IAB-Info Nummer 1 16 oktober 2002
15e jaargang
Inhoud Economie Vierde «Trends CEO-IAB Poll» Van enig optimisme over een snel herstel van de economie is bij de Belgische accountants, belastingconsulenten en bedrijfsleiders geen spoor meer te vinden. Driekwart van hen ziet het komende jaar geen licht aan het eind van de tunnel. Dat blijkt uit de vierde driemaandelijkse CEO-poll die het IAB en Trends begin december 2002 uitvoerden onder 3 000 IAB-leden en 1 000 top-CEO's.
Sociaal recht Volwaardig sociaal en fiscaal statuut voor meewerkende echtgenoten (I) Vanaf 1 januari 2003 zullen meer dan 120.000 personen hun werk in de zaak van hun partner de facto erkend én gevaloriseerd zien op zowel sociaal als fiscaal vlak. Naast de arbeidsongeschiktheidsverzekering wil de hervorming immers hoofdzakelijk individuele pensioenrechten toekennen aan meewerkende echtgenoten en daarbij hun inkomen kaderen in een coherent fiscaal geheel. Deze gunstige ontwikkeling werd door de recente programmawet ingevoerd; de federale overheid lanceert er binnenkort een perscampagne over. In dit eerste nummer van 2003 bekijken we de sociaalrechtelijke aspecten van het dossier. Het fiscale luik becommentariëren we in het volgend nummer.
Beroep Nieuwe neerleggingskosten jaarrekening vanaf 1 januari 2003
Economie Vierde «Trends CEO-IAB Poll» Van enig optimisme over een snel herstel van de economie is bij de Belgische accountants, belastingconsulenten en bedrijfsleiders geen spoor meer te vinden. Driekwart van hen ziet het komende jaar geen licht aan het eind van de tunnel. Dat blijkt uit de vierde driemaandelijkse CEO-poll die het IAB en Trends begin december 2002 uitvoerden onder 3 000 IAB-leden en 1 000 top-CEO's. In één adem laten ze ook duidelijk weten dat er voor Turkije geen plaats is in de Europese Unie. Deze enquête wordt elk kwartaal herhaald. Ze bestaat telkens zowel uit algemene als actualiteitsgebonden vragen. Deze keer werd bijvoorbeeld een vraag gesteld over de mogelijke toetreding van Turkije tot de Europese Unie en werden de respondenten gepolst over de vrijmaking van de gasen elektriciteitsmarkt. De Trends CEO-IAB Poll groeit op die manier uit tot een betrouwbare driemaandelijkse barometer van de economische conjunctuur. Eén vergelijking is eigenlijk al voldoende om duidelijk te maken dat onze bedrijfsleiders zeer pessimistisch zijn over de toekomst van de economie. Op een schaal van 1 (laag) naar 10 (hoog) werd aan de respondenten van de Trends CEO-poll gevraagd of ze nog vertrouwen hadden in de economische conjunctuur. We tekenden een score op van 5,0. Een absoluut dieptepunt, want zelfs bij de eerste peiling, net na de aanslagen op New York en Washington van 11 september 2001, lag het vertrouwen hoger. De andere resultaten van de poll wijzen overigens in dezelfde richting. Het vertrouwen in de toekomst van de bedrijven neemt af. Wellicht proberen de CEO's de vooruitzichten nog wat te verdoezelen, want de leden van het IAB die aan de poll deelnamen, zijn nog pessimistischer. De CEO's klokken af op een waarde van 7,1, de resultaten van de IAB-poll liggen met een cijfer van 6,3 een stuk lager. Het pessimisme komt ook boven bij de vraag wanneer de respondenten een herneming van de economie verwachten. In juni 2002 hoopte 56 % van hen op een herneming binnen het jaar, maar in september jongstleden zag twee derde geen verbetering binnen de twaalf maanden. Eind 2002 meent ruim driekwart van de respondenten (76,9 %) dat er in 2003 geen verbetering komt. Ook hier zijn de CEO's iets optimistischer dan de accountants en belastingconsulenten. 69 % van de bedrijfsleiders gaat ervan uit dan we zeker tot eind 2003 moeten wachten voor de economie weer aanzwengelt. Bij de IAB-leden is dat liefst 84 %. Eigenlijk blijft alleen het geloof in de euro en de dollar overeind. Al verschilt het resultaat ook hier van bedrijf tot bedrijf. Ondernemingen die vooral naar de VS exporteren, zitten natuurlijk stilletjes te bidden voor een zwakkere euro. Regering onder vuur De Belgische bedrijfsleiders zijn vooral bezorgd over de negatieve spiraal waarin de economie terecht dreigt te komen. «De bijkomende besparingsrondes bij tal van bedrijven zorgen voor verdere afvloeiingen, wat tot een dalende koopkracht leidt en op de consument een