IAB-Info Nummer 22 1–14 december 2003
15e jaargang
Inhoud Beroep Commissie van Beroep van IAB bevestigt belang van correcte informatie door de leden over hun woonplaats Een recente beslissing van de Commissie van Beroep van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten onderstreept het grote belang dat moet worden gehecht aan de plicht van de accountant en/of de belastingconsulent om het Instituut correct in te lichten over iedere domiciliewijziging. De uitspraak vormt tevens een goede gelegenheid om het begrip «woonplaats», alsook de noties «betekening» en «beroep» nog eens toe te lichten.
Bescherming van de titel van accountant en de titel van belastingconsulent Een overzicht van rechtspraak Deze bijdrage wil de lezer een overzicht bieden van de bestaande rechtspraak omtrent inbreuken op de wetsartikelen die de titels van accountant en belastingconsulent beschermen.
Beroep Commissie van Beroep van IAB bevestigt belang van correcte informatie door de leden over hun woonplaats C. HUGÉ – E. BASSO Een recente beslissing van de Commissie van Beroep van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten onderstreept het grote belang dat moet worden gehecht aan de plicht van de accountant en/of de belastingconsulent om het Instituut correct in te lichten over iedere domiciliewijziging. De uitspraak vormt tevens een goede gelegenheid om het begrip «woonplaats», alsook de noties «betekening» en «beroep» nog eens toe te lichten. I. Feiten De feiten waarover de Commissie van Beroep zich diende uit te spreken, kunnen als volgt worden samengevat. In het raam van een tuchtzaak richtte de Raad tijdens een vooronderzoek, in april 1999, verscheidene aangetekende brieven aan de betrokken accountant. Toen de post deze brieven terugstuurde met de vermelding «vertrokken zonder nieuw adres na te laten» vroeg de Raad bij het gemeentebestuur het nieuwe adres van de betrokkene op. Nadat het gemeentebestuur op 20 augustus 1999 had bevestigd dat de betrokkene nog steeds ingeschreven was op het adres waarover het Instituut reeds beschikte, stuurde de Raad hem een laatste aangetekende brief. Opnieuw tevergeefs. Op 10 april 2000 geeft de Raad de zaak in handen van de Tuchtcommissie; de tuchtprocedure wordt gevoerd aan de hand van het adres dat vermeld staat op de documenten in het dossier van de betrokkene. Op 20 april 2000 besluit de Tuchtcommissie in een procedure bij verstek om de betrokkene de sanctie van de schrapping op te leggen. Deze beslissing wordt hem betekend bij aangetekende brief die bij de post wordt aangeboden op 21 april 2000. Tweeënhalf jaar later opent het Instituut tegen dezelfde betrokkene een dossier «Bescherming van het beroep» en zendt hem een aangetekende brief aan een ander adres, dat bij die gelegenheid is ontdekt. De betrokkene verklaart daarop dat hij tot zijn verbazing kennis neemt van zijn schrapping en tekent op 3 december 2002 beroep aan tegen deze tuchtmaatregel. Aangezien dit beroep ruim buiten de opgelegde termijn (dertig dagen) werd ingesteld, diende de Commissie van Beroep zich eerst uit te spreken over de ontvankelijkheid ervan. In zijn memorie van verdediging stelt de betrokkene dat hij de Raad van het Instituut correct op de hoogte had gebracht van zijn adresverandering op het ogenblik dat tegen hem een tuchtprocedure werd gestart, maar dat de eerdere brieven en oproepingen die zich in zijn dossier bevonden, hem nooit hebben bereikt omdat zij alle naar zijn oud adres werden gestuurd. De Commissie van Beroep verklaart echter op 29 september 2003 het beroep onontvankelijk. Wij becommentariëren hierna dit besluit en verduidelijken het begrip «woonplaats», na eerst de wettelijke bepalingen met betrekking tot de betekening en het beroep tegen de beslissingen van de Tuchtcommissie in herinnering te hebben gebracht. II.
