Inhoud Accountancy&Tax Driemaandelijks tijdschrift van het IAB nr. 2 / 2007
3
Editoriaal Een nieuwe Raad, nieuwe doelstellingen...
4
Beroep Algemene vergadering van 21 april 2007
12
Vennootschapsrecht Europees handelen in vennootschappen: een groeimarkt? Christoph Van der Elst
19
Beroep Bijzondere mandaten – Deel 3 Jacques Colson
21
Beroep Het witwassen van illegale vermogensvoordelen uit misdrijven via het ereloon van de accountants en de belastingconsulenten Jan Van Droogbroeck
26
Beroep Structuur van de Belgische boekhoudkundige en fiscale beroepen Claude Janssens
34
Trends De boom van de internetindustrie Amid Faljaoui
36
IAB in ’t kort
36
Wetgeving
37
IAB-info flashback
38
Vakliteratuur
ADMINISTRATIE EN REDACTIE
IAB, Livornostraat 41, 1050 Brussel Tel: +32 2 543 74 90 – Fax: +32 2 543 74 91 e-mail:
[email protected] REDACTIECOÖRDINATOR
M. Tilmant e-mail:
[email protected] REDACTIECOMITÉ
E. Basso, A. Bert, M. Claes, C. Cloquet, J. Colson, J. De Blay, A. Faljaoui, S. Ghilain, N. Hormans, C. Janssens, R. Lassaux, T. Luyten, E. Steghers, M. Tilmant , R. Van Boven, J. Van Droogbroeck UITGEVERS
Intersentia, Groenstraat 31, 2640 Morstel www.intersentia.be Anthemis, Chemin du Cyclotron 6, 1348 Louvain-la-Neuve www.anthemis.be ILLUSTRATOR COVER
Rosemarie De Vos VERANTWOORDELIJKE UITGEVER
A. Bert, Livornostraat 41, 1050 Brussel ISSN 1375-9876 MEDEDELING VOOR DE LEZERS
De auteurs, het redactiecomité en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. De opinieartikelen vertegenwoordigen de inzichten en mening van auteurs en dus niet noodzakelijk die van het Instituut of van het redactiecomité.
Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) Opgericht bij Wetten van 21 februari 1985 en 22 april 1999 UITVOEREND COMITÉ
Voorzitter: A. Bert Ondervoorzitter: M. Claes Secretaris-penningmeester: C. Cloquet Secretaris: J. De Blay RAAD
Voorzitter: A. Bert Ondervoorzitter: M. Claes Leden: L. Ceulemans, C. Cloquet, B. Colmant, J. De Blay, E. Degrève, J.-G. Didier, J. Hellin, J.-L. Kilesse, F. Schelfhaut, S. Troonbeeckx, B. Vanderstichelen, J. Van Wemmel ALGEMEEN DIRECTEUR
E. Steghers
EDITORIAAL
Een nieuwe Raad, nieuwe doelstellingen...
T
ijdens de algemene vergadering van 21 april 2007 werd de nieuwe Raad van het Instituut verkozen. Met een vernieuwd elan zullen een aantal hangende dossiers afgehandeld worden en trachten we andere doelstellingen te verwezenlijken. De beperking van de beroepsaansprakelijkheid is een eerste prioriteit. Deze is momenteel niet mogelijk en vereist een wijziging van artikel 33 van de Wet van 22 april 1999. Intussen profiteren andere vrije cijfer- en raadgevende beroepen reeds van deze beperking en dit zowel in België als in het buitenland. Wij rekenen op de medewerking van de wetgever om deze discriminatie tegenover onze leden op korte termijn weg te werken. Deze wijziging betekent geenszins een benadeling van onze opdrachtgevers. De verzekering van de beroepsaansprakelijkelijkheid biedt hun een financiële garantie en is ook een erkenning van de deskundigheid van onze accountants en belastingconsulenten en een stimulans om op hen een beroep te doen. In navolging van een internationale tendens die zich nu ook geuit heeft in de recente wijziging van de wetgeving inzake het bedrijfsrevisoraat zal een voorstel worden ingediend om het aandeelhouderschap van de professionele vennootschap open te stellen voor andere beroepen. Dat wij ons daarbij vooral naar de leden van het BIBF richten, vloeit voort uit de synergie van onze en hun opdrachten. Uiteraard zal een voorafgaande erkenning van deze professionele vennootschap vereist blijven en geldt ook hier een strikte toepassing van de deontologische regels. Dat fiscaal advies en fiscale bijstand kan geschieden door personen die niet gebonden zijn door enige reglementering benadeelt onze leden en is ook risicovol voor de belastingplichtige die op deze derden een beroep doet. We verwijzen hierbij naar de verplichte verzekering van onze leden die hierboven werd aangehaald en die een garantie is voor onze opdrachtgevers. De belastingconsulent heeft een degelijke opleiding van hoog niveau genoten en heeft, vooraleer zijn titel te bekomen, het bewijs geleverd bekwaam te zijn om het beroep met de vereiste deskundigheid uit te voeren. Een differentiatie in de wetgeving moet een monopolie creëren dat kan worden gedeeld met andere vrije beroepen die onderworpen zijn aan een deontologie en aan een verzekering
burgerlijke beroepsaansprakelijkheid, met name de accountant, de bedrijfsrevisor, de erkende boekhouder-fiscalist, de advocaat, de notaris… De strijd tegen de ‘zware en georganiseerde fiscale fraude’ staat weer volop in de schijnwerpers. De regering heeft een akkoord bereikt om in de Wet van 11 januari 1993 een artikel 14quinquies in te voegen, dat een dubbele wijziging inhoudt tegenover de huidige situatie. Enerzijds zullen in een koninklijk besluit een aantal indicatoren worden aangeduid voor het detecteren van ‘zware en georganiseerde fiscale fraude’ en anderzijds zal de vaststelling van de aanwezigheid van één van deze indicatoren de meldingsplichtigen (waaronder de externe accountants en belastingconsulenten) verplichten een verklaring van vermoeden af te leveren bij de CFI. Als argumentatie voor deze wijziging wordt verwezen naar de toestand in Nederland, waar in 2005 gewag wordt gemaakt van 177 000 meldingen. In onze grote buurlanden Frankrijk en Duitsland is het aantal meldingen in verhouding tot het bevolkingscijfer echter lager dan in België. Daarenboven overweegt de Nederlandse regering de lijst met indicatoren te herzien om de efficiëntie ervan te vergroten en de administratieve lasten voor de melders terug te dringen. Er werd inderdaad vastgesteld dat in 2004 slechts 664 dossiers aan het Nederlandse parket werden overgemaakt (tegenover 712 in België). Wij hebben ons gericht tot staatssecretaris Hervé Jamar, met wie ons Instituut een protocol heeft gesloten om in het kader van datzelfde protocol de technische discussie aan te gaan. Onze ervaring op het terrein en onze beroepsbekwaamheid kan zeker bijdragen om deze lijst van indicatoren te evalueren en ze te herleiden tot de essentie van het vermoeden dat aanleiding kan geven tot een melding bij de CFI. Het ‘Vademecum van de Accountant en de Belastingconsulent’ is de begeleider van onze leden en onze stagiairs in de uitoefening van hun beroep. Alle relevante wetgeving in verband met het beroep en de stage alsook de normen en andere regelgevingen zijn erin opgenomen. Er wordt gewerkt aan een volledige actualisering ervan zodat wij weer een up-to-date werkinstrument kunnen aanbieden. André Bert, Voorzitter Micheline Claes, Ondervoorzitter
2 0 0 7/ 2
3
BEROEP
Algemene vergadering
van 21 april 2007 Op 21 april 2007 om 9.00 uur opende voorzitter Gérard Delvaux de 21ste algemene vergadering van het Instituut. Voor deze gelegenheid waren, naast talrijke vooraanstaande personen uit de economische en gerechtelijke wereld, een duizendtal leden aanwezig in het Auditorium 2000 van het Brusselse Tentoonstellingspark. Hieronder vindt u het verslag van deze vergadering.
Samenstelling van het bureau
Toespraak van de heer Gérard Delvaux, voorzitter
Het bureau was samengesteld uit de heren Gérard Delvaux, voorzitter, Erwin Vercammen, ondervoorzitter, Benoît Vanderstichelen, penningmeester, en mevrouw Christiana Baert, secretaris, bijgestaan door de heer Eric Steghers, algemeen directeur.
Voorzitter Gérard Delvaux somt de acties op die zijn uitgevoerd tijdens de drie afgelopen jaren, in samenwerking met de Raad, om het Instituut meer dynamiek te geven. Op Europees vlak benadrukt hij twee aandachtspunten:
Aanstelling van de stemopnemers en verkiezing van de voorzitter
1. De Europese richtlijnen voorzagen de mogelijkheid om de toepassing van de IAS/IFRS-normen uit te breiden naar de kmo’s. De politieke en economische wereld moest worden gewezen op de financiële gevolgen van een dergelijk referentiesysteem dat, gezien de complexiteit van de toepassing ervan, het risico met zich meebrengt minder transparantie te bieden aan de gebruiker van de jaarrekeningen, tenminste voor de kmo’s die 90 % van het economisch draagvlak vertegenwoordigen. De spreker vestigt de aandacht van de leden op het feit dat het nu niet het geschikte moment is voor de Europese Commissie om de drempels te verhogen die de kmo’s kenmerken betreffende de administratieve vereenvoudiging. De heer Gérard Delvaux verdedigt het standpunt van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen, met name een verbetering of een modernisering van het Belgische boekhoudsysteem rekening houdende met een evolutie van de economische en wetgevende situatie sinds 1975.
De algemene ledenvergadering gaat over tot de aanstelling van de stemopnemers en de verkiezing van de voorzitter.
Gérard Delvaux, voorzitter IAB
2. Wat betreft de aanpassing van de deontologie aan de deontologische voorschriften van het IFAC verwijst
2 0 0 7/ 2
5
BEROEP
de heer Gérard Delvaux naar een belangrijk document dat werd opgesteld binnen de Commissie Belastingconsulenten – voorgezeten door de heer Jos De Blay – en dat werd geanalyseerd en besproken door de Raad, en weldra voor advies zal worden overgemaakt aan de Hoge Raad voor de Economische Beroepen. Dit document zal de komende maanden leiden tot een nieuw koninklijk besluit van deontologie dat de fundamentele regels van onafhankelijkheid zal omvatten die de hoeksteen van de beroepen van accountant en belastingconsulent vormen. De heer Gérard Delvaux brengt hulde aan de analytische en redactionele werkzaamheden die de leden van de commissie gedurende meer dan een jaar hebben uitgevoerd, met wetenschappelijke ondersteuning van mevrouw Liesbet Dhaene en mevrouw Sandrine Ghilain. Op Belgisch vlak heeft de voorzitter gehandeld met het oog op de toenadering tussen het Instituut en de leden via het oprichten van afdelingen die van bij het begin een paar duidelijke doelstellingen kregen, met name: 1° een snellere, meer uitgebreide professionele informatieverstrekking door de informatisering van het informatieblad IAB-info; 2° een betere omkadering van de stage: vaststelling van de beoogde doelstellingen en een betere opvolging van de stagiair in samenwerking met de stagemeesters zijn hiervan de nieuwe aandachtspunten. Een belangrijke herziening van het verloop van de stage van accountant en belastingconsulent werd uitgewerkt. De heer Gérard Delvaux bedankt de voorzitter, de heer Joseph Van Wemmel, de ondervoorzitter, mevrouw Christine Cloquet, de andere leden van de Stagecommissie alsook het personeel van de stagedienst, onder leiding van mevrouw Chantal Vandendriessche en de heer Eric Steghers, algemeen directeur van het Instituut voor hun inspanningen die hebben bijgedragen tot het goede verloop van de stage, rekening houdende met de grote hoeveelheid taken die dit sleuteldepartement moet volbrengen. De voorzitter benadrukt dat sinds de invoering van het elektronisch stagedagboek in 2005 de stagemeester enerzijds meer betrokken is bij de stage en dat de Stagecommissie anderzijds de stagiairs beter kan begeleiden door hen maandelijks op te volgen en hen zo snel mogelijk bij te sturen indien de commissie de stage te beperkt vindt in termen van afwisseling van de opdrachten. Ook de seminaries werden herzien om actuele onderwerpen te behandelen, de tussentijdse proeven werden vermenigvuldigd en de bekwaamheidsexamens uitgebreid. Wat betreft de toegang tot het beroep van accountant en belastingconsulent, heeft de Raad
6
2 0 0 7/ 2
van het IAB besloten zijn oorspronkelijke standpunt te handhaven, namelijk dat de stagiair aan het einde van de stage in het bezit moet zijn van een masterdiploma; 3° het aangaan van een permanente dialoog met het BIBF en het IBR door het Interinstitutencomité, maar ook door veelvuldige contacten met de verschillende voorzitters. Deze dialoog mondde uit in een gemeenschappelijk tijdschrift voor de drie Instituten. De heer Gérard Delvaux bedankt de heren André Kilesse en Marcel-Jean Paquet voor hun voortdurende steun, evenals de ondervoorzitters Pierre P. Berger en José Pattyn; 4° het versterken van de public relations, zowel op het vlak van de verschillende voogdijministeries: de ministers Sabine Laruelle en Marc Verwilghen, evenals vice-eersteminister Didier Reynders, op het vlak van het Vlaamse en Waalse gewest als op het vlak van de economische actoren van grote en kleine ondernemingen. De heer Gérard Delvaux somt andere acties op die gezamenlijk gevoerd werden, onder andere: • het overlegprotocol, “protocol-Jamar” genaamd, dat op 15 juli 2005 werd ondertekend met de administratie en de staatssecretaris voor Modernisering van de financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude, Hervé Jamar. Dit protocol is erg belangrijk voor ons beroep; het voorziet namelijk de mogelijkheid om te communiceren met de instanties die rechtstreeks betrokken zijn bij de beroepsactiviteiten; • het overleg tussen de minister van Middenstand, Sabine Laruelle, en het Instituut voor de uitwerking van koninklijke besluiten en de aanpak van de problematiek van schijnzelfstandigen; • de constante dialoog met de verzekeringsmaatschappij m.b.t. de burgerlijke beroepsaansprakelijkheid, onder meer in het kader van de Commissie schadegevallen; • de steun aan de Commissie voor Boekhoudkundige Normen bij de uitwerking van de wetgeving betreffende het boekhoudkundig systeem van de vzw’s; • de permanente vorming: een nieuwe norm zal weldra worden goedgekeurd en zal in werking treden onder de nieuwe Raad. De heer Gérard Delvaux vestigt eveneens de aandacht van de vergadering op de mogelijkheid voor de externe accountant of de externe belastingconsulent om een opdracht van “externe” of “onafhankelijke” bestuurder te vervullen. De opdracht vloeit niet rechtstreeks voort uit het Wetboek van
BEROEP
Vennootschappen, maar wel uit de twee corporate governance-codes – de code-Lippens en de code-Buysse. Volgens de voorzitter zijn er twee redenen waarom de externe accountant in deze aangelegenheid een belangrijke meerwaarde kan bieden. Enerzijds is de externe accountant, gelet op de strenge onafhankelijkheidsvereisten waardoor hij is omgeven, gehouden tot een objectieve behandeling die eveneens rekening houdt met het algemeen belang. Anderzijds is de accountant bedreven in het nazien en corrigeren van boekhoudstukken, zodat hij op een gepaste wijze invulling kan geven aan de noodzaak die bestaat in vele raden van bestuur tot grondige analyse van de jaarrekening. Bovendien kan de externe accountant of onafhankelijke bestuurder de nodige bijstand verlenen aan de raad van bestuur in zijn geheel, door zijn objectieve mening te geven over de structuur van de onderneming en haar rentabiliteit. De voorzitter verwijst kort naar de voorwaarden, vastgelegd door de Raad van het IAB, waaraan de externe accountant en belastingconsulent moeten voldoen om een mandaat van “externe” of “onafhankelijke” bestuurder te kunnen opnemen in een handelsvennootschap.
De heer Gérard Delvaux eindigt zijn toespraak door zijn bijzondere dank uit te spreken voor zijn confraters-Raadsleden, het personeel van het Instituut alsook de algemeen directeur, Eric Steghers, en zijn adviseurs, Roger Lassaux en Rutger Van Boven, die met veel moed en vastberadenheid het geheel van de verwezenlijkte projecten hebben ondersteund.
Resultaat van de verkiezing van de voorzitter en benoeming van de ondervoorzitter • Voor het mandaat van voorzitter werd de heer André Bert, accountant en belastingconsulent, verkozen met 1271 stemmen. • Voor het mandaat van ondervoorzitter werd mevrouw Micheline Claes, accountant en belastingconsulent, benoemd (enige kandidatuur).
Verkiezing van de Raadsleden en de commissarissen De algemene ledenvergadering gaat over tot de verkiezing van de Raadsleden.
De voorzitter vermeldt de mislukking van het fusieproject van de Instituten, namelijk de fusie van het BIBF met het IAB. De heer Gérard Delvaux is er nog steeds van overtuigd dat de volgende Raad de uitgevoerde werkzaamheden in dit verband opnieuw zal moeten bespreken als men wil vermijden dat een dergelijke fusie, zonder overleg met de beroepsbeoefenaars, wordt doorgevoerd zonder rekening te houden met de specificiteit van elk beroep. In dit kader zouden er, volgens de heer Gérard Delvaux, op korte termijn drie projecten moeten worden omgezet in concrete maatregelen: 1. de versterking van de specifieke fiscale opdrachten die zijn voorbehouden aan de belastingconsulenten en aan de accountants, met in het verlengde hiervan de overgang van de titel van belastingconsulent naar een volwaardig beroep. Talrijke confraters hebben hun professionele kennis van de fiscaliteit uitgediept. Dit kadert binnen de gedeelde monopolieopdrachten met andere beroepsbeoefenaars; 2. de beperking van de beroepsaansprakelijkheid van de externe accountants en de belastingconsulenten; 3. de mogelijkheid voor de beoefenaars van cijferberoepen om zich binnen eenzelfde professionele structuur te verenigen. Een ontwerp van KB werd opgesteld door de huidige Raad met betrekking tot de professionele vennootschappen.
