Anneke Elenbaas Ria de Graaf
'Ik weet nu hoe ik de kan maken ... '
Rondom de Prima rio is veel ruimte, met onder andere het gebouw van de 'kindergarten'
Anneke Elenbaas en Ria de Graaf maakten samen met een groepje collega's een studiereis naar Ecuador, waar zij een week doorbrachten in de 'pestallozzi' van Mauricio en Rebeca Wild.* De auteurs illustreren met voorbeelden van de Pesta de stelling van Stevens: 'Dat wanneer we stoppen met praten over wat "bij ons niet kan" en ons verroeste systeem dus los durven laten, er nieuwe mogelijkheden ontstaan voor de onderwijspraktijk.' Hoe ziet dit nieuwe leren er dan uit en welke kansen liggen er voor de onderwijspraktijk? Daarvan menen de auteurs goede voorbeelden ontdekt te hebben in de Pesta. Deze voorbeelden maken duidelijk wat de kern van het nieuwe leren kan zijn.
E
Cl)
E E
:::>
z:
00 00 biJ
c:
~
ro
~
• 12
en groepje jongens van de Secundario werkt al een hele week aan het in elkaar plakken van een grote ballon. Wij hoorden van de volwassenen dat zij maanden daarvoor een plan hadden een ballon te maken. Zij hebben gezocht naar informatie over de ballonvaart en door experimenten ontdekten ze op welke wijze je de ballon het beste kon maken. De kinderen werkten samen in een vast groepje van acht kinderen. Er
ontstond gedurende het proces een natuurlijke rol en taakverdeling. Een van de jongens ontpopte zich duidelijk als 'informeel' leider. Wij noemen hem al snel 'de ingenieur'. Hij weet goed hoe de ballon in elkaar gezet moet worden en de anderen volgen als vanzelfsprekend Zijn aanwiJzmgen op. Op vrijdag is de ballon kennelijk klaar. Een paar jongens houden de ballon omhoog; ze klimmen zelfs op het dak om goed hoog te staan. Alle Pesta-Ieerlingen en -leerkrachten kijken toe. Een van de aanwezige volwassenen zet ongemerkt een brandblusser klaar, voor eventuele calamiteiten en volgt daarna met belangstelling wat er gebeurt op het dak. Er wordt een zelfgemaakte hoepel in de ballon gebracht en vervolgens komen twee jongens met twee fakkels aangelopen. Eén
volgende ballon Voorbeelden van het nieuwe leren fakkel wordt bevestigd in het midden van de hoepel in de ballon. De andere fakkel fungeert als lont om de lucht in de ballon te kunnen verwarmen. Het lukt hen de lucht in de ballon te verwarmen en, jawel, de ballon stijgt op. Nu wordt de eerste fakkel in de hoepel aangestoken en de jongens op het dak laten de ballon los. Groot plezier bij iedereen! De jongens rennen achter de stijgende ballon aan, die enige tijd in de lucht blijft zweven. Doordat de brandende fakkel in de ballon is achtergebleven, vat de ballon plotseling vlam. Einde ballon ... ! De jongens gaan de restanten zoeken. Als de ingenieur terugkomt met alleen de hoepel en fakkel, als enig overgebleven product, vragen wij of hij teleurgesteld is. 'Nee, ik weet nu hoe ik de volgende ballon kan maken!' Bovenstaand praktijkverhaallaat duidelijk zien dat het hier niet om het resultaat gaat, maar om het leerproces dat de kinderen hebben doorgemaakt. Het illustreert de volgende kenmerken van het nieuwe leren: - kinderen zijn nieuwsgierig en experimenteren; - kinderen gaan zelf op onderzoek uit naar theoretische informatie; - kinderen leren op spontane wijze door hun activiteiten;
- kinderen werken samen en aanvaarden het 'gezag' van andere kinderen; - kinderen werken in een open leeromgeving, waarin zij zelf structuur aanbrengen; - kinderen vragen, indien nodig, de volwassene om hulp en ondersteuning; - kinderen en volwassenen gaan met elkaar om in een sfeer van verbondenheid; - de volwassenen zorgen voor een veilige omgeving en het voorkomen van actief gevaar; - de volwassenen zijn geïnteresseerd in de experimenten van kinderen; - de volwassenen nemen kinderen serieus en er is sprake van gelijkwaardigheid. Leefgemeenschap Op de 'pestalozzi' in het bergdorp Tumbaco, vlakbij de hoofdstad Qyito, hebben Rebeca en Mauricio Wild geen school, maar een leefgemeenschap ingericht waar kinderen kunnen spelen, genieten en samenleven. De volwassenen zorgen voor een voorbereide en ontspannen omgeving, waar kinderen kunnen leren. Om ervoor te zorgen dat deze omgeving ontspannen blijft, zijn er wel duidelijke regels en afspraken. De belangrijkste regels zijn: - respect hebben voor elkaar; - zorg hebben voor de omgeving; - zorg hebben voor het materiaal; - voorkomen van actief gevaar.
