jaargang 4
• nummer 1 • maart 2009
ce ntrum voor revali dati e
• Vibrerende zooltjes kunnen vallen voorkomen • Hoe staat het met de fitheid van kinderen met DCD? • Onderzoek naar armprotheses krijgt nieuwe impuls
colofon
Revisie is het externe magazine van het Centrum voor Revalidatie – UMCG en laat zien wat het CvR te bieden heeft aan patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs, zowel op het gebied van Revalidatiegeneeskunde als op het gebied van Revalidatie Chronisch Zieken.
Met ingang van 1 januari 2009 is professor dr. Jan Geertzen benoemd tot hoofd van de Revalidatiegeneeskunde in het UMCG. Geertzen geeft hier aan welke ontwikkelingen hij nastreeft.
Het CvR heeft circa 650 medewerkers, verdeeld over twee locaties: de locatie Groningen, waar de nadruk ligt op diagnostiek en behandeling in de vroege fase; de locatie Beatrixoord, met 180 bedden, waar de nadruk meer ligt op klinische en poliklinische behandeling.
Het woord perspectief heeft verschillende betekenissen: een lijn- en meetkundig perspectief; een uitzicht in figuurlijke of letterlijke zin, een vertelperspectief, een kijkrichting of gezichtspunt. Vanuit mijn perspectief (en ik neem aan ook dat van veel collega’s die in mijn benoembaarheidscommissies zaten) geef ik in grote lijnen mijn gezichtspunt over de koers die mij voor ogen staat met onze afdeling.
Revisie wordt verstuurd aan huisartsen en medisch specialisten in de drie noordelijke provincies, revalidatieartsen en revalidatiecentra in Nederland, patiëntenverenigingen, relevante beroepsverenigingen en andere externe contacten. Revisie verschijnt viermaal per jaar in een oplage van tweeduizend exemplaren. Redactie: dr. G.M. Rommers, drs. S. van Twillert, M.A. de Jong (eindredactie). Fotografie: Bert Hofstra, Marleen van Dijk, Maerian de Jong. Correspondentieadres: Universitair Medisch Centrum Groningen, PK Revalidatie, M.A. de Jong, Postbus 30.001, 9700 RB Groningen. E-mail:
[email protected]. Tel. 050 361 3626. Vormgeving, druk en verspreiding: Koninklijke Van Gorcum Assen.
P E RSP E CTI E F
V ibrere n de zooltj es ku n n e n val l e n voor kom e n
Patiëntenzorg
In de patiëntenzorg zullen we moeten ‘ontschotten’ en de vele kleine eilandjes samenvoegen. We streven naar vier medische units: * neurorevalidatie, * orthopedische revalidatie en kinderrevalidatie, * polikliniek * chronische ziekten. De wens ‘één patiënt, één dokter, één dossier, één team’ komt hierin expliciet naar voren. Het zal vooral de patiënt maar ook de behandelaars ten goede komen. De collegae van de neurorevalidatie hebben hiervoor inmiddels al een mooie theoretische basis gelegd. Er komt centrumbreed een chef de clinique-functie, inmiddels ingevuld door dr. Rienk Dekker. De chef de clinique heeft de taak het revalidatiegeneeskundig beleid op grote lijnen uit te zetten, te bewaken en te implementeren. Dekker zal op beide locaties de medische staf aansturen. De cultuurverschillen van de beide locaties zullen hierdoor afnemen. Deze veranderingen vergen van iedereen aanpassingen maar ik geef de voorkeur aan het woord ‘uitdagingen’.
Onderwijs
Ons onderwijs op medisch en paramedisch gebied is erg goed en al jaren hooggewaardeerd. Ik hoop op meer integratie tussen de verschillende disciplines en heb vertrouwen in dr. Clemens Rommers als trekker hierin. Dr. Karel Maathuis blijft verantwoordelijk voor de opleiding tot revalidatiearts, hetgeen een niet te onderschatten klus is.
Onderzoek
Voor wat betreft het wetenschappelijk onderzoek willen we onze drie speerpunten nog meer stroomlijnen. Het speerpunt Amputatie & Prothesio-/Orthesiologie en het speerpunt Aandoeningen van de Bovenste Extremiteit zullen meer geïntegreerd worden en aangevuld met Kinderen. De trekker zal mogelijk dr. Corry van der Sluis worden. De benoeming tot Ontwikkel PijnRevalidatiecentrum (en de financiële voordelen daarvan) stellen dr. Michiel Reneman in staat het wetenschappelijk onderzoek in het speerpunt Pijn verder te ontwikkelen. We gaan meer samenwerken met de Hanzehogeschool en ik heb er alle vertrouwen in dat onderzoek door onze para- en perimedische disciplines de speerpunten gaan aanvullen; dr. Pieter Dijkstra zal daar een trekkersrol in vervullen. Het onderzoek laten we beter aansluiten op het UMCG-brede speerpunt Healthy Aging.
Promotie- onderzoek J uha Hijma n s :
Om de balans van mensen met somatosensorische problemen te verbeteren, moet je vooral kijken naar hulpmiddelen die het gevoel van de voetzool ver b eteren.
Tot slot
Uiteraard zoeken we de samenwerking. Met de (pre)klinische afdelingen in het UMCG, met de vakgroep Bewegingswetenschappen - RUG en de Hanzehogeschool. Op nationaal niveau onder andere met Het Roessingh Research and Development en collega-instellingen. Ook internationaal gaan we verder uitbouwen, onder meer via de International Society for Prosthetics and Orthotics, de European Society of Physical and Rehabilitation Medicine, de European Academy of Childhood Disability en de International Society of Physical and Rehabilitation Medicine. Innovatie is het leidend gegeven. professor dr. Jan Geertzen
Professor dr. Jan Geertzen
maart 2009
2(3
PROFESSOR DR. lu DwIG GÖEkEn OV E R lE DEn
Een verstoorde balans als gevolg van afgenomen sensibiliteit komt vooral voor bij oudere mensen en bij diabetespatiënten. Het leidt vaak tot valpar tijen en dat is een groot probleem. Botbreuken betekenen voor ouderen doorgaans een langdurige revalidatie en de angst om te vallen kan leiden tot een sociaal isolement . wat kan er aan gedaan worden? Juha Hijmans, bewegingswetenschapper, promoveert 13 mei op het proefschrift Orthotic Interventions to Improve Standing Balance in Somatosensory Loss. Hij onderzocht de mogelijkheden om de somatosensorische feedback te vergroten, zowel bij diabetespatiënten als bij ouderen.
