestelde termijnen voor de uitbetalingen van de tegemoetkomingen bekend te maken in het Belgisch Staatsblad. Daarnaast heeft het Beschermingsfonds ook iedere cliënt van de failliete beursvennootschap over zijn mogelijke tussenkomst ingelicht en hem de nodige formulieren opgezonden, alsook de tekst van de Mededeling (B.S. van 25 februari 1999) die de tegemoetkomingsmodaliteiten bevat. De termijn voor de indiening van tegemoetkomingsaanvragen loopt tot 29 februari 2000 voor wat de deposito's van gelden betreft die gehouden werden bij de beursvennootschap en bestemd waren voor de verwerving van financiële instrumenten of voor terugbetalingen en tot 31 mei 2000 voor de financiële instrumenten die de gefailleerde vennootschap niet zal kunnen leveren of teruggeven.
18
Gezien de aanleiding tot de tegemoetkoming zich situeert op 27 december 1999, zijn de maximumbedragen van de vergoedingen van het Beschermingsfonds beperkt tot € 15.000 (zie hiervoor 3.4). 4.3. Overname van de vorige depositobeschermingsregeling In het raam van de overname van de rechten en verbintenissen van de vorige depositobeschermingsregeling, zette het Beschermingsfonds de opvolging voort van het dossier van de Bank Max Fischer, failliet verklaard begin 1997. In de jaren 1997 en 1998 werden 657 tegemoetkomingsaanvragen gunstig beantwoord voor een totaalbedrag van ongeveer € 5 miljoen (BEF 203 miljoen). Meer dan 100 aanvragen werden geweigerd, omdat deze betrekking hadden op tegoeden uitgedrukt in een munt die niet door de beschermingsregeling is gedekt. Sommige van deze deposanten hebben een geding ingespannen, dat hangende is voor de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel. Het beheer in 1999 betrof enerzijds de opvolging van dit rechtsgeding, en anderzijds de recuperatie van een faillissementsdividend bij de curatele op grond van de indeplaatsstelling van het Beschermingsfonds in de rechten van terugbetaalde deposanten.
4.4. Overname van het CIF In het raam van de overname van de rechten en de verbintenissen van de vorige regeling voor beleggersbescherming, zette het Beschermingsfonds het beheer van de interventiedossiers van het CIF verder. Dit beheer bestaat uit 3 luiken : - de schadeloosstelling van beleggers De tegemoetkomingsprocedure die in 1998 gestart werd n.a.v. het faillissement van de beursvennootschap G.C.V. Goethals & C° werd verdergezet in 1999. In totaal werden 188 tegemoetkomingsaanvragen ingediend. Aan 113 aanvragen werd een gunstig gevolg gegeven voor een totaalbedrag van € 1.352.586,77 (BEF 54,6 miljoen). Verscheidene aanvragen werden geweigerd, voornamelijk omdat deze betrekking hadden op een vennootschap waarmee de gefailleerde beursvennootschap banden had, maar waarvan de verbintenissen niet onder de dekking van de beschermingsregeling vielen. Voor andere dossiers is het onderzoek van het Beschermingsfonds opgeschort in afwachting van de aanvaarding van de schuldvordering in het passief van het faillissement, wat een voorafgaandelijke vereiste is voor het recht op tegemoetkoming. Het Beschermingsfonds ging tevens over tot uitbetalingen voor een bedrag van € 204.258,16 (BEF 8,2 miljoen) in enkele andere tegemoetkomingsdossiers die het overnam van het CIF. De uitbetalingen volgden op de aanvaarding van de betrokken schuldvordering in het passief van het faillissement. 19
- de terugwinning van schuldvorderingen Tijdens het jaar 1996 werd vanwege het CIF een preventieve interventie gevraagd door het college van vereffenaars van een beursvennootschap wiens vergunning was ingetrokken. Deze preventieve tussenkomst moest de geordende vereffening van de verbintenissen van deze vennootschap mogelijk maken. Er werd besloten preventief tussen te komen binnen de perken en voorwaarden die golden in geval van tegemoetkoming na faillissement of gerechtelijk akkoord. Dankzij een nauwe samenwerking met het college van de vereffenaars, werden bijna alle dossiers afgesloten tijdens het jaar 1997. Een totaalbedrag van € 742.471,42 (BEF 30 miljoen) werd uitbetaald als schadevergoeding. Het Beschermingsfonds, dat in de rechten van de schadeloosgestelde schuldeisers treedt, ontving vanwege het college van de vereffenaars een vereffeningsdividend waarvan het bedrag overeenstemde met dit van zijn uitbetaalde vergoedingen. Het saldo van zijn tussenkomst werd hierdoor tot nul herleid. - het beheer van de geschillen Het Beschermingsfonds nam eveneens het beheer over van de rechtszaken die ingespannen werden tegen het CIF, met inbegrip van de rechtszaken die het CIF destijds zelf overgenomen had van de Waarborgkas van de Wisselagenten (CGW). Een twintigtal van deze hangende rechtszaken houdt verband met het faillissement van wisselagent D. Bernaerts, uitgesproken in 1989. Het CIF weigerde een tegemoetkoming te verlenen voor de speciën die geen band met de normale beroepsactiviteit van wisselagent vertoonden o.m. gezien de abnormale lange duur dat deze speciën op rekening stonden zonder dat er regelmatige verrichtingen met roerende waarden mee werden uitgevoerd. Bovendien werd aan deze speciën een vergoeding toegekend berekend tegen een rentevoet hoger dan de marktrente. Meerdere cliënten klaagden de ongegrondheid van deze weigering aan en sommige betwistingen mondden uit in een rechtsgeding. De vooruitgang gedurende het jaar 1999 in deze rechtszaken is gering. Negen zaken zijn nog hangende voor de Rechtbank van Eerste Aanleg; er werd geen enkel vonnis geveld in 1999. Negen andere zaken bevinden zich op het niveau van het Hof van Beroep; voor één zaak wordt een arrest verwacht; de acht andere zaken werden op een wachtlijst geplaatst en zullen automatisch vastgesteld worden van zodra de door de wet opgelegde reorganisatie van de zittingsrollen beëindigd zal zijn (in toepassing van de wet van 9 juli 1997 houdende maatregelen ten einde de gerechtelijke achterstand weg te werken bij de Hoven van Beroep).
20
De afloop van deze geschillen heeft een belangrijke impact op de uiteindelijke tegemoetkoming ten gunste van de cliënten-schuldeisers van genoemd faillissement. De toenmalige reglementering van de CGW voorzag in de volledige schadeloosstelling van de beleggers voor zover de middelen die volgens de statutaire bepalingen hieraan besteed konden worden volstonden. Wanneer het vergoedbare passief deze beschikbare middelen overschreed, diende een evenredige vermindering te gebeuren. De middelen die het CIF kon besteden aan de vergoeding van cliënten die schuldeiser waren van dit faillissement bedroegen BEF 379 miljoen en stelden het in staat een schadeloosstelling toe te kennen van 50 % (met een minimum van BEF 250.000) aan de cliënten met een onbetwiste vordering. De eventuele toekenning van een bijkomende vergoedingschijf aan deze cliënten, is afhankelijk van het saldo van de middelen dat slechts definitief bepaald zal kunnen worden nadat de Rechtbanken zich zullen hebben uitgesproken over de hangende geschillen. Een zelfde situatie doet zich voor in de twee daaropvolgende faillissementen die nog onder de reglementering van de CGW vallen, zijnde de faillissementen J. Bogers & Cie en L. Binard - D. Liénart & Cie, beiden uitgesproken in 1990. De cliënten van deze wisselagenten ontvingen eveneens een gereduceerde vergoeding daar het totaal van hun vorderingen hoger lag dan het bedrag van de middelen die volgens de statuten aan de schadeloosstelling kon besteed worden. Ook in het kader van deze faillissementen zijn er rechtsgedingen hangende waarvan de afloop bepalend is voor het toekennen van een bijkomende vergoeding. Het Beschermingsfonds is zich bewust van de onzekere toestand waarin de niet volledig vergoede cliënten van de hierboven vermelde faillissementen zich, sinds een ruim aantal jaren, bevinden. Het Beschermingsfonds zal in 2000 bijzondere aandacht schenken aan deze kwestie en zal onderzoeken of hieraan verholpen kan worden. Volledigheidshalve wordt vermeld dat er andere rechtszaken hangende zijn tegen het Beschermingsfonds (als rechtsopvolger van het CIF, dat zelf rechtsopvolger was van de CGW) met name in de faillissementen G. Meekels (uitgesproken in 1988), Defever Securities (uitgesproken in 1995) en Goethals & C° (uitgesproken in 1997).
21
4.5. Inning van de bijdrage 1999 De deelnemers aan de beschermingsregeling werden in de loop van de maand september uitgenodigd hun bijdrage te storten voor het jaar 1999. Elke kredietinstelling en elke beursvennootschap is een bijdrage verschuldigd die opgesplitst wordt in drie luiken: - een bijdrage voor het algemeen risico die 0,7 % bedraagt van het bankproduct zonder het renteresultaat; - een bijdrage die 0,175 ‰ bedraagt van de deposito's die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming; - een bijdrage die 0,1 ‰o bedraagt van de financiële instrumenten gehouden voor rekening van derden. De totale bijdrage van de kredietinstellingen voor het jaar 1999 bedraagt € 34,6 miljoen (BEF 1.396 miljoen). Er weze aan herinnerd dat de totale bijdrage betaald aan de voormalige beschermingsregeling voor het jaar 1998 (0,20 ‰ van de vergoedbare deposito's) € 31,8 miljoen (BEF 1.283 miljoen) bedroeg. De totale bijdrage van de kredietinstellingen is daarmee gestegen met ongeveer 9 % in vergelijking met 1998: de verlaging van 0,20 ‰ naar 0,175 ‰ van het bijdragepercentage toepasselijk op de deposito's die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming (waarvan het bedrag quasi onveranderd gebleven is over de twee jaren) wordt ruimschoots gecompenseerd door de impact van de uitbreiding van de dekking van de beschermingsregeling tot de financiële instrumenten. De totale bijdrage van de beursvennootschappen voor het jaar 1999 bedraagt € 1,2 miljoen (BEF 50 miljoen), daar waar de totale bijdrage betaald aan de vorige beschermingsregeling voor het jaar 1998 (0,75 % van het zakencijfer van de eerste drie trimesters) € 2 miljoen (BEF 80 miljoen) bedroeg. De vermindering van de totale bijdrage van de beursvennootschappen is het resultaat van verschillende factoren waaronder de terugloop van het aantal beursvennootschappen nadat sommigen het statuut van bank of effectenbank hebben aangenomen. De bijdragen voor het jaar 1999 die aan het Beschermingsfonds gestort werden, bedroegen in totaal € 35,8 miljoen (BEF 1.444 miljoen) en werden bijgeschreven in de Interventiereserve, die bestemd is om eventuele toekomstige interventies te dekken ten voordele van deficiënte kredietinstellingen en beursvennootschappen. De vennootschappen voor vermogensbeheer tenslotte storten jaarlijks ieder € 123,95 (BEF 5.000) als bijdrage in de kosten voor het beheer van de beschermingsregeling. In 1999 werd een totaalbedrag van € 2.850,85 (BEF 115.000) gestort door deze vennootschappen.
22
5. Beschikbare middelen van het Beschermingsfonds Wat de financiële middelen van de beschermingsregeling betreft, zal het solidariteitsprincipe tussen de verschillende betrokken sectoren slechts spelen voor de fondsen ingebracht vanaf het jaar 1999. De vroegere reserves van elke sector werden weliswaar overgedragen naar het Beschermingsfonds, maar blijven er uitsluitend ter beschikking voor tussenkomsten in de eigen sector. Daarentegen zal de gemeenschappelijke reserve, die vanaf 1999 gevormd wordt door de bijdragen van zowel de kredietinstellingen als de beursvennootschappen, aangewend kunnen worden (na eerst de reserves te hebben gebruikt die ingebracht zijn door de betrokken sectoren vóór 1999) welke ook de aard is van de instelling waarvoor een tussenkomst vereist is. De Interventiereserve van het Beschermingsfonds wordt bijgevolg opgesplitst in verschillende compartimenten (zie tabel hierna).
Interventiereserve
(op 31 december 1999) in miljoenen €
Reserve ”Banken 1985 - 1994” liquiditeiten standby-lijnen
180,8
Reserve ”Kredietinstellingen 1995 - 1998” Speciale Staatswaarborg Reserve ”Inbreng van de beursvennootschappen” Gemeenschappelijke Reserve (vanaf 1999) Totale Interventiereserve
7.295
10,2
412
170,6
6.883
Reserve “Spaarbanken 1985 - 1994 standby-lijnen
in miljoenen BEF
14,2 14,2
572 572
128,–
5.162
74,4
3.000
8,4
339
40,4
1.631
446,2
17.999
De Reserve "Banken 1985-1994" is afkomstig van de beschermingsregeling die van kracht was tussen 1985 en 1994 en wordt in hoofdzaak gevormd door de bijdragen die de kredietinstellingen gestort hebben op niet-rentende zichtrekeningen geopend op naam van het Beschermingsfonds ("standby-lijnen"). Deze bedragen zullen in eerste instantie gebruikt worden wanneer een bank in gebreke blijft. Op dezelfde wijze is de Reserve "Spaarbanken 1985-1994" afkomstig van de beschermingsregeling die van kracht was tussen 1985 en 1994 en gevormd wordt door de bijdragen die de deelnemende spaarbanken gestort hebben op gelijkaardige zichtrekeningen. Deze bedragen zullen in eerste instantie gebruikt worden wanneer een spaarbank in gebreke blijft.
23
De middelen die gedurende bovenstaande beschermingsregelingen werden ingebracht zullen aan iedere instelling teruggestort worden op het moment dat de totale bijdrage van die instelling in de opeenvolgende beschermingsregelingen (na eventuele aftrek in geval van interventie) het plafond overschreden zal hebben dat overeenstemt met het zevenvoud van de bijdragen van de laatste drie jaar. De Reserve "Kredietinstellingen 1995-1998" is afkomstig van de beschermingsregeling die van kracht was tussen 1995 en 1998 en wordt gevormd door de jaarlijkse bijdragen die deze instellingen aan het HWI gestort hebben. Deze reserve zal pas aangesproken worden wanneer een bank of een spaarbank in gebreke blijft én nadat de overeenkomstige reserves (van ofwel bank, ofwel spaarbank) voortkomend van de voorgaande beschermingsregelingen (van kracht tussen 1985 en 1994), volledig opgebruikt zijn. Er wordt aan herinnerd dat vóór 1995 de passiva van openbare kredietinstellingen (OKI) en van vroegere openbare kredietinstellingen die geprivatiseerd werden, een algemene Staatswaarborg genoten middels betaling van een premie aan de Schatkist. In 1995 traden deze instellingen toe tot de depositobeschermingsregeling, die zijn oorsprong vond in de Europese richtlijn 94/19 en werd er progressief een einde gesteld aan deze Staatswaarborg. Ten einde het ontbreken van een inbreng door deze instellingen met middelen van een vroegere regeling op te vangen - wat wel het geval was voor de privé-kredietinstellingen - werd een tijdelijke speciale Staatswaarborg van € 74,4 miljoen (BEF 3 miljard) toegekend. Deze speciale waarborg zal worden aangewend in het geval dat een tussenkomst vanwege de depositobeschermingsregeling nodig zou zijn ingevolge de deficiëntie van één van de betrokken openbare kredietinstellingen. De wet van 17 december 1998 tot oprichting van de nieuwe beschermingsregeling heeft deze waarborg uitgebreid tot tegemoetkomingen in hoofde van de bescherming van financiële instrumenten. Na eventuele uitputting van deze waarborg, zal er een beroep gedaan worden op de middelen gevormd vanaf 1995 door de sector van de kredietinstellingen. De Staatswaarborg zal een einde nemen onder dezelfde voorwaarden als deze die voor de kredietinstellingen voorzien zijn voor de terugbetaling van hun tegoeden opgebouwd in het kader van de depositobeschermingsregelingen die van toepassing waren van 1985 tot 1994. De Reserve "Inbreng van de beursvennootschappen" wordt gevormd door een inbreng van een bedrag van € 12,4 miljoen (BEF 500 miljoen) en wordt in eerste instantie aangewend in geval van deficiëntie van een beursvennootschap. In 1999 werd een bedrag uit deze reserve gelicht om een specifieke voorziening aan te leggen die bestemd is om de kostprijs van de tussenkomst van het Beschermingsfonds te dekken, jegens de cliënten van de beursvennootschap Logé & Associés, failliet verklaard op 27 december 1999. Op basis van een voorzichtige raming en rekening houdend met de beschikbare informatie werd dit bedrag vastgelegd op € 4 miljoen (BEF 161 miljoen).
