Agentschap Onroerend Erfgoed Veelgestelde vragen
Wat zijn de doelstellingen van de nieuwe regelgeving? Waarom is er een nieuwe onroerenderfgoedregelgeving? Met het Onroerenderfgoeddecreet is in de eerste plaats werk gemaakt van afstemming tussen de verschillende vormen van onroerend erfgoed, in zijn geheel opgenomen in één decreet. Zo komen het Onroerenderfgoeddecreet en –besluit in de plaats van een wet (de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen), drie decreten (het decreet tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten van 1976, het decreet houdende bescherming van het archeologisch patrimonium van 1993 en het decreet betreffende de landschapszorg van 1996) en hun (vele) uitvoeringsbesluiten. Een verbetering van die decreten en besluiten was wenselijk om een meer geïntegreerde en eigentijdse benadering van de erfgoedzorg te creëren. De nieuwe regelgeving verwezenlijkt bovendien de internationale afspraken uit het Verdrag van Valletta (1992), dat richtlijnen oplegt om het erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. Door een grotere rol weg te leggen voor gemeenten treedt het decreet tot slot de principes van de interne staatshervorming bij. Waar mogelijk zijn procedures beter afgestemd op elkaar en op die van andere beleidsvelden, bijvoorbeeld die van Ruimtelijke Ordening, Leefmilieu en Natuur. Dat zorgt voor meer transparantie en rechtszekerheid voor iedereen die met onroerend erfgoed in contact komt. Wat zijn de grootste veranderingen in de nieuwe regelgeving? Het Onroerenderfgoeddecreet geeft meer verantwoordelijkheid aan de lokale besturen. Dat betekent dat de Vlaamse overheid de beleidslijnen uitzet en dat gemeenten de kans krijgen een volwaardig complementair beleid uit te bouwen voor het onroerend erfgoed op hun grondgebied. Daartoe worden de erkenningen als onroerenderfgoedgemeente en intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst (IOED) in het leven geroepen. Ook archeologen, metaaldetectoristen en onroerenderfgoeddepots kunnen erkend worden, en er komt een kwaliteitslabel voor erfgoedondernemers. Radicaal vernieuwend is het archeologiebeleid. Het decreet implementeert het Verdrag van Valletta (1992), waardoor het tegemoet komt aan de internationale bepalingen. Tegelijkertijd wordt een nieuwe archeologieprocedure ingevoerd die een verbetering moet zijn voor bouwheer en verkavelaar. Het Onroerenderfgoeddecreet bepaalt eenduidig, aan de hand van oppervlaktecriteria, welke bouwheren een archeologietraject moeten doorlopen. De vaststelling van de inventaris bouwkundig erfgoed wordt uitgebreid naar alle inventarissen (landschapsatlas, inventaris archeologische zones, inventaris houtige beplantingen met erfgoedwaarden en inventaris historische tuinen en parken). Nieuw is ook dat bij de procedure voor de vaststelling van een inventaris het agentschap Onroerend Erfgoed een openbaar onderzoek organiseert. De gemeente in kwestie zorgt vanaf 1 januari 2015 voor de berichtgeving over de vaststelling, via de gemeentelijke website en door uithanging aan het gemeentehuis of aan het gemeentelijk administratief centrum. Het decreet voorziet in de oprichting van één technische adviesraad, de Vlaamse Commissie voor Onroerend Erfgoed (VCOE). Deze komt in de plaats van de expertencommissie en de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen. Dit is een vereenvoudiging van het bestuurlijk landschap. Ook de rechtsgevolgen van (voorlopige of definitieve) beschermingsbesluiten worden wat scherper gesteld en uitgebreid. Voor heel wat ingrepen aan een beschermd onroerend goed heb je een vergunning nodig. In deze gevallen vraagt de vergunningverlenende overheid advies aan het agentschap Onroerend Erfgoed.
