Hoofdlijnennotitie Invoering Passend onderwijs samenwerkingsverband Groningen Ommeland 20.02 i.o
Versie 13 juni 2013
1
documentgeschiedenis
Versie 1 2 3
Datum 2-11-2012 4-12-2012 19-12-2012
4 5 6 7
06-03-2013 13-04-2013 16-5-2013 10-6-2013
Toelichting op wijzigingen Concept ter bespreking in de stuurgroep Bijgestelde versie na overleg stuurgroep Bijgestelde versie na bespreking in de stuurgroep op 12-12-2012. Voor 1-2-2013 geen opmerkingen meer ontvangen. Bijgesteld Bijgesteld nav besturenoverleg 15-03-2013 Bijgesteld nav besturenoverleg 25-04-2013 Bijgesteld nav stuurgroep 3-6-2013
2
Vooraf De wet Passend Onderwijs is op 9 oktober 2012 aangenomen en daarmee is aan een periode van onzekerheid een einde gekomen en kunnen de samenwerkingsverbanden en de scholen daadwerkelijk aan de slag met de invoering van passend onderwijs. Met de invoering van Passend Onderwijs beoogt de overheid Passend Onderwijs voor elke leerling. Daarnaast wil de overheid minder bureaucratie, financiële beheersbaarheid en samenwerking met o.a., het jeugddomein. De schoolbesturen krijgen zorgplicht en het is aan de samenwerkingsverbanden om te zorgen voor een dekkende ondersteuningsstructuur. In deze hoofdlijnennotitie wordt beschreven welke ontwikkelingen de invoering van passend onderwijs met zich meebrengt voor het nieuwe samenwerkingsverband Groningen Ommelanden (GO). De huidige samenwerkingsverbanden VO en de REC’s blijven tot 1 augustus 2014 bekostigd. Hoe de overgangsperiode wordt ingevuld is nog een kwestie van nadere bespreking in het besturenoverleg waarin alle schoolbesturen van het nieuw te vormen samenwerkingsverband participeren. Deze notitie gaat vooral over de periode vanaf 1 augustus 2014 als de zorgplicht voor schoolbesturen is ingevoerd en de bekostiging van de lichte en de zware ondersteuning naar het samenwerkingsverband wordt overgeheveld. Deze notitie is een groeidocument en zal na ieder besturenoverleg worden aangevuld en aangepast.
3
1
Passend Onderwijs
1.1 Wettelijk kader Passend onderwijs De invoering van Passend Onderwijs brengt veel veranderingen met zich mee. De belangrijkste staan hieronder vermeld. Zorgplicht Ouders melden hun kind aan bij de school die hun voorkeur heeft. Binnen 6 tot 10 weken moet de school een zo passend mogelijk aanbod op de eigen, een andere reguliere of een speciale school binnen de regio regelen. De school heeft een zorgplicht. De school regelt de extra ondersteuning in de klas of een plek op een andere school of de plaatsing in het speciaal onderwijs. Ouders hoeven dus niet meer zelf een ingewikkelde indicatieprocedure te doorlopen. De landelijke indicatiesystematiek wordt afgeschaft. Onderwijsbehoefte Het accent verschuift van het medisch labelen van kinderen, naar wat zij daadwerkelijk nodig hebben om onderwijs te kunnen volgen. De onderwijsbehoefte is dus vanaf nu het uitgangspunt. In de wet wordt dan ook expliciet gesproken van onderwijsondersteuning van leerlingen. Ondersteuningsprofiel Scholen stellen een ondersteuningsprofiel op. Hierin geven zij aan welke onderwijsondersteuning ze aan leerlingen kunnen bieden. Leraren worden opgeleid in het omgaan met verschillende soorten leerlingen in de klas. Hierdoor kunnen leerlingen zo veel mogelijk extra ondersteuning in de klas krijgen, in plaats van daarbuiten. Het samenwerkingsverband Kan de school waar de leerling is aangemeld niet zelf in de benodigde onderwijsondersteuning voorzien, dan is het de verantwoordelijkheid van de school om binnen het samenwerkingsverband een school te vinden die wel een passend aanbod kan doen. Is het niet haalbaar om de leerling binnen het regulier onderwijs te plaatsen, dan kan een aanbod op het (v)so worden gedaan. De samenwerkingsverbanden passend onderwijs worden verantwoordelijk voor de lichte en zware ondersteuning. Samenwerkingsverbanden krijgen ook een eigen budget voor extra ondersteuning. Betalen en bepalen van onderwijsondersteuning komt hiermee in één hand. Deze middelen worden (na een overgangsperiode) naar rato van het aantal leerlingen verdeeld over de samenwerkingsverbanden. Op die manier krijgt iedereen naar rato evenveel. Omdat dit anders is dan nu – op dit moment zijn de beschikbare middelen ongelijk verdeeld over het land – noemen we dit ‘de verevening’. Omdat de verevening tot herverdeeleffcten leidt, is een overgangsregeling van 5 jaar geformuleerd. Door regionale samenwerking is niet alleen betere samenwerking, expertise-uitwisseling en afstemming mogelijk tussen scholen onderling, maar ook tussen scholen en gemeenten. Samenwerkingsverbanden kunnen aan scholen extra onderwijsondersteuning in de klas toekennen voor leerlingen die dat nodig hebben. Het ondersteuningsplan Samenwerkingsverbanden stellen een ondersteuningsplan op waarin zij onder meer aangeven welk niveau van basisondersteuning zij bieden, hoe zij met elkaar een samenhangend geheel aan ondersteuningsvoorzieningen hebben gecreëerd, hoe de beschikbare middelen worden verdeeld, op welke wijze verwijzing naar het (v)so plaatsvindt en hoe zij ouders informeren. Ouders en leraren hebben via de ondersteuningsplanraad instemmingsrecht op het beleid en de verdeling van het budget van het samenwerkingsverband.