De kennisgeving en het hoger beroep, betekenis en draagwijdte
De regels met betrekking tot de kennisgeving en het hoger beroep tegen de beslissingen van de Tuchtcommissie zijn vastgesteld in de artikelen 5, § 5 en 7, § 2 en § 3 van de wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten1.
Volgens deze bepalingen dient de kennisgeving onverwijld te geschieden bij ter post aangetekende brief; het hoger beroep dient te worden ingesteld bij aangetekende brief gericht aan de Commissie van Beroep binnen de maand te rekenen vanaf de dag waarop de beslissing werd betekend. Zoals de Commissie van Beroep vermeldt, bepaalt artikel 32, 2 van het Gerechtelijk Wetboek, dat krachtens artikel 2 van hetzelfde wetboek2 van toepassing is op de tuchtprocedures, dat onder «kennisgeving» wordt verstaan de ‘toezending van een akte van rechtspleging in origineel of afschrift, langs de post of, in de gevallen die de wet bepaalt, in de vormen die zij voorschrijft’. Deze kennisgeving heeft als voornaamste gevolg dat zij het vertrekpunt is van de termijn waarbinnen het rechtsmiddel (verzet of hoger beroep) moet worden aangewend. Bij het verstrijken van deze termijn treedt de beslissing in kracht van gewijsde en wordt zij uitvoerbaar. Niettegenstaande het belang ervan, specifiëren noch het Gerechtelijk Wetboek noch de wet van 22 april 1999 op welk tijdstip de kennisgeving effectief plaats heeft. In overeenstemming met de rechtspraak en de rechtsleer in deze materie3, herinnert de Commissie van Beroep aan en maakt zij toepassing van de theorie van de verzending4, volgens dewelke «de kennisgeving van een akte van de rechtspleging plaats heeft op de datum van de verzending en niet op de datum van afgifte of ontvangst5 en dat zij geschiedt op de datum van de verzending aan de woonplaats of de zetel van de partij aan wie de kennisgeving moet worden gedaan»6. In dit geval stelde de Commissie van Beroep vast dat de kennisgeving van het vonnis gebeurde bij aangetekende zending die bij de post werd aangeboden op 22 april 2000 en dat de termijn voor verhaal dus een maand later verstreek, hetzij op 22 mei 2000. De hierboven uiteengezette theorie van de verzending geldt evenwel uitsluitend voor de regelmatige kennisgevingen, dit wil zeggen de kennisgevingen die gezonden worden aan de wettelijke woonplaats van de betrokkene. De Commissie van Beroep heeft zich derhalve niet beperkt tot de berekening van de termijn, maar heeft ook geantwoord op de argumentatie van de betrokkene. III.
Het begrip «woonplaats», belang
Onder «woonplaats» moet worden verstaan ‘de plaats waar de betrokken persoon op de bevolkingsregisters is ingeschreven als hebbende aldaar zijn hoofdverblijf’7. In het kader van een gerechtelijke procedure wordt overigens onder «woonplaats» verstaan : de laatst gekende woonplaats, bij gebrek aan wijziging van woonplaats, of de woonplaats die vermeld is in de stukken van de rechtspleging. Om de juistheid van de woonplaats van een persoon na te gaan, dient iedere partij die een gerechtelijke procedure wil inleiden, de inschrijving in het bevolkingsregister te verifiëren. De woonplaats wordt geacht zich te bevinden op het aldus geverifieerde adres, tenzij een adreswijzing behoorlijk werd betekend aan de