vakblad voor schoolleiders
Invoering passend onderwijs Zijn wantrouwen en medezeggenschap het fundament?
Decentraal georganiseerd overleg Leidinggeven aan onderzoekende scholen Het Finse geheim Samenwerken voor beter passend onderwijs
1
februari 2014, 8e jaargang
inhoud
08
rubrieken 04 Korte berichten 07
CNVStandpunt
13
Open Mind
14
Mijn school
16
Vraag & antwoord
21 Boek 27
Column Dirk van Boven
30
Column Chris Lindhout
31
Korte berichten
2
februari 2014
08
Wantrouwen en medezeggenschap fundament voor passend onderwijs? Deze manier van beleid voeren kan verlammend werken.
11
Brief aan de inspecteur Waken over de opbrengsten van de regio.
15
Recensie: Leidinggeven aan onderzoekende scholen Opbrengstgericht maakt plaats voor onderzoeksgericht.
18
Het Finse geheim Geef een kind de tijd om het onderwijs te laten bezinken.
23
Invoering passend onderwijs Het ondersteuningsplan en schoolondersteuningsprofiel.
28
Pleidooi voor dialoog over verzuim en inzetbaarheid Verzuim maakt onderdeel uit van de organisatie.
23 18 28
colofon
Direct is een uitgave van CNV Schoolleiders en is bestemd voor leidinggevenden in het primair en voortgezet onderwijs. Hoofdredactie: Robert Pinter Redactie: Martin de Kock, Fokke Rosier, Chris Lindhout Eindredactie: Froukje Meerman Secretariaat: Sonia Piccirillo E-mail:
[email protected] Bureau CNV Schoolleiders Postbus 2510 3500 GM Utrecht E-mail:
[email protected] Directieadvies leden CNV Schoolleiders: Ed Weevers (030) 751 10 04 E-mail:
[email protected] Advertenties: Recent BV (020) 330 89 98
[email protected] CNV Schoolleiders Ledenadministratie
[email protected] (030) 751 10 03 Opmaak: FIZZ marketing & communicatie, Meppel Druk en afwerking: Ten Brink, Meppel (0522) 24 61 62 Direct is het officiële orgaan van CNV Schoolleiders. Sinds november 2010 is er de mogelijkheid om een los abonnement te nemen op Direct. De kosten zijn € 46,00 per jaar voor 8 nummers. Hiervoor is geen lidmaatschap van CNVS vereist. Bij een lidmaatschap van CNV Schoolleiders is toezending van het blad inbegrepen.
directief
Geachte collega, Voor u ligt het eerste nummer van Direct in het kalenderjaar 2014. In deze editie hebben wij ons best gedaan om een mengelmoes van achtergrondinformatie en actualiteit de revue te laten passeren. Natuurlijk is 2014 het jaar van de invoering van passend onderwijs. Dit thema zal dan ook als een rode draad door dit kalenderjaar blijven lopen. Wij hopen in dit kalenderjaar ook meer bijdragen te mogen ontvangen van collegaschoolleiders en over hun ervaringen in de scholen. Mocht u zich geroepen voelen om een bijdrage te leveren, dan zien wij deze graag tegemoet. U kunt uw ideeën mailen naar
[email protected]. Rest mij nog een kleine opmerking: wij hopen dat u net zoveel plezier heeft bij het lezen van deze uitgave, als wij hebben gehad met het samenstellen van deze editie van Direct.
Namens de redactie, Robert Pinter
februari 2014
3
korte berichten Toetsen bij kleuters Op 5 november 2013 heeft de Tweede Kamer besloten dat de inspectie niet langer een onafhankelijke toets voor taal en rekenen in de kleutergroepen via het toezichtkader mag eisen. Zowel in het toezichtkader Vooren Vroegschoolse Educatie als in het toezichtkader Primair Onderwijs wordt van scholen gevraagd dat zij de ontwikkeling van het jonge kind volgen. Allereerst gaat het erom dat leerkrachten vanaf het begin van de schoolperiode de brede ontwikkeling van jonge kinderen volgen door middel van gestructureerde observaties. Hiermee wordt bedoeld zowel de cognitieve, sociale, emotionele als motorische ontwikkeling.
Er wordt niet voorgeschreven welke ze moeten hanteren. Wel moeten de observaties structureel (regelmatig bij alle kinderen) en gestandaardiseerd (alle kinderen met eenzelfde instrument) plaatsvinden. De afwezigheid van een instrument dat gericht is op de taal- en rekenontwikkeling van een kleuter leidt niet meer tot een onvoldoende oordeel op de indicator: ‘De school gebruikt een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen’. Kijk voor meer informatie op www.onderwijsinspectie.nl.
Sectorplan Primair Onderwijs De sociale partners in het primair onderwijs, verenigd in het Arbeidsmarktplatform PO en het Vervangingsfonds/ Participatiefonds, hebben een sectorplan bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) ingediend. Met meer mobiliteit in de sector, het daardoor voorkomen van ontslagen en het werven van jonge leraren moet het primair onderwijs de komende jaren vijftienhonderd leraren behouden of aantrekken. De leerlingenkrimp heeft in drie jaar tijd de werkgelegenheid met 9,6 procent laten dalen, maar die groeit vanaf 2016 weer. Als SZW het sectorplan goedkeurt, gaan het Arbeidsmarktplatform PO en het Vervangingsfonds/Participatiefonds dit de komende twee jaar tijd uitvoeren. Met 169.900 medewerkers in 2012 is het primair onderwijs
4
februari 2014
een grote werkgever in de publieke sector. Door de leerlingenkrimp is de werkloosheid op basisscholen, ook in het speciaal onderwijs, toegenomen en de werkgelegenheid gedaald. De afgelopen drie jaar van ruim 133.000 naar 122.500 fulltimebanen. Het aantal WW-uitkeringen is met bijna zestig procent gestegen naar 5.612 uitkeringen in 2012. Pabo-afgestudeerden zijn vaker werkloos of hebben tijdelijke contracten. In 2012 is de gemiddelde leeftijd van leerkrachten 43,2 jaar, maar in 2020 kan het aantal zestigplussers op 10.440 liggen. Door de vergrijzing en een dalend aantal pabo-studenten dreigt volgens de laatste arbeidsmarktgegevens in een aantal regio’s vanaf 2016 een lerarentekort. U leest meer over het sectorplan primair onderwijs op www. arbeidsmarktplaformpo.nl.