4
Het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs In het regeerakkoord van het kabinet Rutte II staat dat zowel de middelen voor het leerwegondersteunend onderwijs als het praktijkonderwijs aan het budget van het samenwerkingsverband zullen worden toegevoegd. In een brief aan de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris inmiddels aangegeven dat vanaf 2015 de middelen voor LWOO en PRO worden toegevoegd aan het budget van het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband neemt de indicatiestelling van de RVC’s over en is gehouden voorlopig de huidige landelijke criteria te blijven hanteren, tenzij alle schoolbesturen met een LWOO/PRO-licentie binnen het samenwerkingsverband ermee instemmen dat andere criteria worden toegepast. In 2018 zal duidelijk worden of en hoe verevening van de huidige LWOO/PRO middelen eruit gaat zien. De middelen voor LWOO/PRO worden bevroren op het niveau van 2012. 1.2
Samenstelling van het samenwerkingsverband Groningen Ommelanden
Het nieuw te vormen samenwerkingsverband zal bestaan uit de volgende besturen
Besturen van VO-scholen
Besturen van scholen voor VSO
dr. Aletta Jacobs College
OPRON (Margaretha Hardenbergschool) SOOOG (De Meentschool) VPCO ZOG (Meidoornschool)
AOC Terra rsg de Borgen CSG De Catamaran Dollard College Eemsdeltacollege Gomarus College Het Hogeland College Lauwerscollege dr. Nassau Colllege Noorderpoort Ubbo Emmius Winkler Prins
Besturen die op basis van opting in toetreden Gereformeerd Speciaal Onderwijs (de Steiger) RENN4 SCSOG (De Wingerd) Portalis (Renn4)
De Steiger wordt in het bestuur van het SWV vertegenwoordigd door het Gomaruscollege. SCSOG wordt vertegenwoordigd door Ubbo Emmius en Portalis door RENN4. Het nieuw te vormen samenwerkingsverband Groningen Ommelanden staat aan het begin van het traject van de vorming van een nieuw samenwerkingsverband. Op 1 november 2013 moet het nieuwe samenwerkingsverband een rechtspersoon hebben ingericht. Het plan van aanpak is goedgekeurd door het besturenoverleg op 20 september 2012. Er is een stuurgroep ingesteld en een projectleider benoemd. 1.3 Communicatie Specifiek aandachtspunt vormt de wijze waarop de communicatie tijdens het traject wordt vormgegeven. Uitgangspunt daarbij is dat de communicatie met de eigen achterban over de inhoud en de voortgang van het proces primair de eigen verantwoordelijkheid van de deelnemende besturen binnen het samenwerkingsverband is
5
Het is van essentieel belang om alle direct betrokkenen in het werkveld bij het proces te betrekken. Dit verhoogt de kwaliteit van de besluitvorming en het uiteindelijke draagvlak voor de te maken keuzen. Naast het feit dat de scholen zelf de communicatie met het personeel en ouders verzorgen, maakt het samenwerkingsverband van de internetsite www.passendonderwijsgroningen.nl gebruik. Via deze site zal ook alle relevante informatie beschikbaar zijn. Verder zal op gezette tijden een informatiebulletin verschijnen die op alle scholen zal worden uitgedeeld. Verder kunnen binnen het samenwerkingsverband groepen worden onderscheiden die op gezette tijden geïnformeerd moeten worden. Hierbij kan men denken aan locatiedirecteuren, leden van de medezeggenschapsraden en zorgcoördinatoren. Een werkgroep zal het onderdeel communicatie verder gaan uitwerken.
6
2
Visie van het samenwerkingsverband
2.1
Missie Elke leerling heeft recht op passend onderwijs dat zoveel mogelijk thuisnabij gerealiseerd wordt.
2.2 Visie De gezamenlijke schoolbesturen in het samenwerkingsverband hebben de ambitie om leerlingen passend onderwijs te bieden onder het motto ‘gewoon waar het kan, speciaal waar het moet’. Deze ambitie is niet nieuw en sluit aan bij wat scholen nu ook al doen. Aansluiten bij wat al goed gaat is belangrijk en versterkt het vertrouwen dat het mogelijk is om de ambitie te realiseren. Tegelijk is er de overtuiging dat door samenwerking meer te bereiken is en dat niet alles is morgen te realiseren is. Deze ambitie vertaalt zich in: • Meer leerlingen in het regulier en minder in het speciaal onderwijs. • Focus op het sterker maken van docenten • We willen geen thuiszitters • Minder leerlingen in tussenvoorzieningen • Meer expertise binnen de reguliere school (en niet daarbuiten) 1
2.3 Model samenwerkingsverband Het samenwerkingsverband kiest voor een model waarbij wordt uitgegaan van de aanwezigheid van bovenschoolse expertise maar waarbij uitdrukkelijk gewerkt wordt aan het vergroten van de professionaliteit van de docenten . Vandaar dat deze expertise voor een groot deel zal worden ingezet voor de professionalisering van de docenten, want we gaan er vanuit dat passend onderwijs in de klas gerealiseerd moet worden. Wanneer het model goed wordt vormgegeven zal de bovenschoolse expertise in omvang afnemen omdat de scholen in toenemende mate in staat zijn de leerlingen op maat te bedienen. We realiseren ons dat er bovenschoolse voorzieningen nodig blijven.
2.4 Kwaliteit onderwijs en docent Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs op hun scholen. De schoolbesturen zorgen voor het bieden van de basisondersteuning die binnen het samenwerkingsverband is afgesproken en zijn hierop aanspreekbaar. De docent is de spil waar het om draait, ook bij het realiseren van passend onderwijs. Daarom is er veel aandacht voor het professionaliseren van de docenten en het optimaliseren van de interne zorgstructuur op de scholen. Hierdoor kan ook meer in preventieve zin worden gewerkt.
Schoolbesturen investeren in professionalisering van docenten Schoolbesturen dragen zorg voor een sluitende, systematische ondersteuningsstructuur voor het hele samenwerkingsverband waar docenten en ouders een beroep op kunnen doen Docenten kunnen rekenen op ondersteuning binnen school in het omgaan met verschillen tussen leerlingen De expertise binnen school en vanuit het samenwerkingsverband is erop gericht om docenten sterker te maken in het primair proces.
2.5 Basisondersteuning schoolniveau Elke schoolbestuur beschikt over een schoolondersteuningsprofiel waarbij is aangegeven wat de ouder van de school mag verwachten, als het gaat om leerlingen die specifieke ondersteuning nodig hebben. Het profiel beschrijft de basisondersteuning en vormen van beschikbare extra ondersteuning binnen school.