24
Op grond van het principe van eenmaking van de beschermingsregelingen voor deposanten en beleggers, ongeacht de aard van de tegoeden en ongeacht het statuut van de instelling aan wie de tegoeden werden toevertrouwd, worden de bijdragen vanaf het jaar 1999 gestort in een Gemeenschappelijke Reserve. Deze reserve zal aangewend worden, of het nu gaat om een deficiëntie van een kredietinstelling of een beursvennootschap, na volledige uitputting van de reserves die hierboven besproken werden en die toebehoren aan de sector waarin het geval van deficiëntie zich voordoet. De volgorde van aanwending van de Interventiereserve wordt op overzichtelijke wijze weergegeven in de hiernavolgende tabel :
Aanwending van de Interventiereserve in geval van deficiëntie van een kredietinstelling
Middelen afkomstig van de beschermingsregelingen van kracht tussen 1985 en 1994
van een ”OKI”
Speciale en tijdelijke Staatswaarborg
van een beursvennootschap
Inbreng afkomstig van de vorige beschermingsregeling voor de beleggers
Middelen afkomstig van de beschermingsregeling van kracht tussen 1995 en 1998
Gemeenschappelijke reserve gevormd door de financiële opbrengsten van de Interventiereserve en door de bijdragen gestort vanaf 1999
25
6. Financieel beheer van de tegoeden van het Beschermingsfonds in 1999
6.1. Grondbeginselen Het organisatiereglement, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 15 februari 1999, bepaalt dat, met uitzondering van de liquiditeiten nodig voor de werking van het Beschermingsfonds, de tegoeden voor minstens 75 % moeten belegd worden in schuldvorderingsbewijzen uitgegeven of gewaarborgd door een lidstaat van de Europese Gemeenschap (en bepaalde gelijkgestelde entiteiten) en het resterende saldo in andere financiële instrumenten (aandelen of obligaties genoteerd op een door de Europese Gemeenschap gereglementeerde markt, en bepaalde aandelen van gemeenschappelijke beleggingsinstellingen). Het Bestuurscomité bepaalt de richtlijnen voor de plaatsing van de middelen van het Fonds. De praktische uitvoering van het financieel beheer werd toevertrouwd aan een Beleggingscomité bestaande uit de Voorzitter van het Bestuurscomité, de Regeringscommissaris, de Secretarisgeneraal en de vertegenwoordigers van de kredietinstellingen en de beursvennootschappen. Dit Comité komt in principe maandelijks samen en beslist over de beleggingen conform de bepalingen van het organisatiereglement en de beslissingen of richtlijnen van het Bestuurscomité. Het Beleggingscomité brengt trimestrieel verslag uit van zijn activiteiten aan het Bestuurscomité dat te allen tijde kan tussenkomen en de beslissingen, genomen door het Beleggingscomité, kan corrigeren.
6.2. Beheer van de portefeuille Overeenkomstig de wet van 17 december 1998, werd op 15 februari 1999 de portefeuille met overheidsfondsen van het CIF alsook de portefeuille met overheidsfondsen die het HWI hield voor rekening van de depositobeschermingsregeling, overgedragen naar het Beschermingsfonds. Rekening houdend met het belangrijk bedrag aan middelen dat onmiddellijk opvorderbaar is in het geval dat een kredietinstelling in gebreke blijft, met name de standby-lijnen voortspruitend uit de beschermingsregelingen voor deposito's die van kracht waren tussen 1985 en 1994, heeft het Bestuurscomité beslist de duration van de portefeuille te verhogen. Daarenboven heeft het Bestuurscomité zich principieel akkoord verklaard met arbitrageverrichtingen die als doel hebben, de nadelige weerslag, verbonden aan de hoogrentende effecten overgenomen van het HWI en het CIF, te verzachten voor het Beschermingsfonds, wiens inkomsten uit interesten onderworpen zijn aan de roerende voorheffing.
26
De belegging van de diverse middelen van het Beschermingsfonds is als volgt onderverdeeld (in boekwaarde) : in miljoenen €
Investeringsportefeuille op 31.12.99
vastrentende effecten niet-vastrentende effecten
-Schatkistcertificaten -Staatsobligaties -Beveks
Totaal
%
27,154,6 22,5
13
204,1
100
op 15.02.99
21,2 134,3
76
-
11
155,5
Vastrentende effecten Een deel van de portefeuille is belegd in Schatkistcertificaten met looptijden van 1 maand tot 1 jaar. De obligaties bestaan haast uitsluitend uit OLO's. Er werden voor ongeveer € 139 miljoen effecten aangekocht als belegging van nieuwe beschikbare middelen (bijdragen aan de regeling en financiële opbrengsten van de belegging van de tegoeden), van het provenu van vervaldagen en van arbitrageverrichtingen. De gemiddelde duration van de portefeuille vastrentende effecten is gestegen tijdens de betrokken periode van 2,27 tot 3,72. De meer- of minderwaarden n.a.v. de arbitrageverrichtingen buiten beschouwing gelaten, bedraagt het brutorendement van de portefeuille op jaarbasis 4,32 %.
Niet-vastrentende effecten Wat de belegging in de financiële instrumenten andere dan schuldtitels van de Staat betreft, heeft het Bestuurscomité ingestemd met de aankoop van beveks met kapitalisatie binnen een absoluut plafond voor 1999 van € 25 miljoen. Het Beleggingscomité ging over tot de samenstelling van een portefeuille en baseerde zich hiervoor op criteria i.v.m. geografische en sectoriële spreiding, historisch rendement, volatiliteit, risico, beleggingspolitiek en beheerskosten. De aankoopwaarde van deze portefeuille bedroeg op 31 december 1999 € 22.460.087,25. De marktwaarde beliep € 26.862.579,25, of ongeveer 20 % boven de aankoopwaarde.
27
6.3. Samenstelling van de beleggingsportefeuille Vastrentende effecten op 31 december 1999 Benaming Schatkistcertificaten CT 453 CT 456 CT 460 CT 472 CT 476 CT 493
%
Vervaldag
nominale waarde in €
2,59 2,83 2,90 2,58 2,69 3,56
06-01-2000 27-01-2000 24-02-2000 18-05-2000 15-06-2000 12-10-2000 Subtotaal
11 000 000,00 6 000 000,00 3 000 000,00 4 300 000,00 1 600 000,00 1 400 000,00 27 300 000,00
Staatsobligaties OLO 287 OLO 285 Belg. Staat 271 OLO 273 OLO 294 OLO 286 OLO 288 OLO 292
4,00 5,00 6,25 6,50 4,75 6,25 5,75 3,75
22-01-2000 28-03-2001 15-03-2003 31-03-2005 28-09-2005 28-03-2007 28-03-2008 28-03-2009 Subtotaal Totaal
6 000 000,00 34 000 000,00 2 483 893,12 20 000 000,00 32 500 000,00 13 000 000,00 19 000 000,00 24 500 000,00 151 483 893,12 178 783 893,12
Niet-vastrentende effecten op 31 december 1999 Benaming globale fondsen Athena European Equity Cap. Fimif Equity Europe Cap. KBC Index Fund Europe Cap. Osiris European Equities Cap.
sectoriële fondsen Cordius Invest Euro Energy Cap. Cordius Invest Euro Services Cap. Fortis B Equity Consumer goods Europe Cap. Fortis B Equity Pharma Europe Cap. Fortis B Equity Technology Europe Cap. Fortis B Equity Telecom Europe Cap. KBC Equity Fund Utilities Cap.
28
aantal
Investeringsbedrag in €
5 100 875 20 400 3 700 Subtotaal
3 156 271,00 3 170 166,75 3 363 762,00 3 207 951,00 12 898 150,75
4 650 4 000 15 000 10 000 4 500 5 000 3 000 Subtotaal Totaal
1 441 326,50 1 359 680,00 1 960 150,00 1 309 100,00 740 700,00 1 314 100,00 1 436 880,00 9 561 936,50 22 460 087,25
Jaarrekening 1999
7. Verslag van het college van revisoren voorgesteld aan de Minister van Financiën Overeenkomstig de wettelijke en statutaire bepalingen, brengen wij u verslag uit over de uitvoering van de controleopdracht die ons werd toevertrouwd. Wij hebben de controle uitgevoerd van de jaarrekening, opgesteld onder de verantwoordelijkheid van het Directiecomité van het Beschermingsfonds, over het boekjaar afgesloten op 31 december 1999, met een balanstotaal van EUR 393.533 (000) en waarvan de resultatenrekening afsluit met een overschot van EUR 36.796 (000). Wij hebben eveneens de bijkomende specifieke controles uitgevoerd die door de wet zijn vereist. Verklaring zonder voorbehoud over de jaarrekening Onze controles werden verricht overeenkomstig de normen van het Instituut der Bedrijfsrevisoren. Deze beroepsnormen eisen dat onze controle zo wordt georganiseerd en uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat, rekening houdend met de Belgische wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften met betrekking tot de jaarrekening. Overeenkomstig deze normen hebben wij rekening gehouden met de administratieve en boekhoudkundige organisatie van het Beschermingsfonds, alsook met de procedures van interne controle. De verantwoordelijken van het Beschermingsfonds hebben onze vragen naar opheldering en inlichtingen duidelijk beantwoord. Wij hebben op basis van steekproeven de verantwoording onderzocht van de bedragen opgenomen in de jaarrekening. Wij hebben de waarderingsregels, de betekenisvolle boekhoudkundige ramingen die het Beschermingsfonds maakte en de voorstelling van de jaarrekening in haar geheel beoordeeld. Wij menen dat deze werkzaamheden een redelijke basis vormen voor het uitbrengen van onze mening. Bij afwezigheid van specifieke bepalingen werd de structuur van de jaarrekening van het Fonds aangepast aan de aard van zijn activiteiten, en refereert de terminologie naar de voorbereidende onderhandelingen die geleid hebben tot de oprichting van het Fonds bij wet van 17 december 1998. De toelichting bij de jaarrekening vermeldt dat de vorderingen van het Beschermingsfonds die voortspruiten uit de indeplaatsstelling van de deposanten en beleggers die het Fonds, of voorheen het HWI of het CIF, terugbetaalde of vergoedde, geboekt worden in de orderekeningen onder de rubriek "Indeplaatsstelling ingevolge tegemoetkomingen". Naar onze mening, rekening houdend met de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften en de verduidelijkingen vermeld in de twee vorige paragrafen, geeft de jaarrekening afgesloten op 31 december 1999 een getrouw beeld van het vermogen, van de financiële toestand en van de resultaten van het Beschermingsfonds en wordt een passende verantwoording gegeven in de toelichting. Bijkomende verklaringen Wij vullen ons verslag aan met de volgende bijkomende verklaringen die de draagwijdte van onze verklaring over de jaarrekening niet wijzigen: - de cijfermatige gegevens in het activiteitenverslag zijn in overeenstemming met de jaarrekening; - onverminderd formele aspecten van ondergeschikt belang, wordt de boekhouding gevoerd overeenkomstig de toepasselijke wettelijke bepalingen; - wij dienen u geen enkele verrichting of beslissing mede te delen, gedaan of genomen in overtreding met het wettelijk en reglementair kader van toepassing op het Beschermingsfonds voor Deposito’s en Financiële Instrumenten; - de voorgestelde resultaatverdeling is in overeenstemming met de afspraken tussen de sectoriële leden van het Beschermingsfonds. Brussel, 19 april 2000 Het College van Revisoren, Jean-Louis PRIGNON vennoot van DELOITTE & TOUCHE Bedrijfsrevisoren
Ludo DE KEULENAER vennoot van ARTHUR ANDERSEN Bedrijfsrevisoren
29
8. Balans en Resultatenrekening
BALANS (na resultaatverwerking) 31-12-1999 €
ACTIVA Beleggingsportefeuille Vastrentende effecten Niet-vastrentende effecten Vorderingen op ten hoogste één jaar Liquide middelen Rekening-courant Zichtrekeningen bij kredietinstellingen
Overlopende rekeningen totaal activa
Kapitaal Interventiereserve Reserve ”Banken 1985-1994” Reserve ”Spaarbanken 1985-1994” Reserve ”Kredietinstellingen 1995-1998” Reserve ”Inbreng Beursvennootschappen” Gemeenschappelijke Reserve Voorzieningen voor risico’s en kosten Voorzieningen voor tegemoetkomingen Voorzieningen van de kredietinstellingen Voorzieningen van de beursvennootschappen Schulden op ten hoogste één jaar Overlopende rekeningen totaal passiva
30
204 046 505,05 181 586 417,80 22 460 087,25
155 494 949,91 –
30 386,42
635 370,29
184 983 176,67 187 587,75 184 795 588,92
188 809 691,40 3 934 186,28 184 875 505,12
4 473 240,96
7 139 442,76
393 533 309,10
352 079 454,36
31-12-1999 €
PASSIVA
15-02-1999 € 155 494 949,91
15-02-1999 €
123 946,76
123 946,76
371 800 466,73 180 836 886,58 14 173 673,44 127 964 530,57 8 394 676,24 40 430 699,90
335 079 933,93 173 289 335,27 21 431 391,85 127 964 530,57 12 394 676,24
–
21 294 006,31 4 000 000,00 2 442 289,99 14 851 716,32
16 727 751,26
34 054,87
58 007,08
280 834,43
89 815,33
393 533 309,10
352 079 454,36
– 2 349 218,70 14 378 532,56
RESULTATENREKENING Ontvangen bijdragen bijdragen over 1999 andere Uitgevoerde tegemoetkomingen
€ 35 804 008,97 35 789 764,04 14 244,93
-1 556 844,93
Terugwinningen van schuldvorderingen Wijziging van de voorzieningen voor risico’s en kosten toevoegingen aanwendingen
746 056,80 -4 566 255,05 -6 123 099,98 1 556 844,93
Bedrijfskosten
-369 370,06
Financiële opbrengsten rente-opbrengsten meerwaarden
8 123 476,10 6 252 846,05 1 870 630,05
Financiële kosten minderwaarden andere kosten
-100 234,35 -65 548,47 -34 685,88
Belastingen
-1 284 597,32
Te bestemmen resultaat van het boekjaar
36 796 240,16
RESULTAATVERWERKING Toevoeging aan de Gemeenschappelijke Reserve van de bijdragen 1999 van de financiële opbrengsten
€ 40 430 699,90 35 789 764,04
Toevoeging aan de Reserve ”Banken 1985-1994” Aanwending van de Reserve ”Inbreng Beursvennootschappen”
4 640 935,86
365 540,26 -4 000 000,00 36 796 240,16
POSTEN BUITEN-BALANSSTELLING
€
Indeplaatsstelling ingevolge tegemoetkomingen
39 221 528,62
Ontvangen waarborgen
74 368 057,43
31
9. Toelichting
De jaarrekening van het Beschermingsfonds werd opgesteld overeenkomstig de principes van de boekhoudwet van 17 juli 1975 en van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 m.b.t. de jaarrekening van de ondernemingen. Gezien de specifieke activiteit van het Beschermingsfonds, werd er bovendien voor geopteerd om bepaalde waarderingsprincipes toe te passen die gelden in de sector van de kredietinstellingen, meer bepaald wanneer het gaat om de waardering van de financiële activa en van de rechten en verbintenissen die verband houden met de tegemoetkomingsdossiers van het Beschermingsfonds. De benaming van sommige posten werd eveneens aangepast ten einde de leesbaarheid van de jaarrekening te verhogen. De jaarrekening opgesteld op 31 december 1999 wordt vergeleken met de toestand op 15 februari 1999, datum van oprichting van het Beschermingsfonds. Op deze datum heeft het Beschermingsfonds de rechten en verplichtingen van het HWI op het gebied van de depositobescherming overgenomen, alsook alle rechten en verplichtingen van het CIF. De bedragen die op deze datum geboekt werden in de rekeningen van het Beschermingsfonds stemmen dus overeen met de bedragen op de boekhoudrekeningen van het HWI die verband hielden met de depositobescherming en met de bedragen in de boekhouding van het CIF zoals die werden vastgelegd en goedgekeurd door de Raad van Bestuur van deze instelling op het ogenblik van haar vereffening.
