J A A RV E R S L A G 2 0 0 2
BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN
BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO’S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN Openbare instelling opgericht door de wet van 17 december 1998 (B.S. 31/12/98)
Activiteitenverslag & jaarrekening 2002 Goedgekeurd door het Bestuurscomité op 18 maart 2003
de Berlaimontlaan 14 1000 Brussel Tel: 32.2/221.38.92 Fax: 32.2/221.32.41
[email protected] 1
De beschrijving van de beschermingsregeling in dit jaarverslag is louter informatief en kan niet ingeroepen worden in geval van deficiëntie van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen. In zo'n geval gelden enkel de authentieke teksten en de mededeling gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
2
Inhoudstafel blz.
Voorwoord
5
1. Kenmerken van de beschermingsregeling 1.1. Opdracht 1.2. Institutionele aspecten 1.3. Aangesloten financiële instellingen 1.4. Aanleiding tot een interventie 1.5. Tegoeden gedekt in het kader van de depositobescherming 1.6. Tegoeden gedekt in het kader van de bescherming van financiële instrumenten 1.7. Bedrag van de tegemoetkomingen 1.8. Voorwaarden om een tegemoetkoming te bekomen 1.9. Schadeloosstelling van cliënten van vennootschappen voor vermogensbeheer en van vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten
7
2. Administratief beheer van het Beschermingsfonds in 2002 2.1. Deelnemers aan het Beschermingsfonds 2.2. Interventiedossiers geopend sinds de oprichting van het Beschermingsfonds 2.3. Beheer van de interventiedossiers overgenomen van de vorige depositobeschermingsregelingen 2.4. Beheer van de interventiedossiers overgenomen van het CIF 2.5. Wijziging van de reglementaire beschikkingen van het Beschermingsfonds 2.6. Internationale samenwerking
11
3. Financieel beheer van de middelen van het Beschermingsfonds in 2002 3.1. Bijdragen van het jaar 2002 3.2. Verslag over het financieel beheer van de middelen
17
4. Overzicht van de beschikbare middelen van het Beschermingsfonds 4.1. Samenstelling 4.2. Middelen van de kredietinstellingen 4.3. Bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg 4.4. Reserve van de beursvennootschappen 4.5. Gemeenschappelijke Reserve 4.6. Principes van opneming van de diverse compartimenten van de Interventiereserve 4.7. Evolutie van de middelen van de Interventiereserve
21
5. Jaarrekening 2002 5.1. Verslag van de revisoren 5.2. Balans en resultatenrekening 5.3. Toelichting
27
6. Bijlagen 6.1. Mededeling (gecoördineerde versie) 6.2. Lijst van de deelnemers op 15 maart 2003
38 44
3
Organen van het Beschermingsfonds
Bestuurscomité
Voorzitter
William Fraeys
Leden
vertegenwoordigers van de overheid
vertegenwoordigers van de kredietinstellingen en van de beleggingsondernemingen
Hiliana Coessens Marcia De Wachter Marc Monbaliu Guy Schrans Fernand Vanbéver(†)
Karel De Boeck (tot 13.12.2002) J.-P. de Buck van Overstraeten Mark Lambrechts Guido Ravoet Henri Servais Eric Struye de Swielande Luc Vandewalle (vanaf 14.12.2002)
plaatsvervangers
plaatsvervangers
Jean-Pierre Brisé (tot 30.06.2002) Viviane Buydens Agnes Van den Berge (vanaf 1.07.2002)
Georges Martin Yvan Peeters Pierre Renwart Arnaud van Doosselaere
Regeringscommissaris Jean-Pierre Arnoldi
Secretaris-generaal Herman Debremaeker
Revisoren Ludo De Keulenaer Jean-Louis Prignon
Het Bestuurscomité betreurde het overlijden op 15 januari 2003 van de heer Fernand Vanbéver die sinds de oprichting van het Beschermingsfonds als lid de overheid vertegenwoordigde. Het Bestuurscomité heeft hem hulde gebracht voor zijn verhelderende adviezen en voor zijn ervaring die hij ten dienste van het Beschermingsfonds heeft gesteld.
4
Voorwoord
Op 31 december 2002 eindigde het vierde werkingsjaar van het Beschermingsfonds dat door de wet van 17 december 1998 werd opgericht met als opdracht schadeloosstellingen te verlenen aan deposanten en beleggers die verlies lijden naar aanleiding van de deficiëntie van hun kredietinstelling of beleggingsonderneming. Voor het derde opeenvolgende jaar deden er zich geen dergelijke schadevallen voor. Het enige interventiedossier dat sinds de oprichting van het Beschermingsfonds diende geopend te worden, was dit van een beursvennootschap waarvan het faillissement zich eind 1999 voordeed en dat aanleiding heeft gegeven tot schadeloosstellingen van 400 beleggers voor een totaalbedrag van € 2,6 miljoen. Het aantal financiële instellingen dat deelneemt aan het Beschermingsfonds daalde, van het ene jaareinde tot het andere, van 157 tot 149 ingevolge de voortgezette concentratiebeweging in de financiële sector. Deze deelnemers zijn kredietinstellingen (74), beursvennootschappen (40), vennootschappen voor vermogensbeheer (32) en vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten (3). De kredietinstellingen en beursvennootschappen leggen bij het Beschermingsfonds een Interventiereserve aan die samengesteld is uit financiële middelen die bestemd zijn om aangewend te worden wanneer er zich in één van deze sectoren een geval van deficiëntie voordoet. Deze reserve wordt gestijfd door jaarlijkse financiële bijdragen die voor 2002 € 38,1 miljoen bedroegen. Deze storting brengt het totaal van de financiële bijdragen die gedurende de vier werkingsjaren van het Beschermingsfonds werden opgehaald, op € 149,4 miljoen. Gezien er zich geen nieuwe schadegevallen voordeden in 2002, werden de bijdragen van de deelnemende instellingen, de netto-opbrengst van de beleggingen en bepaalde terugwinningen integraal aan de Interventiereserve toegevoegd. De Interventiereserve nam aldus toe met € 42,6 miljoen en bereikte op 31 december 2002 een bedrag van € 580,- miljoen.
Het Beschermingsfonds is eveneens door de wet aangeduid als rechtsopvolger van de gewezen beheerder van de vroegere depositobeschermingsregeling, het Herdiscontering- en Waarborginstituut (HWI), en van de gewezen beheerder van de vorige beleggersbeschermingsregeling, het Interventiefonds van de beursvennootschappen (CIF). Het Beschermingsfonds zette dan ook in die hoedanigheid het beheer verder van de interventies die door genoemde instellingen werden ondernomen. Verscheidene hangende tegemoetkomingsaanvragen die door benadeelde cliënten bij deze organismen werden ingediend, konden worden afgehandeld en gaven aanleiding tot schadeloosstellingen voor een totaal bedrag van € 0,2 miljoen. Daarnaast kon het Beschermingsfonds een bedrag van € 3,7 miljoen in resultaat opnemen ingevolge faillissementsdividenden die het verkreeg op grond van de indeplaatstreding van genoemde organismen in de rechten van deposanten en beleggers die een vergoeding hadden bekomen.
5
Het Beschermingsfonds nam het voorzitterschap waar van de onderhandelingen tussen de sector van de kredietinstellingen en deze van de beursvennootschappen die geleid hebben naar een akkoord dat de solidariteit tussen deze sectoren heeft versterkt. Dit akkoord en de overeenstemmende aanpassingen van het Protocol, dat de werking van het Beschermingsfonds regelt, werden goedgekeurd door het Bestuurscomité en door de deelnemende instellingen van het Beschermingsfonds en trad in werking op 10 december 2002. Het eerste luik van het akkoord globaliseert de middelen van de Interventiereserve. Dit houdt in dat, in de toekomst, de middelen uit de vorige depositobeschermingsregeling die ingebracht werden door de kredietinstellingen, zullen kunnen gebruikt worden om de kostprijs te dragen van een interventie teweeggebracht door de deficiëntie van een beursvennootschap en dat, omgekeerd, de middelen ingebracht door het CIF zullen kunnen bijdragen tot het dekken van de kostprijs van een interventie ingevolge de deficiëntie van een kredietinstelling. Het tweede luik van het akkoord regelt definitief de verbintenissen ten overstaan van het Beschermingsfonds, van de aangesloten instellingen die voorheen lid waren van het CIF. Vooreerst werd overeengekomen het overtollige deel terug te storten van de middelen die deze leden inbrachten in het Beschermingsfonds bij de oprichting ervan. Na evaluatie van de risico's verbonden aan de overgenomen verbintenissen en na vaststelling van het bedrag van de overeenstemmende voorzieningen, werd een overschot van financiële middelen van € 8,2 miljoen terugbetaald. Op grond van dit akkoord behoren de overblijvende voorzieningen thans integraal tot het patrimonium van het Beschermingsfonds. Vervolgens werden alle leden die voorheen lid waren van het CIF definitief ontlast van hun verbintenis om alle toekomstige kosten te dekken, die verband houden met een van het CIF overgenomen interventiedossier waarvoor geen voldoende voorziening zou zijn aangelegd.
Als paritair samengesteld organisme, waarin zowel de overheid als de betrokken financiële sectoren zijn vertegenwoordigd, oefent het Beschermingsfonds verder diverse taken uit eigen aan zijn opdracht. Het volgt de problematiek van depositobescherming en beleggersvergoeding op en zet het onderzoek verder van de noodzaak tot actualisering van sommige aspecten van het Protocol dat zijn optreden regelt. Het Beschermingsfonds verstrekt bovendien de nodige informatie aan alle belanghebbenden, voornamelijk deposanten en beleggers. Op het vlak van de internationale samenwerking trad het Beschermingsfonds toe tot het "European Forum of Deposit Insurers" dat werd opgericht in 2002 door de Europese verenigingen die belast zijn met de depositobescherming. De opdracht van deze nieuwe organisatie, waartoe een dertigtal depositoverzekeraars zijn toegetreden, bestaat voornamelijk in de uitwisseling van informatie en ervaring onder instellingen die gelast zijn met de bescherming van deposito's bij kredietinstellingen.
6
1. Kenmerken van de beschermingsregeling 1.1. Opdracht Het Beschermingsfonds heeft als wettelijke opdracht de bescherming te regelen van spaargelden van deposanten en beleggers bij kredietinstellingen en beleggingsondernemingen. Hierbij speelt het Beschermingsfonds vooreerst een preventieve rol. Door de spaargelden in geval van deficiëntie van een kredietinstelling of beleggingsonderneming minstens gedeeltelijk terug te betalen, wordt getracht te vermijden dat er een klimaat van wantrouwen zou ontstaan ten opzichte van de gehele financiële sector. Het Beschermingsfonds vervult vervolgens ook een sociale rol door de ontreddering te verzachten van de kleine spaarders die door dergelijke deficiëntie hun spaargelden, of een deel ervan, zouden zien verloren gaan.
1.2. Institutionele aspecten De verplichting voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen om aan te sluiten bij een collectieve beschermingsregeling is ingeschreven in de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en de controle op de kredietinstellingen en in de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. Hiervoor richtte de wet van 17 december 1998 een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid op, onder de benaming "Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten". Op 15 februari 1999 werden de bestaande depositobeschermingsregeling bij het Herdiscontering- en Waarborginstituut (HWI) en de bestaande beleggersbeschermingsregeling van het Interventiefonds van de beursvennootschappen (CIF) in het Beschermingsfonds samengebracht. Het Beschermingsfonds organiseert een ééngemaakte regeling die tegemoetkomt aan de beschikkingen van de Europese richtlijnen inzake depositobescherming en beleggersvergoeding en die dekking verleent zowel voor deposito's van speciën als voor financiële instrumenten, ongeacht of deze tegoeden door de begunstigden van de bescherming worden gehouden bij een kredietinstelling of bij een beleggingsonderneming. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om een tegemoetkoming te bekomen, zijn vermeld in de "Mededeling over de beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten" die gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad (zie gecoördineerde versie in bijlage van dit verslag). De werkingsregels van het Beschermingsfonds en de financieringsregels van een eventueel schadegeval zijn vastgelegd in een Protocol afgesloten op 12 februari 1999 tussen het Beschermingsfonds en de betrokken instellingen.
7
1.3. Aangesloten financiële instellingen Het Beschermingsfonds dekt, onder bepaalde voorwaarden en volgens bepaalde modaliteiten die duidelijk omschreven zijn, tegoeden van cliënten van de kredietinstellingen en van de beleggingsondernemingen, die aangesloten zijn en waarvan de naam zich in bijlage van dit verslag bevindt. Deze toetreding is verplicht en vormt bovendien een voorafgaandelijke vereiste voor het verkrijgen van een vergunning vanwege de Commissie voor het Bank- en Financiewezen. Onder kredietinstellingen wordt verstaan de banken (waaronder de federaties van kredietinstellingen), de spaarbanken (waaronder de kredietverenigingen behorend tot het net van het beroepskrediet) en de effectenbanken alsook de bijkantoren gevestigd in België, van kredietinstellingen die onder het recht vallen van een staat die geen lid is van de Europese Unie. Drie categorieën van beleggingsondernemingen zijn wettelijk verplicht deel te nemen aan het Beschermingsfonds. Het gaat om de beursvennootschappen, de vennootschappen voor vermogensbeheer en de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten. De financiële instellingen die deelnemen aan het Beschermingsfonds zijn wettelijk verplicht hun effectieve en potentiële cliënten schriftelijk in te lichten over de dekking door en over de hoofdkenmerken van de beschermingsregeling waarbij zij zijn aangesloten. De Europese reglementering verbiedt daarentegen de aanwending voor reclamedoeleinden van gegevens over beschermingsregelingen. Het Beschermingsfonds waakt erover dat de betrokken instellingen deze beschikkingen naleven.
1.4. Aanleiding tot een interventie Het Beschermingsfonds komt tussen ten voordele van deposanten en beleggers in geval van deficiëntie van een kredietinstelling of een beleggingsonderneming, wanneer zo'n instelling of onderneming : • failliet verklaard werd, of • een verzoek heeft ingediend tot gerechtelijk akkoord, of • gedagvaard werd voor een gerechtelijk akkoord, of • niet in staat is, gezien haar financiële positie, de deposito's of financiële instrumenten terug te betalen, te leveren of terug te geven en zij dit ook niet zal kunnen binnen afzienbare termijn; deze vaststelling wordt gedaan door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen die dit ter kennis brengt van het Beschermingsfonds. Het Beschermingsfonds kan eveneens, tegen bepaalde voorwaarden en binnen de grenzen van zijn financiële middelen, preventief optreden en helpen bij de realisatie van een vereffening, een financiële sanering of een overname van een aangesloten instelling, waarvan de goede afloop van de verbintenissen in gevaar is.
8
1.5. Tegoeden gedekt in het kader van de depositobescherming Het Beschermingsfonds dekt in het kader van de depositobescherming, a)
de deposito's bij kredietinstellingen, alsook bancaire schuldvorderingsbewijzen die dergelijke deposito's vertegenwoordigen (obligaties, kasbons, depositocertificaten, ...), wanneer zij uitgedrukt zijn in euro of in de munt van een lidstaat van de Europese Unie (met inbegrip van de Noorse en IJslandse kroon); alleen bancaire schuldvorderingsbewijzen die op naam zijn gesteld, op een rekening zijn geplaatst of in open bewaargeving worden gehouden bij de uitgevende instelling vallen onder de dekking;
b)
geld gehouden bij kredietinstellingen en beursvennootschappen dat bestemd is voor de aankoop van financiële instrumenten of dat afkomstig is van de verkoop ervan, om het even in welke munt de tegoeden zijn uitgedrukt.
1.6. Tegoeden gedekt in het kader van de bescherming van financiële instrumenten Het Beschermingsfonds dekt, in het kader van deze bescherming, de financiële instrumenten (aandelen, obligaties, gemeenschappelijke beleggingsfondsen, ... uitgegeven door derden) die een kredietinstelling of een beursvennootschap niet kan leveren of teruggeven aan de rechtmatige eigenaar. Voor de berekening van de geleden schade worden de financiële instrumenten in aanmerking genomen ten belope van hun marktwaarde op de dag die de vaststelling van de deficiëntie voorafgaat. Het eventuele verlies aan waarde van een financieel instrument ten opzichte van zijn aanschaffingsprijs wordt bijgevolg niet gedekt door het Beschermingsfonds.