Besluit experiment flexibele en virtuele onderwijstijd Wordt het onderwijs toegankelijker, als ouders het beter kunnen inpassen in hun werk- en privéomstandigheden? Sluit het onderwijs beter aan bij het niveau en de behoeften van kinderen als er andere schooltijden gehanteerd worden en/ of een deel van het onderwijs digitaal wordt aangeboden? Vijftien scholen kunnen meedoen aan een experiment met flexibele onderwijstijd en lessen via een ‘elektronische informatiedrager’. Scholen kunnen bij de minister een aanvraag doen om aan dit experiment mee te doen. Het experiment loopt van 1 augustus 2014 tot 1 augustus 2017 en het doel is om erachter te komen of het zin heeft om af te wijken van de onderwijstijden, zoals die nu in de wet (WPO) zijn vastgelegd. Scholen die meedoen aan het experiment krijgen de ruimte om af te wijken van vastgestelde schooltijden en vakanties. Maatwerk per leerling is mogelijk. Ook van de vijfdaagse schoolweek kan worden afgeweken. Maximaal 10 procent van de tijd mag een elektronische informatie-
drager het werk van de juf of meester helemaal overnemen. Minimaal 90 procent van de tijd moet een leerkracht onderwijs geven. Een aanvraag bij de minister moet in elk geval een projectplan bevatten. Daarin legt de school goed uit vanuit welke visie ze de lestijden aanpast en elektronische informatiedragers inzet. Het moet duidelijk zijn op hoe de school de lestijden per leerling vaststelt en hoe ze de lessen met behulp van de digitale middelen invult. De school maakt duidelijk welke ICT-scholing er voor leraren komt, hoe ze samenwerkt met andere partijen en hoe het financiële plaatje eruit ziet. De medezeggenschapsraad moet instemmen met het experiment en de ouders moeten toestemming geven voor de inzet van virtuele onderwijstijd. Na drie jaar wordt het experiment geëvalueerd en bekeken of er reden is om te komen tot een wetsvoorstel dat regelt dat de mogelijkheden die het experiment biedt voor alle scholen blijvend beschikbaar komen.
Pilots Lerarenregister De PO-Raad en de Onderwijscoöperatie onderzoeken in samenwerking met zes schoolbesturen hoe het lerarenregister een positieve rol kan spelen in het personeelsbeleid. Als er in het personeelsbeleid goede afspraken zijn over hoe leren en ontwikkelen in de school wordt vormgegeven, dan moet dit ertoe kunnen leiden dat het leren en ontwikkelen dat in de school plaatsvindt, ook een plek krijgt in het lerarenregister. In een aantal pilots probeert men al doende te leren hoe ze de inspanningen en opbrengsten van leren en ontwikkelen in de school meetbaar of in elk geval inzichtelijk kan maken. In plaats van dat leren iets is waar je in je eentje voor ploetert en wat je doet omdat het ‘moet van het lerarenregister’ kan het, met goed personeelsbeleid,
iets zijn wat je samen met je team en ondersteund door de schoolleiding als vanzelfsprekend doet, waarbij registratie in het register slechts erkenning is van de inspanning die je gaandeweg levert. Belangrijk onderzoek dus, met als mogelijk resultaat een lerarenregister, waarbij je niet enkel goed voor de dag kunt komen met dure opleidingen, maar juist ook met de ervaring die je opdoet in de praktijk en de lessen die je daaruit haalt en waarbij de schoolleiding actief betrokken is als het gaat om het scheppen van gelegenheid voor leren en ontwikkelen. Tegelijkertijd mag dit natuurlijk niet ten koste gaan van budget voor hen die juist wel graag een opleiding buiten de school willen volgen.
agenda Woensdag 12 maart Bijeenkomst toezichtkader Onderwijsinspectie ‘Slechte ervaringen met hoge werkdruk! Kan de onderwijsinspectie iets voor u doen?’ 16.00 – 20.00 uur CNV Onderwijs, Utrecht CNV Onderwijs nodigt schoolleiders uit voor een bijeenkomst met de Onderwijsinspectie om te praten over het toezichtkader Voortgezet Onderwijs. Vertegenwoordigers van de Onderwijsinspectie leggen het toezichtkader uit en u krijgt de gelegenheid om vragen te stellen. Daarna gaan we in dialooggroepen uiteen om te praten over ervaringen met het toezichtkader en te kijken wat moet nu wel en wat moet nu niet. U kunt zich aanmelden via info@cnvs. nl. De bijeenkomsten zijn gratis.
Woensdag 16 april CNV Onderwijs netwerk invallers Midden 17.00 – 20.00 uur CNV Onderwijs, Utrecht Werkt u als invaller in het onderwijs of probeert u als invaller werk te vinden? Dan zien we u graag tijdens onze netwerkbijeenkomst. We besteden onder meer aandacht aan de nieuwste ontwikkelingen rondom ICT in de klas, wat passend onderwijs betekent voor invallers en het lerarenregister. Deze bijeenkomst is gratis voor leden en kost 5 euro voor niet-leden. Meld u aan door uw adresgegevens te mailen naar werkgroepinvallers@ cnvo.nl. Aanmelden kan tot 6 april 2014.
februari 2014
5
Groningen • NLP in het onderwijs (Marjan Ruiter) • Niet de beperking centraal maar de ontwikkelbehoefte (Emiel van Doorn)
Friesland • Het IPC of hoe chocolade ons onderwijs heeft veranderd (Reina van de Vliet) • Ludieke sketch over actuele onderwijs- onderwerpen
Op 5 april 2014 organiseert CNV Onderwijs in alle 12 provincies een event, met elk een eigen programma, dat in het teken staat van talent in het onderwijs. Het event wordt door CNV Onderwijs gratis aangeboden aan iedereen die werkzaam is of was in het onderwijs.
