“Ik kan me weer nuttig maken voor de samenleving.”
Ralf Carstensen, ex-verslaafde, doet nu dankzij de pilot MATCH drie dagen in de week vrijwilligerswerk bij het Laagland Theater Sittard.
leeswijzer Voorwoord Door Berry van Rijswijk, wethouder gemeente Sittard-Geleen Wmo in het kort Iedereen moet mee kunnen doen Ontwikkelpilot Zuid-Limburg Voorbeelden illustreren de kansen die de Wmo biedt De projecten Beschrijving van de pilot projecten, de resultaten en interviews met betrokkenen Personalia Samenstelling stuurgroep, projectgroep en adresgegevens Subsidie Overzicht belangrijkste financiële bijdragen en kosten Kennisoverdracht De ontwikkelpilots rond de WMO hebben mede tot doel om kennis te ontwikkelen die door anderen gebruikt kan worden. De belangrijkste documenten die in elk Zuid-Limburgs project tot stand zijn gekomen, kunnen door iedereen opgevraagd worden via de website van het ministerie www.invoeringwmo.nl. Hier staan documenten zoals projectbeschrijvingen, vragenlijsten, protocollen etcetera overzichtelijk gerangschikt. Extra exemplaren van dit finale boek van de ontwikkelpilot WMO Zuid Limburg, kunnen opgevraagd worden bij: Gemeente Sittard-Geleen Mw. Felicia Jans, Postbus 18, 6130 AA Sittard, tel. 046 477 77 77
[email protected]
voorwoord Niet minder dan 13 projecten, gericht op ondersteuning van mantelzorg en vrijwilligerswerk, zijn er uitgevoerd in Zuid-Limburg. Daarmee is de opdracht van het ministerie van VWS, ontwikkel een proeftuin rond versterking van mantelzorg en vrijwilligerswerk, breed uitgezet. En dat heeft resultaten opgeleverd. Op een aantal plaatsen zijn concepten succesvol geïmplementeerd. Bijvoorbeeld het MATCH-project: dit laat zien dat je met goede, individuele begeleiding mensen uit een uitkering kunt toeleiden naar structureel vrijwilligerswerk. ctgroep Henk Bruns, Voor zitter proje burg -Lim Zuid ontwikkelpilot WMO
Het mes snijdt aan twee kanten: de vrijwilligersorganisatie wordt zo ondersteund.
De WMO-ontwikkelpilot laat echter niet alleen dit soort resultaten zien. Juist de brede aanpak heeft partijen bijeengebracht die tot dan toe elkaar nauwelijks vonden. Neem het project GGZ-mantelzorger. Het Steunpunt Mantelzorg en het Prins Claus Centrum hebben elkaar hierin gevonden en gaan nu samen zoeken naar nog meer mogelijkheden om samen te werken. Deze twee voorbeelden, maar ook veel andere projecten die in dit boek beschreven worden, illustreren dat je mantelzorg en vrijwilligerswerk kunt versterken, maar dat dit een breed gedragen samenwerking vereist tussen de informele zorg en de professionals. Daar zal door beide partijen aan gewerkt moeten worden. Dit derde boekje rond de WMO-ontwikkelpilot Zuid-Limburg heeft als ondertitel finale meegekregen. Na de ouverture en het intermezzo, is het nu tijd voor de spannende slotklanken. Deze klanken verstillen straks, maar zoals bij elk goed concert, blijft de muziek nog lang doorklinken in je gedachten. Zo zal het ook moeten gaan bij deze ontwikkelpilot. Noch professionele zorgverleners, noch intermediaire organisaties, noch welzijnsinstellingen, noch mantelzorgers en vrijwilligers, noch de politiek mogen achterover leunen. Het werk begint nu pas. De vele mensen die bij de projecten betrokken zijn geweest, hebben laten zien dat je mantelzorg en vrijwilligerswerk kunt versterken. Daarvoor is een welgemeend dankwoord aan eenieder op zijn plaats. Nu zullen we dit werk samen moeten voortzetten.
5
“Pilots hebben positie van mantelzorgers en vrijwilligers versterkt” Mantelzorgers en vrijwilligers staan op het netvlies van politici en beleidsmakers. Die kunnen nu keuzes maken en beleid gaan ontwikkelen. Dat is het belangrijkste resultaat van de WMO-pilots in Zuid-Limburg, vindt Berry van Rijswijk, stuurgroepvoorzitter. Berry van Rijswijk, in het dagelijks leven wethouder in Sittard-Geleen (met onder meer welr van de Berr y van Rijswijk, voor zitte zijn in zijn portefeuille), is enthousiast over de burg. stuurgroep WMO-pilots Zuid-Lim resultaten van de Zuid-Limburgse WMO-pilots. gewerkt. “De projectaanpak heef t goed Enkele daarvan hebben zijn bijzondere aandacht niet veel Een volgende keer zou ik het getrokken. Zoals de pilot rond de jonge mantelanders doen.” zorgers. Wie riep dat de jeugd van tegenwoordig ongeïnteresseerd is? “Ze doen dit werk vanuit hun hart. Maar laten we ons er wel bewust van zijn dat de mantelzorg die ze verlenen, doorgaat tijdens de proefwerkweek.” Deregulering is een andere pilot die hem na aan het hart ligt. Schrap onnodige regels die vrijwilligers alleen maar hinderen! En wat te denken van MADD. “Die pluim op de hoed van de vrijwilliger is belangrijk. Laat hen de waardering toekomen die ze verdienen.” Stevige positie Dat de 13 pilots niet allemaal even succesvol zijn verlopen, deert de voorzitter van de stuurgroep niet. Per slot van rekening zijn het pilots. Gezamenlijk hebben ze in zijn ogen twee heel belangrijke resultaten opgeleverd. “Ze hebben eraan bijgedragen dat mantelzorg en vrijwilligerswerk een stevige positie hebben gekregen in de WMO-plannen van de gemeente. Beide thema’s nemen een belangrijke plaats in de beleidsplannen in. Mantelzorg en vrijwilligerswerk staan op het netvlies van de gemeenteraden.” Dat zal zich, verwacht hij, de komende jaren vertalen in budgetten voor projecten op deze twee terreinen. Het tweede resultaat, dat je zeker niet moet onderschatten, is dat de pilots als een katalysator hebben gewerkt voor de samenwerking tussen de verschillende partijen. “Zowel op uitvoerend vlak als beleidsniveau. We hebben kennis gedeeld binnen de platforms. Er heeft veel kruisbestuiving plaatsgevonden en dat zal blijvend zijn. Ook na deze pilot zullen partijen elkaar blijven opzoeken.”
6
Voorsprong op de rest Zuid-Limburg heeft met de 13 pilots een voorsprong opgebouwd op de rest van het land, vindt de voorzitter van de stuurgroep. “We hebben hiermee niet één sneeuwbal maar een heleboel sneeuwballen in beweging gebracht.” Misschien minder diepgaand. De ZuidLimburgse aanpak levert wel in de volle breedte inzicht in de problematiek van mantelzorgers en vrijwilligers en hoe je deze onmisbare partijen in de uitvoering van de WMO kunt ondersteunen. Berry van Rijswijk is ervan overtuigd dat de 19 gemeenten in ZuidLimburg daar de vruchten van plukken. “Met deze pilots maken we het overdrachtelijk. De projecten zijn goed beschreven. Laat daar iedereen zijn voordeel mee doen.” Nieuwe doelgroepen De pilots laten zien hoe je de informele zorg kunt versterken, hoe de samenhang tussen professionele en informele zorg vergroot kan worden, hoe je mensen die langdurig een uitkering krijgen, kunt prikkelen te participeren in de samenleving. De pilots geven daarmee antwoord op de vraag van de Tweede Kamer, of een grotere druk op mantelzorg en vrijwilligerswerk wel kan. “Ja dus, maar daar horen wel extra aandacht en financiën bij”, concludeert de stuurgroepvoorzitter. Op termijn zal het vrijwilligerswerk echter nieuwe doelgroepen moeten aanboren om over genoeg mensen te beschikken. Berry van Rijswijk is daar niet pessimistisch over. Senioren zijn een geschikte doelgroep, maar vergeet vooral de jongeren niet. De maatschappelijke stages die vanaf 2010 verplicht worden, bieden een uitgelezen kans hen bij het vrijwilligerswerk te betrekken. Lokale politiek De WMO-pilot Zuid-Limburg wordt dit voorjaar officieel afgerond. Het woord is dan aan de beleidsmakers. Nu moet het binnen de gemeentegrenzen gaan gebeuren. Er liggen handvatten genoeg. “Ik heb deze stuurgroep met plezier geleid. Maar nu moet het iets van de lokale politici en beleidsmakers zelf worden”, zegt Berry van Rijswijk. Hij rekent erop dat binnen het stedelijk netwerk Zuid-Limburg vrijwilligerswerk en mantelzorg hoog op de agenda blijven staan. Maatwerk van het Rijk Mantelzorgers en vrijwilligers zijn het cement van de samenleving. Met goede ondersteuning kunnen ze hun rol in de uitvoering van de WMO vervullen. Maar de rek is niet oneindig, waarschuwt Berry van Rijswijk. “Je kunt taken en verantwoordelijkheden overhevelen van Rijk naar gemeenten, maar de gemeenten die gekort worden op basis van het objectief verdeelmodel, kunnen dat niet opvangen met louter vrijwilligers. En ook niet door zwaarder te indiceren en mensen hun zorg te onthouden.” Sittard-Geleen is een voorbeeld van een gemeente die fors gekort wordt. Ook Maastricht levert in. “De landelijke overheid zou meer maatwerk moeten leveren, zeker bij gemeenten waar het objectief verdeelsysteem er zwaar inhakt.” Berry van Rijswijk, voorzitter van de stuurgroep WMO-pilots Zuid-Limburg: “De projectaanpak heeft goed gewerkt. Een volgende keer zou ik het niet veel anders doen.”
7
Deputé Odile Wolfs ziet resultaten pilot als een basis om op door te gaan “We moeten nu inzetten op het verbeteren van de samenwerking tussen professionele beroepskrachten en mantelzorgers en vrijwilligers. Aansluiting tussen beiden leidt juist tot meerwaarde voor de zorgvrager.”
ten Odile Wolf s, GS-lid: “We moe van ervoor waken dat wij teveel mantelzorger s en vrijwilligers verwachten en ze hierdoor een t te zware rol toebedelen. Er moe e gezocht worden naar een juist esbalans tussen vrijwillige en prof rsionele inzet en passende onde steuningsvormen.”
Voor deputé Odile Wolfs, met onder andere de aandachtsgebieden ouderenzorg, welzijn en gehandicaptenbeleid in haar portefeuille, zijn mantelzorgers en vrijwilligers onmisbaar in de samenleving. Ze bestempelt ze als het cement dat de samenleving bijeen houdt. “Mantelzorgers en vrijwilligers dragen er toe bij dat mensen zo lang en zelfstandig mogelijk kunnen blijven functioneren in een omgeving waarin zij zich prettig voelen. Zij staan voor een zelfredzame samenleving waarin burgers eigen verantwoordelijkheid nemen.” Precies wat de WMO beoogt. Daarom moeten ze gekoesterd en waar nodig ondersteund worden.
Relatie met professional Odile Wolfs denkt dat vooral de kansen die de samenwerking tussen professional en mantelzorger en vrijwilliger biedt, onvoldoende onderkend en benut worden. “Er bestaat een bijzondere relatie tussen beiden; de één kan moeilijk zonder de ander. Deze verbondenheid wordt nog wel eens onderschat. Juist door de onderlinge verstandhouding en samenwerking tussen professional en informele zorgverlener te verbeteren, wordt het zorgen voor een ander aantrekkelijker.” Deze samenwerking kan de zorgvrager ten goede komen. Daar moet dan ook vooral in geïnvesteerd worden. Beginnen met het vergroten van de bewustwording van elkaars mogelijkheden, daarna het verbeteren van de samenwerking.
8
“Inzetten op versterken relatie professional en vrijwilliger”
Pilots De 13 pilots in Zuid-Limburg hebben wat haar betreft een goede basis gelegd voor het ondersteunen van mantelzorg en vrijwilligerswerk. De kansen en uitdagingen op de diverse terreinen zijn in beeld gebracht. Nu zal er werk gemaakt moeten worden van het benutten van deze kansen. Met het coalitieprogramma van het huidige GS-college, Investeren in Mensen, wordt daar al een eerste aanzet voor gegeven. Odile Wolfs: “Vrijwillige inzet en met name informele zorg zijn beleidsthema’s waar ik me de komende periode hard voor wil maken.” De provincie wil vooral graag een rol spelen in het verder uitdragen van de best practices die de pilots hebben opgeleverd.
Samenwerking nodig Wat de pilots ook bevestigen, aldus de Limburgse politica, is dat samenwerking en afstemming tussen alle betrokken partijen noodzakelijk is. “Alleen door met zijn allen te investeren in een goede ondersteuningsstructuur kunnen concrete stappen gezet worden. In de pilots is veel energie gestoken, het zou zonde zijn als de initiatieven die binnen de pilots ontwikkeld zijn, verloren gaan.” Want de pilots hebben dan wel best practices opgeleverd, de druk op het vrijwilligerswerk door de afnemende belangstelling bij mensen om zich langere tijd te binden, wordt er niet door weggenomen. Toch is Odile Wolfs over dit punt niet pessimistisch. Ze ziet de vitale ouderen en de jongeren die straks hun maatschappelijke stage moeten vervullen, als twee potentiële doelgroepen. Tegelijkertijd zal ook het vrijwilligerswerk zelf moeten veranderen. “Door het op een andere wijze aan te bieden, minder structureel meer projectmatig, doelgericht en specifiek, kunnen er meer en andere mensen bereikt worden. De maatjesprojecten bijvoorbeeld lijken goed op deze behoeften aan te sluiten.” Ook ziet ze kansen op het vlak van maatschappelijk verantwoord ondernemen. “We kunnen bijvoorbeeld stimuleren dat medewerkers de kans krijgen tijdens werktijd mantelzorg of vrijwilligerswerk te doen”, geeft ze als suggestie. Tot slot kan ook de overheid bijdragen door de regeldruk bij vrijwilligersorganisatie te verminderen.
9
ontwikkelpilot zuid-limburg Op uitnodiging van de staatssecretaris hebben de gemeenten Sittard-Geleen, Heerlen en Maastricht (Tripool) samen met het werkveld een pilot uitgevoerd in het kader van de invoering van de WMO gericht op mantelzorg en vrijwilligers. DOELSTELLING De doelstelling van deze pilots was om de bestaande infrastructuur van vrijwilligerswerk en mantelzorg te versterken en de potentiële doelgroep van vrijwilligers en mantelzorgers te verbreden. Tevens is onderzocht op welk niveau de ondersteuning van het vrijwilligerswerk en mantelzorg het beste gerealiseerd kan worden. RESULTATEN De eindresultaten zijn per project in dit boekje overzichtelijk weergegeven. De projectgroep draagt nu graag de verkregen informatie en resultaten over aan de beleidsmakers en uitvoerders in het werkveld.
De pilot heeft een goed fundament gelegd voor regionale samenwerking tussen gemeenten en het uitvoerend niveau. Ik hoop en verwacht dat na afronding van de pilot de regionale samenwerking zich verder zal ontwikken. Annemiek Derksen lid projectgroep De diverse projecten hebben aangetoond dat door samenwerking tussen beleidsmakers en uitvoerders 1 + 1 = 3 wordt. Dankzij deze samenwerking is het resultaat beduidend meer geworden. Marjolein Wedda lid projectgroep Vrijwilligerswerk en mantelzorg staan weer op de politieke agenda. Het rijk moet nu ook in de toekomst zijn verantwoordelijkheid nemen. Binnen de pilot zijn structuren voor de ondersteuning van mantelzorgers ontwikkeld. Landelijk zou een campagne opgezet kunnen worden om de mantelzorgers daadwerkelijk te bereiken. Felicia Jans lid projectgroep Door de subsidie van het rijk breed in te zetten, het werkveld er in een vroeg stadium bij te betrekken, de provincie te laten participeren en de Tripool gemeenten uit eigen middelen een behoorlijke impuls te laten geven, is het budget verveelvoudigd. Dit alles ten voordele van de vrijwilligers en mantelzorgers. Paul Erens lid projectgroep De pilot heeft meer opgebracht en meer in beweging gebracht dan ik vooraf had durven hopen. De landelijke en lokale politiek is nu aan zet om de resultaten te vertalen in winst voor de vrijwilligers en mantelzorgers. Henk Bruns voorzitter projectgroep
11
de projecten
PROJECT UITVOERDER CONTACTPERSOON PILOT PARTNERS
Make a Difference Day (MADD) Gemeenten Maastricht, Heerlen, Sittard-Geleen Paul Erens, 06-51142661 Vrijwilligerswerk Vrijwilligerscentrales van Partners in Welzijn, Trajekt en Tracee
MADD als schakel tussen beleid en uitvoering “niet alleen leuk, ook zinvol” zinvol
PROBLEMATIEK • Tijdens de MADD-manifestatie, Make a Difference Day, worden vrijwilligers en het vrijwilligerswerk in het zonnetje gezet. Het belang van dit werk voor de samenleving kan immers niet genoeg benadrukt worden. DOELSTELLING • MADD is een landelijk initiatief. In 2006 en 2007 heeft de manifestatie ook in Heerlen, Maastricht en Sittard-Geleen plaatsgevonden. Het project is aangehaakt bij de ontwikkelpilot met als doel om de manifestatie te laten uitgroeien tot een evenement voor heel Zuid-Limburg. Op deze dag moet het vrijwilligerswerk in haar verscheidenheid getoond worden, moeten vrijwilligersorganisaties ondersteund worden in het werven van nieuwe vrijwilligers en moeten bedrijven en organisaties aangezet worden tot maatschappelijk ondernemerschap. RESULTATEN • Lokaal hebben de drie gemeenten elk op hun eigen manier MADD ingevuld. In Heerlen hebben bijvoorbeeld die dag medewerkers van de gemeente en enkele welzijn- en zorgorganisaties vrijwilligerswerk verricht. In Sittard-Geleen is een vrijwilligersmanifestatie georganiseerd, waarop de jaarlijkse lokale vrijwilligersprijzen zijn uitgereikt. En in Maastricht, waar de manifestatie voor de derde keer plaatsvond, is er speciale aandacht uitgegaan naar de rol van jongeren in het vrijwilligerswerk. Op regionaal niveau is getracht om op de Bedrijvencontactdagen in het MECC bij ondernemers aandacht te vragen voor het vrijwilligerswerk. Zestig bedrijven zijn eind augustus uitgenodigd voor een matchmaking event dat op de beurs zou plaatsvinden. Slechts één bedrijf heeft gereageerd. Een initiatief om op de beurs een forumdiscussie te organiseren, wordt uiteindelijk afgeblazen omdat de voorbereiding in het gedrang komt door late reacties van externe partijen. Bovendien blijkt de vrijwilligerscentrale Landgraaf een soortgelijk idee te hebben. Dan wordt het initiatief liever aan een particuliere organisatie overgelaten dan dat lokale overheden het organiseren. Hierdoor wordt uiteindelijk tijdens de BKD-dagen de talentenbank gepresenteerd, een digitale databank die vrijwilligers met vrijwilligersorganisaties matcht, eveneens een project uit de WMO-pilot Zuid-Limburg. Bedrijven komen echter voor een ander doel naar de BKD-dagen: om te netwerken, niet voor maatschappelijk ondernemerschap. Het project levert wel belangrijke lessen op. Door de jaarlijkse vrijwilligersdag met MADD te combineren, zal dit steeds meer een begrip worden. Ook in Zuid-Limburg. Lokale overheden kunnen het initiatief nemen, de organisatie kunnen ze beter overlaten aan lokale welzijnsinstellingen. Het blijkt positief te zijn wanneer de politiek haar betrokkenheid toont. Een verslag van de activiteiten is beschikbaar.