1.7. Bedrag van de tegemoetkomingen Alle schuldvorderingen van een zelfde rechthebbende op een instelling, lid van het Beschermingsfonds, die verband houden met tegoeden die gedekt zijn in het kader van de depositobescherming, worden opgeteld na wettelijke of conventionele vergelijking van de schulden van die cliënt. De tegemoetkoming van het Beschermingsfonds beloopt maximaal € 20.000 voor dit soort van tegoeden. Indien deze rechthebbende eveneens tegoeden aanhoudt die gedekt zijn in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, kan een tweede tegemoetkoming bekomen worden die eveneens maximaal € 20.000 kan bedragen. Doordat deze tegemoetkomingen cumuleerbaar zijn, kan het maximumbedrag van de schadeloosstelling tot € 40.000 oplopen, al naargelang de aard en het bedrag van de tegoeden die een cliënt aan een zelfde instelling heeft toevertrouwd.
9
1.8. Voorwaarden om een tegemoetkoming te bekomen De precieze voorwaarden waaraan moet voldaan worden om een tegemoetkoming te bekomen zijn vermeld in de "Mededeling over de beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten" (in bijlage bij dit jaarverslag). De regels die in deze mededeling worden uiteengezet handelen voornamelijk over de te volgen procedure, over de definitie van de tegoeden die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming, over de berekening van het bedrag van die tegemoetkoming en over de uitsluiting van bepaalde schuldeisers. Onder deze uitsluitingen vindt men de overheid en haar aanverwante instellingen, de financiële instellingen, institutionele beleggers, grote bedrijven alsook bepaalde personen die op een of andere wijze banden hebben met de deficiënte instelling of onderneming (bestuurders, aandeelhouders, commissarissen, verbonden vennootschappen, ...), of die door hun gedrag hebben bijgedragen tot de deficiëntie. Een tegemoetkoming brengt bovendien de indeplaatsstelling mee van het Beschermingsfonds in de rechten van de schuldeisers die het vergoed heeft. Wanneer de schuldeiser slechts voor een deel van zijn vordering door het Beschermingsfonds schadeloos werd gesteld, kan hij, met betrekking tot hetgeen hem nog verschuldigd blijft, zijn rechten verder uitoefenen ten overstaan van de deficiënte instelling. Bij de uitoefening van deze rechten staat hij in rang gelijk met het Beschermingsfonds.
1.9. Schadeloosstelling van cliënten van vennootschappen voor vermogensbeheer en van vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten Deze twee types van beleggingsondernemingen hebben een bijzonder statuut in het Beschermingsfonds vermits zij geen deposito's mogen opnemen of financiële instrumenten mogen houden voor rekening van hun cliënten. Deze vennootschappen moeten dit verbod daarenboven verplicht ter kennis brengen van hun cliënten en het is gebruikelijk dat het vermeld wordt in de contracten en overeenkomsten die met hen worden afgesloten. In geval van deficiëntie van dergelijke vennootschap zal de tegemoetkoming van het Beschermingsfonds beperkt zijn tot de tegoeden die cliënten haar zouden toevertrouwd hebben en die zij zou aanvaard hebben, in weerwil van het voornoemde verbod. Een schadeloosstellingsaanvraag zal bovendien slechts ontvankelijk zijn als ze afkomstig is van een cliënt die kan aantonen te goeder trouw te hebben gehandeld en geen weet te hebben gehad van voornoemd verbod.
10
2. Administratief beheer van het Beschermingsfonds in 2002
2.1. Deelnemers aan het Beschermingsfonds De wetgeving i.v.m. de beschermingsregeling is van toepassing op de kredietinstellingen en op bepaalde categorieën van beleggingsondernemingen, t.w. de beursvennootschappen, de vennootschappen voor vermogensbeheer en de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten. Wanneer het gaat om een instelling die is opgericht naar Belgisch recht, dient zij verplicht toe te treden tot de beschermingsregeling van ons land. Door deze toetreding worden haar verplichtingen gedekt jegens haar cliënten, met inbegrip van deze van haar eventuele bijkantoren gevestigd in de andere landen van de Europese Unie. Wanneer het echter gaat om een bijkantoor in België van een kredietinstelling of van een beleggingsonderneming die ressorteert onder het recht van een lidstaat van de Europese Unie (hierna genoemd "naar EU-recht") worden de verbintenissen van dit bijkantoor gedekt door de beschermingsregeling van het land van herkomst. Een bijkomende toetreding tot de beschermingsregeling in het land van vestiging kan overwogen worden wanneer deze laatste regeling de dekking van het land van herkomst kan aanvullen ("topping up"). Wanneer het tenslotte gaat om een bijkantoor van een kredietinstelling of een beleggingsonderneming die ressorteert onder het recht van een staat die geen lid is van de Europese Unie (hierna genoemd "naar niet EU-recht") bestaat er een verplichte toetreding tot de Belgische regeling indien het land van herkomst van deze kredietinstelling of beleggingsonderneming geen bescherming biedt die gelijkwaardig is aan deze geboden door onze regeling.
Op 31 december 2002 zijn er 74 kredietinstellingen toegetreden tot het Beschermingsfonds, waarvan 64 naar Belgisch recht en 10 bijkantoren van kredietinstellingen naar niet EU-recht. Het aantal beleggingsondernemingen, allen opgericht naar Belgisch recht, bedraagt 75 : 40 beursvennootschappen, 32 vennootschappen voor vermogensbeheer en 3 vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten.
In 2002 werden 15 instellingen van de lijst van deelnemers geschrapt en werden 7 nieuwe toetredingen geregistreerd. Van het ene jaareinde tot het andere daalt het totaal aangesloten instellingen dus van 157 tot 149. Deze vermindering is een gevolg van fusies en stopzettingen van de activiteiten onder de kredietinstellingen, beursvennootschappen en vennootschappen voor vermogensbeheer. Het aantal vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten blijft onveranderd.
11
Hierna volgt een overzicht van het aantal aangesloten instellingen op 31 december 2002, vergeleken met de toestand einde vorig jaar. Een volledige lijst van de deelnemers bevindt zich in bijlage bij dit verslag.
Aantal deelnemers op 31.12.2002
op 31.12.2001
74
77
64
66
Kredietinstellingen Instellingen naar Belgisch recht banken spaarbanken effectenbanken Bijkantoren van een kredietinstelling naar niet EU-recht
45 18 3
43 18 3 10
11
Beursvennootschappen
40
43
Vennootschappen voor vermogensbeheer
32
34
3
3
149
157
Vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten Totaal aantal deelnemers
Op 31 december 2002 waren er 36 bijkantoren van kredietinstellingen naar EUrecht geregistreerd in België. Deze bijkantoren zijn niet toegetreden tot het Beschermingsfonds, vermits hun verbintenissen jegens hun cliënten gedekt zijn door de beschermingsregelingen die in de onderscheiden landen van oorsprong van kracht zijn.
2.2. Interventiedossiers geopend sinds de oprichting van het Beschermingsfonds Voor het derde opeenvolgende jaar deed zich geen schadegeval voor onder de bij het Beschermingsfonds aangesloten instellingen. Het enige interventiedossier dat het Beschermingsfonds sinds zijn oprichting diende te openen was dit van de beursvennootschap Logé & Associés die failliet verklaard werd in 1999. Voor dit faillissement werden door cliënten schadeclaims ingediend voor verliezen geleden ingevolge de niet-teruggave van bij de failliete vennootschap gedeponeerde effecten. In totaal werd een bedrag van € 2,6 miljoen aan schadevergoedingen uitbetaald aan ongeveer 400 beleggers.
12
Zoals de wet het voorziet is het Beschermingsfonds gesubrogeerd in de revindicatierechten van de eigenaars van effecten waarvoor het een vergoeding uitkeerde. Het Fonds zal deze rechten uitoefenen in gelijke rang met de andere schuldeisers voor wat het eventuele saldo van hun schuldvordering betreft op de failliete vennootschap.
2.3. Beheer van de interventiedossiers overgenomen van de vorige depositobeschermingsregelingen Dit beheer slaat op interventiedossiers geopend vóór 1999 door het Herdiscontering- en Waarborginstituut (HWI), dat beheerder was van de vorige depositobeschermingsregelingen en waarvan het Beschermingsfonds, in uitvoering van zijn oprichtingswet, de rechten en verplichtingen heeft overgenomen. Deze rechten die voornamelijk volgen uit de indeplaatsstelling van deposanten die vanwege het HWI een vergoeding hebben bekomen, werden in 2002 verder uitgeoefend door het Beschermingsfonds. In het raam van het faillissement van de Bank Max Fischer, uitgesproken in 1997, kon het Beschermingsfonds aldus een bijkomend dividend van € 0,9 miljoen terugwinnen, zodat de totale terugwinning in dit interventiedossier op € 3,9 miljoen wordt gebracht. De verbintenissen die van het HWI werden overgenomen houden voornamelijk verband met het recht op terugbetaling van een deel van de financiële middelen die door bepaalde kredietinstellingen werden gestort in het raam van de Buitengewone Interventiereserve, die gedurende de periode van 1975 tot 1984 bestemd was om gevallen van deficiëntie op te vangen. Het Beschermingsfonds zette in 2002 zijn inspanningen verder om, in naam van de betrokken kredietinstellingen, bepaalde tegoeden terug te winnen die ingevolge juridische procedures geblokkeerd zijn.
2.4. Beheer van de interventiedossiers overgenomen van het CIF Het Beschermingsfonds zette in 2002 het beheer verder van de interventiedossiers die het krachtens zijn oprichtingswet overgenomen heeft van het Interventiefonds van de beursvennootschappen (CIF), beheerder van de vorige vergoedingsregeling voor de beleggers. In hoofdzaak gaat het hier om schadeloosstellingsprocedures geopend tijdens de periode 1989-1997 ten gunste van cliënten van de wisselagenten G. Meekels en D. Bernaerts en van de beursvennootschappen Binard-Liénart & Cie, GCV Bogers & C°, Defever Securities en Goethals & C°. Het beheer van deze dossiers omvat verscheidene luiken: - schadeloosstelling van beleggers Verschillende tegemoetkomingsaanvragen ingediend naar aanleiding van de hierboven vermelde deficiënties zijn hangende, in afwachting dat de nodige informatie bekomen wordt vanwege cliënten of curatoren. Het verkrijgen van deze informatie stelde het Fonds in staat om in 2002 over te gaan tot een tiental bijkomende
13
schadeloosstellingen in diverse interventiedossiers, voor een totaalbedrag van € 0,2 miljoen. De hangende tegemoetkomingsaanvragen alsook de rechtsgedingen zijn gedekt door voorzieningen voor een totaal bedrag van € 13,5 miljoen. De definitieve aanwending van dit bedrag hangt voornamelijk af van de afloop van de lopende geschillen.
- recuperatie van schuldvorderingen Het Beschermingsfonds is, als rechtsopvolger van het CIF, in de plaats getreden in de rechten van de vergoede schuldeisers en heeft aldus recht op een deel van het eventuele faillissementsdividend. Het Beschermingsfonds volgt bijgevolg aandachtig de vereffeningsverrichtingen die uitgevoerd worden onder de verantwoordelijkheid van de curatoren van de betrokken faillissementen. In het kader van het faillissement van de wisselagent Meekels hebben de curatoren gemeld dat de gewone schuldeisers een dividend konden verwachten van 60 %. Ongeveer 750 cliënten werden vergoed door het CIF voor een totaal bedrag van € 6,4 miljoen. Het Beschermingsfonds kan rechten doen gelden op dit dividend krachtens het subrogatiemechanisme en verwacht de terugwinning van een bedrag van € 3,8 miljoen. Tenslotte, werd in 2002 door het Beschermingsfonds een dividend van € 0,3 miljoen gerecupereerd in het faillissement van de beursvennootschap GCV Bogers & C°. Bovendien gaf een preventieve tegemoetkoming, uitgevoerd in 1992 door het CIF met het oog op de bescherming van de rechten van de cliënten van een wisselagent, aanleiding tot een terugwinning van € 0,2 miljoen.
- beheer van de financiële middelen van het CIF Op het ogenblik van de opheffing van het CIF werden al zijn middelen ter beschikking gesteld van het op hetzelfde moment opgerichte Beschermingsfonds. Deze middelen werden ondergebracht in diverse voorzieningen die het Fonds aanhoudt tot dekking van hetzij hangende schadeloosstellingsaanvragen, hetzij risico's van algemene aard verbonden aan de uitvoering van de statutaire opdracht van het CIF. Deze voorzieningen worden aangewend ingeval van uitbetaling van tegemoetkomingen. Terugwinningen van faillissements- of vereffeningsdividenden worden eraan toegevoegd. Aan deze voorzieningen komt eveneens een proportioneel deel toe van de financiële opbrengsten uit de belegging van de middelen van het Beschermingsfonds. Er was oorspronkelijk overeengekomen dat het beschikbare saldo van deze voorzieningen zou bewaard blijven op het Beschermingsfonds tot volledige aanzuivering van de verbintenissen die het van het CIF overnam. De bestemming van deze middelen werd evenwel herzien naar aanleiding van het akkoord tussen de sector van de kredietinstellingen en deze van de beursvennootschappen om bepaalde reglementaire beschikkingen van het Fonds te wijzigen op het vlak van de aanwending van zijn Interventiereserve (zie punt 2.5. hierna).
14
Ingevolge dit akkoord heeft het Beschermingsfonds beslist om, na evaluatie van de risico's verbonden aan de in 1999 overgenomen verbintenissen en na vaststelling van het bedrag van de voorzieningen die hiervoor moeten worden behouden, aan de deelnemers die voorheen lid waren van het CIF een overtollig saldo terug te storten van de middelen die naar aanleiding van de oprichting van het Beschermingsfonds ingebracht zijn geweest. Na een grondig onderzoek van de huidige toestand van deze risico's en rekening gehouden met het totaalbedrag van de voorzieningen die hiervoor noodzakelijk worden geacht, werd het overtollig geworden deel van de ingebrachte middelen vastgelegd op € 8,2 miljoen en terugbetaald aan de deelnemers van het Fonds die voorheen lid waren van het CIF.
2.5. Wijziging van de reglementaire beschikkingen van het Beschermingsfonds In het raam van een globaal akkoord tussen kredietinstellingen en beursvennootschappen, waarvan de terugstorting aan deelnemers aan het Beschermingsfonds die voorheen lid waren van het CIF van een overtollig geworden bedrag van ingebrachte middelen deel uitmaakt (zie vorig punt), werd overeengekomen om de solidariteit tussen de betrokken sectoren te versterken door de financiële middelen van het Beschermingsfonds te globaliseren zodat het over een zelfde globale som zou beschikken ongeacht of het gaat om een geval van deficiëntie van een kredietinstelling dan wel van een beursvennootschap. Op grond van dit akkoord zullen de financiële middelen ingebracht door de sector van de kredietinstellingen kunnen bijdragen om de lasten te dragen verbonden aan de deficiëntie van een beursvennootschap. Omgekeerd, zullen de financiële middelen ingebracht door de sector van de beursvennootschappen in de toekomst aangewend kunnen worden ingeval van deficiëntie van een kredietinstelling. In beide gevallen dient een welomschreven volgorde van opneming van de diverse compartimenten van de Interventiereserve geëerbiedigd te worden. Er werd eveneens overeengekomen om, enerzijds, de voorzieningen die aangelegd werden met middelen die ingebracht werden door het CIF definitief in het patrimonium van het Beschermingsfonds onder te brengen en, anderzijds, de gewezen leden van het CIF definitief te ontlasten van hun verbintenis jegens het Beschermingsfonds om in te staan voor uitgaven verbonden aan interventiedossiers geopend door het CIF, waarvoor de aangelegde voorzieningen niet of in onvoldoende mate voor dekking zouden zorgen. Dit akkoord werd goedgekeurd door het Bestuurscomité en bracht verschillende aanpassingen mee van het Protocol van 12 februari 1999, die bevestigd werden door de deelnemers aan het Fonds overeenkomstig de regels die het Protocol hieromtrent heeft voorgeschreven.