BALANS (na resultaatverwerking) Beleggingsportefeuille Vastrentende effecten De vastrentende effecten worden gewaardeerd volgens de principes die gelden voor de beleggingsportefeuille van de kredietinstellingen. Op het ogenblik van de aankoop worden de effecten geboekt tegen aanschaffingsprijs en vervolgens gewaardeerd op basis van hun actuarieel rendement. De geprorateerde agio's of disagio's t.o.v. de terugbetalingswaarde worden gelijkgesteld met rente-opbrengsten. Het overzicht van deze portefeuille, samengesteld uit lineaire obligaties en schatkistcertificaten, wordt gegeven op blz. 28 van dit verslag. De marktwaarde van de portefeuille op 31 december 1999 bedraagt € 177.461.595,78, wat een negatief verschil van € 4.124.822,02 vertegenwoordigt vergeleken met de boekwaarde.
32
Niet-vastrentende effecten De niet-vastrentende effecten worden in de balans geregistreerd tegen aanschaffingswaarde. Indien de inventariswaarde op 31 december lager is, worden waardeverminderingen geboekt, die bij een latere stijging van de inventariswaarde worden teruggenomen.
Het overzicht van de portefeuille met beveks die onder deze rubriek geboekt staat, bevindt zich op blz. 28 van dit verslag. De marktwaarde van de portefeuille bedroeg op 31 december 1999 € 26.862.579,25, wat een positief verschil van € 4.402.492,00 inhoudt vergeleken met de boekwaarde. Er dienden bijgevolg geen waardeverminderingen te worden geboekt.
Liquide middelen - zichtrekeningen bij de kredietinstellingen Het gaat om renteloze zichtrekeningen geopend op naam van het Beschermingsfonds bij kredietinstellingen. Op deze rekeningen staan de bijdragen van de kredietinstellingen die deelnamen aan de depositobeschermingsregelingen die van kracht waren van 1985 tot 1994 (zie blz. 23).
Kapitaal Het Beschermingsfonds ontving een kapitaaldotatie van € 123.946,76 die onttrokken werd aan het aandeel van de reserves van het HWI die aan de Staat toekomen n.a.v. de vereffening van deze instelling.
Interventiereserve De Interventiereserve bevat de middelen waarover het Beschermingsfonds beschikt om tegemoetkomingen te verlenen n.a.v. deficiënties van kredietinstellingen en beursvennootschappen die zich in de toekomst zouden voordoen. Deze reserve is onderverdeeld in verschillende compartimenten die aangewend zullen worden naargelang het statuut van de deficiënte instelling waarvoor een interventie nodig is. Het hoofdstuk van dit verslag dat gewijd is aan de middelen van het Beschermingsfonds bespreekt de diverse rubrieken van deze reserve en hun eventuele aanwending (zie blz. 23).
33
De samenstelling van de Interventiereserve is als volgt: - middelen afkomstig van de depositobeschermingsregelingen van kracht van 1985 tot 1994
€ 195 010 560,02
- middelen afkomstig van de depositobeschermingsregeling van kracht van 1995 tot 1998
€ 127 964 530,57
- middelen afkomstig van de vorige regeling voor de schadeloosstelling van beleggers
€ 8 394 676,24
- middelen van de nieuwe beschermingsregeling van kracht sinds 1999
€ 40 430 699,90 €
371 800 466,73
Voorzieningen voor risico's en kosten Deze post bevat : - een voorziening van € 4.000.000 tot dekking van eventuele tegemoetkomingen in het kader van het faillissement van de beursvennootschap Logé & Associés dat zich eind 1999 voordeed; - diverse voorzieningen, voor samen € 2.442.289,99 tot dekking van verbintenissen die overgenomen werden van het HWI en die betrekking hebben op interventiedossiers voor kredietinstellingen; - diverse voorzieningen, voor een totaalbedrag van € 14.851.716,32, tot dekking van eventuele tegemoetkomingen ten gunste van beleggers die een aanvraag tot schadeloosstelling hebben gericht aan het CIF (en voorheen aan de CGW) in het kader van interventiedossiers voor wisselagenten en beursvennootschappen waarvan de deficiëntie zich voordeed vóór 15 februari 1999. Deze aanvragen tot schadeloosstelling zijn in behandeling of werden geweigerd. Meerdere beslissingen tot weigering werden betwist en gaven aanleiding tot rechtszaken (zie blz. 20).
Overige posten De vorderingen en schulden op ten hoogste één jaar vermelden respectievelijk de diverse debiteuren en crediteuren. De overlopende rekeningen bevatten op de activazijde de gelopen en niet ontvangen interesten op de beleggingen in vastrentende effecten en op de passivazijde de geprorateerde kosten.
34
RESULTATENREKENING Ontvangen bijdragen Het betreft de jaarlijkse bijdragen die gestort werden door de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen voor het jaar 1999 (zie blz. 22) alsook een saldo van bijdragen verschuldigd aan de vorige vergoedingsregeling voor beleggers.
Uitgevoerde tegemoetkomingen De terugbetalingen en schadeloosstellingen door het Beschermingsfonds aan deposanten en beleggers van ingebreke gebleven kredietinstellingen en beursvennootschappen worden gedurende het jaar van de storting integraal ten laste van de resultatenrekening gebracht. In 1999 hielden deze uitbetalingen enkel verband met tegemoetkomingsdossiers overgenomen van het CIF. Het betrof voornamelijk schadeloosstellingen in het kader van het faillissement van de beursvennootschap Goethals & C° (zie blz. 19).
Terugwinningen van schuldvorderingen De terugbetalingen en schadeloosstellingen waarvan hierboven sprake brengen de indeplaatsstelling mee van het Beschermingsfonds in de rechten van de terugbetaalde of vergoede schuldeisers. Vermits de impact van de indeplaatsstelling onzeker is en moeilijk te becijferen op het ogenblik van de uitbetaling van de tegemoetkoming worden eventuele terugwinningen slechts geboekt op het ogenblik van hun inning. Het bedrag geboekt onder deze rubriek stemt overeen met de terugwinningen in 1999 van uitbetalingen in het kader van vroegere tussenkomsten (zie blz. 20).
Wijziging van de voorzieningen voor risico's en kosten De wijziging van de voorzieningen voor risico's en kosten is de resultante van verschillende bewegingen. Enerzijds werden de voorzieningen toebehorend aan de sector van de beursvennootschappen aangewend ten belope van € 1.556.844,93 als dekking van de in 1999 uitgevoerde tegemoetkomingen ten gunste van deze sector (zie hoger).
35
Anderzijds werd een totaalbedrag van € 6.123.099,98 toegevoegd aan de voorzieningen. Dit bedrag is als volgt omgedeeld : - een voorziening van € 4.000.000 werd aangelegd tot dekking van de tegemoetkomingen i.v.m. het faillissement van de beursvennootschap Logé & Associés, dat plaatsgreep in 1999; - de terugwinnningen waarvan sprake in vorige rubriek (€ 746.056,80) werden opnieuw toegevoegd aan de voorzieningen van de betrokken sectoren; - de voorzieningen van de sector van de kredietinstellingen en van de sector van de beursvennootschappen werden verhoogd in 1999 met de opbrengst van hun belegging (respectievelijk € 89.485,91 en € 1.287.557,27).
Bedrijfskosten Deze rubriek bevat de vergoeding verschuldigd aan de NBB voor het administratief beheer van het Beschermingsfonds (€ 271.250,00) en diverse werkingskosten (€ 98.120,06).
Financiële opbrengsten De rente-opbrengsten zijn de interesten en gelijkgestelde opbrengsten van de portefeuille vastrentende effecten (€ 6.078.787,24), van de bankdeposito's (€ 144.063,17) en van de rekening-courant (€ 29.995,64). Verder werden er voor € 1.870.630,05 meerwaarden geboekt naar aanleiding van verkopen van vastrentende effecten in het kader van arbitrageverrichtingen (zie blz. 26).
Financiële kosten Er werden voor € 65.548,47 minderwaarden geboekt naar aanleiding van de hierboven vermelde arbitrageverrichtingen. De andere kosten houden voornamelijk verband met provisies betaald voor de verwerving van niet-vastrentende effecten.
Belastingen Onder deze rubriek staat de roerende voorheffing vermeld die ingehouden werd op de ontvangen interesten uit de beleggingen.
* *
36
*
RESULTAATVERWERKING Het te verwerken resultaat van het boekjaar bedraagt € 36.796.240,16. Overeenkomstig de beschikkingen van het protocol van 12 februari 1999 afgesloten met de kredietinstellingen en de beursvennootschappen, werd het resultaat als volgt verwerkt. Toevoeging aan de Gemeenschappelijke Reserve
€ 40.430.699,90
- de bijdragen gestort door kredietinstellingen en beursvennootschappen in 1999 worden toegevoegd aan de Gemeenschappelijke Reserve (€ 35.789.764,04) - de financiële opbrengsten voortspruitend uit de belegging van de middelen van de Interventiereserve (met uitzondering van de Reserve "Inbreng van de beursvennootschappen") worden toegevoegd aan de Gemeenschappelijke Reserve (€ 4.640.935,86)
Toevoeging aan de Reserve "Banken 1985-1994"
€ 365.540,26
- de financiële opbrengsten voortspruitend uit de belegging van de middelen voortkomend van de depositobeschermingsregeling van kracht van 1985 tot 1994 voor de banken, worden toegevoegd aan de Reserve "Banken 1985-1994"
Aanwending van de Reserve "Inbreng van de beursvennootschappen"
€ - 4.000.000,00
- de modaliteiten van aanwending van de Interventiereserve stipuleren dat de reserve die ingebracht werd door de beursvennootschappen in eerste instantie zal aangewend worden wanneer er zich een nieuw geval van deficiëntie van een beursvennootschap voordoet. De kostprijs van de voorziening die de tegemoetkomingen van het Beschermingsfonds moet dekken in het dossier Logé & Associés, faillietverklaard in 1999, wordt bijgevolg ten laste gelegd van de Reserve "Inbreng van de beursvennootschappen"
Totaalbedrag toe te voegen aan de Interventiereserve
€ 36.796.240,16
* *
*
37
POSTEN BUITEN-BALANSSTELLING Indeplaatsstelling ingevolge tegemoetkomingen De schuldvorderingen van het Beschermingsfonds die voortspruiten uit de indeplaatsstelling in de rechten van de deposanten en beleggers die het (of voorheen het HWI of het CIF) terugbetaalde of vergoedde, worden buiten balans vermeld. Het bedrag dat geboekt is onder deze rubriek stemt overeen met de effectieve uitbetalingen aan deposanten en beleggers in dossiers waarvan de vereffening of het faillissement nog niet werd afgesloten. De indeplaatsstelling kan aanleiding geven tot gedeeltelijke terugwinningen in de vorm van vereffenings- of faillissementsdividenden.
Ontvangen waarborgen Een speciale en tijdelijke Staatswaarborg werd toegekend. Deze waarborg zal spelen in het geval van tegemoetkomingen n.a.v. een deficiëntie van een openbare kredietinstelling of van een voormalige openbare kredietinstelling die werd geprivatiseerd (zie blz. 24).