14
Annemiek Derksen (gemeente Maastricht): “MADD “ moet meer zijn dan alleen een leuke dag.”
De gemeente Maastricht organiseert sinds 2005 elk jaar in november een MADD-dag. Ging het er de eerste keer vooral om vrijwilligers in het zonnetje te zetten, nu moet de dag méér inhouden. In 2007 bijvoorbeeld een debat over jongeren en maatschappelijke betrokkenheid. “Zo wordt MADD de schakel tussen beleid en uitvoering”, zegt Annemiek Derksen, beleidsmedewerkster bij de gemeente. Het aantal vrijwilligers in Maastricht stabiliseert. Maar het mogen er best meer zijn. Daarom heeft de gemeente enkele jaren geleden het MADD-initiatief (Make A Difference Day) omarmd. “Het is een van de instrumenten die we inzetten om het vrijwilligerswerk te ondersteunen”, legt Annemiek Derksen uit. De vrijwilligers worden die dag in het zonnetje gezet. Achter de harmonie aan loopt een bonte stoet van vrijwilligers, politici en anderen naar de prijsuitreiking van de Vrijwilliger van het Jaar. In de lokale media krijgt het thema uitgebreid aandacht. MEERWAARDE Annemiek Derksen ziet duidelijk meerwaarde in zo’n MADD-dag. Nu staan de schijnwerpers in de hele stad op het vrijwilligerswerk gericht. Het effect hiervan, de
TIPS • begin vroeg, want het is een grote klus om alle partijen bijeen te brengen. Dat kost veel capaciteit • kader het thema duidelijk af, focus. Steek niet te hoog en te breed in, want dan verlies je overzicht • let op basale zaken, zoals een goed adressenbestand van vrijwilligersorganisaties. Je moet daar actief mee bezig zijn, anders bereik je niet alle partijen
uitstraling zijn nog niet gemeten. “Maar je steekt elkaar wel aan. Je maakt het vrijwilligerswerk zichtbaar in de stad.” Zo’n evenement moet echter niet alleen leuk zijn, vindt ze. “Een dag feesten mag, maar er moet iets zijn dat daarna doorgaat.” Daarom grijpt Maastricht de dag aan om een bepaald thema uit te werken,
15
zoals de maatschappelijke stages voor jongeren. Samen met de welzijnsorganisatie Trajekt is dit onderwerp gedegen voorbereid. Er heeft vooroverleg met scholen plaatsgevonden, met vrijwilligersorganisaties. De gemeente zoekt daarbij vooral naar punten waar ze kan ondersteunen. ADVIEZEN VERTALEN Het debat over vrijwilligerswerk en jongeren heeft vier adviezen opgeleverd: het is belangrijk om trots te zijn op vrijwilligerswerk; vrijwilligerswerk moet beloond
Anica Rondags doet sinds haar 18e vrijwilligerswerk “Zet geen te rigoureuze stappen, vrijwilligerswerk moet je leren”
Anica Rondags, ergotherapeute en
TIPS • de gemeente moet in haar rol blijven en niet doorschieten. Ondersteunen, niet betuttelen, ga niet op de stoel van de vrijwilligersorganisatie zitten • is de voorinvestering onvoldoende, dan is het risico groot dat de dag zelf niet gaat zoals je verwacht had • denk niet dat je even een programma voor zo’n MADD-dag in elkaar kunt steken. Het is niet alleen een feestje
worden; de inhoud van het vrijwilligerswerk moet goed zijn en het vrijwilligerswerk moet concreet omschreven worden. Samen met het onderwijs in Maastricht wordt nu een model uitgewerkt hoe je jongeren meer bij het vrijwilligerswerk kunt betrekken. Daar worden de vier adviezen nadrukkelijk bij betrokken, maar ook andere opmerkingen door de jongeren in het debat. Annemiek: “Er zijn door de jongeren veel zaken genoemd waar we zelf nooit aan gedacht zouden hebben. Bijvoorbeeld onderscheid maken tussen beroepsstage en de maatschappelijke stage.” Ze denkt dat het vrijwilligerswerk zeker nog een slag te maken heeft voordat het aantrekkelijk is voor jongeren. “Tijden veranderen. Je moet rekening houden met de wensen die jongeren hebben. Dan zijn jongeren echt enthousiast te maken. De vooroordelen kloppen dan niet.” INSTRUMENT MADD heeft voor de gemeente Maastricht op deze manier meerwaarde. Annemiek Derksen ziet het nu, behalve het in de schijnwerper zetten van vrijwilligerswerk, vooral als een instrument om samen met het werkveld beleidsontwikkelingen in gang te zetten. “Je vormt met partijen netwerken van waaruit je iets doet voor de stad.” Op die manier kan de gemeente het vrijwilligerswerk nog beter ondersteunen. Cruciaal zijn de voorbereiding en het in stand houden van het netwerk na het evenement. MADD wordt dan precies de schakel tussen beleid en uitvoering die de gemeente voor ogen heeft.
16
bewegingstechnologe bewegingstechnologe: “het vrijwilligerswerk moet aansluiten bij je persoonlijke interesses.”
Anica Rondags is op haar 17e met vrijwilligerswerk in aanraking gekomen. Eigenlijk door een poster in de stadsbus, waar vrijwilligers gevraagd werden. Het heeft haar daarna niet meer losgelaten. Sindsdien doet ze bijna wekelijks een paar uurtjes vrijwilligerswerk. Waarom? “Omdat ik het leuk vind; iedereen verdient het toch om te kunnen genieten, waarom zou je dat mensen niet gunnen; het geeft je een goed gevoel te zien hoe mensen het waarderen. De band die er groeit met de mensen, maakt dat je er niet zomaar mee stopt. Het is ook een uitdaging die je aan moet willen gaan.” De opleiding Ergotherapie die Anica Rondags heeft gedaan bij Hogeschool Zuyd, verplicht de studenten ieder jaar een aantal uren bijzondere activiteiten buiten hun curriculum te doen, bijvoorbeeld meehelpen met een open dag of vrijwilligerswerk. “Ik heb voor dat laatste gekozen”, vertelt Anica (nu 25). “In eerste instantie bleek ik met mijn 17 jaren te jong te zijn om met mensen met een verstandelijke beperking te mogen werken. Ik heb toen alsnog meegeholpen bij de open dag op school. Maar een paar weken voor mijn 18e ben ik toch begonnen met vrijwilligerswerk.” Jarenlang heeft ze een avond in de week activiteiten ondernomen met een groep mensen met een verstandelijke beperking. Nu doet ze vrijwilligerswerk voor MEE. “Een op één met een cliënt.” LEVENSERVARING Anica heeft op de Maastrichtse MADD-dag met belangstelling de discussie over vrijwilligerswerk en jongeren gevolgd. Zelf twijfelt ze over de verwachtingen over de maatschappelijke stages. Misschien dat je op die leeftijd iets bij een sportclub kunt doen als vrijwilliger, maar om aan de slag te gaan in de zorg, heb je professionele begeleiding nodig. De meeste jongeren missen een stukje levenservaring om zonder begeleiding dit vrijwilligerswerk zomaar te gaan doen. “Ik was bijna 18, maar ook ik had behoefte aan uitleg van professionals over het wat en hoe van het vrijwilligerswerk.” Ze denkt dat het risico op een averechts effect groot is als er te weinig of geen begeleiding plaatsvindt, niet alle professionals hebben hier namelijk tijd voor. “Ik heb dat gezien bij andere studenten. Velen zagen het verplichte vrijwilligerswerk echt als ‘moeten’.” Anica ziet het zelf niet zo en geniet
17
ervan als ze de ander kan ondersteunen of helpen. BEGELEIDING ESSENTIEEL Een essentiële factor in het vrijwilligerswerk door jongeren is volgens haar de begeleiding. Ook vrijwilligerswerk doen, moet je leren. “Er is meer begeleiding nodig dan men nu doet voorkomen. Denk vooral niet dat de ene jongere de andere kan inwerken als vrijwilliger, zoals op de MADD-dag in Maastricht werd voorgesteld. Dat is het afschuiven van taken. Bovendien moet het vrijwilligerswerk aansluiten bij je persoonlijke interesses. Als die match er niet is, haken ze af”, zegt Anica Rondags. “Uiteindelijk moeten jongeren het leuk vinden wat ze doen.” Daarom denkt zij dat je kortlopende projecten moet opzetten waarin jongeren kennis kunnen maken met het vrijwilligerswerk. En daar horen zeker ook projecten bij binnen de gezondheidszorg. Van daaruit kunnen jongeren later wellicht doorstromen naar ander vrijwilligerswerk. “Prima als je meer jongeren erbij betrekt, maar geef ze de kans erin te groeien. Dat moet je ook in je werk doen. Ik heb het idee dat men nu te rigoureuze stappen wil zetten. Iedereen heeft zijn deskundigheid en kwaliteiten, zowel de jongeren als de huidige professionals, maar er mist nu volgens mij een schakel.” WAARDERING EN BELONING Een van de aanbevelingen uit de forumdiscussie tijdens de MADD-dag in Maastricht is dat vrijwilligerswerk beloond moet worden. Anica vindt het vanzelfsprekend dat ze haar reisonkosten vergoed krijgt. Wat ze echter nog belangrijker vindt, is de waardering. “Zeggen dat je het voor je CV moet doen, is geen drijfveer. Want een 15-jarige is daar volgens mij nog niet mee bezig. Je moet het zien als een hobby, een sportclub. Je bent erbij, doet mee, beleeft er zelf ook plezier aan én je inzet wordt gewaardeerd. Als ik niet gewaardeerd word, ben ik zo weg. Per slot van rekening doe ik vrijwilligerswerk in mijn vrije tijd.”
18
PROJECT UITVOERDER CONTACTPERSOON PILOT PARTNERS
Zorgen voor een ander ‘Jonge Mantelzorgers’ Partners in Welzijn Wim Govers, 046-4288060 Mantelzorg Gemeenten Sittard-Geleen en Stein, Da Capo College in Sittard, Graaf Huyn College in Geleen, Scholengemeenschap Groenewald in Stein en CZ-fonds
PROBLEMATIEK • Relatief veel jongeren op de drie VMBO-scholen in Sittard, Geleen en Stein hebben naast hun opleiding een mantelzorgtaak thuis. Dat trekt een zware wissel op ze. Niet zelden wordt de jonge mantelzorger overvraagd: er worden verantwoordelijkheden verwacht die niet bij deze leeftijdsfase passen. De scholieren lopen daardoor het risico vroegtijdig zonder diploma de opleiding te verlaten. DOELSTELLING • De eerste doelstelling is het in kaart brengen van de omvang van de problematiek. Op basis hiervan zal een gerichte aanpak worden ontwikkeld, die jonge mantelzorgers moet helpen een betere balans te vinden tussen zorg- en onderwijstaken. RESULTATEN • Leerlingen hebben een vragenlijst ingevuld die als een quick scan bedoeld is. De resultaten geven aan dat de groep jonge mantelzorgers groter is dan verwacht. Er zijn onder andere veel allochtone meisjes die zich gemeld hebben. Op het Graaf Huyn College in Geleen blijkt dat van de 460 eerste- en tweedejaars leerlingen er 138 in de categorie mantelzorgers vallen. Op SG Groenewald in Stein zijn dat er 20 van de 130 brugklas leerlingen. Bij het Da Capo College in Sittard wordt een andere werkwijze gehanteerd. Hier is een concreet aanbod rouwverwerking gemaakt voor de leerlingen. Ter ondersteuning is voor jonge mantelzorgers een sociale vaardigheidstraining ontwikkeld en zijn individuele gesprekken gevoerd. Met de zorgcoördinator van de school wordt gekeken bij welke activiteiten, in- en extern, de leerlingen kunnen aanhaken. De mentoren zijn er schriftelijk op geattendeerd welke leerlingen ook mantelzorger zijn. Om de jongeren te wijzen op het project, is er een poster ontwikkeld voor op de scholen, die leerlingen informeert. Er is bewust gekozen voor deze in eerste instantie anonieme benadering omdat deze doelgroep waarschijnlijk in het begin liever anoniem geïnformeerd wil worden. Zie ook www.piw.nl/jezorgtthuis Knelpunten zijn de onderwijsvernieuwing, die voor hoge druk bij de scholen zorgt. De aanpak mag dan ook beslist niet tot een extra belasting voor scholen zorgen, anders haken ze af. Daarnaast is de gekozen doelgroep te beperkt. Ook onder HAVO-leerlingen zijn veel jonge mantelzorgers. Het grootste knelpunt is de financiering gebleken. Deze was slechts voor een jaar, waarna tot grote onvrede van de scholen het project is stopgezet. Omdat er wel degelijk een behoefte aan ondersteuning voor jonge mantelzorgers blijkt te bestaan, wordt momenteel bekeken waar een structurele financiering voor deze aanpak gevonden kan worden.
20
Jonge mantelzorger vraagt aandacht “Een kind moet ook nog kind kunnen zijn”
Wim Govers
Zorgtaken kunnen een zware belasting zijn voor een jonge mantelzorger. Je zult school, huiswerk, de zorg voor een familielid of een deel van het huishouden maar moeten combineren. Voor je het weet, is er geen tijd meer voor sport, uitgaan of andere ontspanning. De kans dat jongeren dan stoppen met school, is reëel. Om dat te voorkomen, heeft de welzijnsinstelling Partners in Welzijn het project ‘Zorgen voor een ander - Jonge mantelzorger in het VMBO’ opgestart. “We werken al jaren samen met het onderwijs in de regio en constateerden dat er een groep leerlingen was die achterstanden opliep binnen het onderwijs. Veel van die kinderen bleken door hun zorgtaken niet meer toe te komen aan hun leeropdrachten. Toen kwam de term ‘jonge mantelzorger’ om de hoek kijken”, legt Wim Govers, Partners in Welzijn, uit. Een enquête onder leerlingen van drie VMBO-scholen wijst uit dat de groep groter is dan gedacht. Bovendien speelt het probleem net zo zeer op de HAVO. Wim Govers vindt het een zorgelijke ontwikkeling dat bij de indicatiestelling voor zorg al rekening wordt gehouden met de taken die kinderen kunnen uitvoeren. “Maar een kind moet toch ook nog een kind kunnen zijn.” JUISTE BENADERING Jongeren zullen niet snel uit zichzelf vertellen dat ze het moeilijk hebben met hun zorgtaken. Aan de andere kant moeten zorgverleners ook oppassen het niet erger te maken dan het is. “Soms hebben we de neiging zaken te problematiseren”, zegt Wim. “Dan vinden we het erger dan de jongere zelf. Jongeren ervaren het vaak niet als problematisch, maar ze moeten wel weten waar ze terecht kunnen als ze vragen hebben.” Het is ook belangrijk hoe je de jongeren benadert. De term ‘mantelzorger’ is een totaal onbekend begrip bij de meeste jongeren, zegt Geeke Siemons van het Steunpunt Mantelzorg Westelijke Mijnstreek. “Als ik in een klas vraag wie er mantelzorger is, steekt niemand zijn hand op. Pas als ze horen wat een mantelzorger doet, zie je dat er jongeren zijn die zichzelf daarin herkennen. In eerste instantie denken ze ook vaak dat het gaat om de zorg voor een familielid dat ziek of gehandicapt is, maar het kan ook gaan om een ouder die verslaafd is, of schizofreen of depressief.”
21
ENQUÊTE Om de jongere mantelzorgers te bereiken, is er onder de leerlingen van de onderbouw van de VMBO-afdelingen van het Da Capo College in Sittard, scholengemeenschap Groenewald in Stein en het Graaf Huyn College in Geleen een enquête uitgezet. Marlies Levels, die vanuit Partners in Welzijn op het Graaf Huyn College werkt als schoolmaatschappelijk werker, liet via de leerkrachten en mentoren 480 jongeren een enquête invullen. Daarvan bleken 138 leerlingen onder de categorie ‘jonge mantelzorger’ te vallen. Er werd gevraagd naar verschillende soorten taken, want niet alleen zorgtaken leveren een belasting op, zegt Marlies. “Als je
zal altijd maatwerk moeten zijn, variërend van praktische aard tot emotionele hulp.” TIJD EN ENERGIE De projectduur en de middelen zijn ontoereikend geweest om álle jonge mantelzorgers op de drie scholen te bereiken. “Dat kost tijd en energie”, zegt Wim Govers. De medewerking van de scholen is daarbij onmisbaar. Maar er zijn ook andere plekken waar je ze kunt benaderen, zoals jeugdzorg, het jongerenwerk, jeugdhulpverlening. “Zeker jongerenwerkers kunnen een rol spelen, omdat zij de kinderen goed weten te bereiken. Het dagelijks contact dat de school met de jongeren heeft, is echter wel heel belangrijk.”