15
2.6. Internationale samenwerking In 2002 werd het "European Forum of Deposit Insurers" opgericht. Deze informele organisatie, waarbij het Beschermingsfonds is toegetreden, groepeert een dertigtal organismen belast met de bescherming van deposanten. Met als doel een bijdrage te leveren aan de stabiliteit van de financiële systemen, beoogt het Forum om, op Europees vlak in zijn meest ruime betekenis, de samenwerking en de uitwisseling van ervaring tussen depositoverzekeraars te bevorderen. Het Forum werd eveneens aangewezen als ideale plaats om te onderzoeken of er zich bepaalde wijzigingen aan de Europese Richtlijn 94/19 opdringen en om een oplossing te vinden voor eventuele grensoverschrijdende problemen die naar aanleiding van de deficiëntie van een kredietinstelling zouden kunnen opduiken. Er werd uitdrukkelijk overeengekomen dat het Forum geen regelgevende of adviserende taken op zich neemt en in geen geval zijn leden kan binden.
16
3. Financieel beheer van de middelen van het Beschermingsfonds in 2002 3.1. Bijdragen van het jaar 2002 De middelen die bestemd zijn voor de financiering van tegemoetkomingen die moeten worden uitgevoerd naar aanleiding van deficiënties van kredietinstellingen of beursvennootschappen, worden jaarlijks verhoogd met bijdragen. Iedere kredietinstelling en beursvennootschap die deelneemt aan het Fonds, is een bijdrage verschuldigd die opgesplitst wordt in drie luiken: -– een bijdrage voor het algemeen risico die 0,7 % bedraagt van het bankproduct zonder het renteresultaat (voor de kredietinstellingen) of van de omzet (voor de beursvennootschappen); -– een bijdrage die 0,175 °/°° bedraagt van de deposito's die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming; -– een bijdrage die 0,1 °/°°° bedraagt van de financiële instrumenten gehouden voor rekening van derden. De bijdragen van de kredietinstellingen voor het jaar 2002 bedragen € 36,7 miljoen tegenover € 35,6 miljoen in 2001. De bijdrage van deze sector neemt dus toe met ongeveer 3 % en volgt daarmee de toename van de gedekte deposito's die er het belangrijkste berekeningsbestanddeel (circa 80 %) van vormen. De bijdragen van de beursvennootschappen bevinden zich op hetzelfde niveau als het jaar voordien (€ 1,5 miljoen). Het belangrijkste element (circa 80 %) voor de berekening van de bijdrage van deze sector is het omzetcijfer van de toegetreden vennootschappen. In totaal bedragen de bijdragen die voor het jaar 2002 aan het Beschermingsfonds gestort werden dus € 38,1 miljoen, wat een toename met 2,7 % is vergeleken met het totaalcijfer van vorig jaar (€ 37,1 miljoen).
De vennootschappen voor vermogensbeheer en de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten dragen niet bij tot de financiering van de Interventiereserve, maar delen in de administratieve kosten van het beheer van het Beschermingsfonds door de storting van een jaarlijkse individuele bijdrage die € 131,82 bedraagt. In 2002 werd aldus een totaalbedrag van € 4.877 door deze vennootschappen aan het Beschermingsfonds gestort.
17
3.2. Verslag over het financieel beheer van de middelen
- Beleggingscomité Het Bestuurscomité bepaalt de richtlijnen voor de belegging van de middelen van het Beschermingsfonds. De praktische uitvoering van het financieel beheer is toevertrouwd aan een Beleggingscomité dat samengesteld is uit vertegenwoordigers van de overheid, van de kredietinstellingen en van de beursvennootschappen en dat samenkomt onder voorzitterschap van de Voorzitter van het Bestuurscomité. Dit Comité beslist over de beleggingen conform de bepalingen van het organisatiereglement en de algemene richtlijnen van het Bestuurscomité. Het Beleggingscomité brengt periodiek verslag uit over zijn activiteiten aan het Bestuurscomité dat te allen tijde kan tussenkomen en de beslissingen van het Beleggingscomité kan wijzigen.
- Onderverdeling van de beleggingen Het bij koninklijk besluit goedgekeurde organisatiereglement bepaalt dat, met uitzondering van de liquiditeiten nodig voor de werking van het Beschermingsfonds, de tegoeden voor minstens 75 % moeten belegd worden in schuldvorderingsbewijzen uitgegeven of gewaarborgd door een lidstaat van de Europese Gemeenschap (en bepaalde gelijkgestelde entiteiten). Het resterende saldo kan vervolgens belegd worden in andere financiële instrumenten (aandelen of obligaties genoteerd op een door de Europese Gemeenschap gereglementeerde markt, en bepaalde aandelen van gemeenschappelijke beleggingsinstellingen). Zoals blijkt uit onderstaande tabel is ongeveer 93 % van de beschikbare liquiditeiten belegd in vastrentende effecten, uitsluitend uitgegeven door de Belgische Staat. Het saldo is belegd in kapitalisatiebeveks van aandelen. in miljoenen €
Belegging van de middelen in
op 31.12.2001
op 31.12.2002
vastrentende effecten - Schatkistcertificaten - OLO's
niet-vastrentende effecten - Beveks liquiditeiten (op zicht en op termijn) Totaal
18
34,6
10 %
25,1
9%
272,4
83%
236,5
80%
21,5
7%
32,2
11%
0,5
-%
-
-%
329,-
100%
293,8
100%
- Beleggingen in vastrentende effecten Deze activiteit slaat voornamelijk op de beleggingen van vervallen kapitalen en van nieuwe liquiditeiten, gevormd door jaarbijdragen van kredietinstellingen en beursvennootschappen en door financiële opbrengsten. Deze beleggingen brachten de portefeuille van € 261,6 miljoen op € 307,- miljoen. Rekening gehouden met de structuur van de Interventiereserve, die eveneens middelen bevat die onmiddellijk opgevraagd kunnen worden bij de kredietinstellingen, werd in 2002 hoofdzakelijk overgegaan tot de aankoop van OLO's met een resterende looptijd van meer dan 4 jaar. Op 31 december 2002 bestaan ongeveer 83 % van de beleggingen uit OLO's met vervaldagen van 2005 tot 2012 en ongeveer 10 % uit Schatkistcertificaten. De gemiddelde duration van de vastrentende beleggingen daalde van het ene jaareinde tot het andere van 4,87 tot 4,39. Het resultaat van 2002 van deze portefeuille wordt gevormd deels door interesten en gelijkgestelde opbrengsten die geboekt worden op basis van de reële rendementen verkregen bij de aankoop van effecten (€ 13,6 miljoen) en deels door meerwaarden gerealiseerd n.a.v. arbitrageverrichtingen (€ 1,8 miljoen). Rekening houdend met de spreiding in de tijd van deze meerwaarden tot op de meest nabije vervaldag van de verkochte of aangekochte effecten, bedraagt het brutorendement van de portefeuille 4,97 % en het nettorendement na roerende voorheffing 4,28 %, tegenover respectievelijk 5,09 % en 4,34 % voor het voorgaande jaar.
- Beleggingen in niet-vastrentende effecten De enveloppe die besteed kan worden aan beleggingen in financiële instrumenten andere dan schuldtitels van de Staat, en meer bepaald in beveks in roerende waarden met kapitalisatie, wordt jaarlijks door het Bestuurscomité vastgelegd. Voor 2001 was dit bedrag vastgelegd geweest op maximum 17 % van de jaarlijkse ontvangen bijdragen. Ongeveer 80 % van de toegestane enveloppe werd in 2001 in dergelijke activa belegd. Begin 2002 werd overgegaan tot de belegging van het resterende saldo van ongeveer € 1,3 miljoen. Voor het jaar 2002 werd de enveloppe vastgelegd op 15 % van de bijdragen van dat jaar. Gezien het beursklimaat werd het niet opportuun geacht om bijkomende beleggingen te doen aan te rekenen op deze schijf. Het Beschermingsfonds ging daarentegen over tot een desinvestering in beveks voor een bedrag van € 2,2 miljoen. Door deze verrichtingen werd een meerwaarde gerealiseerd van € 0,9 miljoen. De waardering van de portefeuille op 31 december 2002 op grond van het "markto-market" principe leidde tot de vaststelling van minderwaarden voor een bedrag van € 9,7 miljoen. De boeking van overeenstemmende waardeverminderingen en de netto-desinvestering hebben de boekwaarde van de portefeuille beveks teruggebracht van € 32,2 miljoen tot € 21,5 miljoen.
19
- Performantie van de beleggingen Voor het jaar 2002 bedraagt de performantie van de belegging van de middelen waarover het Beschermingsfonds beschikt +5,4 %. Ze is de resultante van een return van +10.1 % voor de beleggingen in OLO, van +3,3 % voor de kortetermijnbeleggingen en van -30 % voor de niet-vastrentende effecten.
20
4. Overzicht van de beschikbare middelen van het Beschermingsfonds 4.1. Samenstelling De Interventiereserve bevat de financiële middelen die beschikbaar zijn om interventies te financieren in het geval dat een kredietinstelling of beleggingsonderneming in gebreke blijft. De Interventiereserve bevat enerzijds reserves die overgenomen werden van de vorige beschermingsregelingen en anderzijds een gemeenschappelijke reserve gevormd door nieuwe bijdragen die sinds 1999 worden gestort door de aangesloten kredietinstellingen en beursvennootschappen. De reserves die voorheen werden aangelegd door de sector van de privé-kredietinstellingen, door deze van de beursvennootschappen en, voor de gewezen OKI, door de bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg, worden bij voorrang aangewend voor tussenkomsten in de eigen sector. Daarentegen zal de gemeenschappelijke reserve, op grond van het solidariteitsprincipe, aangewend kunnen worden welke ook het statuut is van de instelling waarvoor een tussenkomst vereist is. Deze solidariteit werd versterkt in 2002 door de beslissing van het Beschermingsfonds om de reserves die afkomstig zijn van vroegere depositobeschermingssystemen bij kredietinstellingen, beschikbaar te stellen voor tegemoetkomingen die veroorzaakt werden door de deficiëntie van een beursvennootschap en, omgekeerd, om de reserves die afkomstig zijn van het CIF beschikbaar te stellen om lasten te dekken die hun oorsprong vinden in de deficiëntie van een kredietinstelling. Deze maatregelen zullen slechts toepassing vinden wanneer de middelen van een welbepaalde sector, verhoogd met de middelen van de gemeenschappelijke reserve, niet zouden volstaan om de financiële kostprijs van een deficiëntie te dekken. De tabel hierna geeft de structuur weer van de Interventiereserve. De inhoud van de diverse compartimenten en de volgorde van opneming ervan worden in de volgende punten behandeld.
21
Interventiereserve
((in miljoenen €) op 31.12.2002
op 31.12.2001
328,2
326,8
Reserve van de kredietinstellingen stand-by lijnen "1985-1994"
184,6
184,8
inbreng van fondsen "1995-1998"
128,0
128,0
15,6
14,0
liquiditeiten Bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg
72,4
72,4
Reserve van de beursvennootschappen
10,2
9,7
inbreng van fondsen liquiditeiten
10,1
9,7
0,1
-
Gemeenschappelijke Reserve
169,2
128,5
Totaal van de middelen van de Interventiereserve
580,0
537.4
4.2. Middelen van de kredietinstellingen De stand-by lijnen zijn afkomstig van de beschermingsregelingen die van kracht waren tussen 1985 en 1994 en worden gevormd door de bijdragen die de kredietinstellingen gestort hebben op niet-rentende zichtrekeningen geopend op naam van het Beschermingsfonds. Deze tegoeden zullen in eerste instantie opgeroepen worden wanneer zich een geval voordoet van deficiëntie van een kredietinstelling. De middelen van een bepaalde kredietinstelling zullen haar teruggestort worden wanneer de som van de bijdragen van die instelling in de opeenvolgende beschermingsregelingen de bovengrens overschreden zal hebben die overeenstemt met het zevenvoud van het totaal van zijn bijdragen van de laatste drie jaar en voor zover ondertussen deze tegoeden niet gebruikt zullen zijn geweest ingevolge een deficiëntie. Deze voorwaarde ging in 2002 in vervulling voor een kredietinstelling die hierdoor een bedrag van € 0,2 miljoen teruggestort kreeg. De inbreng van fondsen is afkomstig van de beschermingsregeling die van kracht was tussen 1995 en 1998 en wordt gevormd door de jaarlijkse bijdragen die de instellingen die tot deze regeling waren toegetreden, aan het HWI gestort hebben. De Reserve van de kredietinstellingen bevat eveneens liquiditeiten die door hen werden ingebracht n.a.v. de oprichting van het Fonds. Deze liquiditeiten nemen toe in 2002 ingevolge de toevoeging van het dividend dat gerecupereerd werd in het faillissement van de Bank Max Fischer (€ 0,9 miljoen) en van de beleggingsinteresten (€ 0,6 miljoen).
22
4.3. Bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg Er wordt aan herinnerd dat vóór 1995 de passiva van de toenmalige openbare kredietinstellingen (OKI) een algemene Staatswaarborg genoten middels betaling van een premie aan de Schatkist, waarborgpremie genaamd. In 1995 traden deze instellingen toe tot de depositobeschermingsregeling, die zijn oorsprong vond in de Europese richtlijn 94/19 en werd er progressief een einde gesteld aan deze Staatswaarborg. Ten einde het ontbreken van een inbreng door deze instellingen met middelen voortkomend uit een vroegere regeling op te vangen - wat wel het geval was voor de privé-kredietinstellingen - werd een bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg toegekend. De wet van 17 december 1998 tot oprichting van de nieuwe beschermingsregeling heeft deze waarborg uitgebreid tot tegemoetkomingen in hoofde van de bescherming van financiële instrumenten. De bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg zal een einde nemen onder dezelfde voorwaarden als deze die voor de kredietinstellingen voorzien zijn voor de terugbetaling van hun tegoeden opgebouwd in het kader van de depositobeschermingsregelingen die van toepassing waren van 1985 tot 1994. Wanneer de bijdragen die toegerekend worden aan een gewezen OKI in de opeenvolgende beschermingsregelingen de bovengrens zullen overschreden hebben die overeenstemt met het zevenvoud van het totaal van haar bijdragen van de laatste drie jaar, zal de Staatswaarborg afgebouwd worden ten belope van het proportionele deel dat aan die gewezen OKI toekomt.
4.4. Reserve van de beursvennootschappen De Reserve van de beursvennootschappen wordt gevormd door een inbreng van fondsen die afkomstig is van de reserves van het CIF en oorspronkelijk € 12,4 miljoen bedroeg. Een bedrag van € 2,7 miljoen werd uit deze reserve gelicht om de kostprijs van de tussenkomst van het Beschermingsfonds te dekken, jegens de cliënten van de beursvennootschap Logé & Associés die failliet werd verklaard in 1999. Het deel dat iedere deelnemer die voorheen lid was van het CIF aanhoudt in deze inbreng zal hem kunnen worden terugbetaald wanneer zijn totale bijdrage in de opeenvolgende regelingen (en na eventuele aftrek van middelen aangewend voor een interventie) de bovengrens zal overschreden hebben die overeenstemt met het zevenvoud van het totaal van zijn bijdragen aan het Beschermingsfonds van de laatste drie jaar. De voorwaardelijke terugbetalingsmogelijkheid van deze inbreng was bovendien door een beschikking van het Protocol voorlopig opgeheven totdat de verbintenissen overgenomen van het CIF volledig zouden zijn aangezuiverd. Aan deze voorlopige opheffing werd in 2002 een einde gesteld door het globaal akkoord tussen de kredietinstellingen en de beursvennootschappen (zie punt 2.5). De beursvennootschappen zullen dus vanaf 2003 in aanmerking kunnen komen voor een terugbetaling van zodra ze de voorwaarde vermeld in vorige paragraaf zullen vervuld hebben.
23
De Reserve van de beursvennootschappen bevat eveneens liquiditeiten die gevormd worden door overtollige voorzieningen aangelegd voor vroegere interventiedossiers van het CIF en door de beleggingsinteresten van deze voorzieningen.