Drenthe • Knappe koppies in de kleuterklas (Baukje van Dijk) • Gratis schoolfoto Flevoland • Autisme, hoogsensitief ... of de rode draad van het onderwijs (Mieke Vijn en Ria ten Bookum) • Wat heeft veel effect in de aanpak van grensoverschrijdend gedrag van leerlingen? (Gerard Weide)
Overijssel • 21th century skills (Marcel Derksen) • De liedjeskoks (Eric van der Wal)
Noord-Holland • Basiscursus stemgebruik (Doesjka Nijdeken) • Structureel pesten onmogelijk maken (Celine de Lange en Matheus Hoogakker) Utrecht • Professionalisering door registerleraar.nl (Daniel Koelink) • Coöperatief leren (Berlinda Spier)
Zuid-Holland • Mindmappen met iMindMap (Robert Pastoor) • Lichaamstaal is ook een taal (Bram Keizerwaard)
Gelderland • Bewust Bewegen in de Klas (Gerda Ferbeek) • Drie denkdiagrammen om lesstof en gedrag te analyseren (Carina Vranken)
Noord-Brabant • Succes met ouders (Emilie Groot) • LEGO Education build to express (Michel Cloosterman)
Zeeland • Coöperatief leren (Carola Riemers) • Kinderen leren denken (Marjolein van der Klooster)
Limburg • MOOI duurzaamheid (Roland Willems) • Eenvoudig kinderen leren denken, leren en beslissen via denk-diagrammen (Fiet Muris)
Kijk voor het hele programma in jouw provincie op www.cnvo.nl/o-factor. Schrijf je nog in januari in en krijg een mooi welkomstcadeau bij binnenkomst.
CNVStandpunt Professionele ruimte
Robert Pinter, voorzitter CNV Schoolleiders
De cao-onderhandelingen voor het primair en voortgezet onderwijs zijn gaande en ik ben net als ieder nieuwsgierig naar de uitkomsten. Bij de cao-onderhandelingen heb ik het beeld van een aantal mensen die de intentie heeft om een trui te breien, maar met een broek tevoorschijn komt. Natuurlijk, in het polderlandschap worden nu eenmaal compromissen gesloten met alle gevolgen van dien. Het resultaat van onderhandelingen echter heeft in mijn tak van sport, het voortgezet onderwijs, onder het leidinggevende deel van de sector nogal eens geleid tot gefronste wenkbrauwen. Niet alleen leerkrachten, ook leidinggevenden in het onderwijs snakken naar professionele ruimte, zeker daar waar het personeelsbeleid aangaat. Zou het kunnen dat wij in het onderwijs doorgeslagen zijn? Zou het kunnen dat ons streven naar de bescherming van arbeidsvoorwaarden ons nu belemmert in de flexibiliteit van arbeid in het onderwijs? Overal om mij heen hoor ik dat de 21ste eeuw om een flexibele houding vraagt, dat de veranderingen in de snelheid van kennis vergaren, bezitten en toepassen veel gaat vragen, zeker van de beheerders van die kennis: het onderwijs. Kunnen wij als onderwijs dat wel waarmaken als onze maatregelen en afspraken niet mee verhuizen naar de 21ste eeuw? Laat ik het bovenstaande illustreren. Over een aantal jaren hebben wij waarschijnlijk
een lerarentekort. In de oplossingensfeer komen dan twee zaken snel naar voren. Een daarvan is de opleidingen aantrekkelijker maken en de andere de jonge professionals zo snel mogelijk vaste contracten aanbieden. Los van het feit dat dit op zich goede oplossingen zijn, vind ik ze weinig creatief en op de langere termijn niet effectief. Als leidinggevenden en bestuurders in financiële nood en zorgen verkeren, willen zij niet al te hard bewegen naar vaste contracten, je weet immers niet wat de toekomst brengt. Daarnaast is het voor de onderwijsarbeidsmarkt niet goed dat de jonge professionals meteen in de vastigheid komen. Als er iets funest is voor een innovatieve sector, dan is het wel het gebrek aan mobiliteit. Vaste contracten in een krappe markt bevorderen beweging niet, waardoor mobiliteit stagneert. In moeilijke tijden van crisis, vergrijzing en bezuiniging hebben wij behoefte aan visie en leiderschap. Wij hebben behoefte om het
‘Vaste contracten in een krappe markt bevorderen beweging niet’ tempo van de 21ste eeuw te kunnen bijhouden, maar dat kan alleen als we blijven innoveren, ontwikkelen en tempo maken. Anders blijven de leerkrachten achter ten opzichte van de leerlingen en kunnen wij niet langer, maar korter werken tot aan ons pensioen, gewoonweg omdat de kloof tussen meester en leerling snel groter wordt. Kennis geeft macht, gebrek aan kennis onmacht! Ik wacht met spanning op de resultaten van de cao-onderhandelingen, waarbij ik hoop dat mijn professionele ruimte herkenbaar terugkomt. Ook hoop ik dat de regels en afspraken recht doen aan alle mensen die in het onderwijs werken. Maar nog meer hoop ik dat er ruimte komt voor flexibiliteit en innovatieve kracht en dat we tempo maken om onderwijsontwikkeling echt mogelijk te maken. Ik geloof dat het tijd wordt om afscheid te nemen van de 20ste eeuw en te beginnen met de 21ste eeuw.
februari 2014
7
Wantrouwen en medezeggenschap als fundament voor passend onderwijs?
8
februari 2014
Het is een operatie of beter gezegd een evolutie binnen zowel primair als voortgezet onderwijs: passend onderwijs. Via een moeizaam traject van wetgeving in het leven geroepen. In aanleg is passend onderwijs bedoeld als een (onderwijs)ontwikkeling, die gekoppeld werd aan het synchroon doorvoeren van fikse bezuinigingen. Elke leerling heeft als uitgangspunt binnen passend onderwijs recht op een passend onderwijsaanbod en een passende plaats in het reguliere onderwijs.