TIPS • benader jongeren zoals je ze moet benaderen. Heb tijd voor ze en sta open voor hun leefwereld • problematiseer niet. Zelf ervaren ze de mantelzorg niet als een probleem, ze vinden dat het erbij hoort • ben bereid door te vragen, durf jezelf bloot te geven want het is een samenspel op basis van vertrouwen. Jongeren willen een veilige omgeving, anders bereik je ze niet • neem de emoties en de gedachten serieus • betrek jongeren in de te maken afspraken bijvoorbeeld bij extra ondersteuning door en op school
ouders werken en je moet je zusje na schooltijd opvangen, dan is dat ook een taak.” Uit de enquête bleek dat een grote groep jonge mantelzorgers van allochtone afkomst is. “Deze jongeren moeten bijvoorbeeld vaak mee naar de dokter om te vertalen of moeten thuis al het papierwerk doen omdat de ouders dat niet kunnen”, zegt Marlies. Geeke vult aan: “Vaak is er ook sprake van andere problematiek, van psychische problemen die veel meer verborgen blijven.” EEN LUISTEREND OOR De 138 jonge mantelzorgers werden bij hun mentor uitgenodigd voor een gesprek. De mentor beoordeelde daarna of het nodig was om meer gesprekken te voeren. Uiteindelijk heeft Marlies met zo’n 45 jongeren gesprekken gehad. Een luisterend
“De politiek zal nu verder moeten kijken dan de eurotekens en dit netwerk een kans moeten geven.” Bram Beek, voorzitter WMO-platform Meerssen, over het netwerk dat in een van de WMO-pilots is gevormd.
VALKUILEN • jongeren ervaren de mantelzorg niet als een probleem. Laat je daardoor niet misleiden
oor blijkt vaak al een grote steun. Bovendien kunnen ook leerkrachten meer rekening houden met de thuissituatie als bekend is welke jongeren zorgtaken op zich nemen. Wim Govers: “Je zult vooral samen met ze moeten kijken hoe je thuis verlichting kunt geven. Misschien meer hulp. Of huiswerkbegeleiding. Geef ze in ieder geval het gevoel dat ze ruimte krijgen om iets extra’s te doen. Zo’n aanbod
22
23
PROJECT UITVOERDER CONTACTPERSOON PILOT PARTNERS
Ondersteuning allochtone mantelzorgers Centrum voor Diversiteit Cecile Weijs, 045-5714014 Mantelzorg PZA platform allochtone zorgvragers, Steunpunt voor Mantelzorgers Parkstad Limburg, Platform Mantelzorgers Limburg, Provinciaal platform minderheden
PROBLEMATIEK • In Heerlen wonen ongeveer 7000 niet-westerse allochtonen. Zeker onder de eerste groep gastarbeiders, die nu allemaal ouder dan 50 jaar zijn, neemt de zorgvraag toe. Traditioneel doet deze groep daarvoor een sterk beroep op de vaak jongere partner en kinderen. Professionele zorg wordt niet snel ingeschakeld uit onbekendheid, schaamte vanwege taalproblemen of de vrees dat aan de specifieke vraag niet kan worden voldaan. Daardoor neemt de druk op de mantelzorgers toe. Deze moeten het vrijwel zonder steun stellen omdat organisaties die mantelzorgers ondersteunen, de allochtone mantelzorger nauwelijks bereiken. DOELSTELLING • Er wordt een team van allochtone intermediairs gevormd die de verleende mantelzorg binnen hun eigen netwerk in kaart brengen en kijken naar specifieke problemen en wensen. De intermediair zoekt oplossingen, maar blijft zelf op de achtergrond. RESULTATEN • De 6 intermediairs hebben 32 Turkse en Marokkaanse gezinnen geïnterviewd, waar sprake is van mantelzorg. Hieruit blijkt dat de vaak jonge vrouw voor haar oudere man zorgt, zonder te beseffen dat ze mantelzorger is. Kinderen nemen ook een deel van de mantelzorgtaken op zich. Ze vinden dat niet erg, maar geven wel aan hulp te kunnen gebruiken bij specifieke zaken zoals het regelen van een woningaanpassing, huishoudelijke hulp aanvragen etcetera. De allochtone mantelzorgers weten namelijk niet goed waar ze terecht kunnen met hun vragen en wat hun rechten zijn. Geld speelt vaak een belangrijke rol: de zorgvrager komt niet rond, de mantelzorger springt bij maar komt daardoor zelf in financiële problemen. De interviews geven ook aan dat huishoudelijke hulp door buitenstaanders soms onacceptabel is voor de zorgvrager. De taal en de angst voor andere waarden en normen zijn belangrijke barrières. Het afnemen van de interviews is intensief geweest. Wel blijkt dit een laagdrempelige aanpak te zijn, omdat de intermediairs dezelfde taal spreken als de zorgvragers. Die hadden nu eindelijk het idee dat er naar ze geluisterd werd. Dit onderstreept de noodzaak om via de intermediairs deze groep te blijven benaderen. Zij kunnen de zelfredzaamheid van de allochtone zorgvrager en mantelzorger vergroten, door gericht informatie te geven en te verwijzen naar bijvoorbeeld het WMO-loket. Zij kunnen ook een rol vervullen in begeleidingsgesprekken met instanties. Het werk zou daarom ingebed moeten worden in een meer structurele aanpak.
Allochtone intermediairs openen deuren Samira Rayab: “Samen met hulpverleners aan oplossing werken.”
Samira Rayab, werkzaam bij het Centrum voor Diversiteit in Heerlen, weet dat de gevolgen van geen hulp vragen, voor sommige gezinnen ingrijpend zijn. “Ze komen financieel en wat hun gezondheid betreft dikwijls in de problemen. Enkel omdat ze geen hulp vragen, hun rechten niet kennen.” Daarom heeft het Centrum voor Diversiteit het project Ondersteuning Allochtone Mantelzorger opgezet. Zes keer is er een cursus gegeven om zo’n tien intermediairs te trainen in het interviewen van allochtone gezinnen. Deze intermediairs komen zelf uit een van de allochtone gemeenschappen in Heerlen. “Er moet vertrouwen zijn. Zij spreken dezelfde taal, kennen de cultuur.” VEEL BEHOEFTE In een opzicht is de pilot méér dan geslaagd. Was het oorspronkelijk de bedoeling 16 allochtone gezinnen te vinden, uiteindelijk hebben de intermediairs het dubbele bereikt: 32. Dat geeft al aan dat de problematiek groot is. De problematiek die uit de interviews naar voren komt, is vaak dezelfde. Men spreekt de taal
TIPS • geef autochtone hulpverleners informatie over cultuur en religie van de grootste groepen allochtonen • hulpverlenende instanties moeten meer allochtonen in dienst nemen. Daar leren autochtone hulpverleners weer van • vermijd bureaucratie, werk laagdrempelig, bijvoorbeeld met folders in de eigen taal van de allochtonen
niet, is onwetend over de professionele hulp, men kent zijn rechten op hulp en ondersteuning niet. En er is eenzaamheid. Daarom vraagt men geen professionele hulp als dat wel nodig is. Voor Samira lijdt het geen twijfel dat deze behoefte groot is. “De bedoeling van onze pilot was de behoefte te inventariseren. Maar als een intermediair in een gezin komt, kweek je hoop. In een aantal situaties hebben de intermediairs daarom direct actie ondernomen.” OPLOSSINGSRICHTING De pilot heeft volgens het Centrum voor Diversiteit duidelijk gemaakt in welke richting de oplossing gezocht moet worden. Bijvoorbeeld een inloopbalie bij het
24
25
centrum, waar dan ook intermediairs uit de allochtone gemeenschap aanwezig zijn. Wellicht is het nog beter deze laagdrempelige ondersteuning in de wijkcentra aan te bieden. Welke oplossing er ook komt, Samira vindt dat het probleem
VALKUILEN • denk niet dat ze komen louter op basis van een brief; of dat ze meteen zeggen hulp nodig te hebben • denk niet te snel dat informatie duidelijk is, dat men het begrepen heeft. Het Nederlandse systeem is namelijk zo complex, dat de autochtone bevolk bevolking het vaak niet snapt, laat staan als je de taal niet begrijpt
VERVOLG NOODZAKELIJK Fatma vindt de aanpak van deze pilot goed. Zij vindt dat er zeker een vervolg moet komen. Intermediairs die bijvoorbeeld op gezette tijden in wijkhuizen zijn waar men dan met de hulpvraag terecht kan. “Die drempel is niet te hoog, als het maar mensen uit de eigen groep zijn.” Ook meer allochtone hulpverleners vindt ze een goede zet. Die kunnen gemakkelijker oplossingen vinden die passen binnen de regels van het geloof. Zoiets realiseer je niet van vandaag op morgen. “Verschaf daarom in ieder geval hulpverleners informatie over de cultuur en religie van allochtone cliënten.” En denk niet te vlug dat de ander het wel begrepen heeft. “Ze schamen zich als ze het nog eens moeten vragen en zeggen daarom ‘ja’. De hulpverlener denkt dat men het begrepen heeft, maar dat is niet zo. Je moet blijven doorvragen.”
altijd samen met de professionele hulpverleners opgepakt moet worden. “De intermediairs zijn een eerste stap. Zij kunnen voorlichting geven. Uiteindelijk zullen we het samen moeten doen met de hulpverleningsinstanties. We moeten elkaars kwaliteiten gebruiken.”
Fatma Isen: “Bekendheid met cultuur en religie essentieel” Fatma Isen is één van de allochtone intermediairs die mee heeft gedaan aan het project. Alleen voorlichting aan deze groepen, is onvoldoende, denkt ze. “Zorg ook dat er hulpverleners zijn die de cultuur en de religie van de allochtonen kennen.” Fatma’s vader zei vroeger altijd: je moet die Turkse mevrouw bij de gemeente spreken. Dat ene zinnetje is tijdens de pilot van het Centrum voor Diversiteit weer naar boven gekomen. Eigenlijk is er in al die jaren nauwelijks iets veranderd. “Gebrek aan taalkennis en hun cultuur vormen voor allochtonen de grootste drempel om hulp te vragen. Bovendien kennen ze hun rechten niet. En, afhankelijk van waar ze vandaan komen, vinden ze het vanzelfsprekend dat hun kinderen zich over hen ontfermen.”
“Gebrek aan taalkennis en hun cultuur vormen de grootste drempel om hulp te vragen.” Fatma Isen, allochtone intermediair bij het Centrum voor Diversiteit, Heerlen.
VERTROUWEN Net als de andere intermediairs die bij de pilot betrokken zijn, heeft ook Fatma in haar netwerk veel allochtone ouderen benaderd. Haar vertrouwdheid met de cultuur en de religie en het feit dat ze hun taal spreekt, opende deuren. “Ze zien dat er iemand is die ze begrijpt, die je niet hoeft uit te leggen dat je een man geen hand geeft. Of je je schoenen moet uittrekken als je binnen komt.” Als dat vertrouwen er is, dan durven ze best zorg te vragen. Hoewel dat niet de opzet van de pilot is geweest, heeft ook Fatma een aantal van deze mensen geholpen. Een gezin dat uit elkaar dreigt te vallen door de problemen. Of een echtpaar dat geholpen is met een eenvoudig stoeltje in de douche. “Ze klampten zich aan me vast. Uit loyaliteit kun je ze dan niet laten vallen.”
26
27
PROJECT UITVOERDER CONTACTPERSOON PILOT PARTNERS
Preventie op maat voor GGZ-mantelzorgers Prins Claus Centrum afdeling preventie Cindy Caanen, 06-10826441 Mantelzorg Steunpunt Mantelzorg / PiW - Sittard-Geleen, GGD-oggz ouderenpreventie, Platform Mantelzorg Limburg, Platform GGZ-zorgvragers, Huis
Prins Clauscentrum en Steunpunt Mantelzorg trekken samen op in ondersteuning
voor de Zorg
PROBLEMATIEK • Slechts één op de twintig mensen met lichte depressieve klachten krijgt ggz-hulp. Het merendeel is afhankelijk van mantelzorg, meestal de partner of een naast familielid. Dikwijls is de mantelzorger een vrouw die al op leeftijd is. ‘Zorgen’ hoort er voor haar gewoon bij, ook al is de zorg een zware belasting, met name op emotioneel vlak. Onderzoek toont aan dat 40% van de mantelzorgers in aanmerking komt voor therapeutische hulp. De meesten vragen deze echter niet. Op ggz-problematiek rust nog steeds een taboe. DOELSTELLING • Het project heeft tot doel vroegtijdige signalen van overbelasting bij mantelzorgers te zien en door ze gericht te ondersteunen overbelasting te voorkomen. Secundaire doelstellingen zijn geweest het inventariseren van de druk die de informele zorg ervaart en GGZ-hulpverleners vertrouwd te maken met de POM-methodiek (preventie op maat), zodat ze tijdens de reguliere hulpverlening ook oog hebben voor de mantelzorger. RESULTATEN • Landelijk bestaat er een handboek voor de POM-methodiek, oorspronkelijk ontwikkeld voor mantelzorgers van patiënten met dementie. Dit handboek is op een aantal kleine punten aangepast voor de doelgroep van het Prins Clauscentrum, mensen met een psychische of psychiatrische problematiek. De hulpverleners zijn getraind in het werken met het EDIZ-model (ervaren druk door informele zorg). Er is een protocol opgesteld waarin is vastgelegd dat hulpverleners van het Prins Clauscentrum in de gesprekken met hun cliënten de belasting van de mantelzorg screenen. Tot slot is er een sociale kaart opgesteld voor de mantelzorgers, met verwijsmogelijkheden voor mantelzorgers van GGZ-zorgvragers. Als de mantelzorgers aangeven ondersteuning te willen, worden ze doorverwezen naar het Steunpunt Mantelzorg Westelijke Mijnstreek. Dit heeft zich inmiddels gespecialiseerd in het ondersteunen van GGZ-mantelzorgers. In de praktijk blijkt deze specifieke doelgroep bereikt te worden op de manier zoals in de pilot is afgesproken. Bij de GGZ-hulpverleners ontstaat draagvlak voor deze werkwijze. Voor de toekomst zal echter structurele financiering gevonden moeten worden en bekeken moet worden hoe de uitkomsten van de gesprekken verwerkt kunnen worden in het elektronisch patiëntendossier waarmee het Prins Clauscentrum gaat werken.
Geeke Siemons en Anny Rutten
HOOFDBEHANDELAAR SCREENT MANTELZORGER OP DRAAGKRACHT Mantelzorgers doen hun werk dikwijls in alle stilte. Al helemaal als ze de zorg voor een patiënt met een psychische of psychiatrische aandoening hebben. Dan komen ze zeker niet graag uit voor de problematiek waarmee ze dagelijks geconfronteerd worden. De behoefte aan ondersteuning is echter juist dan dikwijls erg groot, omdat de GGZ-mantelzorgers grote kans lopen te bezwijken onder de last die ze op zich nemen. Bieden preventieve ondersteuningsgesprekken op maat soelaas? Er zijn onder de 3,7 miljoen mantelzorgers die Nederland telt, velen die zich dag in dag uit inzetten voor een GGZ-cliënt. Anny Rutten, werkzaam bij de afdeling preventie van het Prins Clauscentrum, schat hun aantal alleen al in de Westelijke Mijnstreek op 4 à 5000. Het is een groep die de weg naar ondersteuning nauwelijks weet te vinden. “Daar hebben we als GGZ-instituten zelf aan meegewerkt met onze neiging alles in eigen huis te houden. We hebben lange tijd vanuit het medisch model gewerkt, met als doel de cliënt te genezen. Maar je kunt niet alles behandelen. Wel kan de cliënt met goede ondersteuning van de mantelzorg en de juiste medicatie langer stand houden.” Hulpverleners in de GGZ raken stilaan doordrongen van het feit dat mantelzorg onmisbaar is in de driehoek cliënt, hulpverlener en systeem. PILOT GGZ-MANTELZORGER Daarom hebben het Prins Clauscentrum en het Steunpunt Mantelzorg in SittardGeleen het initiatief genomen voor een WMO-pilot rond de GGZ-mantelzorger. Deze moet ertoe leiden dat hulpverleners vroegtijdig signalen zien dat mantelzorgers overbelast dreigen te raken. Daarnaast is er een sociale kaart opgesteld, zodat de mantelzorgers weten waar ze met hun vragen terecht kunnen. Geeke
28
29
Siemons, werkzaam bij het Steunpunt Mantelzorg: “Door de mantelzorgers ondersteuning aan te bieden, willen we de draagkracht vergroten, zodat ze het langer volhouden. Lastig is echter dat men dikwijls niet eens bewust is van het feit dat men mantelzorger is. Men herkent zich niet in het beeld.” BEHANDELAAR Daarom is binnen de pilot als ingang de hulpverlener van het Prins Clauscentrum gekozen. Medewerkers van het Steunpunt Mantelzorg, die ervaring hebben met
TIPS • onderschat niet de overtuigingskracht die het vergt om behandelaars zover te krijgen dat ze het POM-gesprek met de mantelzorger belangrijk vinden • zorg voor een laagdrempelige toegang tot het Steunpunt Mantelzorg • blijf aandacht vragen voor de belasting van mantelzorgers • zorg dat de POM-gesprekken straks in de normale werkwijze ingebed kunnen worden en dat daar ook middelen voor zijn
preventieve ondersteuningsgesprekken op maat (POM), hebben de behandelaars getraind in deze gespreksmethodiek. In hun gesprekken met de cliënt en diens mantelzorger, nemen zij de checklist mee. “We hebben nu de POM-gesprekken structureel ingebed in ons zorgprogramma”, legt Anny Rutten uit. Behandelaars moeten de vragenlijst afvinken in het elektronisch patiëntendossier. Verder is er binnen de pilot een protocol ontwikkeld dat de hoofdbehandelaar houvast biedt als het om mantelzorg gaat. Het protocol geeft duidelijk aan wanneer wel en wanneer niet doorverwijzen. DRIE GROEPEN Een eerste groep mantelzorgers redt zich wel. Geeke Siemons: “Die geven we de sociale kaart en het advies zich wel in te schrijven bij het steunpunt, zodat we ze kunnen blijven informeren.” De tweede groep heeft meer ondersteuning nodig, heeft al concrete vragen. De hoofdbehandelaar verwijst deze mantelzorgers volgens het protocol door naar het steunpunt. De derde groep, aldus het protocol, worstelt dusdanig met de complexe problematiek dat ze een plek opeisen in het behandelplan zelf. Het Prins Clauscentrum en het Steunpunt Mantelzorg hebben 2008 uitgetrokken om ervaring op te doen met deze manier van werken en met het protocol. Anny Rutten heeft er alle vertrouwen in. “Het ontlast onze hoofdbehandelaars. Die weten nu dat ze voor praktische zaken de mantelzorgers direct kunnen doorsturen naar het steunpunt.” De preventiemedewerker pleit ervoor in de toekomst ook de medewerkers van de gespecialiseerde thuiszorg te trainen in het voeren van deze POM-gesprekken. Zij zijn immers degenen die het meeste bij de cliënt en dienst systeem zijn en als beste signalen kunnen opvangen.