1
Wil je werken uitvoeren waarvoor geen vergunning nodig is, dan vraag je hiervoor wel rechtstreeks een schriftelijke toelating aan het agentschap Onroerend Erfgoed of de erkende onroerenderfgoedgemeente. Om tot een betere afstemming met andere beleidsvelden te komen, wordt de procedure om een toelating aan te vragen geïntegreerd in de procedure om een bouwvergunning of een vergunning in het kader van de milieu-, bos- en natuurregelgeving aan te vragen. Als bovendien voor een onroerend goed, naast een beheersplan in het kader van het Onroerenderfgoeddecreet, ook een beheersplan in het kader van het Bosdecreet of het Natuurdecreet wordt opgemaakt, worden alle beheersdoelstellingen geïntegreerd in één plan. Het decreet introduceert nog een belangrijk instrument, namelijk het onroerenderfgoedrichtplan. Met een dergelijk plan kan de Vlaamse Regering een visie maken op maat van het onroerend erfgoed in een afgebakend gebied, bijvoorbeeld een riviervallei of een fortengordel, of rond een thema, bijvoorbeeld sociale huisvesting of religieus patrimonium. Een onroerenderfgoedrichtplan laat toe de ontwikkeling van het onroerend erfgoed geïntegreerd te benaderen en in samenspraak met andere sectoren en bestuursniveaus verschillende doelstellingen te formuleren. Er komen nieuwe basisprincipes voor een eenvoudiger premiestelsel. De erfgoedpremie ondersteunt het beheer van beschermde goederen en erfgoedlandschappen, of delen ervan die een opzichzelfstaand geheel vormen. Je kunt een premie aanvragen voor maatregelen, werken of diensten die noodzakelijk zijn voor het behoud of de herwaardering van erfgoedkenmerken en -elementen. Er zijn twee procedures mogelijk: de standaardprocedure of de bijzondere procedure. Je bepaalt zelf welke procedure je kiest. Met de eerste procedure kun je sneller starten met de uitvoering, bij de andere kun je een hogere premie krijgen. Nog een nieuwigheid is het stevig onderbouwde en uitgebreide handhavingsluik, waarbij zowel zachte als strengere handhaving mogelijk is, naargelang de actuele dreiging van het verlies van de erfgoedwaarden. Welke rol en opdrachten heeft een erkende onroerenderfgoedgemeente? Gemeenten krijgen de kans om zich te laten erkennen als onroerenderfgoedgemeente en zo een eigen onroerenderfgoedbeleid uit te bouwen aanvullend aan dat van de Vlaamse overheid. Gemeenten die geen erkenning willen, worden toch zo veel mogelijk betrokken bij beslissingen die hen aangaan en moeten de decretaal bepaalde taken opnemen ter uitvoering van de onroerenderfgoedregelgeving. De erkenning als onroerenderfgoedgemeente is een weloverwogen keuze en zeker geen verplichting. Daarnaast neemt een erkende onroerenderfgoedgemeente taken over van de Vlaamse overheid, en geeft zo zelf advies bij sloop of kap van een item dat is opgenomen in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed of van de houtige beplantingen met erfgoedwaarde. De onroerenderfgoedgemeente levert zelf toelatingen af voor handelingen aan of in beschermde goederen die niet onder een andere vergunningsplicht vallen (ruimtelijke ordening, milieu, natuur en bos) en ontvangt en behandelt zelf de meldingen van archeologisch vooronderzoek of van de aanvang van een archeologische opgraving. Wie kan een erkenning als Intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst (IOED) aanvragen? Een IOED kan gemeentebesturen ondersteunen bij de uitwerking van een eigen gemeentelijk onroerenderfgoedbeleid, maar ook bij de uitvoering van taken die voortvloeien uit het Onroerenderfgoeddecreet of uit dat gemeentelijke beleid. Iedereen of iedere vereniging die voldoet aan de erkenningsvoorwaarden kan een aanvraag indienen, al moet het werkgebied van een IOED uit minstens drie Vlaamse gemeenten bestaan. Om erkend te worden, maakt de kandiderende IOED een omgevingsanalyse op waarin de nadruk ligt op de gemeenschappelijke elementen in het werkingsgebied. De kandidaat legt ook een integraal en geïntegreerd onroerenderfgoedbeleidsplan voor dat rekening houdt met de noden en behoeften van de aanwezige actoren. De IOED moet de vrijwilligerswerking in de gemeente ondersteunen en toont aan dat ze werkt
2
aan een lokaal draagvlak. Uiteraard beschikt de kandiderende IOED over voldoende expertise om het beleidsplan uit te voeren, en heeft ze een breed consultatienetwerk. Na erkenning van de onroerenderfgoedgemeenten publiceert het agentschap een lijst van alle gemeenten op de website.
Wie organiseert het openbaar onderzoek bij de vaststelling van een inventaris en wie kan bezwaren indienen? Het agentschap organiseert het openbaar onderzoek bij de vaststelling van een inventaris of een deel ervan. Iedere burger kan dan bezwaren bij een vaststelling indienen. De bezwaren moeten gaan over ‘feitelijkheden’. Dat zijn bijvoorbeeld fouten in het gegeorefereerd plan, de naam van het goed of de erfgoedkenmerken (typologie, stijl, cultuur, datering, materiaal, biologische soort, thema, ...).