negatief psychologisch effect heeft,» zegt een bedrijfsleider. «Die consument beschikt nog wel over voldoende middelen, maar hij zal aankopen of investeringen uitstellen. Ook de overheid zal het tij niet kunnen keren, want de zwakke groei die men voor 2003 voorspelt, is een serieuze streep door de rekening van de regering. Er is geen budget meer om de concurrentiekracht van de ondernemingen te bevorderen.» Een steeds terugkerende jammerklacht zijn de te hoge loonkosten in België. Wat te denken van het verhaal van deze respondent ? : «Wij maken deel uit van een internationale groep. Maar door een internationale markt, en doordat internationale bedrijven steeds weer uitwijken naar landen met een voordeliger loonkostenregime, zien wij onze omzet flink dalen. Wij kunnen alleen nog groeien door volume, maar dat kunnen we niet realiseren bij Belgische bedrijven. Ik zie onze toekomst dus niet echt rooskleurig in.» Volgens de CEO's zal een eventuele economische heropleving in belangrijke mate afhangen van de evolutie in het Midden-Oosten. Een Amerikaans-Iraakse oorlog zal het herstel vertragen, klinkt het in
koor. De ondernemers blijven ook bevreesd voor de economische gevolgen van nieuwe terroristische aanslagen. Turkije niet echt welkom De deelnemers aan de Trends CEO-IAB Poll krijgen elk kwartaal ook enkele vragen over de actualiteit voorgeschoteld. Zo gingen we na wat de bedrijfsleiders en de IAB-leden denken over een mogelijke toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Het antwoord is duidelijk : meer dan 62 % van de CEO's en net geen 61 % van de IAB-leden zegt neen. Een cijfer dat wel enigszins kan worden afgezwakt omdat de respondenten zich haasten om bij hun antwoord een paar kanttekeningen te plaatsen. Op termijn is een lidmaatschap voor sommigen niet uitgesloten, maar dan zullen er wel voorwaarden moeten worden gekoppeld aan de aansluiting. «Aan de Turkse bewindvoerders duidelijk maken wat hun rechten en plichten zijn als lidstaat, kan al veel verwarring voorkomen,» zegt een respondent. De ondervraagden gaan ervan uit dat Turkije de komende jaren economisch orde op zaken zal kunnen stellen, maar dat is natuurlijk niet voldoende. Vooral de culturele barrières baren zorgen : «Hoe je het nu wendt of keert, Turkije ligt in Azië.» Daarnaast pleiten de respondenten er ook voor dat de Europese lidstaten eerst intern schoon schip maken voordat ze nieuwe leden toelaten, zo blijkt duidelijk uit de volgende getuigenis : «Het is gevaarlijk om vanop een wankel vlot je hand uit te steken naar een drenkeling. Iedereen zou wel eens kunnen verdrinken.» De gas- en elektriciteitsmarkt De respondenten werd ook gevraagd wat ze dachten van de vrijmaking van de gas- en elektriciteitsmarkt. De meesten zijn niet echt tevreden over de manier waarop de markt geliberaliseerd wordt. Slechts 27 % van de CEO's en 23,6 % van de accountants en de belastingconsulenten is positief gestemd. Vooral de KMO's zijn wantrouwig. «Het is altijd aangenaam te vernemen dat een markt geliberaliseerd zal worden, maar in dit geval krijgen grote verbruikers altijd voorrang. De KMO's worden in de hoek gedrongen.» Maar tegelijk krijgen we de indruk dat ze zich met de huidige situatie verzoenen. Slechts 28,2 % van de ondernemers is in 2003 van plan om op zoek te gaan naar een andere gas- of elektriciteitsleverancier. Bovendien denkt meer dan de helft van hen dat ze niet echt de kans zullen krijgen om van leverancier te veranderen. «Ik heb gemengde gevoelens bij de liberalisering. Het probleem voor de ondernemers is dat er nog altijd veel te weinig duidelijkheid over bestaat», aldus een respondent. Veranderen kan inderdaad pas wanneer er een duidelijk zicht is op de prijspolitiek van de nieuwkomers, en dat kan nog een tijdje duren. Nog een andere respondent is evenmin optimistisch. «Veel nieuws brengt een verandering van leverancier niet teweeg. Het energiekartel werkt perfect.» Ondernemers ergeren zich momenteel vooral aan de nadelen die ze ondervonden toen Electrabel kwistig gebruik maakte van zijn monopolie. «Het opduiken van goedkopere leveranciers doet me toch de wenkbrauwen fronsen,» zegt nog een andere bevraagde. «Misschien is dit toch wel een teken dat we in het verleden veel te veel betaald hebben voor gas en elektriciteit.»