38
Bijlagen
39
40
Bijlage 1 : Wetgeving
WET VAN 22 MAART 1993 OP HET STATUUT VAN EN HET TOEZICHT OP DE KREDIETINSTELLINGEN (Belgisch Staatsblad, 19 april 1993) (Errata Belgisch Staatsblad, 2 juni 1993, 4 juni 1993, 9 juli 1993) (Officieuze coördinatie) TITEL IX DEPOSITOBESCHERMINGSREGELINGEN Art. 110 De in België gevestigde kredietinstellingen moeten deelnemen aan een collectieve depositobeschermingsregeling die zij financieren en die tot doel heeft, wanneer een instelling in gebreke blijft, bepaalde categorieën van deposanten die geen bank- noch financieel bedrijf voeren, een schadevergoeding toe te kennen en zo nodig te kunnen optreden om een dergelijk in gebreke blijven te voorkomen. Voor bepaalde categorieën van kredietinstellingen kunnen er specifieke depositobeschermingsregelingen worden opgezet. Wanneer zij niet worden opgezet door de Staat of een hieronder ressorterende publiekrechtelijke instantie, moeten de depositobeschermingsregelingen worden goedgekeurd bij koninklijk besluit, waarbij een geharmoniseerde toepassing van de ter zake uitgevaardigde Europeesrechtelijke regels op de verschillende categorieën van kredietinstellingen wordt betracht. Het eerste lid geldt niet voor de bijkantoren van kredietinstellingen die ressorteren onder een andere LidStaat van de Europese Gemeenschappen. Het geldt evenmin voor de bijkantoren van kredietinstellingen die ressorteren onder een andere Staat en waarvan de verplichtingen door een depositobeschermingsregeling van deze Staat op een ten minste evenwaardige wijze zijn gedekt als in het kader van de overeenstemmende Belgische depositobeschermingsregeling. Het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten is gemachtigd om het beheer en de verrichtingen van de depositobeschermingsregeling waar te nemen. De instanties die een Belgische depositobeschermingsregeling beheren mogen samenwerkingsovereenkomsten sluiten met buitenlandse instanties. In afwijking van artikel 22, moeten de gemeentespaarkassen niet deelnemen aan een depositobeschermingsregeling voor de kredietinstellingen. De Koning bepaalt welke informatie de gemeentespaarkassen aan hun deposanten moeten verstrekken over de bescherming van hun deposito’s. [Aldus gewijzigd bij artikel 55 van het koninklijk besluit van 29 september 1993, (Belgisch Staatsblad, 1 oktober 1993), artikel 13 van het koninklijk besluit van 20 juli 1994 (Belgisch Staatsblad, 30 juli 1994), artikel 3 van de wet van 23 december 1994 (Belgisch Staatsblad, 13 januari 1995) en bij artikel 20 van de wet van 17 december 1998 (Belgisch Staatsblad, 31 december 1998)]
Art. 110bis De artikelen 110bis tot 110quinquies voorzien in de toepassing van Richtlijn 94/19/E.E.G. van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels. § 1. Behalve in de gevallen waarin het faillissement is uitgesproken of een procedure voor een gerechtelijk akkoord is ingesteld, neemt de Commissie voor het Banken Financiewezen de beslissingen waarmee het in gebreke blijven van een kredietinstelling naar Belgisch recht wordt vastgesteld. Deze vaststelling geschiedt uiterlijk eenentwintig dagen nadat voor het eerst is vastgesteld dat een kredietinstelling heeft nagelaten een verschuldigd en betaalbaar deposito terug te betalen. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen beslist over de verlenging van de termijnen waarbinnen het Fonds de deposito's terugbetaalt. Er mogen, ten hoogste, drie verlengingen
worden toegestaan die per keer niet langer mogen zijn dan drie maanden. Zij mogen enkel worden toegestaan in zeer uitzonderlijke omstandigheden en specifieke gevallen waarin kredietinstellingen in gebreke blijven. § 2. Onverminderd eventuele franchises overeenkomstig het Europees recht, voorzien de depositobeschermingsregelingen ingesteld of beheerd door het Fonds, ten belope van ten minste 20.000 ecu of de tegenwaarde van dit bedrag, in terugbetaling van de deposito's en kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen op naam of in open bewaargeving die in de oprichtingsakte van deze regelingen zijn gedefinieerd overeenkomstig het Europees recht en zijn uitgedrukt in Belgische frank, in ecu of in de munt van een Lid-Staat van de Europese Unie. Tot 31 december 1999 wordt voornoemd bedrag van 20.000 ecu vervangen door 15.000 ecu. De Koning bepaalt welke informatie de kredietinstellingen aan de deposanten moeten verstrekken over de dekking van hun tegoeden ingevolge de voornoemde regelingen. [Aldus gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 23 december 1994 (Belgisch Staatsblad, 13 januari 1995) en bij artikelen 20 en 21 van de wet van 17 december 1998 (Belgisch Staatsblad, 31 december 1998)]
Art.110ter § 1. Het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten neemt de nodige maatregelen en schikkingen om de bijkantoren van kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap, in staat te stellen deel te nemen aan de depositobeschermingsregelingen voor kredietinstellingen die het instelt of beheert, met de bedoeling, binnen de grenzen van deze regelingen, de waarborgen verstrekt door de regeling waaraan de instelling in haar Staat deelneemt, aan te vullen. Indien het bijkantoor dat de mogelijkheid van het eerste lid heeft benut, zijn verplichtingen niet nakomt tegenover de depositobeschermingsregeling waaraan het deelneemt, wendt het Fonds zich in samenwerking met de Commissie voor het Bank-en Financiewezen tot de autoriteit die de vergunning heeft verleend aan de kredietinstelling waarvan het bijkantoor afhangt. Indien de toestand niet binnen twaalf maanden wordt verholpen, kan het Fonds, op eensluidend advies van deze autoriteit, het bijkantoor uitsluiten na afloop van een opzeggingstermijn van twaalf maanden. De termijndeposito's van vóór de uitsluiting blijven tot hun vervaldag gedekt door de beschermingsregeling. De andere deposito's van voor de uitsluiting blijven nog twaalf maanden gedekt. De deposanten worden door het bijkantoor of, zoniet, door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen op de hoogte gebracht van het verval van de dekking. § 2. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen kan, vanaf 1 januari 1995 en tot 31 december 1999, eisen dat de bijkantoren die in België zijn gevestigd door kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van Spanje of Griekenland en waarvan, tot de tweede voornoemde datum, de verplichtingen niet zijn gedekt door een depositobeschermingsregeling ingesteld in deze Staten, deelnemen aan één van de depositobeschermingsregelingen ingesteld of beheerd door het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten. [Aldus gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 23 december 1994 (Belgisch Staatsblad, 13 januari 1995) en bij artikel 20 van de wet van 17 december 1998 (Belgisch Staatsblad, 31 december 1998)]
41
Art.110quater De Koning kan, op advies van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen en van het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten de waarderings- en berekeningswijze vaststellen voor de initiële bijdrage die moet worden gestort aan de in § 1 bedoelde depositobeschermingsregelingen door de kredietinstellingen die voor het eerst toetreden en waarvoor onvoldoende bijdragen worden ingebracht, afkomstig van een regeling waarin zij vroeger hebben deelgenomen of die in de in artikel 110sexies bedoelde waarborg niet genieten. [Aldus gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 23 december 1994 (Belgisch Staatsblad, 13 januari 1995) en bij artikel 20 van de wet van 17 december 1998 (Belgisch Staatsblad, 31 december 1998)]
Art. 110quinquies [...] [Gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 23 december 1994 (Belgisch Staatsblad, 13 januari 1995) en opgeheven bij artikel 22 van de wet van 17 december 1998 (Belgisch Staatsblad, 31 december 1998)]
Art. 110sexies Ingeval tussen 1 januari 1995 en de overeenkomstig het vierde lid vastgestelde datum, in het kader van de depositobeschermingsregelingen van de kredietinstellingen, ingesteld of beheerd door het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten, ter vervanging van de regelingen die in werking zijn getreden op 1 januari 1985, een tegemoetkoming wordt verleend ten gevolge van de toestand van : - het Gemeentekrediet van België; - de Nationale Kas voor Beroepskrediet; - het Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet; - [...]; -de Algemene Spaar- en Lijfrentekas-Bank;
- de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid, stelt de Staat een bedrag van ten hoogste 3 miljard ter beschikking voor alle voormelde tegemoetkomingen. De aanwending van het voormelde bedrag van 3 miljard neemt niet weg dat eerst de Staatswaarborg speelt zoals bedoeld in de artikelen 249 van de wet van 17 juni 1991 tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen en 56, derde en vierde lid van het koninklijk besluit van 29 september 1993 tot wijziging van de wet van 17 juni 1991 tot organisatie van de openbare kredietsector en harmonisering van de controle en de werkingsvoorwaarden van de kredietinstellingen en, in artikel 249 van de voormelde wet van 17 juni 1991, voor de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid. Als het voormelde bedrag van 3 miljard volledig is besteed, wordt geput uit de nieuwe middelen die na 1 januari 1995 zijn gestort aan de in het eerste lid bedoelde depositobeschermingsregelingen. In elk geval zal de Staatswaarborg waarvan sprake in dit artikel voor de niet aangewende bedragen en voor elk van de kredietinstellingen waarvoor zij gold, worden afgebouwd en vervallen onder dezelfde voorwaarden als de voorwaarden die zullen worden bepaald in de oprichtingsakten van de geldende regeling voor de terugbetaling aan de kredietinstellingen van het eventuele saldo van de tegoeden gevormd in het kader van de depositobeschermingsregeling die, voor de betrokken instelling, wordt vervangen door de geldende regeling. [Aldus gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 23 december 1994 (Belgisch Staatsblad, 13 januari 1995), artikel 72 van het koninklijk besluit van 7 april 1995 (Belgisch Staatsblad, 29 april 1995) en bij artikel 20 van de wet van 17 december 1998 (Belgisch Staatsblad, 31 december 1998)]
WET VAN 6 APRIL 1995 INZAKE DE SECUNDAIRE MARKTEN, HET STATUUT VAN EN HET TOEZICHT OP DE BELEGGINGSONDERNEMINGEN, DE BEMIDDELAARS EN BELEGGINGSADVISEURS (Belgisch Staatsblad, 3 juni 1995) (Errata Belgisch Staatsblad, 1 augustus 1995) (Officieuze coördinatie)
TITEL V BESCHERMINGSREGELINGEN VOOR BELEGGERS [Opschrift gewijzigd bij artikel 24 van de wet van 17 december 1998 (Belgisch Staatsblad, 31 december 1998)]
Art. 112 § 1. De in België gevestigde kredietinstellingen alsook de in België gevestigde en door de Koning aangewezen beleggingsondernemingen moeten deelnemen aan een collectieve beschermingsregeling voor financiële instrumenten die zij financieren en die tot doel heeft, wanneer een dergelijke instelling of een dergelijke beleggingsonderneming in gebreke blijft, bepaalde categorieën van beleggers die geen bank- noch financieel bedrijf voeren, een terugbetaling of schadevergoeding toe te kennen en, zo nodig, te kunnen optreden om een dergelijk in gebreke blijven te voorkomen. Voor bepaalde categorieën van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen kunnen regelingen voor de bescherming van beleggers worden ingevoerd. Wanneer zij niet worden opgezet door de Staat of een hieronder ressorterende publiekrechtelijke instantie, moeten de beschermingsregelingen voor beleggers worden goedgekeurd bij koninklijk besluit, waarbij een geharmoniseerde toepassing van de terzake uitgevaardigde Europeesrechtelijke regels op de verschillende categorieën van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen wordt betracht. Het eerste lid geldt niet
42
voor de bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap. Het geldt evenmin voor de bijkantoren van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen die ressorteren onder een andere Staat en waarvan de verplichtingen door een beschermingsregeling voor beleggers van deze Staat op een ten minste evenwaardige wijze zijn gedekt als in het kader van de overeenstemmende Belgische beschermingsregeling voor beleggers. Het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten is gemachtigd om het beheer en de verrichtingen van de beschermingsregeling voor beleggers waar te nemen. De instanties die een Belgische beschermingsregeling voor beleggers beheren, mogen samenwerkingsovereenkomsten sluiten met buitenlandse instanties. [Aldus gewijzigd bij artikel 3 van het koninklijk besluit van 22 december 1995 (Belgisch Staatsblad, 6 januari 1996), artikel 9 van het koninklijk besluit van 20 maart 1996 (Belgisch Staatsblad, 24 april 1996) en vervangen bij artikel 25 van de wet van 17 december 1998 (Belgisch Staatsblad, 31 december 1998)]
Art. 113 § 1. Behalve in de gevallen waarin het faillissement is uitgesproken of een procedure voor een gerechtelijk akkoord is ingesteld, neemt de Commissie voor het Bank-
en Financiewezen de beslissingen waarmee het in gebreke blijven van een beleggingsonderneming naar Belgisch recht wordt vastgesteld. Het in gebreke blijven van kre-dietinstellingen naar Belgisch recht wordt vastgesteld met toepassing van artikel 110bis van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen. Het Fonds zorgt voor de in artikel 112 bedoelde terugbetaling of schadeloosstelling binnen drie maanden nadat de vordering van de belegger in aanmerking is genomen en het bedrag van die vordering is vastgesteld. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen kan beslissen een verlenging toe te staan van ten hoogste drie maanden. Die verlenging mag alleen worden toegestaan in zeer uitzonderlijke omstandigheden en specifieke gevallen waarin een kredietinstelling of een beleggingsonderneming in gebreke blijft. § 2. Onverminderd eventuele franchises overeenkomstig het Europese recht, voorzien de door het Fonds ingestelde of beheerde beschermingsregelingen voor beleggers, ten belope van ten minste 20.000 euro of de tegenwaarde van dit bedrag, in de terugbetaling van de financiële instrumenten die voor rekening van de beleggers worden gehouden of in een schadevergoeding voor de financiële instrumenten die de instelling of de onderneming verschuldigd zijn, ongeacht de valuta waarin de financiële instrumenten zijn uitgedrukt die worden gehouden door de instelling of de onderneming of die zij verschuldigd zijn. Tot 31 december 1999 wordt voornoemd bedrag van 20.000 euro vervangen door 15.000 euro. De schadeloosstelling van beleggers houdt de terugbetaling in, ten belope van de in het eerste lid vastgestelde bedragen, van de gelddeposito’s die voor rekening van de beleggers worden gehouden in het vooruitzicht dat zij voor de verwerving van financiële instrumenten of hun terugbetaling zullen worden aangewend. De Koning bepaalt welke informatie de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen aan de beleggers moeten verstrekken over de dekking van hun tegoeden ingevolge de voornoemde regelingen. [Aldus gewijzigd bij artikel 10 van het koninklijk besluit van 20 maart 1996 (Belgisch Staatsblad, 24 april 1996) en vervangen bij artikel 26 van de wet van 17 december 1998 (Belgisch Staatsblad, 31 december 1998)]
Art. 114 Het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten neemt de nodige maatregelen en treft de nodige voorzieningen om de bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap, in staat te stellen deel te
nemen aan de beschermingsregelingen voor beleggers die het instelt of beheert, met de bedoeling, binnen de grenzen van deze regelingen, de waarborgen verstrekt door de regeling waaraan de instelling in haar Staat deelneemt, aan te vullen. Indien het bijkantoor dat de mogelijkheid van het eerste lid heeft benut, zijn verplichtingen niet nakomt tegenover de beschermingsregeling waaraan het deelneemt, wendt het Fonds zich in samenwerking met de Commissie voor het Banken Financiewezen tot de autoriteit die de vergunning heeft verleend aan de kredietinstelling of aan de beleggingsonderneming waaronder het bijkantoor ressorteert. Indien de toestand niet binnen twaalf maanden wordt verholpen, kan het Fonds, op eensluidend advies van deze autoriteit, het bijkantoor uitsluiten na afloop van een opzeggingstermijn van twaalf maanden. De termijnverbintenissen van voor de uitsluiting blijven gedekt door de beschermingsregeling tot ze vervallen. De andere tegoeden die voor de uitsluiting werden gehouden, blijven nog twaalf maanden gedekt. De beleggers worden door het bijkantoor of, zo niet, door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen op de hoogte gebracht van het verval van de dekking. [Aldus vervangen bij artikel 27 van de wet van 17 december 1998 (Belgisch Staatsblad, 31 december 1998)]
Art. 115 De Koning kan, op advies van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen en van het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten, de waarderings- en berekeningswijze vaststellen voor de initiële bijdrage die moet worden gestort aan de beschermingsregelingen voor beleggers door de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen die voor het eerst toetreden en waarvoor onvoldoende bijdragen worden ingebracht, afkomstig van een regeling waaraan zij vroeger hebben deelgenomen. [Aldus gewijzigd bij artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 december 1995 (Belgisch Staatsblad, 6 januari 1996) en vervangen bij artikel 28 van de wet van 17 december 1998 (Belgisch Staatsblad, 31 december 1998)]