Volwassenen grijpen alleen in als kinderen elkaar storen of wanneer er actief gevaar dreigt vanuit de omgeving. Een vrije en ontspannen omgeving
a:>
E E
::>
z:
00 00 bi)
c:
~
'"
~
•
13
moet ervoor zorgen dat kinderen ten volle aan hun innerlijke behoeften toekomen en hun intelligentie ontwikkelen. Zonder druk en gevaar van buitenaf komen kinderen toe aan spelend leren. In de 'kindergarten' spelen kinderen in de leeftijd van drie tot zeven jaar. Voordat ze naar de Primaria gaan, kunnen kinderen vanaf zes à zeven jaar in de Pré-Primaria. In de Primaria worden de kinderen in de leeftijd van zeven tot dertien jaar opgevangen en spelenderwijs maken zij kennis met de leefurereld van de oudere kinderen. Alvorens zij tot de groep adolescenten behoren, kunnen de kinderen in de leeftijd van twaalf tot dertien jaar een kijkje nemen in de PréSecundario. De kinderen bepalen zelf wanneer zij eraan toe zijn een volgende stap in hun ontwikkeling te nemen. De volwassene is de metgezel van het kind en deze verstaat de kunst kinderen te laten merken dat zij geliefd zijn. Volwassenen doen in de Pesta een stapje terug om kinderen de ruimte te geven zichzelf te verwezenlijken. In de Pesta ondervinden volwassenen op een inspirerende wijze wat het betekent om van en met kinderen te leren.
De driehoeken van het nieuwe leren
In de Pesta hebben we een kijkje in de keuken kunnen nemen om te leren waar het in het nieuwe leren om gaat. De driehoek van de Pesta
Omgeving
0">
'"
E E
:::l
z:
00 00 bil
<=
~
co ~
• 14
Het uitgangspunt van de Wilds is dat de volwassenen goed observeren welke behoeften kinderen hebben. De omgeving is de basis. Hoe moet die omgeving eruitzien? Volgens de Wilds moet de omgeving ontspannen zijn en moet het de levensprocessen van kinderen respecteren. Tot de kinderen de leeftijd bereikt hebben van 15 jaar, zijn de volwassenen verantwoordelijk voor die omgeving en zorgen ervoor een relatie te hebben met de kinderen. Deze relatie is er een van respect hebben voor
de levensprocessen van kinderen. In deze relatie zijn de volwassenen dus nooit directief. De rol van de volwassenen is afhankelijk van wat kinderen doen in de omgeving. Volwassenen kijken heel goed naar de behoeften van kinderen en doen daarop een aanbod dat aansluit op de vragen van de kinderen. Bij onvoldoende aanbod krijgen kinderen te weinig kansen te experimenteren en zich te ontplooien. De volwassene biedt kinderen emotionele ondersteuning die respectvol is. De driehoek van Stevens
Relatie Stevens is de grondlegger van het adaptief onderwijs in Nederland, waarbij de in de driehoek genoemde basisbehoeften uitgangspunt zijn. Tijdens de NIVOZ Conferentie op 8 november 2003, werden deze uitgangspunten nog eens genoemd als mogelijkheid om het door hem genoemde 'verroeste onderwijssysteem' te kantelen. Het NIVOZ (Nederlands Instituut voor Onderwijs en Opvoedingszaken) is een onafhankelijke instelling, die de ontwikkeling van een nieuwe, veelvormige onderwijspraktijk wil bevorderen met als belangrijkste kenmerken: - verbondenheid en verantwoordelijkheid als basis voor ontwikkeling en leren, voor leven en werken; - een kanteling van aanbod en vraag: van curriculum naar leerling; - de verankering van het onderwijs in de samenleving. Wat de nieuwe school anders maakt dan we reeds gewend zijn aan te treffen, wordt door Stevens gekenschetst door vier kenmerken. 1 Zorgvuldig omgaan met individueel ontwikkelingspotentieel, zowel van de leerkracht als de leerling. 2 De nieuwe school ontwikkelt zelfkennis, zelfregulering en gevoel voor verantwoordelijkheid. Jezelf leren kennen als iemand die iets kan en moet! 3 Kanteling van alleen naar samen. 4 Relevant onderwijs. Mensen moeten zingevend zijn; de spirituele kant van opvoeding en onderWlJS.