Sociaal recht Volwaardig sociaal en fiscaal statuut voor meewerkende echtgenoten (I) R. LASSAUX Vanaf 1 januari 2003 zullen meer dan 120 000 personen hun werk in de zaak van hun partner de facto erkend én gevaloriseerd zien op zowel sociaal als fiscaal vlak. Naast de arbeidsongeschiktheidsverzekering wil de hervorming immers hoofdzakelijk individuele pensioenrechten toekennen aan meewerkende echtgenoten en daarbij hun inkomen kaderen in een coherent fiscaal geheel. Deze gunstige ontwikkeling werd door de recente programmawet van 24 december 2002 (BS, 31 december 2002, 2e ed.) ingevoerd; de federale overheid lanceert er binnenkort een perscampagne over. In dit eerste nummer van 2003 bekijken we de sociaalrechtelijke aspecten van het dossier. Het fiscale luik becommentariëren we in het volgend nummer. Een vaak pijnlijke situatie... Het probleem van de «meewerkende echtgenoten» is een probleem dat al lang aansleept. Voor de betrokken meewerkende echtgenoten betreft het een bijzonder zwaar probleem omdat zij gewoonlijk enkel afgeleide rechten genieten inzake pensioen, kinderbijslagen en ziekteverzekering via hun echtgeno(o)t(e), de hoofdzelfstandige. Toegegeven, voor wat betreft de uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering kunnen zij wél eigen rechten genieten als ze zich vrijwillig aansluiten bij de sociale kas van hun echtgeno(o)t(e). In dat kader betalen zij een bijdrage van ongeveer 18 EUR (maximum 113,44 EUR) per kwartaal waardoor zij in aanmerking komen voor het verkrijgen van een ziekte- en invaliditeitsuitkering (van 22,45 EUR tot 27,76 EUR per dag) en van een bevallingsuitkering (962,03 EUR). Er is daarbij echter niet voorzien in een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid. Bovendien hadden op 31 december 2000 slechts 5 185 meewerkende echtgenoten (4 694 vrouwen en 491 mannen) op een totaal van 120 000 in aanmerking komende personen van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. De meewerkende echtgenoten leveren evenwel een aanzienlijke bijdrage in tal van familiale ondernemingen en in het economisch leven in het algemeen. Men kan zich dus goed voorstellen welke gevolgen de geschetste situatie met zich kan brengen wanneer de relatie met de partner plotseling verbroken wordt, bijvoorbeeld omwille van het overlijden van de partner, bij feitelijke scheiding, scheiding van tafel en bed of bij echtscheiding. Niet alleen verkleint de dekking inzake de gezondheidszorgen en de pensioenrechten daardoor, maar bovendien kan van deze dekking alleen de meewerkende echtgeno(o)t(e) genieten die op het ogenblik van de feiten de leeftijd van 45 jaar heeft bereikt. Zoals u wellicht weet, mag een hoofdzelfstandige overeenkomstig de artikelen 286 tot 289 W.I.B. 92 een deel van zijn inkomen toekennen aan zijn/haar meewerkende echtgeno(o)t(e) (in principe maximum 30 %, tenzij hij/zij kan aantonen dat het deel van de meewerkende echtgeno(o)t(e) in het totale arbeidsvolume hoger is). Voor het aanslagjaar 2000 hebben 67 220 zelfstandigen (63 215 mannen en 4 005 vrouwen) fiscaal een meewerkinkomen toegekend aan hun meewerkende echtgenoten voor een totaal bedrag van 629,6 miljoen euro. Dit aantal is sterk gedaald (117 783 voor de inkomsten 1994, 99 235 voor de inkomsten 1997 en slechts 70 979 voor de inkomsten 1998), onder andere omdat vanaf 1998 geen fiscaal meewerkinkomen meer kan toegekend worden door werkende vennoten in een personenvennootschap.