griffie of de tegenpartij8. In de besproken beslissing verwijst de Commissie van Beroep naar dit principe : «Overwegende dat het Instituut, bewust van de plicht van iedere eisende partij in een geding, alvorens de tuchtprocedure op te starten zich van de juistheid van de woonplaats van de h. X heeft vergewist door zich op 26 juli 1999 te richten tot het gemeentebestuur van B teneinde de nieuwe woonplaats van de h. X te kennen, en dat het gemeentebestuur op 20 augustus 1999 antwoordde dat hij nog steeds in de gemeente was ingeschreven op hetzelfde adres in de L. straat;
Overwegende dat de h. X. derhalve slecht geplaatst is om zich erover te beklagen dat de tuchtprocedure bij verstek werd gevoerd en heeft geleid tot de bestreden beslissing en dat de kennisgeving, die de termijn voor het instellen van een ontvankelijk hoger beroep deed lopen, noodzakelijkerwijze geschiedde aan de enige gekende en officiële woonplaats van de h. X, terwijl hij van zijn kant naliet om het Instituut van de wijziging van zijn woonplaats op de hoogte te brengen (...). Dat de nalatigheid of de weigering van de bestemmeling de loop van de procedure niet kan belemmeren.» Deze argumentatie bleek voor het Instituut des te meer verantwoord daar een andere interpretatie het risico inhield op verdere vertragingsmanoeuvers en tot rechtsonzekerheid zou hebben geleid. De beslissing van de Commissie van Beroep toont dus aan dat benevens de – «klassieke» maar niettemin essentiële – deontologische plicht van de leden om het Instituut in te lichten, het van het grootste belang is dat zij te gepasten tijde de juiste gegevens over (de wijziging van) hun woonplaats meedelen aan het Instituut en, in voorkomend geval, aan de griffie van de Tuchtcommissie of de Commissie van Beroep. Uit deze zaak blijkt dat een nalatigheid op dat vlak zeer zware gevolgen kan hebben.
Noten 1 2
3
4
5
6 7
8
B.S. 11 mei 1999, hierna vermeld als de wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht. Artikel 2 van het Gerechtelijk Wetboek : «De in dit wetboek gestelde regels zijn van toepassing op alle rechtsplegingen, behoudens wanneer deze geregeld worden door niet uitdrukkelijk opgeheven wetsbepalingen of door rechtsbeginselen, waarvan de toepassing niet verenigbaar is met de toepassing van de bepalingen van dit wetboek». B. Tilleman, «Het tuchtrecht van het I.A.B. : een overzicht van rechtspraak », De Belgische accountant, 1998, 18, Commissie van Beroep van het I.A.B., Nederlandstalige kamer, 2 sept. 1993, nr. 216/N.91.1 In tegenstelling tot de theorie van de ontvangst, volgens dewelke de termijn pas begint te lopen vanaf de ontvangst of de kennisneming door de betrokkene van de akte van rechtspleging. Cass. 9 december 1996, J.T., 1997, 687; Cass. 24 januari 1974, Pas. I, 557; Arbh. Gent, 28 april 1981, R.W., 1981-1982, 2631. Cass. 20 februari 1998, R.C.J.B., 1999, 191. Artikel 36 van het Gerechtelijk Wetboek, toepasselijk op de tuchtprocedure krachtens artikel 2 van hetzelfde wetboek, dat hierboven is aangehaald. A. Fettweis, Manuel de procédure civile, 2de ed., 1987, Luik; Arbh. Brussel, 7 juni 1995, J.T.T. 1996, 227.
Bescherming van de titel van accountant en de titel van belastingconsulent Een overzicht van rechtspraak L. DHAENE I.
