jaargang 5
• nummer 2 • juli 2010
ce ntrum voor revali dati e AFSCHEID COR MUSKEE
PIJNTEAM VERKORT WACHTLIJST
GEERTZEN PRESIDENT ISPO
De godfather colofon Revisie is het externe magazine van het Centrum voor Revalidatie – UMCG en laat zien wat het CvR en de afdeling Revalidatiegeneeskunde te bieden hebben aan patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs, ook op het gebied van revalidatie Chronisch Zieken. Het CvR heeft circa 650 medewerkers, verdeeld over twee locaties: de locatie Groningen, waar de nadruk ligt op diagnostiek en behandeling in de vroege fase; de locatie Beatrixoord, met 180 bedden, waar de nadruk meer ligt op klinische en poliklinische behandeling. Revisie wordt verstuurd aan huisartsen en medisch specialisten in de drie noordelijke provincies, revalidatieartsen en revalidatiecentra in Nederland, patiëntenverenigingen, relevante beroepsverenigingen, opleidingscentra en andere externe contacten. Revisie verschijnt viermaal per jaar in een oplage van tweeduizend exemplaren. Redactie: drs. S. van Twillert, drs. S. van der Meulen, M.A. de Jong (eindredactie). Fotografie: Bert Hofstra, Marleen van Dijk en Maerian de Jong. Correspondentieadres: Universitair Medisch Centrum Groningen, PK Revalidatie, M.A. de Jong, Postbus 30.001, 9700 RB Groningen. E-mail:
[email protected]. Tel. 050 361 3626. Vormgeving, druk en verspreiding: Koninklijke Van Gorcum Assen.
Het komt niet zo vaak voor dat collega’s echt tot hun 65e verjaardag doorwerken en slechts zelden neemt iemand op zijn 65e verjaardag afscheid. Revalidatiearts Cor Muskee van het Pijnrevalidatieteam deed dat wel: op 4 juni namen wij feestelijk afscheid van hem. Na hem eerst voor zijn verjaardag toegezongen te hebben, werd aan de hand van een symposium zijn loopbaan belicht en daarmee ontstond vanzelf ook een historisch overzicht van de ontwikkeling die de pijnrevalidatie in de afgelopen vijfentwintig jaar in Nederland - en speCor Muskee tijdens zijn cifiek in Groningen - heeft doorgemaakt. afscheidssymposium Cor Muskee heeft daaraan ruimschoots een hele stapel stenen bijgedragen. De verschillende sprekers hadden hun voordrachten zwaar gelardeerd met anekdotes over de manier waarop Cor zijn werk uitvoerde - het publiek heeft zich niet verveeld.
4
Nog meer onderzoekers INTERVIEW: Halverwege het traject
16
Cor werd, na een korte periode als huisarts, alsnog revalidatiearts en daarna ook manueel arts. En juist omdat hij zag hoe de sociale omstandigheden van mensen medebepalend zijn voor hun welbevinden, ontwikkelde hij zich in de pijnrevalidatie. Met het vertrek van Cor verdwijnt een waarachtig mens uit het Centrum voor Revalidatie. Een dokter van de oude stempel, een monument. Niet primair een wetenschapper maar een clinicus met het hart op de juiste plaats. Een arts met oprechte interesse in mensen, van hun afkomst tot hun taalgebruik toe. Misschien was dat wel de voornaamste reden dat hij, hoewel de jaren toenamen en hij ook lichamelijk wat hick ups kende, gemotiveerd bleef voor elke ontwikkeling, gefascineerd door en betrokken bij zijn patiënten. Hij was, zoals professor dr. Jan Geertzen zei, de godfather van de pijnrevalidatie. We gaan hem zeker missen! Mw. drs. Ytje Jensma, manager Zorg Centrum voor Revalidatie – UMCG
juli 2010
Onderzoekers van beide locaties komen aan het woord. Zij laten zien waar zij mee bezig zijn, zowel op het gebied van Revali dati egeneeskunde als op het gebi ed van chroni sch z i eken.
12
De zorg moet beter en effi c i ënter. Dat kan alleen als er een goed gestroomlijnd zorgproces i s. Wi etz e de Jong is projectleider Zorglogistiek in Beatr i xoord.
10 PORTRET: Cor Muskee
Zorglogistiek werkt
Terras bijna klaar Een core set voor arbeidsrevalidatie Hoe rekenvaardig is de verpleging? Geertzen president ISPO Groningen – Gent en vice versa Groepstherapie voor ‘jonge’ Parkinson-patiënten Nederlands certificaat voor handtherapeuten Jaarverslag 2009 is uit Internationale samenwerking met Canada Visie op onderzoek Het COPD-nazorgnetwerk breidt weer uit Revalidatiegeneeskunde - UMCG schrijft mee aan standaardwerk ‘Fysische diagnostiek’ PRIJZEN EN PUBLICATIES
EN VERDER:
2(3
A TI KE L
“Als we meer inzicht hebben in de factoren die een rol spelen bij het vroegtijdig stoppen met nazorg (training onder leiding van een fysiotherapeut), dan kunnen we daar in een vervolgonderzoek interventies op inzetten om het te voorkomen.” Haitze de Vries, bewegingswetenschapper, onderzoekt in het Ontwikkelcentrum PijnRevalidatie welke factoren bepalen of iemand met chronische pijn blijft werken. “Veel mensen met chronische aspecifieke pijn hebben moeite om in het arbeidsproces te blijven en doen een beroep op de ziektewet of, in een later stadium, de WIA. Toch weten we dat er ook veel mensen met chronische pijn doorwerken, maar wetenschappelijke kennis over deze groep doorwerkers ontbreekt tot dusverre.” De promotie wordt medio 2012 afgerond, projectleider is dr. Michiel Reneman.
Nog meer onderzoekers De onderzoekers van locatie Beatrixoord: v.l.n.r. Franka Waterschoot, Remko Soer, Haitze de Vries, Feyuna Jansma, Sacha van Twillert, Christa Nanninga en Indra Arendz.
In een universitair revalidatiecentrum als het Centrum voor Revalidatie neemt onderzoek een prominente plaats in. In de vor ige Arcade kwamen de buitenlandse onderzoekers aan bod, de bursalen. Deze keer de Nederlandse onderzoekers op beide locaties van het CvR en de afdeling Revalidatiegeneeskunde.
juli 2010
Remko Soer is na zijn promotie in 2009 onderzoeker gebleven bij het Ontwikkelcentrum PijnRevalidatie. Hij houdt zich bezig met het opzetten van nascholingstrajecten voor medici en paramedici op het gebied van chronische pijn. Tevens doet hij onderzoek op het gebied van Pijn en Arbeid naar arbeidsbelastbaarheid en hartcoherentietraining bij chronische pijn.
In locatie Beatrixoord ondersteunt de afdeling OKER het wetenschappelijk onderzoek dat daar gebeurt. Medewerkers van het centrum kunnen er terecht met alle vragen en problemen die te maken hebben met revalidatieonderzoek. OKER heeft tevens een coördinerende rol, het bundelt krachten waardoor kennis en expertise worden gedeeld en gestroomlijnd. OKER slaat een brug tussen theorie, onderzoek en praktijk. Vragen vanuit de revalidatiepraktijk worden
vertaald naar wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke inzichten worden vertaald naar nieuwe behandelmodules. Een overzicht van de onderzoeksprojecten in locatie Beatrixoord. Ankie Heerema, fysiotherapeut, doet onderzoek naar therapietrouw in de nazorg van COPD-patiënten na longrevalidatie (projectleider dr. Ilse Stuive). De patiënten worden na revalidatie een jaar lang gevolgd.