1
Zie de brochure van het CPS waar 4 modellen worden geschetst. De brochure is aan alle besturen gezonden.
7
Elke school verwoordt in het profiel niet alleen wat de school nu kan, maar ook de ambitie van de school voor de toekomst. Ook de scholen voor (V)SO beschrijven hun ondersteuningsaanbod en zullen vanuit hun expertise een bijdrage leveren aan het samenwerkingsverband. De ondersteuningsprofielen worden binnen het samenwerkingsverband op elkaar afgestemd omdat het samenwerkingsverband moet toetsen of sprake is van een dekkend aanbod. Het samenwerkingsverband bepaalt het minimale niveau van basisondersteuning dat alle scholen dienen te hebben. In het ondersteuningcontinuüm van het samenwerkingsverband is het (V)SO een belangrijke partner zeker in de extra ondersteuning met bijbehorende arrangementen. Binnen het samenwerkingsverband is het niveau van basisondersteuning gezamenlijk afgesproken, dat wil zeggen het geheel aan ondersteuning(svoorzieningen) dat op elke school tenminste aanwezig moet zijn. Wij verwijzen hiervoor naar het aparte document ‘Basisondersteuning binnen SWV Groningen Ommelanden’ waarin de afgesproken thema’s/standaarden zijn beschreven en ook is verwoord dat elke school hierbij een ‘vier’dient te scoren op een scorebalk van 1-5 en gebruik maakt van dezelfde methodiek (nulmeting), waardoor dmv spindiagrammen ook aggregatie op het niveau van het SWV mogelijk is.
2.6 Taken samenwerkingsverband De schoolbesturen in het samenwerkingsverband maken afspraken over hoe voor elke leerling zo goed mogelijk passend onderwijs kan worden gerealiseerd. Ze leggen deze afspraken vast in een ondersteuningsplan. Dit ondersteuningsplan wordt ten minste 1 keer per 4 jaar opgesteld en wordt tussentijds in 2016 geëvalueerd. Bij het vaststellen van het ondersteuningsplan kan het samenwerkingsverband slechts beperkingen stellen aan de door de school gewenste invulling van het ondersteuningsprofiel, als dat voor het samenwerkingsverband met het oog op de beschikbare ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen een onevenredige belasting zou vormen. Naast het opstellen van het ondersteuningsplan heeft het samenwerkingsverband de taak om te beslissen of een leerling wordt toegelaten tot het (v)so. Het bevoegd gezag van de school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven staat, vraagt hiervoor een toelaatbaarheidsverklaring aan bij het samenwerkingsverband. Om te beslissen over de toelating van een leerling tot het vso, vraagt het samenwerkingsverband advies aan deskundigen. Bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) worden nadere voorschriften gegeven over de aard van de noodzakelijke deskundigheid. Op basis daarvan beslist het samenwerkingsverband of de leerling toelaatbaar is tot het vso. Zo ja, dan geeft het verband een verklaring af met daarop het nummer van de toelaatbaarheidsverklaring, de startdatum en einddatum en het overeengekomen bekostigingsniveau van de ondersteuning. Het samenwerkingsverband legt jaarlijks verantwoording af over het gevoerde beleid in een jaarverslag en jaarrekening. Hierin informeert het samenwerkingsverband de overheid en andere belanghebbenden over de gang van zaken binnen het samenwerkingsverband, de behaalde resultaten en de inzet van middelen. Daarnaast moet het samenwerkingsverband op overeenstemming gericht overleg voeren met de gemeenten.
2.7 Samenwerking Onderwijs, CJG en Jeugdzorg Voor sommige leerlingen geldt dat zijn niet alleen binnen het onderwijs extra ondersteuning nodig hebben maar dat ook gerichte ondersteuning in de thuissituatie nodig is. In dit situaties moet er snel geschakeld kunnen worden tussen onderwijs en jeugdzorg. Samenwerking met partners in de jeugdzorgketen is daarbij onontbeerlijk. In een provinciale regiegroep is overeenstemming bereikt over belangrijke uitgangsputen voor deze samenwerking. In een notitie hierover wordt als volgt samengevat: a. Gemeenten en onderwijs willen samenwerken m.b.t. ontwikkeling, implementatie en uitvoering van het Passend Onderwijs en de decentralisatie Jeugdzorg en hebben daarvoor afstemmingsoverleg op lokaal, regionaal en provinciebreed niveau waarbij we ook over de provinciegrenzen heen afstemming zoeken. b.
Het onderwijs is een onmisbare schakel in het tijdig opsporen van problemen en de aanpak daarvan; de school wordt gezien als een belangrijke plek om problemen vroeg te signaleren, zodat snel en adequaat
8
(lichte) zorg en ondersteuning verleend kunnen worden en problemen niet escaleren. De school is vindplaats maar de aanpak voor het oplossen van de problemen hoeft niet noodzakelijkerwijs in het onderwijs plaats te vinden. Wanneer er in het gezin en/of de leefomgeving een probleem wordt gesignaleerd zal daar waar dat nodig is de school worden geïnformeerd, geraadpleegd dan wel betrokken bij de afstemming van de hulpverlening. c.
We willen jeugdigen een goede start bieden, overdracht en overgangen goed regelen, problemen en uitval zoveel mogelijk voorkomen en daar waar nodig adequate ondersteuning bieden in en rond de scholen, het gezin en leefomgeving.
d.
Voor het in enige vorm indiceren of toegankelijk maken van de zwaardere voorzieningen is het belangrijk dat ouders en/of hun kinderen eenduidig worden bediend en dat onderwijs en gemeenten samenwerken. Voor leerlingen waarbij de problematiek dermate complex en ernstig is dat de pedagogische civil society ontoereikende mogelijkheden biedt en dus zijn aangewezen op zware zorg, maken gemeenten op regionaal of bovenregionaal afspraken over de beschikbaarheid en toegankelijkheid van deze zware ondersteuning. Bestaande samenwerkingsrelaties tussen (voortgezet) speciaal onderwijs en hulpverlening (ontstaan op basis van noodzakelijke deskundigheid) worden daarbij waar mogelijk gerespecteerd.
e.
f.