Erwin Vercammen, ondervoorzitter IAB
Toespraak van de heer Erwin Vercammen, ondervoorzitter De heer Erwin Vercammen wenst even stil te staan bij de voornaamste verwezenlijkingen van het voorbije jaar. Hij verwijst op zijn beurt naar de werkzaamheden die sinds 2005 werden uitgevoerd door de werkgroep onder het voorzitterschap van de heer Jos De Blay. Deze werkgroep had als opdracht de bestaande deontologie te toetsen aan de inter-
2 0 0 7/ 2
7
BEROEP
nationale ontwikkelingen alsook aan de specifieke eigenheden van de belastingconsulent. Hij bedankt uitdrukkelijk de voorzitter en de leden van deze werkgroep voor hun bijdrage tot het welslagen van deze belangrijke opdracht. De ondervoorzitter verduidelijkt vervolgens dat de Raad van het Instituut pleit voor een minder stringent kader aangaande de professionele vennootschap, rekening houdend met de Achtste Europese Richtlijn van 17 mei 2006, die een zeer liberale regeling voorschrijft met betrekking tot de voorwaarden waaraan een professionele vennootschap moet voldoen en gezien de vaststelling dat andere economische vrije beroepen reeds een soepelere regeling hebben aangenomen. Hij wijst erop dat ter tafel van de bevoegde minister een voorontwerp van koninklijk besluit ligt, dat er in hoofdzaak toe strekt het aandeelhouderschap en het bestuur van een professionele vennootschap meer open te stellen voor andere economische beroepen. Hij vermeldt de toekomstige uitdagingen die de Europese wetgever heeft weggelegd voor het beroep van accountant en belastingconsulent, zoals de Richtlijn van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties die de regels vastlegt die een buitenlandse beroepsbeoefenaar in acht moet nemen wil hij zich vestigen in een andere lidstaat om er zijn beroep verder uit te oefenen en de Richtlijn van 27 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (de zogenaamde Bolkenstein-richtlijn), die ongetwijfeld gevolgen zal hebben voor het beroep van accountant en belastingconsulent. De ondervoorzitter belicht de werkzaamheden van de informaticacommissie, die een onderzoek is gestart naar productiviteitsverbeterende software voor kleine en middelgrote kantoren. Begeleidingssoftware voor de opvolging van vervaldagen en de verdere digitalisering – zoals de elektronische factuuruitwisseling – en de beveiliging van de kantoren op netwerkniveau – dit zowel intern als extern – ontsnapte evenmin aan de aandacht van de commissie. Hiertoe werd een subwerkgroep opgericht die de problemen op dit vlak in kaart brengt en een platform wil opzetten voor ervaringsuitwisseling. De heer Erwin Vercammen verduidelijkt dat een vernieuwde linkendatabank tot stand werd gebracht en nog dit jaar operationeel zal zijn op de website van het Instituut.
8
2 0 0 7/ 2
De heer Erwin Vercammen vermeldt dat er het afgelopen jaar bijzondere aandacht is uitgegaan naar de onderhandelingen met de Patrimonium- en Documentatiedienst van de FOD Financiën. Het behoort namelijk tot de intenties van het Instituut om de gegevens van het kadaster via de website open te stellen voor alle leden van het Instituut. Het Instituut is evenwel nog steeds op zoek naar mogelijke synergieën om de kosten in dit verband te stroomlijnen en binnen de perken te houden. Er zal eveneens aandacht moeten worden besteed aan de privacywetgeving en de identificatie van de persoon die gegevens opvraagt. De ondervoorzitter bedankt de leden van de informaticacommissie en de diverse subwerkgroepen voor hun volgehouden enthousiasme en de bijzondere energie die zij aan de dag hebben gelegd. Wat betreft de rol die de accountant en de belastingconsulent kunnen spelen in het zogeheten “corporate governance”-debat, stelt de ondervoorzitter twee zaken vast. Eerste vaststelling: de externe accountant en de externe belastingconsulent kunnen perfect fungeren als “onafhankelijke” of “externe” bestuurder van een onderneming. Aangezien de onafhankelijkheid van primordiaal belang is voor deze beroepsbeoefenaars, zullen zij in de vennootschap waarin zij een mandaat van externe bestuurder bekleden geen bijzondere opdracht of geen controleopdracht over de jaarrekening of over andere boekhoudkundige bescheiden mogen aanvaarden. Tweede vaststelling: als bevoorrechte adviseurs van ondernemingen zullen de accountants en belastingconsulenten garant staan voor de vertaling van de corporate governance-codes – m.n. de code-Buysse en de code-Lippens – naar de ondernemingen toe. Vandaar dat het Instituut zijn schouders heeft gezet onder een project op initiatief van UNIZO, dat ertoe strekt een aantal praktische tools en checklists uit te werken die ondernemingen moeten helpen in hun zoektocht naar een behoorlijk bestuur. Op het vlak van de publicaties meldt de heer Erwin Vercammen dat begin 2006 een nieuw tijdschrift, “Tax, Audit & Accountancy” genaamd, gelanceerd werd. Dit wordt gezamenlijk uitgegeven door het IAB, het IBR en het BIBF. In 2006 hebben alle leden en stagiairs bovendien een kosteloos exemplaar ontvangen van de Codex Fiscaal recht. Hij kondigt aan dat iedereen kortelings het geannoteerd Wetboek Inkomstenbelastingen kan verwachten alsook een handboek over de meest courante wettelijke opdrachten voor accountants die zijn ingeschreven in het Wetboek van
BEROEP
Vennootschappen. De ondervoorzitter maakt van de gelegenheid gebruik om de bijzondere inspanningen van mevrouw Chris Baert in de verf te zetten. Als secretaris van het uitvoerend comité, als verantwoordelijke voor de publicaties binnen de Raad, en als lid van het redactiecomité van IAB-info en Accountancy & Tax, heeft zij zich steeds ten volle ingezet om kwaliteitsvolle en voor het beroep onontbeerlijke informatie ter beschikking te stellen van onze leden en stagiairs. De ondervoorzitter wenst haar uitvoerig te bedanken. De heer Erwin Vercammen vestigt eveneens de aandacht op de bijkomende bijzondere opdrachten die de Belgische wetgever in 2006 heeft voorzien voor de externe accountant, onder meer door het Koninklijk Besluit houdende de tenuitvoerlegging van de Europese Verordening betreffende het statuut van de Europese Coöperatieve Vennootschap. Deze opdrachten, naast de reeds bestaande wettelijke opdrachten die het Wetboek van Vennootschappen toebedeelt aan de externe accountant, dienen te worden uitgevoerd met de deskundigheid die eigen is aan het beroep van de externe accountant. Vandaar dat het Instituut op 23 maart een studiedag heeft georganiseerd waarop de meest courante wettelijke opdrachten uit het Wetboek van Vennootschappen uitvoerig werden toegelicht en waar meer dan 800 leden en stagiairs aanwezig waren. De ondervoorzitter merkt op dat het Instituut het afgelopen jaar bijzondere inspanningen heeft geleverd om aanwezig te zijn op de meest toonaangevende ondernemersbeurzen, zoals de beurs Ondernemen 2007, de Financial Business Days, de Vlaamse Startersdag, het forum “Boekhouding en financiële beroepen” en het forum “Comptabilité et métiers financiers”. Ten slotte staat de ondervoorzitter nog even stil bij de recente ontwikkelingen in het kader van de witwaswetgeving, meer bepaald bij de Programmawet van 27 april 2007 (B.S. 8 mei 2007) die voorziet in een meldingsplicht aan de CFI wanneer er een vermoeden is dat een feit of een verrichting verband kan houden met witwassen van geld afkomstig uit ernstige en georganiseerde fiscale fraude. Het begrip “ernstige en georganiseerde fraude” wordt nader omschreven in de voorbereidende werkzaamheden. De meldingsplicht geldt eveneens ingeval één van de indicatoren wordt opgespoord die voorkomen in een bij Ministerraad overlegd koninklijk besluit. Het Instituut betreurt dit initiatief van de
wetgever ten zeerste, niet alleen omdat zij geenszins rekening houdt met de bekwaamheid en de ijver van de beroepsbeoefenaars, maar ook omdat het Instituut op geen enkel ogenblik betrokken is geweest bij het uitwerken van deze criteria. Deze toekomstige regeling voert een discriminatie en oneerlijke concurrentie in tussen de leden belastingconsulenten en accountants en de fiscale beroepsbeoefenaars die niet gereglementeerd zijn. De heer Erwin Vercammen merkt hier trouwens ook een gebrek aan respect voor de kwalitatieve opleiding die het Instituut gedurende meer dan twintig jaar heeft geïnvesteerd in zijn jonge confraters. De ondervoorzitter richt nog een hartelijk woord aan iedereen die het Instituut ondersteunt, met name al de personen die actief zijn in de erkenningscommissies, de leden die in verschillende commissies zetelen, zowel binnen het Instituut als nationaal en internationaal, de Raadsleden en de leden van het Uitvoerend Comité, Past-presidents Roger Vandelanotte, Raymond Krockaert en Johan De Leenheer, de medewerkers van het Instituut onder leiding van Eric Steghers, en zijn adjuncten Roger Lassaux en Rutger Van Boven. Hij feliciteert eveneens de stagiairs en de nieuwe confraters en hij richt zich tot de voorzitter, Gérard Delvaux, om hem hartelijk te bedanken voor de drie jaar van samenwerking.
Uitslag van de verkiezing van de Raadsleden en de commissarissen • voor het mandaat van Nederlandstalig Raadslid: – de heer Jos De Blay, accountant en belastingconsulent (1231 stemmen), – mevrouw Fredegonda Schelfhaut, accountant en belastingconsulent (1081 stemmen), – de heer Joseph Van Wemmel, accountant (893 stemmen), – de heer Jacques Hellin, accountant en belastingconsulent (858 stemmen), – mevrouw Sylva Troonbeeckx, accountant en belastingconsulent (851 stemmen), – de heer Lucien Ceulemans, accountant en belastingconsulent (532 stemmen); • voor het mandaat van Franstalig Raadslid: – mevrouw Christine Cloquet, accountant en belastingconsulent (1332 stemmen),
2 0 0 7/ 2
9
BEROEP
– de heer Benoît Vanderstichelen, accountant en belastingconsulent (1189 stemmen), – de heer Emmanuel Degrève, belastingconsulent (935 stemmen), – de heer Bruno Colmant, accountant en belastingconsulent (883 stemmen), – de heer Jean-Luc Kilesse, accountant en belastingconsulent (815 stemmen), – de heer Jean-Guy Didier, accountant (695 stemmen);
Toespraak van de heer Philippe Verdonck, directeur van het kabinet van de minister van Middenstand en Landbouw De directeur van het kabinet van het Ministerie van Middenstand en Landbouw begroet “de man van de overtuiging en dialoog” die Gérard Delvaux is, maar hij is ook “meer dan een reisgenoot,... een echte vriend”.
Financieel verslag • voor het mandaat van Nederlandstalig effectief commissaris: mevrouw Maria-Theresia Smet, accountant en belastingconsulent (945 stemmen); • voor het mandaat van Franstalig effectief commissaris: mevrouw Denise Veranneman, accountant en belastingconsulent (1978 stemmen); • voor het mandaat van Nederlandstalig plaatsvervangend commissaris: de heer Jozef Van Beek, accountant en belastingconsulent (406 stemmen) en de heer Emile Vankeerberghen, accountant en belastingconsulent (205 stemmen).
Toespraak van de heer Johan De Leenheer, Pastpresident Tijdens een korte toespraak brengt de heer Johan De Leenheer, Past-president, hulde aan de bekwaamheid, het professionalisme en de loyaliteit waarvan voorzitter Gérard Delvaux blijk gaf tijdens zijn mandaat van drie jaar.
Toespraak van de heer Benoît Vanderstichelen, penningmeester Met humor en elegantie brengt de heer Vanderstichelen, penningmeester, hulde aan de heer Gérard Delvaux en aan de handelingen die hij met uiterste nauwkeurigheid en veel doorzettingsvermogen heeft ondernomen tijdens zijn voorzitterschap.
De heer Benoît Vanderstichelen, secretaris-penningmeester, brengt verslag uit van de financiële toestand van het Instituut en bespreekt de financiële staten die aan de leden werden bezorgd.
Verslag van de commissarissen Mevrouw Maria-Theresia Smet-Van Meerbeeck en de heer Christian Ronsse, commissarissen, brengen verslag uit over de rekeningen van het afgelopen jaar. Als conclusie van hun verslag van commissaris, een mandaat dat beiden in alle vrijheid en onafhankelijkheid kunnen uitoefenen in samenwerking met de Raad en de diensten van het Instituut, bevestigen de commissarissen dat de jaarrekening die op 31 december 2006 een balanstotaal van 2 650 949,73 EUR en een winst van het boekjaar van 147 407,76 EUR vertoonde, na voorziening voor risico’s en kosten (kosten fusie) van 70 000,00 EUR, exact is. De jaarrekening geeft een getrouw beeld van de financiële toestand en het vermogen van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten en leeft de wettelijke Belgische boekhoudkundige regels na.
Voorstelling van de begroting 2007 De heer Benoît Vanderstichelen, secretaris-penningmeester, stelt vervolgens de begroting 2007 voor. Het bedrag van de ledenbijdragen voor natuurlijke personen en vennootschappen wordt geïndexeerd met 2 %. De verplichte bijdrage aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) bedraagt nu 13,87 EUR. De leden van de algemene vergadering keuren unaniem de jaarrekening 2006 en de begroting 2007 goed, alsook de indexatie van 2 % van de ledenbijdragen voor 2007. Zij verlenen kwijting aan de Raadsleden en aan de penningmeester.
10
2 0 0 7/ 2
BEROEP
CATEGORIEËN
BIJDRAGEN
1) Natuurlijke personen - interne leden
325,00
Een vermindering van 50 % wordt toegekend aan: a) nieuwe interne leden erkend in 2007, 2006, 2005, na een stage van 3 jaar te hebben doorlopen
162,50
b) gepensioneerde interne leden
162,50
2) Natuurlijke personen - externe leden (inclusief verplichte bijdrage CFI,
501,33
Cel voor Financiële Informatieverwerking, van 13,87 EUR)
Een vermindering van 50 % wordt toegekend aan: a) nieuwe externe leden erkend in 2007, 2006, 2005, na een stage van 3 jaar te hebben doorlopen (inclusief verplichte bijdrage CFI, Cel voor Financiële Informatieverwerking, van 13,87 EUR)
257,60
b) gepensioneerde externe leden (inclusief verplichte bijdrage CFI, Cel voor Financiële Informatie-
257,60
verwerking, van 13,87 EUR)
3) Professionele vennootschappen – eenpersoonsvennootschappen
185,70
– andere
464,25
4) Stagiairs (administratiekosten)
100,00
5) Stagiairs (inschrijvingsrechten)
125,00
Korte samenvatting van de genomen beslissingen De algemene vergadering heeft unaniem volgende beslissingen genomen: • verkiezing van de voorzitter; • benoeming van de ondervoorzitter; • verkiezing van de Raadsleden; • benoeming van twee nieuwe effectieve commissarissen, één Franstalige en één Nederlandstalige; • benoeming van twee plaatsvervangende Nederlandstalige commissarissen; • goedkeuring van de rekeningen van het afgelopen boekjaar; • goedkeuring van de begroting voor 2007, het bedrag van de ledenbijdragen voor de natuurlijke personen en vennootschappen, geïndexeerd met 2 %, en de verplichte
bijdrage aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI), die 13,87 EUR bedraagt; • kwijting voor de Raadsleden, de penningmeester en de commissarissen.
Academisch gedeelte Voorzitter Gérard Delvaux had het genoegen de heer Rudy Aernoudt, secretaris-generaal voor het departement Economie, Wetenschap en Innovatie voor de Vlaamse regering, te mogen verwelkomen op de academische zitting van de algemene vergadering. De heer Aernoudt gaf een uiteenzetting met als thema “Beyond the knowledge ‘economy’”. U vindt de slideshow van zijn uiteenzetting terug op onze website (www.iec-iab.be/publicaties/overige IAB-uitgaven).
•
2 0 0 7/ 2
11
VENNOOTSCHAPSRECHT
Europees handelen in vennootschappen: een groeimarkt? Christoph Van der Elst Hoogleraar recht en management, Universiteit van Tilburg Docent Instituut Financieel Recht, Universiteit Gent
Als u veilig en voordelig wil ondernemen in België, moet u als ondernemer de “Limited” overwegen, stelt een artikel in een recent Z.O.magazine. De voordelen van de “Limited” liegen er immers niet om: geen minimumkapitaal, geen oprichtersaansprakelijkheid, anonieme aandelen, geen financieel plan en vooral minder duur dan de Belgische evenknie, de bvba. Zelfs een aantal parlementsleden schrokken van dergelijke vrijheid en vroegen de regering om uitleg.1 Moeten de ruim 200 000 bvba’s die ons land telt en de pakweg 15 000 bvba’s die jaarlijks worden opgericht zich onmiddellijk juridisch herbronnen? Een langzaam groeiende groep van Belgische ondernemers meent van wel. In Duitsland is deze ondernemingsvorm inmiddels uitgegroeid tot een hype. Naar schatting 12 tot 22 % van de Duitse ondernemers kiest voor de Britse “Limited”. In de Duitse literatuur werd eraan toegevoegd dat het aantal opgerichte Duitse GmbH’s niet daalde waaruit wordt afgeleid dat een nieuwe markt werd aangeboord.2
1
Becht, Mayer en Wagener onderzochten de evolutie van het aantal door buitenlanders opgerichte “Limited”-vennootschappen tijdens de periode 1997 en 2005. Een “Limited” werd in hun methodologie als buitenlands beschouwd wanneer alle of de meerderheid van de bestuurders in het buitenland woonachtig is.3 De tendens is duidelijk stijgend. Het aantal door Fransen, Duitsers, Nederlanders en Belgen opgerichte “Limiteds” is terug te vinden in onderstaande tabel. Deze bijdrage gaat in op de voorgeschiedenis van de handel in vennootschappen, belicht de verplichtingen van een “Limited” naar Brits recht en de wijze waarop het Belgische vennootschapsrecht naar deze vennootschapsvorm kijkt wanneer zij activiteiten ontplooit in België.
en anderzijds hoe belangrijk het fenomeen
het adres van alle bestuurders terug te vinden.
2006 van Trees Pieters en vraag nr. 524 van
“Limited” in België is.
In de toekomst wordt dergelijke analyse
23 november 2006 van Bart Tommelein.