4.5. Gemeenschappelijke Reserve Ongeacht de aard van de tegoeden die als grondslag dienen voor de berekening van de bijdragen en ongeacht het statuut van de instelling die de bijdrage stort, worden de bijdragen vanaf het jaar 1999 geboekt in een Gemeenschappelijke Reserve. Deze Reserve zal aangewend worden in geval van een deficiëntie van een kredietinstelling of een beursvennootschap. In het geval van een tussenkomst veroorzaakt door de deficiëntie van een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten, zal de kostprijs hiervan door de Gemeenschappelijke Reserve voorgefinancierd worden. Deze instellingen dienen het voorschot van het Beschermingsfonds vervolgens terug te betalen door middel van jaarlijkse bijdragen. In 2002 groeide de Gemeenschappelijke Reserve aan door toevoeging van de bijdragen gestort door de deelnemers (€ 38,1 miljoen) en van beleggingsinteresten ten belope van € 2,6 miljoen. De totaalsom van de sinds 1999 gestorte bijdragen en deze van de beleggingen gedurende de eerste vier werkingsjaren van het Fonds, bedragen respectievelijk € 149,4 miljoen en € 19,8 miljoen.
4.6. Principes van opneming van de diverse compartimenten van de Interventiereserve De beslissing van het Beschermingsfonds om de solidariteit te versterken tussen de sector van de kredietinstellingen en deze van de beursvennootschappen heeft een wijziging teweeggebracht van de principes van opneming van de diverse deelreserves. Zo zal, bij een deficiëntie van een kredietinstelling, in eerste instantie een beroep worden gedaan op de middelen afkomstig van vroegere depositobeschermingssystemen ("Reserve van de kredietinstellingen"), vervolgens op de middelen die het Fonds heeft ingezameld sinds 1999 ("Gemeenschappelijke Reserve") en tenslotte op de middelen afkomstig van het CIF ("Reserve van de beursvennootschappen"). Insgelijks zal de deficiëntie van een beursvennootschap aanleiding geven tot de aanwending van deze deelreserves in omgekeerde volgorde, t.w. van de Reserve van de beursvennootschappen, van de Gemeenschappelijke Reserve en van de Reserve van de kredietinstellingen.
24
Er zal slechts een beroep worden gedaan op een deelreserve wanneer de deelreserve die haar voorafgaat in de volgorde van opneming, volledig zal zijn opgebruikt. De bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg zal tenslotte slechts aangewend worden ingeval van een interventie veroorzaakt door de deficiëntie waarin een gewezen openbare kredietinstelling is betrokken. In deze veronderstelling zal de Staatswaarborg in eerste instantie spelen. Indien ze volledig wordt gebruikt, zal er vervolgens een beroep gedaan worden op de middelen die beschikbaar zijn voor de kredietinstellingen en dit volgens de volgorde van opneming die voor deze instellingen van toepassing is.
4.7. Evolutie van de middelen van de Interventiereserve Als gevolg van de hierboven besproken wijzigingen van de diverse compartimenten van de Interventiereserve, steeg deze op 31 december 2002 met € 42,6 miljoen tot € 580,- miljoen. Het is belangrijk te onderlijnen dat het totaalbedrag van de Interventiereserve geen bovengrens vormt voor de interventies van het Beschermingsfonds. De beschermingsregeling voorziet immers niet in een plafonnering van het totaalbedrag van de uitkeringen die veroorzaakt worden door de deficiëntie van een kredietinstelling of een beursvennootschap waarvan het de verbintenissen dekt. Iedere cliënt van een dergelijke instelling heeft immers een recht zonder voorbehoud op terugbetaling of schadeloosstelling. Voor zover de voorwaarden van het reglement van het Beschermingsfonds vervuld zijn, zal iedere deposant of belegger vergoed worden ten belope van maximum € 20.000 in het kader van de depositobescherming en ten belope van maximum € 20.000 in het kader van de beleggersvergoeding. Dit onvoorwaardelijke recht is verworven door iedere deposant of belegger van een deficiënte instelling welk ook het niveau weze van de middelen waarover het Beschermingsfonds beschikt in de Interventiereserve. In het geval de Interventiereserve ontoereikend zou zijn om alle individuele schadeloosstellingen van de deposanten en beleggers uit te keren, voorziet het Protocol in de opvraging van bijkomende bijdragen bij de deelnemende instellingen. Volgende grafiek geeft de evolutie weer sinds 1985 van de totale middelen die in België beschikbaar werden gesteld voor de bescherming van deposanten en beleggers, hetzij door het HWI (van 1985 tot 1998), hetzij door het CIF (van 1991 tot 1998) of zijn rechtsvoorganger de Waarborgkas van de Wisselagenten (van 1986 tot 1990), hetzij door het Beschermingsfonds (vanaf 1999).
25
Evolutie van de beschikbare middelen voor de bescherming van deposanten en beleggers 700 600
middelen gevormd vanaf oprichting Beschermingsfonds middelen afkomstig van vroegere regelingen
in miljoenen EUR
500 400 300 200 100 0 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 00 01 02
op 31 december
Ter nadere informatie kan hieraan toegevoegd worden dat van 1975 tot 1984 de regeling "Buitengewone Interventiereserve" van kracht was voor de bescherming van deposanten, waarbij de sector van de kredietinstellingen en het HWI een totaalbedrag van € 86,8 miljoen ter beschikking stelden. Ingevolge diverse tegemoetkomingen was dit bedrag op 31 december 1984 teruggebracht tot € 44,6 miljoen. Vanaf 1985 namen de middelen die beschikbaar waren voor de bescherming van deposanten en beleggers op gestage wijze toe dankzij de aangehouden financiële inspanningen van de betrokken sectoren. Deze gunstige evolutie werd mede bewerkstelligd door het ontbreken van ernstige schadegevallen.
26
5. Jaarrekening 2002 5.1. Verslag van de revisoren Overeenkomstig de wettelijke en statutaire bepalingen, brengen wij u verslag uit over de uitvoering van de controleopdracht die ons werd toevertrouwd. Wij hebben de controle uitgevoerd van de jaarrekening, opgesteld onder de verantwoordelijkheid van het Directiecomité van het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten, hierna het "Beschermingsfonds", over het boekjaar afgesloten op 31 december 2002, met een balanstotaal van EUR 521.963.518,69 en waarvan de resultatenrekening afsluit met een overschot van EUR 42.551.963,85. Wij hebben eveneens de bijkomende specifieke controles uitgevoerd die door de wet zijn vereist. Verklaring zonder voorbehoud over de jaarrekening Onze controles werden verricht overeenkomstig de normen van het Instituut der Bedrijfsrevisoren. Deze beroepsnormen eisen dat onze controle zo wordt georganiseerd en uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat, rekening houdend met de Belgische wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften met betrekking tot de jaarrekening. Overeenkomstig deze normen hebben wij rekening gehouden met de administratieve en boekhoudkundige organisatie van het Beschermingsfonds, alsook met de procedures van interne controle. De verantwoordelijken van het Beschermingsfonds hebben onze vragen naar opheldering en inlichtingen duidelijk beantwoord. Wij hebben op basis van steekproeven de verantwoording onderzocht van de bedragen opgenomen in de jaarrekening. Wij hebben de waarderingsregels, de betekenisvolle boekhoudkundige ramingen die het Beschermingsfonds maakte en de voorstelling van de jaarrekening in haar geheel beoordeeld. Wij menen dat deze werkzaamheden een redelijke basis vormen voor het uitbrengen van onze verklaring. Bij afwezigheid van specifieke bepalingen werd de structuur van de jaarrekening van het Beschermingsfonds aangepast aan de aard van zijn activiteiten, en refereert de terminologie naar de voorbereidende onderhandelingen die geleid hebben tot de oprichting van het Beschermingsfonds bij Wet van 17 december 1998. De toelichting bij de jaarrekening vermeldt dat de vorderingen van het Beschermingsfonds die voortspruiten uit de indeplaatsstelling van de deposanten en beleggers die het Beschermingsfonds, of voorheen het HWI of het CIF, terugbetaalde of vergoedde, geboekt worden in de orderekeningen onder de rubriek "Indeplaatsstelling ingevolge tegemoetkomingen". Naar onze mening, rekening houdend met de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften en de verduidelijkingen vermeld in de twee vorige paragrafen, geeft de jaarrekening afgesloten op 31 december 2002 een getrouw beeld van het vermogen, van de financiële toestand en van de resultaten van het Beschermingsfonds en wordt een passende verantwoording gegeven in de toelichting. Bijkomende verklaringen Wij vullen ons verslag aan met de volgende bijkomende verklaringen die de draagwijdte van onze verklaring over de jaarrekening niet wijzigen: • de cijfermatige gegevens in het activiteitenverslag zijn in overeenstemming met de jaarrekening; • onverminderd formele aspecten van ondergeschikt belang, wordt de boekhouding gevoerd overeenkomstig de toepasselijke wettelijke bepalingen; • wij dienen u geen enkele verrichting of beslissing mede te delen, gedaan of genomen in overtreding met het wettelijk en reglementair kader van toepassing op het Beschermingsfonds; • de voorgestelde resultaatverdeling is in overeenstemming met de afspraken tussen de sectoriële leden van het Beschermingsfonds. Brussel, 20 maart 2003 Het College van Revisoren, Jean-Louis PRIGNON BCBVAJean-Louis PRIGNON Bedrijfsrevisor
Ludo DE KEULENAER DELOITTE & PARTNERS Bedrijfsrevisoren
27
5.2. Balans en Resultatenrekening
BALANS (na resultaatverwerking)
31-12-2002 €
31-12-2001 €
328.479.026,93 306.950.331,38 21.528.695,55
293.836.991,97
3.849.928,86
1.623.090,68
400.000,00
–
184.679.866,46 53.460,68 184.626.405,78
184.828.903,14
4.554.696,44
4.258.713,89
521.963.518,69
484.547.699,68
123.946,76
123.946,76
507.450.911,13 328.090.203,62 10.218.768,40 169.141.939,11
464.898.947,28
14.255.529,65 64.660,72 675.557,35 13.515.311,58
19.422.965,32
127.686,15
97.403,67
5.445,00
4.436,65
521.963.518,69
484.547.699,68
ACTIVA Beleggingsportefeuille Vastrentende effecten Niet-vastrentende effecten Vorderingen op ten hoogste één jaar Geldbeleggingen Liquide middelen Rekening-courant Zichtrekeningen bij kredietinstellingen Overlopende rekeningen totaal activa
261.643.651,27 32.193.340,7
33.314,22 184.795.588,92
PASSIVA Kapitaal Interventiereserve Reserve van de Kredietinstellingen Reserve van de Beursvennootschappen Gemeenschappelijke Reserve Voorzieningen voor risico's en kosten Interventies van het Fonds Verbintenissen overgenomen van het HWI Verbintenissen overgenomen van het CIF Schulden op ten hoogste één jaar Overlopende rekeningen totaal passiva
28
326.741.925,57 9.694.676,24 128.462.345,47
64.897,64 646.839,42 18.711.228,26
RESULTATENREKENING Ontvangen bijdragen
31-12-2002 € 38.136.272,00
31-12-2001 €
38.131.394,66 4.877,34
37.143.904,27 37.139.664,21 4.240,06
-8.369.183,14
–
-208.118,43
-659.652,93
Terugwinningen van schuldvorderingen
3.684.236,15
5.119.468,89
Wijziging van de voorzieningen voor risico's en kosten
5.167.435,67 -3.240.682,76 8.408.118,43
-2.595.684,61 -3.323.292,43 727.607,82
-553.822,02
-557.391,22
16.441.015,07 13.779.514,07 2.661.501,00
14.415.618,86 12.065.154,16 2.350.464,70
-9.722.102,40
-3.196.631,86
-18.115,88
-15.589,11
Belastingen
-2.005.653,17
-1.838.875,67
Te bestemmen resultaat van het boekjaar
42.551.963,85
47.815.166,62
bijdragen van kredietinstellingen en beursvennootschappen bijdragen van andere beleggingsondernemingen
Terugbetalingen aan toegetreden instellingen Uitgevoerde tegemoetkomingen
toevoegingen aanwendingen
Bedrijfskosten Financiële opbrengsten rente-opbrengsten meerwaarden n.a.v. realisaties
Waardeverminderingen op beleggingsportefeuille Financiële kosten
RESULTAATVERWERKING Toevoeging aan de Gemeenschappelijke Reserve Toevoeging aan de Reserve van de Kredietinstellingen Toevoeging aan de Reserve van de Beursvennootschappen
POSTEN BUITEN-BALANSTELLING
31-12-2002 €
31-12-2001 €
40.679.593,64
44.392.012,88
1.348.278,05
3.423.153,74
524.092,16
–
42.551.963,85
47.815.166,62
31-12-2002 €
31-12-2001 €
Indeplaatsstelling ingevolge tegemoetkomingen
31.454.563,67
34.923.181,90
Ontvangen waarborgen
72.425.528,72
72.425.528,72
184.626.405,78
184.795.588,92
Activa waaraan voorrechten zijn verbonden
29
5.3. Toelichting De jaarrekening van het Beschermingsfonds wordt opgesteld overeenkomstig de principes van de boekhoudwet van 17 juli 1975 en van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 m.b.t. de jaarrekening van de ondernemingen. Gezien de specifieke activiteit van het Beschermingsfonds, worden bovendien bepaalde boekhoudprincipes gevolgd die van toepassing zijn in de sector van de kredietinstellingen, meer bepaald voor de registratie en waardering van de financiële activa. De benaming van sommige posten wordt eveneens aangepast ten einde de leesbaarheid van de jaarrekening te verhogen. De waarderingsregels ondergingen geen wijzigingen ten opzichte van het vorige jaar. Wat de structuur van de balans betreft, werd een lichte aanpassing aangebracht aan de passivarubriek "Interventiereserve" ingevolge de beslissing van het Beschermingsfonds de solidariteit tussen de sector van de kredietinstellingen en deze van de beursvennootschappen te versterken op het vlak van de aanwending van zijn financiële middelen. De rubrieken van de jaarrekening worden hierna besproken. Voor meer informatie over de twee hoofdrubrieken van de balans, op de passivazijde de "Interventiereserve" en op de activazijde de "Beleggingsportefeuille" wordt verwezen naar respectievelijk hoofdstukken 3 en 4 van dit verslag.
BALANS (na resultaatverwerking)
Balanstotaal De toename van het balanstotaal (€ 37,4 miljoen) is de resultante van de verhoging van de Interventiereserve (€ 42,6 miljoen) en de vermindering van de voorzieningen voor risico's en kosten (€ 5,2 miljoen). De Interventiereserve nam toe ingevolge de inbreng van financiële middelen door kredietinstellingen en van beleggingsopbrengsten. De Voorzieningen voor risico's en kosten werden verminderd ingevolge de nieuwe evaluatie van de desbetreffende risico's, die leidde tot de terugbetaling aan de gewezen leden van het CIF van een overtollig deel van de tegoeden die zij in het Beschermingsfonds hadden ingebracht bij diens oprichting. Deze bewegingen hebben geleid, per saldo, tot een verhoging van de activarubriek Beleggingsportefeuille.