Art. 116 Artikel 110sexies van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen is van toepassing op de tegemoetkomingen van de beschermingsregelingen voor beleggers bij kredietinstellingen of beleggingsondernemingen. [Aldus vervangen bij artikel 29 van de wet van 17 december 1998 (Belgisch Staatsblad, 31 december 1998)]
WET VAN 17 DECEMBER 1998 TOT OPRICHTING VAN EEN BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN EN TOT REORGANISATIE VAN DE BESCHERMINGSREGELINGEN VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN (Belgisch Staatsblad, 31 december 1998) HOOFDSTUK II HET BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN
Art. 3. Onder de benaming « Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten », verkort « FIF », wordt een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid opgericht. Dit Fonds heeft de vaststelling of het beheer tot doel van: a) één of meer depositobeschermingsregelingen, overeenkomstig de artikelen 110 en volgende van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen; b) één of meer beschermingsregelingen voor financiële instrumenten, overeenkomstig de artikelen 112 en volgende van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggings-
ondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. Het Fonds kan de in het tweede lid bedoelde regelingen onderbrengen in één enkele regeling. Art. 4. De zetel van het Fonds is gevestigd in Brussel of in de Brusselse agglomeratie. Art. 5. Om zijn doel te verwezenlijken kan het Fonds alle verbintenissen aangaan en alle overeenkomsten sluiten. Het heeft het recht om dadingen aan te gaan en schikkingen te treffen. De verbintenissen aangegaan door het Fonds in het kader van de beschermingsregelingen voor deposito's en financiële instrumenten, kunnen enkel worden uitgevoerd bin-
43
nen de grenzen van de beschikbare middelen van die regelingen. Art. 6. Aan het Fonds wordt een kapitaaldotatie van vijf miljoen frank verstrekt. Die dotatie wordt onttrokken aan het aandeel van de reserves van het Herdiscontering- en Waarborginstituut die aan de Staat toekomen bij de vereffening van dit Instituut. Art. 7. Het Fonds wordt bestuurd door een Bestuurscomité samengesteld uit : 1° een voorzitter die door de Koning wordt benoemd; 2° vijf leden die door de Koning worden benoemd; 3° vier leden die door de Koning worden benoemd uit een lijst van drie kandidaten per te vervullen mandaat, voorgedragen door de representatieve beroepsvereniging van de kredietinstellingen; 4° twee leden die door de Koning worden benoemd uit een lijst van drie kandidaten per te vervullen mandaat, voorgedragen door de representatieve beroepsverenigingen van de beleggingsondernemingen waarvan de verbintenissen zijn gedekt door de door het Fonds opgerichte of beheerde beschermingsregeling(en). Op dezelfde wijze worden twee plaatsvervangers aangesteld voor elke in het eerste lid, 2°, 3° en 4°, vermelde geleding. De leden en de plaatsvervangers kunnen door de Koning worden ontslagen. De mandaten zijn verlengbaar en hebben een looptijd van zes jaar. Een door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen aangestelde persoon woont de vergaderingen van het Bestuurscomité met raadgevende stem bij. Art. 8. De leden van de wetgevende Kamers, van het Europees Parlement, van de Parlementen van de Gemeenschappen en Gewesten, van de federale, gewestelijke en gemeenschapsregeringen en de kabinetsleden van een lid van de federale regering of van een gemeenschaps- of gewestregering mogen geen functie waarnemen als voorzitter of lid van het Bestuurscomité, noch als revisor. Laatstgenoemde functies lopen van rechtswege ten einde wanneer hun titularis de eed aflegt om de voornoemde functies uit te oefenen of die uitoefent. Art. 9. Besluiten van het Comité worden genomen bij meerderheid van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend. Onverminderd andere gevallen van een bijzondere meerderheid zoals bedoeld in het in artikel 16 vermelde organisatiereglement, worden met een meerderheid van ten minste drie vierde van de stemmen van de aanwezige leden evenwel besluiten genomen in verband met : 1° het beginsel en de wijze van een tegemoetkoming ten laste van de beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten, die ertoe strekt het in gebreke blijven te voorkomen van een kredietinstelling of een beleggingsonderneming waarvan de verbintenissen zijn gedekt door de door het Fonds opgerichte of beheerde beschermingsregeling(en); 2° het beginsel en de wijze van een aanvullende bijdrage van deelnemende instellingen en ondernemingen die noodzakelijk is omdat de beschikbare middelen van de regelingen niet volstaan om preventief tegemoet te kunnen komen. Art. 10. Het Bestuurscomité kan aan zijn leden of aan ambtenaren van het Fonds of andere personen, bevoegdheden delegeren om zijn beslissingen uit te voeren. Art. 11. Het Fonds vertrouwt zijn dagelijks bestuur toe aan de Nationale Bank van België, op de voorwaarden die bij
44
onderlinge overeenkomst zijn vastgesteld, met de goedkeuring van de Minister van Financiën. Het staat aan de Bank een vergoeding toe naar verhouding van de kosten voor dit beheer. Art. 12. Een regeringscommissaris, die is benoemd en kan worden ontslagen door de Koning, houdt toezicht op de verrichtingen van het Fonds. Zijn wedde wordt betaald door de Staat en gedragen door het Fonds. De regeringscommissaris woont alle beraadslagingen van het Bestuurscomité met raadgevende stem bij. Hij heeft het recht om diens beslissingen te schorsen. In voorkomend geval brengt hij onmiddellijk verslag uit bij de Minister van Financiën, die binnen acht dagen na kennisneming van de schorsing uitspraak doet, tenzij het Bestuurscomité de dringende noodzaak inroept, in welk geval deze termijn op achtenveertig uur wordt teruggebracht. De Minister van Financiën kan zich verzetten tegen de uitvoering van elke maatregel die hij strijdig zou achten met, hetzij de wetten, hetzij de statuten, hetzij het Staatsbelang. Als de Minister van Financiën geen uitspraak heeft gedaan binnen die termijn, mogen de geschorste beslissingen worden uitgevoerd. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op verrichtingen, beraadslagingen en beslissingen in verband met preventieve tegemoetkomingen van het Fonds. Voor schadeloosstellingstegemoetkomingen gelden de bevoegdheden van de regeringscommissaris en van de Minister van Financiën voor de naleving van deze wet, het organisatiereglement van het Fonds en de protocollen die het Fonds zou hebben gesloten in verband met de voornoemde tegemoetkomingen. Art. 13. Tenzij wanneer zij worden opgeroepen om in rechte te getuigen in strafzaken, mogen de leden van het Bestuurscomité van het Fonds, de ambtenaren van het Fonds en een ieder die betrokken is bij het beheer van of het toezicht op het beheer van de beschermingsregelingen voor deposito's en financiële instrumenten, aan geen enkele persoon noch autoriteit de vertrouwelijke gegevens meedelen waarover zij op grond van hun functie beschikken voor de werking van deze regelingen. Op het verbod van het eerste lid wordt een uitzondering gemaakt voor het bezorgen van gegevens aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen en aan de instellingen die beschermingsregelingen voor deposito's of financiële instrumenten van andere Staten beheren, in het kader van de noodzakelijke samenwerking met deze instellingen. Zo ook mogen het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten, de Nationale Bank van België en de bevoegde autoriteiten voor de gereglementeerde markten, vertrouwelijke gegevens uitwisselen in verband met een kredietinstelling of een beleggingsonderneming, in het vooruitzicht van een tegemoetkoming om te vermijden dat een dergelijke instelling of onderneming in gebreke zou blijven. De ontvangers van de in dit lid bedoelde vertrouwelijke gegevens zijn voor die mededelingen gebonden aan het beroepsgeheim bedoeld in het eerste en tweede lid. Overtredingen van dit artikel worden bestraft met de straffen bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek. De voorschriften van Boek I van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn van toepassing op elke overtreding van dit artikel. Art. 14. Het Fonds maakt jaarlijks een balans en een resultatenrekening op. Bovendien stuurt het de Minister van Financiën elk kwartaal een samenvattende staat van haar positie. Een revisor die onder de leden van het Instituut der Bedrijfsrevisoren wordt gekozen en door de Koning wordt benoemd en kan worden ontslagen, staat in voor de controle op de financiële positie en de jaarrekening en toetst de in de jaarrekening weer te geven verrichtingen op hun
regelmatigheid ten aanzien van deze wet en van het organisatiereglement. De jaarrekening wordt neergelegd overeenkomstig artikel 80, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen. Artikel 80bis, eerste lid, van dezelfde gecoördineerde wetten is van toepassing. Art. 15. § 1. De schuldvorderingen in hoofdsom en de bijkomende schuldvorderingen van het Fonds op een kredietinstelling of een beleggingsonderneming in het kader van de middelen van de beschermingsregelingen voor deposito's en financiële instrumenten, zijn bevoorrecht op alle roerende goederen van die instelling of onderneming. Het in het eerste lid bedoelde voorrecht komt onmiddellijk na de voorrechten vermeld in 4°nonies van artikel 19 van de wet van 16 december 1851. De toewijzing bij voorkeur, ingevoerd bij artikel 19 in fine van de wet van 16 december 1851, is van toepassing op de schuldvorderingen van het Fonds bedoeld in het eerste lid van deze paragraaf. § 2. Voor het Fonds zijn de ontvangsten en opbrengsten van de activa van de beschermingsregelingen voor deposito's en financiële instrumenten geen inkomsten in de zin van artikel 24 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
§ 3. De betalingen die het Fonds aan de schuldeisers van een kredietinstelling of een beleggingsonderneming verricht in het kader van de bescherming van deposito's of van financiële instrumenten, hebben tot gevolg dat het Fonds in de rechten van die schuldeisers treedt. Wanneer de schuldeiser slechts voor een deel van zijn vordering door het Fonds schadeloos wordt gesteld, staat hij, in afwijking van artikel 1252 van het Burgerlijk Wetboek, in rang gelijk met het Fonds voor de uitoefening van zijn rechten met betrekking tot hetgeen hem nog verschuldigd blijft. Art. 16. Het organisatiereglement van het Fonds wordt vastgesteld door het Bestuurscomité en ter goedkeuring voorgelegd aan de Koning. Art. 17. Het overschot van de opbrengsten op de kosten wordt toegevoegd aan de reserve of overgedragen. Het organisatiereglement stelt de regels vast voor de belegging van de activa van het Fonds. Art. 18. Het Fonds maakt jaarlijks een verslag openbaar over zijn activiteiten.
Bijlage 2
MEDEDELING OVER DE BESCHERMINGSREGELING VOOR DEPOSITO’S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN (Belgisch Staatsblad, 25 februari 1999) HOOFDSTUK 1 : INSTELLING VAN EEN BESCHERMINGSREGELING VOOR DEPOSITO’S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN
1. Het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten, hierna "het Fonds" genoemd, deelt mee dat het een nieuwe beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten heeft ingesteld conform de artikelen 110 en volgende van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, en de artikelen 112 en volgende van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. 2. Die nieuwe regeling vloeit voort uit de goedkeuring van de wet van 17 december 1998 tot oprichting van een Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten en tot reorganisatie van de beschermingsregelingen voor deposito’s en financiële instrumenten, en de ondertekening van een protocol met de vertegenwoordigers van de kredietinstellingen, van de beursvennootschappen en van de vennootschappen voor vermogensbeheer. Zij vervangt op de datum voorzien in punt 67 de depositobeschermingsregeling die het Herdiscontering- en Waarborginstituut op 4 januari 1995 heeft ingesteld, alsook de beleggersbeschermingsregeling die het Interventiefonds van de beursvennootschappen beheert. HOOFDSTUK 2 : KREDIETINSTELLINGEN, BEURSVENNOOTSCHAPPEN EN VENNOOTSCHAPPEN VOOR VERMOGENSBEHEER NAAR BELGISCH RECHT Afdeling 1 : Financiering
3. De kredietinstellingen en de beursvennootschappen naar Belgisch recht leggen bij het Fonds een Interventiereserve aan die wordt gestijfd door de gewone jaarlijkse
bijdragen van die kredietinstellingen en beursvennootschappen, die ten dele worden berekend op basis van hun omzet buiten het renteresultaat en ten dele op basis van hun verbintenissen tegenover de deposanten en de beleggers. 4. Het Bestuurscomité van het Fonds kan bijkomende bijdragen opvragen die, per kalenderjaar, niet meer bedragen dan het dubbele van de gewone jaarlijkse bijdragen, als de beschikbare middelen van het Fonds niet volstaan voor de financiering van een tegemoetkoming. 5. De beschikbare middelen van de vorige depositobeschermingsregelingen bij kredietinstellingen alsook een dotatie van vijfhonderd miljoen van de vorige beleggersbeschermingsregeling worden in de Interventiereserve ingebracht. 6. De vennootschappen voor vermogensbeheer betalen het Fonds, via jaarlijkse stortingen, de tegemoetkomingen terug die het Fonds verstrekt ingeval een vennootschap voor vermogensbeheer in gebreke blijft of dreigt te blijven. Afdeling 2 : Verbintenis van het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten
7. Bij deficiëntie van een kredietinstelling, een beursvennootschap of een vennootschap voor vermogensbeheer die het voornoemde protocol heeft ondertekend, verbindt het Fonds zich ertoe : a) in het kader van de bescherming van deposito’s, de door de deficiënte kredietinstelling verschuldigde deposito’s en daarmee gelijkgestelde bancaire schuldvorderingsbewijzen, alsook de door de deficiënte beursvennootschap of vennootschap voor vermogensbeheer verschuldigde deposito’s terug te betalen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die hieronder wordt vastgesteld ; b) in het kader van de bescherming van financiële instru-
45
menten, de houders van de door de deficiënte kredietinstelling, beursvennootschap of vennootschap voor vermogensbeheer verschuldigde financiële instrumenten schadeloos te stellen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die hieronder wordt vastgesteld. 8. Er is sprake van deficiëntie als bedoeld in punt 7, wanneer een kredietinstelling, een beursvennootschap of een vennootschap voor vermogensbeheer failliet werd verklaard of een verzoek heeft ingediend om dan wel gedagvaard is voor een gerechtelijk akkoord, of wanneer de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, ook al is er geen vonnis van faillietverklaring, noch een verzoek om of dagvaarding voor een gerechtelijk akkoord, het Fonds ter kennis heeft gebracht dat zij heeft vastgesteld dat die instelling of onderneming, gezien haar financiële positie, de terugbetaling, levering of teruggave van een opeisbaar tegoed heeft moeten weigeren en niet meer in staat is om dergelijke tegoeden onmiddellijk noch binnen afzienbare termijn terug te betalen, te leveren of terug te geven. Afdeling 3 : Definitie van de tegoeden die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming Onderafdeling 1 : Tegoeden bij een kredietinstelling
9. De tegoeden bij een kredietinstelling komen in aanmerking voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, wanneer zij voortvloeien uit : a) deposito’s van fondsen, uitgedrukt in euro of in de munt van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap ; het saldo van elektronische eenheden die op vooraf betaalde, door een kredietinstelling uitgegeven kaarten zijn geladen, wordt gelijkgesteld met een deposito van fondsen ; b) deposito’s van fondsen, uitgedrukt in de munt van een andere Staat, voor zover het gaat om deposito’s bestemd voor de verwerving van financiële instrumenten of voor terugbetalingen ; als de fondsen niet zijn gedeponeerd op een contantenrekening die exclusief is gekoppeld aan de werking van een effectenrekening, wordt het bewijs geleverd door aankooporders, die, rekening houdend met de marktvoorwaarden, realistisch zijn, of door verkoopborderellen voor financiële instrumenten die dateren van minder dan twaalf maanden vóór de deficiëntie waarvan sprake in punt 8 ; c) kasbons, obligaties of andere bancaire schuldvorderingsbewijzen, uitgedrukt in euro of in de munt van een LidStaat van de Europese Gemeenschap, die zijn uitgegeven door de deficiënte kredietinstelling en voldoen aan de voorwaarden vastgesteld in punt 23. 10. De financiële instrumenten in de zin van artikel 1 van de wet van 6 april 1995 komen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, in aanmerking voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, als zij door een kredietinstelling worden gehouden voor rekening van cliënten, en die kredietinstelling niet in staat is ze te leveren of terug te geven. Deze bepaling is eveneens van toepassing op de kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen die voor rekening van derden worden gehouden door een deficiënte kredietinstelling die er niet de emittent van is, en die deficiënte kredietinstelling niet in staat is ze te leveren of terug te geven. Onderafdeling 2 : Tegoeden bij een beursvennootschap
11. De tegoeden bij een beursvennootschap komen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, in aanmerking voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming, wanneer zij voortvloeien uit deposito’s bestemd voor de verwerving van financiële instrumenten of voor terugbetalingen.