Moet de motivering voor de invulling van de zorgplicht bij vastgestelde inventarisitems en erfgoedlandschappen aan het agentschap bezorgd worden? Nee, de motivering over de invulling van de zorgplicht staat in de beslissing over het plan, de werken of de activiteiten.
Wat gebeurt met de aangeduide ankerplaatsen? Art.12.3.15 van het decreet bepaalt dat een definitief aangeduide ankerplaats wordt beschouwd als een vaststelling van de landschapsatlas en als een onroerenderfgoedrichtplan.
Wat is een archeologische zone? Een archeologische zone omvat alle gronden die van wetenschappelijk en cultuurhistorisch belang zijn door de mogelijk aanwezige archeologische monumenten, met inbegrip van een bufferzone. Archeologische monumenten kun je definiëren als ”alle overblijfselen en voorwerpen of enig ander spoor van menselijk bestaan die getuigenis afleggen van tijdperken en beschavingen waarvoor opgravingen of vondsten een betekenisvolle bron van informatie zijn”. Wat is een erfgoedlandschap? Een erfgoedlandschap is een gebied dat door zijn erfgoedwaarde volgens de geldende regelgeving door een gemeente, provincie of het Vlaams Gewest is afgebakend in een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) op basis van een vastgestelde inventaris of een onroerenderfgoedrichtplan. Daarbij worden de maatregelen voor het behoud van de erfgoedwaarden en -kenmerken ingeschreven in de stedenbouwkundige voorschriften. Aan deze alternatieve manier van bescherming zijn rechtsgevolgen verbonden, meer bepaald de stedenbouwkundige voorschriften uit het betrokken RUP. Hierin zijn de specifieke voorschriften opgenomen om de typische waarden en kenmerken van het onroerend erfgoed te behouden en te beschermen.
Wat is een onroerenderfgoedrichtplan? De Vlaamse regering stelt onroerenderfgoedrichtplannen op die vanuit de erfgoedwaarden (kennis uit de inventarissen) een visie bieden op de toekomstige ontwikkeling van de betrokken onroerende goederen binnen een bepaald thema of een gebied. De selectie van gebieden en thema’s verduidelijkt de
3
aandachtspunten van het onroerenderfgoedbeleid en maakt ze bespreekbaar. De visie formuleert beheersen ontwikkelingsdoelstellingen. Zo vormen de onroerenderfgoedrichtplannen de sectorale voorstellen voor inrichtingsplannen en ruimtelijke uitvoeringsplannen van andere beleidsdomeinen en -velden. Heeft een eigenaar inspraak bij een bescherming? Bij een voorlopige bescherming van zijn goed krijgt de eigenaar een aangetekende brief. Hierna organiseert de betrokken gemeente een openbaar onderzoek (en eventueel een hoorzitting), waarbij ook eigenaars bezwaren kunnen indienen. Zij doen dit dus niet meer rechtstreeks bij het agentschap, maar via de gemeente. Hoe kom je te weten of een gebouw, site of landschap is opgenomen in een vastgestelde inventaris? Voor elke nieuwe vaststelling organiseert het agentschap een openbaar onderzoek. De gemeente in kwestie zorgt voor de berichtgeving hierover. Vastgestelde items zijn te vinden op de https://inventaris.onroerenderfgoed.be. Iedereen die goederen uit een vastgestelde inventaris verhuurt of verkoopt, moet in de akte vermelden dat het goederen uit een vastgestelde inventaris zijn en wat dit inhoudt.
Hoe kom je te weten of een gebouw, site of landschap beschermd is? Alle beschermingen, of het nu om een gebouw, site of landschap gaat, kun je opzoeken via de website https://beschermingen.onroerenderfgoed.be Bij een voorlopige bescherming van zijn goed krijgt de eigenaar een aangetekende brief. Hij moet eventuele huurders of gebruikers schriftelijk op de hoogte brengen. Iedereen die goederen uit een vastgestelde inventaris verhuurt of verkoopt, moet in de akte vermelden dat het goederen uit een vastgestelde inventaris zijn en wat dit inhoudt.