2
bemoeilijkt daar een bestuurder gerechtigd
Beide
European Company Law 2007, 31.
zal zijn om zijn correspondentieadres op te
enerzijds af op welke punten het Belgische
3
geven.
vennootschapsrecht moet worden aangepast
komt, is in de Britse vennootschapsbestanden
Vragen nr. 1169 en nr. 528 van 1 december
12
parlementsleden
vragen
zich
2 0 0 7/ 2
C. TEICHMANN, “Report from Germany”, Zoals verder in deze bijdrage ter sprake
VENNOOTSCHAPSRECHT
Tabel: Het aantal in het Verenigd Koninkrijk opgerichte “Limiteds” met buitenlandse bestuurders België
Duitsland
Frankrijk met meerderheid bestuurders woonachtig in Frankrijk
Nederland
met meerderheid bestuurders woonachtig in België
met alle bestuurders woonachtig in België
met meerderheid bestuurders woonachtig in Duitsland
met alle bestuurders woonachtig in Duitsland
met alle bestuurders woonachtig in Frankrijk
met meerderheid bestuurders woonachtig in Nederland
met alle bestuurders woonachtig in Nederland
1997
116
85
258
169
1061
805
381
274
1998
144
87
279
1999
169
109
277
179
1337
1042
400
292
165
1432
1031
440
309
2000
121
56
2001
199
13
233
104
1342
764
380
192
516
100
1175
212
477
117
2002
219
57
2003
282
124
950
354
1235
241
560
213
2516
1753
1269
400
637
338
2004
330
206
9618
8702
1378
682
1506
1185
2005
458
346
12019
11035
1666
937
2127
1770
Bron: M. BECHT, C. MAYER en H. WAGNER, Where do firms incorporate?, ECGI working paper nr. 70/2006, september 2006, p. 33.
1. Voorgeschiedenis De bovenvermelde “publireportage” uit Z.O.magazine verwijst naar een arrest van het Hof van Justitie van 30 september 2003 op grond waarvan alle lidstaten vennootschappen uit andere lidstaten moeten inschrijven in het “handelsregister”.4 Dit Inspire Art-arrest is het laatste in de rij van een reeks van drie arresten die in de juridische literatuur steeds samen worden vermeld. Het betreft de arresten Centros, Überseerung en Inspire Art.5 De betrokken arresten bouwen voort op oudere rechtspraak, zoals het arrest-Segers en Daily Mail, maar zijn zeer relevant omdat de contouren van het nationale vennootschapsrecht scherper worden afgelijnd. Centros Ltd is een vennootschap naar Engels recht met als aandeelhouders in Denemarken residerende Deense onderdanen. De zetel van de vennootschap is gevestigd in Groot-
Brittannië, doch zonder dat daar enige activiteit plaatsvindt. De activiteiten zouden gaan plaatsvinden in Denemarken waarvoor een filiaal zal worden opgericht. De Deense overheid weigert evenwel de inschrijving van het filiaal omdat, zo argumenteert zij, de enige drijfveer van Centros de omzeiling van de Deense regels inzake de oprichting van een vennootschap zou zijn. Het Hof van Justitie oordeelt evenwel dat een vennootschap die is opgericht in een lidstaat in overeenstemming met de aldaar geldende wetgeving, gerechtigd is om haar activiteiten in een andere lidstaat te ontplooien. Ook in de zaak-Überseering zijn de feiten eenvoudig. Enige tijd na de oprichting van Überseering BV verwerven twee Duitsers alle aandelen. De vennootschap verwerft een onroerend goed waaraan opfrissingswerken moeten worden uitgevoerd. Zoals wel al eens meer gebeurt, schiet de aannemer in zijn verplichtingen tekort en ziet hij zich gedagvaard door Überseering BV. De Duitse lagere rechtspraak
4
Kruispuntbank van ondernemingen.
zaak C-212/97); Überseering (Hof van Justitie,
(Hof van Justitie, 30 september 2003, zaak C-
5
Centros (Hof van Justitie 9 maart 1999,
5 november 2002, zaak C-208/00); Inspire Art
167/01).
2 0 0 7/ 2
13
VENNOOTSCHAPSRECHT
oordeelt dat Überseering BV rechtsonbekwaam is en dus ook processueel onbekwaam. Het Duitse Hof van Cassatie – het Bundesgerichtshof – betwijfelt of deze visie strookt met het Europese recht en laat dit via een prejudiciële vraag uitspitten door het Hof van Justitie. Het Hof van Justitie verwerpt de Duitse visie. De beslissing raakt aan de twee onderscheiden visies omtrent de zetel van de vennootschap: de werkelijke zetelleer, die ook de Belgische wetgever onderschrijft, en de statutaire zetelleer, die onder meer de Britse en Nederlandse overheid aanhangt. Het Hof van Justitie schaft de onderscheiden “zetelleren” niet af, doch oordeelt dat de Duitse werkelijke zetelleer er niet mag toe leiden dat een geldig opgerichte rechtspersoon naar Nederlands recht niet in rechte kan optreden als rechtspersoon in Duitsland. De kers op de mobiliteitstaart vormt het Inspire Art-arrest. Via Inspire Art Ltd voert een Nederlander in Nederland een kunsthandel. De Nederlandse overheid beschouwt deze vennootschap als een formeel buitenlandse vennootschap waaruit voortvloeit dat zij op grond van de Wet van 17 december 1997 op de formeel buitenlandse vennootschappen aan dezelfde kapitaalvoorschriften is onderworpen als Nederlandse vennootschappen. De schending van de wet leidt tot de onbeperkte aansprakelijkheid van de bestuurders voor de vennootschapsschulden. De Nederlandse overheid wil immers de schuldeisers beschermen. Het Hof van Justitie oordeelde echter dat schuldeisers voldoende worden beschermd omdat schuldeisers kennis kunnen nemen van de nationaliteit en vorm van de vennootschap. De Wet van 17 december 1997 doet derhalve afbreuk aan het Europese recht. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie mag worden afgeleid dat het voortaan zonder meer mogelijk is om in het buitenland op rechtsgeldige wijze een rechtspersoon op te richten en vervolgens activiteiten op te starten in een andere lidstaat. In de praktijk betekent dit dat in verschillende landen, en in het bijzonder in Duitsland, Nederland en België ondernemers een Britse vennootschap kunnen oprichten en vervolgens activiteiten kunnen opstarten in hun land van herkomst. Uiteraard geldt de regel dat de Britse vennootschap rechtsgeldig moet worden opgericht. In 2006 moderniseerde het Britse Parlement de vennootschapswet-
14
2 0 0 7/ 2
geving door middel van de Companies Act 2006. De invoering van de nieuwe wet geschiedt in verschillende stappen tijdens de periode 2007-2008. Dit zal een invloed hebben op de praktische organisatie van de oprichting en inrichting van vennootschappen, doch alle details zijn op het ogenblik van de redactie van deze bijdrage nog niet beschikbaar.
2. Oprichting en werking van de Britse “Limited” Het opstarten van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Brits recht vergt, net zoals het oprichten naar Belgisch recht, nog steeds een – weliswaar sterk slinkende – berg administratief werk. Kortweg bestaat de berg uit het opstellen van een aantal documenten, het aanmelden van de vennootschap bij de registratieautoriteit en het betalen van het registratiebedrag. Zoals in België vloeien de meeste verplichtingen voort uit de vennootschapswetgeving, maar de praktische uitvoering ervan ligt vervat in tal van administratieve maatregelen. Handiger dan in België is het beperkt aantal vennootschapsvormen met beperkte aansprakelijkheid waaruit kan/moet worden gekozen. Slechts drie vormen (de “private company limited by shares”, de “private company limited by guarantee” en de “public limited company”) komen in aanmerking. De andere rechtsvormen, zoals de “limited liability partnership”, die sinds het begin van dit millennium kunnen worden opgericht en een aantal kenmerken hebben van onze commanditaire vennootschap, worden in GrootBrittannië niet als een type “vennootschap” beschouwd. Deze bijdrage is beperkt tot de “private company limited by shares”. De documenten die de “Registrar of Companies” moet ontvangen zijn de “memorandum of association”, de “articles of assiociation”, formulier 10 en formulier 12. De “Registrar of Companies” is verantwoordelijk voor het bewaren en beschikbaar stellen van alle documenten die een vennootschap op grond van het vennootschapsrecht moet neerleggen.
VENNOOTSCHAPSRECHT
De bovenvermelde documenten vertonen gelijkenis met de oprichtingsakte van een bvba. Luidens het nieuwe section 8 Companies Act 2006 is een “memorandum of association” een akte waarbij de ondertekenaars verklaren een vennootschap te willen oprichten, hiervan vennoot te willen worden en ingeval het een vennootschap met kapitaal betreft, minstens één aandeel te nemen. Dit “memorandum” moet in de voorgeschreven vorm rechtsgeldig worden gemaakt. De nieuwe vennootschapswet maakt dit document tot een louter geschiedkundig stuk. De meeste relevante informatie zal terug te vinden zijn in de “articles of association”. Voor bestaande vennootschappen zal vanaf oktober 2008 de regel gelden dat de overige bepalingen in het “memorandum of association” als deel van de “articles of association” worden beschouwd. Nieuwe vennootschappen zullen de relevante bepalingen onmiddellijk in de “articles of association” incorporeren. Een “memorandum of association” bevatte onder het oude recht minimaal de naam van de vennootschap, de zetel en het statutaire doel. Vanaf oktober 2008 is het zelfs niet langer vereist om het statutair doel te melden; er zal ter zake niet langer enige beperking van kracht zijn en vennootschappen mogen alle (legale) activiteiten ontwikkelen. De ultra vires-doctrine krijgt hiermee een flinke knauw. De andere onderwerpen die aan bod kunnen komen in het “memorandum” volgen uit de “bijlagen” van de vennootschapswet, de zogenaamde “Tables”, terug te vinden in de uitvoeringsbepaling “The Companies (Tables A to F) Regulations 1985”. Ingevolge de nieuwe vennootschapswet zijn deze teksten aan herziening toe. De “articles of association” handelen over de interne organisatie van de vennootschap.6 Hierin komen gebruikelijk aan bod: de bevoegdheden van de raad van bestuur en de mogelijkheden om deze bevoegdheden te delegeren, de organisatie van de algemene vergadering, de wijze van overdracht van de aandelen, de betaling van dividenden enz. Opnieuw kunnen vennootschappen een beroep doen op de “Tables” en die geheel dan wel ten dele overnemen. Naar nieuw recht is het niet langer vereist om de “articles of association” bij de aanvraag tot registratie te voegen wanneer de volledige Table A wordt overgenomen. In dat geval volstaat de melding van de overname van Table A als “articles
6
De “articles of association” zullen in de
7
of association”. Wellicht zal dit bij “private companies” niet vaak het geval zijn omdat Table A vereist dat het bestuur ten minste uit twee bestuurders moet bestaan, een bepaling die vele “private companies” liever niet willen toepassen. Als algemene regel rust op alle ondertekenaars bovendien de verplichting om dit document te handtekenen in aanwezigheid van een getuige die de ondertekening bevestigt. In 2008 zal er een nieuw vrijblijvend model van “articles of association” verschijnen. Formulier 10 verplicht de oprichters van de vennootschap om gedetailleerde informatie te verstrekken over de bestuurders, de vennootschapssecretaris en de toekomstige plaats van de zetel van de vennootschap. Over de bestuurder en de vennootschapssecretaris moeten de namen, het beroep, het adres, de geboortedatum en hun andere mandaten die zij uitoefen(d)en gedurende de laatste vijf jaren worden gemeld. Iedere betrokkene en de oprichters of hun agent moet dit document tekenen en dateren. Ter bescherming van de privacy zal de regel van de melding van het adres worden gewijzigd. Eind 2008 is het mogelijk het kantooradres op te geven in de publiek toegankelijke registers. Wat de zetel betreft, geldt de verplichting om de door de Britse post erkende adressen te gebruiken. Zuivere “brievenbusvennootschappen” zijn niet toegelaten. Het aantal vereisten om bestuurder te worden is beperkt.7 Ook minderjarigen die kunnen instemmen met hun benoeming zijn bestuursgerechtigd. Deze laatste regel wordt aangescherpt en met ingang van oktober 2008 moet iedere bestuurder minimaal 16 jaar oud zijn. De verplichting om over een vennootschapssecretaris te beschikken is eigen aan het Britse vennootschapsrecht. Deze taak kan ook door een bestuurder worden waargenomen mits deze bestuurder niet de enige bestuurder van de vennootschap is. De Britse vennootschapssecretaris moet worden beschouwd als de “CAO” of “chief administrative officer”, het administratieve hoofd van de vennootschap.8 De Britse vennootschapswet legt niet vast over welke bevoegdheden de vennootschapssecretaris beschikt. Bij gebrek aan wettelijke criteria geldt dat zijn takenpakket afhankelijk is van de aard en omvang van de vennootschap en de individueel vastgestelde bevoegdheden. Uit de Britse rechtspraak valt af te leiden dat de vennootschapssecretaris ge-
Dit geldt ook voor buitenlandse bestuurders,
Nationality Department gaat hierover.
toekomst ook een deel van de clausules van
hoewel bepaalde categorieën personen onder-
8
het huidige “memorandum of association”
worpen worden aan bepaalde aanvullende
Charlesworth’s Company Law, London, Sweet
bevatten.
eisen. Het Home Office Immigration and
& Maxwell, 2005, 335.
Zie voor verdere toelichting bv. G. MORSE,
2 0 0 7/ 2
15
VENNOOTSCHAPSRECHT
rechtigd is de vennootschap te vertegenwoordigen inzake administratieve aangelegenheden doch niet voor commerciële transacties. De aanwerving van werknemers en de aanschaf van wagens werden rechtsgeldig verklaard, het sluiten van een syndicataire lening niet.9 Arbeidsrechtelijk blijkt een voltijds vennootschapssecretaris als een werknemer te worden beschouwd, een deeltijdse echter niet. Inzake aansprakelijkheid wordt de secretaris als een “officer” beschouwd, d.w.z. dat hij ter zake in dezelfde positie zit als een bestuurder en niet kan worden vrijgesteld van zijn aansprakelijkheid. Het nieuwe vennootschapsrecht schrapt de verplichting voor de “private limited liability companies” om een vennootschapssecretaris te benoemen.10 Deze regel wordt evenwel pas van kracht op 6 april 2008. Tot slot dient de “Registrar” ook in het bezit te zijn van formulier 12. Dit formulier bevat de verklaring dat aan alle wettelijke vereisten inzake de incorporatie van de vennootschap is voldaan. De verklaring moet ondertekend zijn door een advocaat, een directeur of een vennootschapssecretaris. Het is toegelaten “voor rekening” te ondertekenen. Het document moet worden ondertekend in de aanwezigheid van een notaris, een advocaat, een “justice of the peace” of een “commissioner for oaths”. Eens de “registrar” in het bezit is gesteld van deze documenten, onderzoekt hij of deze beantwoorden aan de vereisten. De kostprijs van registratie bedraagt £ 20 en £ 50 om de registratie te klaren op de dag van aanlevering van de documenten. Elektronische aanlevering is goedkoper (resp. £ 15 en £ 30) maar vereist de aanschaf of ontwikkeling van software. Alle verplichtingen kunnen worden waargenomen door “agenten”. Een Britse gouden gids kent een rubriek met
9
Panorama Developments (Guildford) Ltd v
13
“company formation agents”. Uit bovenvermelde bijdrage in Z.O.magazine volgt dat deze dienstverlening ook al in België wordt aangeboden. Van de registratie wordt de vennootschap officieel op de hoogte gebracht door middel van een “certificate of incorporation”.11 Vanaf het ogenblik dat dergelijk certificaat werd afgeleverd is de vennootschap rechtsgeldig geïncorporeerd en geregistreerd. Op de Registrar rust de verplichting om de uitgifte van het certificaat te melden in een Gazette.12 Op de zetel van de vennootschap en op ieder stuk dat uitgaat van de vennootschap, zoals onder meer bestelbons, facturen, creditnota’s, cheques, brieven enz. moet melding worden gemaakt van de naam van de vennootschap. Brieven, bestelbons en websites13 moeten tevens de registratieplaats – veelal Cardiff of Londen – en het registratienummer alsook de zetel melden. Vele van deze verplichtingen zijn gelijkaardig aan de verplichtingen die gelden voor Belgische vennootschappen doch van volledige unificatie is nog geen sprake.14 De melding van de bestuurders is toegelaten mits, in dat geval, allen worden vermeld. Op het bestuur rust de verplichting rekeningen op te stellen en deze neer te leggen bij de “Registrar”. De (eerste) rekeningen moeten worden aangeleverd binnen de 10 maanden15 na afsluiting van het (eerste) boekjaar en, ingeval het (eerste) boekjaar meer bedraagt dan 12 maanden, binnen de 22 maanden na incorporatie of binnen de 3 maanden na het boekjaar, afhankelijk van welke periode langer is. Tot slot geldt in beginsel ook de verplichting om de documenten in het Engels neer te leggen. Hierop bestaan een aantal uitzonderingen doch vaak is de toevoeging van een gecertificeerde Engelse vertaling vereist.
Voor diensten van de informatiemaatschap-
14
De Belgische verplichtingen zijn terug
Fidelis Furnishing Fabrics Ltd [1971] 2 Q.B.
pij gelden aanvullende eisen die uit Europees
te vinden in de artt. 78 tot 80 W. Venn., de
711, CA en UBAF Ltd v European American
recht voortvloeien, vergelijk bv. de artt. 7 en
reglementering inzake de kruispuntbank van
Banking Corp. [1984] Q.B. 713.
volgende van de Wet van 11 maart 2003
ondernemingen en de btw-reglementering.
10
Zie section 270 Companies Act 2006.
betreffende bepaalde juridische aspecten van
15
11
Dit “geboortecertificaat” luidt als volgt:
de diensten van de informatiemaatschappij
teruggebracht tot 9 maanden.
“I hereby certify that XXX, Limited, is this day
(B.S. 17 maart 2003) die vereisen dat afnemers
16
B.S. 5 februari 2003.
incorporated under the Companies Act and
van een dienst en zij die een order plaatsen
17
H. DE WULF, “Artikel 81-83 W. Venn.”, in H.
that the company is limited.
rechtstreeks
kunnen
BRAECKMANS, K. GEENS en E. WYMEERSCH,
Given under my hand at Cardiff this day of“
krijgen tot de naam en het adres van de
Comm. V.&V., Antwerpen, Kluwer, losbl.,
12
dienstverlener, de talen waarin het contract
2000, p. 6.
Zie ter zake www.gazettes-online.co.uk.
permanent
toegang
kan worden gesloten en zo meer.
16
2 0 0 7/ 2
In
april
2008
wordt
deze
termijn
VENNOOTSCHAPSRECHT
3. De in België operationele Britse “Limited”
schap, het register waarin de vennootschap is opgenomen, het adres en werkzaamheden van het bijkantoor enz.