Het nieuwe stelsel : enkel de meewerkende echtgenoten «zonder sociaal statuut» Het nieuwe ingevoerde stelsel heeft enkel betrekking op de «zuivere» meewerkende echtgenoten, d.w.z. alle personen die gehuwd zijn (of wettelijk samenwonen, ook indien het gaat om twee samenwoners van hetzelfde geslacht) met iemand die onderworpen is aan het sociaal statuut van de zelfstandigen en die geen eigen sociaal statuut hebben bij ontstentenis van een andere beroepsactiviteit die voor hen «eigen rechten opent op uitkeringen in een verplichte sociale zekerheidsregeling (kinderbijslagen, gezondheidszorgen, ziekte- en invaliditeitsverzekeringen en pensioenen) die minstens gelijkwaardig zijn aan die van het sociaal statuut van zelfstandigen». Zoals we verder in dit artikel zullen zien, zullen dergelijke personen automatisch vermoed worden meewerkende echtgenoten te zijn; dit vermoeden kan evenwel weerlegd worden door een eenvoudige verklaring op erewoord dat de meewerkende echtgeno(o)t(e) niet helpt in de onderneming van zijn/haar partner. Belangrijke opmerking : dit nieuwe statuut is niet van toepassing op meewerkende echtgenoten die vennootschapsbestuurders zijn. Voor zover zij geen eigen sociaal statuut hebben, behouden zij hun bestaande afgeleide rechten inzake sociale bescherming. Voor de toekenningen aan de meewerkende echtgeno(o)t(e) die een volwaardig sociaal statuut geniet omwille van een hem of haar eigen sociaal statuut (echtgeno(o)t(e) met sociaal statuut), blijft op sociaal (kinderbijslag, gezondheidszorgen, ziekte- en invaliditeitsverzekeringen en pensioenen) en fiscaal (artikelen 86 tot 89 W.I.B. 92) vlak, alles ongewijzigd. Door het centraliseren van de sociale zekerheid zal gemakkelijk kunnen worden nagegaan of een persoon een loon ontvangt, een werkloosheidsuitkering geniet, enz. Het sociale luik Het basisidee is heel eenvoudig. Vanaf 2006 zal automatisch vermoed worden dat de echtgeno(o)t(e) van een zelfstandige die geen eigen socialezekerheidsregeling geniet (loontrekkende, werkloze, ambtenaar), meewerkende echtgeno(o)t(e) is. Door een eenvoudige verklaring kan dit vermoeden worden weerlegd. Om alle betrokkenen in de gelegenheid te stellen zich hierop voor te bereiden, is de toetreding tot het volledige statuut niet verplicht, maar zullen vanaf 1 januari 2003 alle meewerkende echtgenoten wel verplicht onderworpen worden aan de sector ziekte- en invaliditeitsuitkeringen. Zij zullen aldus alle rechten verwerven – arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en moederschapsuitkering – zonder een voor die branche specifieke bijkomende bijdrage te moeten betalen. Indien hij of zij gedurende die periode niet voor het nieuwe stelsel kiest, zal de huidige toekenningsregeling van toepassing blijven. Vanaf 2005 zal de regeling automatisch toepassing vinden voor alle echtgenoten die geen eigen sociaal en fiscaal statuut hebben. Er is evenwel in een afwijking voorzien voor de personen die vóór 1 januari 1956 geboren zijn. Voor hen blijft de aansluiting ook na 31 december 2005 facultatief. Hierna gaan we wat gedetailleerder in op deze verschillende punten. 1. Onderwerping aan het sociaal statuut (nieuw art. 7bis, KB nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen) De onderwerping van de meewerkende echtgenoten aan het sociaal statuut van de zelfstandigen zal in twee stappen gebeuren.