Kan de vergunningverlener afwijken van een advies van het agentschap Onroerend Erfgoed over een beschermd goed? Als het degelijk gemotiveerd is, kan de vergunningverlener afwijken van een advies van Onroerend Erfgoed. Het advies van het agentschap heeft de volgende rechtsgevolgen: 1° als uit het advies blijkt dat het aangevraagde strijdig is met direct werkende normen binnen het beleidsveld Onroerend Erfgoed of als dergelijke strijdigheid manifest uit het aanvraagdossier blijkt, wordt de vergunning, toelating, machtiging, ontheffing of afwijking geweigerd. Of worden in de aan de vergunning, toelating, machtiging, ont- heffing of afwijking verbonden voorwaarden waarborgen opgenomen voor de naleving van de regelgeving over het onroerend erfgoed. Onder “direct werkende normen” wordt verstaan: supranationale, wetskrachtige, reglementaire of beschikkende bepalingen die op zichzelf volstaan om toepasbaar te zijn, zonder dat verdere reglementering met het oog op precisering of vervollediging noodzakelijk is; 2° als uit het advies blijkt dat het aangevraagde onwenselijk is in het licht van doelstellingen of zorgplichten die worden gehanteerd binnen het beleidsveld Onroerend Erfgoed kan de vergunning, toelating, machtiging, ontheffing of afwijking worden geweigerd. Onder “doelstellingen of zorgplichten” wordt verstaan: internationaalrechtelijke, Europeesrechtelijke, wetskrachtige, reglementaire of beschikkende bepalingen die de overheid bij de uitvoering of de interpretatie van de regelgeving of het voeren van een beleid verplichten tot de inachtneming van een bepaalde doelstelling of van bepaalde
4
voorzorgen, zonder dat deze op zichzelf beschouwd voldoende juridisch duidelijk zijn om onmiddellijk te kunnen worden uitgevoerd.
Wanneer moet je een toelating aan het agentschap Onroerend Erfgoed vragen? De rechtsgevolgen van een voorlopig of definitief beschermingsbesluit zijn van toepassing vanaf de kennisgeving aan de eigenaars en gemeenten of vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Vanaf dan geldt onder meer de toelatingsplicht voor bepaalde handelingen aan of in beschermde goederen. Zo moet je binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht niet-vergunningsplichtige handelingen aan de gemeente melden. De gemeente kijkt na of er wezenlijke eigenschappen van het beschermde onroerend erfgoed worden verstoord of geschaad. Als dat niet het geval is, kan de gemeente akkoord gaan en kunnen handelingen worden uitgevoerd. Als er wel eigenschappen van het beschermde onroerend erfgoed worden verstoord, geldt de toelatingsplicht. De aanvrager van de handeling moet dan toestemming vragen aan het agentschap Onroerend Erfgoed of aan de erkende onroerenderfgoedgemeente. De toelatingsplicht kan samenvallen met een vergunningsplicht die is opgelegd in een andere regelgeving (niet enkel Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO), maar ook Natuurdecreet, Bosdecreet en Milieuvergunningendecreet).
Wat doe je als je niet akkoord bent met de beslissing over een toelating of vergunning? Tegen een weigering van een vergunning of tegen de voorwaarden van de vergunning kun je beroep instellen. De aanvrager of iedere belanghebbende kan ook in een beroep gaan tegen de beslissing over een toelating. De belanghebbende kan zowel de zakelijkrechthouder of de gebruiker van het onroerend goed zijn als van de percelen die grenzen aan het onroerend goed. Belanghebbend kan ook de gemeente of de provincie zijn waarin het onroerend goed gelegen is, of het agentschap en in voorkomend geval de leden van de beheerscommissie. Als in het beroepschrift het advies van het agentschap betwist wordt, dan vraagt de beroepsinstantie de Vlaamse Commissie voor Onroerend Erfgoed (VCOE) om advies. Het beroep tegen de vergunning verloopt via de procedures uit de betrokken regelgeving.