Inleiding
De titels «accountant» en «belastingconsulent» zijn beschermde titels. Dit betekent dat enkel natuurlijke personen en vennootschappen1 die de hoedanigheid bezitten van accountant of belastingconsulent, gerechtigd zijn om deze titels te voeren. Natuurlijke personen of vennootschappen die niet de hoedanigheid bezitten van accountant of belastingconsulent mogen evenmin gebruik maken van een verwarringstichtende term. Natuurlijke personen of vennootschappen die zich publiekelijk en onrechtmatig de hoedanigheid toeëigenen van accountant of belastingconsulent kunnen bestraft worden met een geldboete van 1 000 tot 5 000 EUR2. Het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten treedt streng op tegen overtredingen van de artikelen die de bescherming van de titel van accountant en belastingconsulent waarborgen. In de praktijk betekent dit dat, indien het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten kennis neemt van een dergelijke inbreuk, hij onmiddellijk de betrokkene bij aangetekend schrijven aanmaant om een einde te maken aan deze inbreuk. Vennootschappen dienen in voorkomend geval een naamswijziging en een wijziging van alle andere relevante statutaire bepalingen (vb. wijziging van het maatschappelijk doel) door te voeren. Indien de betrokkene niet reageert op de aanmaning van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten, of indien hij weigert zich te conformeren aan de betreffende artikelen, legt het Instituut klacht neer bij de bevoegde onderzoeksrechter. Het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten treedt in deze procedure op als burgerlijke partij. Deze bijdrage heeft tot doel de lezer een overzicht te bieden van de reeds bestaande rechtspraak omtrent inbreuken op de artikelen die de titels van accountant en belastingconsulent beschermen. II. De titel van accountant A. Natuurlijke personen Overeenkomstig artikel 16 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen3, mogen natuurlijke personen de titel van accountant enkel voeren, wanneer hen door het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten de hoedanigheid is verleend van accountant. Zo mogen natuurlijke personen die niet erkend werden als accountant de term «accountantskantoor» niet gebruiken4. B. Vennootschappen Een vennootschap mag in haar handelsnaam, bijzondere benaming, de omschrijving van haar doel of haar reclame, de titel van accountant enkel gebruiken, wanneer haar door het Instituut de hoedanigheid is verleend van accountant5. a. Handelsnaam of bijzondere benaming6 Zo mag de maatschappelijke benaming van vennootschappen die niet de hoedanigheid bezitten van accountant geen melding maken van de termen accountantsbureau7, accountantsvereniging8 of accountantskantoor9.
b. De omschrijving van haar doel Ook in hun doelsomschrijving mogen vennootschappen de titel van accountant enkel gebruiken wanneer hen door het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten de hoedanigheid werd verleend van accountant10. Zo is het in een notariële akte doen acteren dat de vennootschap als maatschappelijk doel onder meer heeft het uitoefenen van de activiteiten van revisor, accountant en fiscaal raadgever en/of het handhaven van deze omschrijving van het maatschappelijk doel een inbreuk op de artikelen 7011 en 95 lid 112 van de wet van 21 februari 1985 tot hervorming van het bedrijfsrevisoraat, indien de vennootschap niet erkend werd als accountant door het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten13. Tenslotte is het onrechtmatig vermelden in het doel van de term «accountantsonderzoek» strijdig met de artikelen betreffende de bescherming van de titel van accountant14. c. Haar reclame Vennootschappen die niet de hoedanigheid bezitten van accountant mogen evenmin in hun reclame gebruik maken van de titel van accountant15. Zo is het in reclame de term accountantsburo16 of accountantskantoor17 gebruiken, zonder de hoedanigheid te bezitten van accountant, strijdig met de artikelen betreffende de bescherming van de titel van accountant. C. Verwarringscheppende termen Niet enkel de titel van accountant is beschermd, natuurlijke personen en vennootschappen die niet de hoedanigheid bezitten van accountant mogen ook geen termen gebruiken die verwarring zouden kunnen scheppen met de titel van accountant18. Overeenkomstig de voorbereidende werken valt het accent hierbij op de effectieve verwarring die het gebruik van dergelijke titel kan teweeg brengen bij het publiek19. In de voorbereidende werken en in de rechtspraak betreffende de bescherming van de titel van accountant werden onder meer de volgende termen aangeduid als zijnde verwarringstichtend : a. Expert-boekhouder De voorbereidende werken vermelden als voorbeeld van een term die verwarring zou kunnen scheppen met de titel van accountant de titel van «expert-boekhouder»20.