Frouwien van der Hoek, kinderfysiotherapeut, doet onderzoek naar fysieke fitheid bij kinderen met DCD (projectleider dr. Ilse Stuive), daar is binnen de Kinderrevalidatie nog geen onderzoek naar gedaan. De resultaten van het onderzoek kunnen aantonen of de huidige diagnostiek en behandelprogramma’s moeten worden aangepast. “Het is bijzonder uitdagend om naast mijn werkzaamheden als behandelaar ook constructief bezig te zijn met de theoretische onderbouwing van behandelprogramma’s.”
4(5
Judith Feiken, logopedist en klinisch linguïst, doet in samenwerking met afdeling Algemene Taalwetenschappen van de RuG en projectleider dr. Ant Lettinga onderzoek naar verbale apraxie of, om een internationale term te gebruiken, apraxie van de spraak. Zij ontwikkelt een diagnostisch instrument (DIAS) dat de kenmerken van deze stoornis identificeert en waarmee de ernst van de stoornis kan worden vastgesteld. Deze test wordt eind 2010 uitgegeven door Bohn, Stafleu en Van Loghum. Aansluitend wil Feiken therapiemateriaal ontwikkelen dat aansluit op het diagnostisch instrument, zodat in de toekomst apraxie van de spraak op maat kan worden behandeld. Sacha van Twillert, bewegingswetenschapper en stafmedewerker onderzoek, doet een promotieonderzoek naar het behoud van behandelresultaat bij patiënten met een beenamputatie (projectleider dr. Ant Lettinga). “Momenteel ben ik bezig met onderzoek naar het (lichamelijk) functioneren van amputatiepatiënten na ontslag uit het revalidatiecentrum. Daarnaast richt ik mij op het opzetten en evalueren van een nieuw behandelconcept, gericht op een goede voorbereiding op het functioneren thuis. Ik verwacht dat het een concrete aanvulling voor de dagelijkse revalidatiepraktijk biedt.” Franka Waterschoot, ergotherapeut, is in september 2009 gestart met een promotieonderzoek (projectleider dr. Michiel Reneman) naar de optimale dosis van multidisciplinaire revalidatie bij chronische pijnpatiënten. “Er is veel onderzoek gedaan naar de inhoud van multidisciplinaire behandelprogramma’s voor chronische pijn, er is echter nauwelijks onderzoek gedaan naar wat de optimale behandelduur en behandelfrequentie zijn. Het vernieuwende van dit project is dat we onderzoeken of we met minder behandelingen hetzelfde effect
“Er is nauwelijks onderzoek gedaan naar wat de optimale behandelduur en behandelfrequentie zijn. Wij onderzoeken of we met minder behandelingen hetzelfde effect kunnen bereiken.”
kunnen bereiken. Maatschappelijk gezien is dit een belangrijk aspect voor patiënten, behandelaars, werkgevers en verzekeraars, dat tot nu toe onderbelicht is gebleven in de wetenschappelijke literatuur.” Feyuna Jansma, bewegingswetenschapper en fysiotherapeut, doet een promotieonderzoek naar zelfmanagement in de revalidatie. “Op dit moment ben ik bezig om de resultaten van mijn observaties en interviews te analyseren. Dit geeft inzicht in hoe zelfmanagement eruit ziet in de behandelpraktijk. De volgende stap is om, op basis van de literatuur en de gegevens van het veldonderzoek, samen met de behandelaars de bestaande interventies te verbeteren, zodat patiënten als nóg betere zelfmanagers het revalidatiecentrum verlaten.” Haar project (projectleider dr. Ant Lettinga) loopt tot september 2012. Indra Arendz, fysiotherapeut, doet onderzoek naar de toepassing van lichamelijke training bij CVA-patiënten (projectleider drs. Sacha van Twillert). De bevindingen vertaalt ze in een conditionele trainingsmodule, die wordt toegepast tijdens het
revalidatieproces. “Bij chronische aandoeningen wordt al geruime tijd het belang van een goede conditie benadrukt. Bij CVApatiënten ligt de nadruk vooral op functionele revalidatie. Het wordt echter steeds duidelijker dat conditietraining ook bij deze patiënten gunstige effecten heeft.” Carina Koops werkt als psycholoog bij het Hart- en Longrevalidatieteam. Daarnaast doet zij onderzoek (projectleider dr. Ant Lettinga) naar generieke en ziektespecifieke factoren bij hart- en longpatiënten. Beide groepen revalideren in aparte modules met een gemeenschappelijk aspect, namelijk het aanleren van een actieve leefstijl. “Als we de patiëntenpopulatie in kaart brengen op andere dan medisch-diagnostische kenmerken, zou dat ons behandelaanbod kunnen verbeteren.” Christa Nanninga, bewegingswetenschapper en fysiotherapeut, wil met haar promotieonderzoek (projectleider dr. Ant Lettinga) de klinische revalidatie voor CVA-patiënten dichter bij huis brengen. “In dit onderzoek ontwikkelen we oplossingen om de kloof
juli 2010
De onderzoekers van locatie Groningen: v.l.n.r. Marlies Bodde, Ingrid de Jong, Jaap van Netten, Eva Jaarsma en Lonneke Opsteegh.
tussen de klinische situatie en de thuissituatie te overbruggen.” Eén van de oplossingen is de combinatie van klinische revalidatie en thuisrevalidatie; CVA-patiënten worden tijdens hun opname in het CvR in de thuissituatie behandeld. Het promotietraject wordt in 2013 afgerond.
Locatie Groningen
Waar locatie Beatrixoord relatief veel onderzoek doet ten behoeve van chronisch zieken, is het onderzoek in locatie Groningen allemaal speerpunt-gerelateerd. De afdeling Revalidatiegeneeskunde kent twee speerpunten: handen & voeten (inclusief amputaties) en chronische pijn. Lonneke Opsteegh, bewegingswetenschapper en psycholoog, doet een promotieonderzoek naar werkhervatting bij mensen met een acuut handletsel. Daarnaast ontwikkelt ze een interventiemethode om die werkhervatting te stimuleren. Haar project (projectleider dr. Corry van der Sluis) loopt van november 2005 tot november 2010.
Jaap van Netten, bewegingswetenschapper, onderzoekt het gebruik en de bruikbaarheid van orthopedische schoenen. “Ik wil meer inzicht krijgen in waarom mensen orthopedische schoenen al dan niet gebruiken, hoe ze bevallen, wat er verbeterd kan worden. Met die kennis kan de industrie zijn voordeel doen. Mijn onderzoek levert ook mooie PR op voor de orthopedische schoen.” De promotie staat gepland voor begin 2011 (promotor professor dr. Klaas Postema). Marlies Bodde, arts, combineert haar opleiding tot revalidatiearts met een promotieonderzoek naar amputatie als gevolg van Complex Regionaal PijnSyndroom; oktober 2012 moeten opleiding en promotie (promotor professor dr. Jan Geertzen) zijn afgerond. “Bij een zeer ernstige vorm van CRPS-1 wordt sinds enige tijd het aangedane lichaamsdeel soms geamputeerd. Ik onderzoek het zenuwweefsel van de amputaten, waarin veel afwijkingen te zien zijn. Daarnaast breng ik de literatuur over het onderwerp in kaart en onderzoek ik de kwaliteit van leven bij deze patiënten.”