Moet je voor elk beschermd goed een beheersplan opmaken? Nee. Het doel van een beheersplan is om een gebiedsgerichte langetermijnvisie voor onroerend erfgoed te ontwikkelen, met een geldigheidsduur van twintig jaar. In dat beheersplan is aangegeven hoe het (beschermde) erfgoed op termijn zou kunnen/moeten evolueren, wat de beheersdoelstellingen zijn en welke activiteiten er nodig zijn om de intrinsieke erfgoedwaarden te behouden. Een beheersplan kun je opmaken voor monumenten, stads- en dorpsgezichten, archeologische sites, cultuurhistorische landschappen, erfgoedlandschappen of voor een deel ervan dat een op zichzelf staand geheel vormt. Er kan dus ook voor niet-beschermd erfgoed een beheersplan worden opgemaakt. Een beheersplan maak je zeker op als je niet telkens een aparte toelating wenst te vragen om meerdere werken of handelingen in een beschermd goed uit te voeren. In het besluit tot goedkeuring van het beheersplan kan dan een lijst zijn opgenomen met handelingen die uitdrukkelijk van toelating zijn vrijgesteld. Ook als je in aanmerking wilt komen om een erfgoedpremie te krijgen voor het beheer van beschermde cultuurhistorische landschappen, stads- en dorpsgezichten, archeologische sites of een erfgoedlandschap, heb je een beheersplan nodig. In het geval van beschermde monumenten heb je in bepaalde gevallen een beheersplan nodig. Onder meer om een verhoogde erfgoedpremie te ontvangen, om een combinatie van gespecialiseerde werken uit te voeren, en om een meerjarenpremieovereenkomst af te sluiten.
5
Wanneer heb je een recht op een premie? Voor premies, toegekend vanaf 1 januari 2015, geldt het basisprincipe: het moet gaan om werkzaamheden, beheersmaatregelen en diensten gericht op het behoud of de herwaardering van erfgoedkenmerken en erfgoedelementen. Een erfgoedpremie kan toegekend worden voor beschermde goederen en erfgoedlandschappen, of voor een deel ervan dat een op zichzelf staand geheel vormt of als overgangszone geldt bij een beschermd goed. De premie kan ook voor cultuurgoederen dienen, als die goederen zijn opgenomen in een beschermingsbesluit of in een goedgekeurd beheersplan. Er zijn twee procedures voor het nieuwe premiestelsel mogelijk: de standaardprocedure of de bijzondere procedure. Je bepaalt zelf welke procedure je kiest. Met de eerste procedure kun je sneller starten met de uitvoering, bij de andere kun je een hogere premie krijgen. Bij de standaardprocedure komt maximaal € 25 000 in aanmerking en zijn er maximaal drie aanvragen per jaar mogelijk (één aanvraag voor beheer/werkzaamheden aan het exterieur; één aanvraag voor beheer/werkzaamheden aan interieurelementen en cultuurgoederen; één aanvraag voor ontsluitingswerkzaamheden voor open erfgoed). Bij de standaardprocedure is er geen wachtlijst: na maximaal 90 dagen weet een premienemer of het agentschap akkoord gaat. Als het agentschap akkoord gaat, kan de premienemer meteen met de werken beginnen. De uitbetaling van de premie moet worden aangevraagd binnen twee jaar nadat het agentschap de voorgestelde beheersmaatregelen, werkzaamheden of diensten heeft goedgekeurd. Bij de bijzondere procedure is er geen minimum- of maximumbedrag vastgelegd. Het definitieve bedrag wordt bepaald op basis van het gunningsdossier. De premienemer sluit aan bij de (bestaande) wachtlijst. De jaarlijks beschikbare middelen worden in principe in chronologische volgorde toegewezen, maar er zijn een aantal voorafnames. Het gebruikelijke premiepercentage is 40%. Voor bepaalde typen van erfgoed is een verhoogd premiepercentage voorzien, bijvoorbeeld voor ZEN-erfgoed, open erfgoed, onderwijsgebouwen en gebouwen bestemd voor een erkende eredienst. Valt de aanvraag voor een premie die wordt ingediend vóór 31/12 onder de vroegere regelgeving? Inderdaad, voor premieaanvragen geldt dat het agentschap een gunstig preadvies moet hebben gegeven of dat de ontvankelijkheid moet bevestigd zijn vóór 31/12/2014. Wanneer blijkt dat er zaken nog niet voldoen, dan moet de aanvraag worden herwerkt conform de nieuwe regelgeving.
Wat is ZEN-erfgoed? ZEN-erfgoed geeft een verruiming weer van het begrip ‘monument zonder economisch nut’. Het betekent dat het erfgoed zelf onvoldoende economische opbrengst genereert om het reguliere onderhoud te bekostigen. Een erkenning als ZEN-erfgoed is opgenomen in de goedkeuring van een beheersplan. Voor het beheer van ZEN-erfgoed kun je een verhoogde premie (60%) verkrijgen.