Trilling
Hijmans: “Diabetespatiënten ontwikkelen als gevolg van hun ziekte een neuropathie waardoor ze slechter gaan voelen. Dat leidt tot een slechtere balans en dus tot vallen. Ik heb gekeken of door verbetering van de sensibiliteit van de voetzool de balans te beïnvloeden zou zijn. Mijn onderzoek heeft aangetoond dat een vibrerende zool de balans kan verbeteren. Door een subtiele, niet-voelbare trilling onder de voetzool aan te bieden, kunnen mensen met een neuropathie beter hun balans handhaven doordat ze zonodig adequater kunnen reageren met balanscorrigerende spieraanspanning.” Hijmans stelde vast wat de eigenschappen van die trilling precies moeten zijn; een trilling met voortdurend wisselende frequentie van maximaal 200Hz (of tussen de 10 en 200Hz) blijkt het meest effectief te zijn.
Steunkous
Behalve door middel van de vibrerende zooltjes onderzocht Hijmans of de propriocepsis - en daarmee de balans – ook te verbeteren was door compressie, bijvoorbeeld door het dragen van een steunkous. Tot dan toe was dat alleen onderzocht bij enkelinstabiliteit van sporters. Op grond van dat onderzoek was de verwachting dat dat wel zou werken want de steunkous zorgt voor extra druken trekkracht op de huid van de enkel en dat geeft proprioceptieve informatie door naar de hersenen. Hijmans deed onderzoek bij ouderen (gemiddelde leeftijd 80
jaar) met een somatosensorisch probleem. Inderdaad verbeterde de propriocepcis tot waarden van een jongvolwassene maar tegen de verwachting in verslechterde de balans enigszins. Als verklaring hiervoor denkt Hijmans aan een verminderde informatieverwerking bij ouderen: “De extra proprioceptieve input kan het brein niet zo snel meer verwerken en integreren met visuele input en input uit het evenwichtsorgaan. Anderzijds kan het zijn dat de steunkous minder tactiele informatie van de voetzool doorlaat, waardoor de balans verslechtert.”
Hijmans concludeert dat, om de balans van mensen met somatosensorische problemen te verbeteren, je vooral moet kijken naar hulpmiddelen die het gevoel van de voetzool verbeteren en minder naar hulpmiddelen die de propriocepsis van de enkel verbeteren. Een vibrerende zool is zo’n hulpmiddel dat de tastzin van de voetzool verbetert. Het onderzoek werd mede mogelijk gemaakt dankzij financiële bijdragen van het Annafonds en de Stichting Beatrixoord Noord-Nederland.
Op 23 januari 2009 is zeer onverwacht prof. dr. Ludwig Göeken overleden. Ludwig Göeken was van 1976 tot juni 2003 als revalidatiearts verbonden aan de vakgroep Revalidatiegeneeskunde. Hij heeft een belangrijk aandeel gehad in de academisering en de ontwikkeling van de Revalidatiegeneeskunde, niet alleen in Groningen maar ook in Nederland. Göeken richtte zijn wetenschappelijke belangstelling - in samenwerking met de vakgroep Bewegingswetenschappen - op de onderzoekslijn ‘Preventie en Revalidatie bij Rugklachten’ en promoveerde in 1988 op een onderzoek naar ‘Straight-Leg Raising in Short Hamstrings’. In 1998 werd hij bijzonder hoogleraar Bewegingswetenschappen met als leeropdracht ‘De belasting en belastbaarheid bij prothesiologische en orthesiologische voorzieningen in de Revalidatiegeneeskunde’.
Propriocepsis
Propriocepsis is het systeem waardoor men zich bewust wordt van de stand en standsveranderingen van het eigen lichaam. Receptoren in de huid, de spieren en gewrichtskapsels geven signalen af aan het centrale zenuwstelsel waardoor een beeld ontstaat van het bewegen. Samen met tactiele informatie uit de voetzool, visuele informatie en het evenwichtsorgaan is propriocepsis de basis voor de sturing van de balans.
Seminar ‘Ouderen en mensen met neuropathie’
James Bond
Voor de promotie van Juha Hijmans komen enkele experts uit België en Nederland naar Groningen. Daarom wordt van de gelegenheid gebruikgemaakt om voorafgaand aan de promotie, op 13 mei, 9 uur, UMCG, een seminar te houden voor onderzoekers op het gebied ‘gestoord bewegen’. Onderwerpen zijn onder meer: • beïnvloeding proprioceptieve gewaarwording • monitoring van mobiliteit • op weg naar de bionische mens? Aanmelden voor dit seminar kan bij
[email protected]
De praktische uitvoering van dit onderzoek is de volgende stap. Hijmans: “Wij gebruikten voor ons onderzoek dunne zooltjes, waar op mensen moesten staan maar die ook wel in schoenen zouden passen. Probleem is dat de aansturing groot en zwaar is, daar heb je een rugzak voor nodig. Ik zie een James Bond-schoen voor me: twee penlites en een chip in de hak inbouwen moet voor ‘M’ geen probleem zijn. Maar de praktische uitvoering zie ik als werk voor technici, niet voor artsen of bewegingswetenschappers.”
maart 2009
Göeken stond mede aan de basis van de ontwikkeling van het Laboratorium voor Houdings- en Bewegingsanalyse. Vanaf 1996 tot 2000 organiseerde hij jaarlijks in Groningen in het kader van de VRA - SGO cursus voor revalidatieartsen een themaweek over ‘Belasting en Belastbaarheid’. Van 1999 tot 2003 was Ludwig Goëken programmaleider van een door ZorgOnderzoek Nederland gesubsidieerd meerjarenonderzoek (2007) over lagerugklachten, onder de naam: ‘Low back pain disability and rehabilitation strategy’, kortweg: ‘Lobadis’. Wij verliezen met het heengaan van Ludwig Göeken een zeer aimabele, bijzondere, markante man,
4(5
DE FySI EkE FITH E I D Van k I n DER En mET DC D Een zesjarig meisje gaat na een balspelletje vermoeid op de grond lig gen om uit te rusten. “Dat doet ze thuis ook altijd,” zegt haar moeder. “Ook na schooltijd gaat ze op de ban k lig gen om uit te rusten en ze wil niet met andere kinderen buitenspelen.” Omdat ze nog niet zelf kan fietsen, brengt haar moeder haar naar school. Bij het kinder f ysiotherapeutisch onderzoek bli jkt dat het meisje meerdere coördinatieproblemen en te weinig uithoudingsvermogen heeft . Uit onderzoek is gebleken dat 5 tot 10% van de schoolkinderen in Nederland dusdanige motorische coördinatieproblemen heeft dat ze de diagnose Developmental Coordination Disorder, DCD krijgen. Deze kinderen kunnen moeite hebben met schrijven en/of gymnastiek,
vaak zijn ze onhandig en bewegen ze niet op het niveau van leeftijdsgenootjes. Ze kunnen daardoor in een vicieuze cirkel terechtkomen: ze bewegen nog minder en doen dus minder ervaring op met bewegen. Soms zijn er ook leerproblemen of gedragsstoornissen. De behandeling van deze complexe DCD-problematiek in het Kinderrevalidatieteam is multidisciplinair. Afhankelijk van de hulpvraag die ouders en kind geformuleerd hebben (beter leren schrijven, mee mogen doen met balspelletjes, kunnen fietsen, touwtje springen, veters strikken) wordt een behandelplan op maat aangeboden. De ergotherapeut oefent bijvoorbeeld de fijne motoriek, de fysiotherapeut houding en evenwicht, de logopedist de spraak of het kind krijgt muziektherapie om zich beter te leren uiten. De ouders krijgen desgewenst pedagogische adviezen van de psycholoog of begeleiding van de maatschappelijk werker. Na afloop van de behandeling zijn de kinderen soms motorisch op leeftijdsniveau gekomen, soms niet maar ze gaan er altijd op vooruit.