1.1. Van 1 januari 2003 tot eind 2005 : verplichte of vrijwillige onderwerping – Verplichte onderwerping aan de sector ZIV-uitkeringen. In die eerste fase (gedurende de jaren 2003, 2004 en 2005) moeten de meewerkende echtgenoten zich verplicht verzekeren bij de sector uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering (de enige tak waarvoor zij thans geen afgeleide rechten genieten), tegen hetzelfde bijdragetarief als hetgeen thans bij vrijwillige aansluiting wordt toegepast (0,67 % op een inkomen tot 49 993,60 euro/jaar, met een minimumbijdrage berekend op 10 306,07 euro; 0,44 % op de schijf van het inkomen tussen 49 993,60 en 73 127,22 euro per jaar). Aldus zullen zij verzekerd zijn in geval van arbeidsongeschiktheid. – Vrijwillige aansluiting bij het volledige sociaal statuut. Er zal hen evenwel de mogelijkheid worden geboden – volgens modaliteiten die nog bij koninklijk besluit vastgelegd moeten worden – om zich vrijwillig aan te sluiten bij het volledige sociaal statuut van de zelfstandigen, met uitzondering van de faillissementsverzekering waarvan de toepassing ook voor de andere meewerkenden uitgesloten is. 1.2. Vanaf 1 januari 2006 : weerlegbaar vermoeden (door middel van een verklaring op eer) van onderwerping aan het volledige sociaal statuut voor hij of zij die gehuwd is of samenwoont met een zelfstandige en niet over eigen rechten inzake sociale zekerheid beschikt Vanaf die spildatum zal elke persoon die gehuwd is of wettelijk samenwoont met een zelfstandige en die geen eigen sociaal statuut heeft (als loontrekkende of als zelfstandige met een eigen activiteit) automatisch als een meewerkende echtgeno(o)t(e) worden beschouwd. Wie aan dit vermoeden beantwoordt, doch niet beschouwd kan worden als helper van zelfstandige in de zin van artikel 6 van koninklijk besluit nr. 38 (« iedere persoon die een zelfstandige in de uitoefening van zijn beroep bijstaat of vervangt, zonder tegenover hem door een arbeidsovereenkomst te zijn verbonden »), dient dit vermoeden te weerleggen door een eenvoudige verklaring dat hij of zij de zelfstandige niet helpt in zijn of haar beroepsactiviteit. Het niet-naleven van de verplichting heeft het verlies van het recht op uitkeringen tot gevolg, waarbij de Koning bovendien nog een administratieve boete kan opleggen van maximum 500 EUR. Elke bedoelde meewerkende echtgeno(o)t(e) zal aldus verplicht onderworpen worden aan het volwaardige sociaal statuut van de zelfstandigen en zal dus volwaardig verzekerd zijn inzake pensioenen, gezondheidszorgen en kinderbijslagen. Er is evenwel één uitzondering : zij die geboren zijn vóór 1 januari 1956 en dus de leeftijd van 50 jaar bereikt zullen hebben bij de inwerkingtreding van de verplichte fase in 2006, zullen enkel voor de sector ZIV-uitkeringen verplicht onderworpen worden, met dien verstande dat zij zich wel vrijwillig zullen kunnen onderwerpen aan het volledige sociaal statuut van de zelfstandigen (art. 7bis, § 3 KB nr. 38). Concreet zal het vermoeden van onderwerping vastgesteld worden op jaarbasis om te vermijden dat meewerkende echtgenoten het ene kwartaal wel en het andere kwartaal niet onderworpen zijn, en om consistent te zijn met de fiscale bepalingen die eveneens op jaarbasis gelden. Uitzondering op dit principe wordt gemaakt voor de kwartalen waarin de hoofdzelfstandige zelf niet onderworpen is aan het sociaal statuut omdat hij of zij niet (meer) actief is als zelfstandige. 2. Wijze van berekening van de bijdragen 2.1. Aansluiting voor ZIV-uitkeringen Voor de gevallen waarin de meewerkende echtgeno(o)t(e) enkel onderworpen is aan de sector ZIV-uitkeringen, d.w.z. voor de meewerkende echtgenoten die tijdens de jaren 2003, 2004 en 2005 niet opteren voor een volledige onderwerping en voor de meewerkende echtgenoten die geboren zijn vóór 1 januari 1956, wordt de verplichte bijdrage voor de sector uitkeringen berekend op het volledige beroepsinkomen van de geholpen zelfstandige, inclusief het deel van de inkomsten dat fiscaal aan de meewerkende echtgenoot werd toegekend, zoals dit in de huidige regeling het geval is.