30
ACTIVA Beleggingsportefeuille Vastrentende effecten De portefeuille heeft een boekwaarde van € 307,- miljoen (d.i. een nettoverhoging van € 45,3 miljoen) en is volledig samengesteld uit OLO's en Schatkistcertificaten van de Belgische overheid. De effecten met een resterende looptijd tot één jaar vertegenwoordigen hierin een bedrag van € 34,6 miljoen, t.w. 11 %. De effecten worden gewaardeerd volgens de principes die gelden voor de beleggingsportefeuille van de kredietinstellingen. Op het ogenblik van de aankoop worden de effecten geboekt tegen aanschaffingsprijs en vervolgens gewaardeerd op grond van hun actuarieel rendement, berekend bij de aankoop, met inachtneming van hun terugbetalingswaarde op vervaldag. De geprorateerde agio's of disagio's t.o.v. de terugbetalingswaarde worden gelijkgesteld met renteopbrengsten. De marktwaarde van de portefeuille op 31 december 2002 bedraagt € 320,8 miljoen wat een positief verschil van € 13,9 miljoen inhoudt vergeleken met de boekwaarde. De totale terugbetalingswaarde van de portefeuille ligt € 6,- miljoen hoger dan de boekwaarde en splitst zich in een positief verschil van € 6,7 miljoen voor alle effecten waarvan de terugbetalingswaarde groter is dan hun boekwaarde en in een negatief verschil van € 0,7 miljoen voor alle effecten waarvan de terugbetalingswaarde kleiner is dan hun boekwaarde. Niet-vastrentende effecten Deze portefeuille is volledig samengesteld uit beveks waarvan de inventariswaarde continu wordt berekend. De effecten worden bij aankoop geregistreerd tegen aanschaffingswaarde en vervolgens gewaardeerd tegen inventariswaarde op balansdatum indien deze lager is. De geboekte waardeverminderingen dienen bij een latere stijging van de inventariswaarde te worden teruggenomen. Op grond van de inventariswaarde op 31 december 2002 vertoonden de beveks een minderwaarde t.o.v. de aanschaffingswaarde en dit voor een bedrag van € 9,7 miljoen. Rekening gehouden met de grondbeginselen van het boekhoudrecht en met het voorzichtigheidscriterium werden deze niet-gerealiseerde minderwaarden in resultaat geboekt en verminderen zij het jaarresultaat ten belope van laatstgenoemd bedrag. Ingevolge deze waardevermindering werd de boekwaarde van de portefeuille op 31 december 2002 gebracht op € 21,5 miljoen. Het totaal van de waardeverminderingen die in het verleden werden geboekt en die zullen moeten teruggenomen worden bij een latere stijging van de koersen, bedraagt € 13,6 miljoen. Geldbeleggingen Een relatief klein deel van de middelen wordt liquide gehouden op zeer korte termijn, in de vorm van beleggingen tegen interbancaire voorwaarden.
31
Liquide middelen - zichtrekeningen bij kredietinstellingen Op deze rekeningen staan de bijdragen van de kredietinstellingen, die deelnamen aan de depositobeschermingsregelingen die van kracht waren van 1985 tot 1994.
PASSIVA Kapitaal Het Beschermingsfonds ontving een kapitaaldotatie van € 123.946,76 die onttrokken is geworden aan het aandeel van de reserves van het HWI die aan de Staat toekwamen n.a.v. de vereffening van deze instelling.
Interventiereserve De Interventiereserve bevat de middelen waarover het Beschermingsfonds beschikt om tegemoetkomingen te financieren n.a.v. deficiënties van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die zich in de toekomst zouden voordoen. Deze reserve is onderverdeeld in verschillende compartimenten. Hoofdstuk 4 van dit verslag bespreekt de diverse rubrieken van deze reserve en hun modaliteiten en volgorde van aanwending. Het te bestemmen resultaat van het jaar 2002 werd volledig aan deze reserve toegevoegd zodat ze toeneemt met € 42,6 miljoen. Voorzieningen voor risico's en kosten Deze post bevat : • een voorziening van € 0,1 miljoen tot dekking van hangende schadeclaims ingediend n.a.v. het faillissement in 1999 van de beursvennootschap Logé & Associés; • voorzieningen, voor samen € 0,7 miljoen tot dekking van verbintenissen die overgenomen werden van het HWI en die betrekking hebben op vroegere interventiedossiers voor kredietinstellingen die deze instelling beheerde vóór de oprichting van het Fonds; • voorzieningen, voor een totaalbedrag van € 13,5 miljoen, tot dekking van betwiste of hangende schadeloosstellingsaanvragen gericht aan het CIF (en voorheen aan de CGW) in het kader van interventiedossiers voor wisselagenten en beursvennootschappen waarvan de deficiëntie zich voordeed vóór de oprichting van het Beschermingsfonds.
OVERIGE POSTEN VAN DE ACTIVA- OF PASSIVAZIJDE De vorderingen en schulden op ten hoogste één jaar vermelden respectievelijk de diverse debiteuren en crediteuren. Onder de vorderingen bevindt zich een provisioneel bedrag van € 3,8 miljoen te ontvangen van de curatele van de failliete wisselagent Meekels. De schulden bevatten enkele bedragen die nog uitgekeerd moeten worden aan kredietinstellingen die hebben bijgedragen tot de financiering van interventieverrichtingen van de Buitengewone Interventiereserve. De overlopende rekeningen bevatten op de activazijde de gelopen en niet-ontvangen interesten op de beleggingen in vastrentende effecten en op de passivazijde de geprorateerde kosten. 32
RESULTATENREKENING Ontvangen bijdragen Deze post bevat de jaarlijkse bijdragen die gestort werden door de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen.
Terugbetalingen aan deelnemers Het overtollige deel van de middelen die door het CIF werden ingebracht ter dekking van de verbintenissen die het Beschermingsfonds heeft overgenomen, werd terugbetaald aan de gewezen leden van dit fonds (€ 8,2 miljoen). Verder vervulde een kredietinstelling de voorwaarden die recht geven op de terugstorting van middelen die voortkomen van de vorige depositobeschermingsregeling (€ 0,2 miljoen).
Uitgevoerde tegemoetkomingen De terugbetalingen en schadeloosstellingen aan deposanten en beleggers van ingebreke gebleven kredietinstellingen en beursvennootschappen, worden gedurende het jaar van de storting integraal ten laste van de resultatenrekening gebracht. In 2002 hielden deze uitbetalingen verband met de tegemoetkomingen ten gunste van cliënten van diverse interventiedossiers overgenomen van het CIF.
Terugwinningen van schuldvorderingen De terugbetalingen en schadeloosstellingen door het Beschermingsfonds of door zijn voorgangers brengen de indeplaatsstelling mee in de rechten van de terugbetaalde of vergoede schuldeisers. Vermits de impact van de indeplaatsstelling onzeker is en moeilijk te becijferen op het ogenblik van de uitbetaling van de tegemoetkoming worden eventuele terugwinningen slechts geboekt op het ogenblik dat zij als definitief verworven kunnen worden beschouwd. Het bedrag geboekt onder deze rubriek stemt overeen met de terugwinning in 2002 van een dividend dat verband houdt met een interventiedossier overgenomen van het HWI (€ 0,9 miljoen) en van terugwinningen die verband houden met interventiedossiers overgenomen van het CIF (€ 2,7 miljoen).
Wijziging van de voorzieningen voor risico's en kosten De wijziging van de voorzieningen voor risico's en kosten is de resultante van verschillende bewegingen. Enerzijds werden de uitgevoerde tegemoetkomingen van 2002 (€ 0,2 miljoen) volledig gedekt door aanwending van specifieke voorzieningen die hiervoor werden aangelegd. Daarnaast werd de terugbetaling aan de gewezen leden van het CIF (€ 8,2 miljoen) gedekt
33
door een terugname van het overtollig geworden bedrag van de voorzieningen die zij hebben ingebracht. Anderzijds werd een totaalbedrag van € 3,2 miljoen toegevoegd aan de voorzieningen. Dit bedrag is als volgt opgedeeld : • bepaalde terugwinningen waarvan sprake in vorige rubriek (voor samen € 2,7 miljoen) werden opnieuw toegevoegd aan de voorziening van de betrokken sector; • voorzieningen die risico's dekken i.v.m. van het CIF overnomen dossiers werden verhoogd met € 0,5 miljoen.
Bedrijfskosten Deze rubriek bevat de vergoeding verschuldigd aan de Nationale Bank van België voor het administratief beheer van het Beschermingsfonds, en diverse werkingskosten waaronder voornamelijk erelonen betaald in het kader van het beheer van betwiste tegemoetkomingsaanvragen.
Financiële opbrengsten De renteopbrengsten zijn de interesten en gelijkgestelde opbrengsten van de portefeuille vastrentende effecten, van de termijndeposito's en van de rekening-courant. De arbitrageverrichtingen in OLO's en beveks gaven aanleiding tot meerwaarden voor respectievelijk € 1,8 miljoen en € 0,9 miljoen.
Waardevermindering van de beleggingsportefeuille Naar aanleiding van de waardering op het einde van het jaar van de portefeuille niet-vastrentende effecten werden voor de beveks minderwaarden vastgesteld. Deze niet gerealiseerde minderwaarden werden in resultaat geboekt op grond van de boekhoudprincipes uiteengezet onder de rubriek "Beleggingsportefeuille".
Financiële kosten Deze kosten worden hoofdzakelijk gevormd door de bewaarlonen voor de portefeuilles met financiële activa.
Belastingen Onder deze rubriek staat de roerende voorheffing geboekt die ingehouden werd op de ontvangen interesten uit de beleggingen. * * *
34
RESULTAATVERWERKING 2002
Het te verwerken resultaat van het boekjaar bedraagt € 42,6 miljoen. Overeenkomstig de beschikkingen van het Protocol van 12 februari 1999, afgesloten met de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen, werd dit resultaat als volgt verwerkt.
Toevoeging aan de Gemeenschappelijke Reserve
€ 40.679.593,64
Deze toevoeging is samengesteld uit, enerzijds de bijdragen in 2002 gestort door kredietinstellingen en beursvennootschappen (€ 38.131.394,66) en, anderzijds, en de financiële netto-opbrengsten voortspruitend uit de belegging van de middelen van de Interventiereserve (€ 2.548.198,98)
Toevoeging aan de Reserve van de kredietinstellingen
€
1.348.278,05
€
524.092,16
Deze Reserve wordt verhoogd met het faillissementsdividend teruggewonnen in het kader van de interventie van het HWI voor de Bank Max Fischer (€ 943.538,98) en met financiële netto-opbrengsten voortspruitend uit de belegging van de middelen voortkomend van de depositobeschermingsregeling van 1985 tot 1994 (€ 573.922,21). Daarnaast wordt er een bedrag van € 169.183,14 teruggenomen ingevolge de teruggave van middelen voortkomend van een vorige depositobeschermingsregeling.
Toevoeging aan de Reserve van de beursvennootschappen De Reserve wordt verhoogd met financiële opbrengsten uit de belegging van beschikbare middelen, ingebracht door het CIF (€ 997.063,47). Daarnaast werd er een bedrag van € 472.971,31 teruggenomen om bepaalde voorzieningen te spijzen die verband houden met interventiedossiers die werden overgenomen van het CIF.
Totaalbedrag toe te voegen aan de Interventiereserve
€ 42.551.963,85
* *
*
35
POSTEN BUITEN-BALANSTELLING
Indeplaatsstelling ingevolge tegemoetkomingen De schuldvorderingen die voortspruiten uit de indeplaatsstelling in de rechten van de deposanten en beleggers die het Beschermingsfonds, of voorheen het HWI of het CIF, terugbetaalde of vergoedde, worden buiten balans vermeld. Het mechanisme van indeplaatsstelling kan aanleiding geven tot gedeeltelijke terugwinningen in de vorm van vereffenings- of faillissementsdividenden. Vermits de omvang hiervan niet op voorhand te bepalen is, wordt er met deze eventuele terugwinningen slechts rekening gehouden op het ogenblik dat ze als definitief kunnen beschouwd worden. Het bedrag dat geboekt is onder deze rubriek stemt bijgevolg overeen met de uitbetalingen aan deposanten en beleggers in tegemoetkomingsdossiers waarvan de vereffening of het faillissement nog niet werd afgesloten, na aftrek van de ontvangen of geactiveerde dividenden.
Ontvangen waarborgen Een speciale en tijdelijke Staatswaarborg werd toegekend. Deze waarborg zal spelen indien zich een geval van deficiëntie zou voordoen met een voormalige openbare kredietinstelling die werd geprivatiseerd (zie blz. 22).
Activa waaraan voorrechten zijn verbonden De wet van 17 december 1998 die het Beschermingsfonds opricht, verleent aan bepaalde schuldvorderingen die het Fonds heeft op de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen een bijzonder voorrecht op hun roerende goederen. Dit voorrecht, dat in concreto van toepassing is op de bijdragen die van 1985 tot 1994 gestort werden op de zichtrekeningen bij de kredietinstellingen, is ingeschreven op de lijst van voorrechten vastgesteld door de hypotheekwet van 16 december 1851.