De oude school houdt volgens Stevens geen rekening met de genoemde uitgangspunten in de driehoek: autonomie, competentie en relatie. De nieuwe school daarentegen gaat uit van de intermenselijke ervaring. - Elkaar helpen .
-
Mensen leren van mensen. Bemiddelen in relatie. Verbondenheid: ik hoor erbij! ZelfVertrouwen en vertrouwen geven: mensen die zichzelf vertrouwen en de ander! Kortom: in de nieuwe school wordt het uitvinden van wat leerlingen nodig hebben de kunst! De driehoek van Kok
Nieuwsgierigheid In de oratie van Jozef Kok, als lector van het Nieuwe Leren van de Hogeschool Fontys, gaat het volgens hem om talenten. Ieder mens wordt geboren met een drietal basale talenten die voor leren van belang zijn. 1 Nieuwsgierigheid: uitdagen 2 Overgave: vertrouwen 3 Bewustzijn: reflecteren Volgens Kok vormen deze drie basale talenten het uitgangspunt van het denkraam over het ontwerpen en ontwikkelen van onderwijsleerarrangementen. Bij nieuwsgierigheid hoort uitdaging. Bij overgave gaat het om vertrouwen in jezelf, in de ander en de fYsieke omgeving om je heen. Bij bewustzijn past reflectie. Opvoeden en onderwijzen zijn als activiteit dienstbaar aan het tot ontplooiing brengen van deze talenten. Leren gebeurt van nature. Daar zorgen deze drie aangeboren talenten voor. Daar zijn op zichzelf geen instituties voor nodig, tenzij je die ziet als een invulling van de rijke leeromgeving, waarbinnen deze talenten tot volle wasdom kunnen komen. De relatie tussen de driehoeken Binnen de bovengenoemde driehoeken blijken de behoeften en talenten nauw aan elkaar verwant. Alledrie de visies gaan er vanuit dat vertrouwen in behoeften en talenten van kinderen en vertrouwen in jezelf en de ander, de basis is om tot zelfVerwerkelijking te komen. Onze driehoek ziet er dan als volgt uit:
Vertrouwen Ons inziens bereiken we op deze wijze het doel van het nieuwe leren, namelijk komen tot zelfVerwerkelijking: - behoeften: relatie, competentie en autonomie - talenten: nieuwsgierigheid, bewustzijn en reflectie - vertrouwen: in jezelf en in de ander Binnen onze visie wordt de leeromgeving bepaald door rekening te houden met de behoeften, talenten en het vertrouwen en is het een middel om te komen tot zelfVerwerkelijking.
Niet de omgeving inclusief de leraar bepaalt wat een kind leert, maar de behoeften, talenten en mate van vertrouwen leveren een bijdrage aan zelfVerwerkelijking. De Wilds zeggen hierover dat het kind beschikt over een membraan. Door het membraan wordt het innerlijk van het uiterlijk gescheiden. Het innerlijke bepaalt wat er buiten wordt waargenomen, ingeschat en binnengelaten, of wat eruit gaat en wat er wordt uitgescheiden. De membraan behoort tot de fundamentele structuren van alle organismen. Bij de mens herkennen we de membraan direct in onze huid. Het is de grens van wat wij zelf zijn en wat daar buiten bestaat. Wanneer wij als volwassenen meer letten op deze membraanfunctie, ontstaat er een vanzelfsprekend respect voor levensprocessen van het kind. Tijdens ons bezoek aan de Pesta hebben wij gezien wat dit betekent. Aan de hand van onderstaand voorbeeld willen wij dit illustreren.