Nadat de “Limited” rechtsgeldig werd opgericht in GrootBrittannië en activiteiten wil opstarten in België, moet deze ook aan een aantal Belgische verplichtingen voldoen. In de eerste plaats vergt artikel 4 van de Wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een kruispuntbank van ondernemingen16 de opname van gegevens over rechtspersonen naar buitenlands of internationaal recht die in België beschikken over een zetel of zich dienen te registreren in uitvoering van een door de Belgische wetgeving opgelegde verplichting alsook de vestigingseenheden van de voormelde personen.
Het bijkantoor heeft geen rechtspersoonlijkheid. Dit volgt uit de elfde Europese vennootschapsrichtlijn omtrent de bijkantoren. Bij de oprichting van een Engelse “Limited” zal evenwel vaak de vraag rijzen of er sprake kan zijn van een bijkantoor dan wel of alle activiteiten (voortaan) in België zullen plaatsvinden. In dat geval dient melding te worden gemaakt van de Wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van Internationaal Privaatrecht (WIPR). Volgens artikel 110 van dat Wetboek worden rechtspersonen beheerst door het recht van de staat op wiens grondgebied zich vanaf de oprichting de voornaamste vestiging bevindt. Luidens artikel 112 van dit Wetboek geldt dat de verplaatsing van de voornaamste vestiging van de rechtspersoon door de twee staten moet worden toegestaan opdat de rechtspersoonlijkheid niet wordt onderbroken en dat een rechtspersoon die zijn voornaamste vestiging verplaatst naar het grondgebied van een andere staat vanaf de verplaatsing beheerst wordt door het recht van die laatste staat.20
De “Limited” moet zich vervolgens ook schikken naar de Belgische wet inzake “de vestiging”. Een buitenlandse vennootschap die een bijkantoor opricht in België moet voorafgaandelijk bepaalde gegevens en stukken neerleggen. Een bijkantoor is een soort verlengstuk van de vennootschap.17 Er is sprake van een bijkantoor wanneer aan drie criteria is voldaan: – er is een min of meer permanente uitoefening van de activiteiten gerelateerd aan de activiteiten van de buitenlandse vennootschap; – de activiteiten worden ontplooid in een centrum, een vaste plaats op het Belgische grondgebied. Het “kantoor” moet geen eigendom zijn van de vennootschap noch moet de vennootschap de kosten dragen; – er moet minstens één persoon aanwezig zijn, een “vertegenwoordiger”, die de vennootschap tegenover derden kan verbinden.18 De bevoegdheden van de lasthebber mogen beperkt zijn, doch hij moet gerechtigd zijn rechtshandelingen te stellen.19
Beide bepalingen bouwen voort op het opgeheven artikel 56 W.Venn. en het Lamot-arrest van het Hof van Cassatie waarin de zetelverplaatsing van een Britse “Limited” naar België aan bod kwam.21 Hieruit werd afgeleid dat de vennootschap haar rechtspersoonlijkheid behoudt en het geen twijfel lijdt dat de vennootschap met haar voornaamste vestiging in België uitsluitend als een Belgische vennootschap moet worden beschouwd en aan de Belgische lex societatis is onderworpen.22 Deze IPR-wetgeving lijkt niet volledig in overeenstemming met de bovenvermelde arresten van het Hof van Justitie. De arresten laten immers niet meer zomaar toe dat een in Groot-Brittannië geïncorporeerde vennootschap die haar
De stukken die moeten worden neergelegd zijn onder meer de oprichtingsakte en de statuten, de naam van de vennoot-
18
is door een lasthebber die bevoegd is haar
de ontbinding en de vereffening; 4º de
criteria, zie H. DE WULF, “Artikel 81-83 W.
tegenover
Deze
rechtsbekwaamheid van de rechtspersoon; 5º
Venn.”, in H. BRAECKMANS, K. GEENS en
personen belast met het bestuur van een
de samenstelling, bevoegdheden en werking
E. WYMEERSCH, Comm. V.&V., Antwerpen,
bijkantoor dragen jegens derden dezelfde
van de organen; 6º de interne verhoudingen
Kluwer, losbl., 2000, 16 p.
verantwoordelijkheid als bestuurders van een
onder vennoten of leden alsmede de relaties
federale
Belgische vennootschap.”
tussen de rechtspersoon en zijn vennoten of
het
20
Art. 111, § 1 van dit Wetboek voegt hier
leden; 7º de verkrijging en het verlies van de
volgt: “Een vreemde vennootschap heeft in
nog aan toe: “Het recht van toepassing op
hoedanigheid van vennoot of lid; 8º de rechten
België een bijkantoor of een centrum van
rechtspersonen bepaalt met name:
en plichten verbonden aan de winstbewijzen
werkzaamheid wanneer zij er de handelingen
1º
aard
of aandelen en de uitoefening ervan; 9º de
verricht
maatschappelijke
van de rechtspersoon; 2º de firma of de
aansprakelijkheid voor overtreding van het
bezigheden behoren en er vertegenwoordigd
maatschappelijke benaming; 3º de oprichting,
vennootschapsrecht of van de statuten; 10º
19
Voor een gedetailleerde analyse van deze
Op
de
website
overheidsdienst
die
van
Economie
tot
haar
de klinkt
als
het
derden
bestaan
te
en
verbinden.
de
juridische
2 0 0 7/ 2
17
VENNOOTSCHAPSRECHT
activiteiten (uitsluitend) in België ontplooit, plots wordt onderworpen aan allerhande Belgische rechtsregels daar waar deze Britse vennootschap overeenkomstig het Britse recht aan dit laatste recht onderworpen blijft, zelfs wanneer haar voornaamste vestiging zich in België bevindt. Overeenkomstig de Europese rechtspraak, doet de in België opererende Britse “Limited” er goed aan de Britse wetgeving zo consequent mogelijk na te leven. Het Belgische vennootschapsrecht beschouwt de Britse vennootschap als Belgisch omdat haar voornaamste vestiging zich in België bevindt. De Britse wetgeving oordeelt hier anders over en stelt dat het Britse recht van toepassing is. De rechtspraak van het Hof van Justitie verbiedt duidelijk dat de Belgische wetgeving onverminderd haar rechtsregels mag opleggen aan de Britse vennootschap die zij als Belgisch beschouwt. Slechts beperkingen die voortvloeien uit het algemeen belang kunnen worden opgelegd.23 Dit “algemeen belang”-criterium mag niet te pas en te onpas worden ingeroepen. Uit het Centros-arrest vloeit immers voort dat de bescherming van de schuldeisers, die de Deense wetgever beoogde, niet kon worden geoormerkt als een rechtsgeldig algemeen belang gelet op de bekendmaking van het “limited”-karakter van de Britse vennootschap. Schuldeisers zijn op grond hiervan voldoende geïnformeerd over de mogelijke ontstentenis van kapitaal van de vennootschap zodat geen aanvullende Deense eisen kunnen worden opgelegd. Drie bedenkingen dienen hier geformuleerd te worden. In de eerste plaats is de invulling van het begrip “algemeen belang” cruciaal. Een voor de hand liggend geval van “algemeen belang” zou de bescherming van de volksgezondheid kunnen zijn. Wanneer de oprichting van de “Limited” het mogelijk maakt medische diensten aan te bieden die in België aan andere voorwaarden zijn onderworpen, kan de Belgische overheid ingrijpen. De onzekerheid blijft evenwel bestaan. Hiermee samenhangend is de bedenking in het Centros-arrest dat de “autoriteiten van de betrokken lidstaat alle maatregelen kunnen treffen ter bestrijding of bestraffing
van fraude, hetzij ten aanzien van de vennootschap zelf, in voorkomend geval in samenwerking met de lidstaat waar zij is opgericht, hetzij ten aanzien van vennoten waarvan wordt aangetoond dat zij via de oprichting van een vennootschap, zich in werkelijkheid trachten te onttrekken aan hun verplichtingen jegens particuliere of openbare schuldeisers die op het grondgebied van de betrokken lidstaat gevestigd zijn.”24 Deze fraude-exceptie kan door de Europese lidstaten worden ingeroepen om specifieke eisen op te leggen aan de import en export van vennootschappen. Tot slot stoot de Europese rechtspraak op vele praktische problemen. Zo rijst de vraag welk recht een rechter zal toepassen wanneer een optreden voor rekening van de “Limited” in oprichting verkeerd loopt, de “Limited” girale betalingen moet aanvaarden, de “Limited” best wel of niet aanvullende vermeldingen op een factuur of bestelbon plaatst enz. Wellicht zullen de meeste van aan deze voorbeelden gekoppelde verplichtingen door het Hof van Justitie beschouwd worden als onverenigbaar met het Europese recht. Of een ondernemer met deze kennis vrolijker zal zijn bij een confrontatie met een onwillige overheidsdienst of medecontractant is maar zeer de vraag.25
4. Evaluatie Een “Limited” biedt ongetwijfeld voordelen ten opzichte van de Belgische bvba. Vooral ondernemers met cliënten die weinig geven om de ondernemingsvorm kunnen er hun voordeel mee behalen. De oprichting van een “Limited” kent een redelijke kost en administratieve last die bovendien volledig kan worden uitbesteed. Het lijdt geen twijfel dat de “Limited” mag opereren in België ofwel door middel van een bijkantoor maar zelfs rechtstreeks als een door de Belgische overheid te erkennen buitenlandse vennootschap. Dit betekent nog niet dat de Belgische overheid of medecontractanten geen bezwaren of hinderlagen kunnen opwerpen die de voordelen ondermijnen.
•
de mate waarin de rechtspersoon ten aanzien
23
Zie ook E. WYMEERSCH, The transfer of
houden voor dat dubbelbelastingverdragen
van derden gehouden is tot betaling van
the company’s seat in European Company Law,
van Groot-Brittannië met andere lidstaten
schulden aangegaan door zijn organen.”
Financial Law Institute working paper 2003-
tot gevolg hebben dat de “Limited” aan het
21
03, 2003, p. 23.
fiscaal regime in het gastland is onderworpen
911.
24
Zie overweging 39 van het arrest.
(M. BECHT, C. MAYER en H. WAGNER, Where
22
25
Hierbij lieten we ook de fiscale aspecten
do firms incorporate?, ECGI working paper
BRAECKMANS, K. GEENS en E. WYMEERSCH,
buiten beschouwing. Luidens het artikel
nr. 70/2006, september 2006, p. 19). Dit
Comm. V.&V., Antwerpen, Kluwer, losbl.,
in Z.O.magazine valt de in België via een
vraagstuk, van groot belang voor de praktijk,
2000, p. 14-15.
bijkantoor
valt buiten het bestek van deze bijdrage.
Cass. 12 november 1965, R.W. 1965-66, J. MEEUSEN, “Artikel 56 W. Venn.”, in H.
opererende
“Limited”
onder
het Britse fiscale recht. Becht en anderen
18
2 0 0 7/ 2
BEROEP
Bijzondere mandaten Deel 3 Jacques Colson Accountant – Belastingconsulent Lid van de Commissie van Begeleiding en Toezicht bij het IAB
Deze bedenkingen en bemerkingen zijn gesteund op mijn ervaring als lid van de Commissie van Begeleiding en Toezicht bij het IAB en hebben enkel de bedoeling de beroepsbeoefenaar die een controleverslag moet opstellen, inzicht te geven in de beweegredenen van de wetgever bij de invoering van de wettelijke opdrachten.
Binnen de Commissie van Begeleiding en Toezicht stellen wij vast dat sommige confraters verwijzen naar de oude regelgeving van artikel 178bis van het Vennootschappenwetboek en artikel 40 van het KB van 8 oktober 1976 betreffende de jaarrekening van ondernemingen, terwijl deze artikels sinds 2001 werden vervangen door artikel 181 van het Wetboek van Vennootschappen en artikel 28, § 2 van het KB van 31 januari 2001. Zulke zaken komen meestal voor omdat men gebruikmaakt van de mogelijkheden die een computer biedt. Opslag en opvraging van vorige verslagen is makkelijk en handig, en vaak gaat men ervan uit dat enkel namen en cijfers moeten worden gewijzigd. Een dergelijke werkwijze is echter gevaarlijk, omdat hier soms fouten ontstaan die niet worden opgemerkt. Zoals confrater Johan De Coster stelde tijdens de studiedag over de bijzondere mandaten op 23 maart 2007, dient elk verslag eigenlijk maatwerk te zijn (“Copy – Paste: a waste!”). Een medewerker elk nieuw verslag laten nalezen is geen overbodige luxe. Op die manier kan men anomalieën opsporen die bij de herlezing door de opsteller zelf onopgemerkt blijven. Rechten en plichten buiten balans worden zeer stiefmoederlijk of zelfs niet behandeld. Indien in het actief bijvoorbeeld een gebouw is opgenomen, meen ik dat er steeds een hypothecaire staat moet worden opgevraagd. Meestal zijn er voor de verwerving van gebouwen leningen afgesloten, waarbij waarborgen werden gegeven. Zonder handlichting blijven deze waarborgen het gebouw bezwaren, zodat zij niet vrij en onbelast zijn, wat een invloed heeft op de realisatiewaarde.
1
Er kunnen ook waarborgen zijn gegeven op het handelsfonds, of er kan door leveranciers eigendomsvoorbehoud gesteld zijn op bepaalde goederen tot volledige betaling (voertuigen, voorraden). Bepalingen over aankoopopties van leasing- en huurkoopcontracten en lopende wisselbrieven moeten eveneens tot uiting komen in de rechten en plichten buiten balans. De toelichtingen bij de jaarrekening kunnen, indien zij correct worden ingevuld, veel informatie bevatten. Als de kleine en middelgrote ondernemingen deze toelichtingen met de nodige ernst invullen, meen ik dat dit een zeer grote stap voorwaarts zou zijn naar een betere informatie aan derden en aandeelhouders, waarbij zelfs de geprezen, maar ook verguisde IAS/IFRS-normen, niet nodig zouden zijn in de kmo’s. Ook de informatie van de sociale balans kan belangrijk zijn bij een beslissing tot vervroegde ontbinding van een vennootschap. Denk daarbij aan de cao nr. 241 waarbij wordt voorgeschreven dat een bijzondere cao moet worden uitgewerkt voor collectief ontslag, indien op 31 december van het vorige jaar een gemiddeld personeelsbestand van 20 voltijdse equivalenten bestond. In andere gevallen kan de sociale balans tevens een aanwijzing geven over de eventueel te voorziene ontslagvergoedingen. De wetgever heeft de vennootschapsvormen zonder beperkte aansprakelijkheid (vof, Comm.V., cvoa) niet voorzien in artikel 181 W.Venn. Tot nu toe is een controleverslag voor deze laatste vormen niet voorgeschreven. Indien dit toch wordt opgesteld op ver-
Cao nr. 24 van 2 oktober 1975 betreffende
betrekking tot het collectief ontslag, gewijzigd
oktober 1985 en nr. 24quater van 21 december
de procedure van inlichting en raadpleging
door de collectieve arbeidsovereenkomsten nr.
1993.
van de werknemersvertegenwoordigers met
24bis van 6 december 1983, nr. 24ter van 8
2 0 0 7/ 2
19
BEROEP
zoek van het bestuursorgaan van de betrokken vennootschap, betreft het een opdracht tussen beide partijen. Dit verslag moet niet ter controle aan de Commissie van Begeleiding en Toezicht worden toegezonden. Persoonlijk betreur ik dit, aangezien een controleverslag informatie naar aandeelhouders en derden toe beoogt, wat een belangrijk aspect is in het maatschappelijke verkeer en getuigt van behoorlijk bestuur. Door de wijziging aan artikel 184 W.Venn., moet sinds 6 juli 2006 een verzoekschrift worden gericht aan de rechtbank van koophandel voor de benoeming van de vereffenaar. Bij dit verzoekschrift, ondertekend door het bevoegde orgaan of door een advocaat, moet een boekhoudkundige staat van activa en passiva worden gevoegd. Deze laten controleren door een bevoegde beroepsbeoefenaar is nuttig en biedt een grotere zekerheid aan de rechtbank en de te benoemen vereffenaar(s).
Uitoefening beroep in een vennootschap Confraters voeren hun beroepsactiviteiten soms uit via een vennootschap. De vraag die nogal eens gesteld wordt, is aan wie de opdracht moet worden gegeven, daar zij persoonlijk de beroepsverantwoordelijkheid dragen. Enerzijds kan er een verschil bestaan indien de beroepsbeoefenaar zelf nog over een ondernemingsnummer en btw-nummer beschikt. De opdracht kan dan in naam van de vennootschap of in eigen naam worden uitgevoerd. De facturatie gebeurt ofwel door de vennootschap ofwel door de beroepsbeoefenaar in eigen naam, naargelang de opdracht aan de vennootschap dan wel aan de beroepsbeoefenaar werd gegeven. Indien de beroepsbeoefenaar echter niet zelf over een ondernemingsnummer en btw-nummer beschikt, wordt de opdracht aanvaard door de professionele vennootschap, maar uitgevoerd door de beroepsbeoefenaar (natuurlijke persoon), als vertegenwoordiger van de vennootschap. De facturatie zal dan door de professionele vennootschap gebeuren. Beroepsbeoefenaars die bevoegd zijn om controleverslagen op te stellen, kunnen behoren tot verschillende Instituten (IBR of IAB). Zij die echter van beide Instituten lid zijn, dienen zich te gedragen naar de deontologie van beide Instituten. Het lijkt mij dan ook onlogisch dat deze beroepsbeoefenaars hun verslagen niet aan het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten moeten toezenden. Hierdoor ontstaat onduidelijkheid en zelfs discriminatie tussen beroepsbeoefenaars die lid zijn van hetzelfde Instituut. Tevens zou een beter inzicht worden verkregen over het juiste aantal verslagen dat door leden van ons Instituut wordt opgesteld. Voor vragen over controleverslagen van ontbinding kan u als lid van ons Instituut terecht bij de Commissie van Begeleiding en Toezicht die, zonder verantwoordelijkheid te nemen in het betrokken
dossier, u met raad kan bijstaan om uw controleopdracht correct te interpreteren.