Onderzoek naar DCD in Nederland
Frouwien van der Hoek is kinderfysiotherapeut met de master Specialized Physical Therapy. Zij doet onderzoek naar de fysieke fitheid van kinderen met DCD. “Omdat we regelmatig kinderen met DCD zien met dit soort klachten, willen we graag meer weten over deze problema-
tiek. Onderzoek in het buitenland laat zien dat kinderen met DCD vaak een tekort aan fysieke fitheid hebben ten opzichte van hun leeftijdsgenootjes. In Nederland zijn daarover geen cijfers bekend. Vandaar dat we willen onderzoeken of deze kinderen inderdaad problemen ervaren met hun fysieke fitheid.” Gedurende een jaar worden alle kinderen in de leeftijd van 7-12 jaar met de diagnose DCD onderzocht om te kijken of ze een verslechterde conditie hebben. Ze krijgen een conditietest, de zogenaamde Shuttle Run Test, waarbij ze zo lang mogelijk en met steeds hogere snelheid heen en weer moeten lopen tussen twee lijnen. Verder wordt onder meer de spierkracht van armen en benen gemeten en nemen de onderzoekers drie vragenlijsten af over de deelname aan spel- en sportactiviteiten en het gevoel van competentie op dit gebied. Om te kijken of deze kinderen inderdaad verschillen van gezonde kinderen worden ze vergeleken met een naar leeftijd en geslacht gematchte controlegroep.
Samen met Friesland en Enschede
Van der Hoek: “We zijn een samenwerkingsverband aangegaan met Revalidatie Friesland en Het Roessingh in Enschede. We hopen dit jaar 45 kinderen getest te hebben, waarna er drie artikelen moeten verschijnen. We hebben de taken verdeeld. Hier in het Centrum voor Revalidatie onderzoeken we of er een verschil is in fysieke fitheid vergeleken met gezonde
maart 2009
leeftijdsgenootjes. Ik onderzoek of de Nederlandse situatie overeenkomt met de situatie in andere landen waar gegevens van bekend zijn. Hebben Nederlandse kinderen een tekort aan fysieke fitheid en zo ja, in welke mate? Hebben ze er last van? Is er een relatie met andere factoren, bijvoorbeeld een slechte balans, of verminderde spierkracht? Het Roessingh onderzoekt of er een relatie is tussen fysieke fitheid en activiteiten- / participatieniveau en of deze relatie anders is dan die van gezonde leeftijdsgenootjes. Ze kijken ook naar de thuissituatie. Hoe actief zijn de ouders? Stimuleren
ze de kinderen? Welke sportmogellijkheden zijn er in de buurt? Revalidatie Friesland onderzoekt of er een relatie bestaat tussen fysieke fitheid en de motorische competentiebeleving. Hoe ervaren deze kinderen zichzelf ten opzichte van leeftijdsgenoten?
Gerichte therapie
“Als uit het onderzoek komt dat er op het gebied van de fysieke fitheid bij kinderen met DCD duidelijke problemen zijn te constateren, gaan we de behandeling uiteraard hierop aanpassen”, aldus Van der Hoek. “We gaan dan gericht een nieuw
behandelprogramma voor deze kinderen ontwikkelen. Het doel zal uiteindelijk zijn dat deze kinderen beter en met plezier kunnen meedoen bij allerlei sport- en bewegingsactiviteiten met hun leeftijdsgenootjes.” De begeleiders van het onderzoek zijn de kinderrevalidatieartsen dr. Karel Maathuis en dr. Kiek de Blécourt.
DC D Developmental Coordination Disorder (DCD) is een stoornis in de ontwikkeling van de bewegingscoördinatie. Het is een verzamelnaam voor een aantal kenmerken van (licht) gestoorde motorische functies, zoals een lage spierspanning, coördinatieproblemen en/of problemen met fijn- motorische en/of grofmotorische vaardigheden. De aandoening beinvloedt zichtbaar de schoolse prestaties of algemene dagelijkse activiteiten. De klachten verdwijnen meestal niet bij het ouder worden. Van de schoolkinderen zou 5-10% DCD hebben, meer jongens dan meisjes. Om de diagnose DCD te kunnen stellen zijn een aantal criteria opgesteld die staan beschreven in het diagnostisch handboek van de DSM-IV. Buitenlandse onderzoeken rapporteren onder kinderen met DCD een verminderde cardio-respiratoire fitheid en een toegenomen vetpercentage; er werden meer kinderen met overgewicht gevonden. De motorische problemen zouden kunnen leiden een verminderd gevoel van eigenwaarde.
6(7
Is vroegtij dig prothetiseren effectief ? Revalidatiear ts Karin Huizing deed, in het kader van haar specialisatie in het CvR, onderzoek bij kinderen en jongvolwassenen met een aangeboren a andoening ter hoogte van de onderarm - chique gezegd: een transversaal reduc tiedefec t . Ze keek o f er een relatie bestond tussen de leeftijd waarop een armprothese wordt voorgeschreven en het func tioneren met de prothese op latere leeftijd.
van de kwaliteit van de motoriek aan de hand van een observatie van tien gestandaardiseerde vaardigheden. Huizing keek naar de mate waarin iemand daadwerkelijk de prothese, c.q. de aangedane arm, gebruikt voor dagelijkse activiteiten en hoeveel moeite het kost een taak uit te voeren met en zonder prothese, de manier waarop de taak wordt uitgevoerd en de bruikbaarheid van en de tevredenheid met de prothese.