Het spel met de stokken Een groep jongens is buiten aan het spelen met stokken; het lijkt op zwaardvechten. Ze achtervolgen en vallen elkaar aan met stokken. Vooral de motoriek van deze groep jongens in de leeftijd van zes tot zestien jaar, is opvallend goed. Drie dagen lang, maandag tot en met woensdag, bekijken we dit spel. Een volwassene in de buitenruimte houdt het spel nauwlettend in de gaten en volgt zonder interventies het zwaardgevecht van de kinderen. De samenstelling van deze groep wisselt wel, maar de groep blijft zeer groot, ongeveer 35 kinderen. Het is goed te zien dat deze kinderen uiting geven aan hun innerlijke behoeften. Een wat oudere jongen in de groep valt al vrij snel op door een grote mate aan energie, die zich uit in snelheid en in de verbale boventoon. Hij is degene die regelmatig toegesproken wordt door de volwassene op het overtreden van de regels. De volwassene blijkt dus alleen in te grijpen wanneer de regels van het spel worden overtreden en er actief gevaar dreigt. Wanneer we donderdagochtend de groep weer observeren, valt meteen op dat de groep een stuk kleiner is. Een aantal jongens is binnen geconcentreerd aan het lezen, gitaarspelen, aan het rekenen en het uitvoeren van taalactiviteiten. De drukke jongen zien we op vrijdagmorgen weer terug. Hij zit aan tafel en heeft enkele bloemen geplukt. Hij pakt wit karton en snijdt daar vakkundig met een stanleymes een keurig uitgemeten rechthoek uit. Hij maakt vervolgens een compositie van de bloemen en met een wat dromerige blik, pen in de hand, denkt hij na. Pakt een paar viltpennen en maakt een verhaal, elke zin krijgt een andere kleur. Het is
en 0>
E E :::> z: 00 00 bJ)
<=
cu
i:'" cu
~
•
15
vast voor iemand die hij heel aardig vindt!! Daarna plastificeert hij de kaart en bergt daarna alle gebruikte materialen weer op. Het was inmiddels tijd om naar huis te gaan. Regelmatig vroegen we ons tijdens het stokkenspel af wat kinderen hiervan leren en of ze nog aan de slag zouden gaan met de prachtige materialen die binnen staan! Als we de Wilds later bevragen op deze activiteit, wordt ons uitgelegd dat het spel een innerlijke behoefte is op deze leeftijd. Wanneer kinderen extremer reageren dan de anderen, kan dit te wijten zijn aan de thuissituatie. Misschien zijn er problemen thuis. De ommekeer is voor hen vanzelfsprekend: na het weekend hebben de kinderen behoefte om zich op deze manier te uiten. In de loop van de week, als hun energie afneemt, worden kinderen rustiger. Donderdag en vrijdag zijn in onze ogen voor deze kinderen de meest productieve dagen. Voor de volwassenen op de Pesta zijn de dagen ervoor echter eveneens productief. Het kind leert vanuit zijn levens- en ontwikkelingsprocessen. Dit proces levert niet altijd een bepaald product op, maar volgens de Wilds is dit niet noodzakelijk aangezien het ontwikkelingsproces continu voortgaat. Binnen deze visie wordt de leeromgeving, inclusief de leerkracht, bepaald door de behoeften, talenten en de mate van wederzijds vertrouwen en is dit een middel om te komen tot zelfVerwerkelijking. De volwassene grijpt alleen in wanneer er actief gevaar dreigt en de regels en afspraken worden overtreden. Dat betekent niet dat de rol van de volwassene zich hiertoe beperkt. Van de Wilds hebben we geleerd dat de leerkracht een belangrijke rol speelt. De rol van de leerkracht kenmerkt zich tot de volgende aspecten: - Onvoorwaardelijke aanvaarding en liefde voor het kind - Respecteren