E
en ingrijpend plan. Voor de groeifase naar passend onderwijs was daarom veel tijd uitgetrokken. De kaders waren voor de politici uiteindelijk duidelijk genoeg om hun fiat eraan te geven. De verdere invulling van de kaders was allerminst duidelijk. Dat gold zeker voor de werkenden in het onderwijs, om van de ouders maar niet te spreken. Wel waren er veel speculaties over de nadere invulling. Ruim 300 miljoen wilde de overheid besparen, maar de regering en de volksvertegenwoordigers konden aan de uitvoerders van het beoogde beleid niet duidelijk maken hoe zij de aangekondigde bezuinigingen zichtbaar gemaakt zouden krijgen binnen de lumpsumvergoeding. Dat is een voorbeeld van hoe het niet zou moeten. Daarin zie je als betrokkenen binnen het onderwijsveld ook hoe de overheid blijft worstelen met een beleidslijn die deregulering en decentralisatie voorstaat. Aan de ene kant formuleren het kabinet en de Tweede Kamer voor het totale onderwijs kwaliteitsindicatoren, waarmee de kwaliteit van scholen gemeten en vergeleken kan worden. Dat is prima; wie betaalt, bepaalt. Maar tegelijkertijd schrijft de overheid ook voor hoe een schoolorganisatie die kwaliteit hoort te realiseren. Dat geeft daarmee een beeld te zien van loslaten en toch ook weer vasthouden. En als het niet goed gaat, wordt door dezelfde overheid, via de onderwijsinspectie, als eerste naar het onderwijs gewezen. Dat voelt niet goed.
Geen vertrouwen Heel simpel gezegd lijkt het als volgt te zijn. Aan een kind wordt door zijn ouders een zak geld toevertrouwd. De ouder geeft aan het kind de opdracht met het
geld over een periode van drie jaar een rendement van 5 procent te realiseren. Maar het kind mag er van de ouders geen aandelen van kopen of het geld anderzijds risicovol beleggen. Alleen obligaties die fido-proof zijn, mogen aangeschaft worden. Het kapitaal mag ook veilig op een spaarrekening weggezet worden. Als het kind het gevraagde rendement niet haalt, geven de ouders aan het kind het predicaat zwak…
‘Deze manier van beleid maken en uitvoeren kan verlammend werken’ Terug nu naar de realiteit van het passend onderwijs. Gelukkig voor de scholen en daarmee ook voor de leerlingen om wie het toch draait, is de rechtstreekse bezuiniging in het kader van de invoering van passend onderwijs niet doorgegaan. Maar de voorschriften en regels die aangeven hoe de scholen passend onderwijs moeten organiseren, roepen het gevoel op, lijken te bevestigen, dat de overheid de schoolbesturen niet vertrouwt. Want voor de inrichting van passend onderwijs bouwt de overheid naast het toezicht door de onderwijsinspectie nog twee nieuwe toezichthoudende lagen in. De gemeentelijke overheid en de ondersteuningsplanraad (OPR). De OPR als medezeggenschapsorgaan op het niveau van het samenwerkingsverband. Het bestuur van het SWV, meest bestaand uit bestuurders van de deelnemende scholen in het SWV, moet een ondersteuningsplan voor het totale SWV formuleren. Daar moet via het OOGO, het formele overleg met de samenwerkende gemeentes uit het gebied van het SWV, een akkoord op gegeven worden door de betreffende colleges van B&W. De OPR, bestaande uit vertegenwoordigers van medewerkers, ouders en leerlingen van de in het SWV participerende scholen, dient ook in te stemmen met het ondersteuningsplan. Verantwoordelijk De keuze van de overheid voor deze constructie van passend onderwijs is mogelijk naast een gebrek aan vertrouwen ook ingegeven door een ander cultuurverschijnsel. Er wordt meegegaan in de opvatting dat in ons land iedereen overal over moet kunnen meepraten én beslissen. Ook wanneer je niet gehinderd wordt door kennis van zaken. Het klinkt sympathiek om alle betrokkenen mee verantwoordelijk te maken voor hoe het beleid
februari 2014
9
uitgevoerd gaat worden, maar het heeft ook een keerzijde. Deze manier van beleid maken en uitvoeren kan verlammend werken. Zowel in de planfase, de voorbereiding op passend onderwijs als in de uitvoering van het beleid na 1 augustus 2014. Laten we er vanuit gaan dat gemeentebesturen en schoolbesturen goed kunnen en willen samenwerken, dan neemt dat niet weg dat deze beide bestuursorganen, los van elkaar, andere en tevens niet gemeenschappelijke doelen en verantwoordelijkheden hebben. Ze hebben wel allebei te maken met een afhankelijkheidspositie waar het, de aan verandering onderhevige, inkomsten vanuit de rijksoverheid betreft. Aangezien de overheidsmiddelen eerder schaarser dan ruimer zullen worden,
En wie wordt er op aangesproken als het straks niet loopt met passend onderwijs? De ondersteuningsplanraad die instemde met het door de bestuurders gemaakte ondersteuningsplan, de gemeentelijke overheid, het kabinet of de leden van de Tweede Kamer die de wetsvoorstellen geamendeerd en goedgekeurd hebben? Alleen de bestuurders die overal eindverantwoordelijk voor zijn? Of gewoon fijn en veilig; allemaal even verantwoordelijk? Wie het weet, mag het zeggen.
‘Neemt de overheid het onderwijsveld wel serieus met de invoering van passend onderwijs?’