Eva Jaarsma, bewegingswetenschapper, werkt sinds maart 2010 bij de afdeling Revalidatiegeneeskunde. Zij houdt zich bezig met de vraag wat belemmeringen en stimulansen zijn voor mensen met een lichamelijke beperking om te sporten. “Ik doe mijn onderzoek in samenwerking met NOC*NSF, dus ik richt mij onder meer op paralympische atleten.” Ze verwacht in 2014 te promoveren (promotor professor dr. Jan Geertzen). Ingrid de Jong, bewegingswetenschapper, participeert in een groot landelijk onderzoek naar het lichamelijke, psychologische en sociale functioneren van kinderen en jongeren met een aangeboren armafwijking, met of zonder prothese, en hun zorgbehoefte. Ingrid heeft on line deze jongeren, hun ouders en hun behandelaars geïnterviewd. Haar onderzoeksdeel duurt tot 1 oktober. (Projectleiders van het Groningse deel van het onderzoek zijn dr. H.A. Reinders-Messelink en dr. C.K. van der Sluis.)
6(7
Geertzen president ISPO
Een core set voor arbeidsrevalidatie
Professor dr. Jan Geertzen, hoofd van de afdeling Revalidatiegeneeskunde – UMCG, is tijdens het dertiende wereldcongres van de International Society for Prosthetics and Orthotics (ISPO) in Leipzig tot president benoemd.
De International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) is een classificatie die het functioneren van mensen met gezondheidsproblemen beschrijft. De ICF wordt wereldwijd gebruikt en is vooral binnen de revalidatie zeer bekend. De ICF bevat 1450 items. Dat is niet werkbaar en daarom worden er core sets gemaakt op basis van consensus van experts, bijvoorbeeld voor lagerugklachten, diabetes, borstkanker en artrose. Nu dus ook voor arbeidsrevalidatie.
K RT N I EU WS
Dr. Michiel Reneman van Team Arbeid, Revalidatiegeneeskunde - UMCG maakte deel uit van de consensusbijeenkomst voor arbeidsrevalidatie, die in mei in Zwitserland werd gehouden. Reneman: “Op basis van vier voorstudies had de Zwitserse voorbereidingsgroep 205 items geselecteerd. Aan ons als experts de taak om te komen tot een comprehensive set van items. Na drie dagen discussies en stemrondes hadden we een core set van dertien items. Aan de hand van deze dertien items wordt nu in wetenschappelijk onderzoek gerapporteerd. Het moet leiden tot eenduidigheid en verdere verdieping van onze kennis omtrent arbeidsrevalidatie.”
Dit zijn de dertien items voor de core set Arbeidsrevalidatie
Terras bijna klaar Een healing environment heet het. Het betekent dat de patiënt beter en sneller geneest in een prettige, mooie omgeving dan in een steriel-witte ziekenzaal. Of dat evidence based is, is de vraag maar prettig is het wel. Gebruikers van de nieuwe afdeling voor dwarslaesie, MS en polytrauma zijn er heel gelukkig mee. De afdeling is voorzien van allerlei hi tech toepassingen die een patiënt in staat stellen zo zelfstandig mogelijk te functioneren, het interieur is door een binnenhuisarchitect ontworpen en ademt een huiselijke sfeer, het uitzicht is op de Hortus. En nu - met de zomer op komst - zijn terras en tuin ook nagenoeg klaar. Er komt nog tuinmeubilair en het gras moet nog even groeien. Dan kunnen patiënten vanuit de kamer zo naar buiten. Misschien niet evidence based maar wel clinical based goed voor het herstel.
Activities & Participation • Acquiring skills • Handling stress and other psychological demands • Complex interpersonal interactions • Acquiring, keeping and terminating a job • Remunerative employment • Non-remunerative employment Environmental Factors • Immediate family • People in positions of authority • Health services, systems and policies • Labour and employment services, systems and policies Body Functions • Energy and drive functions • Higher-level cognitive functions • Exercise tolerance functions
juli 2010
Hoe rekenvaardig is de verpleging? Rekenfouten bij de toediening van medicijnen kunnen ernstige gevolgen hebben voor een patiënt – ‘meet 10 milliliter per 10 kg lichaamsgewicht af’. Als je dan op 600 milliliter uitkomt, heb je wel een zéér obese patiënt voor je! Daarom ontwikkelt het Cito een rekentoets die op de werksituatie van de verpleegkundige gericht is. Dit voorjaar hield het Cito de rekentoets onder 54 verzor genden en verpleegkundigen. Het CvR deed mee aan de pilot met 25 verpleegkundigen. Deelname aan de toets was vrijwillig. Willie Drent, staffunctionaris zorg, begeleidde de pilot en promootte deelname. Veel deelnemers vonden de 30 opgaven zeker niet makkelijk. Ook vond men de opgaven niet altijd even revalidatiepraktijk-gericht, waardoor er soms berekeningen gevraagd werden die op locatie Beatrixoord niet of nauwelijks voorkomen. Willie: “Ik heb grote bewondering voor de mensen die deelnamen aan deze toets. Je stelt jezelf toch kwetsbaar op en het kan heel confronterend zijn als later blijkt dat je het niet zo goed hebt gedaan. Dat zou echter wel een stimulans moeten zijn om je rekenvaardigheid vaker te oefenen. Alhoewel iemand die nu een goede score heeft, ook niet op zijn lauweren kan gaan rusten.” De helft voldoende Begin deze maand kwamen de resultaten terug. Alhoewel het Cito nog met een officiële normering moet komen, zeggen de scores toch wel iets over de huidige rekenvaardigheid. De gemiddelde score van de hele groep (54 deelnemers die dezelfde toets hebben gemaakt) is 19 van de 30 vragen goed. Van de 25 deelnemers uit het CvR hebben 10 deelnemers minder dan 19 vragen goed, 13 deelnemers hebben 19 – 25 vragen goed en 2 deelnemers hebben 25 – 30 vragen goed. Willie: “Het is nog niet duidelijk hoe wij het landelijk gezien hebben gedaan maar duidelijk is al wel dat we actie moeten ondernemen om de rekenvaardigheid te verbeteren want de uitslag van deze toets baart ons zorgen, zeker in het kader van de patiëntveiligheid.” Het MT-Zorg beraadt zich over te nemen acties.