b. Accounting of accountancy Uit constante rechtspraak blijkt dat de termen «accounting»21 en «accountancy»22 termen zijn die verwarring zouden kunnen stichten met de titel van accountant. De discussie omtrent het verwarringstichtend karakter van deze termen heeft zelfs geleid tot een arrest van het Arbitragehof23. In casu betwistte de beklaagde, lid van het Beroepsinstituut van de Erkende Boekhouders en Fiscalisten, dat de woorden «accounting» en «accountancy» niet door hem zouden mogen gebruikt worden, aangezien deze woorden een activiteit of beroepswerkzaamheid zouden betreffen welke niet tot het monopolie der werkzaamheden van de accountant behoort. Ook een boekhouder doet deze activiteiten. Alvorens een uitspraak te willen doen over de schuldvraag en de straftoemeting, heeft de rechtbank op 5 november 1999 een prejudiciële vraag gesteld. Indien het artikel 71 van de wet van 21 februari 1985 het verbod oplegt aan hen die erkend zijn als boekhouder maar niet als accountant om de termen «accounting» en «accountancy» te gebruiken, dan zou dit volgens de beklaagde in strijd zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Reden hiervoor zou gelegen zijn in het feit dat de boekhouder het merendeel van de activiteiten die de accountant zijn toegestaan, wel mag uitoefenen zonder evenwel hiernaar te mogen verwijzen op bijvoorbeeld een reclamepaneel. De beklaagde stelde dat dit een discriminatie inhield tegenover de accountant die wel de termen «accounting» en «accountancy» mag gebruiken.
Het Arbitragehof oordeelde echter dat het onderscheid wel degelijk gebaseerd was op een objectief onderscheidingscriterium. Dat onderscheidingscriterium houdt redelijk verband met de doelstelling van de wetgever om aan het publiek een kwaliteitsvolle dienstverlening door deskundige accountants te waarborgen24. De rechter in eerste aanleg oordeelde hierna dat het gebruik van de termen «accounting» en «accountancy» in casu de indruk schiep dat diensten werden aangeboden welke normaliter door een accountant worden uitgevoerd en dat de beklaagde de daartoe wettelijke vereiste hoedanigheid heeft terwijl hij die niet heeft, temeer daar deze woorden gebezigd werden op een bord dat geplaatst stond naast een ander bord met de vermelding «accountantskantoor»25. Het is vanzelfsprekend evenmin toegelaten dat natuurlijke personen of vennootschappen de term «accountancykantoor»26 gebruiken. c. Account Ook de term «account» kan in bepaalde gevallen beschouwd worden als een verwarringstichtende term. In casu betrof het een vennootschap die als maatschappelijke benaming de term «account» met een voorvoegsel gebruikte27. d. Het vermelden van een fictief IDAC-nummer Het vermelden van een fictief IDAC-nummer kan beschouwd worden als verwarringstichtend. In casu vermeldde de betrokkene een nummer dat gelijkaardig was aan het oude IDAC-lidnummer van zijn vader : Dat hij door vermelding van dit nummer op zijn berekeningsnota heeft laten uitschijnen dat hij lid was van het Instituut der accountants en zelf dus accountant was.28 e. Het vermelden van een IDAC-nummer dat niet langer geldig is Het vermelden van een IDAC-nummer dat niet langer geldig is, kan beschouwd worden als verwarringstichtend. In casu heeft de betrokkene, anderhalf jaar na de definitieve intrekking van zijn hoedanigheid van accountant, toch nog de titel van accountant gevoerd29. f. Het publiekelijk openbaarmaken van het lidmaatschap van beroepsverenigingen die de term «accountant» inhouden Het publiekelijk openbaarmaken van het lidmaatschap van beroepsverenigingen van accountants, zonder de hoedanigheid van accountant te bezitten, kan beschouwd worden als het gebruiken van een term die verwarring schept met de titel van accountant.