Veel gevraagd Als burger van ons land heb je de overheid die boven je gesteld is te gehoorzamen. Daarom zal ook ik, als eindverantwoordelijke in het onderwijs, gehoor geven aan het uitvoeren van de opdrachten die ik van de overheid krijg. Ook het loyaal uitvoering geven aan passend onderwijs hoort daarbij. Alles in dienst stellen van het belang van de leerling. We hebben de opdracht daar met elkaar wat van te maken, zelfs meer dan ‘wat’. We hebben de opdracht, de taak, daarvan iets goeds te maken. Daarvoor wil ik me ook inzetten. Maar het ombouwen van een goed rijdende middenklasser voor regulier onderwijs naar een Formule 1bolide voor passend onderwijs is wel veel gevraagd. Vooral erg veel, te veel gevraagd in de richting van docenten. Docenten die, ook al zijn ze nu al zeer didactisch en pedagogisch onderlegd en uitvoerend bekwaam, de veeleisende opdracht krijgen een klas met rond de 28 leerlingen, waarvan vijf leerlingen met leerachterstanden en vijf met een sociaal-emotionele hulpvraag of stoornis, te bedienen met een op de individuele leerling afgestemde, didactische en pedagogische aanpak. Ik vraag me daarom af of de overheid, die ons in de PISA ranking in de top vijf wil hebben, zichzelf en het onderwijsveld wel serieus neemt met de invoering van passend onderwijs, zoals deze nu bij wet geregeld is. Passend onderwijs zoals het per 1 augustus 2014 moet gaan werken.
kunnen binnen het OOGO gemeenten en scholen via passend onderwijs tegenover elkaar komen te staan. Jeugdzorg en onderwijs kunnen op het eerste gezicht in elkaars verlengde lijken te liggen, maar de raakvlakken tussen beide entiteiten kunnen, vanwege de financiële aspecten, voor verdeeldheid en tegenstelling tussen gemeenten en scholen gaan zorgen.
Fokke Rosier
10
februari 2014
Geachte meneer/mevrouw de insp
ecteur,
Het is mij bekend dat u met gro te passie waakt over de opbren gsten van het onderwijs in dez regio. Uw monitoring is ons bek e end. In februari zal de Cito-ein dtoe ts weer afgenomen worden en ondanks de bezwerende woo rden van het toetsinstituut zelf weet ik dat u met argusogen uw beeldscherm zult bekijken. Omd at uw gemoedsrust mij veel waa rd is, schrijf ik u deze brief. In de groep 8 (35 leerlingen) van dit jaar is de samenstelling als volgt. We zijn in het gelukkige bezit van zes dyslectische leer lingen. Ze hebben allemaal hun dipl oma (vergeef me dit grapje), dus goedgekeurd door de zorgver zekering, maar zonder die goe dkeuring wisten wij ook al dat hun lees- en taalvaardigheid beh oorlijk beneden het gemiddelde niveau was. Twee leerlingen komen uit gebroken gezinnen. Nou gebroken, zeg maar … aan flar den. In die koppies zitten wel andere zorgen, dan het meewer kend voorwerp en het percentage van een kortingsbon of andere levensbelangrijke zaken die Cito bij ze meet. Hun resultaten zull en ver onder het gemiddelde liggen, daar ze opvoedkundig, ond anks de hulp van onze kinderco ach es, in puin liggen. Maar voor de gemiddelde score telt dit gege ven niet. Daarnaast, ja we treffen het dit jaar, zijn er drie leerlingen die we met moeite op het niveau van groep 6 hebben gekregen. Het basisniveau. Voor u is dat onvoldo ende en hadden we beter ons best moeten doen, maar met een IQ van 78, 83 en 84 kun je niet vee l verwachten. Ze zijn wel erg goed in creativiteit en tekenen , maar ja, dat telt niet voor u. Dan zijn er twee meisjes die met behulp van hulpmiddelen (ze hete n niet voor niets zo) het niveau voor rekenen een beetje kun nen bijbenen. Met de rekenmach ine erbij hebben ze het gevoel erbij te horen. Alleen bij de Cito -eindtoets mogen ze die niet geb ruik en. Straks in het vmbo is het een van de eerste zaken die ze vanuit school aangereikt krijgen . Maa r ja… je kunt scholen niet vergelijken als je de test anders uitvoert, dus een keertje mogen ze late n zien wat ze allemaal niet kunnen. Ik sla die ene leerling die bij de psychiater loopt even over. Volg ens uw normen is dat geen red om lager te scoren. en Ja, we hebben ook gewone leer lingen, maar wat er zo’n twaalf jaren geleden in de lucht heeft zeten weet ik niet, deze lichting geis gewoon onder niveau. Het is net als wijn. Je hebt soms slechte jaren. Of denk u daar anders ove r? Om u dus geen slapeloze nachten te bezorgen, meld ik dit voor de toets is afgenomen. Wij hebben keihard gewerkt met de nieuwst e methodieken waarmee we vor ig jaar 337 haalden. Ik heb wel een klein vraagje. Hoe hoog den kt u dat de score zal zijn? Wij gaa n uit van 332 gemiddeld. Als we dat halen, hebben we een wer eldprestatie geleverd. Dan gaa n de flessen open! En u kunt alleen een minnetje noteren. School is in gevaar, toch ? Ik hoop dat u mij antwoorden zal. Namens de Sjaloomschool, dire
cteur Bert Visscher.
PS: De leerlingen die beslist ond
er de 517 vallen, doen bij ons wel
mee. Dom hè.
februari 2014
11
Ethiopië
Kom in actie voor Ethiopië
Bereket’s oma kon niet voorzien in het onderhoud voor haar kleinkind. Nu mag hij gratis naar school en krijgt hij zelfs een schoolmaaltijd. Bereket: “Ik houd het meest van Engels en van voetballen en later wil ik dokter worden”. In Addis Abeba, de hoofdstad van Ethiopië, wonen arme mensen in sloppenwijken bij elkaar. Ze verdienen vaak niet genoeg om van te leven. Laat staan om schoolgeld te betalen voor hun kinderen. Daarom helpt Edukans een school in de sloppenwijk om arme kinderen gratis naar school te laten gaan. Helpt uw school mee om dit mogelijk te maken? Voer actie op uw school en bestel het gratis sportpakket of andere materialen. Kijk op scholenvoorscholen.edukans.nl/project-van-het-jaar.