De omzetting van een vennootschap in een andere rechtsvorm De norm inzake omzetting van vennootschappen in een andere rechtsvorm is van toepassing volgens de artikelen 774 tot 786 en artikelen 435 en 436 van het W.Venn. Deze laatste artikelen zijn specifiek voor de coöperatieve vennootschap van toepassing. Voor de vennootschap onder firma is een eigen artikel van toepassing, namelijk artikel 787 W.Venn. waarbij wordt gesteld dat sommige punten in de artikelen 776 tot 785 en 786 W.Venn. in welbepaalde gevallen geen toepassing vinden. De omzetting van een vof gebeurt bij authentieke akte of bij onderhandse akte die bij uittreksel openbaar wordt gemaakt. Deze norm is niet van toepassing op: • de omzetting van een onderlinge verzekeringsvereniging in een vennootschap met handelsvorm; • de omzetting van een vereniging zonder winstoogmerk in een vennootschap met sociaal oogmerk; • de omzetting van een private stichting in een stichting van openbaar nut; • de wijziging van rechtsvorm van een landbouwvennootschap, een economisch samenwerkingsverband, een Europees economisch samenwerkingsverband, een vennootschap of vereniging met een andere rechtsvorm. In tegenstelling tot de ontbinding, is voor het controleverslag bij een omzetting van een vennootschap slechts een beperkte controle van toepassing. Dit wil niet zeggen dat er geen controle wordt uitgevoerd en men zonder nazicht de voorgelegde staat van activa en passiva mag aanvaarden. In tegendeel, er moet worden nagekeken of er enige overwaardering van het netto-actief heeft plaatsgehad. Enige overwaardering van het netto-actief betekent niet enkel dat de pure overwaardering van het actief, maar ook de onderwaarderingen van het passief moeten worden opgezocht. Hoewel de wetgever duidelijk stelt “inzonderheid of er enige overwaardering van het netto-actief heeft plaatsgehad” kan er mijns inziens in de praktijk een zekere tolerantie, het “materialiteitsprincipe”, in acht worden genomen bij de beperkte controle die moet worden uitgevoerd. Deze tolerantie is ingegeven omdat de vennootschap in weze blijft bestaan, met al haar bezittingen, schulden, rechten en verplichtingen, maar onder een andere rechtsvorm. Dit mag echter niet leiden tot het aanvaarden van alle verschillen die eventueel vastgesteld zouden worden. Redelijkheid is ook hier een gezond principe.
•
(Wordt vervolgd)
20
2 0 0 7/ 2
BEROEP
Het witwassen van illegale vermogensvoordelen uit misdrijven via het ereloon van de accountants en belastingconsulenten Jan Van Droogbroeck Juridische Dienst IAB
Deze bijdrage onderzoekt in welke mate een accountant of belastingconsulent strafrechtelijke vervolging riskeert als “witwasser” (art. 505, eerste lid, 2° Strafwetboek) wanneer een cliënt zijn ereloon heeft betaald met geld dat hij heeft verkregen met illegale activiteiten. De auteur gaat ook na hoe de beroepsbeoefenaar het risico op een strafrechtelijke veroordeling kan beperken.
1. De vraag
2. Het antwoord
Het witwassen houdt in dat de witwasser een opeenvolging van transacties uitvoert met de opbrengst van een misdrijf, meestal een geldsom, om de illegale herkomst ervan te camoufleren en om ze te gebruiken.1
Het antwoord op deze vraag vereist een analyse van de bestanddelen van het witwasmisdrijf, m.n. de door de strafwet verboden gedraging (materieel element) en de schuld in hoofde van de dader (moreel element).
De technieken die de witwasser gebruikt zijn zeer divers. De vraag rijst in welke mate een accountant of een belastingconsulent een strafrechtelijke veroordeling voor witwassen riskeert (art. 505, lid 1, 2° Strafwetboek)2, als een cliënt een beroep doet op zijn (legale) professionele diensten en de geleverde prestaties vergoedt met geld dat hij heeft verdiend met het plegen van misdrijven.
2.1. Materieel element van het witwasmisdrijf De gedraging die artikel 505, eerste lid, 2° Sw. verbiedt, is het in ruil ontvangen of het in het bezit nemen van vermogensvoordelen die zijn ontstaan uit een misdrijf. Een recente wetswijziging breidt deze strafbepaling uit met het bezitten, het bewaren of het beheren van vermogensvoordelen. De wet vereist vooreerst een positieve daad. De dader van het witwasmisdrijf moet iets doen. De wet is op dit punt zo ruim geformuleerd dat de acceptatie
1
Zie J.-F. GODBILLE, “Les aspects répressifs: l’infraction de
blanchiment dans le secteur financier”, in Blanchiment: situation
des entreprises, organismes et leurs conseillers, Brussel, Kluwer, 2004, 68. 2
Hierna “Sw.”
2 0 0 7/ 2
21
BEROEP
zonder enig voorbehoud van geld ter betaling van een ereloon in principe ook onder de strafwet valt. De beroepsbeoefenaar geniet geen strafrechtelijke “onschendbaarheid” indien het ontvangen ereloon geldt als vergoeding voor legale boekhoudkundige en fiscale diensten en hij deze diensten heeft gepresteerd zonder enig crimineel motief. Het is dus niet vereist dat de beroepsbeoefenaar betrokken is bij de criminele activiteiten van zijn cliënt, zoals het opstellen van valse jaarrekeningen, het indienen van valse fiscale aangiftes, het beheer van zwarte boekhoudingen of het organiseren van btw-carrousels. Het Hof van Cassatie oordeelde in 2005 dat een advocaat zich schuldig kan maken aan het misdrijf witwassen (art. 505 Sw.) wanneer hij voor de verdediging van een beklaagde gelden heeft ontvangen die uit een misdrijf verkregen vermogensvoordelen zijn.3 Deze rechtspraak kan mutatis mutandis worden toegepast op de accountants en belastingconsulenten die een belastingplichtige verdedigen of bijstaan die door de fiscus of het gerecht wordt vervolgd voor fiscale fraude. In de administratieve fase van het fiscaal contentieux zal de beroepsbeoefenaar advies geven over de boekhoudkundige en fiscaalrechtelijke aspecten, een bezwaarschrift opstellen of de belastingplichtige vertegenwoordigen voor de fiscale administratie. In de gerechtelijke fase van het fiscaal geschil kan de accountant bovendien ook nog aan de fiscale rechter zijn schriftelijke of mondelinge toelichting geven over elementen die enkel betrekking hebben op feiten of rechtsvragen in verband met de toepassing van het boekhoudrecht (art. 728, § 2bis Gerechtelijk Wetboek). Deze laatste opdracht mag worden uitgevoerd door de accountant die zich gewoonlijk bezighoudt met de boekhouding van de belastingplichtige of die heeft meegewerkt aan het opstellen van de betwiste belastingaangifte of die de belastingplichtige heeft bijgestaan in de administratieve bezwaarprocedure. Het betaalde geld vormt bovendien een “illegaal vermogensvoordeel”. Het begrip vermogensvoordeel wordt niet gedefinieerd in het Strafwetboek. De rechtsleer definieert
3
een vermogensvoordeel zeer ruim als “elk economisch voordeel dat uit enig misdrijf kan verkregen worden”.4 Een concrete hoeveelheid chartaal of giraal geld valt dus zeker onder deze zeer ruime omschrijving. Vermogensvoordelen zijn illegaal als ze rechtstreeks uit een misdrijf zijn verkregen (primaire vermogensvoordelen). De goederen en waarden die nadien in de plaats zijn gesteld van de primaire vermogensvoordelen (secundaire vermogensvoordelen) of de inkomsten die het resultaat zijn van de belegde vermogensvoordelen (tertiaire vermogensvoordelen) zijn ook illegaal.5 Een voorbeeld ter verduidelijking: een cliënt ontvangt via het opzetten van een btw-carrousel aanzienlijke bedragen van de Staat (primair vermogensvoordeel). Dit geld gebruikt hij om een Porsche aan te kopen en om beursgenoteerde aandelen te verwerven (secundaire vermogensvoordelen). De aandelen verkoopt hij later na de meerwaarde te hebben geïncasseerd (tertiair vermogensvoordeel). De vermogensvoordelen zijn illegaal omdat ze zijn verkregen door een misdrijf (basismisdrijf). Artikel 505, eerste lid, 2° Sw. sluit geen enkel basismisdrijf uit: alle misdrijven die wit te wassen vermogensvoordelen genereren komen in aanmerking. Een recente wetswijziging beperkt echter de strafbaarstelling van het witwassen van vermogensvoordelen die zijn verkregen via fiscale basismisdrijven. Het gewijzigde artikel 505, eerste lid, 2° Sw. viseert enkel de “ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen of procédés van internationale omvang worden aangewend”, zoals de btw-carrousel. Het witwassen van vermogensvoordelen verkregen via “gewone fiscale fraude” is niet meer strafbaar. Strafvervolging blijft echter wel mogelijk tegen de beroepsbeoefenaar die de dader, mededader of medeplichtige is van het basismisdrijf. Hetzelfde geldt voor de beroepsbeoefenaar die de meldingsplicht t.a.v. de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) inzake het witwassen van geld afkomstig van ernstige en georganiseerde fraude niet heeft nageleefd.6
cassatiearrest van 22 oktober 2003 (Cass. 22
6
cass.be.
oktober 2003, T. Strafr. 2004, 169).
voorkoming van het gebruik van het financiële
4
5
stelsel voor het witwassen van geld en de
Cass. P.04.1225.N, 18 januari 2005, www. J. ROZIE, Voordeelsontneming, Antwerpen,
Intersentia, 2005, nr. 136. Zie ook de conclusie van advocaat-generaal SPREUTELS onder het
22
2 0 0 7/ 2
Cass. P.06.0034.N, 21 maart 2006, www.
cass.be.
Art. 14quinquies, Wet van 11 januari 1993 tot
financiering van terrorisme.
BEROEP
2.2. Moreel element van het witwasmisdrijf Het moreel element van het eerste witwasmisdrijf houdt in dat de dader de door de strafwet verboden gedraging, m.n. het in ruil ontvangen, het in bezit nemen, het bezitten, het bewaren en het beheren van vermogensvoordelen die zijn verkregen via het plegen van een misdrijf, opzettelijk heeft gepleegd. Het opzet bestaat in dat geval uit de kennis van het illegale karakter van de vermogensvoordelen. De dader van het witwasmisdrijf weet dat de vermogensvoordelen die voorwerp uitmaken van dit misdrijf ontstaan zijn uit een misdrijf dat een derde heeft gepleegd. De kennis van de illegale herkomst van de witgewassen vermogensvoordelen moet bestaan op het ogenblik van het in ruil ontvangen of het in bezit nemen ervan. Indien de beroepsbeoefenaar echter pas nadien weet heeft van het illegale karakter van het vermogensvoordeel dat hij bezit, bewaart of beheert, riskeert hij geen strafvervolging als dader van het witwasmisdrijf. De tekst van artikel 505 Sw. is wel verwarrend geformuleerd. De wet vereist dat de dader de oorsprong van de vermogensvoordelen “kent of moest kennen”. Uit de door de wetgever gebruikte woorden “moest kennen” mag echter niet worden afgeleid dat de dader de strafbaar gestelde handeling uit onachtzaamheid kan stellen. Artikel 505, eerste lid, 2°, Sw. vereist immers een opzettelijke daad. De woorden “moest kennen” slaan niet op de inhoud van het moreel element (opzet of onachtzaamheid) maar wel op het bewijs van het bestaan ervan in hoofde van de dader van het witwasmisdrijf. De wetgever heeft de woorden “moest kennen” in de strafbepaling vermeld om de bewijslast van het openbaar ministerie te verlichten. De kennis van de illegale oorsprong of herkomst kan ook worden afgeleid uit de objectieve feitelijke omstandigheden die bij de dader van het witwasmisdrijf de nodige argwaan moesten
7
wekken.7 De dader van het witwasmisdrijf kan dit vermoeden weerleggen door aan te tonen dat de vermogensvoordelen wel legaal zijn verkregen. Het Hof van Cassatie heeft zich aangesloten bij deze interpretatie.8 Volgens het Hof volstaat het voor de schuldigverklaring van de dader aan het witwasmisdrijf dat hij de delictuele oorsprong of illegale herkomst van de vermogensvoordelen kende of moest kennen, zonder dat hij steeds de precieze oorsprong of herkomst daarvan moest kennen, op voorwaarde dat hij in de feitelijke omstandigheden waarin hij de verrichtingen uitvoerde, moest weten dat de zaken geen andere dan de delictuele oorsprong of illegale herkomst hadden. Enkele voorbeelden van “feitelijke omstandigheden” waaruit de dader van het eerste witwasmisdrijf de illegale herkomst van de vermogensvoordelen moet afleiden. De situatie waarin de cliënt boven zijn stand lijkt te leven, rekening houdend met zijn beroepsactiviteiten is volgens de Cel voor Financiële Informatieverwerking (hierna “CFI”) een witwasindicator. Hetzelfde geldt als de middelen die voortvloeien uit de beroepsactiviteit niet in verhouding staan tot de sector waarin de cliënt zijn economische activiteit uitoefent.9 Het gebruik van kleine coupures bij betalingen kan erop wijzen dat het opbrengsten van een drugshandel betreft.10 Gelet op al het voorgaande pleegt een externe accountant of externe belastingconsulent het eerste witwasmisdrijf (art. 505, eerste lid, 2° Sw.) als hij legale boekhoudkundige of fiscale diensten levert aan een cliënt en hij zich daarvoor laat betalen met geld dat deze cliënt heeft verkregen via illegale activiteiten, mits hij de criminele oorsprong van dit geld kende of moest kennen op het tijdstip van de acceptatie van het ereloon zonder enig voorbehoud.
de voorkoming van het witwassen van geld in
10
strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2005, 321; G.
België, Brussel, Bruylant, 2003, 32.
onuitg., geciteerd in J. SPREUTELS en Ph. de
STESSENS, “De Belgische strafrechtelijke wit-
8
Cass. P.06.0608.N, 19 september 2006,
MUELENAERE (red.), De Cel voor Financiële
waswetgeving”, in Tien jaar witwasbestrijding in
www.cass.be en Cass. P.06.0034.N, 21 maart
Informatieverwerking en de voorkoming van het
België en in de wereld, Brussel, Bruylant, 2003,
2006, www.cass.be.
witwassen van geld in België, Brussel, Bruylant,
55; J. SPREUTELS en Ph. de MUELENAERE (red.),
9
2003, 275.
De Cel voor financiële informatieverwerking en
ctif-cfi.be.
A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder
CFI, Witwasindicatoren, Brussel, 2006, www.
Corr.
Brussel
16
september
2 0 0 7/ 2
1999,
23
BEROEP
3. De remedie: melding aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking? De externe accountant of externe belastingconsulent die in de uitoefening van zijn beroep feiten vaststelt waarvan hij weet of vermoedt dat ze verband houden met het witwassen van geld, dient de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) hiervan onmiddellijk op de hoogte te brengen. Dit is voorgeschreven door artikelen 14bis en 14quinquies van de Wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.11 Zowel de fysieke personen als de rechtspersonen die zijn ingeschreven op het tableau van de leden van het Instituut zijn ertoe gehouden. De beroepsbeoefenaar kan de melding uitvoeren via het modelformulier dat de CFI ter beschikking stelt. Sedert 1 september 2006 is de melding online ook mogelijk via de website van de CFI (www.ctif-cfi.be). De beroepsbeoefenaar mag conform artikel 19 van de Wet van 11 januari 1993 zijn cliënt of derden niet inlichten over de gedane melding (tipping off-verbod). Ter bescherming van de melder voorziet artikel 20 van de Wet van 11 januari 1993 dat geen enkele burgerlijke, disciplinaire of penale vordering kan worden ingesteld tegen de melder. De wet vereist wel dat de melder te goeder trouw heeft gehandeld. Dit begrip is niet gedefinieerd in de wet maar houdt onder meer in dat de beroepsbeoefenaar niet opzettelijk een onvolledige aangifte doet of onjuiste informatie heeft meegedeeld aan de CFI.12 De immuniteit geldt niet als de aangifte is gedaan met het oogmerk om schade te berokkenen aan de persoon tegen wie de melding is gericht.13 De immuniteit impliceert dat de beroepsbeoefenaar door de cliënt niet kan worden vervolgd voor inlichtingen die
zijn meegedeeld aan de CFI. Zo is geen vervolging van de accountant of belastingconsulent mogelijk wegens schending van het beroepsgeheim of de beroepsdiscretieplicht. Los van het bestaan van deze immuniteit kan de beroepsbeoefenaar niet worden vervolgd voor een informatiemelding aan de CFI. Zowel artikel 458 Sw. (beroepsgeheim) als het KB Plichtenleer (discretieplicht)14 heffen immers voor de beroepsbeoefenaar de zwijgplicht op in de gevallen waarin de wet aan de beroepsbeoefenaar de mededeling van bepaalde informatie oplegt. Indien de beroepsbeoefenaar zelf de dader is van een witwasmisdrijf kan hij zelfs zijn beroepsgeheim niet meer inroepen. Volgens de rechtsleer15 en de rechtspraak16 geldt in dat geval de regel “beroepsmisdrijf sluit beroepsgeheim uit”. Kan de externe accountant of externe belastingconsulent die het witwasmisdrijf van artikel 505, eerste lid, 2° Sw. heeft gepleegd zich beschermen tegen strafrechtelijke vervolging als hij dit witwasmisdrijf meldt aan de CFI? Volgens F. Deruyck reikt de immuniteit van artikel 20 van de Wet van 11 januari 1993 verder dan vorderingen die verband houden met informatiemelding aan de CFI en dekt zij ook inbreuken op artikel 505 Sw. die de melder heeft gepleegd. De melder zou volgens de ruime interpretatie na aangifte aan de CFI niet meer (strafrechtelijk) vervolgd kunnen worden als dader van het witwasmisdrijf.17 Hij verwijst ter staving naar de voorbereidende werken van de Wet van 11 januari 1993 en het Activiteitenverslag 1993/1994 van de CFI. In de voorbereidende werken is de ruime interpretatie van artikel 20 wel gekoppeld aan artikel 13 van de Wet van 11 januari 1993. Deze wetsbepaling voorziet een systeem van “controlled money laundering” (gecontroleerd witwassen) voor de meldingsplichtigen opgesomd in artikel 2 van de Wet van 11 januari 1993, waaronder de banken. Dit beginsel laat de melder toe om eerst de verrichting die verband houdt met het witwassen uit te voeren en pas daarna
11
Hierna “Wet van 11 januari 1993”.
13
12
P. TRAEST, “Advocaten weldra onderworpen
la CTIF, les obligations du secteur financier et les
16
aan de meldingsplicht inzake witwassen:
autres professions concernés”, in Blanchiment:
cass.be en Cass. 22 december 1992, Arr. Cass.
spanning tussen overheidsbeleid en een
situation des entreprises, organismes et leurs
1991-92, 1462, R.W. 1993-94, 464-465 en
onafhankelijke advocatuur”, in Liber Amicorum
conseillers, Brussel, Kluwer, 2004, 50.
Rev. dr. pén. 1993, 650.
Jean-Pierre De Bandt, Brussel, Bruylant, 2003,
14
17
228; G. STESSENS, “Meldingsplicht inzake
van het reglement van plichtenleer der
meldingsplicht van advocaten ter voorkoming
witwassen”, in Comm. Straf., Mechelen,
accountants, B.S. 31 maart 1998.
van het witwassen van geld”, T. Strafr. 2004,
Kluwer, losbl., 30.