Een natuurlijke persoon die als accountant werd geweigerd door het Instituut der Accountants, vermeldde op zijn briefpapier «Lid van de Belgische Beroepsvereniging voor Belastingconsulenten en Accountants». Bovendien had hij, in een plaats toegankelijk voor het publiek, het bewijs van zijn lidmaatschap van de Belgische vereniging van accountants, genoemd «Diploma van accountant-expert-boekhouder» uitgehangen. In eerste aanleg oordeelde de rechter dat de betrokkene hierdoor een inbreuk pleegde op de artikelen 69, 81 en 95 van de wet van 21 februari 198530. In beroep werd bevestigd dat het lidmaatschap van enige beroepsvereniging die wel het woord «accountant» in haar maatschappelijke benaming mag voeren, niet het onbeperkte recht inhoudt bekend te maken dat men lid was van die vereniging : in casu geschiedde die bekendmaking in zodanige omstandigheden dat zij in hoofde van de beklaagde verwarring kon stichten met de titel van accountant, titel die hij niet mocht voeren31. D. Op welke wijze wordt de titel van accountant en verwarringscheppende termen gebruikt in het kader van een natuurlijk persoon of in het kader van een vennootschap
a. Het gebruik van de titel van accountant of een verwarringstichtende term op uithangborden, op briefhoofden en op enveloppes en op facturen Het merendeel van de inbreuken op het gebruik van de titel van accountant door niet-bevoegde natuurlijke personen en vennootschappen gebeurt door het publiekelijk gebruik van de titel van «accountant» of van een verwarringscheppende term via uithangborden32, op briefhoofden33, op enveloppes34 of op facturen35 van de betrokkenen. De argumentatie dat het briefpapier enkel zou gebruikt worden voor Engelstalige klanten kan niet aanvaard worden als het volledige briefhoofd in het Nederlands is opgesteld, ook de vermelding «accountantskantoor»36. Overwegende dat het verweer van beklaagde als zou de term «accountant» de Engelse vertaling zijn van boekhouder te dezen irrelevant is vermits een Nederlandstalige briefhoofding gebruikt wordt waarop de term «accountantskantoor» voorkomt.37 Dat kliënteel hierdoor ten onrechte er kan van uitgaan dat beklaagde inderdaad «accountant» is in de wettelijke zin van het woord en met alle zware verantwoordelijkheden die er mede gepaard gaan, wat zeker niet het geval is.38 b. Het gebruik van de titel van accountant of een verwarringstichtende term in reclame Als voorbeelden voor het gebruik van de titel van accountant of een verwarringstichtende term door niet bevoegden in hun reclame kunnen aangegeven worden : de reclame in informatiefolders39 en in het halfmaandelijks blad «De Zelfstandige»40. c. De opname in de Gouden Gids onder de rubriek van accountants Het opgenomen zijn in de Gouden Gids onder de rubriek «accountants» van personen die niet de hoedanigheid hebben van accountant wordt beschouwd als een inbreuk op de artikelen betreffende de wettelijke bescherming van de titel van accountant41. d. De inschrijving bij de bevolkingsdiensten In casu bleek uit een getuigschrift van woonst dat betrokkene bij de inschrijving bij de bevolkingsdiensten als accountant werd beschouwd. Dit werd beschouwd als een inbreuk op de artikelen betreffende de wettelijke bescherming van de titel van accountant42. e. Het gebruik door natuurlijke personen van de titel van accountant in oprichtingsaktes van vennootschappen Het in de oprichtingsakte van een vennootschap vermeld staan als «accountant-fiscalist» werd beschouwd als een inbreuk op de artikelen betreffende de bescherming van de titel van accountant43.