De ISPO is een wereldwijde organisatie - actief in meer dan negentig landen - die zich bezighoudt met verbetering van de kwaliteit van leven van mensen die protheses, ortheses en hulpmiddelen gebruiken. De organisatie is multidisciplinair en bestaat onder andere uit revalidatieartsen, orthopedisch chirurgen, fysio- en ergotherapeuten, orthopedisch schoenmakers en prothesemakers. De ISPO wordt frequent geconsulteerd door de World Health Organisation, het Rode Kruis, de Verenigde Naties, USAID en andere organisaties. Geertzen liet weten door te zullen gaan op de ingeslagen weg met de missie Moving Beyond Physical Disability. Zijn speerpunt zal zijn het bevorderen van kwalitatief goed onderzoek. Het presidentschap is voor drie jaar. Het Bestuur bestaat de komende periode uit: Bengt Soderberg (Zweden), John Michael (USA), Mads Harbo (Denemarken), Margaret Hodge (Australië), Rosie Jovane (Panama), Takaaki Chin (Japan), Rajiv Hanspal (UK), Hung-Hei Kwan (China) en Harmen van der Linde (Nederland).
Geertzen geeft zijn voorganger, Dan Blocka, een paar klompen.
8(9
Cor Muskee werd op 4 juni 65 jaar en nam die dag met een symposium en een receptie afscheid van het Centrum voor Revalidatie - UMCG. Hij was vijfentwintig jaar werkzaam als revalidatiear ts in de Pijnrevalidatie. Muskee stond aan de wieg van een andere benader ing van onbegr epen pijnk lachten.
P RTR E T
Cor Muskee neemt afscheid “Ik ga eerst een tijdje helemaal niks doen” zegt Muskee. Niet makkelijk voor iemand die altijd bezig was en geen veertigurige werkweek kende. In 2000 gaf zijn lichaam hem een waarschuwing en pas toen nam hij wat gas terug. Collega Rita Schiphorst Preuper: “Zijn lijfspreuk werd toen: het wordt iedere week weer vrijdag..”. Maar plan B ligt al klaar: vakantie, golfen, klussen, koken, tuinieren: “…iets met m’n handen.”
Huisarts
Cor Muskee heeft z’n wortels in de zuidoosthoek van Drenthe. Als jongen wilde hij plattelandsdokter worden in Drenthe. Het werd Winschoten, waar Muskee van 1975 tot 1979 huisarts was. Daar waren veel patiënten met onbegrepen klachten, die zowel in het Lucasziekenhuis als bij ‘het hoogste adres’, het AZG, niet beter werden. De Heilpraktiker net over de grens daarentegen verrichtte soms wonderen met manuele therapie. Hoe kon dat? Zijn fascinatie met onbegrepen klachten en het idee dat hij dat
probleem wel zou oplossen, leidden ertoe dat Muskee in 1979 alsnog begon met de specialisatie tot revalidatiearts.
Lekker corset
Muskee: “Voor de revalidatiearts bestond de behandeling van onbegrepen rugklachten in de zeventiger jaren standaard uit het aanmeten van een corset. Tijdens de zes weken levertijd kreeg de patiënt driemaal per week in Beatrixoord ‘de rode lamp en massage’. Als het corset klaar was, waren er twee mogelijkheden: het zat lekker of het zat niet lekker. Als het lekker zat, was daarmee de behandeling afgelopen. Als het niet lekker zat, werd het wat aangepast en was daarna de behandeling afgelopen. Na zes weken kwam de patiënt voor controle en als de klachten dan niet over waren, kreeg de patiënt te horen dat hij met de klachten moest leren leven.”
Door de kleren heen
ook factoren als leefstijl, ergonomie en belasting – belastbaarheid meewogen bij onbegrepen rugklachten. In 1980 begon Muskee daarom met de opleiding Manuele Geneeskunde in Eindhoven en in ’85 begon hij, samen met fysiotherapeut Bert Hofstra, in Beatrixoord met de Rugschool, een fysiotherapeutisch oefenprogramma met aandacht voor ergonomie en belasting belastbaarheid. Bert Hofstra over Muskee: “Cor was een echte dokter met hart voor zijn patiënten, altijd geïnteresseerd in de mens achter de pijn. Hij ontwikkelde een grote expertise op het gebied van de aspecifieke chronische pijnklachten, vooral op diagnostisch gebied. Hij kon vaak ‘door de kleren heen’ al wel zien wat er aan scheelde en dat sprak de patiënten erg aan.” Naast zijn werk in Beatrixoord en de polikliniek Revalidatie in het toenmalige AZG, zette Muskee tevens een revalidatieafdeling op in het Scheperziekenhuis in Emmen.
Begin tachtiger jaren groeide het besef dat
juli 2010
Psychosociaal
Internationaal kwam er steeds meer aandacht voor psychosociale factoren bij onbegrepen klachten - zeker toen in 1987 het Quebec-rapport uitkwam. Ook binnen Beatrixoord en de polikliniek Revalidatie (waar professor dr. Ludwig Göeken zeer actief was op het gebied van lagerugklachten en psycholoog Derk-Jan Birnie in 1991 promoveerde op chronische pijn) kreeg de psychologie een steeds grotere rol. In 1990 werd gedragstherapeut Sjoerd Dijkstra in Beatrixoord aangesteld als medebehandelaar in het Pijnteam; hij heeft een grote rol gespeeld in de ontwikkeling van Verder Met Pijn, een multidisciplinair pijnprogramma van psychologie, maatschappelijk werk, ergotherapie en fysiotherapie dat naast het fysiotherapeutische Rugschool op Maat werd opgezet. Beide programma’s waren gericht op verbetering van het functioneren, niet op pijnbestrijding. “Wij hadden in die tijd een grote expertise op het gebied van de behandeling van onbegrepen klachten. Als we wat meer middelen hadden gehad,
Pijn en Arbeid
Zowel in de Rugschool als in Verder met Pijn was en is terugkeer naar werk een belangrijk behandeldoel. In 1995 werd daarvoor een speciaal team ingesteld: Arbeid. Onder leiding van Michiel Reneman werd een, inmiddels internationaal vermaarde, onderzoekslijn opgezet op het gebied van pijn en arbeid, met talloze publicaties. “Muskee was ervan overtuigd dat werk voor iedereen goed is, en zeker voor mensen met chronische onbegrepen pijnklachten,” aldus Reneman. “Dit gedachtengoed is bepalend geweest voor zowel de patiëntenzorg als het wetenschappelijk onderzoek van het Pijnrevalidatieteam.” Inmiddels deed ook het meten zijn intrede. Wat was het effect van een behandeling? Wat was het verschil in resultaat tussen mono- en multidisciplinaire programma’s? Onderzoek elders liet zien dat een multidisciplinaire benadering geen aantoonbare meerwaarde zou hebben boven monodisciplinaire fysiotherapie, alhoewel follow up-onderzoek na een paar jaar nooit werd uitgevoerd. Dat was niet stimulerend…
“De chemie tussen behandelaar en patiënt is voor een groot deel verantwoordelijk voor het resultaat.” hadden we ons ook landelijk sterker kunnen profileren,” zegt Muskee terugkijkend. Collega Wim Jorritsma vertelt dat Muskee, werkende vanuit het biopsychosociale model, altijd twijfel hield over de meerwaarde van allerlei therapievormen, inclusief Verder met Pijn en manuele therapie, naast ‘gewoon uitleg en geruststelling’. “Afhankelijk van een interessante vergadering, cursus, of symposium dat we bezochten, ging de slinger in het biopsychosociale model uit enthousiasme meer naar bio of naar psychosociaal.”
