jaargang 4
• nummer 3 • oktober 2009
ce ntrum voor revali dati e
MotiVatie, daaR dRaait Het oM
• over amputatie • zelfmanagement in de revalidatie
Ho o g b ezoek colofon
Revisie is het externe magazine van het Centrum voor Revalidatie – UMCG en laat zien wat het CvR te bieden heeft aan patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs, zowel op het gebied van Revalidatiegeneeskunde als op het gebied van Revalidatie Chronisch Zieken. Het CvR heeft circa 650 medewerkers, verdeeld over twee locaties: de locatie Groningen, waar de nadruk ligt op diagnostiek en behandeling in de vroege fase; de locatie Beatrixoord, met 180 bedden, waar de nadruk meer ligt op klinische en poliklinische behandeling. Revisie wordt verstuurd aan huisartsen en medisch specialisten in de drie noordelijke provincies, revalidatieartsen en revalidatiecentra in Nederland, patiëntenverenigingen, relevante beroepsverenigingen en andere externe contacten. Revisie verschijnt viermaal per jaar in een oplage van tweeduizend exemplaren. Redactie: dr. G.M. Rommers, drs. S. van Twillert, M.A. de Jong (eindredactie). Fotografie: Bert Hofstra, Marleen van Dijk, Maerian de Jong. Correspondentieadres: Universitair Medisch Centrum Groningen, PK Revalidatie, M.A. de Jong, Postbus 30.001, 9700 RB Groningen. E-mail:
[email protected]. Tel. 050 361 3626. Vormgeving, druk en verspreiding: Koninklijke Van Gorcum Assen.
Mevrouw mr. Swenker is sinds 1 januari 2009 voorzitter van Revalidatie Nederland (R N), de brancheorganisatie van alle revalidatiecentra in Nederland, en is bezig met een kennismakingstournee langs alle 24 aangesloten revalidatiecentra. Het CvR stond al enige tijd op de nominatie om bezocht te worden maar bij gebrek aan een manager Bedrijfsvoering , werd in goed overleg besloten het bezoek uit te stellen.
Motivati e , da ar dr a ait h e t om
Inmiddels is Bert Eissens begonnen als manager Bedrijfsvoering en woensdag 30 september was het dan zover: mevrouw Swenker, mevrouw drs. J. Riteco, directeur van het landelijk bureau en de heer drs. R. van Schijndel, beleidsadviseur van RN, bezochten achtereenvolgens locatie Groningen en locatie Beatrixoord. In locatie Groningen schoven ook drs. L.C.. Bruggeman, voorzitter van de Raad van Bestuur - UMCG en mevrouw R. Landeweerd, directeur van onze sector, aan. Dr. Rienk Dekker, chef de clinique van het CvR, hield een korte presentatie over het reilen en zeilen van locatie Groningen, het verschil tussen ziekenhuisrevalidatie en centrumrevalidatie, de samenwerking in de regio en ketenzorg. Professor dr. Jan Geertzen ging vooral in op het wetenschappelijk onderzoek dat in de afdeling Revalidatiegeneeskunde wordt gedaan aan de hand van speerpunten, zoals het UMCG-brede speerpunt ‘Healthy Aging’. ’s Middags bezocht het gezelschap locatie Beatrixoord, waar Bert Eissens en Rienk Dekker een voordracht hielden over Poliplus en het Elektronisch PatiëntenDossier. Het gezelschap filosofeerde over de financiering van revalidatie in het algemeen, nu het kabinet bezuinigingen wil doorvoeren, en de effecten van de DBC-systematiek. Het bezoek werd afgesloten met een rondleiding, waarbij uiteraard onze grote verbouwing en nieuwbouw werden bezocht.
Belangrijk
Voor het Centrum voor Revalidatie is een dergelijk werkbezoek belangrijk. Revalidatie Nederland is de brancheorganisatie, die onze belangen behartigt bij politieke partijen, ministeries en andere belangrijke bestuursorganen. We wilden een goede presentatie geven van waar wij, als enig universitair revalidatiecentrum in Nederland, mee bezig zijn. Wat de meerwaarde is van de fusie tussen UMCG en het voormalige Beatrixoord, wat onze specifieke problemen zijn omdat we te maken hebben met zowel de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra als met Revalidatie Nederland. We hebben met ons bezoek uitgebreid van gedachten gewisseld over de academisering van de revalidatie en het financieren van topreferente zorg. Al deze informatie helpt RN de belangen van de revalidatie te behartigen. Al is het aan de foto niet te zien, het was een geanimeerd werkbezoek, waar wij in elk geval een goed gevoel aan hebben overgehouden. Drs. Ytje Jensma, manager Zorg Centrum voor Revalidatie – UMCG
V.l.n.r.: drs. Y. Jensma, manager Zorg CvR; drs. J. Riteco, directeur van het landelijk bureau; drs. R. van Schijndel, beleidsadviseur van RN; mr. P. Swenker, voorzitter RN; A. Eissens,
manager Bedrijfsvoering CvR; drs. L.C. Bruggeman, voorzitter van de Raad van Bestuur – UMCG; professor dr. J. Geertzen, hoogleraar Revalidatiegeneeskunde en mevrouw R. Landeweerd,
directeur sector C luisteren aandachtig naar de voordracht van dr. R. Dekker, chef de clinique CvR (niet op de foto).
oktober 2009
2(3
De tijd dat de dokter wist wat het beste voor de patiënt was, is geweest . Zeker in de revalidatie wordt van patiënten ver wacht dat ze hun verantwoordelijkheid nemen voor het welslagen van een behandeling . ‘De patiënt als par tner in de behandeling’ is één van de kernwaarden van het Centrum voor Revalidatie – UM CG. Maar als je een deel van de verantwoordelijkheid van de behandeling bij de patiënt legt, dan moet die patiënt daarvoor wel gemotiveerd zijn. Daarom worden alle behandelaars in het Centrum voor Revalidatie (CvR) geschoold in motiverende gespreksvoering, een gesprekstechniek die gericht is op het vergroten van de kans op gedragsverandering bij de patiënt. “Zeggen dat de patiënt centraal staat, is leuk maar het wordt een lege kreet als je er niks mee doet,” zegt Marijke Hoppenbrouwers, psychologe van het Pijnrevalidatieteam in het CvR. “Ik ben heel blij dat de kreet nu inhoud krijgt. Motiverende gespreksvoering
past mooi in de principes van revalidatie over zelfredzaamheid. Net als in de sport wordt de behandelaar meer coach. De sporter, de patiënt moet het zelf doen.”
Grootschalig
Motiverende gespreksvoering is niet onbekend in de revalidatie maar het CvR is in Nederland het eerste revalidatiecentrum dat dit professionaliseringstraject zo grootschalig aanpakt. Het gaat in totaal om ruim vierhonderd medewerkers die, in groepen van vijftien mensen, vanaf eind november 2009 in korte tijd geschoold worden. Eerst is locatie Beatrixoord aan de
beurt, daarna locatie Groningen. Van verzorgende tot medisch specialist, iedereen doet mee. Het samenwerken en elkaar ondersteunen in deze training heeft als onbedoelde maar gunstige bijwerking, teambuilding. Teams die al enige ervaring hebben opgedaan met motiverende gesprekvoering krijgen een programma op maat aangeboden. Het Pijnrevalidatieteam bijvoorbeeld behoort tot de ‘gevorderden’. Marijke Hoppenbrouwers: “Wij gebruiken verschillende modellen, zoals cognitieve gedragstherapie en oplossingsgerichte therapie. Motiverende gespreksvoering
is een methode, een houding, die goed combineert met andere modellen bijvoorbeeld de Acceptance and Commitment Therapy, die wij veel toepassen. In ACT leren patiënten zich te richten op zaken die ze op directe wijze kunnen beïnvloeden, zoals hun eigen gedrag, in plaats van controle proberen te krijgen over dingen die niet direct te beïnvloeden zijn, zoals emoties en gedachten. Maar je kan pas ‘acten’ als iemand toe is aan verandering. Bij patiënten die in de fase zitten van ‘Ik heb geen probleem’ of ‘Ik weet niet wat ik eraan zou kunnen doen’ kan motiverende gespreksvoering helpen.”