15
216.
24
2 0 0 7/ 2
J. SPREUTELS, “Le volet préventif: le rôle de
Art. 32, KB van 1 maart 1998 tot vaststelling
L. HUYBRECHTS, “Beroepsgeheim in de sfeer
van de onderneming”, T. Strafr. 2004, 105. Cass. P.05.0431.N, 24 mei 2005, www.
F. DERUYCK, “Meester! Meester! Over de
BEROEP
de CFI hiervan in te lichten. Een melding a posteriori is toegelaten als de aard van de verrichting geen uitstel mogelijk maakt of wanneer een uitstel de vervolging van de begunstigden van de witwasoperatie zou verhinderen. Volgens G. Stessens18 vormt niet artikel 20 (immuniteit) maar wel artikel 13 van de Wet van 11 januari 1993 de juridische basis voor de niet-vervolgbaarheid van de melder die dader is van het witwasmisdrijf. De immuniteit beschermt de melder enkel tegen vorderingen die verband houden met de melding aan de CFI. De strafrechtelijke aansprakelijkheid van de melder voor het witwasmisdrijf zelf wordt volgens deze auteur opgeheven door artikel 13, dat geldt als rechtvaardigheidsgrond. Artikel 13 van de Wet van 11 januari 1993 vormt het “wettelijk voorschrift” dat het plegen van het witwasmisdrijf toelaat en zelfs rechtvaardigt. De accountants en belastingconsulenten kunnen volgens de huidige stand van de wetgeving artikel 13 echter niet inroepen. Enkel de instellingen en personen die artikel 2 opsomt, zoals banken, verzekeraars en vastgoedmakelaars, kunnen het systeem van de “controlled money laundering” toepassen. Artikel 24 van de Derde Anti-Witwasrichtlijn19 breidt het systeem van de “controlled money laundering” echter uit tot alle personen die onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen, inclusief de accountants en de belastingconsulenten. Deze Europese richtlijn moet uiterlijk tegen 15 december 2007 zijn omgezet in Belgisch recht. Zelfs indien de Belgische wetgever de “controlled money laundering” uitbreidt tot de externe accountants en de externe belastingconsulenten is de bescherming tegen strafrechtelijke vervolging voor witwassen niet sluitend. Dit probleem is het gevolg van het verschillend toepassingsgebied van de Wet van 11 januari 1993 en artikel 505, eerste lid, 2° Sw. m.b.t. het onderliggend misdrijf (basismisdrijf). De bescherming van de “controlled money laundering” geldt immers enkel voor het witwassen van geld i.v.m. de onderlig-
18
gende misdrijven die voorkomen op de limitatieve lijst van artikel 3 van de Wet van 11 januari 1993. Deze lijst zal weliswaar bij de omzetting van de Derde Anti-Witwasrichtlijn in het Belgisch recht worden uitgebreid tot onder meer alle feiten die strafbaar zijn gesteld met een minimale gevangenisstraf van meer dan 6 maanden. Artikel 505, eerste lid sluit in principe geen enkel misdrijf uit. Recent werd echter het witwassen van geld verkregen via “gewone fiscale fraude” onder bepaalde voorwaarden niet langer strafbaar gesteld (cf. supra).
4. Besluit De externe accountant of de externe belastingconsulent riskeert een strafrechtelijke veroordeling voor witwassen (art. 505, lid 1, 2° Sw.) als hij een ereloon zonder enig voorbehoud accepteert ter betaling van perfect legale boekhoudkundige en fiscale diensten mits hij wist of moest weten dat het ontvangen geld een illegale herkomst heeft. Vooral accountants en belastingconsulenten, die als “technisch raadsman” bijstand verlenen aan ondernemingen die vervolgd worden voor fiscale fraude, moeten waakzaam zijn. De beroepsbeoefenaar kan zich tegen mogelijke strafrechtelijke vervolging indekken door het nog in Belgisch recht om te zetten artikel 24 van de Derde Anti-Witwasrichtlijn (“controlled money laundering”) toe te passen. De beroepsbeoefenaar neemt het geld aan en geeft de cliënt onmiddellijk aan bij de CFI en geniet alleszins een vrijstelling van strafvervolging voor witwasmisdrijven die verband houden met een basismisdrijf dat is opgesomd in artikel 3 van de Wet van 11 januari 1993. Indien hij na de melding aan de CFI de professionele samenwerking met de betrokken cliënt stopzet, mag de beroepsbeoefenaar alleszins niet verwijzen naar de gedane melding. Een melding aan de cliënt van de melding aan de CFI is verboden door artikel 19 van de Wet van 11 januari 1993 (“tipping off-verbod”) op straffe van een administratieve boete van 250 tot 1 250 000 euro.
•
witwaswetgeving”, in Fiscale fraude, Diegem,
tot voorkoming van het gebruik van het
bestrijding van het witwassen, Antwerpen,
Ced.Samsom, 1999, 221-222.
financiële stelsel voor het witwassen van geld
Intersentia, 1997, 211-212 en G. STESSENS,
19
“Georganiseerde fiscale fraude: de rol van
Parlement en de Raad van 26 oktober 2005
G. STESSENS, De nationale en internationale
Richtlijn 2005/60/EG van het Europees
en de financiering van terrorisme, PB. L. 309, 25 november 2005.
2 0 0 7/ 2
25
BEROEP
Structuur van de Belgische boekhoudkundige en fiscale beroepen Claude Janssens Eredeken van de Arbeid
1. Boekhoudkundige en fiscale beroepen De boekhoudkundige en fiscale beroepen1 bestrijken een ruime sector en omvatten verschillende beroepen, al dan niet erkend, openbaar of privé. Het nationaal organiserend comité van het KIEA (Koninklijk Instituut der Eliten van de Arbeid), waar om de vijf jaar de beroepsverenigingen en organisaties van de betrokken werknemers zitting hebben, heeft de volgende beroepen erkend als behorend tot de sector van de boekhoudkundige en fiscale beroepen: 1) accountant; 2) accountant en belastingconsulent; 3) belastingconsulent; 4) erkende boekhouder; 5) erkende boekhouder-fiscalist; 6) bedrijfsrevisor; 7) andere boekhoudkundige beroepen; 8) andere fiscale beroepen. Onder andere boekhoudkundige beroepen, moet worden verstaan: 1) boekhouder en hoofdboekhouder van private of openbare instanties; 2) hulpboekhouder en boekhoudkundig bediende van private of openbare instanties;
1
3) financieel tussenpersoon en andere erkende financiële beroepen; 4) gewestelijke en gemeentelijke ontvanger; 5) penningmeester van rechtspersonen. Onder andere fiscale beroepen, moeten de opdrachten worden verstaan van alle ambtenaren van de Belastingadministratie die, op verschillende niveaus, instaan voor de controle en de follow-up van de dossiers van belastingplichtigen.
2. De integratieorganen van de boekhoudkundige en fiscale beroepen 2.1. Vrijheid van vereniging De integratieorganen van de boekhoudkundige en fiscale beroepen hebben niet de uitoefening van één van de bovenvermelde beroepen tot doel en vallen dus onder de toepassing van de waarborg van de vrijheden bedoeld in artikel 27 van de Grondwet (artikel dat tot doel heeft de oprichting van privéverenigingen te waarborgen, alsook de deelname aan hun activiteiten). Deze grondwettelijke bepaling wordt specifiek benadrukt door de Wet tot waarborging der vrijheid van vereniging van 24 mei 1921, die werd bekendgemaakt op 28 mei 1921, alsook door de bepalingen van de
Beroep: maatschappelijke werkkring waar-
bevoegdheid heeft verkregen. Deze term is het
hetzelfde beroep uitoefenen, vooral wanneer
voor men de vereiste bekwaamheid en/of
meest geschikt om personen aan te wijzen die
het om dienstverleners gaat.
26
2 0 0 7/ 2
BEROEP
internationale verdragen nr. 87 van 9 juli 1948 betreffende de vakbondsvrijheid en nr. 98 van 1 juli 1949 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de syndicale vrijheid en de bescherming van het syndicaal recht, waarin deze volledige vrijheid, de uitoefening van hun recht van onderhandeling over de arbeidsvoorwaarden en hun stakingsrecht worden erkend en omschreven. In dit verdrag nr. 87, waarvan we de belangrijkste artikels hierna in herinnering brengen (cf. infra punt 4) bepaalt artikel 10 dat het begrip “organisatie” elke organisatie van werknemers of werkgevers betekent, welke het bevorderen en het verdedigen van de belangen van de werknemers of de werkgevers tot doel heeft.
2.2. Ledenvertegenwoordiging 2.2.1.
Beroepsverenigingen
Reeds in 1898 heeft de wetgever zich over de corporatieve activiteiten gebogen en was deze van mening dat de overheid niet bevoegd is om zich rechtstreeks in te laten met de uitoefening van de beroepen. Als gesprekspartner met de beroepen, roept de wetgever dus de beroepsverenigingen in het leven. Beroepsverenigingen worden uitsluitend opgericht voor de studie, bescherming en ontwikkeling van de beroepsbelangen van hun leden. Het gaat om een erkenning van de corporaties, maar in een vorm die openstaat naar derden en die vooral strikt door de wet is gereglementeerd.
2.2.2.
democratie door middel van aangepaste structuren en op haar integratie in het lokale en/of gewestelijk economisch weefsel. Terugblik in de geschiedenis: de oude corporaties werden in België afgeschaft onder de Franse bezetting wegens de macht die ze hadden verworven. Een vakvereniging is dus een vereniging van beroepsbeoefenaars met als maatschappelijk doel de studie, bescherming en ontwikkeling van de beroepsbelangen. Ze draagt de naam vakvereniging om dezelfde reden als een vereniging waarvan het maatschappelijk doel de studie, ontwikkeling en verdediging van haar leden is, een vakbond heet. Interessant is ook dat het begrip beroepskorps door de wetgever werd benadrukt in de maatschappelijke doelstelling van de drie Instituten.
2.2.3.
Beroepsverbonden
Beroepsverbonden brengen personen samen om belangen te verdedigen die verband houden met de uitoefening van een beroep. De vrije werking ervan is in theorie geïnspireerd op de Wet betreffende de vzw of op het gemeen recht. Sociologisch vertonen ze vaak een bipolaire structuur met enerzijds de bestuurders en de bezielers en anderzijds de leden die de begunstigden zijn van de actie, wat hen onderscheidt van vakverenigingen en beroepsverenigingen. Het gaat vaak om beroepsorganisaties die permanente vorming organiseren voor hun leden en geïnteresseerde derden.
Corporatie of vakvereniging
De vakvereniging is een vereniging van verschillende personen die hetzelfde beroep, een verwant of gelijkaardig beroep uitoefenen om de belangen van haar leden te bestuderen, te ontwikkelen of te verdedigen. Een corporatie is tegelijk een vakbond, omdat ze haar leden verdedigt, een geheel van kringen, wegens haar rol in het doorgeven van knowhow, een maatschappij voor onderlinge bijstand, wegens de morele en materiële bijstand aan haar leden, en ten slotte een banket. Bijzonder is dat ze steunt op de corporatieve
2.2.4. Gemeenschappelijke rol: ledenvertegenwoordiging Ongeacht of een vereniging van beroepsbeoefenaars opgericht is in de vorm van een vakvereniging, een beroepsvereniging of een beroepsverbond, zal ze een min of meer gelijkaardige maatschappelijke doelstelling hebben en een gemeenschappelijk oogmerk nastreven. Zo zal haar doelstelling geheel of gedeeltelijk bestaan uit de studie, de bescherming en de ontwikkeling van de beroepsbelangen van
2 0 0 7/ 2
27
BEROEP
de beroepen die ze in haar statutaire omschrijving vertegenwoordigt, zonder dat ze zich kan mengen in de specificieke activiteit van elk beroep. De leden van deze verenigingen kunnen gelijk welk van de boekhoudkundige en fiscale beroepen uitoefenen, of het nu gaat om een erkend of nieterkend beroep, een openbare of een private functie. Zo behoort het tot de bevoegdheden van de vakverenigingen, beroepsverenigingen en beroepsverbonden om toe te zien op de correcte vertegenwoordiging van de beoefenaars van de boekhoudkundige en fiscale beroepen die zijn erkend binnen de reguleringsorganen die door de wetgever werden opgericht en op hun rechtmatige rol via het stimuleren van een massale aanwezigheid van hun leden binnen de algemene vergaderingen hiervan, door een actieve deelname van de consultatieve commissies van de beroepsverenigingen en door de ondersteuning van geschikte kandidaten bij de hernieuwing van de raden. De representatieve aard van de beroepsverbonden mag niet alleen worden beoordeeld op basis van het aantal leden. Men moet ook rekening houden met het ledenpercentage voor de betrokken kieskring, hun werkelijke activiteiten en, wat van groot belang is, hun capaciteit om hun mandatarissen te vernieuwen. Vakverenigingen, beroepsverenigingen en beroepsverbonden kunnen onderling federaties2 of vakverbonden vormen die vaak verenigingen worden van min of meer representatieve corporatieve mandatarissen. Ze kunnen ook Arrondissementskamers3 vormen, naar het voorbeeld van de Orde der Advocaten of consultatieve of overlegcomités. Vakverbonden en federaties kunnen de wil van de beroepsbeoefenaars niet geldig vertegenwoordigen, aangezien hun mandatarissen slechts bij volmacht optreden. Ze vertegenwoordigen enkel de beroepsorganisaties voor wie ze aanwezig zijn, tenzij de punten op de agenda allemaal met
2
het vereiste quorum in elk van die verenigingen werden goedgekeurd. Om geloofwaardig te zijn moet elk vakverbond of elke federatie erop toezien dat haar mandatarissen geen lid zijn van de raad van een orde. Het beginsel van onafhankelijkheid maakt het immers niet mogelijk om beroepsbeoefenaars te vertegenwoordigen om hun belangen te ontwikkelen en te verdedigen, terwijl ze door hun mandaat binnen een orde de regels moeten doen naleven die betwist zouden kunnen worden in het kader van de verdediging van de belangen van de beroepsbeoefenaars. Om geloofwaardig te zijn, zien consultatieve comités er ook op toe dat ze dezelfde principes in acht nemen.
2.2.5. Een specifieke rol: deelname aan de consultatieve organen van de ordes Sommige beroepsverbonden kennen zichzelf het bijzonder statuut toe dat ze de beroepsbeoefenaars vertegenwoordigen of als dusdanig worden beschouwd bij de ordes volgens specifieke criteria. Deze erkenning geldt alleen in het kader van de raadpleging die verband houdt met de uitvoering van de opdracht die de wetgever aan de ordes toevertrouwt. Het valt echter op te merken dat alleen de beroepsverenigingen de waarborg van representativiteit zouden kunnen bieden, aangezien alleen zij worden gecontroleerd door de Raad van State en het ministerie bevoegd voor Arbeid en Sociale Voorzorg.
2.3. Vertegenwoordiging van het beroep: de Waardigheid van Eredeken van de Arbeid De opdracht van de Eredeken van de Arbeid De Eredeken van de Arbeid is een waardigheidsbekleder die bij koninklijk besluit wordt benoemd door Zijne Majesteit de Koning op unaniem voorstel van het nationaal organiserend comité bij het Koninklijk Instituut der Eliten van de Arbeid Albert I, op basis van kandidaatstellingen die wor-
voor verenigingen van personen die dezelfde
Federatie: een groepering van verenigingen
gebruikt voor vakbonden of vakverenigingen.
die onafhankelijk blijven van elkaar, terwijl
De term federatie wordt ook gebruikt om
sport beoefenen.
een vakverbond een geheel vormt. De
bepaalde groeperingen van politieke partijen,
3
benaming vakverbond wordt meer bepaald
bewegingen of clubs aan te duiden, alsook
korpsen samenkomen.
28
2 0 0 7/ 2
Kamer: plaats waar bepaalde beroeps-
BEROEP
den ingediend door een nationaal organiserend comité. De waardigheid van Eredeken van de Arbeid gaat gepaard met een mandaat dat een representatieve opdracht inhoudt die hem belast met de belichaming van de tradities, de waarde en het moreel en sociaal prestige van zijn beroep. Hij moet onder meer: a) de belangen van het beroep dienen en hiertoe, in zo groot mogelijke mate, de noodzakelijke of wenselijke initiatieven nemen; b) instaan voor de vertegenwoordiging van de sector van de boekhoudkundige en fiscale beroepen in belangrijke omstandigheden; c) bijdragen tot de informatie, opleiding en beroepsvervolmaking van de personen die in de sector zijn tewerkgesteld teneinde hun professionele en sociale promotie te bevorderen.
2.4. Verdediging van beroepsbeoefenaars Vakbonden hebben als doelstelling de studie en verdediging van de belangen van de werknemers, het optreden bij geschillen, collectieve vorderingen. Het zijn feitelijke verenigingen die zijn opgericht op grond van het recht op vergadering en vereniging dat door de Grondwet wordt toegekend, de Wet van 24 april 1921 en de teksten van het Internationale Verdrag van 9 juli 1948 (goedgekeurd door de Wet van 13 juli 1951), dat werknemers het recht en de vrijheid toekent om zich te verenigen, vakverbonden en federaties te vormen, zich daarbij aan te sluiten of hun lidmaatschap op te zeggen.
2.5. Solidariteit van beroepsbeoefenaars 2.5.1. Voorzorgfonds van de boekhoudkundige en fiscale beroepen Vereniging met een maatschappelijke doelstelling van voorzorg, solidariteit en zelfs onderlinge bijstand. Dit fonds
zou werken op basis van de ledenbijdragen en zelfs op basis van dotaties die gevormd worden door de beroepsverenigingen.
2.5.2.
Maatschappijen van onderlinge bijstand
Geheel van verenigingen van personen met een maatschappelijke doelstelling van voorzorg, solidariteit of onderlinge bijstand, dankzij de bijdragen van hun leden.
2.5.3.
Confrérie
Vereniging van personen die zich als broeders beschouwen en religieuze of liefdadigheidsactiviteiten nastreven. Ondanks het zwakke sociale stelsel voor zelfstandige beroepsbeoefenaars, lijkt geen enkele dergelijke vereniging te zijn opgericht.