30
SOCIALE KAART De partners binnen de pilot hebben naast het protocol ook een sociale kaart ontwikkeld. Die krijgen alle mantelzorgers. Hierop vinden ze een overzicht van instanties waar ze terecht kunnen met hun vragen. De medewerkers van het steunpunt reiken deze sociale kaart al enige tijd uit. Geregistreerde mantelzorgers worden ook nog via nieuwsbrieven geïnformeerd. “We merken dat ze hierdoor sneller hun weg vinden”, zegt Geeke Siemons. Informatie is belangrijk. SAMENWERKING Geeke Siemons en Anny Rutten vinden dat de pilot meer heeft opgeleverd dan alleen het protocol en de sociale kaart. Bovenal heeft het de samenwerking tussen het Prins Clauscentrum en het Steunpunt Mantelzorg versterkt. “We willen gaan kijken wat we nog meer samen kunnen doen”, zegt Geeke Siemons. In de uitvoering van de WMO is dit essentieel. Want, zo schetst Anny Rutten: met deze manier van werken krijgen de instellingen cijfers waarmee men kan onderbouwen hoe vaak mantelzorgers een beroep doen. En daarmee staan ze sterker in onderhandelingen met gemeenten.
“Je kunt niet alles behandelen. Wel kan de cliënt met goede ondersteuning van de mantelzorg en de juiste medicatie langer stand houden.” Anny Rutten, afdeling preventie van het Prins Clauscentrum.
31
PROJECT
Lokale Zorgnetwerken in Zuid-Limburg - Werken aan een betere aansluiting van mantelzorg en eerstelijnszorg
UITVOERDER CONTACTPERSOON PILOT PARTNERS
Expertisecentrum Maatschappelijke Ondersteuning Limburg (EMOL) Mayan Oomkes, 043-4094888 Mantelzorg Hogeschool Zuyd kenniskring CESRT, Trajekt ondernemen in
Aandacht zorgt voor tijdige signalering en verwijzing naar mantelzorgondersteuning
Welzijn, Platform Mantelzorgers Limburg, Steunpunt Mantelzorg Rode Kruis Zuidelijk Zuid-Limburg, Steunpunt voor Mantelzorgers Parkstad Limburg, Stichting Beyaert Robuust Limburg, Stichting GroeneKruis Domicura, Zorggroep Thuis (Thuiszorg OZL), gemeente Maastricht, gemeente Voerendaal, Gezondheidscentrum Dokter Van Kleef, Hometeams Voerendaal
PROBLEMATIEK • Veel mantelzorgers spreken niet snel over hun problemen. Niet zelden komen de mantelzorgers door de zware belasting en gebrek aan voldoende professionele ondersteuning in een negatieve spiraal terecht en wordt hun eigen psychosociale situatie problematisch. DOELSTELLING • Met het project moet worden voorkomen dat mantelzorgers overbelast raken. Daarnaast wordt ingezet op het versterken van de positie van reeds overbelaste mantelzorgers. Dit gebeurt door het ontwikkelen, implementeren en evalueren van twee pilots ‘Lokale Zorgnetwerken Mantelzorg / Eerstelijnszorg’ waardoor (voorzienbare) problemen bij mantelzorgers (vroegtijdig) worden gesignaleerd en, al dan niet via doorverwijzing, passende ondersteuning wordt geboden. RESULTATEN • Het project heeft twee ontwikkelde, geïmplementeerde en geëvalueerde pilots ‘Lokale Zorgnetwerken Mantelzorg / Eerstelijnszorg’ opgeleverd. Het betreft de pilots in Voerendaal en in Maastricht, de wijk Brusselsepoort. Voor deze beide pilots zijn, op maat en in afstemming met de lokale partijen, modelbeschrijvingen, protocollen (afgesproken werkwijze) en signaleringsformulieren, registratieformulieren doorwijzigingen en terugkoppelingsformulieren ontwikkeld. De protocollen en de formulieren kunnen aan belangstellenden beschikbaar worden gesteld.
Gertie de Veen (links) en Mayan Oomkes, met in hun handen een van de posters die in het kader van het project rond mantelzorgers en de eerstelijn ontwikkeld zijn.
ALERTE EERSTELIJN ESSENTIEEL VOOR MANTELZORG De meeste mantelzorgers doen hun onmisbare werk zwijgend, onzichtbaar voor de buitenwacht, zeker voor de professionele hulpverleners. De kans dat ze overbelast raken, is reëel. Een lokaal zorgnetwerk waarin eerstelijns hulpverleners alert zijn op signalen van mantelzorgers, is daarom van groot belang. Dan kunnen ze op tijd in contact komen met mantelzorgondersteuning. Bij het Steunpunt Mantelzorg, dat werkzaam is voor Maastricht en de Heuvellandgemeenten, zijn 1.200 mantelzorgers geregistreerd. Een lokale studie maakt gewag van ruim 13.000 mantelzorgers enkel en alleen in Maastricht. Extrapoleer je landelijke cijfers, dan zouden er maar liefst 23.000 mantelzorgers moeten zijn. “Maar we kennen ze niet of nauwelijks”, zegt Gertie de Veen, manager van het steunpunt. De meesten doen hun werk uit liefde of morele plicht. Zelfs als ze door overbelasting ziek worden, de situatie ze boven het hoofd dreigt te groeien, zoeken ze nauwelijks hulp. Mayan Oomkes, die vanuit Arthur Jansen Advies de pilots heeft begeleid, zegt: “Het project moet eerstelijns zorgverleners alert maken op signalen die achter klachten zoals slapeloosheid, gebrek aan eetlust of oververmoeidheid schuil gaan. Het begrip mantelzorger en het werk van het steunpunt zijn voor hen relatief nieuw. En de huisarts heeft minder dan vroeger het hele systeem achter een patiënt in beeld.” SYSTEMATIEK Samen met een groot aantal partijen is een stroomdiagram ontwikkeld waarmee een huisarts - of een andere eerstelijns hulpverlener - snel in kaart kan brengen of een patiënt mantelzorger is en eventueel ondersteuning nodig heeft. Het stroommodel is een handig hulpmiddel. Maar daarmee worden signalen van overbelaste
32
33
mantelzorgers nog niet automatisch opgemerkt. “Daar gaat een lange periode van gewenning aan vooraf”, aldus Oomkes. De methodiek is in Maastricht in eerste instantie ontwikkeld zonder dat de huisartsen erbij waren. “Daarmee hebben we de huisartsen willen ontlasten”, legt Mayan Oomkes uit. Ze heeft gemerkt dat die aanpak werkt. Het draagvlak wordt groter als je het in hapklare brokken kunt aanbieden. WINST De Maastrichtse pilot heeft nog niet tot een extra stroom verwijzingen naar het Steunpunt Mantelzorg geleid, constateert Gertie de Veen. Toch vindt ze het een
TIPS • neem de tijd om elkaar te leren begrijpen en verstaan • neem de huisartsen zoveel mogelijk werk uit handen • maak het pragmatisch voor hen •k koppel de effecten van mantelzorgondersteuning terug naar de eerstelijn, zodat men resultaat ziet van de verwijzing • blijf investeren in communicatie tussen alle partijen
winstpunt dat er nu iets concreets op tafel ligt en dat er bij de eerstelijn aandacht is voor het probleem. Want, zo is haar ervaring: voor een professional is het soms een hele klus te aanvaarden dat je ook nog zoiets hebt als informele verzorgers. “Dankzij de pilot staat de mantelzorg nu wel op de kaart bij de eerstelijn.” De Veen steekt ook de hand in eigen boezem, want het steunpunt mag haar aanbod best meer bekendheid geven. “Tijdens de pilot is gebleken dat ons aanbod onvoldoende bekend is. Dat moeten we ons ter harte nemen. We zullen zelf meer op de trom moeten slaan. We hebben een hele wereld te winnen.” Mayan Oomkes denkt dat die verwijzingen wel gaan komen. “Het vergt gewenning. Huisartsen staan sympathiek tegenover het idee, maar ze moeten even schakelen. Dat kost tijd.” EFFECTEN AANTONEN Hoewel de WMO-pilot formeel afgelopen is, zullen alle betrokken partijen zich moeten blijven inspannen om extra impulsen te geven aan de zorgnetwerken.
VALKUILEN • afspraken maken is wat anders dan ze uitvoeren • blijf communiceren • de huisarts moet niet alleen signaleren, maar ook de mantelzorger overtuigen dat het niet erg is ondersteuning te vragen • d denk niet dat je er met een methodiek bent. Via posters en flyers moet je alle partners bij de les houden. Signaleren gaat niet vanzelf
Terecht, vindt Gertie de Veen. Een goede emotionele en praktische ondersteuning, zoals het steunpunt die biedt, helpt de mantelzorgers hun taak langer vol te houden. “Komt die steun te laat, dan zit de mantelzorger zelf dikwijls al in het medische circuit en heb je eigenlijk een dubbel probleem. Dat effect zullen we nu hard moeten proberen te maken naar de eerstelijn toe. Zodat voor de eerstelijn zichtbaar is dat deze aanpak ook voor hen effect sorteert.”
PRAKTISCHE INFORMATIE Tips voor gemeenten: • Probeer zoveel mogelijk aan te haken bij bestaande samenwerkingsverbanden. • Neem genoeg tijd voor kennismaking met deelnemende partijen en zorg dat de deelnemende partijen elkaar verstaan. • Maak de problematiek van mantelzorg inzichtelijk. • Geef de meerwaarde van de pilot voor alle deelnemers aan. Tips voor zorgverleners en vrijwilligersorganisaties: • Geef zorgverleners voldoende tijd (gewenningsproces) en handvatten om vertrouwd te worden met de materie rondom mantelzorg(ondersteuning). • Vraag zo min mogelijk extra inzet van de eerstelijnszorg en vrijwilligersorganisaties. • Probeer zo veel mogelijk aan te sluiten bij de gebruikelijke en vertrouwde werkwijze van de eerstelijnszorg of vrijwilligersorganisaties. • Ontwikkel het werkmodel samen met de partijen die er mee moeten werken, maar neem hen zoveel mogelijk werk uit handen. • Maak duidelijke, eenvoudige werkafspraken en geef deze op een inzichtelijke wijze weer. • Maak de lijnen tussen de hulpverleners en de medewerkers van het steunpunt mantelzorg zo kort mogelijk. Tips ten aanzien van mantelzorgers: • Maak de stap die mantelzorgers moeten zetten om de nodige ondersteuning te ontvangen zo klein mogelijk. • Maak mantelzorgers duidelijk dat het geen schande is om ondersteuning te vragen. Documenten die in de pilots ontwikkeld zijn: • De contouren van het operationele werkmodel (versie Voerendaal / versie Maastricht). • Protocol (versie Voerendaal / versie Maastricht). • Signaleringsformulier (versie Voerendaal / versie Maastricht). • Registratieformulier doorverwijzingen (versie Voerendaal / versie Maastricht). • Terugkoppelingsformulier (versie Voerendaal / versie Maastricht).
De zorgnetwerken zijn ook in het WMO-beleidsplan van Maastricht opgenomen.
34
35
PROJECT UITVOERDER CONTACTPERSOON PILOT PARTNERS
Allochtone vrijwilligers inzetbaar maken Centrum voor Diversiteit Cecile Weijs, 045-5714014 Vrijwilligerswerk Welzijnsinformatiepunten, gemeenten, CWI
PROBLEMATIEK • Over en weer bestaan er bij allochtonen en autochtonen verkeerde beelden en vooroordelen. Het Centrum voor Diversiteit onderneemt verschillende acties om de positieve beeldvorming van andere culturen te bevorderen en de waardering hiervoor te vergroten. Door allochtone vrijwilligers over hun eigen cultuur en achtergrond te laten vertellen, kan een dialoog op gang worden gebracht. DOELSTELLING • Het doel van de pilot was een groep van ongeveer tien ervaringsdeskundigen van diverse etnische afkomst te trainen zodat ze voorlichting kunnen geven. Zij geven die aan (vrijwilligers)organisaties, bedrijven en instellingen en openen zo de dialoog over de multiculturele samenleving en de integratie. Zo’n voorlichtingsteam moet in staat zijn een brug te slaan tussen de allochtonen en de instellingen. De uiteindelijke doelen van dit project zijn begrip voor en over andere culturen vergroten, voorzieningen toegankelijker maken voor diverse doelgroepen en meer allochtone vrijwilligers actief laten worden binnen reguliere organisaties. RESULTATEN • Er zijn 17 allochtone vrijwilligers getraind. Samen vormen ze het multicultureel voorlichtingsteam dat op pad gaat in de regio. In totaal hebben ze 11 voorlichtingssessies verzorgd, onder andere aan intercedenten van Randstad Rentree, studenten van de PABO in Heerlen, de Heerlense Vrouwenraad en enkele andere organisaties. Telkens kwam de vraag naar voorlichting bij deze organisaties vandaan. Aan de voorlichtingssessies hebben alles bij elkaar een kleine 150 mensen van deze organisaties deelgenomen. Het multicultureel voorlichtingsteam bereikt dus een behoorlijke groep mensen. De allochtone vrijwilligers hebben de voorlichting niet alleen gedaan aan de hand van hun eigen kennis en ervaring, maar ook aan de hand van een handleiding die het Centrum voor Diversiteit heeft ontwikkeld. Dit handboek is in feite een bundeling van veel voorlichtingsmateriaal dat al beschikbaar was. Het resultaat na 11 sessies is dat het begrip tussen de bevolkingsgroepen is vergroot. Tijdens de voorlichtingsbijeenkomsten ontstaat er een ander beeld van allochtonen. In feite is er nu een balie gecreëerd voor vragen waarmee je anders nergens terecht kunt. Tegelijkertijd raken de allochtone vrijwilligers meer betrokken bij Nederland. Ook is de toegang tot de (vrijwilligers)organisaties voor allochtonen vergroot, doordat er een beter beeld is ontstaan. De pilot toont aan dat de inzet van vrijwilligers in een multicultureel voorlichtingsteam werkt, naar beide kanten toe. Het team kan voorzien in de behoefte in de samenleving aan informate over de andere culturen, over de multiculturele samenleving en over integratie. Wel is zeker in de beginfase professionele ondersteuning nodig. Het Centrum voor Diversiteit zoekt daarom naar een manier om de pilot door te starten. In deze fase kan ook de handleiding met daarin de casuïstiek verder verfijnd worden.
36
Multicultureel voorlichtingsteam slaagt erin wederzijds begrip te kweken Mitra Taheri (links) en Steven Haimé (tweede van links) maken deel uit van het multicultureel voorlichtingsteam. Dat slaagt er volgens Christa Simons (derde van links) en Cecile Weijs (rechts) in bruggen te slaan naar autochtone bevolkingsgroepen.
ALLOCHTONE VRIJWILLIGERS SLAAN BRUGGEN Meer inzicht in elkaars religie, cultuur en denkwijzen zorgt voor meer wederzijds begrip. Allochtone vrijwilligers kunnen daar een grote rol bij spelen. “Een verkeerd beeld van allochtonen ligt ook aan ons. Hoe gaan wij met de samenleving om? We moeten elkaar goed leren begrijpen”, zegt Mitra Taheri, 7 jaar geleden vanuit Iran naar Nederland gekomen. Mitra is een van de vrijwilligers van het multiculturele voorlichtingsteam van het Centrum voor Diversiteit in Heerlen. Dit team geeft op aanvraag voorlichting aan diverse organisaties: scholen, de vrouwenvereniging, zorginstellingen maar ook aan commerciële organisaties zoals uitzendbureaus. “Deze organisaties willen zelf beter toegankelijk worden voor allochtonen en zijn daarom op zoek naar informatie. Die kans hebben wij benut om begrip te kweken, elkaar beter te leren kennen en het beeld dat we van elkaar hebben, bij te stellen”, zegt Cecile Weijs, manager van het Centrum voor Diversiteit. De kern van de pilot is geweest: hoe kunnen we een brug slaan? VRIJWILLIGERS Dat kunnen allochtone vrijwilligers zelf het beste doen. Hun eigen verhaal laat meer indruk achter dan welk betoog dan ook. Bovendien ontstaat er omgekeerd bij de vrijwilliger inzicht in de Nederlandse manier van denken en doen. Het Centrum voor Diversiteit heeft daarom een team samengesteld uit 17 vrijwilligers met 13 verschillende etnische achtergronden. Bij de selectie gold als belangrijkste eis dat ze die brug moeten kunnen slaan. Cecile Weijs: “Ze moeten in staat zijn een opening te creëren. Ze moeten van twee markten thuis zijn en er tegen kunnen als ze vooroordelen naar hun hoofd geslingerd krijgen.” Na een training zijn de
37
vrijwilligers aan de slag gegaan. CRIMINELE JONGEREN Steven Haimé, afkomstig uit Suriname, is een van de vrijwilligers. Hij is onder andere het gesprek aangegaan met studenten van Fontys Hogeschool. “Je merkt dat ze een beperkt beeld hebben.” Donkere jongens zijn crimineel, is een van zo’n
TIPS • allochtone vrijwilligers moeten bruggen kunnen slaan • bereid het gesprek goed voor, vraag naar thema’s die men wil bespreken • zorg voor een veilige omgeving waarin dingen open met elkaar besproken kunnen worden
vooroordelen die hij is tegengekomen. Criminele allochtonen zijn er zeker, zegt hij. Maar criminaliteit kom je ook bij autochtone jongeren tegen. Steven heeft de indruk dat je begrip kunt kweken bij beide groepen door open over dit soort zaken te praten. Hij is ook bij het gesprek met een groep intercedenten van Randstad geweest. Die hebben de ervaring dat Surinaamse en Antilliaanse jongeren zich niet aan afspraken houden. Steven: “Nederland is gejaagd. In Suriname en op de Antillen is het meer: komt het vandaag niet, dan morgen. Je aan afspraken houden is niet de gewoonte.” Hij vindt dat je je moet aanpassen als je naar Nederland komt. Je leeft hier. Tegelijkertijd vindt hij meer begrip van de Nederlandse kant ook op zijn plaats. Christa Simons, projectmedewerker, denkt dat het uiteindelijk vooral een kwestie van communicatie is en verwachtingen die over en weer leven. “Als je weet hoe Antilliaanse jongeren zijn, kun je als intercedent duidelijk afspraken maken. Niet vragen vrijdag langs te komen, maar gewoon zeggen vrijdag om elf uur. Check dingen: heeft de ander het begrepen? En zeg duidelijk dit doe ik, maar dat verwachten we van jou.”