46
12. De financiële instrumenten in de zin van artikel 1 van de wet van 6 april 1995 komen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, in aanmerking voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, als zij door een beursvennootschap worden gehouden voor rekening van cliënten, en die beursvennootschap niet in staat is ze te leveren of terug te geven. Onderafdeling 3 : Tegoeden bij een vennootschap voor vermogensbeheer
13. De tegoeden waarvan sprake in de punten 11 en 12, komen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, naar gelang van het geval in aanmerking voor een terugbetaling of een schadevergoeding, respectievelijk in het kader van de depositobescherming of in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, als die tegoeden aan een vennootschap voor vermogensbeheer zijn toevertrouwd door een cliënt die te goeder trouw handelde en zonder weet te hebben van het verbod voor die vennootschappen om deposito’s van cliënten of financiële instrumenten in bezit van die cliënten, in ontvangst te nemen, te houden of te bewaren. Afdeling 4 : Bedrag van de tegemoetkomingen
14. Het Fonds verleent een terugbetaling voor de tegoeden die daarvoor in aanmerking komen in het kader van de depositobescherming, tot een maximum van 20.000 euro per rechthebbende. Dat bedrag wordt teruggebracht tot 15.000 euro voor de gevallen van deficiëntie die tot 31 december 1999 worden vastgesteld. 15. Het Fonds verleent een schadevergoeding aan de houders van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, tot een maximum van 20.000 euro per rechthebbende. Dat bedrag wordt teruggebracht tot 15.000 euro voor de gevallen van deficiëntie die tot 31 december 1999 worden vastgesteld. 16. De tegemoetkomingen worden betaald in euro. Tot 31 december 2001 kunnen de begunstigden vragen dat de tegemoetkomingen in Belgische frank worden betaald. In dat geval gebeurt de omrekening op basis van de onherroepelijk vastgestelde omrekeningskoers die door de Raad van de Europese Unie is vastgelegd conform artikel 109 L, lid 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. 17. De tegoeden die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen en afkomstig zijn van verbintenissen van in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap gevestigde bijkantoren van een kredietinstelling, een beursvennootschap of een vennootschap voor vermogensbeheer naar Belgisch recht, worden op dezelfde wijze, naar gelang van het geval, terugbetaald of vergoed als tegoeden die afkomstig zijn van verbintenissen van de Belgische vestigingen en agentschappen. 18. Voor de tegoeden bij bijkantoren van een kredietinstelling, een beursvennootschap of een vennootschap voor vermogensbeheer naar Belgisch recht die zijn gevestigd in een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap, wordt geen dekking verleend, tenzij het Bestuurscomité van het Fonds dat beraadslaagt en beslist bij tenminste drie-vierde meerderheid van de stemmen van de aanwezige leden, in individuele gevallen anders beslist. 19. Voor de gevallen van deficiëntie die tot 31 december 1999 worden vastgesteld, wordt het bedrag dat bij een tegemoetkoming aan de houders van tegoeden bij de in de punten 17 en 18 bedoelde bijkantoren wordt uitgekeerd in het kader van de depositobescherming of in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, zo nodig
beperkt tot het bedrag van de dekking die door de overeenstemmende beschermingsregeling is gewaarborgd in het vestigingsland van het bijkantoor, voor gelijkaardige kredietinstellingen of beleggingsondernemingen. 20. In afwijking van punt 16 worden de in de punten 17 en 18 bedoelde tegemoetkomingen verleend in de munt van het vestigingsland van het bijkantoor, wanneer het gaat om een Lid-Staat die de gemeenschappelijke munteenheid niet heeft aangenomen overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap dan wel een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap. 21. Het Bestuurscomité van het Fonds kan de inhoud van de punten 9 tot 15, 17 tot 19 en 22 tot 36 wijzigen, daarbij met name rekening houdend met de beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten of de evolutie van het Europees recht inzake depositobescherming of beleggerscompensatie. Die wijzigingen blijven zonder gevolgen voor de reeds geopende tegemoetkomingsprocedures.
Afdeling 5 : Berekening van de tegemoetkomingen
22. Alle schuldvorderingen van eenzelfde persoon op dezelfde kredietinstelling, dezelfde beursvennootschap, dezelfde vennootschap voor vermogensbeheer of op dezelfde failliete boedel die in aanmerking komen voor hetzij een terugbetaling in het kader van de depositobescherming, hetzij een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, worden opgeteld, per categorie, na wettelijke of conventionele vergelijking van de schulden van die cliënt. 23. De kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen als bedoeld in punt 9 c), worden in aanmerking genomen voor een terugbetaling in het kader van de depositobescherming, voorzover ze op naam zijn gesteld, op een rekening zijn geplaatst of in open bewaargeving worden gehouden bij de uitgevende kredietinstelling of, als dergelijke effecten bij de emittent niet op een rekening of in open bewaargeving kunnen worden gehouden, bij de door de emittent aangestelde instelling. Als de voormelde effecten minder dan één maand vóór de deficiëntie op naam zijn gesteld, op een rekening zijn geboekt of in open bewaargeving zijn gegeven, worden zij slechts in aanmerking genomen als de houder bewijst dat hij te goeder trouw heeft gehandeld. Niet op naam gestelde kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingen die in punt 9 c), worden bedoeld en die zijn uitgegeven door het Beroepskrediet of door een tot zijn net toegetreden kredietvereniging worden in aanmerking genomen voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming voor zover ze op een rekening zijn geboekt of in open bewaring zijn gegeven bij het Beroepskrediet of bij één van deze verenigingen. Wanneer diezelfde effecten zijn uitgegeven door kredietinstellingen die een federatie vormen in de zin van artikel 61 van de wet van 22 maart 1993, worden ze in aanmerking genomen, ongeacht of ze op een rekening zijn geboekt of in open bewaring zijn gegeven bij de centrale instelling dan wel bij één van de aangesloten instellingen. 24. Wanneer de kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen als bedoeld in punt 9 c), of de financiële instrumenten hetzij op naam zijn gesteld van een andere persoon dan de rechthebbende van die tegoeden, hetzij op een rekening zijn geboekt of in open bewaargeving zijn gegeven op naam van een andere persoon dan de rechthebbende van die tegoeden, worden zij slechts in aanmerking genomen voor een terugbetaling in het kader van de depositobescherming of voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, naar gelang van het geval, als de houder ervan bewijst dat hij er eigenaar van geworden is
krachtens een vóór de datum van deficiëntie verworven recht. 25. De tegoeden die in aanmerking komen voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming, worden in aanmerking genomen voor hun bedrag in hoofdsom of voor hun nominale waarde, voor de vervallen of gelopen opbrengsten en voor de waarde van hun eventuele nevenopbrengsten, op de laatste dag vóór de dag waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. 26. De tegoeden die in aanmerking komen voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, worden in aanmerking genomen ten belope van hun marktwaarde, of, bij gebrek aan een marktwaarde en als het schuldvorderingsbewijzen zijn, ten belope van hun terugbetalingswaarde, vermeerderd met de gelopen interesten, of, nog meer in bijkomende orde, ten belope van hun geraamde realisatiewaarde, steeds op de laatste dag vóór de dag waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. Voor de genoteerde financiële instrumenten wordt de marktwaarde vastgesteld op basis van de gemiddelde koers op de laatste dag waarop zij genoteerd waren vóór de dag waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. 27. De tegoeden die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming en zijn uitgedrukt in de munt van een LidStaat die de gemeenschappelijke munteenheid heeft aangenomen overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, worden in euro omgerekend op basis van de onherroepelijk vastgestelde omrekeningskoersen die door de Raad van de Europese Unie zijn vastgelegd conform artikel 109 L, lid 4 van het voornoemde Verdrag. De tegoeden die zijn uitgedrukt in de munt van een andere Staat, worden in euro omgerekend op basis van de gemiddelde marktkoers op de laatste marktdag vóór de dag waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. 28. De tegoeden op een contanten- of effectenrekening waarop ten minste twee personen rechten kunnen doen gelden als leden van een vereniging, een groepering of een onverdeeldheid zonder rechtspersoonlijkheid, worden, behalve in de gevallen bedoeld in punt 29 hierna, beschouwd als toebehorend aan één enkele persoon ; als de identiteit van de personen die rechten kunnen doen gelden op de voormelde tegoeden evenwel is of kan worden vastgesteld, wordt het gedeelte dat aan elk van hen toekomt in aanmerking genomen ; als het tegendeel niet is bewezen, worden de rechthebbenden geacht eenzelfde aandeel te hebben. 29. Wanneer ten minste twee personen rechten kunnen doen gelden op het integrale bedrag van tegoeden op een contanten- of effectenrekening en hiervoor de handtekening volstaat van één van die personen, die handelt in een andere hoedanigheid dan als lasthebber, wordt voor die tegoeden een terugbetaling of een schadevergoeding verleend op grond van het aandeel dat toekomt aan elke rechthebbende op die tegoeden ; als het tegendeel niet is bewezen, worden de rechthebbenden geacht eenzelfde aandeel te hebben. 30. De tegoeden op rekeningen, geopend op naam van beoefenaars van niet-financiële beroepen, die uitsluitend middelen van derden bevatten en uitsluitend voor verrichtingen met deze middelen worden gebruikt, worden slechts als schuldvorderingen van deze derden erkend wanneer de betrokken rekeningen zijn onderverdeeld in subrubrieken op naam van deze derden in de boekhouding van de instelling die optreedt als bewaarder of wanneer het aandeel van deze derden door de houder van de rekening wordt aangetoond op basis van de mededelingen bij stortingen, overschrijvingen en opvragingen. 31. De andere tegoeden dan bedoeld in punt 30, die worden gehouden door een persoon die optreedt in eigen
47
naam maar voor rekening van een derde, worden beschouwd als toebehorend aan deze derde, wanneer die gekend of identificeerbaar was op het ogenblik waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. 32. De tegoeden op rekeningen met subrubrieken op naam van individuele cliënten, die door een beursvennootschap zijn geopend bij een instelling die optreedt als bewaarder met toepassing van artikel 77, § 2, tweede lid van de wet van 6 april 1995, worden, bij deficiëntie van de instelling die optreedt als bewaarder, beschouwd als tegoeden van die cliënten. 33. De tegoeden op gezamenlijke cliëntenrekeningen die door een beursvennootschap zijn geopend bij een instelling die optreedt als bewaarder met toepassing van artikel 77, § 2, eerste lid van de wet van 6 april 1995, worden, bij deficiëntie van de instelling die optreedt als bewaarder, eveneens beschouwd als tegoeden van de cliënten van die beursvennootschap. Het aandeel van elke cliënt in de tegoeden op de gezamenlijke cliëntenrekeningen die door de beursvennootschap zijn geopend bij de deficiënte instelling die optreedt als bewaarder, wordt verhoudingsgewijs bepaald na aftrek van de bedragen die toekomen aan de beursvennootschap en de in punt 32 bedoelde tegoeden. 34. De tegemoetkomingen waarvan sprake in de punten 32 en 33 worden aan de betrokken cliënten betaald tegen ondertekening van een kwijting waardoor a) de schulden van de beursvennootschap ten belope van het door het Fonds betaalde bedrag met betrekking tot de in de punten 32 en 33 bedoelde tegoeden worden kwijtgescholden ; b) de beursvennootschap haar eventuele vorderings- en terugvorderingsrechten overdraagt aan het Fonds, ten belope van het door het Fonds betaalde bedrag met betrekking tot de in de punten 32 en 33 bedoelde tegoeden ; c) de cliënt ermee instemt om het door het Fonds betaalde tegemoetkomingsbedrag met betrekking tot de in de punten 32 en 33 bedoelde tegoeden, af te trekken van de tegemoetkoming waarop hij aanspraak zou kunnen maken in het kader van de depositobescherming ingeval de beursvennootschap in gebreke zou blijven als gevolg van de deficiëntie van de instelling die optreedt als bewaarder. 35. Wanneer de houder van tegoeden schulden of verbintenissen heeft tegenover de deficiënte kredietinstelling, beursvennootschap of vennootschap voor vermogensbeheer waarvoor geen schuldvergelijking mogelijk is als bedoeld in punt 22, wordt de terugbetaling pas verricht na aftrek van het bedrag ervan, behalve wanneer deze schulden en verbintenissen worden gewaarborgd door andere door het Fonds toereikend geachte zekerheden dan de tegoeden waarvoor een tegemoetkoming wordt gevraagd.
Afdeling 6 : Uitsluitingen
36. Het Fonds verleent geen terugbetaling of schadevergoeding voor : 1° de tegoeden van ondernemingen en instellingen die tot de volgende categorieën behoren : a) de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen naar Belgisch of buitenlands recht die handelen in eigen naam en voor eigen rekening ; b) de financiële instellingen naar Belgisch recht in de zin van artikel 3, § 1, 5° van de wet van 22 maart 1993 en soortgelijke financiële instellingen die in het buitenland zijn gevestigd ; c) de Belgische ondernemingen die vallen onder de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de Belgische pensioenfondsen en -instellingen die niet onder die wet vallen en de buitenlandse ondernemingen met een gelijkaardig bedrijf in de
48
verzekerings- en pensioensector ; d) de Belgische en buitenlandse instellingen voor collectieve belegging ; e) de vennootschappen of ondernemingen naar Belgisch recht of naar het recht van een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap, die een zodanige omvang hebben dat zij geen verkorte balans mogen opstellen overeenkomstig artikel 11 van de vierde richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978, genomen op de grondslag van artikel 54, lid 3, punt g) van het Verdrag, betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, alsook de vennootschappen of ondernemingen met een gelijkaardige omvang die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap ; 2° de tegoeden van de Staten, van de Belgische Gemeenschappen, Gewesten, provincies en gemeenten, van gelijkaardige buitenlandse overheden, van alle Belgische of buitenlandse instellingen van openbaar nut die onder die autoriteiten ressorteren en van de verenigingen die zij onderling hebben opgericht ; 3° de tegoeden van bestuurders, zaakvoerders en andere personen die in feite of in rechte deelnemen aan het effectieve bestuur van de kredietinstelling, de beursvennootschap of de vennootschap voor vermogensbeheer, de tegoeden van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten en de personen of vennootschappen die rechtstreeks of onrechtstreeks ten minste 5 % bezitten in het kapitaal van de kredietinstelling, de beursvennootschap of de vennootschap voor vermogensbeheer, alsook de tegoeden van de personen die belast zijn met het wettelijk toezicht op de rekeningen of op de boekhouding van de kredietinstelling, de beursvennootschap of de vennootschap voor vermogensbeheer ; 4° de tegoeden van andere ondernemingen van de groep waartoe de kredietinstelling, de beursvennootschap of de vennootschap voor vermogensbeheer behoort ; onder groep wordt het geheel van ondernemingen verstaan die de kredietinstelling, de beursvennootschap of de vennootschap voor vermogensbeheer rechtstreeks of onrechtstreeks controleren, alsook de dochtervennootschappen van die ondernemingen en van de kredietinstelling, de beursvennootschap of de vennootschap voor vermogensbeheer ; 5° de tegoeden waarvoor de cliënt van de kredietinstelling, de beursvennootschap of de vennootschap voor vermogensbeheer individueel betere rentetarieven en financiële voordelen heeft verkregen dan tijdens diezelfde periode werden toegekend voor tegoeden van dezelfde aard, in dezelfde munt, uit dezelfde categorie, met dezelfde looptijd en voor hetzelfde bedrag, en die hebben bijgedragen tot de verslechting van de financiële positie van de kredietinstelling, de beursvennootschap of de vennootschap voor vermogensbeheer ; 6° de tegoeden die voortkomen uit transacties waarvoor een strafrechtelijke veroordeling is uitgesproken, die in kracht van gewijsde is gegaan, wegens het witwassen van geld, in België in de zin van de wet van 11 januari 1993, of in het buitenland in de zin van artikel 1 van richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld ; 7° de verplichtingen die voortvloeien uit het onderschrijven van handelspapier, zoals eigen accepten en promessen ; 8° wat de kredietinstellingen betreft, de tegoeden, inzonderheid de achtergestelde vorderingen, die behoren tot de categorieën vermeld in artikel 2 van richtlijn 89/299/EEG van de Raad van 17 april 1989 betreffende het eigen vermogen van kredietinstellingen, zonder evenwel rekening te houden met de beperkende voorwaarden van die bepaling, alsook de tegoeden vermeld in artikel 3 van diezelfde richtlijn.