Scan de code om een indruk te krijgen van de school in de sloppenwijk.
Open mind Na lezing van het boek van Kent M. Keith over dienend leiderschap, kwam de vraag bij me op of dit te leren is. Is dienend leiderschap een natuurlijke aanleg die hooguit ontwikkeling behoeft of gaat het om een vaardigheid die leerbaar is? Bij Keith kwam ik daar niet goed uit, maar de Joodse filosoof Abraham Josua Heschel reikte me een plausibel antwoord aan. Een paar weken geleden kwam ik ‘Servant Leadership. Een goede zaak’ (2008) van Keith tegen in de ramsj voor een paar euro. Keith is een echte adept van de ‘founding father’ van dienend leiderschap, Robert K. Greenleaf die in 1970 zijn invloedrijke boek ‘De dienaar als leider’ schreef. Kenmerkend voor de dienende leider is dat hij allereerst dienaar is; het leiderschap is een bewuste keuze daarna. Anders ligt dit bij degene die allereerst
tussen het concept van dienend leiderschap van Greenleaf en de theorieën die we tegenkomen in het werk van managementgoeroes als Stephen Covey, Ken Blanchard en Peter Senge. Ik heb dit gecheckt bij Ben Tiggelaar in ‘MBA in één dag’. Tiggelaar bevestigt de relatie indirect door Greenleaf samen met enkele van de genoemde namen te bespreken in een apart hoofdstuk ‘Andere inspirerende visies op leiderschap’. ‘Anderen dienen’ is betekenisverlenend, geeft zin aan het bestaan en is uitdrukking van intrinsieke motivatie. Je doet iets, niet omdat het moet, maar omdat je het wilt. Het is een visie op leiderschap die zeker inspireert, omdat hij haaks staat op wat in onze dagen vaak over leiderschap en management gevonden wordt, namelijk dat het persoonlijke en daardoor kortetermijnbelang centraal staat en/of dat het de ontwikkeling van professionaliteit op de werkvloer belemmert. Ik vond het wel opmerkelijk om, zoals Keith meerdere malen doet, het belang van dienend leiderschap nadrukkelijk te onderbouwen, omdat het zo effectief is. Ik vind effectiviteit een categorie die in dit verband wat misplaatst is. Niet dat ik iets tegen effectiviteit heb, maar effectiviteit heeft, net als efficiency, zijn begrenzing binnen tevoren bepaalde normatieve grenzen. En nu lijkt juist die normatieve context
Is dienend leiderschap te leren? leider is en die op een bepaald moment kiest ‘om de drang tot macht te verzachten’. Vanuit dit schematische denken schetst Keith een continuüm met aan de ene kant de ‘eerst-dienaar’ en aan de andere de ‘eerst-leider’. Macht is bij de eerst-leider bedoeld voor en gericht op vergroting van persoonlijke glorie, bij de eerst-dienaar gaat het om de glorie van anderen; macht als middel. Tussen eerst-dienaar en eerst-leider kom je mengvormen tegen. Om misverstaan te voorkomen: dienend leiderschap gaat niet over zelfverloochening of zelfopoffering, maar over zelfontplooiing, zelfverwerkelijking. De dienende leider is iemand die houdt van mensen en die het tot zijn missie maakt om anderen te helpen door hun behoeften te leren kennen en daarin te voorzien. Dienend leiderschap is op de ander gericht en Keith illustreert dat door gedragingen te noemen die je bij dienend leiders tegenkomt, zoals aandacht voor zelfkennis, beginnen met luisteren in plaats van te antwoorden op niet-gestelde vragen en de ontwikkeling van het vermogen om vooruit te zien, ontwikkelingen in te schatten om daarop te anticiperen. Keith geeft aan de hand van citaten aan dat er duidelijke verbindingen bestaan
zelf als effectief te worden beschouwd. Terug naar mijn openingsvraag: is dienend leiderschap te leren? Keith draait daarom heen of negeert de vraag. Terwijl er toch een groot centrum is dat in het spoor van Greenleaf trainingen verzorgt. Het enige wat Keith doet, is het noemen van ‘vier dingen om betekenis te vinden: van mensen houden, mensen helpen, ethisch leven en niet te zeer gehecht zijn aan materiële dingen’. Tja. Het heeft vast met de voorkeur voor schematisch denken te maken, dat bewuste opzoeken van de polariteit tussen eerst-dienaar versus eerst-leider. Ja, er zijn ‘mengvormen’, maar zijn ook die mengvormen natuurlijke gesteldheden, zit je aangeboren op een bepaalde plek op het continuüm? Dit overdenkende gingen mijn gedachten uit naar een passage in het boek van Abraham Joshua Heschel, ‘God zoekt de mens. Een filosofie van het jodendom’. Ik kende diens ‘Onzekerheid in Vrijheid’ van twintig jaar geleden, maar kwam onlangs door een lezing weer op zijn spoor. Heschel wijdt in ‘God zoekt de mens’ een hoofdstuk aan de verlossende daad: de daad heeft ook los van achterliggende motieven, van beweegredenen die eraan voorafgaan, een eigen kracht die de geest zuivert. ‘De daad is wijzer dan het hart’. Een mooie gedachte. Zijn daden goed, omdat de intentie waaruit ze gedaan worden goed is? Of kan het andersom? Dingen doen tegen je geneigdheid in? Ja, en volgens Heschel werkt dat stalend. Zo kijken naar eigen gedrag betekent dat je niet opgesloten zit in je natuurlijke gesteldheid – dan blijkt er wat te leren. Dienend leiderschap bijvoorbeeld. Gewoon door te doen. Dan geeft Keith wel een handig testje om te checken of je daad er een van dienend leiderschap was. Stel jezelf de vraag: ‘groeien degenen die gediend worden als mensen?’
U kunt reageren op deze column via harm.
[email protected].
Harm Klifman
februari maand 2011 2014
13
mijn school Koning in een klein koninkrijk Frank is directeur van een praktijkschool in het voortgezet onderwijs. Hij deelt zijn ervaringen als schoolleider uit de praktijk. Kijk mee over zijn schouder.