VALKUILEN • denk niet dat je er in een keer bent. Het Centrum voor Diversiteit zet het multicultureel voorlichtingsteam voor
BEGRIP VERGROOT Het project is geslaagd. Steven merkt dat jongeren hem na het gesprek bellen als ze nog iets willen weten. Het multicultureel voorlichtingsteam het begrip bij een kleine groep vergroot. Van daaruit kan het zich verder verspreiden als een olievlek. “Mensen gaan anders denken over hun eigen positie”, zegt Christa Simons. Neem de vrouwenvereniging. De leden hebben Limburgse, Friese, Poolse, Zeelandse en noem maar op achtergronden. Ze kwamen er hier achter dat Nederlandse vrouwen evenmin een eenheid vormen.”
38
39
PROJECT UITVOERDER CONTACTPERSOON PILOT
Talentenbank Vrijwilligers Centrales in Heerlen, Maastricht en Sittard-Geleen Anne Schutte 045-5602525 Ontwikkelen talentenbank op internet voor het koppelen van vrijwilligers aan organisaties
PARTNERS
Tracee (nu Alcander) Parkstad; Trajekt Maastricht en Partners in Welzijn Sittard-Geleen
PROBLEMATIEK • Vrijwilligerswerk staat onder druk. Dat heeft onder andere te maken met de vergrijzing en ontgroening: er komen minder jongeren terwijl het aantal ouderen toeneemt. Bovendien willen mensen zich niet meer voor langere tijd aan een organisatie binden als vrijwilliger. Hierdoor dreigt in een tijd waarin er juist meer vrijwilligers nodig zijn, het aanbod van talenten te verschralen. DOELSTELLING • Het doel van de pilot is een digitale talentenbank te ontwikkelen die via internet toegankelijk is. Vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties moeten elkaar hier vinden en langs grotendeels geautomatiseerde weg met elkaar in contact komen. Het achterliggende idee is dat meer mensen bereid zijn hun talenten kortdurend in te zetten voor een organisatie. Via de website kunnen ze vinden welke vrijwilligersorganisatie op zoek is naar hun talent. RESULTATEN • De website www.talentencentrale.nl is er gekomen. Om kosten te besparen, is gekozen de website te laten bouwen door hetzelfde bureau dat de landelijke vacaturebank voor vrijwilligers Free Force heeft ontwikkeld. Die keuze heeft geld bespaard, maar ook voor vertraging gezorgd. Verder is gebleken dat er eigenlijk te weinig manuren vanuit de organisaties voor dit project beschikbaar waren. Daarom hebben de drie vrijwilligerscentrales er ook nog eigen uren in geïnvesteerd door specialisten in te zetten in het project. Vanuit elke organisatie is specifieke deskundigheid ingezet op terreinen als ICT, communicatie en algemeen projectmanagement. De inzet van de specialisten is als een kwaliteitsimpuls ervaren. Behalve de webportal en de onderliggende databank is er binnen de pilot ook voorlichtingsmateriaal ontwikkeld om zowel vrijwilligers, vrijwilligersorganisaties als bedrijven te benaderen. Deze zullen in 2008 gebruikt worden in de diverse campagnes om zowel vrijwilligers te bewegen zich in te schrijven als organisaties te motiveren om via de website een vrijwilliger te zoeken. De PR-campagne die binnen de pilot is opgesteld, zal in 2008 uitgevoerd worden.
* Heerlen heeft het werk van de talentencentrale verbreed naar Parkstad vanwege de regionale samenwerking met de Vrijwilligerscentrales van Landgraaf en Kerkrade. Het heet hier dan ook Talentencentrale Parkstad.
40
Talentencentrale.nl koppelt nieuwe groepen vrijwilligers aan organisaties TALENTEN MOBILISEREN Ieder mens heeft talenten. En veel mensen willen hun talenten best kortstondig inzetten voor een vrijwilligersorganisatie. De vraag is alleen: hoe vinden beiden elkaar? En hoe mobiliseer je méér talenten? Daarvoor hebben vrijwilligerscentrales in Heerlen, Maastricht en Anne Schutte Sittard-Geleen een digitale talentencentrale ontwikkeld. De vrijwilliger anno 2008 is een ander dan die van pakweg tien of vijftien jaar geleden, constateert Anne Schutte, werkzaam bij de vrijwilligerscentrale van
TIPS VOOR GEMEENTEN • een goede voorbereiding is het halve werk. Bij de oorspronkelijk geplande start was er geen duidelijke taakverdeling en inzet van uren door de drie verschillende vrijwilligerscentrales. Dat heeft tot vertraging geleid
Alcander, de welzijnsinstelling ontstaan uit de fusie van Tracee en SDOH. “Mensen willen iets doen, maar ze willen zich niet voor langere tijd aan een organisatie binden. Ze willen hun deskundigheid inzetten om een club uit de brand te helpen. Dan stopt het weer even.” Deze ontwikkeling dwingt organisaties om andere doelgroepen aan te boren. Misschien jongeren of een groepje werknemers uit een bedrijf. Het noodzaakt ook om vanuit een ander startpunt aan de match te werken. “Tot nog toe kijken vrijwilligerscentrales altijd vanuit de vacature”, legt Anne Schutte uit. Wil je meer gebruik maken van specifieke talenten van mensen, dan moet je wellicht vanuit die invalshoek de zaak benaderen. Ook dat is een reden geweest om in de WMO-pilot Talentenbank een digitale talentencentrale te ontwikkelen, die eenvoudig toegankelijk is via internet. “Internet is van deze tijd. We merken dat veel vrijwilligers daarmee bezig zijn.” WEBPORTAL VOOR ZUID-LIMBURG De vrijwilligerscentrales van Trajekt in Maastricht, Partners en Welzijn in SittardGeleen en Tracee, nu Alcander, in Heerlen* hebben hiervoor de handen ineen geslagen. Qua technologie is - om kosten te besparen - aansluiting gezocht bij het Free Force systeem, een landelijke databank van vrijwilligersvacatures. Het resultaat is een webportal waarop je kunt doorklikken naar een van de drie databanken van de vrijwilligerscentrales. Hier kun je je profiel plaatsen en je talenten
41
kenbaar maken. Je kunt er een talententest doen om te achterhalen wat voor type je bent (creatief, kennis, coördinatie, administratie, begeleiding en praktisch) en waar dus je talenten liggen. Het traject daarna verschilt per gemeente. Anne Schutte, die de pilot namens de drie instellingen gecoördineerd heeft: “In Sittard-Geleen vindt er altijd vooraf een gesprek plaats met de vrijwilliger die zich meldt. In Maastricht helemaal niet. In Parkstad zitten we tussen deze twee werkwijzen in: in principe laten we de match geautomatiseerd tot stand komen, maar we kunnen eventueel een gesprek aangaan met de vrijwilliger. We volgen het op de achtergrond.” Zij maakt zich geen zorgen dat er misbruik wordt gemaakt en mensen talenten aanprijzen die ze niet hebben. Die kans is niet uitgesloten, maar niet groter dan wanneer je wel een gesprek hebt. “Wel kiezen wij ervoor om vooraf de vrijwilligersorganisatie te screenen in ons bestand. We denken namelijk dat de vrijwilliger kwetsbaarder is dan de organisatie.” DAADWERKELIJKE MATCH MAKEN Het doel van de WMO-pilot was om de talencentrale.nl te bouwen. Dat is gelukt. De webportal en de databanken zijn er. De drie vrijwilligerscentrales hebben 2008 uitgetrokken om ze te vullen met talenten. Daarvoor hebben ze nog binnen het
TIPS CLIËNTEN EN BURGERS • de beeldvorming over vrijwilligerswerk moet bijgesteld worden. Dit hoeft niet altijd langdurig te zijn. Talenten kunnen ook kortdurend zinvol ingezet worden
project een communicatieplan geschreven en foldermateriaal ontwikkeld, gericht op zowel de vrijwilligers, vrijwilligersorganisaties en ook bedrijven, omdat je ook daar mensen vindt die hun betrokkenheid bij de samenleving willen tonen, al dan niet samen met hun collega’s. “We gaan nu actief op zoek naar talent”, zegt Anne Schutte. Dat gebeurt gericht door zogenaamde vindplaatsen te benaderen. De drie centrales hebben de talentencentrale bijvoorbeeld al gepresenteerd op de Bedrijven Kontakt Dagen in Zuid-Limburg. “Zodra we voldoende talenten hebben, gaan we de vrijwilligersorganisaties benaderen om van de talentencentrale gebruik te maken.” Het project heeft ook nog een ander effect gehad: voor het eerst hebben de drie welzijnsinstellingen samengewerkt. “Dat is leerzaam geweest. We hebben er dingen uitgehaald die we de volgende keer weer kunnen gebruiken.” BETROKKENHEID BIJ SAMENLEVING Anne Schutte gelooft in de talentencentrale. Een van de doelstellingen, meer mensen laten participeren en de betrokkenheid van mensen bij de samenleving vergroten, wordt zeker gehaald. Ze denkt dat meer mensen zich als vrijwilliger aanmelden, omdat ze heel gericht hun talent beschikbaar kunnen stellen. Dat zijn mensen die je anders misschien mist als vrijwilliger. Als neveneffect gokken de initiatiefnemers erop dat mensen misschien toch langere tijd vrijwilligerswerk willen doen als ze via een kortlopende opdracht het contact hebben gelegd. Als je hun talent maar eenmaal aangesproken hebt!
42
PROJECT UITVOERDER CONTACTPERSOON PILOT PARTNERS
Vrijwilligerswerk en deregulering EMOL Arthur Jansen Advies, 043-4094888 Vrijwilligerswerk Joop Kneepkens/Expertise, Management & More, Arthur Jansen, Trajekt, Wel.kom, gemeenten Venlo en Meerssen
Gemeente Meerssen zet forse stappen in deregulering “Durf vertrouwen te hebben in de mensen die je gemeenschap vormen”
PROBLEMATIEK • Juist in een periode waarin de overheid een grotere bijdrage verwacht van de ‘civil society’ en het aantal vrijwilligers afneemt, gaan vrijwilligersorganisaties gebukt onder de druk van bureaucratie en regelgeving. De gemeenten Meerssen en Venlo hebben de uitdaging opgepakt en zijn met deregulering aan de slag gegaan. DOELSTELLING • Doel van dit project is te komen tot minder regeldruk op het vrijwilligerswerk. Onnodige procedures moeten verdwijnen, de verantwoording voor subsidies moet eenvoudiger worden en vrijwilligersorganisaties moeten niet geconfronteerd worden met legeskosten. De gemeenten moeten meer vraaggericht gaan opereren. Tegelijkertijd moeten vrijwilligersorganisaties beter geschoold worden in de wijze waarop ze omgaan met gemeentelijke overheden. RESULTATEN • Zowel de gemeente Venlo als Meerssen hebben verschillende maatregelen getroffen. Na een kick-off bijeenkomst waar de verenigingen en vrijwilligersorganisaties aan hebben deelgenomen, zijn de gemeenten de regelgeving in kaart gaan brengen om daarna te zien waar er vereenvoudigd kan worden. Het belangrijkste resultaat heeft de gemeente Meerssen geboekt met de complete herziening van de Subsidieverordening Welzijn. Organisaties en verenigingen krijgen nu voor vier jaren een waarderingssubsidie. Er is geen verantwoordingsplicht meer. In de verordening wordt wel (beknopt) aangegeven wat er per cluster aan maatschappelijke inzet wordt verwacht. De gemeente Meerssen heeft verder de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) aangepast. Voor de meeste evenementen kunnen vrijwilligersorganisaties nu volstaan met een eenvoudige melding. Ze hoeven geen vergunningen meer aan te vragen, behalve wanneer landelijke wetgeving dit dwingend voorschrijft. Vrijwilligersorganisaties hoeven geen leges meer te betalen voor activiteiten die ze organiseren en waarvoor een vergunning nodig is. Verder is er in Meerssen één loket voor de verenigingen gevormd, waar ze in principe met al hun vragen terecht kunnen. Om vrijwilligersorganisaties te ondersteunen in hun communicatie met de gemeente, fungeert stichting Trajekt in Meerssen als een back-office en adviseert de verenigingen. Zo is er in 2007 onder andere een vrijwilligersbeurs georganiseerd. Op deze bijeenkomst hebben sleutelfiguren uit het verenigingsleven kennisgemaakt met bestuurders en ambtenaren van de gemeente en concrete aandachtspunten kenbaar gemaakt. Tijdens deze beurs is er een training gegeven aan deze sleutelfiguren.
“Als het echt niet anders kan en de veiligheid of openbare orde komen in het gedrang, dan moet je als gemeente ingrijpen. Voor de rest moet je voorkomen dat je de verenigingen hindert”, zegt Ed Moonen, hoofd van de afdeling Bouwen & Milieu van de gemeente Meerssen. Ed Moonen Deze Zuid-Limburgse gemeente heeft flink in de regels voor vrijwilligersorganisaties geschrapt. De grootste stap is de nieuwe subsidieverordening, die uitgaat van een taakwaardering en organisaties niet belast met onnodige verantwoording achteraf. Ruim 1 miljoen euro verdeelt de gemeente Meerssen elk jaar onder de verenigingen. Op basis van een lump sum regeling, die voor vier jaar in de verordening vastligt. Ed Moonen vindt dat je als overheid vertrouwen moet durven te hebben in de mensen die je gemeenschap vormen. “We krijgen heus wel een signaal als iets niet goed gaat.” GEEN VERGUNNING NODIG De deregulering reikt verder. Vrijwilligersorganisaties hebben niet langer een vergunning nodig als ze een evenement organiseren waaraan minder dan 250 mensen deelnemen. Een melding volstaat volgens de nieuwe Algemene Plaatselijke Verordening. “Moet de buurtvereniging voor de barbecue een vergunning aanvragen en iemand met een diploma sociale hygiëne achter de tap hebben staan? Kom nou,” zegt Moonen. Ook in het vrijwilligerswerk heeft een professionaliseringsslag plaatsgevonden. Daar moet je in je benadering rekening mee houden. RAMPREGELGEVING De gemeente Meerssen zou best verder willen gaan. Gemeente en verenigingen treffen echter de rijksoverheid op hun pad. Zoals de ontheffing op de drank- en horecawet die de gemeente moet afgeven zodra de buurtvereniging vijftig cent voor een glas bier vraagt. Ed Moonen: “Landelijk is men vooral met calamiteitenregeling bezig. Er gebeurt iets en hup, regels worden aangescherpt. Rampregelgeving.” Daar moet de landelijke politiek vanaf willen. Tegelijkertijd moet de samenleving beseffen dat deregulering een contramal heeft, namelijk dat je niet bij alles wat er fout gaat, naar de overheid kunt wijzen. SPECIAAL LOKET De gemeente Meerssen is druk bezig de bureaucratie voor het vrijwilligerswerk af te bouwen. De verenigingen kunnen bij een speciaal loket terecht. Twee ervaren ambtenaren geven hier direct antwoord op de vragen of gaan op zoek. “Dit ver-
44
45
snelt de afwikkeling”, constateert Ed Moonen. Het ambtelijk apparaat werkt met een mandaat. Ambtenaren mogen zelf binnen vooraf vastgelegde kaders beslissingen nemen. Op dit moment wordt onderzocht of dit mandaat verruimd kan worden De ervaringen met de vooruitgeschoven posten, zoals het loket voor de vrijwilligersorganisaties maar ook voor andere zaken, zijn positief. En de deregulering neemt het ambtelijk apparaat werk uit handen. “We kunnen onze mensen nu op meer kwalitatief werk inzetten. In plaats van vergunningen uitschrijven zinvoller werk doen en ons meer profileren. Zo krijgen we bovendien meer flexibiliteit”, aldus Moonen. Je zult daar als ambtelijk apparaat wel de benodigde cultuuromslag bij moeten maken. Een verbetercultuur in plaats van een afrekencultuur. Meerssen heeft die ontwikkeling al eerder in gang gezet. Ook een aspect als helder en duidelijk communiceren naar vrijwilligersorganisaties hoort hierbij. Het gevolg is wel dat kritiek uit de omgeving sneller kenbaar wordt gemaakt. Ed Moonen vindt dat niet erg. “We staan er open voor.” Hij hoort de kritiek liever in de gangen van het gemeentehuis dan op straat en op feestjes.
de mensen achter dat loket wel de instrumenten om hun werk goed te doen,” adviseert de voorzitter van buurtvereniging ‘In de Peel’ in Geulle.