Om te vermijden dat tijdens de eerste drie jaar van een onderwerping van de meewerkende echtgenoten tegelijk de hoofdzelfstandige een bijdrage betaalt op de globale gezinsinkomsten van de drie jaren tevoren en de meewerkende echtgenoten daar bovenop de voorlopige beginbijdragen betaalt, worden de inkomsten waarop de bijdragen voor de hoofdzelfstandige berekend worden tijdens die periode verminderd met het inkomen waarop de voorlopige bijdragen voor de meewerkende echtgenoten worden berekend. Beide bijdragen worden achteraf geregulariseerd in functie van het reële, maar tussen beide partners opgesplitste inkomen. 2.2. Aansluiting bij het volwaardig statuut Wie volledig sociaal statuut zegt, zegt natuurlijk sociale bijdragen van dezelfde aard. Concreet zullen die bijdragen berekend worden op de twee gesplitste inkomens (normaliter 70/30) en bij toepassing van een met de helft verminderd tarief voor de berekening van de minimumbijdrage. Een concreet voorbeeld. Thans betaalt een zelfstandige met een jaarlijks netto inkomen van 25 000 EUR aan het RSVZ een bijdrage van 4 175 EUR, d.i. gemiddeld 16,70 % van zijn inkomen. Bij aansluiting van zijn of haar meewerkende echtgeno(o)t(e) bij het volwaardige zelfstandigenstatuut zal het inkomen gesplitst worden op grond van de klassieke verdeelsleutel « 30-70 », d.w.z. 17 500 EUR voor de echtgeno(o)t(e) en 7 500 EUR voor zijn of haar partner. In dit geval betaalt de zelfstandige nog een bijdrage van 2 922,50 EUR (16,70 %) en de meewerkende echtgeno(o)t(e) 1 252 EUR (d.i. 16,70 % op zijn of haar aandeel), of het equivalent van wat de zelfstandige betaalde toen hij of zij de bijdrage nog alleen betaalde. Om te vermijden dat, in geval van geringe inkomsten, de beide partners elk de bestaande minimumbijdrage (1 689 EUR) zouden moeten betalen, zullen ze slechts de minimumbijdrage, gedeeld door twee, moeten betalen (d.i. 844 EUR per jaar of 211 EUR per kwartaal). Tijdens de beginperiode van een nieuwe activiteit als meewerkende echtgeno(o)t(e) wordt een voorlopige bijdrage berekend op een fictief inkomen van 5 153,04 EUR per jaar, bedrag tegen het tarief 2002 te regulariseren zodra het reële inkomen is gekend. Tijdens diezelfde periode worden de inkomsten waarop de bijdrage van de hoofdzelfstandige worden berekend, voorlopig verminderd met hetzelfde bedrag. Voor de meewerkende echtgenoten zal het drempelinkomen van 1 610,54 EUR, d.i. de helft van het drempelinkomen van 3 221,08 EUR, normaliter van toepassing zijn. Deze bedragen zijn gekoppeld aan het indexcijfer 142,75 (basis 1971) en stemmen overeen, voor de bijdragen die voor het jaar 2002 verschuldigd zijn, met respectievelijk 5 153,04 en 10 306,07 EUR. Wanneer hun inkomen groter is dan voormeld drempelinkomen worden de normale bijdragetarieven voor zelfstandigen in hoofdberoep toegepast. De lagere minimumbijdrage voor meewerkende echtgenoten wordt verantwoord door de vaststelling dat beide partners (gehuwd of samenwonend) uit één en dezelfde bedrijvigheid het inkomen halen om hun gemeenschappelijk gezin te onderhouden. 3. Voordelen Het nieuwe statuut mag dan nog niet het recht openen op enig bijkomend voordeel inzake kinderbijslag, toch garandeert het een betere bescherming van de meewerkende echtgeno(o)t(e) voor de gezondheidszorgen en de uitkeringen in het kader van de ziekte- en invaliditeitsverzekering. Indien het huwelijk aanhoudt, opent het nieuwe statuut eigen rechten inzake gezondheidszorgen. In geval van feitelijke scheiding of van echtscheiding blijft hij of zij zijn of haar eigen rechten behouden indien hij of zij de hoofdzelfstandige blijft helpen. Op grond van zijn of haar onderwerping aan de sector van de RIZIV-uitkeringen verwerft de meewerkende echtgeno(o)t(e) alle rechten – arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en moederschapsuitkeringen – zonder voor die tak een specifieke bijkomende bijdrage te moeten betalen.