We streven naar een compacte en overzichtelijke overlegstructuur waar provinciebreed tussen gemeenten en onderwijs op beleidsmatige hoofdlijnen, overleg wordt gevoerd, afstemming wordt gezocht en kaders voor het beleid worden ontwikkeld. Bij het ontwikkelen van (kader)beleid wordt gekeken of het provinciale niveau wenselijk is, of dat het lokaal/regionaal kan worden ingestoken. De weging op welk niveau dit moet gebeuren moet geschieden in de afstemming tussen gemeenten en onderwijs. Regionale ervaringen worden benut en waar mogelijk streven we naar provinciale eenduidigheid.
2.8 Ouders, identiteit en partnerschap Het respecteren van elkaars identiteit is een belangrijke pijler in de samenwerking binnen het samenwerkingsverband. Ook de schoolbesturen respecteren elkaars identiteit bij de samenwerking. Dit uit zich onder meer in de wijze waarop het samenwerkingsverband met keuzevrijheid van ouders wil omgaan. De schoolkeuzevrijheid van ouders staat bij het samenwerkingsverband voorop. Het samenwerkingsverband ondersteunt daarom schoolbesturen in het realiseren van de schoolkeuze van ouders indien het gaat om leerlingen die extra ondersteuning behoeven op een school binnen het samenwerkingsverband. Ouders en school werken samen in het belang van de leerling en hebben elk hun verantwoordelijkheid. De schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor het helder maken aan ouders van het beschikbare ondersteuningsaanbod. De schoolbesturen hebben zorgplicht en dienen ouders nauw te betrekken bij het bieden van passend ondersteuningsarrangementen. Binnen het samenwerkingsverband vindt afstemming plaats ten aanzien van ondersteuningsvragen vanuit de scholen en de communicatie met ouders hierover, bij verwijzing naar tussenvoorzieningen of andere scholen etc. In het ondersteuningsplan zal worden opgenomen waar en hoe ouders informatie kunnen vinden over het beschikbare ondersteuningsaanbod binnen het samenwerkingsverband. De hoofdlijn is: ouders- scholen – samenwerkingsverband; het samenwerkingsverband ondersteunt de scholen die een passend aanbod moeten doen aan ouders.
9
3
Inrichting van het samenwerkingsverband
3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt op hoofdlijnen de bestuurlijke inrichting van het samenwerkingsverband beschreven. Nadere uitwerking hiervan in statuten etc. volgt. 3.2
Uitgangspunten voor de inrichting Bij de bestuurlijke inrichting wordt recht gedaan aan de positie van de kleinere besturen. Het samenwerkingsverband kent een dagelijkse leiding De dagelijkse leiding heeft een beleidsvoorbereidende en beleidsuitvoerende functie. De besluitvormende functie en het toezicht berust bij het bestuur. De inrichting van het samenwerkingsverband wordt binnen twee jaar geëvalueerd en kan op basis van de uitkomsten worden bijgesteld. De afstand tussen het bestuur en de dagelijkse leiding moet niet te groot zijn.
3.3 Bestuurlijke inrichting De voorkeur gaat uit naar de stichting als rechtspersoon. Dit opent de mogelijkheid dat alle aangesloten schoolbesturen ook een bestuurszetel hebben en een gelijke positie hebben, die ook bestuurlijke betrokkenheid waarborgt. Het bestuur van de stichting is eindverantwoordelijk voor het functioneren van het samenwerkingsverband en daarop ook extern (bv inspectie) aanspreekbaar. Binnen de stichting moet onderscheid worden gemaakt tussen de functie bestuur en de functie intern toezicht (de wet Passend Onderwijs eist een scheiding hiervan). Voorgesteld wordt om het bestuur van de stichting een toezichthoudende rol te geven, dus kaderstellend en geen uitvoerend bestuur te vormen. Om de toezichtfunctie goed te kunnen uitvoeren wordt binnen het bestuur een dagelijks bestuur gevormd voor uitvoerende bestuurlijke taken. De dagelijkse leiding wordt via een mandaat neergelegd bij een te benoemen directie van het samenwerkingsverband. Het bestuur (AB) keurt de belangrijkste besluiten goed (begroting, ondersteuningsplan, jaarrekening) en draagt aan het uitvoerend bestuur op aan het dagelijks bestuur (DB).. Het DB treedt voor de directie op als sparringpartner en monitort de uitvoering van het beleid door o.a. de verantwoordingsrapportages en de voortgangsrapportages van de directie. Het DB bestaat uit 3-5 personen.
Uitwerking Bestuur/directie model in stichting Het bestuur heeft de volgende taken: -
Goedkeuren misie/visie en toezichtskader
-
Benoemen van de leden van het DB
-
Goedkeuren van ondersteuningsplan
-
Goedkeuren van (meerjaren)begroting/jaarplan
-
Goedkeuren jaarrekening/jaarverslag
-
Benoemen accountant
Het dagelijks bestuur heeft de volgende taken: -
Instemming op onderwerpen die aan het bestuur worden voorgelegd (voorbereiding vergadering bestuur)
-
Toezien op uitvoering ondersteuningsplan (monitoring)
-
Goedkeuren verantwoordingsrapportages van directie
10
-
Adviseren aan directie (sparringpartner)
-
Benoemen, schorsen en ontslaan van directie (werkgeversrol)
De directie heeft als taak: -
Voorbereiden, formeel vaststellen en uitvoeren ondersteuningsplan
-
Dagelijkse leiding aan het samenwerkingsverband inclusief personeel
-
Financieel beheer middelen SWV conform goedgekeurde begroting
-
Verantwoorden resultaten en inzet middelen aan DB/AB
-
Overleg met scholenplatform (afstemmen voorbereiding en uitvoering)
Belangrijke notie is dat het dagelijks bestuur geen eigen beleid voert maar toeziet op de uitvoering van het beleid dat het algemeen bestuur heeft goedgekeurd. Het samenwerkingsverband kiest in de startfase voor een tijdelijke inrichting van de directiefunctie, door middel van een aan te stellen projectleiding/management voor de maximale duur van 2 jaar. De projectmanager krijgt tevens als taak om de haalbaarheid te onderzoeken van samenwerkingsmogelijkheden met het Samenwerkingsverband VO Groningen stad.