NOG EEN MAATJE MINDER? Is het dereguleringsproces nu afgerond? Nee, reageert hij. Zo wordt bijvoorbeeld de meldingsplicht voor evenementen eind dit jaar geëvalueerd. “Kijken of het nog een maatje minder kan.” De volgende stap zal lobbyen bij de Vereniging Nederlandse Gemeenten zijn om iets te doen aan de landelijke regelgeving. “Als individuele gemeente kunnen we niks bereiken. Via de VNG en deze pilot, die onder de aandacht van de Kamerleden komt, misschien wel.” Deregulering zal continu aandacht vragen. En is het vrijwilligerswerk nu versterkt hierdoor? Ed Moonen vindt het nog te vroeg om daar een uitspraak over te doen. Dat zal tijd nodig hebben. Hij is er wel van overtuigd dat minder regels het voor bestuursleden van verenigingen leuker maakt. “De zin van je zijn als bestuurslid neemt toe naarmate je gemakkelijker iets kunt regelen. Wat dat betreft hebben we de drempel wel verlaagd.”
VERTROUWEN IN DE MENSEN De gemeente Meerssen heeft in de WMO-pilot gezocht naar deregulering voor vrijwilligersorganisaties. Dit heeft tot één loket voor vrijwilligersorganisaties geleid, grotendeels afschaffing van leges en tot meer ondersteuning. Toch denkt Kruijsen dat de gemeente slechts ten dele in de opzet is geslaagd. “Wil zo’n één loket functie tot zijn recht komen, dan moeten die mensen wel de kennis en de middelen hebben om hun werk te doen.” Dat mist hij. Vragen blijven daardoor onbeantwoord. “Het lijkt alsof men een vinger geeft maar snel de hand terugtrekt, bang dat men de grip verliest. Je moet vertrouwen hebben in de mensen die een vraag stellen.” Dat is er nog niet, vindt hij. Hij gelooft wel in het concept. Per slot van rekening staan buurtverenigingen veel dichter bij de burgers dan de ambtenaren op het gemeentehuis. Maar het zal tijd kosten om zo’n concept te laten beklijven.
Theo Kruijsen ziet goede bedoelingen maar weinig echte vooruitgang “Overheid moet vertrouwen in de burgers hebben”
Theo Kruijsen juicht het idee achter de WMO toe, net als de deregulering die de gemeente Meerssen nastreeft. Maar hij is bezorgd over de uitvoering. “Eén loket voor vrijwilligersorganisaties is goed. Maar geef
46
Theo Kruijsen is actief betrokken bij de gemeenschap van het Maasdorp. Zo is hij kerkmeester, voorzitter van buurtvereniging ‘In de Peel’ en betrokken bij de buurtnetwerken. Bij die laatste twee vrijwilligersorganisaties ziet hij dat het minder gemakkelijk is dan vroeger om mensen te mobiliseren. Van de tien buurtverenigingen in Geulle die ooit deel uitmaakten van het buurtnetwerk, zijn er nog zes over. “Maar toen we ons 25-jarig bestaan vierden, hadden we zo acht mensen gevonden die mee het feest wilden organiseren. Mensen willen zich niet meer voor langere tijd binden, weet je”, zegt Kruijsen. Deze maatschappelijke ontwikkeling komt mede door de toename van het aantal tweeverdieners, waardoor mensen minder tijd overhouden voor vrijwilligerswerk. Men wil eigenlijk alleen ad hoc vrijwilligerswerk doen. “Daardoor vervlakt de samenleving. Alles is te koop, zegt men. Maar dat is niet zo.”
VERGUNNINGEN EN LEGES De gemeente heeft onder andere gesneden in het vergunningbeleid voor verenigingen. Prima, vindt Theo Kruijsen. Hij zit echter niet te wachten op beslissingsvrijheid. “Beslissingen moeten uit samenspraak komen. Problemen moet je op een gewone manier kunnen bespreken zonder dat de andere partij de hakken in het zand zet. Dat mag niet gaan gebeuren, dat werkt namelijk als een rode lap op de stier.” Vrijwilligersorganisaties krijgen in Meerssen in principe legeskosten voor vergunningen terug. Een mooi gebaar, vindt Theo Kruijsen. Maar wat schiet je ermee op als je ze niet eens kunt voorschieten? Hij geeft het voorbeeld van de mobiele kiosk die de buurtvereniging voor de sacramentsprocessie aanvroeg. Er bleek 1200 euro borg gestort te moeten worden. Kruijsen: “Die hebben we niet. We hebben 130 gezinnen die lid zijn en elk 12,5 euro per jaar contributie betalen. Daar organiseren wij alle activiteiten van.” Hij vindt zo’n aanpak geen voorbeeld hoe deregulering behoort te zijn. De goede wil is er, maar het schort aan de juiste attitude en uitwerking, concludeert Kruijsen. Pas wanneer dat verandert, kun je de mooie woorden van de WMO waarmaken.
47
PROJECT UITVOERDER CONTACTPERSOON PILOT PARTNERS
Ondersteuning in het kader van de WMO Trajekt Inge Elzer 043-4502000 Vrijwilligerswerk 6 Heuvelland gemeenten
PROBLEMATIEK • De civil society kan niet zonder vrijwilligerswerk. Daarom is de juiste ondersteuning van vrijwilligersorganisaties essentieel. De zes Heuvellandgemeenten hebben onderzocht hoe deze ondersteuning er het beste kan uitzien en gestructureerd kan worden.
Inge Elzer, projectleider Trajekt, over vrijwilligerswerk: “Effecten goed netwerk niet in harde cijfers uit te drukken”
DOELSTELLING • Allereerst beoogt de pilot om tot een sociale kaart van vrijwilligersorganisaties te komen en zichtbaar te maken wie waar welk werk doet. Dit netwerk in zorg en welzijn moet uitgebouwd worden. Een derde doel is het verbreden van de deskundigheid van vrijwilligersorganisaties. Tot slot moet er een visie worden ontwikkeld voor het instandhouden van de steunstructuur.
Vrijwilligers zijn het cement in de samenleving. Vrijwilligersorganisaties staan echter onder druk. Ze vinden moeilijk mensen, niet alleen voor het uitvoerend werk, vooral voor het bestuurswerk. Hoe kun je ze als gemeente ondersteunen?
RESULTATEN • In elk van de zes gemeenten is er een sociale kaart Informele Zorg ontwikkeld. Deze kaarten zijn uitgewerkt in brochures. Zo’n brochure is meer dan een overzicht op papier. Het is een soort ‘levende sociale kaart’ die meerdere doelen dient. Men weet elkaar sneller te vinden, kan beter doorverwijzen en men wisselt informatie met elkaar uit. Dat is op zich al een verbetering, want er bleek een eilandencultuur te zijn ontstaan: iedere organisatie trok zich terug op zijn eigen domein. Daarnaast is de sociale kaart voor de vrijwilligersorganisaties een middel om zichzelf te profileren. Naast deze kaart is er in elke gemeente een Informele Zorggroep geformeerd, met vaste leden, afkomstig van de vrijwilligersorganisaties. Hierin is veel aandacht besteed aan het creëren van draagvlak. De organisaties zien het belang van zo’n overlegplatform in. De groep functioneert als een klankbord voor vrijwilligers(organisaties). In een aantal workshops en trainingen is aan deskundigheidsbevordering gewerkt, waarbij thema’s zoals de toekomst van het vrijwilligerswerk in de zorg, signalering en grenzen in het vrijwilligerswerk aan de orde zijn gekomen. De vrijwilligersorganisaties voelen zich betrokken bij het project. Dat is een belangrijke voorwaarde om aan een gemeenschappelijke visie te gaan werken. Daarnaast zal het netwerk uitgebreid moeten worden naar buurtverenigingen en dorpsraden. Die koppeling is al gemaakt, maar moet verder uitgediept worden.
In de kernen van de zes Zuid-Limburgse Heuvellandgemeenten - Eijsden, Margraten, Gulpen-Wittem, Vaals, Valkenburg en Meerssen - zijn dag in dag uit mensen in de weer met informele zorg. Dit is zorg die vrijwilligers en mantelzorgers bieden, ook burenhulp hoort daarbij. Sommigen vanuit een bekende organisatie; velen werken evenwel in de anonimiteit van een parochiale werkgroep of een buurtvereniging. Alleen al het bij elkaar brengen van al die organisaties per gemeente is een hele klus geweest, constateert Inge Elzer. Zij leidt vanuit welzijnsorganisatie Trajekt in de gemeente Meerssen de pilot Ondersteuning Vrijwilligersorganisaties. Net als in de andere gemeenten, is ze gestart met een sociale kaart van de organisaties die zich met informele zorg bezighouden. In Meerssen zijn dat het ziekencomité Meerssen West, het ziekencomité Ulestraten, de seniorenvereniging Ulestraten en Meerssen, de Vrijwillige Hulpdienst, de Zonnebloem, de Gehandicapten Organisatie Meerssen, het kerkbestuur van Geulle en een pastoraal werkster. “Al die partijen hebben we bijeen aan tafel gebracht en overtuigd van de meerwaarde die samenwerking biedt”, zegt Elzer. TRAININGSAANBOD Vervolgens is gekeken aan welke ondersteuning deze organisaties behoefte hebben. In Meerssen heeft dat geleid tot een training voor de vrijwilligers. Daarin is ingegaan op de toekomst van het vrijwilligerswerk in de zorg en zijn de vrijwilligers bewust gemaakt van de rol die ze spelen. “Zelfreflectie en grenzen durven stellen aan wat je zowel als organisatie als ook als individuele vrijwilliger doet, zijn aan de orde geweest”, legt Inge Elzer uit. Omgaan met signalen die je als vrijwilliger opvangt, is een ander thema uit deze deskundigheidsbevordering. NOG MEER NODIG Inge Elzer gelooft dat je met zo’n sociale kaart én deskundigheidsbevordering de vrijwilligersorganisaties ondersteunt. Er zal echter meer nodig zijn om de grootste bedreigingen, de vergrijzing, het tekort aan vrijwilligers en het gebrek aan
48
49
financiële middelen, weg te nemen. Ze vindt daarom dat deze eerste aanzet tot versterking een vervolg moet krijgen. “We moeten ook een brug slaan naar buurtverenigingen, sportorganisaties of culturele verenigingen, zoals harmonieën en fanfares. En ik zie ook wel iets in de maatschappelijke stages van jongeren. Daar moeten we ze bewust maken van het belang van vrijwilligersorganisaties, zodat ze zich hier later bij aansluiten.” Een andere oplossing kan zijn dat vrijwilligersorganisaties meer zaken samen gaan doen. “We hebben nu een structuur met korte lijntjes naar elkaar. Ze kunnen van elkaar leren in dit netwerk.” Het woord is nu aan de politiek, die de pilot een vervolg moet gunnen zonder dat er direct resultaten tegenover staan die je in harde cijfers kunt weergeven. Het resultaat van dit soort netwerken laat zich namelijk niet makkelijk kwantificeren. Maar het is er daarom niet minder om, vindt Inge Elzer.
Beek van de Zonnebloem Meerssen, die ook voorzitter is van het WMO-platform Meerssen.
SUCCESFACTOREN • maatwerk per gemeente: elke gemeente, zelfs elke kern kent zijn typische situatie als het om informele zorg gaat. Hou daar rekening mee, je kunt niet één recept bedenken dat overal werkt. Ben alert op hoe de structuren liggen • zorg dat ook de vrijwilligersorganisaties die vaak onzichtbaar werken, zoals het diaconiewerk of een ziekencomité, op de kaart komen te staan • werk laagdrempelig, lokaal gericht zodat er geen grote afstand ontstaat • heb aandacht voor de koppeling van de vrijwilligersorganisaties met de eerstelijns zorg en andere professionele zorginstellingen • benader vrijwilligers met respect en de egards die ze verdienen. Houd er rekening mee dat de ontmoetingsfunctie voor hen ook belangrijk is
KOPPELING MET DE BUURT Hij is enthousiast over de pilot met vrijwilligersorganisaties in alle zes de Heuvellandgemeenten. Het minste wat je kunt doen, is elkaar in de ogen kijken. “Zelfs basale dingen zoals elkaar het programma sturen, zijn belangrijk. Zodat je tenminste niet op dezelfde dag iets organiseert.” Bram Beek gelooft echter ook in de koppeling tussen de vrijwilligersorganisaties en de buurt. Daar valt voordeel uit te halen. Nu de partijen in Meerssen bij elkaar zitten, wil de Zonnebloem onder meer kijken of bepaalde diensten gezamenlijk aangeboden kunnen worden. Bijvoorbeeld het begeleiden van ouderen naar ziekenhuis of specialist. “Als elke organisatie een aantal vrijwilligers beschikbaar stelt en je geeft de coördinatie in handen van een beroepskracht, dan kan dat heel goed functioneren.” En aan zo’n dienst zal alleen maar meer behoefte komen.
Bram Beek, voorzitter WMO-platform Meerssen “Vrijwilligers onmisbaar voor goede uitvoering van de WMO”
“De pilot heeft iets belangrijks in gang gezet, dat kwalitatief iets oplevert. Dat is echter niet in euro’s uit te drukken. En het zal zeker nog vijf jaar vergen voordat het echt loopt zoals we willen. De politiek zal daarom nu verder moeten kijken dan de eurotekens en dit netwerk een kans moeten geven”, zegt Bram
50
Bram Beek weet de problemen waar de meeste vrijwilligersorganisaties mee worstelen, treffend te typeren. “Als we, bijvoorbeeld als WMO-platform vergaderen, zitten we voornamelijk met 70-plussers bij elkaar. Mensen die voor langere tijd bestuurswerk willen doen, vind je niet. En in financieel opzicht wordt het, ook bij de Zonnebloem, moeilijker zaken te organiseren. Er komen steeds meer ouderen met beperkingen, die rolstoelgebonden zijn. Rolstoelbussen zijn echter bijna onbetaalbaar. Moeten we dan een hogere bijdrage vragen? Tien procent van de mensen hier leeft onder de armoedegrens. Voor hen is 25 euro veel geld. Differentiëren in de bijdrage? Plak je ze ook nog een etiket op.”
ALERT ZIJN OP SIGNALEN Deskundigheidsbevordering is de Zonnebloem niet vreemd. Toch vindt Bram Beek de pilot zeer zinvol geweest. Hij merkt bijvoorbeeld in de praktijk dat het lastig kan zijn hoe je met bepaalde signalen omgaat. Wanneer schakel je een professional in? “Dan is het goed te weten op welke signalen je moet letten en welke instanties er zijn.” Dat kan ook een signaal zijn dat de mantelzorg rond een cliënt overbelast raakt. INVESTEREN Voor een goede uitvoering van de WMO zijn de vrijwilligersorganisaties onmisbaar, denkt Beek. Daar is de politiek, zo vindt hij, nog onvoldoende van overtuigd. “Gelukkig liggen veel zaken dankzij de WMO op het bordje van de gemeente en is het voor ons gemakkelijker om signalen te geven.” Want vrijwilligersorganisaties sluiten met hun werk op veel prestatievelden van de WMO aan: leefbaarheid van buurten en wijken bijvoorbeeld, of ondersteuning van de mantelzorg en vrijwilligers. Versterken van deze organisaties betekent investeren in het cement van de samenleving.
51
PROJECT
Maatschappelijk nuttige betaalde arbeid voor vrijwilligersorganisaties, MATCH
UITVOERDER CONTACTPERSOON PILOT PARTNERS
Samenwerkingsverband gemeenten in de Westelijke Mijnstreek Piet Schoonbrood, 046-4777828 Vrijwilligerswerk en de Wet Werk en Bijstand (WWB) Afdelingen W&I deelnemende gemeenten en vrijwilligerscentrale van
Vrijwilligerswerk motiveert Ralf te breken met zijn verleden “Ik kan me weer nuttig maken voor de samenleving”
Partners in Welzijn
PROBLEMATIEK • Vrijwilligersorganisaties draaien vooral op hun vrijwilligers. Maar het ‘runnen’ van zo’n organisatie brengt allerlei werkzaamheden met zich mee, zoals administratie voeren, gebouw beheren etcetera, waar dikwijls de mankracht voor ontbreekt. Vrijwilligersorganisaties hebben behoefte aan ondersteuning op diverse terreinen. DOELSTELLING • Het doel van dit project is in een jaar tijd 50 uitkeringsgerechtigden als vrijwilliger toe te leiden naar een vrijwilligersorganisatie. Gedurende dit eerste jaar blijven zij begeleid worden. De uitkeringsgerechtigden blijven minstens een jaar actief in de organisatie, langer kan eventueel ook. RESULTATEN • In januari 2007 zijn alle 3000 uitkeringsgerechtigden aangeschreven. Ze hebben een folder ontvangen, waarin het project toegelicht wordt. Nemen ze actief deel, dan krijgen ze bovenop hun uitkering een premie van € 150,00. 20 kandidaten meldden zich spontaan; de casemanagers van de gemeente melden nog eens 71 kandidaten aan. Daarvan heeft de Vrijwilligerscentrale, het onderdeel van Partners in Welzijn dat de bemiddelingen tot stand brengt, er 56 bij vrijwilligersorganisaties geplaatst. Ook voor veel anderen wordt waarschijnlijk een match gerealiseerd. Daarmee overtreft het project dus de verwachtingen. Nog belangrijker is dat de geplaatste deelnemers weer opbloeien en uit hun sociaal isolement komen. Daarnaast zijn de vrijwilligersorganisaties tevreden over de inzet. Een knelpunt is wel gebleken de soms te hoge verwachtingen bij beide partijen. Ook de aanwezigheid van vaak meervoudige problematiek bij de deelnemers maakt het tot stand brengen van een geslaagde match moeilijk. TIPS • zorg voor heldere verwachtingen naar alle partijen • zoek passend vrijwilligerswerk op basis van eerder verworven competenties • begeleiding is onmisbaar Valkuilen • het niet aanpakken van de onderliggende meervoudige problematiek. Dan is een plaatsing bijna gedoemd te mislukken • het niet goed managen van verwachtingen zowel bij de vrijwilligersorganisaties als de deelnemers
Anne Fingskes en Ralf Carstensen: maatwerk, passie en talent aanboren.