______________________
36
BIJLAGEN
37
Bijlage 1 Mededeling
Tegemoetkomingsreglement van het Beschermingsfonds gecoördineerde versie van de publicaties in het Belgisch Staatsblad van 15 februari 1999 en 13 juli 2000 HOOFDSTUK 1 : INSTELLING VAN EEN BESCHERMINGSREGELING VOOR DEPOSITO’S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN 1. Het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten, hierna ”het Fonds” genoemd, deelt mee dat het een nieuwe beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten heeft ingesteld conform de artikelen 110 en volgende van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, en de artikelen 112 en volgende van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. 2. Die nieuwe regeling vloeit voort uit de goedkeuring van de wet van 17 december 1998 tot oprichting van een Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten en tot reorganisatie van de beschermingsregelingen voor deposito’s en financiële instrumenten, en de ondertekening van een protocol met de vertegenwoordigers van de kredietinstellingen, van de beursvennootschappen en van de vennootschappen voor vermogensbeheer. Zij vervangt op de datum voorzien in punt 67 de depositobeschermingsregeling die het Herdiscontering- en Waarborginstituut op 4 januari 1995 heeft ingesteld, alsook de beleggersbeschermingsregeling die het Interventiefonds van de beursvennootschappen beheert. HOOFDSTUK 2 : KREDIETINSTELLINGEN, BEURSVENNOOTSCHAPPEN, VENNOOTSCHAPPEN VOOR VERMOGENSBEHEER EN VENNOOTSCHAPPEN VOOR PLAATSING VAN ORDERS IN FINANCIËLE INSTRUMENTEN NAAR BELGISCH RECHT
Afdeling 1 : Financiering 3. De kredietinstellingen en de beursvennootschappen naar Belgisch recht leggen bij het Fonds een Interventiereserve aan die wordt gestijfd door de gewone jaarlijkse bijdragen van die kredietinstellingen en beursvennootschappen, die ten dele worden berekend op basis van hun omzet buiten het renteresultaat en ten dele op basis van hun verbintenissen tegenover de deposanten en de beleggers. 4. Het Bestuurscomité van het Fonds kan bijkomende bijdragen opvragen die, per kalenderjaar, niet meer bedragen dan het dubbele van de gewone jaarlijkse bijdragen, als de beschikbare middelen van het Fonds niet volstaan voor de financiering van een tegemoetkoming. 5. De beschikbare middelen van de vorige depositobeschermingsregelingen bij kredietinstellingen alsook een dotatie van vijfhonderd miljoen van de vorige beleggersbeschermingsregeling worden in de Interventiereserve ingebracht. 6. De vennootschappen voor vermogensbeheer en de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten betalen het Fonds, via jaarlijkse stortingen, de tegemoetkomingen terug die het Fonds verstrekt ingeval een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten in gebreke blijft of dreigt te blijven. Afdeling 2 : Verbintenis van het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten 7. Bij deficiëntie van een kredietinstelling, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in finan-
38
ciële instrumenten die het voornoemde protocol heeft ondertekend, verbindt het Fonds zich ertoe : a) in het kader van de bescherming van deposito’s, de door de deficiënte kredietinstelling verschuldigde deposito’s en daarmee gelijkgestelde bancaire schuldvorderingsbewijzen, alsook de door de deficiënte beursvennootschap, vennootschap voor vermogensbeheer of vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten verschuldigde deposito’s terug te betalen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die hieronder wordt vastgesteld ; b) in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, de houders van de door de deficiënte kredietinstelling, beursvennootschap, vennootschap voor vermogensbeheer of vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten verschuldigde financiële instrumenten schadeloos te stellen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die hieronder wordt vastgesteld. 8. Er is sprake van deficiëntie als bedoeld in punt 7, wanneer een kredietinstelling, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten failliet werd verklaard of een verzoek heeft ingediend om dan wel gedagvaard is voor een gerechtelijk akkoord, of wanneer de Commissie voor het Banken Financiewezen, ook al is er geen vonnis van faillietverklaring, noch een verzoek om of dagvaarding voor een gerechtelijk akkoord, het Fonds ter kennis heeft gebracht dat zij heeft vastgesteld dat die instelling of onderneming, gezien haar financiële positie, de terugbetaling, levering of teruggave van een opeisbaar tegoed heeft moeten weigeren en niet meer in staat is om dergelijke tegoeden onmiddellijk noch binnen afzienbare termijn terug te betalen, te leveren of terug te geven. Afdeling 3 : Definitie van de tegoeden die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming Onderafdeling 1 : Tegoeden bij een kredietinstelling 9. De tegoeden bij een kredietinstelling komen in aanmerking voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, wanneer zij voortvloeien uit : a) deposito’s van fondsen, uitgedrukt in euro of in de munt van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap ; het saldo van elektronische eenheden die op vooraf betaalde, door een kredietinstelling uitgegeven kaarten zijn geladen, wordt gelijkgesteld met een deposito van fondsen; b) deposito’s van fondsen, uitgedrukt in de munt van een andere Staat, voor zover het gaat om deposito’s bestemd voor de verwerving van financiële instrumenten of voor terugbetalingen ; als de fondsen niet zijn gedeponeerd op een contantenrekening die exclusief is gekoppeld aan de werking van een effectenrekening, wordt het bewijs geleverd door aankooporders, die, rekening houdend met de marktvoorwaarden, realistisch zijn, of door verkoopborderellen voor financiële instrumenten die dateren van minder dan twaalf maanden vóór de deficiëntie waarvan sprake in punt 8;. c) kasbons, obligaties of andere bancaire schuldvorderingsbewijzen, uitgedrukt in euro of in de munt van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap, die zijn
uitgegeven door de deficiënte kredietinstelling en voldoen aan de voorwaarden vastgesteld in punt 23. 10. De financiële instrumenten in de zin van artikel 1 van de wet van 6 april 1995 komen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, in aanmerking voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, als zij door een kredietinstelling worden gehouden voor rekening van cliënten, en die kredietinstelling niet in staat is ze te leveren of terug te geven. Deze bepaling is eveneens van toepassing op de kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen die voor rekening van derden worden gehouden door een deficiënte kredietinstelling die er niet de emittent van is, en die deficiënte kredietinstelling niet in staat is ze te leveren of terug te geven. Onderafdeling 2 : Tegoeden bij een beursvennootschap 11. De tegoeden bij een beursvennootschap komen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, in aanmerking voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming, wanneer zij voortvloeien uit deposito’s bestemd voor de verwerving van financiële instrumenten of voor terugbetalingen. 12. De financiële instrumenten in de zin van artikel 1 van de wet van 6 april 1995 komen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, in aanmerking voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, als zij door een beursvennootschap worden gehouden voor rekening van cliënten, en die beursvennootschap niet in staat is ze te leveren of terug te geven. Onderafdeling 3 : Tegoeden bij een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten 13. De tegoeden waarvan sprake in de punten 11 en 12, komen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, naar gelang van het geval in aanmerking voor een terugbetaling of een schadevergoeding, respectievelijk in het kader van de depositobescherming of in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, als die tegoeden aan een vennootschap voor vermogensbeheer of aan een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten zijn toevertrouwd door een cliënt die te goeder trouw handelde en zonder weet te hebben van het verbod voor die vennootschappen om deposito’s van cliënten of financiële instrumenten in bezit van die cliënten, in ontvangst te nemen, te houden of te bewaren. Afdeling 4 : Bedrag van de tegemoetkomingen 14. Het Fonds verleent een terugbetaling voor de tegoeden die daarvoor in aanmerking komen in het kader van de depositobescherming, tot een maximum van 20.000 euro per rechthebbende. Dat bedrag wordt teruggebracht tot 15.000 euro voor de gevallen van deficiëntie die tot 31 december 1999 worden vastgesteld. 15. Het Fonds verleent een schadevergoeding aan de houders van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, tot een maximum van 20.000 euro per rechthebbende. Dat bedrag wordt teruggebracht tot 15.000 euro voor de gevallen van deficiëntie die tot 31 december 1999 worden vastgesteld. 16. De tegemoetkomingen worden betaald in euro. Tot 31 december 2001 kunnen de begunstigden vragen dat de tegemoetkomingen in Belgische frank worden betaald. In dat geval gebeurt de omrekening op basis van de onherroepelijk vastgestelde omrekeningskoers die door de Raad van de Europese Unie is vastgelegd conform
artikel 109 L, lid 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. 17. De tegoeden die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen en afkomstig zijn van verbintenissen van in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap gevestigde bijkantoren van een kredietinstelling, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten naar Belgisch recht, worden op dezelfde wijze, naar gelang van het geval, terugbetaald of vergoed als tegoeden die afkomstig zijn van verbintenissen van de Belgische vestigingen en agentschappen. 18. Voor de tegoeden bij bijkantoren van een kredietinstelling, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten naar Belgisch recht die zijn gevestigd in een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap, wordt geen dekking verleend, tenzij het Bestuurscomité van het Fonds dat beraadslaagt en beslist bij tenminste drievierde meerderheid van de stemmen van de aanwezige leden, in individuele gevallen anders beslist. 19. Voor de gevallen van deficiëntie die tot 31 december 1999 worden vastgesteld, wordt het bedrag dat bij een tegemoetkoming aan de houders van tegoeden bij de in de punten 17 en 18 bedoelde bijkantoren wordt uitgekeerd in het kader van de depositobescherming of in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, zo nodig beperkt tot het bedrag van de dekking die door de overeenstemmende beschermingsregeling is gewaarborgd in het vestigingsland van het bijkantoor, voor gelijkaardige kredietinstellingen of beleggingsondernemingen. 20. In afwijking van punt 16 worden de in de punten 17 en 18 bedoelde tegemoetkomingen verleend in de munt van het vestigingsland van het bijkantoor, wanneer het gaat om een Lid-Staat die de gemeenschappelijke munteenheid niet heeft aangenomen overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap dan wel een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap. 21. Het Bestuurscomité van het Fonds kan de inhoud van de punten 9 tot 15, 17 tot 19 en 22 tot 36 wijzigen, daarbij met name rekening houdend met de beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten of de evolutie van het Europees recht inzake depositobescherming of beleggerscompensatie. Die wijzigingen blijven zonder gevolgen voor de reeds geopende tegemoetkomingsprocedures. Afdeling 5 : Berekening van de tegemoetkomingen 22. Alle schuldvorderingen van eenzelfde persoon op dezelfde kredietinstelling, dezelfde beursvennootschap, dezelfde vennootschap voor vermogensbeheer, dezelfde vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten of op dezelfde failliete boedel die in aanmerking komen voor hetzij een terugbetaling in het kader van de depositobescherming, hetzij een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, worden opgeteld, per categorie, na wettelijke of conventionele vergelijking van de schulden van die cliënt. 23. De kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen als bedoeld in punt 9 c), worden in aanmerking genomen voor een terugbetaling in het kader van de depositobescherming, voorzover ze op naam zijn gesteld, op een rekening zijn geplaatst of in open bewaargeving worden gehouden bij de uitgevende kredietinstelling of, als dergelijke effecten bij de emittent niet op een rekening of in open bewaargeving kunnen worden gehouden, bij de door de emittent aangestelde instelling. Als de voormelde effecten minder dan één maand vóór de deficiëntie op naam zijn gesteld, op een rekening zijn geboekt of in open bewaargeving zijn
39
gegeven, worden zij slechts in aanmerking genomen als de houder bewijst dat hij te goeder trouw heeft gehandeld. Niet op naam gestelde kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingen die in punt 9 c), worden bedoeld en die zijn uitgegeven door het Beroepskrediet of door een tot zijn net toegetreden kredietvereniging worden in aanmerking genomen voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming voor zover ze op een rekening zijn geboekt of in open bewaring zijn gegeven bij het Beroepskrediet of bij één van deze verenigingen. Wanneer diezelfde effecten zijn uitgegeven door kredietinstellingen die een federatie vormen in de zin van artikel 61 van de wet van 22 maart 1993, worden ze in aanmerking genomen, ongeacht of ze op een rekening zijn geboekt of in open bewaring zijn gegeven bij de centrale instelling dan wel bij één van de aangesloten instellingen. 24. Wanneer de kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen als bedoeld in punt 9 c), of de financiële instrumenten hetzij op naam zijn gesteld van een andere persoon dan de rechthebbende van die tegoeden, hetzij op een rekening zijn geboekt of in open bewaargeving zijn gegeven op naam van een andere persoon dan de rechthebbende van die tegoeden, worden zij slechts in aanmerking genomen voor een terugbetaling in het kader van de depositobescherming of voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, naar gelang van het geval, als de houder ervan bewijst dat hij er eigenaar van geworden is krachtens een vóór de datum van deficiëntie verworven recht. 25. De tegoeden die in aanmerking komen voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming, worden in aanmerking genomen voor hun bedrag in hoofdsom of voor hun nominale waarde, voor de vervallen of gelopen opbrengsten en voor de waarde van hun eventuele nevenopbrengsten, op de laatste dag vóór de dag waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. 26. De tegoeden die in aanmerking komen voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, worden in aanmerking genomen ten belope van hun marktwaarde, of, bij gebrek aan een marktwaarde en als het schuldvorderingsbewijzen zijn, ten belope van hun terugbetalingswaarde, vermeerderd met de gelopen interesten, of, nog meer in bijkomende orde, ten belope van hun geraamde realisatiewaarde, steeds op de laatste dag vóór de dag waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. Voor de genoteerde financiële instrumenten wordt de marktwaarde vastgesteld op basis van de gemiddelde koers op de laatste dag waarop zij genoteerd waren vóór de dag waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. 27. De tegoeden die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming en zijn uitgedrukt in de munt van een LidStaat die de gemeenschappelijke munteenheid heeft aangenomen overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, worden in euro omgerekend op basis van de onherroepelijk vastgestelde omrekeningskoersen die door de Raad van de Europese Unie zijn vastgelegd conform artikel 109 L, lid 4 van het voornoemde Verdrag. De tegoeden die zijn uitgedrukt in de munt van een andere Staat, worden in euro omgerekend op basis van de gemiddelde marktkoers op de laatste marktdag vóór de dag waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. 28. De tegoeden op een contanten- of effectenrekening waarop ten minste twee personen rechten kunnen doen gelden als leden van een vereniging, een groepering of een onverdeeldheid zonder rechtspersoonlijkheid, worden, behalve in de gevallen bedoeld in punt 29 hierna, beschouwd als toebehorend aan één enkele persoon ; als de identiteit van de personen die rechten kunnen doen gelden op de voormelde tegoeden evenwel is of kan worden vastgesteld, wordt het gedeelte dat aan elk
40
van hen toekomt in aanmerking genomen ; als het tegendeel niet is bewezen, worden de rechthebbenden geacht eenzelfde aandeel te hebben. 29. Wanneer ten minste twee personen rechten kunnen doen gelden op het integrale bedrag van tegoeden op een contanten- of effectenrekening en hiervoor de handtekening volstaat van één van die personen, die handelt in een andere hoedanigheid dan als lasthebber, wordt voor die tegoeden een terugbetaling of een schadevergoeding verleend op grond van het aandeel dat toekomt aan elke rechthebbende op die tegoeden; als het tegendeel niet is bewezen, worden de rechthebbenden geacht eenzelfde aandeel te hebben. 30. De tegoeden op rekeningen, geopend op naam van beoefenaars van niet-financiële beroepen, die uitsluitend middelen van derden bevatten en uitsluitend voor verrichtingen met deze middelen worden gebruikt, worden slechts als schuldvorderingen van deze derden erkend wanneer de betrokken rekeningen zijn onderverdeeld in subrubrieken op naam van deze derden in de boekhouding van de instelling die optreedt als bewaarder of wanneer het aandeel van deze derden door de houder van de rekening wordt aangetoond op basis van de mededelingen bij stortingen, overschrijvingen en opvragingen. 31. De andere tegoeden dan bedoeld in punt 30, die worden gehouden door een persoon die optreedt in eigen naam maar voor rekening van een derde, worden beschouwd als toebehorend aan deze derde, wanneer die gekend of identificeerbaar was op het ogenblik waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. 32. De tegoeden op rekeningen met subrubrieken op naam van individuele cliënten, die door een beursvennootschap zijn geopend bij een instelling die optreedt als bewaarder met toepassing van artikel 77, § 2, tweede lid van de wet van 6 april 1995, worden, bij deficiëntie van de instelling die optreedt als bewaarder, beschouwd als tegoeden van die cliënten. 33. De tegoeden op gezamenlijke cliëntenrekeningen die door een beursvennootschap zijn geopend bij een instelling die optreedt als bewaarder met toepassing van artikel 77, § 2, eerste lid van de wet van 6 april 1995, worden, bij deficiëntie van de instelling die optreedt als bewaarder, eveneens beschouwd als tegoeden van de cliënten van die beursvennootschap. Het aandeel van elke cliënt in de tegoeden op de gezamenlijke cliëntenrekeningen die door de beursvennootschap zijn geopend bij de deficiënte instelling die optreedt als bewaarder, wordt verhoudingsgewijs bepaald na aftrek van de bedragen die toekomen aan de beursvennootschap en de in punt 32 bedoelde tegoeden. 34. De tegemoetkomingen waarvan sprake in de punten 32 en 33 worden aan de betrokken cliënten betaald tegen ondertekening van een kwijting waardoor a) de schulden van de beursvennootschap ten belope van het door het Fonds betaalde bedrag met betrekking tot de in de punten 32 en 33 bedoelde tegoeden worden kwijtgescholden ; b) de beursvennootschap haar eventuele vorderings- en terugvorderingsrechten overdraagt aan het Fonds, ten belope van het door het Fonds betaalde bedrag met betrekking tot de in de punten 32 en 33 bedoelde tegoeden; c) de cliënt ermee instemt om het door het Fonds betaalde tegemoetkomingsbedrag met betrekking tot de in de punten 32 en 33 bedoelde tegoeden, af te trekken van de tegemoetkoming waarop hij aanspraak zou kunnen maken in het kader van de depositobescherming ingeval de beursvennootschap in gebreke zou blijven als gevolg van de deficiëntie van de instelling die optreedt als bewaarder. 35. Wanneer de houder van tegoeden schulden of verbintenissen heeft tegenover de deficiënte kredietinstelling, beursvennootschap, vennootschap voor vermogensbe-
heer of vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten waarvoor geen schuldvergelijking mogelijk is als bedoeld in punt 22, wordt de terugbetaling pas verricht na aftrek van het bedrag ervan, behalve wanneer deze schulden en verbintenissen worden gewaarborgd door andere door het Fonds toereikend geachte zekerheden dan de tegoeden waarvoor een tegemoetkoming wordt gevraagd. Afdeling 6 : Uitsluitingen 36. Het Fonds verleent geen terugbetaling of schadevergoeding voor : 1° de tegoeden van ondernemingen en instellingen die tot de volgende categorieën behoren : a) de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen naar Belgisch of buitenlands recht die handelen in eigen naam en voor eigen rekening ; b) de financiële instellingen naar Belgisch recht in de zin van artikel 3, § 1, 5° van de wet van 22 maart 1993 en soortgelijke financiële instellingen die in het buitenland zijn gevestigd ; c) de Belgische ondernemingen die vallen onder de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de Belgische pensioenfondsen en instellingen die niet onder die wet vallen en de buitenlandse ondernemingen met een gelijkaardig bedrijf in de verzekerings- en pensioensector ; d) de Belgische en buitenlandse instellingen voor collectieve belegging ; e) de vennootschappen of ondernemingen naar Belgisch recht of naar het recht van een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap, die een zodanige omvang hebben dat zij geen verkorte balans mogen opstellen overeenkomstig artikel 11 van de vierde richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978, genomen op de grondslag van artikel 54, lid 3, punt g) van het Verdrag, betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, alsook de vennootschappen of ondernemingen met een gelijkaardige omvang die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap ; 2° de tegoeden van de Staten, van de Belgische Gemeenschappen, Gewesten, provincies en gemeenten, van gelijkaardige buitenlandse overheden, van alle Belgische of buitenlandse instellingen van openbaar nut die onder die autoriteiten ressorteren en van de verenigingen die zij onderling hebben opgericht ; 3° de tegoeden van bestuurders, zaakvoerders en andere personen die in feite of in rechte deelnemen aan het effectieve bestuur van de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten, de tegoeden van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten en de personen of vennootschappen die rechtstreeks of onrechtstreeks ten minste 5 % bezitten in het kapitaal van de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten, alsook de tegoeden van de personen die belast zijn met het wettelijk toezicht op de rekeningen of op de boekhouding van de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten; 4° de tegoeden van andere ondernemingen van de groep waartoe de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten behoort ; onder groep wordt het geheel van ondernemingen verstaan die de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten rechtstreeks of onrechtstreeks controleren, alsook de dochtervennootschappen van
5°
6°
7°
8°
die ondernemingen en van de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten; de tegoeden waarvoor de cliënt van de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten individueel betere rentetarieven en financiële voordelen heeft verkregen dan tijdens diezelfde periode werden toegekend voor tegoeden van dezelfde aard, in dezelfde munt, uit dezelfde categorie, met dezelfde looptijd en voor hetzelfde bedrag, en die hebben bijgedragen tot de verslechting van de financiële positie van de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten; de tegoeden die voortkomen uit transacties waarvoor een strafrechtelijke veroordeling is uitgesproken, die in kracht van gewijsde is gegaan, wegens het witwassen van geld, in België in de zin van de wet van 11 januari 1993, of in het buitenland in de zin van artikel 1 van richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld; de verplichtingen die voortvloeien uit het onderschrijven van handelspapier, zoals eigen accepten en promessen; wat de kredietinstellingen betreft, de tegoeden, inzonderheid de achtergestelde vorderingen, die behoren tot de categorieën vermeld in artikel 2 van richtlijn 89/299/EEG van de Raad van 17 april 1989 betreffende het eigen vermogen van kredietinstellingen, zonder evenwel rekening te houden met de beperkende voorwaarden van die bepaling, alsook de tegoeden vermeld in artikel 3 van diezelfde richtlijn.