Afdeling 7 : Tegemoetkomingsprocedure
37. Het Fonds maakt in het Belgisch Staatsblad bekend
dat zich een deficiëntie voordoet en welke termijnen zijn vooropgesteld om de tegemoetkomingen te betalen. Het Fonds maakt diezelfde informatie openbaar in de vestigingslanden van de bijkantoren van kredietinstellingen, beursvennootschappen of vennootschappen voor vermogensbeheer naar Belgisch recht waarvan de verbintenissen door de Belgische regeling zijn gedekt, op de aldaar officiële of gebruikelijke wijze. 38. Behalve in het geval waarin een houder van tegoeden die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming, om gewettigde redenen aanvaard door het Fonds, niet in staat was om zijn tegemoetkomingsaanvraag tijdig in te dienen, moeten de tegemoetkomingsaanvragen, op straffe van verval, bij het Fonds worden ingediend uiterlijk bij het verstrijken van een termijn van 2 maanden voor de tegoeden die in aanmerking komen voor een terugbetaling in het kader van de depositobescherming en van 5 maanden voor de tegoeden die in aanmerking komen voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten. De termijn loopt vanaf de in punt 37 bedoelde bekendmaking door het Fonds dat zich een deficiëntie voordoet. Het Fonds kan die termijnen verlengen. Het maakt zijn beslissing bekend overeenkomstig punt 37. 39. Bij faillissement of gerechtelijk akkoord moet de schuldeiser bij de betrokken organen aangifte hebben gedaan van zijn schuldvordering en mag voor de schuldvordering nog geen uitkering in een faillissement noch krachtens een gerechtelijk akkoord zijn geschied. 40. In het geval van kredietinstellingen die een federatie vormen in de zin van artikel 61 van de voornoemde wet van 22 maart 1993 of voor de verbintenissen van een kredietinstelling waartoe één of meer andere kredietinstellingen hoofdelijk verbonden zijn, dient het Fonds pas een financiële tegemoetkoming te verlenen nadat de cliënten eerst tevergeefs, naar gelang van het geval, een terugbetaling, een teruggave of een schadeloosstelling van hun tegoeden hebben gevorderd van, respectievelijk, de centrale instelling van de federatie of de hoofdelijk verbonden instellingen. 41. Het Fonds keert de tegemoetkomingen uit binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de datum van de deficiëntie, voor tegoeden die daarvoor in aanmerking komen in het kader van de depositobescherming, en binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de dag waarop is vastgesteld dat de vordering voor een tegemoetkoming in aanmerking komt en het bedrag ervan is bepaald, voor tegoeden die daarvoor in aanmerking komen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten. 42. In zeer uitzonderlijke omstandigheden kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen beslissen de in punt 41 bedoelde termijnen te verlengen voor de betaling van de tegemoetkomingen met betrekking tot een welbepaalde kredietinstelling, beursvennootschap of vennootschap voor vermogensbeheer. De Commissie kan ten hoogste driemaal een verlenging toestaan van de termijn voor de betaling van de tegemoetkomingen die worden verleend in het kader van de depositobescherming ; elke verlenging mag niet meer dan 3 maanden bedragen. Zij kan slechts eenmaal een verlenging toestaan van de termijn voor de uitkering van de schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten ; die verlenging mag niet meer dan 3 maanden bedragen. Het Fonds maakt de beslissing van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen openbaar overeenkomstig punt 37. 43. Het Fonds verleent geen tegemoetkoming aan een houder van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen, als hij, voor de toepassing van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten, valse verklaringen zou hebben afgelegd of fraude zou hebben
gepleegd, inzonderheid in verband met deze regeling of met de geldende wetten en besluiten voor de kredietinstellingen, de beursvennootschappen of de vennootschappen voor vermogensbeheer, dan wel voor de relaties tussen die instellingen en vennootschappen en hun cliënteel. 44. Niettegenstaande de in de punten 41 en 42 bepaalde termijnen, kan het Fonds, als de cliënt de gevraagde gegevens voor het onderzoek van zijn aanvraag om terugbetaling of schadevergoeding niet verstrekt, dan wel bij twijfel over de gegrondheid van de gegevens waarop die aanvraag steunt, de uitkering van de tegemoetkoming opschorten, tot de gevraagde gegevens worden verstrekt dan wel tot het bewijs wordt geleverd dat de hierboven bedoelde gegevens gegrond zijn. Bij faillissement of gerechtelijk akkoord kan het Fonds de uitkering van de tegemoetkoming opschorten tot de vordering mag worden opgenomen in het passief van het faillissement of het gerechtelijk akkoord. 45. De tegemoetkoming kan slechts worden betaald voorzover : 1° de houder van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen, de uitdrukkelijke en gelijktijdige in-de-plaatstreding van het Fonds aanvaardt in zijn schuldvordering en eventuele terugvorderingsrechten ; 2° de houder, ingeval hij slechts gedeeltelijk wordt terugbetaald of vergoed, in afwijking van artikel 1252 van het Burgerlijk Wetboek aanvaardt zijn rechten, voor wat hem nog verschuldigd blijft, uit te oefenen in rang gelijk met het Fonds; 3° de houder de verklaringen ondertekent over de vereiste voorwaarden voor de betaling van de tegemoetkomingen; 4° de houder de tegoeden die daarvoor in aanmerking komen, overdraagt aan het Fonds in het vooruitzicht van zijn tegemoetkoming en de eventuele daaruit volgende procedures. Het Fonds beheert de aldus overgedragen tegoeden in het gezamenlijk belang van de houder en van zichzelf. Het stort aan de houder wat het heeft teruggewonnen, na aftrek van het bedrag van de uitgekeerde tegemoetkoming. 46. Tot een gerechtelijke beslissing is genomen die in kracht van gewijsde is gegaan, schorst het Fonds de terugbetaling of vergoeding van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen, wanneer hun houder of één van hun houders of enige andere persoon die rechten kan doen gelden op die tegoeden, is beschuldigd van een misdrijf in verband met witwassen van geld, waarvan de betrokken tegoeden worden vermoed afkomstig te zijn, als bedoeld, in België, in artikel 3 van de wet van 11 januari 1993 of als bedoeld, in het buitenland, in artikel 1 van richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld.
Afdeling 8 : Beperkingen op de uitvoering van de verbintenissen van het Fonds
47. Wanneer het Fonds van oordeel is dat de beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten niet zullen volstaan om alle tegoeden die daarvoor in aanmerking komen terug te betalen of te vergoeden, maakt het Fonds, op basis van de gegevens waarover het beschikt, met name vanwege de curator, een raming van, enerzijds, het totaalbedrag van de terugbetalingen en schadevergoedingen die zouden moeten worden verleend op grond van de bepalingen van de punten 7 tot 46, en, anderzijds, van het gedeelte van de schuldvorderingen op de betrokken instelling of vennootschap dat niet kan worden teruggewonnen. 48. Het Fonds kan de uitkering van de terugbetalingen en schadevergoedingen uitstellen tot het de in punt 47 bedoelde ramingen heeft kunnen maken en uiterlijk tot het
49
verstrijken van de overeenkomstig de punten 41 en 42 vastgestelde termijnen. 49. Het Bestuurscomité van het Fonds beperkt de terugbetalingen en schadevergoedingen op de wijze die het zelf vaststelt, naar verhouding van de beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten, als de beschikbare middelen op de dag waarop de deficiëntie zich voordoet, lager is dan het geraamde niet terug te winnen bedrag van de terugbetalingen en schadevergoedingen die zouden moeten worden uitgekeerd op grond van de bepalingen van de punten 7 tot 46, vermeerderd met de kosten voor de tegemoetkomingen. 50. Wanneer, ingevolge een beperking als bepaald in punt 49, de beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten op de dag van die beperking niet integraal is uitgekeerd, worden het batig saldo en de terugwinningen waarmee geen rekening werd gehouden bij de raming, toegekend aan de houders van tegoeden die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen, zonder dat het totaalbedrag van de terugbetalingen en schadevergoedingen, rekening houdend met de bepalingen van punt 51, hoger kan liggen dan de maximumbedragen bedoeld in de punten 14 tot 19. 51. De wedersamenstelling van beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten door de normale storting van bijdragen overeenkomstig de financieringsregels van de voornoemde regeling, wordt bij voorrang aangewend ter aanvulling van de terugbetalingen en schadevergoedingen die moesten worden beperkt krachtens punt 49. 52. Tot de uiteindelijke afrekening heeft het Fonds het recht om de uitkering van aanvullende terugbetalingen en schadevergoedingen bedoeld in de punten 50 en 51 op te schorten, als die terugbetalingen en schadevergoedingen per cliënt niet ten minste de tegenwaarde van 500 euro bedragen.
Afdeling 9 : Tegemoetkoming in het kader van een vereffening, een financiële sanering of een overname van het bedrijf van een kredietinstelling, een beursvennootschap of een vennootschap voor vermogensbeheer
53. Binnen de grenzen van de beschikbare financiële middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten, kan het Fonds, onder bepaalde voorwaarden, preventief zijn financiële steun toekennen om een vereffening, sanering of overname van het bedrijf mogelijk te maken van een kredietinstelling, een beursvennootschap of een vennootschap voor vermogensbeheer waarvan de goede afloop van de verbintenissen in gevaar is.
HOOFDSTUK 3 : BIJKANTOREN VAN KREDIETINSTELLINGEN OF BELEGGINGSONDERNEMINGEN DIE RESSORTEREN ONDER HET RECHT VAN EEN ANDERE LIDSTAAT VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP
54. De in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap kunnen deelnemen aan de Belgische beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten, om, binnen de grenzen van die regeling, de waarborgen aan te vullen die worden verstrekt door de regeling waaraan die instellingen en ondernemingen deelnemen in hun Staat van herkomst. 55. Het Fonds treedt op wanneer de rechtbanken van de Staat van herkomst van de kredietinstelling of de beleggingsonderneming, of de bevoegde autoriteit van die
50
Staat de in punt 8 bedoelde beslissingen hebben genomen of zijn overgegaan tot de aldaar bedoelde vaststelling of wanneer zij soortgelijke beslissingen hebben genomen of tot soortgelijke vaststellingen zijn overgegaan als bedoeld in richtlijn 94/19/EG voor de tegoeden die in aanmerking komen in het kader van de bescherming van deposito’s, of als bedoeld in richtlijn 97/9/EG voor de tegoeden die in aanmerking komen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten. 56. De terugbetaling heeft, voor de tegoeden die in aanmerking komen in het kader van de bescherming van deposito’s, betrekking op het verschil tussen de tegemoetkoming van de beschermingsregeling van de Staat van herkomst en het bedrag van de tegemoetkoming vastgesteld in punt 14. De schadevergoeding heeft, voor de tegoeden die in aanmerking komen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, betrekking op het verschil tussen de tegemoetkoming van het beleggerscompensatiestelsel van de Staat van herkomst en het bedrag van de tegemoetkoming vastgesteld in punt 15. 57. Voor het overige zijn de voorwaarden en wijze van terugbetaling vermeld in de punten 7, 9 tot 13 en 22 tot 52 voor de kredietinstellingen, beursvennootschappen en vennootschappen voor vermogensbeheer naar Belgisch recht, van toepassing op deze bijkantoren.
HOOFDSTUK 4 : BIJKANTOREN VAN KREDIETINSTELLINGEN OF BELEGGINGSONDERNEMINGEN DIE RESSORTEREN ONDER HET RECHT VAN EEN STAAT DIE GEEN LID IS VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP
58. De Belgische beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten dekt de voor tegemoetkoming in aanmerking komende tegoeden van in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap, wanneer deze bijkantoren zijn aangesloten en hun tegoeden niet zijn gedekt door een beschermingsregeling in de Staat van herkomst. 59. Het Fonds treedt op wanneer de rechtbanken van de Staat van herkomst van de kredietinstelling of de beleggingsonderneming, of de bevoegde autoriteit van die Staat de in punt 8 bedoelde beslissingen hebben genomen of zijn overgegaan tot de aldaar bedoelde vaststellingen of wanneer zij beslissingen hebben genomen of tot vaststellingen zijn overgegaan met een gelijkwaardige draagwijdte qua beschikbaarheid van de deposito’s of qua levering of teruggave van de financiële instrumenten. 60. Voor het overige gelden voor die bijkantoren de in de punten 7, 9 tot 13 en 22 tot 52 vastgestelde voorwaarden en wijze van tegemoetkoming. 61. De Belgische beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten dekt eveneens de voor tegemoetkoming in aanmerking komende tegoeden van in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap, wanneer die bijkantoren zijn aangesloten en wanneer voor hun tegoeden in de Staat van herkomst een beperktere dekking geldt dan gewaarborgd door de Belgische beschermingsregeling. 62. Het Fonds treedt op in de gevallen bedoeld in punt 59 voor de bedragen bedoeld in punt 56. 63. Voor het overige gelden voor die bijkantoren de in de punten 7, 9 tot 13 en 22 tot 52 vastgestelde voorwaarden en wijze van tegemoetkoming.
HOOFDSTUK 5 : INFORMATIEVERSTREKKING AAN DE DEPOSANTEN
64. Het Fonds maakt de naam bekend van de kredietinstellingen, beursvennootschappen en vennootschappen voor vermogensbeheer die deelnemen aan de regeling alsook van de kredietinstellingen, beursvennootschappen en vennootschappen voor vermogensbeheer die niet langer gedekt zijn door de Belgische regeling.
66. Het Fonds maakt op dezelfde wijze als bedoeld in punt 37 de eventuele wijzigingen bekend die het zou aanbrengen in deze verbintenis.
HOOFDSTUK 6 : INWERKINGTREDING
67. Deze mededeling heeft uitwerking op de datum van inwerkingtreding van de hoofdstukken III en IV van de voornoemde wet van 17 december 1998.
65. Ingeval van deficiëntie deelt het Fonds aan alle belanghebbenden de voorwaarden, regels en wijze van terugbetaling en schadevergoeding mee.