“Ik wil deze dagtaak niet meer missen. Mijn eigenwaarde is toegenomen. Je mag thuis bij me komen kijken, het is er netjes. En als ik beloof te komen, dan kunnen de mensen op me rekenen. Dit is een garantie dat ik op het rechte pad blijf.” Ralf Carstensen doet sinds 9 maanden drie dagen in de week vrijwilligerswerk bij het Laagland Theater in Sittard. Hij heeft het oude schoolgebouw waarin dit jeugd- en jongerentheater is gevestigd, opnieuw geschilderd. Hij werkt ook mee aan de decors voor de voorstellingen. Daarnaast gaat hij ook nog twee avonden in de week via stichting Basissport als begeleider zwemmen en wandelen met verstandelijk gehandicapten. Met dit vrijwilligerswerk heeft Ralf zijn daginvulling gevonden die hem opnieuw een gevoel van eigenwaarde geeft. DIT GEEFT EEN DRIVE “Voor het eerst sinds mijn schooltijd hou ik het langer dan een half jaar vol”, vertelt hij trots. “Hiervoor heb ik dikwijls gewerkt. Maar na een half jaar kon ik de druk niet meer aan, raakte overspannen, bleef ziek thuis, durfde niet terug naar het werk en viel weer terug op drugs. Dat is de rode draad door mijn leven.” Sinds een aantal jaren is Ralf van de drugs af. Hij zit wel nog in een methadonproject, maar is hard op weg ook daar vanaf te komen. Het vrijwilligerswerk is daar een belangrijke stimulans voor. “Dit bezorgt me een drive, is precies goed voor mij. Vier tot vijf uurtjes per dag, dat kan ik aan. Ik kan nu eindelijk wat voor de maatschappij doen. Dit is voor mij de garantie om van de drugs af te blijven.” TALENTEN Ralf is een van de succesvolle bemiddelingen die binnen het MATCH-project tot stand zijn gebracht. In dit project wordt vooral gekeken naar de talenten die mensen hebben en daar wordt vrijwilligerswerk bij gezocht, dat niet alleen qua
52
53
werk op de interesses en talenten aansluit, maar ook qua sfeer en begeleiding die de organisatie kan bieden. “Ik ben huisschilder, maar heb ook een creatieve kant. Beide kan ik hier kwijt.” Ralf voelt zich dan ook thuis bij het theater. Anne, zijn begeleider vanuit het project, is de eerste keer mee geweest. “Omdat ik onzeker was.” Hij kan haar altijd bellen als er iets is. “Dat wordt allengs minder want het gaat goed met me.” Ralf heeft Anne over zijn verleden verteld. Bij de vrijwilligersorganisatie is dat pas na een paar maanden ter sprake gekomen. “Ze staan ook nu achter me.” ZIJN LEVEN WEER OP ORDE Ook buiten het vrijwilligerswerk gaat het goed met hem. Hij heeft zijn appartementje op orde, staat niet meer rood bij de bank, krijgt lichamelijk een betere conditie, heeft meer zelfvertrouwen en hij komt weer afspraken na. Hij merkt dat vooral de structuur en de stabiliteit hem goed doen. Voor het eerst in jaren heeft hij een basis om op terug te vallen. Zijn ambitie? Dit vrijwilligerswerk blijven doen tot zijn pensioen. “Ik heb betaald werk geprobeerd, maar dat lukt niet. Met dit ben ik tevreden.”
Anne over de aanpak in de MATCH-pilot “Spreek ze aan op hun passie en talent, dan boor je een innerlijke drive aan”
Talenten van mensen als uitgangspunt nemen. Zoeken naar wat iemand leuk vindt of als kind leuk heeft gevonden. Want als je mensen daar op aanspreekt, boor je een immense innerlijke drive aan. Dat is voor Anne Fingskes de sleutel voor succes als je mensen uit de bijstand wilt bemiddelen naar vrijwilligerswerk. “Maar”, voegt ze hier aan toe, “vrijwilligerswerk is niet voor iedereen weggelegd. Ben daar realistisch in.” Anne Fingskes begeleidt bij Partners in Welzijn cliënten die meedoen aan de WMOpilot MATCH. Deze pilot koppelt verschillende doelen aan elkaar. Iedereen moet mee kunnen doen, ook mensen die al jaren in de bijstand zitten. Tegelijkertijd wordt zo het vrijwilligerswerk versterkt, want dat krijgt extra menskracht. En als derde doel worden mensen op hun passie en talent aangesproken, waardoor er meer en beter perspectief ontstaat op de eigen mogelijkheden, op gebied van vrijwilligerswerk en misschien op den duur weer betaald werk. De cijfers over het eerste jaar spreken voor zich. Uit de 92 mensen waar contact mee is geweest, zijn 70 serieuze trajecten voortgekomen. 48 mensen zijn succesvol begeleid naar vrijwilligerswerk, een handvol heeft inmiddels betaald werk gevonden, 10 zijn in andere trajecten terechtgekomen. “Bij deze groep zie je veel verborgen problematiek. Vaak moet je die eerst aanpakken, voordat je aan vrijwilligerswerk kunt denken”, legt Anne Fingskes uit. Soms kan daarna alsnog een traject naar
54
vrijwilligerswerk in gang worden gezet, zoals bij de man die eerst een assertiviteitstraining heeft gevolgd. BEGIN VANUIT TALENT Partners in Welzijn kent al jaren een vrijwilligers vacaturebank. Daarin zitten zo’n 300 vacatures. Er is echter een essentieel verschil met de aanpak van MATCH, vindt Anne. “Mensen die al jarenlang in de bijstand zitten, weten vaak niet meer wat ze kunnen; waar ze goed in zijn; wat ze graag doen. Daarom starten wij vanuit de talenten van iemand en zoeken daar passend vrijwilligerswerk bij.” Passend moet je in dit geval ruim zien. De vrijwilligersorganisatie moet de sfeer, de veiligheid en de begeleiding kunnen bieden die een vrijwilliger vraagt. “De vrijwilligersorganisatie moet er open voor staan”, aldus Anne Fingskes. NIET ALLES LUKT Met 48 geslaagde bemiddelingen is het project MATCH succesvol. Toch is het niet allemaal van een leien dakje gegaan, zegt Anne. “Vrijwilligerswerk is helaas niet voor iedereen weggelegd. Soms beginnen mensen heel enthousiast, maar na een poosje spat de zeepbel uiteen en dan is de teleurstelling bij alle partijen groot. Soms lukt het om bijvoorbeeld iemand met een psychiatrische ziekte of een verslavingsverleden te plaatsen, maar soms ook niet. De redenen hiervoor zijn divers: soms missen mensen de benodigde attitude en vaardigheden, soms kunnen vrijwilligersorganisaties niet de benodigde begeleiding bieden. Daar moet je vooraf rekening mee houden.” Hoewel ze vindt dat ze de mensen als trajectbegeleidster zo ‘blanco’ mogelijk tegemoet moet treden, iedereen het voordeel van de twijfel moet gunnen, is het soms wel handig om in bepaalde situaties wat informatie vooraf te ontvangen. SUCCESFACTOREN De succesfactoren zijn in haar ogen maatwerk bieden, uitgaan van wat de mensen wel kunnen en niet kijken naar wat ze niet kunnen, begeleiding bieden, tot een jaar lang als het moet. “En als vrijwilligerswerk niet lukt, probeer dan wat anders te vinden.” Een laatste succesfactor: ben alert op signalen. Iemand die al jarenlang in de bijstand zit, kan problemen ondervinden op het gebied van lichamelijke of psychische gezondheid, financiën, sociale contacten, huisvesting of opvoeding van de kinderen. Heb daar oog voor, verwijs, werk aan de problemen. “Want pas als er een sterke basis is, kun je gaan kijken naar vrijwilligerswerk.”
55
PROJECT
Ondersteunende diensten voor vrijwilligersorganisaties en Vrijwillige zorg en diensten aan ouderen en mensen met een beperking
UITVOERDER CONTACTPERSOON PILOT PARTNERS
Samenwerkingsverband gemeenten in de Westelijke Mijnstreek Piet Schoonbrood, 046-4777828 Vrijwilligerswerk en de Wet Werk en Bijstand (WWB) Afdelingen W&I deelnemende gemeenten en Partners in Welzijn
PROBLEMATIEK • Ook vrijwilligerswerk kent zijn pieken en dalen. Extra handjes zijn soms meer dan welkom. In dit project wordt allereerst de behoefte bij vrijwilligersorganisaties aan tijdelijke en incidentele ondersteuning in kaart gebracht. Blijkt deze er inderdaad te zijn, dan wordt de benodigde ondersteuning gegeven. Tevens wordt gekeken naar kleine klusjes in en rond het huis, die voor de meeste mensen vanzelfsprekend zijn. Deze kleine klussen kunnen voor ouderen en mensen met een beperking net te lastig zijn. Een gloeilamp vervangen is lastig als je al slecht ter been bent. En voor het herstellen van een lekkende kraan is er amper nog een loodgieter te vinden, als mensen uit de doelgroep die al kunnen betalen. Toch zijn dit soort kleine werkzaamheden essentieel als je ouderen in staat wilt stellen langer in hun eigen woonhuis te blijven wonen. DOELSTELLING • Samen met Partners in Welzijn wordt een klussenbedrijf opgericht voor ouderen en mensen met een beperking. Zo’n tien mensen met een WWB-uitkering kunnen, nadat ze geschoold zijn, bij dit klussenbedrijf aan de slag. Op vraag van de doelgroep voeren ze tijdelijk eenvoudige huishoudelijke taken of onderhoudswerkzaamheden uit. Met dit project wordt mensen de kans gegeven langer zelfstandig te blijven wonen. RESULTATEN • Het is niet gemakkelijk geweest om in het WWB-bestand geschikte kandidaten voor het klussenbedrijf te vinden. Kandidaten moeten immers handig zijn, welbespraakt en dienstverlenend. Omdat in het bijstandsbestand veel cliënten met meervoudige problematiek (lage opleiding, schulden, verslaving, psychische problemen) zitten, is het lastig voldoende goede kandidaten te selecteren. Daarnaast heeft een aantal van hen een strafblad, waardoor ze niet in aanmerking komen voor het project. Uiteindelijk is het gelukt om acht mensen te werven. Zij hebben een test-, opleidings- en trainingstraject doorlopen. Daarna is het klussenbedrijf ‘Welzohandig’ gestart.
Klussendienst helpt ouderen langer zelfstandig te blijven wonen Welzohandig: uitkomst voor de klant, leerschool voor de klusser
De gemotiveerde groep van de klussendienst Welzohandig.
De klanten beginnen de weg naar de klussendienst Welzohandig te vinden. En te waarderen. Klusjes, waarvoor ze telkens een beroep op kinderen of bekenden moesten doen, of die misschien bleven liggen, worden nu gedaan door de klussers van Welzo handig. Ze kunnen zo langer zelfstandig blijven wonen. En enkele mensen met een uitkering, zitten in een traject dat wellicht op termijn perspectief biedt op een betaalde baan. “We voorzien absoluut in een behoefte. Anders zou het aantal aanvragen niet groeien”, zegt Wilbert Huls, samen met Jan Houben coördinator van de klussendienst Welzohandig. Deze klussendienst is een van de WMO-pilots in SittardGeleen. Vanuit de werkplaats in de Geleense wijk Lindenheuvel, vertrekken de ‘klussers’ in busjes, voorzien van een herkenbaar logo, bijna dagelijks naar 55plussers, hulpbehoevenden en soms vrijwilligersorganisaties in de hele regio. Daar doen ze karweitjes in de tuin, een kleine verhuizing, een stopcontact bijplaatsen, schilderwerk. Hierdoor kunnen de mensen langer zelfstandig blijven wonen. GROEIENDE VRAAG De vraag naar de klussendienst ontwikkelt zich positief. Maandelijks komen er nu zo’n 70 aanvragen binnen en dat aantal groeit. Het zijn typisch klusjes waar je geen commercieel bedrijf voor vindt. Huls en Houben zijn er alert op, dat ze geen klussen aannemen waarmee ze in het vaarwater van commerciële bedrijven zouden komen. Ze merken aan de reacties dat hun werk gewaardeerd wordt. Hun klanten zijn dan ook zondermeer bereid om de € 9,50 per uur te betalen. Wilbert Huls: “Voor de doelgroep is de klussendienst een verrijking. Vaak zijn het alleenstaande oudere vrouwen. Hun kinderen wonen verder weg. Of men wil de kinderen niet eens lastig vallen met dit soort praktische klusjes.” SCHOOLVERLATERS De beide coördinatoren twijfelen niet aan de plaats die de klussendienst zichzelf
56
57
heeft verworven. Dankzij hun inzet, kunnen de klanten langer zelfstandig blijven wonen. Doelstelling twee van de pilot, mensen uit een uitkering in een traject met perspectief op betaald werk krijgen, loopt moeizamer. Wilbert Huls en Jan Houben zullen een andere doelgroep klussers moeten aanboren om in de toekomst aan de groeiende vraag te voldoen. Hier zit namelijk een knelpunt, ervaren ze. Het Centrum voor Beroep en Bedrijf (CBB) heeft uit de groep fase 4 van werkzoekenden de kandidaten geselecteerd. Voor elke maand dat ze bij de klussendienst werken, krijgen ze boven op hun uitkering een bonus. De beide coördinatoren constateren dat de vakkennis en de sociale vaardigheden van een aantal kandidaten ontoereikend was. Ze hebben daarom in het begin nog veel energie moeten steken in het bijschaven van vaardigheden en vakkennis. Het gevolg is dat het beoogd aantal klussers niet gevonden is. Van de eerste groep van zes zijn er twee over gebleven. In totaal bestaat de groep nu uit zeven klussers, aangevuld met de beide coördinatoren die als meewerkend voorlieden zelf ook mee naar de klanten gaan. JE ZIET ZE GROEIEN De groep die nu werkt bij de Geleense klussendienst, is gemotiveerd. Nog meer dan in het begin. “Je ziet ze groeien”, zegt Jan Houben. De deelnemers wennen weer aan een dagritme, ze hebben weer een reden om ’s ochtends op te staan. Tegenover de werkervaring die ze opdoen en de bonus die ze krijgen, staat dat afspraak afspraak is. “Je moet grenzen stellen”, zegt Wilbert Huls. SCHOOLVERLATERS Om de groeiende vraag ook in de toekomst aan te kunnen, denken Wilbert Huls en Jan Houben aan vroegtijdige schoolverlaters als potentiële doelgroep. Wilbert Huls: “We hebben veel jongens die hun school niet hebben afgemaakt. Een lange periode niks doen is niet goed. Dan stapelen de problemen zich op. Kun je ze direct hier naar toe halen, dan voorkom je dat.” Een andere groep die ze graag verwelkomen, zijn vrouwen. Jan Houben: “De oorspronkelijke opzet was om handen spa diensten te verlenen. Die vragen krijgen we, bijvoorbeeld een vrouw die iemand zoekt om boodschappen te doen. Of iemand voor wie het hondje eenmalig uitgelaten moet worden. Daarvoor kunnen we heel goed vrouwen inzetten.” BETAALD WERK En de doorstroming naar betaald werk? Wilbert Huls ziet wel potenties. Die deelnemers krijgen daarvoor dan ook de ruimte, bijvoorbeeld om naar uitzendbureaus te gaan of als ze ergens moeten solliciteren. Maar wil je echt vanuit de klussendienst meer deelnemers laten overstappen naar het bedrijfsleven, dan zal er anders gewerkt moeten gaan worden. “Dan moeten we nog bedrijfsmatiger gaan werken, zal het tempo omhoog moeten, zullen we meer contacten met bedrijven en met opleidingen moeten aanknopen.” Slecht zou het niet zijn. Zo’n plek bij de klussendienst mag geen parkeerplaats van een jaar worden.
Klussendienst goede leerschool voor Arthur ker lukken” “Vast werk gaat ze
jf moest Maar toen het bedri gazijnmedewerker. ma lf jaar als rha rk de we an d r ke ha Ze to Arthur Pin enbak van het CBB. art ka riek de in fab n hij e ee dd in afbouwen, belan toe eens gewerkt gen in is gezeten en af en da r thu s vie oo hij rkl rkt we we hij heeft maak t. Nu or auto’s worden ge waar dashboards vo ndig. ha lzo We st ien nd de week bij de klusse n, in de tuin werken, hur. “Bomen snoeie Art t zeg , rd” lee nsen thuis te ge “Hier heb ik veel t is leuk om bij me stjes repareren.” He ka , aren. “Soms zijn erv zig hij be eft ut he ho , met l eens lastig kan zijn we k oo t he ug.” Werken ter on a cho werken, ofs eten we de dag ern t duidelijk. Dan mo Liever werkt is. er we oi mo t he is een opdracht nie en als . m prima, maar alle hij wel verder willen in de tuin bevalt he ld. In die richting zou ee lijk orb vo me bij na hij ren is de hij binnen. Schil duidelijk. Sinds kort at, is nog lang niet oproepbasis Of hij die kant opga vendien werkt hij op Bo s. au ure db zen uit ken, daar bij luk en l ter we lici bezig te sol orstromen gaat rdfabrikant. “Dat do , dan stopt tijd op t nie t he kt weer bij de dashboa den. Lu vertelt hij vastbera hur Pinto: “Dat heb ben ik zeker van”, dat niet jammer? Art Is st. ien nd sse t het na een klu zijn werk bij de duidelijk gezegd da . Vanaf het begin is ten tje te heban we ba ge r n de ore an n tev n ee l ik va er voor die tijd we zek ter rd. ech lee et ge we eg Hij no jaar stopt.” eft hij immers ge de klussendienst he ben gevonden. Bij
“De samenleving vervlakt door de toename van het aantal tweeverdieners. Alles is te koop, zegt men. Maar dat is niet zo.” Theo Kruijsen, voorzitter van buurtvereniging ‘In de Peel’ in Geulle.