Afdeling 7 : Tegemoetkomingsprocedure 37. Het Fonds maakt in het Belgisch Staatsblad bekend dat zich een deficiëntie voordoet en welke termijnen zijn vooropgesteld om de tegemoetkomingen te betalen. Het Fonds maakt diezelfde informatie openbaar in de vestigingslanden van de bijkantoren van kredietinstellingen, beursvennootschappen, vennootschappen voor vermogensbeheer of vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten naar Belgisch recht waarvan de verbintenissen door de Belgische regeling zijn gedekt, op de aldaar officiële of gebruikelijke wijze. 38. Behalve in het geval waarin een houder van tegoeden die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming, om gewettigde redenen aanvaard door het Fonds, niet in staat was om zijn tegemoetkomingsaanvraag tijdig in te dienen, moeten de tegemoetkomingsaanvragen, op straffe van verval, bij het Fonds worden ingediend uiterlijk bij het verstrijken van een termijn van 2 maanden voor de tegoeden die in aanmerking komen voor een terugbetaling in het kader van de depositobescherming en van 5 maanden voor de tegoeden die in aanmerking komen voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten. De termijn loopt vanaf de in punt 37 bedoelde bekendmaking door het Fonds dat zich een deficiëntie voordoet. Het Fonds kan die termijnen verlengen. Het maakt zijn beslissing bekend overeenkomstig punt 37. 39. Bij faillissement of gerechtelijk akkoord moet de schuldeiser bij de betrokken organen aangifte hebben gedaan van zijn schuldvordering en mag voor de schuldvordering nog geen uitkering in een faillissement noch krachtens een gerechtelijk akkoord zijn geschied. 40. In het geval van kredietinstellingen die een federatie vormen in de zin van artikel 61 van de voornoemde wet van 22 maart 1993 of voor de verbintenissen van een kredietinstelling waartoe één of meer andere kredietin-
41
stellingen hoofdelijk verbonden zijn, dient het Fonds pas een financiële tegemoetkoming te verlenen nadat de cliënten eerst tevergeefs, naar gelang van het geval, een terugbetaling, een teruggave of een schadeloosstelling van hun tegoeden hebben gevorderd van, respectievelijk, de centrale instelling van de federatie of de hoofdelijk verbonden instellingen. 41. Het Fonds keert de tegemoetkomingen uit binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de datum van de deficiëntie, voor tegoeden die daarvoor in aanmerking komen in het kader van de depositobescherming, en binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de dag waarop is vastgesteld dat de vordering voor een tegemoetkoming in aanmerking komt en het bedrag ervan is bepaald, voor tegoeden die daarvoor in aanmerking komen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten. 42. In zeer uitzonderlijke omstandigheden kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen beslissen de in punt 41 bedoelde termijnen te verlengen voor de betaling van de tegemoetkomingen met betrekking tot een welbepaalde kredietinstelling, beursvennootschap, vennootschap voor vermogensbeheer of vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten. De Commissie kan ten hoogste driemaal een verlenging toestaan van de termijn voor de betaling van de tegemoetkomingen die worden verleend in het kader van de depositobescherming ; elke verlenging mag niet meer dan 3 maanden bedragen. Zij kan slechts eenmaal een verlenging toestaan van de termijn voor de uitkering van de schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten ; die verlenging mag niet meer dan 3 maanden bedragen. Het Fonds maakt de beslissing van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen openbaar overeenkomstig punt 37. 43. Het Fonds verleent geen tegemoetkoming aan een houder van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen, als hij, voor de toepassing van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten, valse verklaringen zou hebben afgelegd of fraude zou hebben gepleegd, inzonderheid in verband met deze regeling of met de geldende wetten en besluiten voor de kredietinstellingen, de beursvennootschappen, de vennootschappen voor vermogensbeheer of de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten, dan wel voor de relaties tussen die instellingen en vennootschappen en hun cliënteel. 44. Niettegenstaande de in de punten 41 en 42 bepaalde termijnen, kan het Fonds, als de cliënt de gevraagde gegevens voor het onderzoek van zijn aanvraag om terugbetaling of schadevergoeding niet verstrekt, dan wel bij twijfel over de gegrondheid van de gegevens waarop die aanvraag steunt, de uitkering van de tegemoetkoming opschorten, tot de gevraagde gegevens worden verstrekt dan wel tot het bewijs wordt geleverd dat de hierboven bedoelde gegevens gegrond zijn. Bij faillissement of gerechtelijk akkoord kan het Fonds de uitkering van de tegemoetkoming opschorten tot de vordering mag worden opgenomen in het passief van het faillissement of het gerechtelijk akkoord. 45. De tegemoetkoming kan slechts worden betaald voorzover : 1° de houder van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen, de uitdrukkelijke en gelijktijdige in-de-plaatstreding van het Fonds aanvaardt in zijn schuldvordering en eventuele terugvorderingsrechten; 2° de houder, ingeval hij slechts gedeeltelijk wordt terugbetaald of vergoed, in afwijking van artikel 1252 van het Burgerlijk Wetboek aanvaardt zijn rechten, voor wat hem nog verschuldigd blijft, uit te oefenen in rang gelijk met het Fonds; 3° de houder de verklaringen ondertekent over de vereiste voorwaarden voor de betaling van de tegemoetkomingen;
42
4° de houder de tegoeden die daarvoor in aanmerking komen, overdraagt aan het Fonds in het vooruitzicht van zijn tegemoetkoming en de eventuele daaruit volgende procedures. Het Fonds beheert de aldus overgedragen tegoeden in het gezamenlijk belang van de houder en van zichzelf. Het stort aan de houder wat het heeft teruggewonnen, na aftrek van het bedrag van de uitgekeerde tegemoetkoming. 46. Tot een gerechtelijke beslissing is genomen die in kracht van gewijsde is gegaan, schorst het Fonds de terugbetaling of vergoeding van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen, wanneer hun houder of één van hun houders of enige andere persoon die rechten kan doen gelden op die tegoeden, is beschuldigd van een misdrijf in verband met witwassen van geld, waarvan de betrokken tegoeden worden vermoed afkomstig te zijn, als bedoeld, in België, in artikel 3 van de wet van 11 januari 1993 of als bedoeld, in het buitenland, in artikel 1 van richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld. Afdeling 8 : Beperkingen op de uitvoering van de verbintenissen van het Fonds 47. Wanneer het Fonds van oordeel is dat de beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten niet zullen volstaan om alle tegoeden die daarvoor in aanmerking komen terug te betalen of te vergoeden, maakt het Fonds, op basis van de gegevens waarover het beschikt, met name vanwege de curator, een raming van, enerzijds, het totaalbedrag van de terugbetalingen en schadevergoedingen die zouden moeten worden verleend op grond van de bepalingen van de punten 7 tot 46, en, anderzijds, van het gedeelte van de schuldvorderingen op de betrokken instelling of vennootschap dat niet kan worden teruggewonnen. 48. Het Fonds kan de uitkering van de terugbetalingen en schadevergoedingen uitstellen tot het de in punt 47 bedoelde ramingen heeft kunnen maken en uiterlijk tot het verstrijken van de overeenkomstig de punten 41 en 42 vastgestelde termijnen. 49. Het Bestuurscomité van het Fonds beperkt de terugbetalingen en schadevergoedingen op de wijze die het zelf vaststelt, naar verhouding van de beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten, als de beschikbare middelen op de dag waarop de deficiëntie zich voordoet, lager is dan het geraamde niet terug te winnen bedrag van de terugbetalingen en schadevergoedingen die zouden moeten worden uitgekeerd op grond van de bepalingen van de punten 7 tot 46, vermeerderd met de kosten voor de tegemoetkomingen. 50. Wanneer, ingevolge een beperking als bepaald in punt 49, de beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten op de dag van die beperking niet integraal is uitgekeerd, worden het batig saldo en de terugwinningen waarmee geen rekening werd gehouden bij de raming, toegekend aan de houders van tegoeden die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen, zonder dat het totaalbedrag van de terugbetalingen en schadevergoedingen, rekening houdend met de bepalingen van punt 51, hoger kan liggen dan de maximumbedragen bedoeld in de punten 14 tot 19. 51. De wedersamenstelling van beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten door de normale storting van bijdragen overeenkomstig de financieringsregels van de voornoemde regeling, wordt bij voorrang aangewend ter aanvulling van de terugbetalingen en schadevergoedingen die moesten worden beperkt krachtens punt 49. 52. Tot de uiteindelijke afrekening heeft het Fonds het recht om de uitkering van aanvullende terugbetalingen en schadevergoedingen bedoeld in de punten 50 en 51
op te schorten, als die terugbetalingen en schadevergoedingen per cliënt niet ten minste de tegenwaarde van 500 euro bedragen. Afdeling 9 : Tegemoetkoming in het kader van een vereffening, een financiële sanering of een overname van het bedrijf van een kredietinstelling, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten 53. Binnen de grenzen van de beschikbare financiële middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten, kan het Fonds, onder bepaalde voorwaarden, preventief zijn financiële steun toekennen om een vereffening, sanering of overname van het bedrijf mogelijk te maken van een kredietinstelling, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten waarvan de goede afloop van de verbintenissen in gevaar is. HOOFDSTUK 3 : BIJKANTOREN VAN KREDIETINSTELLINGEN OF BELEGGINGSONDERNEMINGEN DIE RESSORTEREN ONDER HET RECHT VAN EEN ANDERE LID-STAAT VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP
54. De in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap kunnen deelnemen aan de Belgische beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten, om, binnen de grenzen van die regeling, de waarborgen aan te vullen die worden verstrekt door de regeling waaraan die instellingen en ondernemingen deelnemen in hun Staat van herkomst. 55. Het Fonds treedt op wanneer de rechtbanken van de Staat van herkomst van de kredietinstelling of de beleggingsonderneming, of de bevoegde autoriteit van die Staat de in punt 8 bedoelde beslissingen hebben genomen of zijn overgegaan tot de aldaar bedoelde vaststelling of wanneer zij soortgelijke beslissingen hebben genomen of tot soortgelijke vaststellingen zijn overgegaan als bedoeld in richtlijn 94/19/EG voor de tegoeden die in aanmerking komen in het kader van de bescherming van deposito’s, of als bedoeld in richtlijn 97/9/EG voor de tegoeden die in aanmerking komen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten. 56. De terugbetaling heeft, voor de tegoeden die in aanmerking komen in het kader van de bescherming van deposito’s, betrekking op het verschil tussen de tegemoetkoming van de beschermingsregeling van de Staat van herkomst en het bedrag van de tegemoetkoming vastgesteld in punt 14. De schadevergoeding heeft, voor de tegoeden die in aanmerking komen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, betrekking op het verschil tussen de tegemoetkoming van het beleggerscompensatiestelsel van de Staat van herkomst en het bedrag van de tegemoetkoming vastgesteld in punt 15. 57. Voor het overige zijn de voorwaarden en wijze van terugbetaling vermeld in de punten 7, 9 tot 13 en 22 tot 52 voor de kredietinstellingen, beursvennootschappen, vennootschappen voor vermogensbeheer en vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten naar Belgisch recht, van toepassing op deze bijkantoren.
gingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap, wanneer deze bijkantoren zijn aangesloten en hun tegoeden niet zijn gedekt door een beschermingsregeling in de Staat van herkomst. 59. Het Fonds treedt op wanneer de rechtbanken van de Staat van herkomst van de kredietinstelling of de beleggingsonderneming, of de bevoegde autoriteit van die Staat de in punt 8 bedoelde beslissingen hebben genomen of zijn overgegaan tot de aldaar bedoelde vaststellingen of wanneer zij beslissingen hebben genomen of tot vaststellingen zijn overgegaan met een gelijkwaardige draagwijdte qua beschikbaarheid van de deposito’s of qua levering of teruggave van de financiële instrumenten. 60. Voor het overige gelden voor die bijkantoren de in de punten 7, 9 tot 13 en 22 tot 52 vastgestelde voorwaarden en wijze van tegemoetkoming. 61. De Belgische beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten dekt eveneens de voor tegemoetkoming in aanmerking komende tegoeden van in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap, wanneer die bijkantoren zijn aangesloten en wanneer voor hun tegoeden in de Staat van herkomst een beperktere dekking geldt dan gewaarborgd door de Belgische beschermingsregeling. 62. Het Fonds treedt op in de gevallen bedoeld in punt 59 voor de bedragen bedoeld in punt 56. 63. Voor het overige gelden voor die bijkantoren de in de punten 7, 9 tot 13 en 22 tot 52 vastgestelde voorwaarden en wijze van tegemoetkoming. HOOFDSTUK 5 : INFORMATIEVERSTREKKING AAN DE DEPOSANTEN 64. Het Fonds maakt de naam bekend van de kredietinstellingen, beursvennootschappen, vennootschappen voor vermogensbeheer en vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten die deelnemen aan de regeling alsook van de kredietinstellingen, beursvennootschappen, vennootschappen voor vermogensbeheer en vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten die niet langer gedekt zijn door de Belgische regeling. 65. Ingeval van deficiëntie deelt het Fonds aan alle belanghebbenden de voorwaarden, regels en wijze van terugbetaling en schadevergoeding mee. 66. Het Fonds maakt op dezelfde wijze als bedoeld in punt 37 de eventuele wijzigingen bekend die het zou aanbrengen in deze verbintenis. HOOFDSTUK 6 : INWERKINGTREDING 67. Deze mededeling heeft uitwerking op de datum van inwerkingtreding van de hoofdstukken III en IV van de voornoemde wet van 17 december 1998.