Ook het Diabetesteam heeft al ervaring met motiverende gespreksvoering. Ergotherapeut Franka Waterschoot: “Ik geef diabetespatiënten onder meer informatie over het belang van de balans tussen belasting – belastbaarheid. Als patiënten de diagnose diabetes te horen hebben gekregen, komt de acceptatiefase. In die fase vinden ze het moeilijk hun levensstijl te veranderen. Ik spreek ze aan op hun eigen verantwoordelijkheid, waardoor ze er anders naar gaan kijken. Ze zien de voor- en nadelen van gedragsverandering, vooral op de langere termijn. Motiverende gespreksvoering sorteert hierin abso-
De opleider De NSPOH (Netherlands School of Public and Occupational Health) verzorgt het opleidingstraject, bestaande uit een training, een werkboek en een digitale leeromgeving, vormgegeven door Michaela van der Veen en Frank Goijarts. Zij maken ook deel uit van het docententeam, dat verder bestaat uit Frans Vlek en Frank van Zwieten. Er zijn twee trainingsdagen, met een tussenliggende oefenperiode, waarbij het accent ligt op het oefenen met de gesprekstechniek. In de digitale leeromgeving, het CvR-Motivatieplein, kunnen cursisten onder andere oefenen om hun vaardigheden op een hoger niveau te brengen en achtergrondinformatie vinden. Ook is er ruimte voor het uitwisselen van informatie en ervaringen van cursisten en docenten, zodat het lesmateriaal afgestemd is op de praktijk van het CvR. Hierin zullen de cursisten een actieve rol kunnen vervullen. NSPOH heeft tevens lesmateriaal gemaakt in de vorm van video’s.
De cursisten krijgen na afloop een certificaat van deelname. Frans Vlek is één van de vier trainers van NSPOH. “Motiverende gespreksvoering is onder meer gebaseerd op onderdelen uit oplossingsgericht werken, Rogeriaanse counseling en op het veranderingsfasemodel van Prochaska en DiClemente, maar het mooie van motiverende gespreksvoering is dat het zo gedetailleerd en op gespreksniveau is uitgewerkt. Bijvoorbeeld: in een samenvatting noem je de gewenste gedragsverandering aan het eind, omdat wat het laatst gezegd wordt, het langst blijft hangen. Ongewenst gedrag staat in de verleden tijd, gewenst gedrag in de tegenwoordige tijd. Dus: ‘U had altijd de neiging te veel te doen maar U neemt nu meer pauzes’. Cursisten maken in feite hetzelfde proces van gedragsverandering door als hun patiënten, ze zijn vaak net zo ambivalent. ‘Waarom moet ik die training doen? Ik kan me nuttiger dingen
voorstellen’. Daar is niks mis mee. De motivatie zal niet voor alle deelnemers gelijk zijn. Verleiden en aansluiten is handiger dan overtuigen. We motiveren de cursisten door maatwerk te leveren, een appèl te doen op zelfverantwoordelijkheid en positieve ervaringen te belonen.”
Frans Vlek, docent
oktober 2009
luut effect. Ik vind het een heel handige kapstok.”
Wie is ‘we’?
Inmiddels hebben de teammanagers van locatie Beatrixoord de cursus al gedaan en ze zijn enthousiast. Titia Hemminga, manager van het Reumateam en het Amputatieteam: “Motiverende gespreksvoering sluit naadloos aan bij onze kernwaarde ‘de patiënt als partner in de behandeling’. Zelfmanagement, de behandelaar als coach, de verantwoordelijkheid bij de patiënt leggen, die kant gaan we steeds meer op. Je ziet bij amputatiepatiënten vaak dat ze het niveau van functioneren na ontslag niet kunnen vasthouden. We moeten deze mensen meer handvatten bieden om ook thuis actief te blijven. Motiverende gespreksvoering is hierbij een uitstekende techniek.” Het resultaat van de cursus moet zijn dat de behandelaar in staat is om vast te stellen in welke fase van verandering de patiënt zich bevindt en in welke mate de patiënt gemotiveerd is voor gedragsverandering. De behandelaar beheerst de gesprekstechniek, die gericht is op veranderen en het versterken van zelfvertrouwen en zelfsturing. En, minstens zo belangrijk, de behandelaar herkent oud en ineffectief gedrag bij zichzelf. De zin ‘Het lijkt me erg belangrijk dat we nu de activiteiten wat gaan opvoeren’ gaat niet uit van wat de patiënt belangrijk vindt maar van wat de behandelaar belangrijk vindt. Bovendien, met ‘we’ bedoelt de behandelaar eigenlijk alleen zichzelf! De zin ‘Gezien het herstel zou u nu de activiteiten kunnen opvoeren. Wat denkt u, in hoeverre bent u daar aan toe?’ gaat uit van de patiënt. Op die manier bepalen patiënt en behandelaar samen welke behandeldoelen zij willen bereiken. Van die houding is meer te verwachten.
4(5
oPR zet keNNiS
wi lleM eiSM a -daG zo’n zestig van de zeventig revalidatiear tsen, die vanaf 1969 zijn opgeleid in het UM CG, waren 2 oktober aanwezig bij de reünie . de mensen die niet gekomen waren hadden daar voor zéér geldige redenen, zoals het huwelijk van een kleindochter o f een optreden als eerste promotor. Uit hun afzeg gingen spatte de spijt dat ze er niet bij konden zijn.
is opleider kindergeneeskunde en hoofd medisch opleidingsbeleid in de Isalaklinieken in Zwolle, het grootste algemene opleidingsziekenhuis van Nederland. Over het wetenschappelijk gehalte van de lezingen waren de meningen verdeeld, zo niet over het humoristisch gehalte.
In 1969 ging het Eismasiaanse tijdperk in: Willem Eisma werd toen opleider Revalidatiegeneeskunde, hij zou het eenentwintig jaar blijven en vele revalidatieartsen afleveren. De reünie stond dan ook in het teken van de opleiding tot revalidatiearts.
Professor Jan Geertzen sloot af met de mededeling dat er voortaan elke twee jaar een reünie zou zijn, die vanaf nu bekend zou staan als de ‘Willem Eismadag’. Maar echt het állerlaatste woord was uiteraard voor Willem Eisma zelf: “Ik ben trots op wat jullie gepresteerd hebben.
opleiding was verlopen op ‘Nova Zembla’ en de rol van professor Eisma daarin. John van Loenen, in het CvR in opleiding tot revalidatiearts, gaf een beeld van de moderne AIOS. Karel Maathuis, opleider in het CvR, schetste hoe de opleiding tot revalidatiearts er tegenwoordig uitziet en
i N d e e ta l aG e De reünie is een initiatief van prof. dr. Jan Geertzen, hoofd Revalidatiegeneeskunde die zeer hecht aan de status van de afdeling Revalidatiegeneeskunde van het Centrum voor Revalidatie – UMCG als opleidingsplaats. “Van alle hoogleraren Revalidatiegeneeskunde die er in Nederland zijn (geweest), zijn er vijf in Groningen opgeleid (De Vries, Göeken, Arendzen, Rietman en Geertzen – red.). Met deze reünie wil ik de onderlinge betrekkingen aanhalen en het netwerk van revalidatieartsen verstevigen.”