van de autonomie van het kind - Onderhouden van een niet-directieve relatie met kinderen - Bewaken van de ontspannen omgeving door regels en afspraken - Observeren, vastleggen en bespreken van de activiteiten en ontwikkeling van kinderen - Inrichten van een goed voorbereide omgeving, waarin kinderen handelend kennis en inzichten verwerven, o.a. op het gebied van taal, rekenen, lezen en schrijven - Contacten en relatie opbouwen met de ouders - Samenwerken in teamverband - Mentor zijn van een groep - Participeren in en respecteren van zelfbestuur van leerlingen vanaf 7 jaar - 'Kind nabij' zijn om hulp te bieden op het verzoek van het kind
w
E E
::J
z:
00 00 bi)
c
~
'"
~
• 16
Kansen voor het nieuwe leren? In dit artikel hebben we willen illustreren dat wanneer we stoppen met praten over wat 'bij ons niet kan', maar 'denken over wat wel kan' er nieuwe mogelijkheden ontstaan voor ons onderwijs. Voor het Nederlands onderwijs is deze gedachte niet nieuw. We kennen de zogenaamde traditionele vernieuwingsscholen. Het gaat daarbij om de montessorischool, jenaplanonderwijs, Freinet, Dalton en Vrije schoolbeweging. Door de veranderende wetgeving (wet Primair Onderwijs) hebben deze vernieuwingsscholen veel in-
vloed gehad op de 'oude' scholen die werkten volgens het leerstofjaarklassensysteem. In de afgelopen jaren zijn dus veel van deze scholen gaan werken vanuit de principes van adaptief onderwijs, waarin de driehoek van Stevens in de praktijk gebracht wordt. Deze scholen onderscheiden zich allemaal door: een andere schoolorganisatie, andere materialen, soms andere normen en waarden, een ander pedagogisch klimaat, maar vooral anders denken over kinderen en ontwikkeling. Alle gevallen van belangrijke vernieuwingen zijn ooit begonnen met een andere kijk op kinderen en onderwijs. Binnen het nieuwe leren zijn elementen terug te vinden van deze vernieuwingsscholen. Bijvoorbeeld het gedachtegoed van Maria Montessori. Bij het nieuwe leren en de Wilds, zien we duidelijk vraaggestuurd onderwijs, in tegenstelling tot deze traditionele vernieuwingsscholen, die meer aanbodgestuurd zijn. Hoe dit nieuwe leren er dan uit kan zien en welke kansen er liggen voor de onderwijspraktijk, hebben we door middel van de in dit artikel aangereikte ideeën over het nieuwe leren, zowel vanuit de Pesta, als van Stevens en Kok, willen illustreren. We hopen dat deze ideeën en praktijkverhalen, collega's inspiratie bieden om het nieuwe leren in de eigen onderwijspraktijk vorm te kunnen geven.
Anneke Elenbaas-van Ommen is senioradviseur bij KPC Groep in 's-Hertogenbosch. Ria de GraaJ-van Wieringen is docent pedagogiek/onderwijskunde Hogeschool INHOLLAND in Rotterdam. Noot
* Met dank aan Ellen van Schaik (Marnix academie), Anneke Perdaems (Leidse Hogeschool) en Annie Maijers (basisschool De Stuifhoek). Geraadpleegde literatuur - Elenbaas-van Ommen, A., R. de Graaf-van Wieringen, A. Maijers, A. Perdaems, E. van Schaik, Blijf er met de vingers af] (2004) De wereld van het jonge kind nr. 5 Ganuari). - Kok, J.M. (2003) Talenten transformeren, over het nieuwe leren en nieuwe leerarrangementen, Oratie 19 juni 2003, Fontys hogescholen 's Hertogenbosch, Eindhoven, Limburg en Tilburg. (Zie ook het interview met Jozef Kok in jSWjuni 2003 .) - Stevens, L. (1997) Overdenken en doen. Een pedagogische bijdrage aan adaptief onderwijs. 's Gravenhage, PMPO. - Wild, R. (2002) Kwaliteit van leven voor kinderen en andere mensen, Amsterdam, SWP.
•••