Wat is open erfgoed? In de nieuwe regelgeving is de al ingeburgerde term ‘open monument’ uitgebreid naar alle vormen van onroerend erfgoed. Open erfgoed is een beschermd goed of een erfgoedlandschap dat actief en op regelmatige basis (minimum 50 dagen en 300 uur per jaar) toegankelijk is met als bedoeling de erfgoedwaarden ervan in de kijker te plaatsen. Je geeft de bezoekers inzicht in de (historische) rol of betekenis van het erfgoed en richt je daarbij op alle lagen van de bevolking. Het beheersplan gaat hier
6
dieper op in. Ook als je er maar een gedeelte van openstelt, kun je voor dat open erfgoed een verhoogde premie krijgen, op voorwaarde dat dit gedeelte een opzichzelfstaand geheel vormt. Open erfgoed moet uitdrukkelijk worden erkend in de goedkeuring van een beheersplan. Voor het beheer van open erfgoed kun je een verhoogde premie (80 %) aanvragen.
Wat moet iemand die graafwerken gaat uitvoeren, doen om in orde te zijn met de regels voor archeologie? Het hoofdstuk Archeologie van het Onroerenderfgoeddecreet treedt pas in werking wanneer er voldoende archeologen erkend zijn. In de loop van 2015 zal het agentschap bekendmaken wanneer dat aantal is bereikt. Tot dan blijft het Archeologiedecreet van 1993 van kracht. Archeologisch onderzoek kan opgedeeld worden in twee categorieën: onderzoek dat verplicht is (bij stedenbouwkundige of verkavelingsvergunning) en onderzoek dat vrijwillig (met het oog op wetenschappelijke vraagstellingen) wordt uitgevoerd. Een bouwheer die voor een bouwproject een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning moet aanvragen, is in bepaalde gevallen verplicht om een bekrachtigde archeologienota toe te voegen aan de vergunningsaanvraag. Die nota is het resultaat van een archeologisch vooronderzoek, waarvoor een erkend archeoloog moet worden aangesteld. Die maakt een archeologische evaluatie van de betrokken percelen. Of de bouwheer verplicht is een archeologienota toe te voegen aan de vergunningsaanvraag is onder meer afhankelijk van de totale oppervlakte van de percelen, de oppervlakte van de geplande bodemingrepen, de ruimtelijke bestemming van het terrein en de ligging binnen of buiten een archeologische zone uit de vastgestelde inventaris of binnen een beschermde archeologische site. Voor stedenbouwkundige vergunningen en voor verkavelingsvergunningen zijn de criteria en drempels verschillend. Als het archeologisch onderzoek met het oog op wetenschappelijke vraagstellingen de vorm aanneemt van een vooronderzoek met ingreep in de bodem of een opgraving, moet het uitgevoerd worden door een erkend archeoloog. Die vraagt daarvoor toelating aan het agentschap Onroerend Erfgoed. Een van de voorwaarden is dat de zakelijkrechthouder (meestal de grondeigenaar) akkoord gaat met de onderzoekstermijnen. Ook moeten er garanties zijn over de verantwoordelijkheid bij schade en over de bestemming van vondsten. Het agentschap kan de toelating toekennen, weigeren of er voorwaarden aan verbinden. Als de erkende archeoloog mag starten, dan laat hij het agentschap Onroerend Erfgoed weten wanneer het effectieve vooronderzoek met ingreep in de bodem of de opgraving begint. Wat moet je doen als je toevallig iets waardevols hebt opgegraven? Archeologische artefacten of sites kunnen ook aan het licht komen buiten een archeologisch onderzoek om. Wie per toeval een goed aantreft waarvan hij weet of vermoedt dat het om een archeologische vondst gaat, moet dit binnen de drie dagen melden aan het agentschap Onroerend Erfgoed. Het agentschap heeft dan tien dagen de tijd om de situatie op het terrein zelf te onderzoeken, bijvoorbeeld met een opgraving. Na de terreinevaluatie kan de termijn van tien dagen verlengd of ingekort worden. Als toevalsvondsten niet worden gemeld, leidt dat tot een onherroepelijk verlies van erfgoedwaarden. Wie zo’n vondst niet aangeeft bij het agentschap Onroerend Erfgoed is daarom strafbaar. Als je denkt op een vondst te zijn gestoten, neem je contact op met het agentschap Onroerend Erfgoed via het vondstmeldingsformulier: www.onroerenderfgoed.be/digitaalvondstmeldingsformulier.
7
Wat moet je doen als je een verwaarlozing of een beschadiging van een beschermd onroerend goed ziet? Je meldt dit bij een van onze provinciale diensten, zodat het agentschap het verder kan onderzoeken. De telefoonnummers of e-mailadressen vindt je op onze website https://www.onroerenderfgoed.be/nl//overons/contact/.
8