Het ontwikkelcentrum PijnRevalidatie (oPR) van het CvR was met vijf bijdragen prominent in beeld in het augustusnummer van ‘Fysiopraxis’. Het vakblak voor f ysiotherapeuten had als thema ‘Pijn en het Brein’. Michiel Reneman is één van de vier geïnterviewden die gevraagd werden te reageren op de stelling ‘met chronische pijn moet je bij de fysiotherapeut zijn’. Samen met collega Albert Koke van revalidatiecentrum Hoensbroeck schreef Michiel Reneman een bijdrage over drie theoretische modellen over functioneren met chronische pijn aan het bewegingsapparaat. In het nummer staat een uitgebreide advertentie met de nascholingen van het OPR (kijk voor een overzicht van het OPR-scholingsaanbod op de website www.centrumvoorrevalidatie.nl). Bewegingswetenschapper Remko Soer, fysiotherapeut Bert Hofstra en Marco Kleen - voorheen werkzaam als psycholoog in het OPR - schreven een artikel over ‘Mindfulness, Acceptatie en Hartcoherentietraining’. Dit is een toepassing van een onderdeel van ‘Acceptatie en Commitment Therapie’ (ACT); één van de nieuwste ontwikkelingen in de pijnrevalidatie. Ook de vijfde bijdrage gaat over ACT. Remko Soer, Bert Hofstra, Franka Waterschoot, Rita Schiphorst Preuper en Marco Kleen geven een uiteenzetting over de grondgedachten van ACT en een praktijkvoorbeeld, waarin ook de rollen van de psychologie en ergotherapie worden belicht.
De staatsiefoto. Links vooraan, met ‘jasje dasje’, professor Eisma.
Hans Arendzen van het LUMC had een antieke fimprojector meegenomen om de film te draaien, die hij begin tachtiger jaren had gemaakt over het belang van revalidatie. Reinout Meijer, revalidatiearts in Groot Klimmendaal, vertelde hoe zijn
vooral wat de afdeling Revalidatiegeneeskunde van het Centrum voor Revalidatie UMCG te bieden heeft aan artsen die hier hun specialisatie willen doen. Paul Brand kinderarts / schrijver vertelde over het opleiden van medische specialisten. Hij
Revalidatiegeneeskunde is een volwassen vak geworden, dankzij jullie.” Hij voelde zich zeer vereerd met het instellen van de Willem Eisma-dag. De bijeenkomst werd besloten met een borrel en een buffet.
oktober 2009
Een deel van de portretteng alerij van afgeleverde revalidatieartse n.
6(7
C H e Ryl MetCalF H o U dt
oV e R a M P Utati e
Vo oR dR aC Ht op uitnodiging van het Centrum voor Revalidatie – UM CG en het Centrum voor Bewegingswetenschappen - RUG houdt dr. Cher yl Metcalf van de Universiteit van Southampton op woensdag 21 oktober een voordracht over de door haar ontwikkelde Southampton Hand Assessment Procedure (SHAP). De SHAP is een test met behulp waarvan beperkingen in de handfunctie van prothesedragers kunnen worden gemeten. Er is tevens een versie waarmee de hand driedimensionaal kan worden onderzocht. De test bevat 26 ADL-taken, zoals een pot opendraaien of een pak melk uitschenken, waarvan de tijd wordt opgenomen en de score wordt ingevoerd in een computerprogramma. Dr. Metcalf studeerde ICT aan de Universiteit van Sunderland en Evolutionairy Systems aan de Universiteit van Sussex. In 2003 begon ze aan de Universiteit van Southampton haar promotieonderzoek naar de relatie tussen beweging en pols-/handfunctie. Dr. Cheryl Metcalf is wetenschappelijk onderzoeker bij de Active Living and Rehabilitation Research Group, School of Health Sciences van de Universiteit van Southampton en tijdelijk onderzoeker bij de School of Electronics and Computer Sciences van die universiteit. datum: woensdag 21 oktober van 11.00 – 12.00 uur Plaats: onderwijscentrum UMCG, zaal 9 de toegang is gratis, opgave bij
[email protected]
Joline Bosmans, f ysiotherapeut in het Centrum voor Revalidatie, promoveer t 25 november op het proefschrift Rehabilitation aspec ts o f amputation. ze onderzocht verschillende aspec ten van amputatie vanuit revalidatiegeneeskundig gezichtspunt . Fantoompijn
De redenen voor de amputatie zijn divers; het meest voorkomend is amputatie als gevolg van vaatproblemen, in mindere mate als gevolg van kanker en trauma. Bosmans deed onderzoek naar het ontstaan en het beloop van fantoompijn, fantoomsensaties en stomppijn na een been- of armamputatie en naar welke factoren daarop van invloed zijn. Het blijkt dat fantoompijn minder vaak voorkomt bij mannen dan bij vrouwen. Ook hebben mensen met een beenamputatie (in tegenstelling tot armamputatie) minder last van fantoompijn, zeker als de amputatie al langere tijd geleden plaatsvond. In de literatuur variëren cijfers over het vóórkomen van fantoompijn sterk. Bosmans laat zien dat dit afhangt van hoe je de frequentie van fantoompijn telt. Is eenmaal per jaar fantoompijn hetzelfde als elke dag fantoompijn? Of hetzelfde als ‘altijd’?
oktober 2009
Welbevinden
Wat betekent fantoompijn voor iemand met een amputatie? De impact van fantoompijn op het subjectieve welbevinden van patiënten voor, tijdens en na de amputatie, onderzocht Bosmans onder meer met behulp van een nieuw sociomedisch model. De directe invloed van fantoompijn blijkt voor het merendeel van de patiënten klein, maar ondraaglijke fantoompijn heeft een vrij grote invloed. De invloed is het grootst als verschillende factoren, zoals fantoomsensaties en -pijn, dagelijkse activiteiten en sociale steun in het spel zijn. Onafhankelijke patiënten met een baan, partner/vrienden en vooruitzichten zijn beter af dan patiënten die geen betekenisvolle activiteiten hebben gevonden.
Geen betere stabiliteit
Bosmans onderzocht verder ook de bewering dat amputatie door de knie een aanzienlijk betere loopstabiliteit zou geven en minder snel tot overlijden zou leiden. Bij dat laatste is de veronderstelling dat bij een amputatie op een lager niveau de kans bestaat dat er uiteindelijk toch meerdere operaties nodig zijn, die het genezingsproces en de algehele conditie van de patiënt niet ten goede komen. Zowel een betere loopstabiliteit als een lagere mortaliteit kan op grond van haar onderzoek niet worden bewezen. Bosmans vond verder dat vier factoren van invloed zijn op de kans om na een amputatie minimaal 500 meter te kun-
nen lopen. Het stijgen van de leeftijd, een bovenbeenamputatie, fantoom- of stomppijn en een amputatie vanwege vaatlijden of suikerziekte hebben een negatieve invloed hierop.
Hoe tevreden is de klant?
In de gezondheidszorg wordt de kwaliteit van de zorg steeds belangrijker. Zorgconsumenten worden steeds kritischer en raken beter geïnformeerd over wat er allemaal mogelijk is. Verzekeringsmaatschappijen eisen steeds betere kwaliteit van de zorg en producten waarvoor zij betalen. Ook een leverancier van protheses en orthopedische aanpassingen heeft er belang bij dat zijn klanten tevreden zijn. Bosmans toont aan dat consumenten, maar met name geamputeerden, zeer
tevreden zijn met de service van ‘hun’ orthopedische instrumentmakerij. Zij gaven een ruime acht voor de dienstverlening van de OIM. De meeste amputaties worden verricht op oudere patiënten met uitgebreid vaatlijden. Bosmans pleit dan ook voor meer onderzoek naar de revalidatiewensen en -behoeften van deze ouderen. Er moeten behandelplannen voor deze groep ontwikkeld worden en er zal meer onderzoek gedaan moeten worden naar protheserevalidatie, de functionele uitkomst na amputatie en naar de kwaliteit van leven. Bosmans heeft de voorzet gegeven. Meer informatie bij:
[email protected]
8(9
Dén k dat u een vu ist m a a kt Het hechten door de plastisch chirurg van een doorgesneden flexorpees is doorgaans een dagopname maar de nabehandeling duurt vaak meer dan drie maanden. Om te voorkomen dat de pees weer knapt, mag de patiënt de gehechte pees de eerste weken niet actief belasten en krijgt daarom een spalk. In het Centrum voor Revalidatie gebeurt de nabehandeling van flexorpeesletsels door handtherapeuten, gespecialiseerde ergoen fysiotherapeuten. Stenekes voerde zijn onderzoek dan ook uit in nauwe samenwerking met deze handtherapeuten en verrichtte veel van zijn metingen op het handenlab in het CvR.