En, wat de pensioenen betreft, indien de meewerkende echtgeno(o)t(e) een loopbaan van ten minste 30 jaar bereikt, openen de beide leden van het gezin het recht op het minimumpensioen hetgeen, algemeen genomen, tot een verruiming van de pensioenrechten van het gezin leidt. Volgens simulaties die voorgelegd werden naar aanleiding van de bespreking van het ontwerp in de Kamer winnen ook zij die een onvolledige loopbaan als werknemer aanvullen, erbij, evenals gezinnen waarvan de inkomens hoger liggen dan 50 000 EUR (maximuminkomen dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van het pensioen) die er een vanzelfsprekend belang bij hebben dat die inkomens opgesplitst worden. Tot slot zal prioriteit worden verleend aan het pensioen dat voor het eerst ingaat indien dit voordeliger is, wanneer het berekend wordt op basis van alle inkomsten van de echtgenoten. Vanaf wanneer ? Behoudens overgangsmaatregelen (1.1 en 1.2 op pagina's 5 en 6 van deze nieuwsbrief) treedt het sociaal luik op 1 januari 2003 in werking.
Beroep Nieuwe neerleggingskosten jaarrekening vanaf 1 januari 2003 De kosten voor de neerlegging van een jaarrekening bij de Nationale Bank van België (NBB) bestaan uit : – de openbaarmakingskosten van de NBB – de bekendmakingskosten voor de publicatie in de Bijlagen tot het Belgisch Staatsblad (BBS) – de BTW (21 %) op beide bovenvermelde bedragen – de bijdrage in de werkingskosten van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen. Elk jaar worden de bekendmakingskosten bestemd voor het Bestuur van het Belgisch Staatsblad aan de index aangepast. In 2003 zullen deze kosten verhogen van 57, 60 EUR naar 58, 32 EUR, BTW inbegrepen (BS, 14 december 2002, p. 56163). De nieuwe tarieven (incl. BTW), van toepassing vanaf 1 januari 2003, zien er als volgt uit : Neerleggingskosten vanaf 01/01/2003
In EUR
Neerlegging op papier – volledig schema of niet-gestandaardiseerd schema – verkort schema – verbeterde neerlegging – volledig schema zonder bekendmakingskosten in de BBS – verkort schema zonder bekendmakingskosten in de BBS
412,66 187,60 58,32 354,34 129,28
Neerlegging op diskette – volledig schema – verkort schema – verbeterde neerlegging – volledig schema zonder bekendmakingskosten in de BBS – verkort schema zonder bekendmakingskosten in de BBS
388,46 163,40 58,32 330,14 105,08
Voor meer informatie hierover, kan u de Balanscentrale contacteren (tel. : 02 221 30 01) of de website van de NBB raadplegen op het volgend adres : http://www.nbb.be/BA/N/P1_16.htm.
(501/NB I.A.B.)
© 2003 Alle rechten voorbehouden. Noch deze publicatie, noch gedeelten ervan mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrieval systeem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze dan ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De auteurs, de redactie en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever: J. De Leenheer, IAB, Livornostraat 41, 1050 Brussel (tel. (02) 543 74 90, e-mail:
[email protected]) IAB-publicatie, in samenwerking met Kluwer uitgevers, Ragheno Business Park, Motstraat 30, 2800 Mechelen.