Opvallend
De resultaten van het onderzoek zijn opvallend. Als de prothese wordt voorgeschreven in het eerste levensjaar, dan blijkt over het algemeen de prothese langer (vijf jaar of meer) te worden gedragen. Het vroegtijdig voorschrijven van een prothese lijkt echter niet te leiden tot een beter functioneel gebruik van de prothese, betere motorische vaardigheden of grotere tevredenheid met de prothese.
Huizing: “De leeftijd waarop een kind een prothese krijgt voorgeschreven, gebeurt op grond van de wens van de ouders en inzicht en ervaring van de revalidatiearts. De Nederlandse revalidatieafdelingen en -centra hanteren dan ook een verschillend voorschrijfbeleid. Toch zou het tijdstip van voorschrijven bij voorkeur moeten afhangen van de neurologische ontwikkeling, zodat de prothese kan worden opgenomen in het lichaamsschema van het kind.” De gedachte dat het vroegtijdig voorschrijven van een prothese zou leiden tot beter functioneren en motorisch handelen (vergeleken met het voorschrijven op latere leeftijd) is tot nu toe nooit wetenschappelijke aangetoond. Ook is onbekend welke invloed het heeft op draagduur, tevredenheid en functionaliteit. Huizing onderzocht daarom kinderen/jongvolwassenen in de leeftijd van 6 tot en met 21 jaar, die allemaal aan één kant een deel van de arm, ter hoogte van de onderarm, missen en in het verleden een prothese droegen of nog steeds dragen.
Een andere opvallende uitkomst van het onderzoek is dat kinderen en jongvolwassenen in het dagelijks leven goed kunnen functioneren met hun aandoening en dat het dragen van een prothese daarop niet van invloed is. Ze blijken erg handig te zijn en weinig tot geen beperkingen te ervaren. Kinderen die geen prothese dragen, maken gebruik van de stomp. Kinderen die de prothese wél dragen, doen dat met name voor specifieke activiteiten als fietsen, knippen, sporten. Ook het uiterlijk speelt een (belangrijke) rol voor het blijven dragen van een prothese. Het onderzoek laat zien dat kinderen en jongvolwassenen de prothese voor veel activiteiten te kunnen gebruiken maar velen zien geen toegevoegde waarde van hun prothese.
Het onderzoek bestond uit de afname van twee vragenlijsten en een beoordeling
maart 2009
Een bredere kijk
Heleen Reinders-Messelink, stafmedewerker onderzoek Hand- en Kinderrevalidatie in het CvR en begeleider van het onderzoek, wil het onderzoek van Huizing graag een vervolg geven. “Een deel van de kinderen vindt de prothese nuttig, een ander deel vindt dat de prothese niets toevoegt aan het functioneren in het dagelijks leven,” zegt Reinders. Maar welke factoren spelen mee in de keuze voor het dragen van een prothese? Ouders? Sociale omgeving? De fysieke inspanning? De resultaten uit het onderzoek van Karin Huizing vragen om een uitgebreider onderzoek naar het effect van het dragen van een prothese op de ontwikkeling en het functioneren van kinderen in brede zin.” Reinders heeft daarom het initiatief genomen tot een landelijk onderzoek in samenwerking met Erasmus MC en RC De Hoogstraat. Het plan is dat De Hoogstraat zich met name richt op het psychosociale functioneren van het kind, Erasmus op allerlei vragen rond het functioneren van en met de prothese en het CvR op het functioneren met een prothese op activiteiten- en participatieniveau.
Reinders: “We willen zowel kinderen en hun ouders als behandelaars interviewen, prothesedragers met niet-prothesedragers vergelijken en met gezonde kinderen. Uit het onderzoek van Huizing blijkt dat kinderen met een aangeboren reductiedefect het sowieso al goed doen, dus is er wel een verschil met gezonde kinderen? En zo ja, wat dan?” Als blijkt dat een prothese in bepaalde ontwikkelingsfasen voordelen biedt, zou veel gerichter een prothese kunnen worden voorgeschreven. Dat zou voor alle partijen beter zijn. Karin Huizing (inmiddels werkzaam bij de kinderrevalidatie van Revalidatie Friesland in Beetsterzwaag) en Heleen Reinders presenteren de bevindingen van hun onderzoek op het congres van de Association of Children’s Prosthetic-Orthotic Clinics (ACPOC), dat van 20 tot 23 mei gehouden wordt in Tempe, Arizona (USA). Meer informatie over het onderzoek kunt u krijgen bij
[email protected]
8(9
EEn n ETwER k Van TH ER aPEuTEn mOET TIj DwI nST VO OR Han DlETSElPaTIËnTEn OPlEVER En
OTTO B O C k Su BSI DI EE RT O n DERzO E k De forse subsidie die het Centrum voor Revalidatie en de vakgroep Bewegingswetenschappen hebben ontvangen van Otto Bock - één van de grootste producenten van onder meer protheses - was donderdag 15 januari reden voor een feestje .
▼ V.l.n.r. dr. Raoul Bongers, bewegingswetenschapper, dr. Corry van der Sluis, revalidatiearts en Andreas Kannenberg, directeur van Otto Bock
Een delegatie van Otto Bock was die dag te gast bij het Centrum voor Revalidatie in het UMCG. Andreas Kannenberg, M.D. is director of medical affairs van Otto Bock. Hij was één van de sprekers op de receptie. Kannenberg vertelde dat de eigen research-centra veel onderzoek doen naar de technische ontwikkeling van producten. “Maar in Nederland doet zich
Handtherapie is de core business van locatie Groningen van het Centrum voor Revalidatie en de expertise die het CvR in de loop der jaren heeft opgebouwd, staat buiten kijf. jaarlijks stromen dan ook een kleine vierhonderd nieuwe patiënten, uit vooral de noordelijke provincies, de verschillende spreekuren binnen. De meesten daarvan komen in behandeling op de polikliniek.
de vrij unieke situatie voor om wetenschappelijke kennis te combineren met patiëntgebonden onderzoek. In revalidatiecentrum Hoensbroeck hebben we ook een onderzoek uitgezet en we hebben plannen om volgend jaar in revalidatiecentrum Amsterdam een project te starten,” zegt Kannenberg. Nederland blijkt dus een vruchtbare bodem voor het doen van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van prothesiologie.