Motor imagery
Mar tin Stenekes, plastisch chirurg in opleiding , promoveerde 2 september op het proefschrift Cerebral reorganization and motor imager y after flexor tendon repair. Hij onderzocht o f motor imager y tijdens de periode dat een patiënt met een gehechte flexorpees in een spalk zit, leidt tot een sneller herstel van de handfunc tie . Zijn onderzoek speelt zich af op het overgangsgebied van Plastische Chirurgie, Bewegingswetenschappen, Neurologie en Revalidatiegeneeskunde . Zijn promotors waren pro fessor dr. J-P. A. Nicolai (Plastische Chirurgie) pro fessor dr. T. Mulder (Bewegingswetenschappen) en pro fessor dr. J.H.B. Geer tzen (Revalidatiegeneeskunde).
oktober 2009
De hersenen sturen bewegingen aan en die bewegingen moeten onderhouden worden. Gedwongen passiviteit, zoals in een spalk of in het gips zitten, zorgt ervoor dat de hersenen de beweging al snel vergeten. Cerebrale veranderingen als gevolg van immobilisatie in een spalk zijn aangetoond, ze zijn echter tijdelijk: na zes weken actief gebruik van de hand is de hersenactiviteit weer als voorheen. Motor imagery houdt in dat men zich de uitvoering van een beweging herhaald voorstelt zonder die beweging daadwerkelijk te maken. Deze voorstelling ‘in het hoofd’ activeert voor een deel dezelfde hersenstructuren als de daadwerkelijke uitvoering en onderhoudt daarmee het bewegingspatroon. Motor imagery wordt in de revalidatie al gebruikt bij dwarslaesie- en CVApatiënten maar op het gebied van perifere letsels is deze behandeltechniek nieuw.
Oefening
Stenekes onderzocht of motor imagery tijdens de spalkfase bij patiënten met flexorpeesletsel tot een sneller herstel van
de handfunctie zou leiden en of patiënten bewegingspatronen weer sneller zouden kunnen uitvoeren als ze eenmaal weer mochten oefenen. De opdracht aan patiënten was: probeer u zo levendig mogelijk voor te stellen dat u met uw aangedane hand langzaam een vuist maakt en de pols buigt. Houd dit beeld drie seconden vast. Stel u vervolgens voor dat u de pols en de vingers weer strekt. Doe dit tien keer. De patiënt moest acht van deze sessies per dag doen.
niet te vermijden is, motor imagery te gebruiken als aanvullende therapie om de bewegingspatronen zoveel mogelijk te behouden. Toekomstig onderzoek moet aantonen of motor imagery ook de lange revalidatieperiode na flexorpeesletsel kan bekorten - een kortere behandelduur levert alle betrokken partijen winst op.
Preparatietijd
Om de verbetering van de handfunctie te meten, gebruikte Stenekes niet alleen vragenlijsten en functionele testen maar ontwikkelde hij ook twee testen. Eén daarvan geeft inzicht in de tijd die de hersenen nodig hebben om een beweging voor te bereiden, de preparatietijd. Op een computerscherm zijn een linker- en een rechterhand te zien, waarvan een nagel oplicht. De proefpersoon moet zo snel mogelijk nadat een nagel oplicht, een toets indrukken met de corresponderende eigen vinger. Het blijkt dat patiënten deze test significant slechter doen dan gezonde proefpersonen, zowel met de aangedane hand als met de niet-aangedane hand. Stenekes concludeert dat immobilisatie leidt tot veranderingen in de aansturing van vingerbewegingen.
Sneller beter
Het onderzoek toont aan dat motor imagery de handfunctie na flexorpeesherstel sneller verbetert op het niveau van de aansturing door de hersenen. Stenekes acht het aannemelijk dat deze effecten gegeneraliseerd kunnen worden naar alle therapieën waarbij immobilisatie wordt toegepast. Hij pleit ervoor immobilisatie zo kort mogelijk te houden maar, als het
Martin Stenekes (Groningen, 1976) studeerde, na zijn propedeuse Farmacie, Geneeskunde aan de RUG en liep onder meer stages in Philadelphia (VS) en Sao Paulo (Brazilië). Hij is in het UMCG in opleiding tot plastisch chirurg. Meer informatie bij:
[email protected]
0 1 (11
M a atSC HaPPeliJ k
aC M C : aS S e S SM e Nt o F CaPaC ity Fo R Myo e l e CtR iC Co NtRo l
we R k eR M aR iJ ke wi e RtSeM a koN i N kliJ k o N d e RSC H ei deN
Marijke Wiertsema nam 27 augustus afscheid van het Centrum voor Revalidatie - UMCG. Zij was er 34 jaar werkzaam als maatschappelijk werker bij het Dwarslaesieteam. Ook was ze ruim twintig jaar maatschappelijk adviseur voor MS-patiënten, waarvoor de MS-vereniging haar onderscheidde. Voor haar bijzondere verdiensten in zowel haar werk als in haar vrije tijd, werd ze benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. De loco-burgemeester van de gemeente Groningen reikte de onderscheiding uit tijdens haar afscheidsreceptie.
Hoe handig is iemand met zijn myo- elektrische prothese? om dat te meten ontwikkelde dr. liselotte Hermansson van het universitair zie kenhuis in Örebro (zweden) de Assessment of Capacity for Myoelec tric Control (aCM C), een obser vatietest voor myo- elektrische prothesegebruikers. op uitnodiging van dr. Corr y van der Sluis van de afdeling Revalidatiegeneeskunde gaf zij in het UM CG een tweedaagse cursus in de achtergronden en de toepassing van de aCM C. De ACMC beschrijft op de gebieden grijpen, vasthouden en loslaten 24 items die de patiënt moet uitvoeren, daarbij gaat het er niet om hóe iemand de taak uitvoert maar óf hij de handeling kan uitvoeren. De patiënt voert een opdracht uit, bijvoorbeeld tafeldekken en vervolgens brood smeren, en de therapeut beoordeelt in hoeverre de patiënt volgens die 24 items daarbij de prothese inzet. Op grond van de uitkomsten kan de therapeut
oktober 2009
besluiten de behandeling aan te passen of de prothesemaker te vragen nog eens naar de fitting van de prothese te kijken. De betrouwbaarheid van de test afhangt van de scholing van de therapeut en dat is de reden dat het Centrum voor Revalidatie mevrouw Hermansson uitnodigde om een tweedaagse cursus te komen geven. Zestien therapeuten hadden zich voor de cursus opgegeven, niet alleen van
de landelijke werkgroep Amputatie en Prothesiologie van de Arm, maar ook een Belgische en twee Duitse therapeuten, van wie er één zelfs helemaal uit de buurt van München kwam! De cursus kende een theoretisch deel, gevolgd door veel praktisch oefenen met het programma.
Liselotte Hermansson is sinds 1995 hoofd van het Limb Deficiency and Arm Prosthesis Centre van het universitair ziekenhuis in Örebro (Zweden). In 2004 promoveerde ze op een onderzoek naar reductiedefecten van de bovenste extremiteit bij Zweedse kinderen.