3.4 Voorzitter Een belangrijk element om tot zorgvuldige besluitvorming te komen betreft de rol van de voorzitter. De voorzitter is regisseur van het besluitvormingsproces en heeft als bijzondere taak erop te letten dat alle in het geding zijnde belangen aan bod zijn gekomen en dat een goede belangenafweging heeft kunnen plaatsvinden waarbij alle bestuursleden voldoende ruimte hebben gehad om hun inbreng te leveren. De voorzitter wordt benoemd uit het midden van het bestuur. Voor het geval de dubbelrol (voorzitter en schoolbestuurder) mocht gaan knellen heeft de voorzitter de gelegenheid om een vertegenwoordiger van zijn schoolbestuur naar de bestuursvergadering af te vaardigen. Tot dat moment kan de voorzitter dus zelf ook, indien nodig, meestemmen.
3.5 Besluitvorming Bij de besluitvorming wordt er gestreefd naar consensus, echter in de statuten moet bepaald hoe een besluit tot stand komt indien consensus niet kan worden bereikt, namelijk met meerderheid van stemmen. In de uitgangspunten is geformuleerd dat recht moet worden gedaan aan de positie van grote en kleine schoolbesturen. Gegeven het grote aantal schoolbesturen dient een stemverhouding vooral transparant te zijn, gemakkelijk te berekenen, waarbij wel wordt voorkomen dat slechts enkele (grote) schoolbesturen de meerderheid vormen. Op basis hiervan wordt gekozen voor de volgende stemmen-staffel per deelnemend schoolbestuur: 0-750 leerlingen 1 stem 750-1500 leerlingen 2 stemmen 1500 of meer 3 stemmen. Op deze wijze heeft elk deelnemend schoolbestuur ten minste 1 stem en wordt de invloed van een groot schoolbestuur afgetopt tot maximaal 3 stemmen. Er zijn tenminste 5 schoolbesturen nodig (van de 20 schoolbesturen) om een meerderheid te vormen. De zgn. opting-in schoolbesturen zijn in deze staffel ook meegenomen voor zover het gaat om leerlingen die uit de regio komen en ingeschreven zijn bij het schoolbestuur van cluster 3 of cluster 4.
11
3.6 Geschillenregeling De staatssecretaris heeft bepaald dat er een landelijke arbitragevoorziening gaat komen om bestuurlijke geschillen binnen het samenwerkingsverband te beslechten. Met de sectorraden is afgesproken dat zij een modelpassage voor de statuten ontwikkelen. Inmiddels is de Landelijke Arbitrage Commissie Passend Onderwijs geïnstalleerd; het samenwerkingsverband zal zich hierbij aansluiten en de modelpassage opnemen in de statuten. Tevens zal het samenwerkingsverband een interne geschillenregeling instellen om zoveel mogelijk te bewerkstelligen dat geschillen ‘in eigen kring’ worden opgelost.
3.7 Medezeggenschap Er moet een ondersteuningsplanraad (OPR) worden ingericht. De enige taak van deze raad zal zijn het verlenen van instemming met het voorliggende ondersteuningsplan. Het ondersteuningsplan moet tenminste eenmaal in de vier jaar worden vastgesteld. De OPR moet wettelijk worden samengesteld uit vertegenwoordigers van leerlingen, ouders en personeel van de aangesloten scholen. De OPR moet voor de helft bestaan uit ouders (waaronder evt ook leerlingen) en voor de helft uit personeel. Verder is het verplicht om een medezeggenschapsraad voor het personeel van het SWV in te stellen; indien geen personeelsleden bij het SWV in dienst zijn zal dit een lege MR zijn. De OPR moet enerzijds draagvlak hebben vanuit de aangesloten schoolbesturen en anderzijds ook slagvaardig kunnen zijn. Er zijn 20 schoolbesturen; de omvang van de OPR wordt gemaximeerd op het aantal schoolbesturen; de OPR kan (in de toekomst) wel kleiner zijn, maar niet groter dan 20 leden. In de startfase wordt gestart met 20 leden (eventueel 18 aangezien 2 schoolbesturen worden vertegenwoordigd door een ander schoolbestuur, dit zou ook gelden voor de medezeggenschap). Dit betekent dat elk schoolbestuur of een ouder (eventueel leerling) levert of een personeelslid. Het recht op voordracht is een recht van de MR van het betreffende schoolbestuur. Er is in mei een voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd voor alle (G)MR-en en kandidaatleden van de OPR. In september 2013 vindt de oprichtingsvergadering van de OPR plaats.
12
4
Onderwijsondersteuning en professionalisering
Het samenwerkingsverband i.c de schoolbesturen kiest met betrekking tot de inrichting van de onderwijsondersteuning en professionalisering voor een regionale benadering met een focus op de basisondersteuning voor alle leerlingen. De missie en visie zijn vertaald in een aantal ambities als uitgangspunt voor de inrichting van de onderwijsondersteuning en professionalisering. • Professionalisering • Flexibiliteit in ondersteuning. • Kwaliteitscyclus • Regionale samenwerking • Opbrengsten in relatie tot het ontwikkelingsperspectief worden gerealiseerd. • Provinciale samenwerking.
4.1 Richtinggevende uitspraken met betrekking tot de verdere inrichting.
4.1.1.Professionalisering Passend Onderwijs vindt plaats in de klas. De schoolbesturen zijn zelf verantwoordelijk voor het realiseren van de basisondersteuning en de kwaliteit van het onderwijs. De basisondersteuning (wat moet elke school tenminste kunnen bieden aan ondersteuning) wordt binnen het samenwerkingsverband gezamenlijk afgesproken. De ambitie is gericht op het vergroten van de basisondersteuning doordat schoolbesturen gericht inzetten op uitbreiding van o.a. het handelingsrepertoire van onderwijspersoneel. We vinden het als samenwerkingsverband i.c de schoolbesturen belangrijk dat de professionalisering meetbaar ten goede komt aan de doorontwikkeling van de basisondersteuning. Alle leerlingen profiteren van de extra kennis en expertise. 4.1.2.Flexibiliteit van de onderwijsondersteuning Er zijn leerlingen die aanvullend op de basisondersteuning kort of langdurig extra ondersteuning nodig hebben. Binnen de scholen van het samenwerkingsverband worden aanvullende ondersteuningsarrangementen aangeboden. - Dit kan zijn in de reguliere school, in een tussenvoorziening (tijdelijk) of in een speciale voorziening (al dan niet in symbiose vorm). - De arrangementen worden gemoduleerd opgebouwd zodat ook flexibel kan worden gereageerd op de ondersteuningsbehoefte van een leerling. - De arrangementen zijn altijd handelingsgericht met het oog op het te behalen ontwikkelingsperspectief van een leerling. - De gemoduleerde arrangementen kunnen op leerling groeps- of op schoolniveau worden ingezet.