Evidence vs expert based
Muskee: “Toch zegt zo’n 70-80% van de patiënten na afloop van het programma te zijn verbeterd en het werk weer te hebben hervat. Het mag dan misschien niet evidence based zijn maar als expert based clinicus ben ik van mening dat pijnrevalidatie zeker zinvol is. Wat daarbij essentieel is, zijn heldere inclusiecriteria. Zo moet de patiënt duidelijke behandeldoelen kunnen formuleren; bij werkverzuim moet in de loop van de behandeling en in goed overleg met de be-
drijfsarts, terugkeer naar het werk plaatsvinden en de patiënt moet goed gemotiveerd, leer- en trainbaar zijn volgens gedragstherapeutische principes. Van tevoren maken we duidelijk dat de behandeling voortijdig wordt beëindigd als na vijf weken blijkt dat de gestelde behandeldoelen waarschijnlijk niet worden bereikt. Patiënten krijgen in de behandeling inzicht welke factoren meespelen in hun klachten en functioneren. Wij leren ze daar vervolgens anders mee om te gaan.”
Charisma
Charisma kan Muskee niet ontzegd worden. Muskee geloofde in wat hij deed en zorgde ervoor dat de patiënt die opvatting deelde. Hij vond zorgvuldige uitleg en geruststelling over de klachten altijd van groot belang. “Er is al vaker aangetoond dat de relatie tussen behandelaar en patiënt voor een niet onbelangrijk deel verantwoordelijk voor het succes van een behandeling. Dat zal ook opgaan bij onze patiënten.” Niet alleen voor patiënten maar ook voor nieuwe collega’s was Cor Muskee een baken. Maikel Siebrecht is zo’n nieuwkomer. “Cor heeft een onwaarschijnlijk goed geheugen. Als ik als groen staflid dacht iets nieuws of nuttigs aan te dragen, kon Cor vaak uitgebreid en verbijsterend gedetailleerd vergelijkbare (en vaak vruchteloze) pogingen uit het verleden beschrijven. ‘Oude wijn in nieuwe zakken’ was dan vaak het wat cynische, maar nooit van humor gespeende credo. Ik kon daar erg van genieten.” Muskee heeft zijn bijdrage geleverd. “Helaas weten we nog steeds niet hoe pijn zich precies ontwikkelt tot chronische pijn. Ik heb altijd de hoop gehad dat we dé oplossing zouden vinden, dat zorgde er ook voor dat het werk leuk en boeiend bleef.” Mede dankzij Muskee heeft het Pijnrevalidatieteam zich in vijfentwintig jaar ontwikkeld tot één van de vier officiële Ontwikkelcentra PijnRevalidatie in Nederland, staat er een inspirerend opleidingstraject met specifieke stages pijnrevalidatie voor aiossen en kan het team bogen op een uitstekende wetenschappelijke productie. Muskee kan met een gerust hart iets met zijn handen gaan doen.
0 1 (11
“Om het goed te kunnen doen, heb je soms wel meer tijd nodig met een patiënt.”
Jannie Odding
Halverwege het traject… I TE RV I EW Het CvR begon eind 2009 met een gr oot opgezet bijscholingstraject in motiverende gespreksvoer ing (MG) voor alle behandelaars. Inmiddels is ongeveer de helft getraind. MG is een gesprekstechniek, waarmee behandelaars de verantwoordelijkheid voor de behandeling meer bij de patiënt leggen en zelf een coachende houding aannemen. Jannie Odding, regieverpleegkundige bij het Amputatieteam, en Anke Kooistra, bewegingsagoog bij het Har t- en Oncologieteam, hebben beiden met hun team de training gevolgd. Aan hen de vraag wat het effect tot nu toe is.
Hoe was de motivatie in jullie team? Anke: “Over het algemeen was de motivatie goed, al varieerde het van ‘kat uit de boom kijken’ tot ‘kom maar op.’ Eén van de voordelen van als team gaan, is dat we allemaal dezelfde informatie en oefeningen hebben gehad en dat we dezelfde taal hebben leren spreken op het gebied van het motiveren van patiënten.” Jannie: “Bij ons was de motivatie wisselend. De een vond het leuk, de ander was wat meer afwachtend.“ Beklijft de kennis ook? Jannie: “Daar moet ieder team zelf iets in ontwikkelen. In ons werkoverleg hebben we besloten een refereerbijeenkomst te wijden aan MG en een casuïstiekbespreking te houden. Wellicht dat we op die manier de kennis beter kunnen laten beklijven.” “Een vervolg zou moeten zijn om de cursus nog eens met elkaar te bespreken en te zien hoe het nu gaat met de toepassing ervan in de praktijk”, aldus Anke. Heeft iedereen iets aan de cursus gehad? Jannie: “Ik vond dat de mensen die er het meest aan zouden kunnen hebben, onvoldoende aan bod kwamen. Sommige men-
Anke Kooistra
sen vinden het doodeng om een rollenspel te spelen, die vermijden het dan ook. En er wordt niet getoetst of de cursist iets geleerd heeft. Dat is een gemis.” Anke: “In onze groep kwam iedereen aan bod bij de praktijkoefeningen. Niet iedereen vindt het gemakkelijk om zich in een groep kwetsbaar op te stellen, maar doordat je geen beurt kreeg en gewoon mocht inspringen, ging dat wel gemakkelijk. We oefenden met actrices die zich erg goed konden inleven in hun rol. We zaten aan tafel in een kring en dat maakte ook dat de aandacht niet verschrikkelijk op jezelf was gericht vergeleken met het ‘voor de klas’ moeten staan. Relatief gemakkelijk oefenen dus.” Sluit de leerstof aan bij je eigen werksituatie? Anke: “Ik vond de leerstof goed aansluiten bij mijn werksituatie. Als bewegingsagoog werk ik veel met patiënten die een gedragsverandering willen maken. Het is zeker leerstof die goed aansluit bij het werken met chronisch zieken.” Jannie: “In de eerste bijeenkomst vond ik de casus onrealistisch en niet afgestemd op onze situatie. In de tweede bijeenkomst ging het al beter, daar werd meer uitgehaald.”
juli 2010
signaleren, in plaats van het al te benoemen - al is dat laatste voor sommige patiënten ook een geschikte methode.” Heb je wat geleerd van de cursus? Jannie: “Ik denk dat iemand die in de revalidatie werkt, deze techniek eigenlijk al min of meer toepast, bewust of onbewust. Zo’n cursus als deze zou dan een training moeten zijn om de kennis weer even op te frissen. Het is goed dat je ermee bezig bent maar eigenlijk zou je dit allemaal al tijdens de opleiding gehad moeten hebben.” Anke: ”Ik heb niet zozeer nieuwe dingen geleerd maar ik heb wel een spiegel voorgehouden gekregen. Dat maakte mij erop attent dat ik veel signaleer bij een ander, maar dat ik dit ook de patiënt zelf moet laten
Wat vind je van het boek en van de digitale leeromgeving, het Motivatieplein? Anke: “Het boek vind ik gemakkelijk leesbaar en wat mij betreft erg geschikt om breed toe te passen in de organisatie. Het Motivatieplein heb ik alleen bezocht om de opdrachten te maken maar dat ging wel goed.” Jannie: “Ik vind de stijl in het boek over het algemeen te wollig en de indeling op het Motivatieplein vind ik niet overzichtelijk. Aanvankelijk vond ik het tempo te langzaam en de toon in de filmpjes wat wollig. Dat wollige ligt mij niet zo.”