De cursus werd mede mogelijk gemaakt door internationaliseringsgelden van de onderzoeksschool SHARE.
2 1 (13
Med isch B elei dspl a n gepr esenteer d
M e te n i s we te n
US ER- pilot bij Dwarslaesieteam Meten is weten. D e Utrechtse Schaal voor de Evaluatie van Klinische Revalidatie, kor tweg USER, maakt het ac tiviteitenniveau en het resultaat van de klinische revalidatie zichtbaar voor zowel patiënt als behandelaars. In revalidatiecentrum De Hoogstraat nemen verpleegkundigen de US E R sinds januari 2008 af bij opname en ontslag van alle volwassen klinische patiënten. De USER is een goed meetinstrument en praktisch in het gebruik. Aspecten die in de vragenlijst aan de orde komen, zijn de objectieve domeinen mobiliteit, zelfverzorging, cognitief functioneren en de subjectieve domeinen pijn, vermoeidheid en
De publieksversie van het medisch beleidsplan voor de periode 2009 – 2012 van de Revalidatiegeneeskunde is 1 oktober gepresenteerd. Dr. Corry van der Sluis, voorzitter van de medische staf Revalidatiegeneeskunde, bood het eerste exemplaar aan aan Bert Eissens, manager Bedrijfsvoering van het CvR. Er waren woorden van dank en een bos bloemen voor drs. Mirjam Mulder, be-
stemming. Het invullen van de vragenlijst vergt ongeveer tien minuten.
Prestatie-indicator
De brancheorganisatie Revalidatie Nederland en de Vereniging van Revalida-
tieArtsen (VRA) hebben afgesproken dat mede op basis van de USER een prestatieindicator ontwikkeld wordt voor de basisset prestatie-indicatoren. Het CvR voert de USER nu ook in; in september start het Dwarslaesieteam met een pilot. Twee medewerkers van De Hoogstraat gaven in locatie Beatrixoord een training aan het Dwarslaesieteam en de toekomstige USER-trainers in het CvR. Met ingang van 2010 wordt de USER dan bij alle klinische patiënten van het CvR afgenomen. De metingen worden vastgelegd in de module Klinilyzer van Ecaris.
Rienk Dekker, chef de policlinique, Bert Eissens, manager Bedrijfsvoering, en Corry van der Sluis, voorzitter van de medische staf met het eerste exemplaar van het nieuwe medisch beleidsplan.
leidsmedewerker van het CvR, die het plan op papier zette. Het plan is de medische uitwerking van het strategisch beleidsplan ‘Over Muren heen’, dat in mei verscheen. Als doelen van het medisch beleid zijn geformuleerd: we zijn topreferent, we zijn zichtbaar en we zijn efficiënt.
oktober 2009
4 1 (15
ZEL FM ANAGEMENT I N DE R EVALIDATIE De nke n e n d oen
Wat is zelfmanagement? Heeft het meer waarde voor de revalidatie o f doen we in de revalidatie allang aan zelfmanagement? Feyuna Jansma f ysiotherapeut en bewegingswetenschapper, doet een promotieonderzoek naar innovatie van het revalidatieaanbod op het gebied van zelfmanagement . Ze vergeleek de literatuur over zelfmanagement in de reval idatie met de algemene literatuur over het onder werp met als doel overeenkomsten en verschillen in kaar t te brengen en daar lessen uit te trekken.
Expert van de ziekte versus expert van het leven
In de medische wereld zijn behandelaars de expert van de ziekte. Zij zijn degenen, die overzien wat nodig is om de nadelige gevolgen van de ziekte zoveel mogelijk te beperken. Maar de patiënt is de expert van zijn eigen leven. De patiënt zelf weet het beste wat de obstakels zijn en wat nodig is om een aangenaam bestaan te hebben – het verschil in expertise is goed terug te zien in de doelen, die beide partijen stellen. In de revalidatie heeft de behandelaar de expertise om de therapie uit te zetten. Dit gebeurt natuurlijk in overleg met de patiënt, maar de stappen die nodig zijn, bepalen de behandelaars grotendeels. Vanuit hun kennis en ervaring schatten zij in wat er moet gebeuren om de behandeldoelen te bereiken. Bij zelfmanagement is de expert van het leven aan het woord: de patiënt. Die kan het beste bepalen wat nodig is. De patiënt stelt de doelen en de cursusleider leert de patiënt de vaardigheden aan die nodig zijn bij het verwezenlijken van die doelen.
Het werk van Lorig
Zelfmanagement begint waar de medische wereld stopt. Het is specifiek ontwikkeld om mensen met een chronische aandoening te leren hoe daar mee om te gaan. Professor dr. Kate Lorig van de Stanford School of Medicine is een expert op het gebied van zelfmanagement bij chronische ziekte.
oktober 2009
J a ns m a : “ Zel f man agement is een m engs el van Coca Co l a en Ha a r l emmer o l ie: ied ereen kent het en geb r u ik t h et m a a r niem a nd weet wel k ingred iënt n u h et wer kza m e b es t an ddeel i s en wanneer je het precies m o et inzetten.”
Zij ontwikkelde een zelfmanagementcursus, die juist níet in een medische setting wordt gegeven maar in een buurthuis of kerk. De cursusleider is een hiervoor opgeleide vrijwilliger, die vaak zelf een chronische aandoening heeft, zodat de cursisten zich beter kunnen identificeren. De cursusleider is eigenlijk een succesvolle zelfmanager. De cursus bestaat uit het aanbieden van voornamelijk probleemoplossende vaardigheden om praktisch met de onzekerheden van een chronische ziekte te kunnen omgaan. De cursus is een succes en wordt wereldwijd gegeven. Jansma onderzoekt nu wat de revalidatie van dit zelfmanagementconcept kan leren. De revalidatie zou bijvoorbeeld succesvolle oud-patiënten kunnen inschakelen waaraan de cursisten zich kunnen spiegelen. Maar dat niet alleen.
Zo zal er tijdens het revalidatieproces een moment zijn waarop de expert van de ziekte, de behandelaar, de verantwoordelijkheid weer in handen geeft van de expert van het leven, de patiënt. Bijna als twee estafettelopers, die het stokje overdragen tijdens de race. De patiënt leert tijdens de revalidatie vaardigheden om de verantwoordelijkheid over de aandoening goed te kunnen dragen. Eén van deze vaardigheden is overigens dat de patiënt leert wanneer hij het stokje moet overdragen aan de behandelaar - er zijn aspecten van een aandoening, die zich niet laten ‘zelfmanagen’.
Coca Cola
Naast het literatuuronderzoek keek Jansma in hoeverre verpleegkundigen en behandelaars van het Longrevalidatieteam doen om zelfmanagement te bevorderen.
6 1 (17
dR i e dU i z e N d Co NS U lteN Ee n vorm va n ze lfma nag e m e nt bij k i n de r e n Kinderen met astma hebben veel klachten en daardoor een lagere kwaliteit van leven dan gezonde kinderen. De cursus ‘Astma, leer- en bewegingsprogramma’ leidt tot een duidelijke verbetering van de kwaliteit van leven. De kinderen leren omgaan met de ziekte, waardoor ze beter voor zichzelf zorgen. Het resultaat: beter functioneren, minder verzuim, minder artsbezoek en minder prednisonkuren. Zijn er op een verpleegafdeling situaties die zelfmanagement in de hand werken of juist niet? Op welke manieren geven behandelaars inhoud aan zelfmanagement? En verschilt dat per discipline? Jansma: “Zelfmanagement is een mengsel van Coca Cola en Haarlemmer olie: iedereen kent het en gebruikt het, maar niemand weet welk ingrediënt nu het werkzame bestanddeel is en wanneer je het precies moet inzetten. Ik observeer ook de cursus ‘Omgaan met diabetes’, die het CvR aanbiedt. Een heel andere populatie met hele specifieke aandachtsgebieden, maar ook soortgelijke problemen als op de longafdeling. Juist de verschillen tussen deze populaties helpen het bijzondere van het zelfmanagementconcept in de revalidatie te verhelderen en te verfijnen. Als we dat goed in kaart hebben gebracht, kunnen we in praktijkexperimenten ook nieuwe oplossingsrichtingen onderzoeken.”