13
Indien er rondom bepaalde onderwijsbehoeften sprake is van probleemverdichting (veelvuldig voorkomen van arrangementen) of handelingsverlegenheid binnen scholen is de prioritering in handelingsniveau als volgt: 1. Professionalisering in het primaire proces of de interne ondersteuningsstructuur; (heeft de school zich voldoende ingespannen in het kader van basisondersteuning); 2. Expertise-uitwisseling tussen scholen, afstemming over mogelijke (regionale) verwijzing, advies; (heeft de school gebruik gemaakt van regionale expertise-mogelijkheden); 3. Indien punt 1 en 2 onvoldoende tegemoet komen aan de ondersteuningsbehoefte m.b.t. de te bieden ondersteuning of probleemverdichting bestaat de mogelijkheid dat het samenwerkingsverband een ondersteuningsarrangement toekent. Toetsing door het SWV aan punt 1 en 2 is nodig gelet op bekostiging en mogelijke aantrekkingskracht van deze arrangementen. De arrangementen variëren van ondersteuning in de klas/school tot en met een plaats in het VSO. 4.2.Kwaliteitscyclus Het schoolbestuur legt verantwoording af over de inzet van de toegekende arrangementen. De afgegeven arrangementen worden systematisch geëvalueerd en mogelijk bijgesteld. Hiervoor zal een cyclisch systeem van kwaliteitszorg nodig zijn op het niveau van het samenwerkingsverband. De kwaliteitszorg richt zich ook op het borgen van de basisondersteuning en de ontwikkeling die scholen daarin doormaken in het vergroten van de basisondersteuning. Het gaat hierbij om de beoogde en bereikte resultaten van de extra ondersteuning in relatie tot het ontwikkelingsperspectief van de leerling.
4.3. Regionale samenwerking - Binnen het samenwerkingsverband i.c. de schoolbesturen is het bieden van een regionale dekking van de extra ondersteuning (mogelijk middels vaste en flexibele arrangementen) het uitgangspunt. Aanvullend op de regionale dekking zal probleemverdichting en bekostiging zorgvuldig worden afgewogen t.o.v. de dekkingsgraad en aantrekkingskracht van deze arrangementen. - Het samenwerkingsverband i.c de schoolbesturen heeft de ambitie leerlingen zoveel mogelijk binnen een reguliere setting onderwijs te bieden. Aanvullend op de basisondersteuning kunnen leerlingen middels vaste of flexibele arrangementen deelnemen aan het reguliere onderwijsproces. De dekking van (veel voorkomende) arrangementen wordt door het SWV vastgesteld en regionaal gerealiseerd. - Het samenwerkingsverband heeft de ambitie dat elke school(scholengroep) aanvullend op de basisondersteuning arrangementen kan bieden. Dit kan bestaan uit ondersteuning: - binnen de reguliere onderwijspraktijk - waarbij leerlingen tijdelijk of voor een langere periode kunnen worden geplaatst in: - Rebound, schakel, opvang - Symbiose regulier onderwijs en cluster 3 / 4 onderwijs - VSO 4.4. Provinciale samenwerking - Het samenwerkingsverband streeft naar provinciale afstemming bij het toepassen van de criteria ten aanzien van het toekennen van arrangementen. Er is een provinciale werkgroep WIG die dit nader onderzoekt. Onderdeel hiervan is ook de afstemming van het toekennen van de toelaatbaarheidsverklaring voor het VSO. Waar mogelijk en gewenst zal worden samengewerkt met het SWV Groningen stad, in elk geval bij het afgeven van toelaatbaarheidsverklaringen VSO. Provinciale afstemming is ook gewenst in het gebruik van de methode VPI voor handelingsgericht indiceren. Nader wordt bezien of in hoeverre het gewenst is om met een provinciale Commissie van Advies (CvA) te gaan werken indicering en arrangeren.
14
De VPI-methode zal een ondersteunende rol spelen bij de vaststelling van de ondersteuningsbehoefte. De uitvoering van het indiceren en het toekennen van arrangementen zal onder regie van het samenwerkingsverband regionaal/lokaal plaatsvinden. - Schoolbesturen worden ondersteund in het realiseren van de schoolkeuze van ouders. Indien het gaat om leerlingen die extra ondersteuning behoeven op een school binnen het samenwerkingsverband is de ambitie dit regionaal te bieden. - In het proces zal ruimte blijven om als regio’s samen te werken dan wel samen te gaan.