III. De titel van belastingconsulent De bescherming van de titel van belastingconsulent werd ingevoerd door de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen. Deze wet is in werking getreden op 29 juli 1999. Overeenkomstig het artikel 16 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen mogen natuurlijke personen de titel van belastingconsulent slechts voeren indien hen door het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten de hoedanigheid werd verleend van belastingconsulent. Een vennootschap mag in haar handelsnaam, bijzondere benaming, de omschrijving van haar doel of haar reclame, de titel van belastingconsulent enkel gebruiken, wanneer haar door het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten de hoedanigheid werd verleend van belastingconsulent.
Natuurlijke personen en vennootschappen die niet de hoedanigheid bezitten van belastingconsulent mogen evenmin termen gebruiken die verwarring zouden kunnen scheppen met de titel van belastingconsulent44.
IV. Besluit Het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten treedt streng op indien het kennis neemt van inbreuken op de artikelen 16, 17 en 18 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen. Dit heeft aanleiding gegeven tot een omvangrijk aantal rechterlijke beslissingen terzake. In bovenstaande bijdrage werd een poging ondernomen om een overzicht te bieden van de bestaande rechtspraak in dit verband. Het spreekt vanzelf dat dit overzicht niet limitatief is, in die zin dat het niet uitsluit dat bepaalde handelingen, die niet vermeld worden in dit overzicht toch kunnen beschouwd worden als inbreuken op de artikelen betreffende de bescherming van de titels van accountant en belastingconsulent. Noten 1 Artikel 85 van de wet van 21 februari 1985 tot hervorming van het bedrijfsrevisoraat bepaalt dat de hoedanigheid van accountant kan worden verleend aan verenigingen met rechtspersoonlijkheid. Dit artikel werd opgeheven door de wet van 22 april 1999. Bij gebrek aan andersluidende overgangsbepalingen voorzien door de wet van 22 april 1999 behouden de door het IDAC erkende accountancy-vzw’s hun erkenning t.a.v. het IAB. 2 Artikel 58 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen. 3 B.S. 11 mei 1999. 4 Corr. Tongeren 26 juni 1996, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1996, 37. 5 Artikel 17 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen; R. VAN BOVEN, «De vrije beroepsbeoefenaar en de professionele vennootschap», Not. Fisc. M., 2003, 132. 6 R. VAN BOVEN, l.c., 153. 7 Corr. Gent 3 februari 1999, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1999, 55. 8 Corr. Gent 11 februari 1998, onuitg. 9 Corr. Turnhout 22 februari 2002, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 2002, 82; Corr. Antwerpen 1 december 1992, onuitg.; Corr. Antwerpen 8 juni 1990, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B., 1990, 214. 10 Corr. Leuven 12 maart 2003, onuitg.; Corr. Gent 14 februari 1990, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1990, 215, bevestigd door Gent, 30 januari 1991, onuitg. 11 Thans artikel 17 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen. 12 Thans artikel 58 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen. 13 Corr. Brugge 11 april 2001, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 2001, 69. 14 Corr. Tongeren 12 januari 1996, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1996, 37; Corr. Veurne 28 maart 1995, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1995, 33; Corr. Turnhout 11 maart 1994, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1994, 30. 15 Artikel 17 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen. 16 Corr. Tongeren 31 maart 1995, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1995, 34. 17 Corr. Antwerpen 16 januari 1992, onuitg., bevestigd door Antwerpen 4 maart 1994, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1994, 29; Corr. Gent 14 februari 1990, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1990, 215, bevestigd door Gent 30 januari 1991, onuitg. 18 Artikel 18 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen. 19 Parl. St. Kamer 1982-1983, nr. 552/1, 40. 21 Gent 20 december 2001, onuitg.; Corr. Gent 9 februari 1994, aangehaald in Jaarverslag I.A.B., 1994, 29, bevestigd door Gent 20 december 1994, onuitg.; Corr. Hasselt 23 september 1992, onuitg. 22 Corr. Dendermonde 4 februari 1998, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1998, 56; Corr. Antwerpen 15 december 1995, onuitg.; Corr. Antwerpen 15 september 1995, onuitg.; Corr. Turnhout 11 maart 1994, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1994, 30; Corr. Tongeren 31 maart 1995, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B.1995, 34; Corr. Hasselt 23 september 1992, onuitg. 23 Arbitragehof nr. 11/2001, 7 februari 2001, B.S. 21 maart 2001, aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 2001, 70. 24 Arbitragehof nr. 11/2001, 7 februari 2001, B.S. 21 maart 2001, aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 2001, 70. 25 Corr. Turnhout 22 februari 2002, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 2002, 82.