Op de afdeling Kinderrevalidatie van locatie Beatrixoord geven Christine van Baak, verpleegkundig consulent voor kinderen met astma, en kinderfysiotherapeut Sabien Parigger de cursus. De kinderen komen tien keer een middag naar Beatrixoord. Daar leren ze veel over hun ziekte: wat voel je, hoe weet je of het goed of slecht met je gaat? Ook leren ze goed met de medicatie omgaan en wat ze zelf kunnen doen wanneer ze een aanval krijgen. Ze leren in een rollenspel hoe ze duidelijk aan de dokter kunnen vertellen hoe het met hen gaat. Of wat ze kunnen zeggen tegen hun oom die een sigaar opsteekt tijdens een feestje. Naast dit leergedeelte is er een bewegingsdeel, in sportzaal of zwembad, om het geleerde in praktijk te brengen. Conditieverbetering is niet het doel, wel kinderen laten ervaren hoe hun lichaam werkt. Wat voel je als je benauwd wordt? Hoe onderscheid je benauwdheid van buiten adem zijn? Zo krijgen ze meer zelfvertrouwen en plezier in sporten. Veel kinderen met astma zijn bang zich in te spannen en blijven aan de ‘onderkant’ van wat ze kunnen. Het sporten is aantrekkelijk gemaakt met spelletjes en badminton. Zwemmen is favoriet bij bijna alle kinderen, ook al maken het chloor en de warme, vochtige lucht hen benauwd.
Het drieduizendste consult kwam op naam van Hilde
Schreuder, revalidatiearts in
opleiding, onder supervisie van
dr. Karel Maathuis.
teert mmers presen Dr. Clemens Ro . n database de cijfers uit zij
de revalidatiear tsen van locatie Groningen worden in consult geroepen door andere medische specialisten in het UMCG. in december 2004 zette dr. Clemens Rommers een database op en voerde van elk consult diagnose, afdeling , behandeling en ontslagbestemming in. op 21 september 2009 werd het drieduizendste consult ingevoerd. ter vergelijking: op locatie Groningen worden per jaar zo’n 2800 nieuwe patiënten gezien.
Hoe werkt je luchtpijp?
Jansma denkt 2012 te promoveren. Promotores van haar onderzoek zijn professor dr. Klaas Postema van Revalidatiegeneeskunde en professor dr. Robbert Sanderman van SHARE; dr. Ant Lettinga is co-promotor en projectleider.
Inmiddels is er een schat aan gegevens en de mijlpaal was dan ook een mooie aanleiding om eens wat overzichten te presenteren. Met gebak uiteraard. Patiënten met niet-aangeboren hersenletsel - en dan met name CVA - vormen,
oktober 2009
met meer dan 1200 patiënten, de grootste groep bij wie de revalidatiearts in consult wordt geroepen. Patiënten die aangemeld worden voor locatie Beatrixoord moeten gemiddeld 8,68 dagen wachten voordat ze daar terecht kunnen. Dat is een prachtig resultaat
want een doorverwijzing moet volgens de norm binnen veertien dagen gebeuren. De gemiddelde tijd tussen opname in het UMCG en het consult door de revalidatiearts is twaalf dagen. De totale opnameduur voor patiënten, bij wie de revalidatiearts in consult is geweest, is vierentwintig dagen; veel meer dan de opnameduur van acht dagen, die gemiddeld geldt voor alle opgenomen patiënten in het UMCG.
8 1 (19
adaPtati eteCH N iCi
State o F tH e aRt i N aR M P Ro StH e S e S
GeVeN PReSeNtati e i N BeatRiXooRd Het adaptatieoverleg Nederland heeft een informatieve bijeenkomst georganiseerd over zitkussens. drie leveranciers (Careways international met Starlock, Vicair en Richard van Seenus met Roho-kussens) komen 28 oktober ’s middags in Beatrixoord een presentatie houden over hun produc ten. zitkussens worden gebruikt bij decubituspreventie en –behandeling . ’s Morgens is van 10 tot 12 uur de MMVG (Motor Mobiliteit voor Gehandicapten) op bezoek; zij nemen een testmotor mee. De MMVG wil onder andere mensen met functiebeperkingen begeleiden in de procedure om het motorrijbewijs te behalen en te gaan motorrijden. Er worden oplossingen geboden voor de vele technische en procedurele problemen die hierbij kunnen ontstaan. Zie ook: www.mmvg.nl De bijeenkomst, zowel ’s morgens als ’s middags, is in de Multifunctionele Ruimte. Meer informatie en opgave bij Pieter van Vulpen, adapatietechnicus van het Centrum voor Revalidatie.
[email protected]
de werkgroep amputatie en Prothesiologie van de arm, een we rkgroep van de Vereniging van Revalidatiear tsen, hield 25 september een symposium in het UM CG onder de titel State of the Ar t in Arm Prostheses. Het symposium stond onder voorzitterschap van dr. Corr y van der Sluis, revalidatiear ts van het CvR. onder werp van het symposium was on derzoek naar en er varingen met armprothesen. Van alle grote centra in Nederland, die zich bezighouden met armprothesiologie, waren sprekers aanwezig om de state of the art in onderzoek en patiëntenzorg te presenteren. Daarnaast waren er ook sprekers van de technische universiteiten van Delft en Twente.
oktober 2009
Gastspreker was Liselotte Hermansson van het universitair ziekenhuis in Örebro (Zweden) die twee presentaties gaf: The ACMC en Swedish experiences with the i-LIMB. Hermansson is sinds 1995 hoofd van het Limb Deficiency and Arm Prosthesis Centre (LDAPC). In 2004 promoveerde ze op een onderzoek naar reductiedefecten van de bovenste extremiteit bij Zweedse
V.l.n.r.: dr. Heleen Reinders-Messelink (CvR), Olga van der Niet (CvR), dr. Liselotte Hermansson (Örebro), dr. Josemiek Pesch (Erasmus Medisch Centrum)
kinderen. Ze ontwikkelde de Assessment of Capacity for Myoelectric Control (ACMC), een observatietest voor myo-elektrische prothesegebruikers. Onlangs evalueerde zij acht Zweedse gebruikers van de i-LIMB, een zeer geavanceerde arm/handprothese.
Olga van der Niet, ergotherapeute in het CvR, hield een lezing over de Nederlandse ervaringen met de i-LIMB.
0 2 (21
B eter r esu lta at met b io psychos o c ia l e r eva li dati e Minder beperkingen
Patiënten die deelnemen aan biopsychosociale revalidatie ervaren minder beperkingen in het dagelijks leven maar tot op heden is onduidelijk welke factoren daarvoor bepalend zijn, laat staan dat er meetinstrumenten zijn die, naast de fysieke capaciteit, ook de ervaren inspanning kunnen bepalen. Hodselmans beschrijft in zijn proefschrift het onderzoek naar de psychometrische eigenschappen van door hem ontwikkelde meetinstrumenten, die zowel de fysieke capaciteit als de ervaren inspanning meten. Ook keek hij naar de factoren die bepalend zijn voor de verminderde ervaren beperkingen bij deze patiëntengroep.
Psychofysieke tilcapaciteit
Paul Hodselmans (r) overhandigt het eerste
exemplaar van zijn proefschrift aan professor dr. P.U. Dijkstra.