HOOFDSTUK 4 : BIJKANTOREN VAN KREDIETINSTELLINGEN OF BELEGGINGSONDERNEMINGEN DIE RESSORTEREN ONDER HET RECHT VAN EEN STAAT DIE GEEN LID IS VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP
58. De Belgische beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten dekt de voor tegemoetkoming in aanmerking komende tegoeden van in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleg-
43
Bijlage 2 Lijst van de instellingen die deelnemen aan de beschermingsregeling Toestand op 15 maart 2003 Deze lijst werd opgesteld op de meest recent mogelijke datum en vertoont dus qua samenstelling verschillen met de overzichtstabel op blz 12. 1. Kredietinstellingen 1.A. Naar Belgisch recht 1.A.1. Banken AGF BELGIUM BANK N.V. Lakensestraat 35, 1000 Brussel ANTWERPSE DIAMANTBANK N.V. Pelikaanstraat 54, 2018 Antwerpen AXA BANK BELGIUM N.V., verkort: AXA BANK Grote Steenweg 214, 2600 Berchem B.B.L. N.V., voluit: Bank Brussel Lambert Marnixlaan 24, 1000 Brussel BANCA MONTE PASCHI BELGIO N.V. Jozef II-straat 24, 1000 Brussel BANK DEGROOF N.V. Nijverheidsstraat 44, 1040 Brussel BANK DELEN & DE SCHAETZEN N.V., verkort: Bank Delen of Bank de Schaetzen of DDS Bank Jan Van Rijswijcklaan 184, 2020 Antwerpen BANK J. VAN BREDA EN C° N.V. Plantin en Moretuslei 295, 2140 Borgerhout BANK NAGELMACKERS 1747 N.V. Sterrenkundelaan 23, 1210 Brussel BANK VAN DE POST N.V. Koloniënstraat 56, 1000 Brussel BELGOLAISE BANK N.V., verkort: Belgolaise Kantersteen 1, 1000 Brussel BEROEPSKREDIET N.V. Kunstlaan 6-9, 1210 Brussel BYBLOS BANK EUROPE N.V. Montoyerstraat 10 bus 3, 1000 Brussel CBC BANQUE N.V. Grote Markt 5, 1000 Brussel CITIBANK BELGIUM N.V. Generaal Jacqueslaan 263 g, 1050 Brussel COMMERZBANK BELGIUM N.V. Louis Schmidtlaan 87, 1040 Brussel DE BUCK BANKIERS N.V. Kouter 27, 9000 Gent DELTA LLOYD BANK N.V. Sterrenkundelaan 23, 1210 Brussel DEUTSCHE BANK N.V. Marnixlaan 13-15, 1000 Brussel DEWAAY BANK N.V., verkort: Dewaay Anspachlaan 1 bus 39, 1000 Brussel DEXIA BANK BELGIE N.V, verkort: DEXIA BANK Pachecolaan 44, 1000 Brussel EUROCLEAR BANK N.V. Koning Albert II-laan 1, 1210 Brussel EUROPABANK N.V. Burgstraat 170, 9000 Gent EUROPESE BANK VOOR LATIJNS-AMERIKA N.V., verkort: B.E.A.L. Terhulpensesteenweg 166, 1170 Brussel
44
F. VAN LANSCHOT BANKIERS BELGIE N.V. Jan Van Rijswijcklaan 4, 2018 Antwerpen FORTIS BANK ASIA HK N.V., in het Chinees: Wa Pei Fu Tong Yin Hang Warandeberg 3, 1000 Brussel FORTIS BANK N.V. Warandeberg 3, 1000 Brussel GOFFIN BANK N.V. Verlorenbroodstraat 120 bus 1, 9820 Merelbeke KBC BANK N.V. Havenlaan 2, 1080 Brussel KEYTRADE BANK N.V. Vorstlaan 100, 1170 Brussel NAVIGA BANK N.V. Verviersstraat 4, 2000 Antwerpen OMOB BANK N.V. Sterrenkundelaan 19, 1210 Brussel PARFIBANK N.V. Regentlaan 40, 1000 Brussel PUILAETCO G.C.V. Herrmann Debrouxlaan 46, 1160 Brussel SANTANDER CENTRAL HISPANO BENELUX N.V. Wetstraat 227, 1040 Brussel SG BANK DE MAERTELAERE N.V., verkort: SG De Maertelaere Rijsenbergstraat 148, 9000 Gent SHIZUOKA BANK (EUROPE) N.V. Louizalaan 283 bus 13, 1050 Brussel THEODOOR GILISSEN BANK N.V. Van Putlei 31, 2018 Antwerpen TRADEGO N.V. Koning Albert II-laan 1, 1210 Brussel UBS PRIVATE BANKING BELGIUM° S.A. Tervurenlaan 300, 1150 Brussel UNITED TAIWAN BANK N.V. Kunstlaan 27, 1040 Brussel Federatie van kredietinstellingen LANDBOUWKREDIET BANK N.V., verkort: Landbouwkrediet alsook de aangesloten instellingen: LANBOKAS C.V. en AGRICAISSE C.V. Sylvain Dupuislaan 251, 1070 Brussel 1.A.2. Spaarbanken of spaarkassen ARGENTA SPAARBANK N.V., verkort: ASPA Belgiëlei 49-53, 2018 Antwerpen BANQUE CPH C.V.B.A., verkort: CPH rue Perdue 7, 7500 Tournai CENTEA N.V. Mechelsesteenweg 180, 2018 Antwerpen CENTRALE KREDIETVERLENING N.V., verkort: C.K.V. Holstraat 59, 8790 Waregem EURAL N.V. Koning Albert II-laan 30 bus 37, 1000 Brussel MERCATOR BANK N.V. Lange Lozanastraat 250, 2018 Antwerpen RECORD C.V., ook genoemd: Record Bank rue Forgeur 17-21, 4000 Liège VDK (SPAARBANK) N.V., voluit: Volksdepositokas (Spaarbank) Sint-Michielsplein 16, 9000 Gent WESTKREDIET N.V. Wilsonplein 5 bus 1, 9000 Gent
45
Kredietverenigingen behorend tot het net van het Beroepskrediet ANTWERPS BEROEPSKREDIET C.V.B.A., verkort ABK Frankrijklei 136, 2000 Antwerpen BANQUE DE CREDIT PROFESSIONNEL C.V.B.A., verkort: CP Banque rue des Croisiers 41, 5000 Namur BRABANTS BEROEPSKREDIET - BANK C.V.B.A., verkort: Bank van Brabant Belliardstraat 21, 1040 Brussel FEDERALE KAS VOOR HET BEROEPSKREDIET C.V.B.A., verkort FKBK Doorniksestraat 38, 8500 Kortrijk INTERFEDERAAL BEROEPSKREDIET C.V.B.A., verkort IBK Stationstraat 40, 7700 Moeskroen MIDDENSTANDS DEPOSITO- EN KREDIETKANTOOR C.V.B.A., verkort MDK Onze-Lieve-Vrouwestraat 114, 2800 Mechelen ONDERLING BEROEPSKREDIET C.V.B.A. Graaf van Vlaanderenplein 19, 9000 Gent OOSTVLAAMS BEROEPSKREDIET C.V.B.A., verkort OVBK Dokter Armand Rubbensstraat 45, 9240 Zele WEST-VLAAMSE BANK C.V.B.A., verkort: WVB Adriaan Willaertstraat 9, 8000 Brugge 1.A.3. Effectenbanken BANK CORLUY, EFFECTENBANKIERS N.V., verkort: Bank Corluy Belgiëlei 153, 2018 Antwerpen DIERICKX, LEYS & CIE EFFECTENBANK N.V., verkort: Dierickx, Leys & Cie of Dierickx Kasteelpleinstraat 44, 2000 Antwerpen VAN DE PUT & C°, EFFECTENBANK - BANQUE DE TITRES C.V.A., verkort: Van De Put & C° Mechelsesteenweg 203, 2018 Antwerpen 1.B. Bijkantoren in België van kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Unie BANK OF AMERICA NA Uitbreidingstraat 180 bus 6, 2600 Antwerpen BANK OF BARODA Wetstraat 28, 1040 Brussel BANK OF NEW YORK Kunstlaan 35, 1040 Brussel BANQUE COMMERCIALE DU MAROC N.V. Anspachlaan 194-198, 1000 Brussel HABIB BANK LTD Wetstraat 19, 1040 Brussel JPMORGAN CHASE BANK Koning Albert II-laan 1, 1210 Brussel STATE BANK OF INDIA Korte Herentalsestraat 3, 2018 Antwerpen SUMITOMO MITSUI BANKING CORPORATION Kunstlaan 58, 1000 Brussel THE BANK OF TOKYO - MITSUBISHI LTD Kunstlaan 58, 1040 Brussel WAFABANK N.V. Maurice Lemonnierlaan 128, 1000 Brussel 2. Beleggingsondernemingen 2.A. Naar Belgisch recht 2.A.1. Beursvennootschappen ALENA N.V. Terhulpensesteenweg 177, bus 19, 1170 Brussel BOCKLANDT B.V.B.A. Casinostraat 6, 9100 Sint-Niklaas BONNEWIJN, RENWART, VAN GOETHEM & C° N.V., verkort: BRG Wetstraat 78, 1040 Brussel BUSSCHAERT & C°, BEURSVENNOOTSCHAP B.V.B.A., verkort: Busschaert & C° Lippenslaan 115, 8300 Knokke-Heist
46
CAPITAL @ WORK N.V. Waversesteenweg 1519, 1160 Brussel DAMIEN COURTENS & CIE B.V.B.A. Paul Deschanellaan 130 bus 2, 1030 Brussel DE MOFFARTS - ROLIN JACQUEMYNS N.V. Anspachlaan 111 bus 3, 1000 Brussel DELANDE & CIE N.V. Montoyerstraat 31 bus 5, 1000 Brussel DELTA LLOYD SECURITIES N.V. Kipdorp 10-12, 2000 Antwerpen DEXIA FUND SERVICES BELGIUM N.V. Koningsstraat 180, 1000 Brussel F. DELCOUR, A. VANCRAYEBECK & E. ERNOULD, SOCIETE DE BOURSE B.V.B.A. rue de Bex 11, 4000 Liège FUND ADMINISTRATION SERVICE & TECHNOLOGY NETWORK BELGIUM N.V., verkort: FASTNET Belgium Antwerpselaan 25-27, 1000 Brussel GOLDWASSER EXCHANGE & C° B.V.B.A. Hoveniersstraat 2 bus 221, 2018 Antwerpen HAVAUX N.V., Beursvennootschap, verkort: HVX Tervurenlaan 72, 1040 Brussel INVESCO BENELUX N.V. Louizalaan 326 bus 31, 1050 Brussel J. QUATANNENS EN C° N.V. Wortegemsesteenweg 15, 8570 Anzegem KBC FINANCIAL PRODUCTS BRUSSELS N.V. Havenlaan 12, 1080 Brussel KBC SECURITIES N.V. Havenlaan 12, 1080 Brussel LAWAISSE BEURSVENNOOTSCHAP G.C.V. Sint-Jorisstraat 6, 8500 Kortrijk LELEUX ASSOCIATED BROKERS N.V. Wildewoudstraat 17, 1000 Brussel LEO STEVENS & CIE B.V.B.A. Schildersstraat 33, 2000 Antwerpen MEGA INVEST MANAGEMENT N.V. Mussenstraat 8, 1000 Brussel MELICE & CIE N.V. Grasmarkt 105 bus 10, 1000 Brussel NIBC PETERCAM DERIVATIVES N.V. Wetenschapsstraat 41, 1040 Brussel OPTION TRADING COMPANY N.V. Regentschapsstraat 43, 1000 Brussel PDM-SECURITIES N.V. Boomsesteenweg 75, 2630 Aartselaar PETERCAM N.V. Sinter-Goedeleplein 19, 1000 Brussel PHILIPPE & YVES DE COSTER, SOCIETE DE BOURSE B.V.B.A. Wetstraat 78, 1040 Brussel PIRE & CIE N.V. rue du Collège 24, 6000 Charleroi RAMPELBERGS & CIE N.V. Baron Albert d'Huartlaan 7, 1150 Brussel RIGA & CIE N.V. rue de Nivelles 14, 1300 Wavre RONFLETTE & CIE B.V.B.A. Boulevard Devreux 3 1er étage, 6000 Charleroi TRUSTINVEST N.V. Jordaenskaai 5, 2000 Antwerpen VAN BAUWEL & C° G.C.V. Bisschopstraat 70, 2060 Antwerpen VAN GLABBEEK & C° BEURSVENNOOTSCHAP B.V.B.A. Kipdorp 43, 2000 Antwerpen VAN GOOLEN & C° B.V.B.A. Guldenberg 8, 2000 Antwerpen VAN HERREWEGHE B.V.B.A. Tervurenlaan 50, 1040 Brussel
47
VAN MOER, SANTERRE & C° N.V. Vorstlaan 100, 1170 Brussel VERMEULEN - RAEMDONCK N.V. Handelsstraat 10, 1000 Brussel WEGHSTEEN & DRIEGE N.V. Oude Burg 6, 8000 Brugge 2.A.2. Vennootschappen voor vermogensbeheer A.I.M. TRADING N.V. Brughoevestraat 4, 2820 Rijmenam ARBOR PRIVATE ASSET MANAGEMENT N.V., verkort: Arbor Marsveldplein 2-3, 1050 Brussel AXA & DEGROOF FUNDS PORTFOLIO N.V. Vorstlaan 25, 1170 Brussel AXA INVESTMENT MANAGERS BRUSSELS N.V., verkort: AXA IM BRUSSELS Vorstlaan 36, 1170 Brussel BEARBULL (BELGIUM) N.V. Waterloosesteenweg 880, 1000 Brussel BUTTONWOOD N.V. Doorniksewijk 15, 8500 Kortrijk CAPITAL & FINANCE ASSET MANAGEMENT N.V. Vinkstraat 36, 1170 Brussel CLGP BELGIUM N.V. Bretagnestraat 26, 1200 Brussel COMPAGNIE DE GESTION PRIVEE N.V. Louizalaan 222, 1050 Brussel DEXIA ASSET MANAGEMENT N.V. Koningsstraat 180, 1000 Brussel FIDES ASSET MANAGEMENT N.V. Tervurenlaan 72, 1040 Brussel FINA INVESTMENT N.V. Nijverheidstraat 52, 1040 Brussel FORTIS INVESTMENT MANAGEMENT N.V., verkort: FIM Koning Albert II-laan 1, 1210 Brussel FORTUNAE PATER FAMILIAS N.V. Lijsterbessendreef 1, 8020 Oostkamp GLOBAL CAPITAL MANAGEMENT N.V., verkort Global Capital of GCM Romboutsstraat 3 bus 4, 1932 Sint-Stevens-Woluwe HORATIUS VERMOGENSBEHEER N.V. Brugsesteenweg 253, 8500 Kortrijk ING INVESTMENT MANAGEMENT (BELGIUM) N.V., verkort IIM Belgium Marnixlaan 24, 1000 Brussel INTERNATIONAL CAPITAL INVESTMENT N.V., verkort: I.C.I. avenue du Mont Marcure 35, 1420 Braine-l'Alleud KBC ASSET MANAGEMENT N.V. Havenlaan 2, 1080 Brussel LEND LEASE HOULIHAN ROVERS N.V. Terhulpensesteenweg 166, 1170 Brussel MERIT CAPITAL N.V. Amerikalei 35, 2000 Antwerpen NLM INVESTMENT SERVICES N.V. Congolaan 16 bus 24, 1000 Brussel OPTIMUM ASSET MANAGEMENT N.V. Jan Van Rijswijcklaan 143, 2018 Antwerpen PRIVATE AND INDEPENDENT INVESTMENT N.V., verkort: PRIV-GEST Oude Graanmarkt 17, 1000 Brussel QUAESTOR N.V. Arme Klarenstraat 71, 8800 Roeselare RIVAMCO N.V. Generaal de Longuevillelaan 8, 1150 Brussel S&D ASSET MANAGEMENT N.V., verkort: S&D Van Putlei 33, 2018 Antwerpen SCALDIS VERMOGENSBEHEER N.V. Orteliuskaai 2 bus 2, 2000 Antwerpen SELECTUM VERMOGENSBEHEER N.V. Stoopstraat 1, 2000 Antwerpen SERCAM N.V. Lentestraat 24 bus 1, 1050 Brussel
48
SOCIETE INTERNATIONALE DE GESTION DE PORTEFEUILLES N.V., verkort: S.I.G.P. rue du Champ de Mai 10 bte 33, 1410 Waterloo SWISS LIFE ASSET MANAGEMENT (BELGIUM) N.V. Medialaan 36 Box 1 A, 1800 Vilvoorde VANGUARD INVESTMENTS EUROPE N.V. drève Richelle 161, 1410 Waterloo VEGA ASSET MANAGEMENT S.A. Tervurenlaan 72, 1040 Brussel VEIRMAN & C° VPO N.V. Velodromstraat 275, 1770 Liedekerke 2.A.3. Vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten ACTIFINA N.V. Hans Memlingdreef 35, 3920 Lommel CONTINENTAL FUND ADVISORY N.V. Meiseselaan 71, 1020 Brussel
49