26 Corr. Kortrijk 10 maart 1995, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1995, 33; Corr. Leuven 7 september 1990, onuitg., bevestigd door Brussel 24 juni 1992, onuitg. 27 Corr. Antwerpen 15 september 1995, onuitg. 28 Corr. Mechelen 20 december 2000, onuitg. 29 Corr. Kortrijk 31 mei 1999, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1999, 55. 30 Corr. Gent 16 mei 1989, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1989, 205, bevestigd door Gent 20 december 1989, onuitg. 31 Gent 20 december 1989, onuitg. 32 Corr. Antwerpen 12 maart 1998, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1998, 56; Corr. Turnhout 30 juni 1994, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1994, 30; Corr. Hasselt 23 september 1992, onuitg.; Corr. Leuven 7 september 1990, onuitg., bevestigd door Brussel 24 juni 1992, onuitg.; Corr. 12 december 1989, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1989, 205. 33 Corr. Mechelen 20 december 2000, onuitg.; Corr. Dendermonde 4 februari 1998, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1998, 56; Corr. Antwerpen 15 september 1995, onuitg.; Corr. Kortrijk 10 maart 1995, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1995, 33; Corr. Antwerpen 16 januari 1992, onuitg., bevestigd door Antwerpen 4 maart 1994, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1994, 29; Corr. Gent 14 februari 1990, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1990, 215, bevestigd door Gent 30 januari 1991, onuitg.; Corr. Gent 12 december 1989, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1989, 205. 34 Corr. Antwerpen 12 maart 1998, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1998, 56; Corr. Gent 14 februari 1990, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1990, 215, bevestigd door Gent 30 januari 1991, onuitg. 35 Corr. Mechelen 20 december 2000, onuitg.; Corr. Kortrijk 10 maart 1995, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1995, 33. 36 Corr. Antwerpen 16 januari 1992, onuitg., bevestigd door Antwerpen 4 maart 1994, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1994, 29. 37 Corr. Antwerpen 16 januari 1992, onuitg., bevestigd door Antwerpen 4 maart 1994, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1994, 29. 38 Antwerpen 4 maart 1994, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1994, 29. 39 Corr. Tongeren 31 maart 1995, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1995, 34. 40 Corr. Tongeren 26 juni 1996, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1996, 37. 41 Corr. Kortijk 10 maart 1995, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1995, 33; Corr. Brugge 5 april 1993, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1993, 23, bevestigd door Gent 21 februari 1994, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1994, 29; Corr. Leuven 7 september 1990, onuitg., bevestigd door Brussel 24 juni 1992, onuitg. 42 Corr. Brugge 5 april 1993, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1993, 23, bevestigd door Gent 21 februari 1994, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1994, 29. 43 Corr. Brugge 5 april 1993, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1993, 23, bevestigd door Gent 21 februari 1994, onuitg., aangehaald in Jaarverslag I.A.B. 1994, 29. 44 Artikel 17 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen.
(501/NB I.A.B.)
© 2003 Alle rechten voorbehouden. Noch deze publicatie, noch gedeelten ervan mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrieval systeem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze dan ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De auteurs, de redactie en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever: J. De Leenheer, IAB, Livornostraat 41, 1050 Brussel (tel. (02) 543 74 90, e-mail:
[email protected]) IAB-publicatie, in samenwerking met Kluwer uitgevers, Ragheno Business Park, Motstraat 30, 2800 Mechelen.