Merk je veranderingen in je werkhouding dankzij de cursus? Jannie: “Niet echt, ik was al gewend om mijn technieken aan te passen aan de situatie. Ik heb wel zo mijn valkuilen en daar probeer ik aan te denken. Niet door deze specifieke training, dat zou ook door een andere training, die gericht is op gespreksvaardigheden, bewerkstelligd zijn.” Anke: “Ik ben mij meer bewust geworden van mijn werkhouding en kan daardoor beter terugschakelen om de snelheid er wat uit te halen. En waar mogelijk kan ik het gesprek meer bij de patiënt neerleggen. Overigens: om deze gesprekstechniek goed te kunnen doen, heb ik soms meer tijd nodig met een patiënt. En die heb ik niet altijd, waardoor ik toch snel een observatie benoem en de patiënt hier en daar wat voorkauw. Misschien is een cursus ‘motiverende gespreksvoering in sneltreinvaart’ nog een idee?”
2 1 (13
Nederlands certificaat voor handtherapeuten Op het jubileumcongres van het Nederlands Gezelschap voor Handtherapie (NGHT), dat 5 juni in Amsterdam werd gehouden, werd het eerste Certificaat Handtherapeut - Nederland uitgereikt. Het NGHT heeft zich jarenlang beijverd voor een officiële certificering van het beroep handtherapeut.
K RT N I EU WS
Wie in aanmerking wil komen voor het Nederlandse certificaat, moet de toetsingscommissie van het NGHT een portfolio overleggen. De kandidaat moet, aan de hand van een puntensysteem, aantonen over voldoende kennis en ervaring te beschikken om patiënten met aandoeningen van de bovenste extremiteiten te behandelen. Daarnaast wordt verwacht dat de kandidaat een bijdrage levert aan de Nederlandse handtherapie in algemene zin. Het Nederlandse certificaat dient als basis voor de European Certified Hand Therapist, waarvan de erkenning in 2011 wordt verwacht.
Groepstherapie voor ‘jonge’ Parkinson-patiënten
Melanie Eissens, handtherapeut in locatie Groningen, is bestuurslid van de NGHT en lid van de toetsingscommissie. “Ons doel is om erkenning te krijgen van de specialisatie tot handtherapeut. Als wij een officieel erkende specialisatie zijn, kunnen we bijvoorbeeld afspraken maken met zorgverzekeraars. We hopen dan ook dat veel handtherapeuten het certificaat gaan aanvragen. Op korte termijn krijgen al acht aanvragers het certificaat uitgereikt.” Gecertificeerde handtherapeuten zijn te herkennen aan CHT-NL achter hun naam.
Relatief jonge (tot 65 jaar) patiënten met de ziekte van Parkinson, die nog actief participeren in de maatschappij, merken op enig moment dat de ziekte invloed begint te krijgen op het dagelijks leven. Voor deze patiënten bestond tot nu toe in het Noorden geen behandelaanbod. Daarom is het Neurorevalidatieteam in april begonnen met een groepsprogramma voor deze patiënten.
Groningen – Gent en vice versa Revalidatiegeneeskunde – UMCG en Revalidatiewetenschappen van de Universiteit van Gent onderzoeken de mogelijkheid van samenwerking. Het idee hiervoor werd geboren tijdens de onderzoeksvisitatie van SHARE door een internationale commissie. Professor Guy Vanderstraeten maakte deel uit van die onderzoekscommissie; hij is als revalidatiearts verbonden aan de Vakgroep Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie van de Universiteit van Gent. De onderzoeksgebieden van Gent sluiten mooi aan bij wat er in Groningen aan onderzoek gebeurt. De medische staf van Revalidatiegeneeskunde - UMCG gaat binnenkort op bezoek in Gent. Er wordt onder meer gedacht aan gastdocentschappen door hoogleraren en uitwisseling van onderzoekers. In het kader van de internationalisering wordt ook samenwerking gezocht met de universiteit van Münster en de University of Strathclyde in Glasgow.
De belangrijkste zichtbare symptomen van Parkinson zijn motorisch van aard: onder andere stijfheid, bewegingsarmoede, trillen, moeite met het wisselen van motoriek en een afwijkend looppatroon kenmerken de ziekte. Daarnaast krijgen deze patiënten vaak last van vermoeidheid, problemen met slapen, denken of hun stemming.
Vroegtijdige interventie In het beginstadium zijn deze symptomen vaak sluimerend aanwezig. De patiënt merkt weliswaar beperkingen maar herkent ze nog niet altijd als zodanig. Door voorlichting leren de patiënten - maar ook de partners herkennen wat bij de ziekte hoort en krijgen ze handvatten aangereikt hoe ze hiermee kunnen omgaan. Aan de hand van sporten en bewegen worden verschillende aspecten in de praktijk geoefend maar wordt ook duidelijk dat bewegen nog steeds goed en vooral leuk kan zijn. Het lotgenotencontact in de groep biedt gelegenheid voor de uitwisseling van ervaringen. Door revalidatie kan de Parkinsonpatiënt, ondanks zijn beperkingen, beter functioneren en positieve ervaringen opdoen.
Theorie en praktijk Het Parkinson-behandelteam van locatie Beatrixoord heeft dit programma in overleg met neurologen en Parkinsonconsulenten van het Martiniziekenhuis en het UMCG ontwikkeld. Het gaat om tien bijeenkomsten van twee uur. In het eerste uur is er theorie/educatie, na de pauze is er een uur praktijk/ vaardigheidstraining. De educatie bestaat onder meer uit voorlichting over de ziekte, belastingbelastbaarheid, cognitieve gevolgen, hulpmiddelen en arbeid. De vaardigheidstraining sluit aan op het educatieve deel. Wat in het eerste uur is behandeld, wordt in het tweede uur geoefend. Twee keer per jaar start er een groep van maximaal zeven deelnemers. Voor meer informatie en de wijze van aanmelden:
[email protected]
juli 2010
Jaarverslag 2009 is uit Het jaarverslag 2009 van het Centrum voor Revalidatie en de afdeling Revalidatiegeneeskunde komt gelijktijdig met deze Revisie uit. Het jaarverslag staat op onze website: www.centrumvoorrevalidatie-umcg.nl. U kunt ook een papieren versie opvragen bij:
[email protected] of via het contactformulier van de website.
Jaarverslag 20
09
Centrum voo r Revalidatie Afdeling Revalidatiegen ees
kunde
Internationale samenwerking met Canada Professor Peter Kyberd, onderzoeker op het gebied van armprothesiologie, gaf 18 mei een lezing in het UMCG. Hij was uitgenodigd door revalidatiearts dr. Corry van der Sluis om te komen praten over internationale samenwerking. Van der Sluis is één van de projectleiders in het onderzoek naar de ontwikkeling van een trainingsprogramma voor myo-elektrische armprotheses. Kyberd, hoogleraar aan de Universiteit van New Brunswick’s Institute of Biomedical Engineering, doet in Canada soortgelijk onderzoek en kwam onder meer praten over uitwisseling. Bewegingswetenschapper Hanneke Bouwsema, die het onderzoek naar het trainingsprogramma uitvoert, gaat binnenkort bij Kyberd in Canada op bezoek. Kyberd is een vooraanstaand deskundige op het gebied van controle van armprotheses, een onderwerp waaraan hij al sinds de jaren tachtig werkt. Hij implanteerde toen elektroden om een robotarm meer controle te geven. Ook gebruikte hij gevoelige microfoons om vast te stellen of een prothesehand een voorwerp liet glippen. Kyberd kon daardoor een prothesehand maken die een rauw ei kon vasthouden zonder het te breken. Ook onderzocht hij de complexe draaibewegingen van de hand, in het bijzonder de duim.