Trainingsprogramma
De subsidie van Otto Bock stelt bewegingswetenschapper Hanneke Bouwsema ▲ Johan Horst (l) en Theo Schaaphok demonstreren de oefenprothese aan dr. Karel Maathuis
in staat om gedurende vierenhalf jaar onderzoek te doen naar het meest effectieve trainingsprogramma voor een myo-elektrische armprothese. Een myo-elektrische prothese wordt aangestuurd via een ingenieus proces, dat gebruikmaakt van elektrische spanning die ontstaat bij spiersamentrekkingen. Voor een pilot study ontving Hanneke eerder subsidies van de Stichting Beatrixoord en de OIM Stichting. Dr. Raoul Bongers (voor Bewegingswetenschappen) en dr. Corry van der Sluis (voor Revalidatie) zijn de begeleiders van het onderzoek. Theo Schaaphok en Johan Horst van de OIM vervaardigden voor het onderzoek dat Hanneke nu gaat uitvoeren, een myo-elektrische oefenprothese.
maart 2009
Handletselpatiënten komen soms wel driemaal in de week voor therapie naar het CvR. Tel daar nog de controles bij op voor de plastisch chirurg, traumatoloog, reumatoloog of revalidatiearts en je hebt het over een behoorlijke tijdsinvestering. Een patiënt die dan ook nog eens afhankelijk is van een ziekentaxi of het openbaar vervoer is nóg meer tijd kwijt. Iemand die in Emmen woont, is gauw één tot anderhalf uur onderweg. Dat is vervelend, frustrerend en bovendien vaak onnodig want de fysiotherapeut in de woonplaats van de patiënt kan een groot deel van de behandeling ook uitvoeren. Tot nu toe zijn de verwijsmogelijkheden echter beperkt. De handtherapeuten van de polikliniek Revalidatie zouden graag zien dat er meer behandelingsmogelijkheden in de noordelijke regio komen.
Kennis delen
Joline Bosmans is fysiotherapeut/handtherapeut in locatie Groningen. “We zouden graag een netwerk van behandelaars in de periferie hebben en we zoeken collega’s die hier interesse voor hebben. In zo’n netwerk zijn kwaliteit en uniformiteit van behandelen uiteraard belangrijk. Daarom nemen we het initiatief tot een bijscholing op het gebied van handtherapie voor geïnteresseerde fysio- en ergotherapeuten, zonder dat ze nou direct de opleiding tot handtherapeut moeten volgen. Het programma kan bestaan uit een dag meelopen op de poli, een refereerbijeenkomst en een workshop om een eenvoudige spalk te maken. Als expertisecentrum willen we onze kennis graag delen met collega’s in de periferie. Behalve deze bijscholing zorgen we er ook voor dat er altijd een handtherapeut aanwezig is als vraagbaak en achterwacht voor telefonische of digitale consultatie.” Fysio- en ergotherapeuten die mee willen doen aan een regionaal netwerk kunnen mailen naar:
[email protected] Het initiatief van het CvR om patiënten te ontlasten, valt toevalligerwijs samen met een vraag van geregistreerde handtherapeuten in de regio. Zij hebben behoefte aan en vorm van intercollegiaal overleg. Begin maart was in Drachten de eerste bijeenkomst. Daar werd ook gesproken over het opzetten van een regionaal netwerk van behandelaars voor handletselpatiënten.
0 1 (11
ev i de nc e base d tr ai n i n gs protoco l voor myo - e l e k trische prothesegebr u i k ers
C e ntr um voor R eva l idatie begi nt ee n ‘ke n n is -webwi n k el’ Als expertisecentrum produceert het CvR op verschillende vakgebieden een aardige hoeveelheid boeken, protocollen, voorlichtings- en instructiefilms en ook steeds vaker softwareprogramma’s. Het CvR wil deze kennis uiteraard graag delen met collegainstellingen en al deze middelen zijn dan ook te koop of gratis te downloaden via de website. Helaas vergt het soms nogal wat doorklikken voordat het gezochte middel tevoorschijn komt maar daar komt zeer binnenkort verandering in! De poll die nu nog op de startpagina van onze website staat, verdwijnt. In plaats daarvan komt er een overzicht van wat het CvR aanbiedt. Om een paar voorbeelden te geven: een algemene film over revalideren in het Centrum voor Revalidatie, behandelprotocollen voor verschillende handletsels, een instructiefilm over schouder-handproblematiek bij CVA-patiënten en het softwareprogramma T.H.U.I.S. waarmee middelenuitleen nauwkeurig geregistreerd kan worden. Allemaal producten die door medewerkers van het CvR zijn bedacht en gemaakt. De benaming ‘webwinkel’ dekt overigens niet helemaal de lading want digitale betaling behoort niet tot de mogelijkheden. Na overboeking van het bedrag, onder vermelding van het gewenste artikel, wordt de bestelling binnen twee werkdagen opgestuurd. U vindt het aanbod binnenkort op: www.centrumvoorrevalidatie-umcg.nl
Ge blo kt of wi l l e k e u r ig Bouwsema onderzocht eerder of het uitmaakt of je geblokt oefent – dus in blokken tien keer achter elkaar dezelfde handeling en dan tien keer de volgende handeling – of in willekeurige volgorde: je doet in wisselende volgorde twintig keer een aantal handelingen. Ze liet daarvoor prothesegebruikers drie alledaagse handelingen uitvoeren: De eerste dag oefenden de proefpersonen de drie taken: één groep in een geblokte volgorde en één groep in een willekeurige volgorde.
Dat twintig tot veer tig procent van de mensen met een ver wor ven armamputatie hun prothese helemaal niet gebruikt, wordt niet alleen bepaald door de technische eigenschappen van de prothese maar ook door wat ze er mee kunnen, de func tionaliteit . U it de literatuur blijkt dat deze func tionaliteit verhoogd kan worden door training . Hanneke Bouwsema, bewegingswetenschapper, wil daarom een trainingsprogramma opzetten waardoor het gebruik van de prothese waarschijnlijk zal toenemen. Dankzij de subsidie van Otto Bock ontwikkelt ze een trainingsprogramma dat uitgaat van het natuurlijke leerproces en dat probeert het leerproces te stimuleren. Het onderzoek bestaat uit het blootleggen van deze natuurlijke leerprocessen bij gezonde, niet-geamputeerde proefpersonen die een myo-elektrische simulator leren gebruiken, en bij geampu-
maart 2009
Het bleek dat de bewegingstijden voor beide groepen sneller werden tijdens het leren maar de groep die geblokt oefende, had snellere bewegingstijden en het leren was tijdens de hele sessie zichtbaar.
teerden die een myo-elektrische prothese leren gebruiken. Bouwsema: “Op basis van die natuurlijke leerprocessen nemen we taken op in het trainingsprogramma en bepalen we de volgorde waarop we ze aanbieden. Het natuurlijke leerproces is ook leidend voor de instructies die therapeuten kunnen geven. Het op die manier ontwikkelde trainingsprotocol testen we vervolgens bij een groep ervaren myo-elektrische prothesegebruikers en bij een groep nieuwe prothesegebruikers.”