Aan de vooravond van een nieuw kalenderjaar, zet ik de goede voornemens voor op de fiets en rij ik met de auto naar het werk. Het goede gevoel is daar. Begroting mooi op tijd af, klaar voor de puntjes op de i, laat het jaar maar komen! Vanaf mijn huis naar school is het een ritje van een minuut of veertig, dat geeft mij voldoende tijd om te peinzen. Dat doe ik dus ook. 2014 is het jaar van passend onderwijs, van de transitie jeugdzorg, van (in mijn geval) reorganisatie en krimp en later in het jaar voorbereidingen treffen voor de participatiewet. Grote uitdagingen dus die ons als managementteam liggen te wachten. Grote uitdagingen om te vertalen naar kleinere uitdagingen in processen binnen de school die weer aansluiten bij de processen in de grote wereld. Alle grote discussies in de grote wereld voeren wij in het klein natuurlijk ook. Hoe maken wij ons praktijkonderwijs passend? Welke rol spelen wij in het samenwerkingsverband? Welke rol willen en kunnen wij spelen bij het arrangeren van arrangementen? Het zijn allemaal zaken die aan de orde van de dag zijn en behoorlijk veel aandacht en zorg behoeven. Ik vind het daarbij moeilijk om in de snelheid alle betrokken mensen mee te nemen. Onder meenemen versta ik uiteraard meer dan een informatief mailtje of een klein bijeenkomstje; ik wil graag dat iedereen vanuit zijn of haar eigen raam meedenkt over het toekomstperspectief van de school. Een grote ambitie die ik noodzakelijk acht voor het slagen van passend praktijkonderwijs.
14
februari 2014
Ondertussen ben ik toch al mooi halverwege op weg zonder dat ik daar erg in heb. Ik heb nu nog twintig minuten om te peinzen. Dat doe ik dus ook. De school in reorganisatie, wat betekent dat ook al weer? Een opgave om personeel te her-
In al mijn overpeinzingen kom ik als vanzelf bij al die andere ingewikkelde thema’s: de onderwijsarbeidsmarkt, het (in de toekomst aankomende) lerarentekort, het aantal onbevoegde voor de klas, het al dan niet overbodig zijn van onderwijsmanagers en als laatste de eventuele geboorte van de nieuwe cao’s primair en voortgezet onderwijs. Door mijn hoofd schiet die oude slogan ‘Onderwijs iedere dag anders’. Ik realiseer mij daarbij direct dat je ongelofelijk moe kunt worden van iedere dag anders. Ik wil wel eens een paar weken hetzelfde… Ik hoop dat u als collega-schoolleider nu niet meteen de biezen wilt pakken om nooit meer als schoolleider een gebouw in te lopen, want ik geloof echt dat deze overpeinzingen voor een groot deel de redenen bevatten waarom u schoolleider geworden bent. U wilde de onderwijswereld als leidinggevende beïnvloeden. Hier hebt u de wereld, tijd om te gaan beïnvloeden. Ooit vertelde een wijze bestuurder dat ik mij moet realiseren dat ik als schoolleider een kleine koning ben in een klein koninkrijk en dat de wereld daarbuiten mij vooral ook zo ziet. Dat betekent in ieder geval dat ik gezien wordt en dus invloed heb op zaken in de wereld, hoe klein die wereld ook moge zijn.
plaatsen, mobiliteit intern en extern te bevorderen, gesprekken te voeren met vakbonden, personeel geïnformeerd en gemotiveerd te houden, mijzelf geïnspireerd en gemotiveerd te houden. Het zijn vreemde tijden. Op de radio hoor ik dat het aantal zzp’ers in 2013 fors is toegenomen. Het zou toch niet zo zijn dat… Ik vrees het… de geboorte van veel onderwijs zzp’ers…
Ik wens ons, schoolleiders, in het komende kalenderjaar veel invloed toe op alle onderdelen van de bovenstaande overpeinzingen. En mocht u ooit twijfelen of u goed eraan heeft gedaan om leiding te gaan geven binnen het onderwijs, wees gerust iedereen heeft wel eens zo’n moment. Momenten gaan gelukkig snel voorbij.
recensie
Leidinggeven aan onderzoekende scholen Het boek ‘Leidinggeven aan onderzoekende scholen’ vormt een overzicht van onderzoeksresultaten vanuit het lectoraat Leiderschap, ingesteld bij de Academie voor Schoolleiderschap Penta Nova. Lector Meta Krüger geeft in haar voorwoord aan dat in navolging van de Onderwijsraad de schrijvers van mening zijn, dat er vanuit de overheid een te eenzijdige focus op cognitieve capaciteiten is. Het zou schoolleiders daarom niet moeten gaan om opbrengstgericht leidinggeven, maar om onderzoeksgericht leidinggeven op onderzoekende scholen.
M
et het boek wordt geprobeerd om invulling te geven aan het begrip ‘onderzoeksmatig leiderschap’, mede door praktische aanbevelingen bij ieder hoofdstuk. Het eerste deel vormt een theoretische onderbouwing voor negen onderzoeken die daarna per hoofdstuk staan beschreven.