4 1 (15
Zorglogistiek Werkt! A TI KE L
Pijnteam verkort wachttijden
De patiënt staat centraal maar tegelijker tijd moet de gezondheidszorg sneller, beter, goedkoper en effic iënter. Dat kan alleen als er een goed gestroomlijnd zorgproces is. Zorglogistiek heet dat. In locatie Beatr ixoord is Wietze de Jong projectleider Zorglogistiek.
Was het revalidatieproces tot nu toe veelal gericht op maatwerk - de unieke patiënt met het individuele behandelplan -, in de zorglogistiek staat de vraag centraal hoe we de patiënt optimaal door het zorgproces laten stromen. Daarvoor is een efficiënt zorgproces nodig met korte wachttijden, een goede doorstroming en een tijdige uitstroom. Essentieel daarbij is een tijdig inzicht in vraag en aanbod: hoeveel patiënten staan er op de wachtlijst, hoeveel zijn er in behandeling? Ook de capaciteit - hoeveel therapeuten zijn er deze week? - moet eerder inzichtelijk zijn. En wil de behandelcapaciteit afgestemd zijn op de vraag, dan moeten beide vier weken van tevoren bekend zijn. Dus ook medewerkers moeten vier weken van tevoren aangeven wanneer ze afwezig zijn. ‘Ik ben morgen naar cursus’ kan niet meer.
Pilot bij het Pijnteam
Wietze de Jong: “In 2009 hebben we de eerste veranderingen op het gebied van zorglogistiek en procesherinrichting ingevoerd, onder andere bij het Pijnteam, een relatief klein team, zonder bedden en met gestructureerde behandelmodules. Het Pijnteam leent zich goed voor een overzichtelijke planning. Het team kreeg een patiëntenvolgsysteem (PVS) dat op patiëntniveau inzicht geeft in de voortgang van het proces: in welke fase
van de behandeling zit de patiënt, hoeveel tijd is er besteed, hoe vaak heeft de patiënt afgezegd en halen we de geplande ontslagdatum.” Het Pijnteam heeft twee behandelprogramma’s: Rugscholing op Maat (RoM) en Verder met Pijn (VmP). In het kader van de procesherinrichting kwamen er vaste behandelprogramma’s van 8, 12, 16 en 20 weken. Met de planner – en de planning speelt een cruciale rol in dit proces - werd een vaste afspraak gemaakt over het wekelijks aantal te starten behandelingen. Beide partijen, patiënt en behandelaar, moeten zich dan wel aan de gemaakte afspraken houden, zodat zij over een langere periode weten waar ze aan toe zijn. Ook frequentiewijzigingen (‘meneer Jansen kan wel van drie naar twee keer per week’) kunnen alleen nog doorgevoerd worden na de patiëntenbespreking. De Jong: “Als het team zelf niet meer afzegt, kunnen we ook patiënten aanspreken op afzeggingen. Zeker als je weet dat een klein deel van de patiënten verantwoordelijk is voor een groot deel van alle afzeggingen.”
Beide partijen, moeten zich dan wel aan de gemaakte afspraken houden, zodat zij over een langere periode weten waar ze aan toe zijn. van behandelaars is er meer tijd voor intakes en blijkt het mogelijk te zijn met de huidige formatie meer patiënten voor RoM tegelijkertijd te behandelen - de wachtlijst kan dus aanzienlijk gereduceerd worden. De gemiddelde tijd dat VmP-patiënten in behandeling zijn, is afgenomen van 17,3 weken naar 15,2 weken. Dat betekent dat er op jaarbasis zo’n dertig patiënten meer behandeld kunnen worden en dat verkort de gemiddelde wachttijd. Kortom: zorglogistiek werkt voor het Pijnteam!
Meer productie
Het resultaat van de pilot in het Pijnteam is veelbelovend. Er is nu een balans tussen gestarte en beëindigde behandelingen en het Pijnteam is een betrouwbare zorgleverancier geworden. Door de efficiënte inzet
juli 2010
Wietze de Jong: ... ‘ik ben morgen naar cursus’ kan niet meer...
6 1 (17
Visie op onderzoek De afdeling Revalidatiegeneeskunde heeft haar visie op wetenschappelijk onderzoek onlangs geëvalueerd en bijgesteld. Met de bezuinigingen die ons zijn opgelegd wordt het steeds belangrijker personeel en middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten
De afdeling heeft besloten om alleen nog onderzoek te financieren dat past binnen de twee onderzoeksspeerpunten: • extremiteiten: aandoeningen aan en amputaties van handen en voeten • chronische pijn en arbeidsparticipatie.
In de komende jaren zullen die speerpunten nog meer met elkaar verbonden worden. Met deze verdieping en specialisatie van kennis wil de afdeling Revalidatiegeneeskunde zich nationaal en internationaal nog beter profileren.
K RT N I EU WS
Het COPDnazorgnetwerk breidt weer uit
Revalidatiegeneeskunde - UMCG schrijft mee aan standaardwerk ‘Fysische diagnostiek’
Twintig jaar geleden zette Janny Hilbolling van het Longrevalidatieteam in locatie Beatrixoord verschillende vormen van nazorg op, de afgelopen vijf jaar specifiek voor patiënten met een ernstige mate van COPD.
Zeer recent is het boek ‘Fysische diagnostiek – uitvoering en betekenis van het lichamelijk onderzoek’ verschenen. Anamnese en een degelijk lichamelijk onderzoek zijn nog steeds de basis van de diagnostiek. De uitvoering van een lichamelijk onderzoek kent echter grote verschillen. Het nieuwe boek voorziet in de behoefte aan een uniforme handleiding en biedt een langverwachte standaard voor lichamelijk onderzoek. ‘Fysische diagnostiek’ is waar mogelijk gebaseerd op wetenschappelijke onderbouwing en op consensus onder docenten in het vaardigheidsonderwijs. Alle medische faculteiten in Nederland hebben meegewerkt aan het boek.
Inmiddels draaien er groepen in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel en het einde is nog niet in zicht. Onlangs zijn er weer twee groepen toegevoegd aan het netwerk: verzorgingstehuis De Dilgt in Haren en verzorgingstehuis De Burcht in Hoogezand. In De Dilgt wordt de COPD-groep, bestaande uit acht mensen, begeleid door ziekenverzorgenden. De deelnemers trainen tweemaal per week bij de fysiotherapeut met krachttraining, conditietraining, wandeltraining buiten en zwemmen. Eenmaal per maand geven een diëtiste, een maatschappelijk werkende en een longverpleegkundige voorlichting over COPD. Daarnaast biedt het verzorgingstehuis ook creatieve en ontspannende activiteiten als dagbesteding. In De Burcht in Hoogezand begint komende september een groep van acht mensen. Het wachten is op de nieuwbouw van De Burcht en die is in juli klaar.