58
59
PROJECT
Maatschappelijk nuttige betaalde arbeid voor vrijwilligers- en maatschappelijke organisaties
UITVOERDER CONTACTPERSOON PILOT PARTNERS
Samenwerkingsverband gemeenten in de Westelijke Mijnstreek Piet Schoonbrood, 046-4777828
Richard Koot over aanpak subsidiebanen Nazorg en ketenaanpak bepalend voor succesvolle plaatsing
Vrijwilligerswerk en de Wet Werk en Bijstand (WWB) Afdelingen W&I deelnemende gemeenten en Partners in Welzijn
PROBLEMATIEK • Het operationeel draaiende houden van een vrijwilligersorganisatie brengt weel werk met zich mee: administratie voeren, gebouw beheren etcetera. Dikwijls ontbreekt daar de mankracht voor, omdat vrijwilligers zich op de echte kerntaak van de organisatie willen richten. Gerichte ondersteuning stelt de organisaties in staat om meer voor hun doelgroep te doen. DOELSTELLING • De gemeente Sittard-Geleen wil 40 gesubsidieerde banen creëren bij vrijwilligersorganisaties. De WWB-gerechtigden die voor deze banen geselecteerd worden, gaan ondersteunende werkzaamheden verrichten. Hun rol is er vooral voor te zorgen dat de vrijwilligersorganisaties hun werk goed kunnen blijven doen en ze waar mogelijk te versterken. Een bijkomende doelstelling is om de participatie van burgers maximaal te bevorderen. Lukt dat niet via regulier werk, dan wellicht via een subsidiebaan. RESULTATEN • De gemeente heeft alles bij elkaar in 2007 zo’n 540 participatiebanen ingevuld. Evenzovele uitkeringsgerechtigden, voor wie de afstand tot de reguliere arbeidsmarkt te groot is, zijn in zo’n subsidiebaan ingestroomd. Van deze banen zijn er 220 bij maatschappelijke organisaties ingevuld en 150 bij vrijwilligersorganisaties. Dit vergt een investering van 12 miljoen euro. Voor de selectie van de kandidaten is samengewerkt met reïntegratiebedrijven en Kans BV, dat formeel het werkgeverschap op zich heeft genomen. Een knelpunt vormt de meervoudige problematiek bij de doelgroep uitkeringsgerechtigden. Daar moet aan gewerkt worden, anders zijn ze nauwelijks te motiveren voor de baan. Een andere ervaring is dat de verwachtingen bij de vrijwilligersorganisaties dikwijls te hoog gespannen zijn, met name wat betreft het niveau van de deelnemers. Intensieve begeleiding is nodig zodat deze kunnen groeien in hun nieuwe functie. Ervaringen van deelnemers tonen aan dat ook een subsidiebaan een goede manier is om mensne weer eigenwaarde en zelfrespect te geven. Er zijn voldoende voorbeelden van deelnemers die weer goed zijn gaan functioneren. Om de opgedane kennis te verankeren, heeft de gemeente per 1 januari 2008 het Huis van de Participatie opgericht. Dat kan een meer permanente rol spelen en tevens meer aandacht en zorg schenken aan de deelnemers. Het Huis van de Participatie gaat de regie voeren.
Richard Koot en Shirley Keesmekers
Liefst 85 mensen heeft de gemeente Sittard-Geleen in de WMO-pilot vanuit de bijstand naar een subsidiebaan geleid. De succesfactor? Individuele begeleiding, maatwerk en nazorg. Maar vooral creatief zijn en samen met partners naar passende oplossingen zoeken. Richard Koot werkt al lange tijd als casemanager/uitstroomconsulent bij de Sociale Dienst van de gemeente Sittard-Geleen. Hij wil zijn tijd en energie vooral investeren in mensen die gemotiveerd zijn om uit de bijstand te komen. Voor hen gaat hij door het vuur. “Anders trek je aan een dood paard. Als mensen niet willen, heeft het geen zin.” Richard is ervan overtuigd dat veel mensen in de bijstand best willen werken. Hij gelooft niet in de vooroordelen over deze groep. De succesvolle plaatsing van 85 mensen die een jaar geleden nog een bijstandsuitkering ontvingen, onderstreept dit. KETEN GESLOTEN Het succes van het subsidiebanenproject in 2007, schrijft de uitstroomconsulent ondermeer toe aan de samenwerking met het UWV en het CWI. “We hebben de keten gesloten door met onze partners samen te werken. Daardoor kunnen we onze instrumenten als een totaalpakket inzetten. We leveren maatwerk aan onze klanten.” Met scholing bijvoorbeeld. De industrie rond Sittard-Geleen vraagt veel heftruckchauffeurs. Voor dat werk zijn speciale, kortdurende opleidingen, die de deelnemers tevens klaarstomen voor het VCA-certificaat. Hiermee kan men mensen in de bijstand weer een perspectief bieden en inspelen op een vraag vanuit het bedrijfsleven. Wekelijks overlegt Richard Koot met casemanagers van de andere twee instanties over zijn klanten. “Daardoor kunnen we creatieve oplossingen bedenken die voor continuïteit voor mijn klant zorgen.” Daar liep het vroeger nogal eens op spaak. SUBSIDIE BELANGRIJK Wat je niet mag onderschatten, benadrukt Koot, is de betekenis van de loonsubsidie. In de WMO-pilot is die fors geweest: een jaar lang doorbetaling van de uit-
60
61
kering. Inmiddels is de subsidie verminderd. “Je merkt dat het moeilijker wordt. Zeker bij het MKB, vaak de middenstand. Kleine bedrijven die nauwelijks gewend zijn aan personeel.” Toch ontmoet hij ook werkgevers die de nieuwe werknemer al snel een vaste baan aanbieden. NAZORG ESSENTIEEL Wil je aan een duurzaam resultaat werken, dan zul je nazorg moeten bieden, is Richard Koots ervaring. “Vroeger stopte onze bemoeienis met de plaatsing. Nu bieden we nazorg en evaluatie, die zijn broodnodig, zowel bij de werkgever als de werknemen. Zit iemand op de juiste plek? Dat is in het belang van ons allemaal.”
Vanuit subsidiebaan straks naar reguliere baan Hakuna Matata:
PERSPECTIEF IS WAT WAARD Met hulp van vrienden, familie en haar ex kan ze haar baan, opleiding en opvoeding van haar zoontje combineren. “In het begin was het moeilijk om van een mama die altijd thuis is naar een mama te gaan die nooit meer haar kind ophaalt. Op het werk ben ik dat echter snel vergeten, zo leuk is het.” Het perspectief op een vast contract is zo’n offer waard, ook al betekent het voor dag en dauw op weg gaan naar Amstelveen en ’s avonds laat pas thuis komen. “Want met betaald werk voel ik me vrijer. Je hebt met niemand iets te maken, terwijl ik vroeger steeds bang was dat anderen ergens een opmerking over maakten.” CONTINUÏTEIT De opleiding wordt betaald vanuit het project. Dankzij de nauwe samenwerking tussen de Sociale Dienst, het CWI en het UWV worden de trajecten passend gemaakt. Met onderlinge afspraken zorgen de drie instanties voor conitinuïteit, zodat ze niet in een gat valt omdat het ene traject niet precies aansluit op het andere. Maatwerk dus.
SUCCESFACTOREN
een baan geeft vrijheid
Voor Shirley Keesmekers is alles in een stroomversnelling geraakt sinds ze in een subsidiebaan bij Kinderdagverblijf Hakuna Matata is gaan werken. Ze volgt nu een opleiding SPW 3. Haalt ze volgend jaar haar diploma, krijgt ze een vast contract. Pas toen Shirley na haar scheiding in de bijstand belandde, ontdekte ze dat haar HAVO-diploma op de arbeidsmarkt nauwelijks waarde heeft. De regels waren echter onverbiddelijk: ze zat te kort in de bijstand toen ze na een paar maanden vroeg om een opleiding te mogen volgen. Uiteindelijk is ze op een basisschool als vrijwilliger aan de slag gegaan. “Toen ontdekte ik hoe leuk ik het vond om met kinderen te werken.” Eén en één was snel twee toen ze door haar casemanager benaderd werd om mee te doen aan het project met subsidiebanen. “Ik ben niet het type om thuis te blijven zitten. Bij de geboorte van mijn zoontje heb ik daar bewust voor gekozen. Toen hij naar school ging, begon ik de contacten te missen. Mijn kringetje werd steeds kleiner.” DIPLOMA ONMISBAAR Shirley werkt in een subsidiebaan bij het kinderdagverblijf Hakuna Matata. Don’t worry, be happy in het Swahili, een gezegde dat beroemd is geworden door de film Lion King. Ze werkt gewoon mee in het team. Zorgt voor de baby’s en peuters in de groep. Alleen: voor een vast contract heeft ze een diploma nodig. Want alleen dan mag het kinderdagverblijf haar alleen in een groep laten werken. Drie jaar studeren voor een SPW 3-diploma is te lang. “Daarom ga ik de ene week één dag, de andere week twee dagen naar Amstelveen. Daar kan ik de opleiding in een jaar afronden.”
62
Vanuit de casemanager • bouw een vertrouwensband op met je klant, luister naar de klant en behandel hem met respect, niet als een nummer • biedt nazorg, zodat mensen op je kunnen terugvallen Vanuit de uitkeringsrechtigde • sta open voor hulp • durf terug te vallen op de mensen die voor je klaar staan
“Spreek ze aan op hun passie en talent, dan boor je een innerlijke drive aan.” Anne Fingskes, Partners in Welzijn, over de aanpak in de MATCH-pilot.
63
PROJECT UITVOERDER CONTACTPERSOON PILOT PARTNERS
Vermaatschappelijking van de zorg Huis voor de Zorg Carel Berkhoff, 046-4208159 Take Care Huis voor de Zorg, Arthur jansen advies, Moved Media, L1TV
PROBLEMATIEK • Zorg kan – en moet – anno 2007 midden in de samenleving verleend worden. Niet ver weggestopt van deze samenleving, zoals vroeger. Vermaatschappelijking van de zorg heet het om mensen zoveel mogelijk een normaal leven te laten leiden of helpen op te bouwen, midden in de samenleving. Deze visie heeft echter gevolgen voor alle partijen: de aanbieders van zorg, de afnemers ervan maar ook de omgeving waarin zorgvragers hun leven gaan leiden. Ieder ervaart hierbij zijn eigen problemen en zoekt vooral begrip van de ander. DOELSTELLING • Take Care heeft tot doel gehad in een serie TV-uitzendingen deze veranderingen in beeld te brengen. Laat de ervaringen van alle betrokken partijen zien. RESULTATEN • Take Care heeft de veranderingen door vermaatschappelijking van de zorg in Limburg in beeld gebracht. De TV-serie, die uitgezonden is op L1TV, heeft zorgvragers, zorgaanbieders, mantelzorgers en beleidsmakers die bij dit proces betrokken zijn, aan het woord gelaten. Iedereen heeft kunnen zien hoe ze met de verandering omgaan en hoe professionele zorgverleners worden opgenomen in het leven en werk van de zorgvrager, die ook een beroep doet op zijn sociale netwerk. De DVD met daarop alle afleveringen is te koop bij het Huis voor de Zorg (
[email protected]) voor 10 euro exclusief verzendkosten. Er is tevens een informatieve website gebouwd, www.takecarelimburg.nl.
Take Care Limburg portretteert de zorgvrager als opdrachtgever TV kan zorgkwaliteit verbeteren
Met de TV-serie Take Care heeft het Huis voor de Zorg de Limburgers meer bewust willen maken van de zeggenschap die ze als zorgconsument hebben. In de spreekkamer van de hulpverlener zijn ze namelijk niet langer de zorgvrager maar de opdrachtgever. Harde resultaten van deze uitzendingen op L1TV heeft Jo Maes, directeur van het Huis voor de Zorg, niet. “Maar we hebben wel iets neergezet dat eerder in Limburg nog niet zo sterk was gebracht. TV kan ook in de uitrol van de WMO een belangrijke rol spelen.” Dertien afleveringen van Take Care zijn er uitgezonden op L1TV. Gemiddeld hebben zo’n 330.000 mensen naar elke uitzending gekeken, het doorsnee kijkerspubliek dat de Limburgse regionale TV-zender trekt. Alle afleveringen zijn bovendien nog te bekijken via internet (www.takecarelimburg.nl) en de hele campagne is begeleid met wekelijkse nieuwsbrieven, die voor de nodige publiciteit hebben gezorgd. In elke aflevering vertellen twee cliënten vanuit hun positie over een aspect van de zorg: wat zijn hun problemen, waar lopen ze tegenaan, hoe vullen ze hun rol als ‘opdrachtgever’ in? “We waren apetrots”, herinnert Jo Maes zich. Zeker na de première in 2006, maar ook na afloop van de 13e uitzending. “Hoe effectief het geweest is? We haalden de gemiddelde kijkdichtheid, maar dat betekent ook dat bijna driekwart van de Limburgers het niet gezien heeft.” De respons was gering. Geringer dan verwacht, erkent hij. Bij de telefonische hulplijn, die na elke aflevering open ging, is welgeteld één telefoontje binnen gekomen. MEN DOET ER TOE Cijfers die marketingmanagers bij investeringen in televisiezendtijd achteraf graag zien, heeft Jo Maes niet. Toch zegt hij overtuigd te zijn dat Take Care heeft bijgedragen aan de versterking van de positie van de Limburgse patiënt. “Die had een ondergeschikte positie. Via deze serie hebben we in ieder geval het zelfbewustzijn van patiënten- en cliëntenorganisaties versterkt. Het feit dat ouderenbonden er nu toe doen, dat een vereniging voor borstkankerpatiënten ertoe doet, dat hebben we met Take Care mee versterkt.” Hij ziet de serie daarom vooral als een investering in de lange termijn strategie waar de organisatie aan werkt. TV ALS GEREEDSCHAP Het Huis voor de Zorg heeft de slag gemaakt van vorm naar inhoud. Nu is het tijd om gereedschap te bouwen waarmee de positie van de zorgconsument versterkt
64
65
kan worden. Als je namelijk de volgende keer als opdrachtgever de spreekkamer in wilt stappen, moet je je daarop voorbereiden. Daar kan het medium televisie volgens Jo Maes een interessante rol bij spelen. “Je kunt namelijk iets uitbeelden. Met drie beelden kun je meer zeggen dan met een heleboel woorden.” Maes verwacht dat de televisie de komende jaren een grotere rol gaat spelen in de zorg. Met educatieve filmpjes, maar ook met soaps waarin kijkers geconfronteerd worden met situaties uit de zorg. GTST-achtige afleveringen. In de Limburgse zorgsector gaat jaarlijks zo’n 4 miljard euro om, vinden 25.000 mensen direct hun baan; de zorgsector bepaalt zo’n 10% van de Limburgse economie. Mag je daar op TV aandacht aan schenken? ZORG OP EEN HOGER PEIL Via de televisie kun je werken aan meer zeggenschap voor mensen in de zorg. “Zo willen we de zorg naar een hoger peil brengen.” Jo Maes realiseert zich dat hier nog een wereld te winnen is en gewonnen moet worden. Zeggenschap van de patiënt en cliënt biedt namelijk tegenwicht aan de commercialisering van de zorg. Op zich heeft Jo Maes niks tegen dit laatste. Maar dan mag je als patiënt toch de beste zorg eisen. “En dat is onder andere dat je onnodige ingrepen achterwege laat”, benadrukt de directeur van het Huis voor de Zorg, verwijzend naar cijfers die spreken over 20% toename van het knippen van amandelen, een handeling die in 2007 budgettair is vrijgegeven. WMO In het Huis voor de Zorg wordt ondertussen nagedacht over een tweede serie TVuitzendingen. Daarin wil men de mantelzorg en het vrijwilligerswerk nadrukkelijk naar voren schuiven. In Take Care is dat zijdelings aan de orde geweest. Nu de WMO steeds dieper doordringt in de samenleving, wordt het tijd deze thema’s uit te diepen. “Het civil society concept is beslist interessant voor een medium als televisie, vooral op een regionale zender vanwege de hoge kijkdichtheid.”
66
67
einde projecten
subsidie
personalia
Het ministerie van VWS heeft voor de projectplanperiode van september 2005 tot en met december 2008 een subsidie beschikbaar gesteld van € 290.000,-
SAMENSTELLING STUURGROEP
Daarnaast dragen de Tripool gemeenten bij o.a. door personele inzet, coördinatie en ondersteuning.
Berry van Rijswijk
wethouder Sittard-Geleen, voorzitter
Jacques Costongs
wethouder Maastricht
De provincie heeft een bedrag van € 82.000,- beschikbaar gesteld Een voorlopige raming van de kosten ten opzichte van de inkomsten ziet er als volgt uit.
Peter van Zutphen
wethouder Heerlen
Henriette Thuis
wethouder Schinnen
Odile Wolfs
gedeputeerde Provincie Limburg
KOSTEN Algemene kosten • Diversen • Rapportages • Ondersteuning en ambassadeurskosten
SAMENSTELLING PROJECTGROEP € 9.500 € 20.000 € 40.000
Henk Bruns
€ 69.500 Naar de projecten • MADD lokaal en regionaal • Jonge Mantelzorgers • Ondersteuning allochtone mantelzorgers • Preventie op maat GGZ mantelzorgers • Versterking zorgnetwerk 1e lijn • Allochtoon voorlichtingsteam vrijwilligers • Talentenbank • Deregulering • Ondersteuning in het kader van de WMO • Vrijwilligerswerk en de WWB • Take Care • Doorloopkosten
€ € € € € € € € € € € €
94.300 pm 24.800 20.000 20.000 26.000 51.400 pm 15.000 35.000 1.000 16.000
programma manager gemeente Sittard-Geleen, voorzitter
Peter Jager
senior beleidsmedewerker welzijn en zorg Maastricht
Annemiek Derksen
beleidsmedewerker welzijn en zorg Maastricht
Marjolein Wedda
beleidsmedewerker welzijn Heerlen
Felicia Jans
beleidsmedewerker welzijn Sittard-Geleen
Paul Erens
zelfstandig beleidsadviseur, ambassadeur
ADRESGEGEVENS Ontwikkelpilot WMO Vrijwilligerswerk en mantelzorg Zuid Limburg Sittard-Geleen namens de Regio Zuid-Limburg met de centrumgemeenten Heerlen, Maastricht, Sittard-Geleen. € 302.500
Postbus 18 • 6130 AA • Sittard-Geleen • T 046-4777777 www.tripool.nl
BATEN
€ 372.000
Raming eindresultaat
€
0