Bijlage 3
LIJST VAN DE INSTELLINGEN DIE DEELNEMEN AAN DE BESCHERMINGSREGELING Toestand op 1 april 2000 Deze lijst werd opgesteld op de meest recent mogelijke datum en vertoont dus qua samenstelling verschillen met de overzichtstabel op blz. 18
1. Kredietinstellingen 1.A. Naar Belgisch recht 1.A.1. Banken AGF BELGIUM BANK N.V. Lakensestraat 35, 1000 Brussel ANTWERPSE DIAMANTBANK N.V. Pelikaanstraat 54, 2018 Antwerpen ARTESIA BANKING CORPORATION N.V., verkort: ARTESIA BANK of ARTESIA Koning Albert II - laan 30 bus 2, 1000 Brussel AXA BANK BELGIUM N.V. Grote Steenweg 214, 2600 Berchem B.B.L. N.V., voluit: Bank Brussel Lambert Marnixlaan 24, 1000 Brussel BACOB C.V. Trierstraat 25, 1040 Brussel BANCA MONTE PASCHI BELGIO N.V. Jozef II-straat 24, 1000 Brussel BANK DE MAERTELAERE N.V., verkort: De Maertelaere Rijsenbergstraat 148, 9000 Gent BANK DEGROOF N.V. Nijverheidsstraat 44, 1040 Brussel BANK DELEN & DE SCHAETZEN N.V., verkort: Bank Delen of Bank de Schaetzen of DDS Bank Jan Van Rijswijcklaan 184, 2020 Antwerpen BANK J. VAN BREDA EN C° N.V. Plantin en Moretuslei 295, 2140 Borgerhout BANK NAGELMACKERS 1747 N.V. Sterrenkundelaan 23, 1210 Brussel BANK VAN DE POST N.V. Koloniënstraat 56, 1000 Brussel BANK VAN LIMBURG C.V., verkort: B.V.L., ook genoemd: Limburgs Beroepskrediet Cellebroedersstraat 11-15, 3500 Hasselt BANK VOOR FINANCIEEL BEHEER N.V., verkort: Gesbank Rue Lebeau 3, 4000 Liège BANKUNIE N.V. Parklaan 46, 2300 Turnhout BANQUE DREZE N.V. Rue Xhavée 3, 4800 Verviers BCH BENELUX N.V. Wetstraat 227, 1040 Brussel BELGOLAISE BANK N.V., verkort: Belgolaise Kantersteen 1, 1000 Brussel BEROEPSKREDIET N.V. Waterloolaan 16, 1000 Brussel BYBLOS BANK EUROPE N.V. Montoyerstraat 10 bus 3, 1000 Brussel CBC BANQUE N.V. Grote Markt 5, 1000 Brussel CITIBANK BELGIUM N.V., of Famibank Divisie Citibank Belgium of Banque Sud belge Divisie Citibank Belgium Generaal Jacqueslaan 263 g, 1050 Brussel
51
COMMERZBANK BELGIUM N.V. Louis Schmidtlaan 87, 1040 Brussel DE LAET, POSWICK & CO, BANKIERS G.C.V. Herrmann Debrouxlaan 46, 1160 Brussel DEUTSCHE BANK N.V. Lange Gasthuisstraat 9 , 2000 Antwerpen DEWAAY BANK N.V. Anspachlaan 1 bus 39, 1000 Brussel EUROPABANK N.V. Burgstraat 170, 9000 Gent EUROPESE BANK VOOR LATIJNS-AMERIKA N.V., verkort: B.E.A.L. Terhulpensesteenweg 166, 1170 Brussel F. VAN LANSCHOT BANKIERS (BELGIE) N.V., verkort: F. Van Lanschot Bankiers Jan van Rijswijcklaan 4, 2018 Antwerpen FORTIS BANK N.V. Warandeberg 3, 1000 Brussel GEMEENTEKREDIET VAN BELGIE N.V, verkort: Gemeentekrediet Pachecolaan 44, 1000 Brussel GENERALE DE BANQUE BELGE POUR L'ETRANGER N.V., of Generale Belgian Bank, verkort: Belgian Bank Warandeberg 3, 1000 Brussel HYPOTHEEK-, BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ EN BANK N.V., verkort: H.B.M.-bank Kipdorp 21 , 2000 Antwerpen ING BANK (BELGIUM) N.V., verkort: ING Bank de Lignestraat 1, 1000 Brussel J.P. MORGAN BENELUX N.V. Koning Albert II - laan 1, 1210 Brussel KBC BANK N.V. Havenlaan 2, 1080 Brussel OGAKI KYORITSU BANK (EUROPE) N.V. Louizalaan 287 bus 9, 1050 Brussel PARFIBANK N.V. Regentlaan 40, 1000 Brussel PRIVATE KAS BANK N.V. Marsveldplein 2, 1050 Brussel REALBANK N.V. Koloniënstraat 1, 1000 Brussel SHIZUOKA BANK (EUROPE) N.V. Louizalaan 283 bus 13, 1050 Brussel UNITED TAIWAN BANK N.V. Kunstlaan 27, 1040 Brussel 1.A.1.a. Federatie van kredietinstellingen LANDBOUWKREDIET N.V., ook genoemd: Landbouwkrediet bank Sylvain Dupuislaan 251, 1070 Brussel 1.A.2. Spaarbanken ARGENTA SPAARBANK N.V., verkort: ASPA Belgiëlei 49-53, 2018 Antwerpen BELGISCH ZEE- EN BINNENVAART KREDIETMAATSCHAPPIJ, verkort: Creditmar Korenlei 17, 9000 Gent CENTEA N.V. Mechelsesteenweg 180, 2018 Antwerpen CENTRALE KREDIETVERLENING N.V., verkort: C.K.V. Holstraat 59, 8790 Waregem CREDIT PROFESSIONNEL DU HAINAUT C.V., verkort: Banque CPH Rue Perdue 7, 7500 Tournai DE VADERLANDSCHE SPAARBANK N.V. Desguinlei 92, 2018 Antwerpen DIPO N.V. Maria-Theresialei 2, 2018 Antwerpen EURAL N.V. Koning Albert II-laan 30 bus 37, 1000 Brussel HBK - SPAARBANK N.V. Lange Lozanastraat 250 bus 233, 2018 Antwerpen KREDIET ARFIN C.V. Steenstraat 103, 2180 Antwerpen KREDIET- EN FINANCIELE MAATSCHAPPIJ N.V., verkort: Krefima Mechelsesteenweg 150, 2018 Antwerpen MAURETUS SPAARBANK N.V. Rubenslei 11, 2018 Antwerpen SEFB - RECORD BANK C.V., verkort: Record bank of SEFB Rue Forgeur 17-21, 4000 Liège UPAR N.V. Grote Steenweg 214, 2600 Berchem VDK N.V., ook genoemd: VDK Spaarbank, voluit: Volksdepositokas of Volksdepositokas Spaarbank Sint-Michielsplein 16, 9000 Gent WESTKREDIET N.V. Markt 2, 8790 Waregem
52
1.A.2.a. Kredietverenigingen behorenden tot het net van het beroepskrediet ANTWERPS BEROEPSKREDIET C.V. Frankrijklei 136, 2000 Antwerpen BANQUE DE CREDIT PROFESSIONNEL C.V.B.A., verkort: C.P. Banque Rue des Croisiers 50, 5000 Namur BRABANTS BEROEPSKREDIET - BANK C.V., verkort: Bank van Brabant Belliardstraat 21, 1040 Brussel CREDIT PROFESSIONNEL INTERFEDERAL C.V. Rue de la Station 40, 7700 Mouscron FEDERALE KAS VOOR HET BEROEPSKREDIET C.V. Koning Albertstraat 12, 8500 Kortrijk MIDDENSTANDS DEPOSITO- EN KREDIETKANTOOR C.V. Onze-Lieve-Vrouwstraat 114, 2800 Mechelen ONDERLING BEROEPSKREDIET C.V. Graaf van Vlaanderenplein 19, 9000 Gent OOSTVLAAMS BEROEPSKREDIET C.V. Dokter Armand Rubbensstraat 45, 9240 Zele WEST-VLAAMSE BANK C.V., verkort: WVB Adriaan Willaertstraat 9, 8000 Brugge 1.A.3. Effectenbanken BANK CORLUY, EFFECTENBANKIERS N.V., verkort: Bank Corluy Belgiëlei 153, 2018 Antwerpen DIERICKX, LEYS & CIE EFFECTENBANK N.V., verkort: Dierickx, Leys & Cie of Dierickx Kasteelpleinstraat 44, 2000 Antwerpen VAN DE PUT & CIE, EFFECTENBANK - BANQUE DE TITRES C.V.A., verkort: Van De Put & C° Mechelsesteenweg 203, 2018 Antwerpen 1.B. Met bijkantoren in België die ressorteren onder het recht van een staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap BANK OF AMERICA NATIONAL ASSOCIATION Uitbreidingstraat 180 bus 6, 2600 Antwerpen BANK OF BARODA Wetstraat 28, 1040 Brussel BANQUE COMMERCIALE DU MAROC Anspachlaan 194-198, 1000 Brussel CITIBANK NA Generaal Jacqueslaan 263 g, 1050 Brussel HABIB BANK LTD Wetstraat 19, 1040 Brussel MORGAN GUARANTY TRUST COMPANY OF NEW YORK Koning Albert II - laan 1, 1210 Brussel STATE BANK OF INDIA Korte Herentalsestraat 3, 2018 Antwerpen THE BANK OF NEW YORK Kunstlaan 35, 1040 Brussel THE BANK OF TOKYO - MITSUBISHI LTD Kunstlaan 58, 1000 Brussel THE CHASE MANHATTAN BANK Louizalaan 326 bus 51, 1050 Brussel THE SAKURA BANK, LTD Louizalaan 287 bus 3, 1050 Brussel THE SANWA BANK LTD Kunstlaan 53-54, 1000 Brussel THE SUMITOMO BANK LTD Kunstlaan 58, 1000 Brussel WAFABANK Kruidtuinlaan 13 A, 1000 Brussel 2. Beleggingsondernemingen 2.A. Naar Belgisch recht 2.A.1. Beursvennootschappen ARTESIA SECURITIES N.V. Koning Albert II laan 30 bus 2, 1000 Brussel AXEL ROSEEUW & C° BEURSVENNOOTSCHAP N.V. Pelikaanstraat 42 bus 31, 2018 Antwerpen BEURSVENNOOTSCHAP DEGROOF SECURITIES N.V., verkort: Degroof securities Guimardstraat 18, 1040 Brussel BOCKLANDT B.V.B.A. Casinostraat 6, 9100 Sint-Niklaas BONNEWIJN, RENWART, VAN GOETHEM & C° N.V., verkort: BRG Wetstraat 78, 1040 Brussel
53
BUSSCHAERT & C°, BEURSVENNOOTSCHAP B.V.B.A., verkort: Busschaert & C° Lippenslaan 115, 8300 Knokke-Heist CAPITAL @ WORK N.V. Waversesteenweg 1519, 1160 Brussel CELS SECURITIES N.V. Pantheonlaan 1, 1081 Brussel CHOPPINET B.V.B.A. W. Churchilllaan 18-22, 1180 Brussel DAMIEN COURTENS & CIE B.V.B.A. Paul Deschanellaan 130 bus 2, 1030 Brussel DE BUCK & C° N.V. Kouter 31, 9000 Gent DE MOFFARTS - ROLIN JACQUEMYNS N.V. Anspachlaan 111 bus 3, 1000 Brussel DE MULDER & C° B.V.B.A. Ruelle des Foins 85, 1390 Grez-Doiceau DECLERCQ & C° G.C.V. Justitiestraat 27 bus 6, 2018 Antwerpen DELANDE & CIE G.C.V. Montoyerstraat 31 bus 5, 1000 Brussel DELTA BEURSVENNOOTSCHAP B.V.B.A. Kouter 12, 9000 Gent F. DELCOUR, A. VANCRAYEBECK & E. ERNOULD, SOCIETE DE BOURSE B.V.B.A. Rue de Bex 11, 4000 Liège FUND ADMINISTRATION SERVICE & TECHNOLOGY NETWORK BELGIUM N.V., verkort: FASTNET Belgium Antwerpselaan 25-27, 1000 Brussel GESTRABEL B.V.B.A. Delleurlaan 8, 1170 Brussel GOLDWASSER EXCHANGE & C° B.V.B.A. Hoveniersstraat 2 bus 221, 2018 Antwerpen HAVAUX N.V., Beursvennootschap, verkort: HVX Regentlaan 47-48, 1000 Brussel J. LELEUX & CIE N.V., verkort: JLC Rue de la Station 99, 7060 Soignies J. QUATANNENS EN C° N.V. Wortegemsesteenweg 15, 8570 Anzegem KBC DERIVATIVES N.V. Havenlaan 12 , 1080 Brussel KBC SECURITIES N.V. Vondelstraat 15, 2060 Antwerpen LAWAISSE BEURSVENNOOTSCHAP G.C.V. Sint-Jorisstraat 6, 8500 Kortrijk LEO STEVENS & CIE B.V.B.A. Vestingstraat 70, 2018 Antwerpen MELICE & CIE N.V. Grasmarkt 105 bus 10, 1000 Brussel PETERCAM N.V. Sint-Goedeleplein 19, 1000 Brussel PHILIPPE & YVES DE COSTER, SOCIETE DE BOURSE B.V.B.A. Kleerkopersstraat 15/17, 1000 Brussel PIRE & CIE N.V. Rue du Collège 24, 6000 Charleroi R. & F. ROPSY & CIE B.V.B.A. W. Churchilllaan 137 bus 26, 1180 Brussel RAMPELBERGS & CIE N.V. Baron Albert d'Huartlaan 7, 1150 Brussel REYERS, BEAUVOIS, DE VILLENFAGNE N.V., verkort: Reyers, Beauvois Aarlenstraat 39/41 bus 10, 1000 Brussel RIGA & CIE N.V. Rue de Nivelles 14, 1300 Wavre RONFLETTE & CIE B.V.B.A. Boulevard Devreux 3 1er étage, 6000 Charleroi SMEETS SECURITIES N.V. Kipdorp 10-12, 2000 Antwerpen TRUSTINVEST N.V. Jordaenskaai 5, 2000 Antwerpen UNION BELGIAN BROKERS C.V.B.A., verkort: U.B.B. beursvennootschap Kleerkopersstraat 15, 1000 Brussel VAN BAUWEL & C° G.C.V. Bisschopstraat 70, 2060 Antwerpen VAN GLABBEEK & C° BEURSVENNOOTSCHAP B.V.B.A. Kipdorp 43, 2000 Antwerpen VAN GOOLEN & C° B.V.B.A. Guldenberg 8, 2000 Antwerpen VAN HERREWEGHE B.V.B.A. Tervurenlaan 50, 1040 Brussel VAN MOER, SANTERRE & C° N.V. Anspachlaan 111 bus 7, 1000 Brussel VERMEULEN - RAEMDONCK N.V. Handelsstraat 10, 1000 Brussel
54
WEGHSTEEN & DRIEGE N.V. Oude Burg 6, 8000 Brugge YOKOHAMA FINANCE (EUROPE) N.V. Louizalaan 287 bus 1, 1050 Brussel 2.A.2. Vennootschappen voor vermogensbeheer A.I.M. TRADING N.V. Brughoevestraat 4 , 2820 Rijmenam ALENA N.V. Vorstlaan 100 , 1170 Brussel AXA INVESTMENT MANAGERS BRUSSELS N.V., verkort: AXA IM Brussels Vorstlaan 36, 1170 Brussel BBL CAPITAL MANAGEMENT CORPORATION N.V. Marnixlaan 24, 1000 Brussel BEARBULL (BELGIUM) N.V. Waterloosesteenweg 880, 1000 Brussel BESTINVEST N.V. Burg. Bertenplein 23, 8970 Poperinge BUTTONWOOD N.V. Doorniksewijk 15 , 8500 Kortrijk CAPITAL & FINANCE ASSET MANAGEMENT N.V. Vinkstraat 36, 1170 Brussel COMPAGNIE DE GESTION PRIVEE N.V. Lloyd Georgelaan 6 bus 7, 1000 Brussel CORDIUS ASSET MANAGEMENT N.V. Livingstonelaan 6, 1000 Brussel DEXIA ASSET MANAGEMENT BELGIUM N.V. Pachecolaan 44, 1000 Brussel EUROPEAN INVESTMENT CORPORATION N.V., verkort: E.I.C. Rue du Collège 24, 6000 Charleroi FIDES ASSET MANAGEMENT N.V. Montoyerstraat 63, 1000 Brussel FINA INVESTMENT N.V. Nijverheidstraat 52, 1040 Brussel FORTIS INVESTMENT MANAGEMENT BELGIUM N.V., verkort: FIB Belgium Koning Albert II laan 1, 1210 Brussel FORTIS INVESTMENT MANAGEMENT N.V., verkort: FIB Koning Albert II laan 1, 1210 Brussel FORTUNAE PATER FAMILIAS N.V. Lijsterbessendreef 1, 8020 Oostkamp HORATIUS VERMOGENSBEHEER N.V. Brugsesteenweg 253, 8500 Kortrijk I.M.G. BELGIUM N.V. Mettewielaan 503, 1070 Brussel INTERNATIONAL CAPITAL INVESTMENT N.V., verkort: I.C.I. Avenue du Mont Marcure 35, 1420 Braine-l'Alleud KBC ASSET MANAGEMENT N.V. Havenlaan 2 , 1080 Brussel MEGA INVEST MANAGEMENT N.V. Zuidstraat 97, 1000 Brussel NLM INVESTMENT SERVICES N.V. Ter Kamerenlaan 74, 1000 Brussel PRIVATE AND INDEPENDENT INVESTMENT N.V., verkort: PRIV-GEST Oude Graanmarkt 17, 1000 Brussel SCALDIS VERMOGENSBEHEER N.V. Orteliuskaai 2 bus 2, 2000 Antwerpen SERCAM N.V. Lentestraat 24 bus 1, 1050 Brussel SOCIETE INTERNATIONALE DE GESTION DE PORTEFEUILLES N.V., verkort: S.I.G.P. Rue du Géant 6 bte 21, 1400 Nivelles STROEVE & DEGROOF VERMOGENSBEHEER N.V. Van Putlei 33, 2018 Antwerpen VANGUARD MARKETING INTERNATIONAL N.V. Drève Richelle 161 , 1410 Waterloo 2.B. Met bijkantoren in België die ressorteren onder het recht van een staat die lid is van de Europese Gemeenschap 2.B.1. Beursvennootschappen LE FOYER, OTTAVIANI & ASSOCIES N.V. Quai Godefroid Kurth 30 , 4020 Liège TEMPLETON FRANCE N.V. Tervurenlaan 93, 1040 Brussel
55