15
5
Personeel
Om de taken van het samenwerkingsverband goed te kunnen uitvoeren zal, net als nu, sprake zijn van personeel dat voor het samewerkingsverband taken uitvoert. Gedacht moet in elk geval worden aan directie- en (financieel)administratieve taken maar ook aan personen die met indiceren en arrangeren zich bezig houden. De inhoud van het ondersteuningsplan zal leidend zijn voor de vraag welke expertise op bovenschools niveau nodig is ten laste van het budget van het samenwerkingsverband. Zodra deze inventarisatie is gedaan, kan bezien worden in hoeverre een match is te maken met bestaande personele expertise die op diverse plekken aanwezig is binnen het samenwerkingsverband. Hierbij zal ook het tripartiete convenant worden toegepast. In het convenant is afgesproken dat het samenwerkingsverband een inspanningsverplichting heeft om boventallig personeel te herplaatsen. Boventalligheid kan ontstaan door het feit dat REC’s en de huidige samenwerkingsverbanden per 1-8-2104 ophouden te bestaan en ook het schooldeel van de rugzakmiddelen komt te vervallen. Andere boventalligheid dreigt per 1-8-2106 wanneer de ambulant begeleiders niet meer verplicht hoeven te worden ingezet op de zware ondersteuningsmiddelen. Pas nadat de personele expertisebehoefte op basis van de nader vorm te geven arrangementen in beeld is gebracht kan ook worden bezien in welke mate de inspanningsverplichting vorm kan worden gegeven. Hierbij hoort ook het in kaart brengen van de personele verplichtingen bij de huidige samenwerkingsverbanden en de REC’s. Ten aanzien van de rechtspositie van het personeel dat straks werkzaam is voor het samenwerkingsverband geldt als hoofdlijn dat het samenwerkingsverband een zo veel mogelijk flexibele ondersteuning wenst en voorzichtig zal zijn met het (in vaste dienst) benoemen bij het samenwerkingsverband. Wel wordt overwogen om een beperkte kernformatie in dienst te hebben bij het samenwerkingsverband zodat er continuïteit is in het uitvoeren van de vaste taken van het samenwerkingsverband. Voor het personeel dat nu werkzaam is voor de rebound/tussenvoorzieningen geldt dat duidelijkheid dient te komen over het toekomstperspectief van deze voorzieningen. In 2013 dient een visie te worden ontwikkeld op de functie van tussenvoorzieningen; de discussie hierover dient uiterlijk 1-1-2014 te zijn afgerond zodat het werkgelegenheidsperspectief voor de personeelsleden helder wordt en kan worden meegenomen in het ondersteuningsplan. Dit betekent dat het huidige beleid ten aanzien van de rebound tot 1-8-2014 kan worden gecontinueerd (vanaf die datum geldt het ondersteuningsplan).
6
Financiën
1.1 Inleiding Het Samenwerkingsverband is een zelfstandige juridische eenheid met een eigen financiële huishouding. Om deze huishouding goed te besturen is het noodzakelijk dat er een meerjarenbegroting wordt opgesteld voor de middellange termijn en een jaarbegroting voor ieder boekjaar. In deze begrotingen wordt een heldere en duidelijke koppeling gelegd tussen de concrete doelstellingen en de inzet van de beschikbare financiële middelen. Door de koppeling tussen concrete doelstellingen en de inzet van de middelen ontstaat er ook aandacht voor de effectiviteit en de efficiency van het gebruik van de geldmiddelen. 1.2 Het invoeringstraject. De invoering van het Passend Onderwijs is, ook in financieel opzicht, een groeitraject. De via de Rijksbekostiging beschikbaar komende budgetten zullen vanaf het schooljaar 2015 / 2016 tot het schooljaar 2020 /2021 geleidelijk de overstap maken van het huidige niveau naar het toekomstige niveau. Zie de aparte bijlage Financieel spoorboekje.
16
Voor het Samenwerkingsverband Groningen Ommeland zal dat een toename betekenen van ruim € 1 miljoen. Dit gunstige perspectief is overigens wel geheel gebaseerd op de bekostigingsparameters zoals die eind 2012 bekend waren. De uiteindelijke omvang van het beschikbare budget hangt in belangrijke mate af van het werkelijk aantal leerlingen. De verwachte daling van het aantal leerlingen zal ook betekenen dat de totale beschikbare hoeveelheid geld afneemt. Inmiddels is bekend dat het samenwerkingsverband een extra korting moet verwerken in verband met de budgettering van LWOO/PRO-gelden die vanaf 2015 richting het samenwerkingsverband. Dit levert een korting van waarschijnlijk € 100.000 op in 2015 en een korting op de lichte ondersteuning in 2014 van € 260.000. Een toename van het aantal indicaties voor het speciaal voortgezet onderwijs kan ook een negatief financieel effect veroorzaken omdat de verevening is gebaseerd op het aantal vso-leerlingen in 2011.
Voor de schooljaren 2013 / 2014, 2014 / 2015 en 2015 / 2016 worden op basis van de huidige 2 toedelingssystematiek de reeds bestaande vormen van leerling-ondersteuning voortgezet . De scholen in het Samenwerkingsverband krijgen dan de tijd om de noodzakelijke competenties en expertise bij de eigen medewerkers te realiseren met als doel: - Uitbreiding van het handelingsgericht werken aan verbreding en verdieping van de basisondersteuning en flexibele arrangementen in de regio. In de jaren 2013 – 2016 kan de dynamiek van deze ontwikkeling ook een geleidelijke verschuiving in een gedeelte van de budgetten betekenen. - In samenhang met de ambitie om verbreding en verdieping van de basisondersteuning vorm te geven is het wenselijk om : o innovatieve pilotprojecten op te zetten die flexibele arrangementen met een modulaire opzet realiseren. o De kennis en expertise die daarmee wordt opgedaan in te zetten voor alle regio’s in het samenwerkingsverband en te benutten voor alle leerlingen in de basisondersteuning. * De afspraken over de bekostiging, inzet en verantwoording zullen voor de bestaande arrangementen op basis van de begroting nader worden geëxpliciteerd. 1.3 Activiteiten De lichte en de zware ondersteuning van leerlingen wordt op verschillende manieren gerealiseerd. Het budget van het Samenwerkingsverband wordt dus in feite aan verschillende activiteiten besteed. De term activiteiten wordt hier gebruikt als verzamelterm voor de verschillende vormen van activiteiten van de leerling-ondersteuning die binnen het Samenwerkingsverband plaatsvinden. Daarbij horen directe vormen van leerling-ondersteuning maar ook ontwikkelactiviteiten en indirecte activiteiten zoals kwaliteitszorg en management. De volgende directe activiteiten of programmalijnen m.b.t. leerling-ondersteuning kunnen we onderscheiden: 1. Basisondersteuning (dit is de uitgebreide basisondersteuning die in het Samenwerkingsverband door iedere school wordt gedaan) 2. Lichte arrangementen in reguliere scholen (dit is ondersteuning die nu veelal wordt bekostigd vanuit de rugzak) (de bestedingsvrijheid kan hier beperkt zijn door bestaande personele verplichtingen naar huidige ambulante begeleiders die in dienst zijn bij een of meerdere scholen) 3. Regionale ondersteuningsarrangementen OPDC (Herstart, Op de rails, Rebound, Schakel, Opvang) 4. Zware ondersteuning in een VSO school 5. Ondersteuning van zogenoemde Thuiszitters NB: - Om binnen de scholen van het samenwerkingsverband de uitbreiding van de basisondersteuning te realiseren zal een bedrag naar de scholen worden uitgekeerd (hiervoor geldt bestedingsvrijheid). - Afspraken over de bekostiging, inzet en verantwoording zullen voor zowel de bestaande als nieuwe arrangementen op basis van de begroting nader worden afgestemd en geëxpliciteerd in relatie tot het te realiseren OPP van de leerling.