Paul Hodselmans promoveer t 11 november aan de Rijksuniversiteit Groningen op het proefschrift Psychophysical capacity in non-specific chronic low back pain. Zijn betrokkenheid bij het onder werp komt onder andere voor t uit de tijd dat hij zelf als f ysiotherapeut werkzaam was bij het Pijnrevalidatieteam van het Centrum voor Revalidatie – UM CG.
In de revalidatie van patiënten met chronische aspecifieke lagerugpijn is het accent verschoven van een biomedische naar een biopsychosociale invalshoek. Binnen de biopsychosociale revalidatie leeft de gedachte dat, behalve de fysieke capaciteit, ook de ervaren inspanning van belang is om een goed beeld te krijgen van het pijnprobleem van de patiënt. Daarnaast zijn de ervaren beperkingen van belang bij de evaluatie van de biopsychosociale revalidatie.
oktober 2009
Hodselmans breidde bestaande fysieke krachttests uit met een psychologische component, die iets over de ervaren inspanning zegt. Hij nam bij patiënten en gezonde proefpersonen vier tiltesten af: de statische beentilcapaciteit, statische rugtilcapaciteit, statische armtilcapaciteit en de dynamische tilcapaciteit-test. Hij instrueerde de patiënt/proefpersoon om de test te stoppen als deze dacht dat de maximaal acceptabele inspanning was bereikt. Op deze manier bepaalde de patiënt/proefpersoon zelf welke belasting voor hem/haar acceptabel was. De gemeten kracht werd gedeeld door de ervaren inspanning, uitgedrukt in Newton/Borg. Hodselmans laat zien dat dit een betrouwbare uitkomstmaat is en noemt dit ‘psychofysieke tilcapaciteit’. Daarnaast concludeert hij dat de ervaren verminderde beperkingen van dagelijkse activiteiten door biopsychosociale revalidatie gedeeltelijk worden verklaard door de verbeteringen in de psychofysieke tilcapaciteit.
Paul Hodselmans (1959) is verbonden als Hogeschooldocent aan de Hanzehogeschool bij de opleiding Fysiotherapie en is kerngroeplid van het lectoraat Transparante Zorgverlening. In 1983 was hij klaar met de opleiding Fysiotherapie, in 1988 studeerde af als Bewegingswetenschapper aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hodselmans was van 1996 tot 2004 als fysiotherapeut verbonden aan het Pijnrevalidatieteam van het Centrum voor Revalidatie – UMCG en later als onderzoeker. Ook zijn promotieonderzoek deed hij in nauwe samenwerking met het Centrum voor Revalidatie - UMCG. Promotors: professor dr. J.H.B. Geertzen, professor dr. P.U. Dijkstra. Co-promotor dr. Cees van der Schans. Meer informatie over het onderzoek bij:
[email protected]
SYMPOSIUM
Ter gelegenheid van de promotie is er op woensdag 11 november ook een minisymposium over het onderwerp van Hodselmans onderzoek. Het begint om 10 uur en wordt afgesloten met een lunch. Sprekers zijn, naast Paul Hodselmans zelf, dr. Sandra Brouwer over ‘Gedragsfactoren als voorspellers voor werkhervatting’, dr. Mathieu de Greef over ‘Monitoring lichamelijke activiteit’ en dr. Michiel Reneman over ‘Fysiek is psychisch! Maar hoe dan?’ Er zijn geen kosten verbonden aan het bijwonen van dit symposium maar opgave is wel nodig. Dat kan per mail
[email protected] of telefonisch 050 595 3539.
Hodselmans pleit er dan ook voor dat de revalidatie van patiënten met chronische aspecifieke lagerugpijn zich concentreert op de psychofysieke capaciteit en ervaren beperkingen van dagelijkse activiteiten.
2 2 (23
tH eM a daG ‘B ewe GeN eN SPo RteN B iJ C H Ro N iSC H e PiJ N’
Mensen met een cer vicale dwarslaesie noemen een beperkte handfunc tie één van de vier belangrijkste belemmeringen in hun func tioneren. die handfunc tie zo goed mogelijk krijgen, is dan ook een belangrijk aandachtspunt van de ergotherapeut .
Ter gelegenheid van de Week van de Chronisch Zieken (6-14 november) houdt het Ontwikkelcentrum PijnRevalidatie van het CvR vrijdag 6 november een themadag: ‘Bewegen en sporten bij chronische pijn’, De dag is bedoeld voor patiënten met chronische pijnklachten van het houdings-en bewegingsapparaat en belangstellenden, en wordt georganiseerd in samenwerking met verschillende patiëntenverenigingen: • de Nederlandse Vereniging van Rugpatiënten: de Wervelkolom • Stichting Pijn-Hoop: de Landelijke Stichting voor mensen met chronische pijn • de Vereniging voor Posttraumatische Dystrofiepatiënten • de Nationale Vereniging voor fibromyalgiepatiënten: FES • Stichting Whiplash de Baas
De ergotherapeuten Yvonne Klepke van het Centrum voor Revalidatie - UMCG en Armand Galle van RC Rijndam in Rotterdam organiseerden daarom een tweedaagse cursus voor ergotherapeuten van het Nederlands Vlaams Dwarslaesie Genootschap, waarin zowel theoretische kennis als praktische vaardigheden aan bod kwamen.
Niet alleen behandelaars maar ook patiënten zijn uitgenodigd een bijdrage te leveren aan deze dag. Er is ruim gelegenheid voor het stellen van vragen en discussie. De toegang is gratis.
Programma
10.15 10.45
11.00 11.30 11.45 12.00
C U RS U S H a N d FU N Cti e o N d e Rzo e k B i J dwaRS l ae S i e Pati Ë NteN
Op 1 en 2 oktober kwamen 21 cursisten van verschillende dwarslaesiecentra in Nederland en België naar Haren. Het was de eerste keer dat een dergelijke cursus werd gegeven. De cursus richtte zich op de analyse van de handproblematiek bij mensen met een incomplete C6, C7 en C8 dwarslaesie en de gevolgen daarvan in de functionele inzetbaarheid. Er waren voordrachten van revalidatieartsen en ergo-/ handtherapeuten. Voor het praktische deel waren (ex)patiënten bereid gevonden als ‘oefenmateriaal’ te dienen, wat de cursus een aanzienlijke meerwaarde gaf. Door de opzet van de practica (groepjes van twee á drie cursisten per patiënt, veel rouleren van groepssamenstelling en veel persoonlijke begeleiding) werden veel praktische kennis en vaardigheden opgedaan.
Opening Chronische pijn, bewegen en sport: aandachtspunt in de Pijnrevalidatie - H.R. Schiphorst Preuper en M.A.N. Siebrecht, revalidatieartsen Mentale en fysieke gevolgen van bewegen – J. Zwerver, sportarts Invloed van persoonskenmerken op bewegen – H. Menkehorst, sportpsycholoog Visie van zorgverzekeraar op bewegen en sporten bij pijn – E. ter Steeg, manager Zorginkoop Menzis Patiënt met chronische pijn: is sporten mogelijk? H. Kok, ervaringsdeskundige en sportverslaggever
’s Middags zijn er workshops van verschillende sporten zoals tafeltennis, speed-badminton, boogschieten en salsadansen, waaraan deelnemers kunnen meedoen.
Plaats
De bijeenkomst is in locatie Beatrixoord van het Centrum voor Revalidatie – UMCG, Dilgtweg 5, Haren. Bij het revalidatiecentrum is parkeergelegenheid.