Het resultaat moet een evidence based trainingsprogramma zijn met een werkboek dat gebruikt kan worden bij de training van prothesegebruikers. Meer informatie over dit onderzoek bij:
[email protected] De begeleiders van het onderzoek zijn dr. Raoul Bongers van Bewegingswetenschappen en revalidatiearts dr. Corry van der Sluis van het Centrum voor Revalidatie – UMCG.
Op de tweede dag werden twee testen afgenomen: een test met dezelfde taken om te zien of de oefening van de dag ervoor effect had gehad, en een test waarin drie nieuwe taken uitgevoerd moesten worden. Die taken leken weliswaar op de oefentaken maar hadden meer overeenkomst met handelingen uit het dagelijks leven; het voordeel van de geblokte groep bleek verdwenen. Bouwsema concludeerde dat het in principe dus voor het leereffect niet uitmaakt in welke volgorde oefentaken worden aangeboden maar omdat in de leerfase de proefpersonen bewegingen sneller uitvoeren als ze geblokt oefenen, heeft dit de voorkeur. De snellere uitvoering werkt waarschijnlijk extra motiverend.
2 1 (13
CVR wOR DT STaGEPl a aTS VO OR n I EuwE OPlEI DI n G H a n DTH ER a P I E In maar t star t een nieuwe opleiding handtherapie . naast de al bestaande opleiding in Rotterdam komt er ook een in amsterdam; Pro- education gaat die opleiding verzorgen. Het beroep handtherapeut wordt steeds populairder. wie de opleiding wil gaan doen, staat jaren op de wachtlijst . Dat de vraag groot is, blijkt uit het feit dat Pro- education in juni 2008 al meer dan der tig aanmeldingen had voor de nieuwe opleiding . Revalidatiearts Corry van der Sluis en de ergotherapeuten Paula Wijdenes en Melanie Eissens van het Centrum voor Revalidatie zijn van begin af aan betrokken geweest bij het opzetten van de nieuwe opleiding. Ze vormden samen met een plastisch chirurg, een ergotherapeut en een fysiotherapeut uit Amsterdam de projectgroep, die het programma vorm gaf. De leden van deze projectgroep gaan straks ook als docent een deel van de opleiding op zich nemen. Het Centrum voor Revalidatie - UMCG zal stageplaats worden, evenals bijvoorbeeld UMC- Nijmegen, AMC-Amsterdam.
Praktisch
Het verschil met de bestaande opleiding is dat de nieuwe opleiding meer hands on gericht is. Er is meer aandacht voor het praktisch oefenen met bijvoorbeeld massagetechnieken, tractie-translatietechnieken, goniometrie, het gebruik van meetinstrumenten maar ook voor het maken van spalken. Verder zijn er snijzaalcolleges om de anatomie van de hand inzichtelijk te maken. De opleiding is vooral geschikt voor afgestudeerde fysio- en ergotherapeuten, bij voorkeur met enige ervaring op het gebied van handtherapie.
De opleiding bestaat uit vier modules: • beginselen in de handtherapie (drie dagen) • handtherapie bij traumatische handletsels (vier dagen) • handtherapie bij reumatische aandoeningen en polsproblematiek (vier dagen) • handtherapie bij neurologische aandoeningen en chronische pijn (vier dagen) De modules kunnen ook los van elkaar gevolgd worden; ze worden afgesloten met een toets. Meer informatie vindt u op: http://www.proeducation.nl/ handtherapie/opleiding.
maart 2009
E u RO P E S E C E RTI F I C E R I n G Han DTH E R aP I E Handtherapie is een specialisatie die zowel f ysiotherapeuten als ergotherapeuten kunnen behalen. Het nederlands Gezelschap voor Handtherapie (nGHT ) probeer t al enige tijd via de beroepsverenigingen van de f ysio- en de ergotherapeuten erkenning van de specialisatie ‘handtherapeut ’ te verkrijgen. Het nGHT wil hiermee de kwaliteit van deze beroepsbeoefenaren optimaliseren. De groep handtherapeuten is echter vooralsnog te klein om deze erkenning te krijgen. Tijdens vergaderingen van The European Federation of Societies for Hand Therapy blijkt dat veel landen in Europa tegen hetzelfde probleem aanlopen. Om zowel op nationaal als op internationaal niveau toch erkenning te krijgen voor het beroep handtherapeut, heeft het NGHT het voortouw genomen. Lichtend voorbeeld hierbij zijn de Nederlandse handchirurgen, die het ook is gelukt erkenning te krijgen.
Therapeuten CvR nemen het voortouw
De revalidatie van het UMCG heeft vanaf het begin een bepalende rol gespeeld in de ontwikkeling van de handtherapie, niet alleen in Nederland maar ook in Europa. Margreet ter Schegget, destijds hoofd ergotherapie van de poli, was in 1990 één van de oprichters van het Nederlands Gezelschap voor Handtherapie (NGHT) en de eerste voorzitter. Ze werd in 1999 voorzitter van The European Federation of Societies for Hand Therapy (EFSHT). Die bepalende rol van het CvR is, ook na het vertrek van Ter Schegget, gebleven: Joline Bosmans zat zo’n tien jaar in de redactie van het Nederlands Tijdschrift voor Handtherapie, waarvan vier jaar tevens als bestuurslid van het NGHT, Sietske Romkema is nu eindredactrice en vormgever van het tijdschrift. Melanie Eissens zit voor het vierde jaar in het bestuur; zij houdt zich onder meer bezig met het certificeringstraject.
Eissens: “Het NGHT heeft een hand profile opgesteld, een globale beschrijving van eisen en voorwaarden waaraan een handtherapeut moet voldoen. Met de enthousiaste participatie van alle betrokken landen is de EFSHT hiermee in Europa aan de slag gegaan en inmiddels is de European Certified Hand Therapist (ECHT) een feit. Die moet nu ingevuld worden en de NGHT is hard bezig met de ontwikkeling van een portfolio, nodig om de kwaliteit te waarborgen. Het streven is om de inhoud in het voorjaar 2009 op hoofdlijnen klaar te hebben. Na goedkeuring van de leden kan dit dan op nationaal niveau geïmplementeerd worden.” Op Europees niveau moet de inhoud van de portfolio nog worden bepaald; dat traject laat nog even op zich wachten, maar ook op internationaal niveau is er al belangstelling getoond voor de ECHT.