2.6. Privékring – vriendenkring – banket 2.6.1.
Privékring
Hieronder verstaan we: een vereniging van personen die een welbepaald doel nastreven, bijvoorbeeld culturele, recreatieve of zelfs gewone ontspanningsactivititeiten. Zo zijn er literatuurkringen, filateliekringen, kringen van fokkers van neerhofdieren, gepensioneerdenkring, enz. Er bestaan er in onze beroepssector, want de beoefenaars van de boekhoudkundige en fiscale beroepen hebben, zoals iedereen in België, het recht om verenigingen op te richten die tot doel hebben specifieke activiteiten te organiseren die rechtstreeks en/of onrechtstreeks verband houden met de corporatieve actie. Zo is het Nationaal College der Accountants, dat tot de oprichting van het IAB borg stond voor de kwaliteit van zijn leden-accountants, onder de naam Stichting NCAB en vervolgens Fonds NCAB, uitgegroeid tot een vereniging die tot doel heeft de beroepsuitoefening te bevorderen door
2 0 0 7/ 2
29
BEROEP
prijzen toe te kennen voor de beste thesissen die worden voorgesteld door de scholen die beoefenaars van de boekhoudkundige en fiscale beroepen opleiden. Sommigen kiezen voor de benaming Club, een woord van Engelse oorsprong dat een synoniem is van kring.
2.6.2.
Vriendenkring
Hieronder verstaan we: een vereniging gevormd door personen die tot dezelfde secundaire groep behoren, die bijvoorbeeld hetzelfde beroep uitoefenen, dezelfde sport beoefenen, enz. om activiteiten te organiseren die het gevoel van verbondenheid versterken. Sommige vriendenkringen dragen de benaming broederschap omdat sommige van hun leden zichzelf als broeders beschouwen. Het is zeker geen genootschap, maar een vriendenkring. Een genootschap is een vereniging van personen die tot dezelfde clan behoren en zich verenigen om gemeenschappelijke belangen te verdedigen.
2.6.3.
Banket
Hieronder verstaan we: een vereniging van personen die alleen samenkomen naar aanleiding van banketten die georganiseerd worden om de onderlinge banden te onderhouden. Deze vorm van vereniging zou aan de basis liggen van het verenigingsleven. Sommige verenigingen hebben banketten als onderdeel opgenomen: dit is zo voor APCH Tournai, CMCF Basse-Sambre, GFPC Charleroi en la Maison de la fiscalité.
3. De reguleringsorganen van de boekhoudkundige en fiscale beroepen – de ordes 3.1. De nationale ordes Ordes zijn instanties waarbij de beoefenaars van bepaalde vrije beroepen moeten aansluiten. De ordes vertegenwoordigen hun leden bij de overheid, zien toe op de naleving
4
Arrest van het Arbitragehof nr. 104/99 van
6 oktober 1999 – Rolnummer: 1399 – punt B.6.2.
30
2 0 0 7/ 2
van de beroepsregels en staan in voor de interne tucht. In België worden de ordes voor de boekhoudkundige en fiscale sector “Instituten” genoemd, een benaming die over het algemeen wordt gebruikt door religieuze congregaties die opgericht worden volgens de canonieke regels – in het bijzonder deze waarvan de leden geen priesters zijn – alsook door onderwijs- en onderzoeksinstellingen (waarschijnlijk verwijzend naar deze religieuze congregaties, die een belangrijke rol spelen in het onderwijs). “De beroepsinstituten zijn publiekrechtelijke instellingen, waarvan in de oprichting is voorzien in de kaderwet van 1 maart 1976 of een bijzondere wet. De verplichting om deel uit te maken van een beroepsinstituut teneinde een beroep uit te oefenen dat het voorwerp uitmaakt van een reglementering die is aangenomen met toepassing van de voormelde wet, de verplichting om een bijdrage te betalen en, in voorkomend geval, het feit dat men een sanctie oploopt in geval van niet-betaling, zijn vreemd aan het beginsel van vrijheid van vereniging dat is gewaarborgd door artikel 27 van de Grondwet, dat tot doel heeft de oprichting van private verenigingen en de deelname aan hun activiteiten te garanderen.”4 Deze verplichting om deel uit te maken van een beroepsinstituut, die afwijkt van artikel 27 van de Grondwet, leidt niet tot een belemmering van de naleving van de verdragen nr. 87 en 98 van de Internationale Arbeidsorganisatie en bijgevolg niet tot een mogelijke schending van de mensenrechten, wegens de beperkingen van de actieradius en de lage penetratie met betrekking tot het geheel van de boekhoudkundige en fiscale beroepen. De drie Instituten zijn immers slechts bevoegd om in te staan voor de vorming, de organisatie van een korps van specialisten en de controle van de manier waarop de beroepsbeoefenaars hun beroep uitoefenen. Hoewel de Instituten instaan voor de permanente vorming, hebben ze niet het gezag om deze te organiseren, maar alleen de vrijheid om dit te doen zonder nadeel toe te brengen aan de beroepsorganisaties (zie hierover punt 4).
BEROEP
Net als elke orde vervullen de Instituten een onontbeerlijke rol voor zover ze de beperkingen van hun opdrachten in acht nemen en niet in het vaarwater komen van de beroepsorganisaties die een integrerende functie hebben en die er als enige aanspraak op kunnen maken dat ze de beroepsbeoefenaars die er lid van zijn vertegenwoordigen, aangezien ze werden opgericht met inachtneming van artikel 27 van de Grondwet en de verdragen nr. 87 en 98 van de Internationale Arbeidsorganisatie. De ordes hebben een raad van mandatarissen die verkozen zijn door een algemene vergadering van hun leden. De gekozen mandatarissen moeten hun mandaat vervullen in het kader van de orde en moeten hetzij de vereiste onafhankelijkheid genieten ten opzichte van hun beroepsorganisatie die hun kandidatuur heeft voorgedragen, hetzij geen directierol meer vervullen binnen die organisatie. Door de aanwezigheid van mandatarissen die verkozen zijn door de leden van de betreffende beroepen en het bestaan van een voogdij van de overheid hebben de ordes een gemengd karakter: tussen een regulerings- en een zelfreguleringsstructuur.
3.2. Het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten Het Instituut heeft als opdracht toe te zien op de opleiding en de permanente organisatie te verzekeren van een korps van specialisten die bekwaam zijn om de functies van accountant en belastingconsulent uit te oefenen, waarvan het Instituut de organisatie kan controleren en bijsturen, met alle noodzakelijke waarborgen inzake bekwaamheid, onafhankelijkheid en professionele rechtschapenheid. Het Instituut ziet er eveneens op toe dat de aan zijn leden toevertrouwde opdrachten behoorlijk worden uitgevoerd (art. 2 van de Wet van 22 april 1999, B.S. 11 mei 1999). Het gaat om een daadwerkelijke kwaliteitswaarborg ten aanzien van derden.
3.3. Het Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten Het Instituut heeft als opdracht toe te zien op de opleiding en de permanente organisatie te verzekeren van een korps van specialisten die bekwaam zijn om de functies met betrekking tot de beroepsactiviteit van boekhouder en fiscalist uit te oefenen, met alle noodzakelijke waarborgen inzake bekwaamheid, onafhankelijkheid en professionele rechtschapenheid. Het Instituut ziet er eveneens op toe dat de aan zijn leden toevertrouwde opdrachten behoorlijk worden uitgevoerd (aanpassing van art. 44 van de Wet van 22 april 1999, B.S. 11 mei 1999). Het gaat om een daadwerkelijke kwaliteitswaarborg ten aanzien van derden.
3.4. Het Instituut der Bedrijfsrevisoren Het Instituut heeft als opdracht toe te zien op de opleiding en de permanente organisatie te verzekeren van een korps van specialisten die bekwaam zijn om de functie van bedrijfsrevisor uit te oefenen, met alle noodzakelijke waarborgen inzake bekwaamheid, onafhankelijkheid en professionele rechtschapenheid. Het Instituut ziet er eveneens op toe dat de aan zijn leden toevertrouwde opdrachten behoorlijk worden uitgevoerd (aanpassing van art. 2 van de Wet van 22 juli 1953, B.S. 2 september 1953). Het gaat om een daadwerkelijke kwaliteitswaarborg ten aanzien van derden.
4. Betrekkingen tussen de ordes en de entiteiten van de integratiestructuur De entiteiten van de integratiestructuur zijn onafhankelijk van de structuren van de ordes en vallen dus niet onder het wettelijk kader van deze laatsten. Omdat ze niet één van de beroepen uitoefenen waarvoor aansluiting bij één van de drie Instituten is vereist, genieten ze ten volle van de vrijheid van vereniging bedoeld in artikel 27 van de Grondwet en de wetten die deze vrijheid waarborgen. Wanneer de ordes een rol toekennen aan de vakverenigingen, beroepsver-
2 0 0 7/ 2
31
BEROEP
enigingen en beroepsverbonden, moeten ze dat doen met strikte naleving van de wettelijke bepalingen op het vlak van de vrijheid van vereniging en kunnen zij zich dus niet mengen in de criteria voor de leiding ervan. De niet-erkenning van deze rol mag in geen geval leiden tot een situatie die voor de vakverenigingen, beroepsverenigingen en beroepsverbonden zou leiden tot het verlies van de andere rechten die organisaties, zelfs als het minderheidsorganisaties zijn, moeten kunnen genieten met name op het vlak
van studie, ontwikkeling en verdediging van de belangen van de beroepsbeoefenaars. Het is belangrijk te herinneren aan de bepalingen van de verdragen nr. 87 en 98 van de Internationale Arbeidsorganisatie, waarvan België lid is, en waar België zich, door zijn toetreding, toe heeft verbonden uitwerking te verlenen aan de bepalingen van de verdragen, waaronder de naleving van:
Verdrag nr. 87 Artikel 2 De werknemers en de werkgevers, zonder enig onderscheid, hebben het recht zonder voorafgaande goedkeuring organisaties op te richten van hun eigen keuze, alsmede het recht daarvan lid te worden, op geen andere voorwaarde, dan dat zij zich naar de statuten van die organisaties hebben te gedragen. Artikel 3 1. De werknemers- en werkgeversorganisaties hebben het recht statuten en reglementen op te stellen, vrij vertegenwoordigers te kiezen, het beheer en de werkzaamheden in te richten en werkprogramma’s te formuleren. 2. De overheid moet zich onthouden van elke inmenging, welke dat recht kan beperken of de wettige uitoefening daarvan kan belemmeren.
Artikel 4 De werknemers- en werkgeversorganisaties mogen niet door administratieve autoriteiten opgeheven worden, of in de uitoefening van hun werkzaamheden worden geschorst.
Artikel 5 De werknemers- en werkgeversorganisaties hebben het recht vakverbonden en federaties op te richten en zich daarbij aan te sluiten en elke organisatie, elk vakverbond en elke federatie heeft het recht zich bij internationale organisaties van werknemers en werkgevers aan te sluiten. Artikel 6 Het bepaalde in de voornoemde artikelen 2, 3 en 4 is van toepassing op de vakverbonden en de federaties van de werknemers- en werkgeversorganisaties.
32
2 0 0 7/ 2
Artikel 7 Het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid door de werknemers- en werkgeversorganisaties, haar vakverbonden of federaties mag niet afhankelijk worden gesteld van zodanige voorwaarden, dat de toepassing van de bepalingen der artikelen 2, 3 en 4 in het gedrang komt. Artikel 8 1. Bij de uitoefening van de rechten, welke hun bij dit verdrag zijn toegekend, zijn de werknemers, de werkgevers en hun respectieve organisaties gehouden, om, evenals de andere personen of georganiseerde groepen, de wetten van het land te eerbiedigen. 2. De nationale wetgeving mag geen afbreuk doen, noch op zodanige wijze toegepast worden, dat afbreuk wordt gedaan aan de waarborgen die in dit verdrag zijn voorzien.
Artikel 9 1. De mate waarin de waarborgen bij dit verdrag voorzien, ten aanzien van de gewapende machten en de politie van toepassing zijn, zal door de nationale wetgeving worden bepaald. 2. Overeenkomstig de beginselen, neergelegd in het achtste lid van artikel 19 van het Statuut der Internationale Arbeidsorganisatie, mag de bekrachtiging van dit verdrag door een lid niet beschouwd worden inbreuk te maken op een reeds bestaande wet, rechterlijke uitspraak, gewoonte of overeenkomst, die aan de leden van de gewapende macht en de politie de waarborgen toekent, welke bij dit verdrag zijn voorzien. Artikel 10 In dit verdrag betekent het woord “organisatie” elke organisatie van werknemers of werkgevers, welke het bevorderen en het verdedigen van de belangen van de werknemers of de werkgevers ten doel heeft.
BEROEP
En:
Verdrag nr. 98 Artikel 1 1. De arbeiders moeten een volledige bescherming genieten tegen elke daad van discriminatie, die er op gericht is inbreuk te maken op de syndicale vrijheid in verband met het werk. 2. Dergelijke bescherming moet namelijk van toepassing zijn op al wat daden betreft die tot doel hebben a) de werkgelegenheid van een arbeider afhankelijk te maken van de voorwaarde dat deze zich niet aansluit bij een syndicaat of zijn lidmaatschap van een syndicaat opzegt; b) een arbeider ontslaan of hem enig nadeel berokkenen op welke wijze ook, om reden van zijn lidmaatschap van een vakvereniging of om reden van zijn deelname aan syndicale activiteiten buiten de werkuren of, met toestemming van de werkgever, gedurende de werkuren.
Er moet eveneens worden benadrukt dat de vakverenigingen, beroepsverenigingen en beroepsorganisaties geen controleorganen zijn van de ordes, maar de drager van de controle die door elk van hun leden wordt uitgeoefend via de algemene vergaderingen en door hun recht om de mandatarissen van de ordes te verkiezen, en zelfs om zichzelf in die hoedanigheid te laten verkiezen. Het is van groot belang te onthouden dat een wederzijds respect van de integratie- en de reguleringsorganen de enige waarborg is voor een correcte ontwikkeling van het beroep, voor de bescherming van zijn morele en sociale waarden. Deze consensus zal ons niet brengen tot een tussenvorm die Emile Durkheim als vader van de sociologie wenste, maar rekening houdend met de zwakke participatie van de beroepsbeoefenaars aan hun bestemming, heeft deze consensus de verdienste om bepaalde dwalingen te verhinderen, die de beroepsbeoefenaars vroeger hebben meegesleept in een spiraal van naar fascisme neigend corporatisme.
5. Conclusies Het toenemende aantal beroepsorganisaties maakte het niet mogelijk tot samenhang te komen in een autoreguleringsstrategie van bepaalde boekhoudkundige en fiscale beroepen die vandaag deel uitmaken van de deelverzameling
Artikel 2 1. Werkgevers- en werknemersorganisaties moeten een volledige bescherming genieten tegen alle daden van inmenging ten overstaan van elkaar, hetzij rechtstreeks, hetzij door beambten of leden, in hun vorming, hun werking en hun beheer. 2. Worden inzonderheid gelijkgesteld aan daden van inmenging in de zin van onderhavig artikel, maatregelen die tot doel hebben de stichting te bewerkstelligen van arbeidersorganisaties, die zouden worden geleid door een werkgever of een organisatie van werkgevers, of arbeidersorganisaties in stand te houden door geldelijke middelen of op een andere wijze, met de bedoeling deze organisaties onder het toezicht te plaatsen van een werkgever of van een organisatie van werkgevers.
van de erkende boekhoudkundige en fiscale beroepen. Het zou nuttig zijn geweest dat ze konden beschikken over een corporatieve overkoepelende structuur. Maar omdat het te moeilijk was om een dergelijke structuur op te zetten, werd een andere weg ingeslagen, de weg van de oprichting van publiekrechtelijke instellingen. U mag immers niet uit het oog verliezen dat, hoewel die organisaties sociale entiteiten zijn die specifieke doelen nastreven en hun echte bestaansreden het bereiken van die doelstellingen is, ze in de loop van hun bestaan ook eigen behoeften in het leven roepen. Die behoeften worden uiteindelijk belangrijker dan de maatschappelijke doelstellingen, waardoor die organisaties uiteindelijk het verwezenlijken van hun behoeften als echt doel hebben, in het nadeel van hun oorspronkelijke doelstellingen. Daarbij werd nog geen rekening gehouden met het feit dat deze doelstellingen beïnvloed kunnen zijn door de al dan niet erkende doelstellingen van de leidinggevenden, de leden van de directieraden, hun vazallen en de invloedrijkste leden. Dit zou elke beroepsbeoefenaar moeten aanzetten om actiever deel te nemen aan de bestemming van onze beroepen.
•
2 0 0 7/ 2
33
TRENDS
De boom van de internetindustrie Amid Faljaoui
Het einde van de eerste internethype vond al een paar jaar geleden plaats. Vandaag is het veeleer de revival van de internetmelkweg.
“Ik denk dat u het met me eens zult zijn – wij hebben de telefoon heruitgevonden!” Deze zin is niet ontsproten aan het brein van de auteur van dit artikel, maar aan dat van de baas van Apple. En als we het over Apple hebben, is het wel degelijk Apple, en niet meer Apple Computer, want dat laatste woord werd uit de officiële naam van het Amerikaanse bedrijf weggelaten. De reden? Steve Jobs, de baas van Apple, wil aantonen dat zijn bedrijf een multimediaonderneming is en geen simpele computerfabrikant. Dergelijke digitale ommezwaai heeft hij al eens gemaakt, met het succes van de iPod, de befaamde mp3-speler. Nu wil Steve Jobs dat exploot nog eens overdoen. Met evenveel succes, maar met de smartphone, een intelligente telefoon. En hij is aardig op weg met de iPhone, die hij zopas aan de pers heeft voorgesteld. Want volgens de experts gaat de iPhone verder dan alles wat de technofielen zich konden voorstellen. De iPhone ziet eruit als een telefoon met enkel een touch screen. Hij heeft dus geen toetsen meer: de gebruiker moet met zijn vingers het scherm aanraken en aldus de telefoon bedienen. De consument zal menu, adressen, telefoonnummers en song- of videotitels kunnen overlopen. Het geheugen van deze intelligente telefoon is niet min want het zal, naargelang het model, tussen de 1 000 en 2 000 songs kunnen opslaan. Met de elektronische brievenbus van de iPhone kunnen rechtstreeks e-mails worden ontvangen en, als neusje van de zalm, zal ook de kaartinformatie van Google (Google Maps) beschikbaar
34
2 0 0 7/ 2
zijn. U zal dus met een vingerknip de pizzeria’s en kappers uit uw buurt kunnen opzoeken. Kortom, de kans is niet klein dat deze smartphone, die uiteindelijk een soort van kruising is van een iPod en een mobiele telefoon, onze visie op de telefoon behoorlijk verandert. Toch is het toestelletje niet perfect: alleen al door zijn prijs is het voor de meeste stervelingen onbereikbaar. Naargelang de opslagcapaciteit zou de prijs van het toestel tussen de 499 en 599 dollar liggen. Een ander probleem is dat de iPhone, een beetje zoals de iPod, ontworpen is om eenvoudig in gebruik te zijn. Maar de keerzijde van de medaille is dat er alleen maar toepassingen kunnen worden geïnstalleerd die ontwikkeld zijn door Apple zelf. De beurs trekt zich niet veel aan van deze minpunten. Ze heeft trouwens zeer goed gereageerd op de geboorte van de iPhone, ook al zal die pas eind 2007 in de Europese winkels liggen. Het bewijs dat het hebbeding goed wordt onthaald, is dat de koers van Apple de hoogte inging, daar waar die van Motorola, Nokia of Palm daalde. En als de beurs haar taak als ziener goed opneemt, zou het eind 2007 wel eens erg onrustig kunnen worden op de telecomplaneet.