Hoofdstuk tien beschrijft het lichamelijk onderzoek van het bewegingsapparaat. De afdeling Revalidatiegeneeskunde - UMCG schreef daar aan mee. Dr. Rienk Dekker en dr. Corry van der Sluis leverden een bijdrage maar dr. Clemens Rommers leverde het leeuwendeel voor dit hoofdstuk. Fysische diagnostiek – uitvoering en betekenis van het lichamelijk onderzoek. ISBN 978 90 313 5226 5 Bohn Stafleu Van Loghum, € 74,50. Ieder exemplaar heeft een unieke inlogcode die gratis en onbeperkt toegang geeft tot de online versie van het boek met meer dan honderd video’s van lichamelijk onderzoek.
Tijdens de SHARE-meeting van 18 mei kregen drie onderzoekers van de afdeling Revalidatiegeneeskunde de SHARE PhD Top Publication Award toegekend. Zij publiceerden artikelen in een tijdschrift met impactfactor in de top-10% of top-30% van hun onderzoeksveld. Jaap van Netten kreeg twee prijzen voor zijn top-30% artikelen Development and reproducibility of a short questionnaire to measure use and usability of custom-made orthopaedic shoes in Journal of Rehabilitation Medicine en Use and usability of custom-made orthopaedic shoes in Journal of Rehabilitation Research and Development. Niels de Voogd kreeg een prijs voor zijn top-30% artikel More evidence that depressive symptoms predict mortality in COPD patient: is type D personality an alternative explanation? in Annals of Behavioral Medicine. Jesse Verschuren kreeg een prijs voor haar top-10% artikel Chronic disease and sexuality: a generic conceptual framework in Journal of Sex Research. De prijs moet gebruikt worden voor het eigen onderzoek.
juli 2010
Bieleman HJ, Oosterveld FGJ, Oostveen JCM, Reneman MF, Groothoff JW. Work participation and health status in early osteoarthritis of hip and/or knee: a comparison between Cohort Hip and Cohort Knee (CHECK) and Osteoarthritis Initiative (OAI). Arthritis Care Res, 2010, 62, 5: 683–689. Bolt A, Boer-Wilzing VG de, Geertzen JHB, Emmelot CH, Baars ECT, Dijkstra PU. Variation in measurements of transtibial stump model volume: a comparison of five methods. Am J Phys Med Rehabil 2010, 89, 5: 376-384. Bosmans JC, Geertzen JHB, Post WJ, Schans CP van der, Dijkstra PU. Factors associated with phantom limb pain: a 31/2-year prospective study. Clin Rehabil 2010, 24: 444-453.
Brouwer S, Reneman MF, Bültmann U, Klink JJ van der, Groothoff JW. A prospective study of return to work across health conditions: perceived work attitude, self-effficacy and perceived social support. J Occup Rehabil 2010, 20, 1: 104-112.
Wetenschappelijke publicaties van de afdeling Revalidatiegeneeskunde dit jaar. De lijst is niet volledig.
Curtze C, Otten B, Postema K. Effects of lower limb amputation on the mental rotation of feet. Exp Brain Res 2010, 201: 527-534.
Dissertaties Lelieveld OTHM. Physcial activity and physical fitness in juveline idiopathic arthritis. Promotores: Geertzen JHB, Sauer PJJ. Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit der Medische Wetenschappen, 7 april 2010, ISBN 978-90-367-4225-2 (printed), ISNB 978-90-367-4224-5 (digital) 2010: 125 pp.
Lelieveld OTHM, Armbrust W, Geertzen JHB. Graaf I de, Leeuwen MA van Sauer PJJ, Weert E van. Promoting physical activity in children with juvenile idiopathic arthritis through an internet-based program: Results of a pilot randomized controlled trial. Arthritis Care Res 2010, 62, 5: 697-703.
Meulenbelt HEJ. Skin problems of the stump in lower limb amputees. Promotores: Geertzen JHB, Jonkman MF, Dijkstra PU. Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit der Medische Wetenschappen, 28 april 2010, ISBN 978-94-6070-012-5, 2010: 150 pp. Boek Dijkstra PU. Oratie. Zijn we op de goede weg? Afdeling Revalidatiegeneeskunde, Centrum voor Revalidatie UMCG, ISBN 978-90-74768-44-3, 2010: 40 pp.
Zorgverzekeraar Menzis heeft inmiddels voor twee jaar subsidie toegekend aan het nazorgtraject.
Publicaties in internationaal tijdschrift (met impactfactor)
Perez RS, Zollinger PE, Dijkstra PU, Thomassen-Hilgersom IL, Zuurmond WW, Rosenbrand KC, Geertzen JHB. CRPS I Task Force. Evidence based guidelines for complex regional pain syndrome type 1. BMC neurol 2010, 10: 20
P I JZ EN| P UB LI C AT I E S
Reneman MF, Dijkstra A, Geertzen JHB,
Dijkstra PU. Psychometric properties of chronic pain acceptance questionnaires: a systematic review. Eur J Pain, 2010, 14: 457–465. Siemonsma PC, Schröder CD, Roorda, LD, Lettinga AT. Benefits of treatment theory in the design of explanatory trials: cognitive treatment of illness perceptions in chronic low back pain rehabilitation as an illustrative example. J Rehabil Med 2010, 42: 111-116. Sloots M, Dekker JHM, Pont M, Bartels EAC, Geertzen JHB, Dekker J. Reasons for dropout from rehabilitation in patients of Turkish and Moroccan origin with chronic low back pain in The Netherlands: a qualitative study. J Rehabil Med 2010, 42: 566-573. Verschuren JEA, Enzlin P, Dijkstra PU, Geertzen JHB, Dekker R. Chronic disease and sexuality: a generic conceptual framework. J Sec Res 2010, 47, 2: 153-47.
Netten J.J. van, Jannink MJA, Hijmans JM, Geertzen JHB, Postema K. Use and ability of custom-made orthopedic schoes. J Rehabil Res Dev 2010, 47, 1: 73-82. Niet O van der, Reinders-Messelink HA, Bongers RM, Bouwsema H, Sluis CK van der. The i-LIMB hand and the DMC plus hand compared: A case report. Prosthet Orthot Int June 2010, 34, 2: 216-220.
8 1 (19
Maak jij gebruik van de VUT? Nee, ik ga voor de bank. Het Centrum voor Revalidatie hecht zeer aan goed werkgeverschap. Het weet mensen aan zich te binden en steeds vaker zijn er jubilarissen die de veertig dienstjaren volmaken. Zo’n jubilaris mag van het Bestuur een bank (laten) ontwerpen en maken. De bank komt dan op het terrein van locatie Beatrixoord te staan met een plaatje er op ter herinnering aan de jubilaris. Deze bank is van Aafkelien Medema, secretaresse van het Bestuur en correctrice van onder andere de Revisie. Haar bank is, volgens haar wensen, beschilderd door Agnes van Eupen uit Sebaldeburen.
K N S T ACHT E RKA N T