Inschrijving en informatie
Inschrijven, bij voorkeur per e-mail, kan tot 20 oktober 2009. Geef naam, adres, telefoonnummer, e-mailadres, eventuele dieetwensen en rolstoelafhankelijkheid, op bij:
[email protected]. Daar kunt u ook meer informatie krijgen. Er zijn geen kosten verbonden aan deelname.
oktober 2009
Om het maximale uit de cursus te halen, hadden de cursisten van tevoren informatie en beeldmateriaal ter voorbereiding gekregen. De CD-rom, die speciaal voor de cursus gemaakt was, bevatte uitgebreide informatie van de normale anatomie, veranderingen in de motoriek als gevolg van de dwarslaesie en het uitvoeren van een goed handfunctieonderzoek in het algemeen. Met een opdracht werd het niveau van de cursisten ingeschat, waardoor begeleiding op maat mogelijk werd.
De formule van de cursus bleek een schot in de roos. De sfeer tijdens de cursus nodigde uit tot veel discussie en vragen stellen. De cursisten waardeerden de cursus na afloop dan ook met een 8,7.
4 2 (25
R eVali dati e FR i eSl aN d koMt kiJ ke N Na a R tea Mwo R k
P RoMoti e S& P U B l i Cati e S
in de afgelopen maanden verschenen onderstaande publicaties van medewerkers van het CvR.; de lijst is niet volledig.
Promoties
en schept daardoor mede de voorwaarden voor een efficiënte patiëntenbespreking: op het moment van de bespreking is er een actueel beeld van de behaalde en niet-behaalde behandeldoelen. Zodra behandeldoelen behaald zijn, worden ze automatisch gelinkt naar het ontslagformulier. Door een efficiëntere manier van werken is de verwachting dat Teamwork uiteindelijk tijdwinst oplevert. Bovendien komt Teamwork tegemoet aan de informatiebehoefte over behandelresultaten op doelgroepniveau.
Doordacht en uitgeprobeerd
teamwork in werking zien, daar voor waren medewerkers van Revalidat ie Friesland eind augustus te gast in locatie Beatrixoord van het Centrum voor Revalidatie . teamwork is de module teamrappor tage in ecaris, die op initiatief van Beatrixoord ontwikkeld is door Vi R eCare Solutions. teamwork draait nu in vijf teams van Beatrixoord en binnenkor t gaat de volgende fase in - het streven is om het programma vanaf november in de overige teams te gaan gebruiken. Met Teamwork kunnen behandelaars sneller rapporteren. Het is gebruikersvriendelijk en ondersteunt de gedachtegang bij het opstellen van het behandelplan. Het programma heeft een logische en voorspelbare navigatie en maakt gebruik van voorgedefinieerde doelen. Teamwork houdt de voortgang van hulpvragen en behandeldoelen in beeld
Anneke de Vries (staffunctionaris Zorg), Allan Hofstede (hoofd Automatisering en Informatievoorziening), Marcel Otto (coordinator Planning) en Albert Schuringa (projectleider Teamwork) demonstreerden de Friese gasten de functionaliteiten van Teamwork. Die waren enthousiast en stelden vooral vragen over ICT-aspecten. Het advies van de demogroep: Richt Teamwork pas in als de werkwijze bekend, goed doordacht en uitgeprobeerd is. De verwachting is dat Teamwork op termijn gebruikt gaat worden door andere revalidatiecentra in Nederland. Zoals Revalidatie Friesland.
oktober 2009
Stenekes MW, Cerebral reorganization and motor imagery after flexor tendon repair. Promotores: Mulder Th, Nicolai J-PA, Geertzen JHB. Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit der Medische Wetenschappen, 2 september 2009, ISBN 978-90-367-3780-7, 2009: 132 pp. Hodselmans AP. Psychophysical capacity in non-specific chronic low back pain. Promotores: Geertzen JHB, dijkstra PU. Co-promotor: Schans CP van der. Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit der Medische Wetenschappen, 11 november 2009, ISBN 9789077113899, 2009: 126 pp. Bosmans JC, Rehabilitation aspects of amputation. Promotores: dijkstra PU, Geertzen JHB Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit der Medische Wetenschappen, 25 november 2009, ISBN 978-94-6070-006-4
Publicaties
Curtze C, Hof al, Keeken HG van, Halbertsma JPk, Postema k, Otten B. Comparative roll-over analysis of prosthetic feet. J Biomech 2009, 42: 1747-1753. Hadders-Algra M, Bouwstra H, Groen Se. Quality of general movements and psychiatric morbidity at 9 to 12 years. Early Hum Dev 2009, 85, 1: 1-6. Hulsman NM, Geertzen JHB, dijkstra PU, Dungen JJAM van den, Dunnen WFA den. Myopathy in CRPS-I: disuse or neurogenic? Eur J Pain 2009, 13: 731-736.
Kars HJJ, Hijmans JM, Geertzen JHB, Zijlstra W. The effect of reduced somatosensation on standing balance: a systematic review. J Diab Science Technol 2009, 3, 4: 931-943. May AM, Korstjens I, weert e van, Borne B van den, Hoekstra-Weebers JEHM, Schans CP van der, Mesters I, Passchier J, Grobee DE, Ros WJG. Long-term effects on cancer survivors’quality of life of physical training versus physical training combined with cognitive-behavioral therapy: results from a randomized trial. Support Care Cancer 2009, 17: 653-663. Post RB, Sluis Ck van der, Leferink VJM, Duis HJ ten. Long-term functional outcome after type A3 spinal fractures: operative versus nonoperative treatment. Acta Orthop Belg 2009, 75: 389-395. Post RB, Sluis Ck van der, Leferink VJM, Dijkstra PU, Duis HJ ten. Nonoperatively reated type A spinal fractures: mid-term versus long-term functional outcome. Int Orthop (SICOT) 2009, 33: 1055-1060. Sloots M, Scheppers EF, Weg FR van de, Dekker JH, Bartels EA, Geertzen JHB, Dekker J. Higher dropout rate in non-native patients than in native patients in rehabilitation in The Netherlands. Int J Rehabil Res 2009, 32, 3: 232-237.
twillert S, Postema k, Geertzen JHB, Hemminga t, lettinga at. Improving rehabilitation treatment in a local setting: a case study of prosthetic rehabilitation. Clin Rehabil 2009, 23: 938-947. Vrieling aH, Keeken HG van, Schoppen T, Hof al, Otten B, Halbertsma JPk, Postema k. Gait adjustment in obstacle crossing, gait initiation and gait termination after a recent lower limb amputation. Clin Rehabil 2009, 23: 659-671. Wilgen CP, dijkstra PU, Versteegen GJ, Fleuren MJt, Stewart R, Wijhe M van. Chronic pain and severe disuse syndrome: long-term outcome of an inpatient multidisciplinary cognitive behavioral programme. J Rehabil Med 2009, 41: 122-128.
Top 10
Hans Rietman is geëindigd in de Top 10 van meest geciteerde artikelen in de periode 2006-2008. Het gaat om zijn artikel: Long term treatment related upper limb morbidity and quallity of life after sentinel lymph node biopsy for stage I or II breast cancer in de European Journal of Surgical Oncology, vol 32, 2, (2006), 148-152. Het artikel maakte deel uit van zijn proefschrift. Auteurs: J.S. Rietman, J.H.B. Geertzen, H.J. Hoekstra, P. Baas, W.V. Dolsma, J. de Vries, J.W. Groothoff, W.H. Eisma en P.U. dijkstra.
6 2 (27
Het laatste kwartaal van dit jaar exposeert Mark Achter in de wachtkamer van locatie Groningen. Mark Achter is geboren (1949) is autodidact. Zijn werk is lyrisch abstract en eigenlijk niet onder één noemer te vangen. Hij hergebruikt verpakkingsmateriaal, reclamemateriaal, repen stof, papier, kurk, hout en bladmuziek als structuur voor zijn doeken of panelen. Hij wordt geïnspireerd door de werkwijze van de Aboriginals. Mark Achter exposeert sinds 1990 op diverse locaties in Nederland en België. De wachtkamer is tijdens kantooruren vrij toegankelijk voor bezoekers. Zie ook: www.markachter.nl