4 1 (15
nabehandeling buigpees letsels:
VI ER PO RTR ETTE n:
cv R h e e ft nie u we vo o r lichting sfilm Het CvR heeft een nieuwe voorlichtingsfilm laten maken. Onder de titel ‘Vier portretten’ vertellen vier patiënten over hun ervaringen met het CvR. De film duurt ongeveer een kwartier; uiteraard is de film niet volledig en veel mogelijkheden van het CvR blijven onbelicht. Toch krijgt de kijker een goed beeld van wat revalideren in het CvR inhoudt. De film is voor veel doeleinden te gebruiken: patiënten die voor het eerst naar Beatrixoord gaan, studenten en co-assistenten die in het kader van hun opleiding met het CvR te maken krijgen of nieuwe medewerkers in het UMCG die een beeld willen krijgen van wat revalideren inhoudt. De film (gemaakt door Arno Cupédo en Joke Stulp) is gratis en te bestellen via de website www.centrumvoorrevalidatie.nl
O P DE E n E O F DE an DE R E m an I E R ? john van loenen, in opleiding tot revalidatiear ts, doet onderzoek naar de effec tiviteit van de nabehandeling van buigpeesletsels aan de vingers onder de titel: Modified Kleiner t versus controlled early ac tive mobilisation, a pilot study. Patiënten die de buigpees van een vinger (zone II flexorpeesletsel) hebben doorgesneden, worden door de plastisch chirurgen allemaal via dezelfde methode geopereerd. Direct daarna worden ze aangemeld bij de handtherapeut voor nabehandeling. Grofweg worden wereldwijd twee behandelmethoden gebruikt; alleen heeft er nog nooit iemand onderzocht welke methode de voorkeur verdient. De handtherapeutische behandeling is dan ook de kern van Van Loenens onderzoek. Van Loenen: “In de ene methode draagt de patiënt zes weken een zogenaamde Kleinert-spalk en gaat hij vervolgens, op geleide van een protocol, de vingers weer bewegen. Bij de andere methode
krijgt de patiënt kortdurend een spalk tot de wond goed genezen is, waarna hij, ook weer volgens protocol, direct begint met het bewegen van de vingers. Wij verwachten nu dat deze laatste methode een beter resultaat geeft voor wat betreft het motorische herstel van de vinger. Ook verwachten we dat deze laatste methode minder therapietijd vraagt en dus goedkoper en patiëntvriendelijker is en dat deze patiënten, doordat de bewegelijkheid van de vinger beter wordt, sneller weer hun werk kunnen hervatten.” John van Loenen ziet deze patiënten zes en twaalf weken na de operatie, zonder te weten welke behandeling zij krijgen. Hij onderzoekt de bewegelijkheid van de vingers en de kracht in hand/vingers. Daarnaast vullen de patiënten vragenlijsten in over de mogelijkheden en het functioneren van de hand. Met de uitkomst van deze gegevens hoopt hij een duidelijk verschil tussen de beide behandelmethoden te kunnen aantonen. Meer informatie over dit onderzoek bij:
[email protected] Dr. Corry van der Sluis is de begeleider van dit onderzoek.
n I Euw: SC H R Ij F C u RSuS VO OR PROmOVEn DI Dr. Pieter Dijkstra is als klinisch epidemioloog in het CvR betrokken bij veel wetenschappelijke activiteiten van het CvR. Hij doet met name de begeleiding van AIOS-en (revalidatieartsen in opleiding tot specialist), die in het kader van hun specialisatie onderzoek doen, en AIO’s (assistenten in opleiding), bijvoorbeeld Bewegingswetenschappers in een promotietraject. De begeleiding strekt van het allereerste idee over een onderzoek tot en met de laatste punt van een artikel. En juist die laatste punt, daar gaat het om...
Balk
Dijkstra: “We worden afgerekend op onze wetenschappelijke productie en dan is het erg belangrijk om zoveel mogelijk in het bovenste segment van de wetenschappelijke vakbladen te publiceren. Het doel van onderzoek is inzicht te krijgen in het
maart 2009
probleem dat is onderzocht en ervoor te zorgen dat de resultaten gelezen en geciteerd worden. De onderzoeksresultaten moeten een zo groot mogelijke impact hebben. Om in het bovenste segment geaccepteerd te worden, moet in de eerste plaats het onderzoek goed zijn opgezet en uitgevoerd en in de tweede plaats moet de boodschap goed worden overgebracht. Dus: klopt de redenering? Sla je geen stappen over? Beperk je je tot het onderwerp? Vaak zien onderzoekers wel de splinter in het artikel van de ander maar niet de balk in het eigen artikel.”
Ambacht
voor Gezondheidsvraagstukken), de cursus ‘Scientific writing and publishing course’ ontwikkeld voor promovendi van SHARE. In de cursus leren onderzoekers, die in de schrijffase van hun onderzoek zitten, ook het ambacht ‘schrijven’. Waar zet je wat? Wat voor een soort schrijver ben je? Wat moet je doen en vooral: wat moet je niet doen? Vanwege de buitenlandse bursalen is de cursus in het Engels. De cursus wordt tweemaal per jaar gegeven en bestaat uit tien bijeenkomsten waar acht docenten ieder een eigen onderwerp behandelen onlangs beet Dijkstra zelf het spits af met The basic anatomy of a research paper.
Die jarenlange instructies aan onderzoekers kon efficiënter. Daarom heeft Pieter Dijkstra, samen met professor dr. Robbert Sanderman en professor dr. Jim Coyne van SHARE (het voormalige Noordelijk Centrum
6 1 (17
mEER Dan allEEn E En P ROTH ESE Centrum voor Revalidatie en OIm Or thopedie organiseren informatiedag voor (mogelijke) prothesedragers De afdeling Ergotherapie van het Centrum voor Revalidatie heeft, in samenwerking met studenten Ergotherapie van de Hogeschool Zuyd in Heerlen, een voorlichtingsfilm gemaakt over prothetisering voor mensen die een arm of hand missen onder de titel ‘Meer dan alleen een prothese’. Er zijn twee versies van de film: één voor volwassenen en één voor kinderen en hun ouders. De film – waarin prothesedragers uitvoerig aan het woord koHoe verder? men - behandelt vragen als: wanneer en waarom kies je voor een prothese? Welke protheses zijn er? Wat zijn de voor- en nadelen?
Feest
Het CvR ziet de patiënt als partner in de behandeling en met partners doe je af en toe iets gezelligs. Mensen die een hand of arm missen, al dan niet prothesedrager, die bekend zijn of waren bij het CvR en de OIM Orthopedie zijn daarom uitgenodigd voor de feestelijke première van de film op zaterdag 16 mei van 10 - tot 14 uur, polikliniek Revalidatie – UMCG, Hanzeplein 1, Groningen.