2
De benaming is in deze notitie wel aangepast aan de toekomstige terminologie. Bijvoorbeeld ambulante begeleiding vindt dan plaats onder de noemer van lichte arrangementen in de school en/of regionale ondersteuningsarrangementen.
17
De volgende ontwikkelactiviteiten en indirecte activiteiten kunnen we onderscheiden 6. Bestuur, management en organisatie 7. CvA (afhankelijk van de keuzes rondom de verschillende productgroepen kan al meer richting worden gegeven aan de inzet van de CvA. en de kosten hiervan) 8. Kwaliteitszorg 9. Innovatie en pilotprojecten 10. Opbouw algemene reserve (buffervermogen) (dit is weliswaar geen product maar duidelijkheidshalve hier wel genoemd omdat het wel beslag legt op een deel van het budget). NB: - Voor de CvA is er een onderscheid te maken voor de verschillende indicaties. Om administratieve lasten te minimaliseren is de procedure (en dus de kosten) afhankelijk van de programmalijn. Naarmate de beoogde ondersteuning zwaarder is wordt ook de procedure voor indicering zwaarder. - De deelnemende schoolbesturen zijn risicodragend voor het Samenwerkingsverband. Om de financiële risico’s voor de deelnemende scholen te minimaliseren is de opbouw vaneen algemene reserve in het Samenwerkingsverband noodzakelijk.
18
1.4 Toedeling van middelen Bij ieder product hoort een eigen specifieke manier van toedelen van middelen. In de onderstaande tabel is dat schematisch aangegeven: Product of activiteit
Manier van toedelen van middelen
1 2
Basisondersteuning Lichte arrangementen in reguliere scholen
Vast bedrag per leerling; 1 tarief voor alle leerlingen Bedrag per leerling die gebruik maakt van een arrangement; verschillende tarieven zijn mogelijk afhankelijk van de aard van het arrangement
3
Regionale ondersteuningsarrangementen (OPDC, Herstart, Opde Rails, Rebound, Schakel, Opvang Zware ondersteuning in VSO school Ondersteuning van Thuiszitters Bestuur, management en organisatie CvA Kwaliteitszorg
Bedrag per leerling die gebruik maakt van een arrangement; verschillende tarieven zijn mogelijk afhankelijk van de aard van het arrangement
4 5 6 7 8 9
Innovatie en pilotprojecten Opbouw reserve/buffer
Bedrag per leerling; 3 tarieven, afhankelijk van categorie Bedrag per leerling Taakstellend budget voor dekking kosten Taakstellend budget voor dekking kosten Taakstellend budget voor dekking interne of externe kosten Bedrag per project Nader te bepalen op basis van risico-analyse
19
7
Afstemming met externen
De samenwerking met gemeenten en jeugdzorg zal de komende jaren verder moeten worden ontwikkeld in het kader van 1 plan, 1 gezin en 1 regisseur. In het ondersteuningsplan zal de hoofdlijn worden beschreven van de samenwerking tussen onderwijs en gemeenten. Over het ondersteuningsplan moet het samenwerkingsverband op overeenstemming gericht overleg voeren (OOGO). De gemeenten krijgen op hun beurt de regio over de jeugdzorg en dienen hierover ook op overeenstemming gericht overleg met het onderwijs te voeren. Er is dus een gemeenschappelijke overlegagenda. Hiervoor zijn met name de volgende thema’s te onderscheiden, die elk weer de nodige subthema’s bevatten. a. Samenhangende onderwijs-, ondersteunings- en hulpstructuur voor jongeren (preventie, signalering, beoordeling, toewijzing ondersteuning en hulpaanbod); b. Overgangen voorschools PO/SO-VO/VSO-MBO (of HBO); c. Consequenties van Passend Onderwijs voor leerlingenvervoer; d. Consequenties van Passend Onderwijs voor onderwijshuisvesting; e. Tegengaan voortijdig schoolverlaten en aanpak thuiszitters; f. Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt VO/VSO en MBO. Het samenwerkingsverband wenst het OOGO nadrukkelijk op provinciaal niveau te voeren met een zo compact mogelijke afvaardiging van gemeenten en een delegatie die alle gemeenten kan vertegenwoordigen.
Het OOGO vindt wettelijk gezien om de vier jaar plaats. Vooral in de beginjaren willen we één keer per jaar elkaar spreken in OOGO verband. OOGO wordt gevoerd op de beleidsmatige hoofdlijnen. De uitvoering en de uitwerking van het ondersteuningsplan vindt plaats op lokaal of regionaal niveau. Op lokaal of regionaal niveau bestaat tevens de mogelijkheid om overleg te voeren over de ondersteuningsprofielen van separate schoolbesturen evenals dat op dat niveau ook lokaal of regionaal educatief overleg kan worden gevoerd. Tijdpad OOGO • september – planning eerste OOGO in begin december; • december – eerste OOGO (is tevens het advies in de handreiking van de sectorraden en de VNG); • januari – indien nodig twee OOGO overleg; Uiterlijk 1 februari wordt het ondersteuningsplan voorgelegd aan de ondersteuningsplanraad. Het ondersteuningsplan heeft instemming nodig van de ondersteuningsplanraad en wordt uiterlijk 1 mei vastgesteld door het bestuur van het samenwerkingsverband en verstuurd naar de inspectie. Het samenwerkingsverband stelt het ondersteuningsplan vast. Elk schoolbestuur stelt daarnaast een ondersteuningsprofiel vast dat desgewenst op lokaal/ regionaal niveau met de gemeenten kan worden besproken.
20