De cd’s zijn dood Inmiddels doet de digitale muziek het goed. We moeten maar naar de groeicijfers kijken – 80 % voor 2006. De inkomsten voor onlinemuziek bedroegen 2 miljard dollar in 2006, tegen 1,1 miljard dollar in
TRENDS
2005. Dat is niet slecht voor een vrij recent fenomeen. De experts hebben berekend dat de digitale muziek, aan dat tempo 25 % van de inkomsten zal vertegenwoordigen tegen 2010. Maar ondanks deze positieve cijfers zijn de bazen van de muziekindustrie – sinds het internet durven we het niet meer over de platenindustrie hebben – veeleer ontevreden. Waarom? Omdat de boom van de digitale muziek niet volstaat om de dalende verkoop van cd’s op te vangen. Het ziet ernaar uit dat de globale inkomsten in 2006 zelfs met 3 % zijn gedaald. Kortom, het is geen pretje. Ondanks deze cijfers rekent de industrie, met name de grote Angelsaksische maatschappijen, sterk op de boom van de digitale muziek. En nadat ze dezelfde digitale muziek eerst zo hard hebben bevochten (onder meer wegens piraterij), zien we dat deze bedrijven zich nu stilaan bij het internetsysteem aansluiten. Hier en daar gedijen een paar gratis downloadsites, die uitgaan van dezelfde bedrijven. Uiteraard zijn het sites die gefinancierd worden door reclame, en niet meer door de bijdrage van de internetgebruikers. Het probleem is dat deze sites nog niet rendabel genoeg zijn, terwijl ondertussen de verkoop van cd’s, en we bedoelen de fysieke verkoop, blijft dalen. En het gaat hier om een erg negatieve tendens. Tussen 2000 en 2006 bedroeg de daling maar liefst 23 %. Het is ongetwijfeld om deze reden dat de muziekindustrie haar processen tegen het illegale downloaden blijft voortzetten. Alleen het laatste jaar al werden meer dan 10 000 downloaders in 18 landen vervolgd. De muziekindustrie heeft ook een proces gewonnen tegen Kazaa, een downloadsite. Het is duidelijk dat, in afwachting dat de onlinemuziek rendabel wordt en de verliezen op de verkoop van cd’s kan compenseren, 2007 het jaar van de rechtszaken gaat worden. Blijft de vraag of zwaaien met de knuppel wel de goede reactie is.
De opkomst van nieuwe mastodonten De opkomst van de iPhone, waardoor de cd gedoemd is te verdwijnen, wijst op de nieuwe suprematie van de internetmelkweg. En daar is ook een financieel plaatje aan verbonden. In dat verband is de laatste ranking op basis van merk-
bekendheid interessant: we zien dat het meest invloedrijke merk, in elk geval volgens de 3 600 marketingexperts, Google is! Een merk dat acht jaar geleden nog niet bestond, staat nu bovenaan de rangschikking, vóór Nokia, Coca-Cola of zelfs Ikea. Wat ook opvalt in deze rangschikking is dat de derde plaats, na Google en Apple, wordt ingenomen door YouTube. YouTube, een site waarop amateurvideo’s kunnen worden geplaatst en bekeken, is een nog recenter verschijnsel. In elk geval een mooie prestatie voor een site die een jaar geleden nog volslagen onbekend was. Het gekke is dat deze site, die nog geen geld opbrengt, een paar maanden geleden door Google werd overgenomen tegen het astronomische bedrag van 1,6 miljard dollar. De grootste sceptici zullen wel beweren dat deze aankoop Google niets heeft gekost. Ten eerste omdat de overname van YouTube met Google-aandelen werd betaald. En ten tweede omdat kort na de aankondiging van de overname, het aandeel van Google op de beurs met 5 miljard dollar de hoogte inging. Met andere woorden, te veel heeft Google zeker niet betaald. En aangezien Googles beurskapitalisatie 160 miljard dollar bedraagt, vertegenwoordigt de overname nauwelijks 1 % daarvan. Het management van YouTube heeft besloten om de gebruikers die hun video’s op de site plaatsen te vergoeden. De idee is de uploaders een kleine vergoeding te geven. De achterliggende gedachte van de stichters van YouTube luidt als volgt: “Aangezien de site goed begint te draaien, zal de reclame langzaamaan binnenstromen en zullen we deze goudmijn dus met onze internetters kunnen delen”. Een sympathiek gebaar, voorwaar. Ja, behalve dat het bedrieglijk sympathiek is! Door de creatiefste internetters te vergoeden, zorgt YouTube ook voor zichzelf, want de kwaliteit van de video’s zal erop vooruitgaan. Bovendien is deze eerste winstverdeling een slimme manier om de houders van de rechten van sommige piraatversies van clips of -video’s die op YouTube staan, te kalmeren. Anders gezegd, de managers van YouTube zijn geen mecenassen, maar lui die kunnen rekenen! Door een deel van hun toekomstige winst te verdelen, winnen ze tijd en ontlopen ze ongetwijfeld processen. Ook dat is de harde wet van de internetmelkweg…
•
2 0 0 7/ 2
35
IAB
IAB in ’t kort In deze rubriek vindt u de nevenactiviteiten waaraan het IAB heeft deelgenomen. Deze rubriek zal geleidelijk aan evolueren teneinde u een duidelijker overzicht te geven van het werk uitgevoerd door de vertegenwoordigers van het IAB inzake de ontwikkeling van het beroep.
Januari • 16/01: Colloquium “Dubbele boekhouding voor de overheid?” – Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers • 19/01: Bezoek aan het Duitse Instituut Steuerberaterkammer te Keulen
Februari • 08/02: Forum VBO “Hoog tijd voor klare taal!” – Auditorium 2000 (Brussels Expo) • 12/02: Interview met de minister van Financiën over de notionele interesten
Maart • • • •
13/03: FEE Company Law and Corporate Governance 16/03: Algemene vergadering van het BIBF 23/03: Studiedag “Bijzondere opdrachten” – Brussel, Heizelpaleizen 28-29/03: Beurs “Ondernemen 2007” – Brussel, Tour & Taxis
April • 18/04: FEE-working party liberalisation – qualification • 21/04: Algemene vergadering van het IAB – Brussel, Heizelpaleizen
Wetgeving Januari 2007
Maart 2007
• KB van 21 december 2006 tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (B.S. 05/01/2007)
• Nieuwe versie van de standaarddocumenten “Volledig model van jaarrekening” en “Verkort model van jaarrekening” voor ondernemingen opgesteld door de Nationale Bank van België (B.S. 27/03/2007) • Lijst van de rekenkundige en logische controles waaraan de jaarrekeningen opgesteld
Februari 2007 • KB van 31 januari 2007 tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de voordelen van alle aard (B.S. 09/02/2007)
36
2 0 0 7/ 2
volgens de schema’s bepaald in het Koninklijk Besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen worden onderworpen (B.S. 27/03/2007)
IAB
IAB-info flashback Februari 2007
Maart 2007
April 2007
• Indexcijfers: de bedragen voor aanslagjaar 2008 – 01/02/2007 • Aangiften die worden neergelegd vanaf 12 februari 2007: het nieuwe model voor geautomatiseerde periodieke btw-aangiften is verplicht – 08/02/2007 • Aanbevelingen van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen over de boekhouding van de sectoraal geregelde vzw’s beschikbaar op de website – 22/02/2007
• Studiedag “bijzondere opdrachten” – 23/03/2007 • Schadepreventie op het vlak van de burgerlijke beroepsaansprakelijkheid – 14/03/2007 • Bevestiging van het monopolie op de gerechtelijke expertiseopdrachten van de externe accountants en de bedrijfsrevisoren – 14/03/2007 • Nieuwe versie van de standaarddocumenten “Volledig model van jaarrekening” en “Verkort model van jaarrekening” voor ondernemingen opgesteld door de Nationale Bank van België – 29/03/2007
• Het Instituut in het middelpunt van de actualiteit tijdens de beurs Ondernemen – 05/04/2007 • Nieuwe regeling voor de neerlegging van de jaarrekeningen... – 05/04/2007
Meer info: www.iab-info.be
De natuurlijke personen en de belasting Praktische gids voor de belastingplichtige en zijn raadgever door Dominique Darte, Nicolas Honhon en Luc Van Acker, voorwoord door Rudy Aernoudt
De deadline voor het indienen van de belastingsaangifte nadert met rasse schreden. Deze fiscale gids laat u als belastingplichtige of diens raadgever toe om uw belastingsaangifte in de personenbelasting in te dienen maar helpt u vooral inzicht te verschaffen in de voortdurend stijgende complexiteit van de belastingsstructuren om zo uw aangifte 'slim' in te vullen. Elk hoofdstuk bestaat, naast een uitgebreide theoretische analyse, uit: • verklarende schema's • specifieke praktische voorbeeldsituaties • verwijzingen naar de overeenstemmende rubrieken van de aangifte De teksten zijn geactualiseerd tot 10 april 2007. Cet ouvrage est aussi publié en français aux éditions Anthemis : Les personnes physiques et l’impôt - Guide pratique à l’usage des contribuables et de leurs conseillers
BESTELBON
terug te sturen naar Financial Media
Ik bestel :
DE NATUURLIJKE PERSONEN EN DE BELASTING -
Praktische gids voor de belastingplichtige en zijn raadgever Editie 2007 - ISBN 978-2-87455-059-1 - 592 blz. - 59 euro + portkosten
. . . exemplaren NAAM : FUNCTIE : STRAAT, NR, BUS : POSTCODE : TELEFOON : E-MAIL : BTW-NUMMER : DATUM:
Financial Media Stratem 11, bus 3 9880 Aalter T +32 (0)9 375 68 00 F +32 (0)9 375 68 10
[email protected] www.fm.be
VOORNAAM : BEDRIJF : WOONPLAATS : FAX :
HANDTEKENING:
Betaling bij ontvangst van de factuur. Alle vermelde prijzen zijn inclusief BTW. Verzend- en verpakkingskosten zijn niet in de prijs inbegrepen. Onze uitgaves zijn eveneens te verkrijgen in boekhandels. Financial Media respecteert de wet ter bescherming van de privacy. Uw gegevens worden gebruikt voor zowel commerciële als administratieve doeleinden. Wenst u uw gegevens op te vragen of te wijzigen, dan kan dit door ons een brief of fax te sturen. Wenst u geen informatie meer te ontvangen omtrent nieuwe publicaties, kruis da n het volgende vakje aan □
2 0 0 7/ 2
37
VA K L I T E R AT U U R
Fiscale fraude / G. Delrue (Politie Praktijk Boeken) Maklu, 2007, 168 p.
A.S.B.L. & T.V.A. / M. Meulemans Edipro, 2006, 288 p.
Het strafonderzoek naar een geval van fiscale fraude verschilt van zaak tot zaak. Toch zijn er in de praktijk een aantal stappen die bij elk onderzoek naar fiscale fraude worden doorlopen. Dit boek geeft een beeld van de manier waarop een fiscaal strafdossier in de praktijk kan worden samengesteld en welke elementen het strafdossier moet bevatten. De theorie werd tot een minimum beperkt. Komen onder meer aan bod: de klacht of aangifte en de klachtbevestiging, het opvragen van inlichtingen bij de betrokken fiscale administraties, het opvragen van inlichtingen ter identificatie van een natuurlijke persoon of een vennootschap, het verhoor van getuigen en van de verdachte, huiszoeking. Prijs: € 29,50 Bestellen: www.maklu.be Tel. 03 231 29 00
Ce guide pratique expose avec de nombreux exemples et tableaux toutes les règles en matière de TVA susceptibles d’intéresser une ASBL, grande ou petite. Une table des matières détaillée et un index contribuent à trouver les réponses. Contenu : Titre 1. Les gestionnaires des ASBL – 2. L’assujettissement à la TVA des ASBL – 3. Les obligations TVA des ASBL – 4. La déclaration périodique à la TVA – 5. Les paiements TVA – 6. Le calendrier TVA – 7. Les régimes d’imposition des ASBL – 8. La déduction de la TVA – 9. Les achats dans l’Union européenne – 10. Les ventes dans l’Union européenne – 11. Les prestations de services réalisées par les ASBL – 12. Les importations – 13. Les exportations – 14. Les associations de frais – 15. Les ASBL dans le domaine artistique et culturel – 16. Les ASBL dans le domaine de l’enseignement – 17. Les ASBL dans le domaine de l’ “horeca” – 18. Les ASBL dans le domaine de l’immobilier – 19. Les ASBL dans le domaine social, philanthropique et humanitaire – 20. Les ASBL dans le domaine médical – 21. Les ASBL dans le domaine des sports & loisirs – 22. Les ASBL dans le domaine de l’environnement – Annexes – Index. Prix : € 39 Commander : www.edipro.info Tél. 04 344 50 88
Inkoop eigen aandelen / B. Pouseele, J. Sandra, F. Soetaert, G. Verhaeghe UGA, 2007, 185 p. (Reeks Recht & onderneming in de praktijk; 2) Het inkopen van eigen effecten kan een zeer interessante techniek zijn om op een fiscaal vriendelijke manier geld uit uw vennootschap (nv, bvba of Comm.VA) te halen. Bovendien kan het u beschermen tegen vreemde aandeelhouders, uw aandelenkoers ondersteunen of u indekken tegen de uitoefening van opties door uw personeel. Sinds o.m. het Cassatiearrest van 4 november 2005 is het voor de fiscus immers niet meer zo eenvoudig om een inkoop van eigen aandelen te herkwalificeren als een gewone dividenduitkering. Aan welke voorwaarden moet de verwerving van eigen aandelen voldoen? Hoe moet u zo’n operatie boekhoudkundig verwerken en wat moet u vermelden in uw jaarrekening? Hoe staan de rechtspraak en de fiscus daar vandaag tegenover? Dit is een praktische uitgave, waar achtereenvolgens de vennootschapsrechtelijke aspecten en het boekhoudkundig en fiscaal regime bij de inkopende vennootschap aan bod komen, gevolgd door een analyse van de rechtspraak. Met nuttige modellen van oproeping en notulen van de algemene vergadering en van een raad van bestuur. Prijs: € 43 Bestellen: www.uga.be/uitgeverij Tel. 056 36 32 00
38
2 0 0 7/ 2
VA K L I T E R AT U U R
Inleiding tot de financiële wiskunde met Excel / J. Van Der Elst Lannoo, 2005, 120 p.
Suisse. Fiscal, bancaire et financier, juridique, social. 6e édition Francis Lefebvre, 2007, 543 p.
Dit boek behandelt een aantal fundamentele onderwerpen van de financiële wiskunde. Zo komen aan bod: het enkelvoudig en het samengesteld intrestrekenen, het discontorekenen, de annuïteiten, de courante kredietvormen en types van obligatierekeningen.
Cette nouvelle édition, à jour jusqu’au 1er décembre 2006, aborde de façon détaillée l’essentiel de la réglementation fiscale, juridique, sociale et, pour la première fois, le droit bancaire et financier suisse.
Specifiek voor dit boek is dat bij de gestelde problemen de voorbeelden ook opgelost worden aan de hand van het softwarepakket Excel. Als bijlage is er een overzicht van de gebruikte financiële Excel-functies. Deze handleiding is een nuttig basiswerk voor iedereen die met financiële vraagstukken te maken heeft. Het bevat naast de vele voorbeelden ook een vijftigtal opgaven met hun oplossingen. Prijs: € 14,95 Bestellen: www.lannoocampus.be Tel. 016 30 01 10
Principaux points examinés : − Fiscalité de l’épargne des particuliers ; − Transfert de domicile en Suisse : imposition à forfait des étrangers ; − Échange de renseignements en matière fiscale sur la base des récents accords UE/Suisse et des conventions fiscales ; − Accord UE/Suisse sur les dividendes, intérêts et redevances versés entre sociétés associées ; − Système d’imposition à la source des revenus de capitaux mobiliers ; − Régulation de la place financière suisse (lutte contre le blanchiment d’argent, délits d’initiés, entraide internationale en matière pénale, assistance administrative en matière boursière) ; − Secret bancaire (fondements et limites), notamment en matière fiscale ; − Les différents contrats bancaires (dépôt, gestion de fortune, conseil en placement) ; − Différentes formes d’implantation d’une activité commerciale en Suisse ; − Frontaliers et salariés envoyés en Suisse. Prix : € 95 Commander : Patrimoine, rue du Noyer 168, 1030 Bruxelles Tél. 02 736 68 47
Tijdelijke handelsvennootschappen / D.-B. Floor. Vertaald door P. Bielen Larcier, 2007, 314 p. (Bibliotheek Handelsrecht – Reeks Vennootschaps- en Financieel Recht; 5) Dit werk bestudeert de tijdelijke handelsvennootschap vanuit verschillende standpunten. Komen achtereenvolgens aan bod: − de kenmerken; − de oprichting; − de werking (de contractuele praktijk, het personeelsbeheer, de tijdelijke handelsvennootschap en de registratie van aannemers, de tijdelijke handelsvennootschap en de reglementering inzake de koppelbazerij, de erkenning van de tijdelijke handelsvennootschap als aannemer van werken); − de aansprakelijkheid van vennoten; − ontbinding, vereffening, verdeling, geschillen; − fiscaal recht en boekhoudrecht; − de tijdelijke handelsvennootschap en het mededingingsrecht (Europees en Belgisch); − de tijdelijke handelsvennootschap en het internationale privaatrecht. Bijzondere aandacht gaat uit naar de contractuele praktijk. Deze publicatie is een vertaling door P. Bielen van het boek La société momentanée, verschenen in 2002 in de reeks Répertoire notarial. Het betreft een volledig herwerkte en herziene versie, waarbij de materie werd bijgehouden tot oktober 2006. Prijs: € 150 Bestellen: www.uitgeverij.larcier.com
2 0 0 7/ 2
39