R E F E R E nTI Ewa aR DE n a R B E I D S B E l aSTBa a R H E I D Va n 70 0 P RO E F P E RS O n E n Rob van der Veen (22) Met Remko Soer als opdrachtgever, Chris is derdejaars student Nieboer als programmeur en Allan HofBedrijfskundige stede, hoofd A&I, als stagebegeleider deed Informatica aan de Saxion Rob een stage op het vlak van softwareHogeschool in Enschede . ontwikkeling van klinische toepassingen medio augustus 2008 binnen de informatica. Hij was gevraagd begon hij in locatie de mogelijkheid te onderzoeken de Beatrixoord met een stage testgegevens van zevenhonderd proefpervan honderd dagen bij de sonen via een softwareapplicatie op de afdeling automatisering markt te brengen. en Informatisering , in Wanneer u besluit mee te doen, vragen wij u om bijgevoegd deelnamesamenwerking met de Remko Soer en Michiel Reneman van Team formulier in te vullen en deze met de post aan ons op te sturen. U kunt afdeling arbeid. Arbeid van het CvR deden de afgelopen gebruik maken van de antwoordenvelop. Een postzegel is niet jaren nodig. uitvoerig onderzoek naar arbeidsbeNadat wij het deelnameformulier hebben ontvangen, nemen wij telelastbaarheid door middel van de zogefonisch contact met u op voor het maken van een afspraak voor het naamde Functionele Capaciteits Evaluatie, de FCE. De FCE is een performance onderzoek. Deze afspraak wordt vervolgens schriftelijk bevestigd. based-test Wanneer u niet wilt meedoen, hoeft u niets te doen. Wij zullen u niet die inzicht geeft in de fysieke belastbaarheid van de cliënt in relatie tot meer benaderen. arbeidsbelasting. De individuele resultaten Meer deelnameformulieren kunt u downloaden via www.acag.nl
testen en programmeren van de applicatie. Daarnaast beschrijf ik de financiële, juridische, ICT-technische en personele kaders waarbinnen het softwareproduct straks kan worden verkocht.”
TE KOOP
De referentiewaarden worden eerst gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift en zijn daarmee voor iedereen vrij beschikbaar. In het kader van de gebruiksvriendelijkheid is de applicatie ontwikkeld. Zodra de applicatie klaar is, is hij te koop via de website: www.centrumvoorrevalidatie-umcg.nl.
De prijs is nog niet bekend. De opbrengst wordt gebruikt voor verdere ontwikkeling op het gebied van arbeidsrevalidatie. De gegevens zijn interessant voor verzekerings-, arbeids- en revalidatiegeneeskundige. Met deze data kunnen patiënten een beter advies krijgen over hun arbeidsbelastbaarheid en wellicht beter passende functies. Momenteel wordt bekeken of het onderzoek op kleinere schaal herhaald kan worden in de USA. Als de data overeenkomen kan het product wellicht ook daar worden verkocht.
worden afgezet tegen de fysieke eisen van de functie. Op die manier ontstaat dus inRondom de première is een aantal activiteiten zicht in de inzetbaarheid voor een functie. Samenvattend georganiseerd. Zo is er informatie over de ontRuim zevenhonderd proefpersonen zijn Wanneer u deelneemt, is de procedure als volgt: wikkeling van een prothese-oefenprogramma, door Soer c.s. met de FCE onderzocht met • Insturen deelnameformulier. orthopedisch instrumentmakers van de OIM als doel referentiewaarden te krijgen • U wordt gebeld voor een afspraak. laten de nieuwste ontwikkelingen zien en pavoor de Nederlandse situatie; een grote • U krijgt een schriftelijke bevestiging van de afspraak en de vragenlijsten tiënten vertellen over hun ervaringen. Voor de hoeveelheid aan gegevens die verwerkt thuisgestuurd. kleintjes is er uitgebreide speelgelegenheid, moest worden. • Thuis invullen vragenlijsten (en meenemen naar het onderzoek). er is een informatiemarkt met stands van • Uitvoering belastbaarheidsonderzoek. Softwareapplicatie patiëntenverenigingen maar ook prothesema• Na één jaar: kort beantwoorden van schriftelijke vragen (via de post). Rob van der Veen: “Als stageopdracht leid ker Otto Bock en de firma Loth-Fabenim zijn ik het softwareontwikkelingsproject van aanwezig. de te maken softwareapplicatie. Dit hele Nadere informatie project wordt volgens een gestructureerHeel speciaal is het optreden van Dorien Doorn die, begeleid door een gitaMocht u na het lezen van deze brochure, voor of tijdens het onderzoek de methode uitgevoerd. Ik ben begonnen rist, een aantal nummers zal zingen. Dorien heeft met succes opgetreden in nog nadere informatie willen ontvangen of komen er nog vragen u proces op nauwkeurig in kaart te hetbij hele het programma de X-factor van RTl-4. dan kunt u altijd contact opnemen met de projectleider, de onderzoeker, brengen. De zogenaamde requirements, of het secretariaat. Contact gegevens vindt u onder aan deze brief. de eisen waaraan het programma moet Meer informatie bij het
[email protected] of Indien u nadere informatie wenst onafhankelijk van de uitvoerders vanheb hetik met Soer besproken. voldoen, telefonisch: 050 361 1484. Vervolgens hebben we in overleg met de onderzoek dan kunt u contact opnemen met drs. C. Muskee, revalidatieprogrammeur de functionaliteit van de arts Centrum voor Revalidatie UMCG, telefoon (050) 533 84 44. softwareapplicatie bepaald. Daarna zijn Wij hopen u voldoende te hebben geïnformeerd en hopen datdeu technische bereid voorwaarden vastgesteld, zoals de programmeertaal tot en met het bent om aan dit onderzoek deel te nemen.
Drs. R. Soer, onderzoeker Dr. M.F. Reneman, projectleider maart 2009
Centrum voor Revalidatie, locatie Beatrixoord
8 1 (19
Vanaf 9 maart tot de zomer exposeert Leo de Lijster zijn werk in de wachtkamer van locatie Groningen. De wachtkamer is tijdens kantooruren vrij toegankelijk (UMCG, Fonteinstraat 4) De Lijster werkt bij voorkeur op locatie. Onder invloed van de weersomstandigheden resulteert dit in spontane schilderijen, mede vormgegeven door een stevige storm, winterse kou of een hittegolf. Inspiratie vindt hij in de natuur en muziek, maar ook de mens en het menselijk handelen leveren fraaie schilderijen op. “Als kunstenaar streef ik ernaar schilderijen te maken die kracht, levendigheid en muzikaliteit uitstralen, liefst met brilliante glas-in-lood flonkeringen.” Zie ook: www.leodelijster.nl