Eigenaarschap Een onderzoekende cultuur op school draagt bij aan de ontwikkeling van leerlingen en leerkrachten in de breedte. Dit vereist van de schoolleider dat hij vanuit een duidelijke, gezamenlijk ontwikkelde en gedragen visie leraren ondersteunt en hen intellectueel uitdaagt om te komen tot ontwikkeling. Deze uitdaging vraagt om eigenaarschap van de leraren, die kan worden gerealiseerd door gebruik te maken van data voor reflectie en onderwijsvernieuwing in de eigen lespraktijk. Dit eigenaarschap maakt het ook mogelijk om, gebruikmakend van gedeeld leiderschap, de beleidsvoornemens voor de toekomst van een school en haar onderwijs samen te formuleren en van hieruit besluiten te nemen voor de koers die een school uitzet. In een professionele leergemeenschap van de onderzoekende school is er sprake van een onderzoekende houding en onderzoeksvaardigheden bij leerkrachten en schoolleiders. Zij leren hierbij in de tweede en derde orde, waarbij zij reflecteren op eigen interpretaties en aannames. Uit onderzoek blijkt dat het hieraan bij leiders nogal eens schort, omdat het moeilijk is om oude denk- en handelingspatronen los te laten. Het vereist een paradigmashift van ‘dingen anders doen’ naar ‘andere dingen doen’. Onderzoekende houding De onderzoeken concretiseren vanuit diverse invalshoeken de theorie. Pluspunt hierbij is dat gekozen is voor voorbeelden uit primair en voortgezet onderwijs en voor scholen met verschillende contexten. Ieder onderzoek levert concrete aanbevelingen op, waarmee je als lezer je voordeel kunt doen. Vooral de aanbevelingen voor schoolleiders laten zien dat een onderzoekende school start bij de onderzoekende en lerende houding van de schoolleider. Hier ligt dan ook een opdracht en aanbeveling naar de beroepsgroep. Onderzoeksmatig leiderschap heeft volgens Krüger een plek gekregen in de vijf hoofdcompetenties van het nieuwe beroepsprofiel
schoolleider. Toch is blijvende aandacht nodig om een onderzoekende houding te stimuleren, onderzoeksvaardigheden te beheersen en een onderzoekende cultuur te bouwen. De kunst is om dit vooral in een reflecterende dialoog tussen professionals op de werkvloer vorm te laten krijgen, in plaats van via (opbrengstgerichte) gestandaardiseerde afspraken en procedures. Promotieonderzoek van Lisette Uiterwijk zal in de toekomst het effect tonen van onderzoeksmatig leiderschap op de leerresultaten van leerlingen.Het boek biedt geen pasklare antwoorden om je als school te ontworstelen aan een eenzijdige benadering van opbrengsten en data binnen je school, maar vormt zeker een uitgangspunt om als schoolleider met je managementteam en leerkrachten vanuit een onderzoekende houding meer eigenaar te worden van de brede ontwikkeling van de werknemers en leerlingen binnen je school. Martin de Kock
Leidinggeven aan onderzoekende scholen Redactie Meta Krüger M.m.v. Judith Amels, Cor van den Berg, Jan Halin, Meta Krüger, Linda Odenthal, Lennert de Pater, Willem Poppe, Gerlo Teunis, Lisette Uiterwijk, Cor Verbeek en Cora Vinke. ISBN 9789046903872 € 29,50, Uitgeverij Coutinho
februari 2014
15
vraag & antwoord
Decentraal georganiseerd overleg Passend onderwijs brengt heel wat in beweging. De nieuwe organisatie van het onderwijs aan leerlingen die extra zorg nodig hebben, leidt ook tot personele gevolgen. Daarnaast worden heel wat scholen geconfronteerd met terugloop van leerlingenaantallen. Dat heeft uiteraard gevolgen voor het personeel dat in dienst is. Als krimp van de werkgelegenheid dreigt, is in veel gevallen overleg met de vakorganisaties nodig. Wanneer moet er decentraal georganiseerd overleg (DGO) worden gevoerd en hoe gaat dat in de praktijk?
Zowel het DGO als de personeelsgeleding van de (G)MR gaan over de belangen van het personeel dat in dienst is van de werkgever. In de cao is vastgelegd dat over de verschillende onderdelen van personeelsbeleid het overleg plaatsvindt met de P(G)MR. Het DGO komt in beeld bij enkele specifieke situaties die genoemd zijn in artikel 13 van de cao: bij een reorganisatie met personele gevolgen en bij het vaststellen van het meer-jarenformatieplan en/of de meerjarenbegroting als er geen GMR is, of als er wel een GMR is, maar de personeels-
16
februari 2014
geleding daarvan op deze onderdelen geen instemmingsrecht heeft. Daarnaast kan de PGMR besluiten om in enkele met name genoemde onderwerpen het overleg over te dragen aan het DGO. Het gaat dan om het invoeren of wijzigen van beloningsbeleid en de personele gevolgen van de invoering of wijziging van een bovenschoolse directie. Het DGO komt ook in beeld als een bestuur dat gekozen heeft voor werkgelegenheidsbeleid de formatie moet inkrimpen zonder dat er sprake is van reorganisatie. Het DGO gaat altijd over de personele
gevolgen van voorgenomen besluiten en niet over het besluit zelf. Als er een reorganisatie plaatsvindt, dan moet het bestuur eerst overleg voeren met de PGMR over de reorganisatie zelf. Vervolgens wordt in het DGO gesproken over de personele gevolgen van de reorganisatie. Een ander belangrijk aspect is dat in het DGO altijd wordt gesproken over personele gevolgen voor het gehele personeelsbestand of bepaalde categorieën daarvan. Er worden dus geen besluiten genomen over individuele personeelsleden. Voorts is van belang dat het DGO wordt gevoerd op het niveau waarop de besluitvorming over de onderwerpen van het overleg worden genomen. Meestal is dat op bestuursniveau, maar soms worden besluiten met personele gevolgen ook genomen op het niveau van het samenwerkingsverband. In dat geval voeren de bonden en (vertegenwoordigers van) het samenwerkingsverband het overleg.
DGO-reglement In het DGO-reglement staan de spelregels van het overleg. Naast technische zaken is daarin bepaald wie er deel uitmaken van het overleg. Van werkgeverszijde moet dat in ieder geval iemand zijn die bevoegd is om besluiten te nemen over de onderwerpen van het overleg. Dat kan een bestuurder zijn, maar ook een directielid. In dat laatste geval moet dat directielid gemandateerd zijn. Aan de kant van de werknemers zijn de vakorganisaties de deelnemers aan het overleg. Deze organisaties zijn aangesloten bij zogenoemde vakcentrales. In het primair onderwijs zijn vier vakcentrales in het DGO vertegenwoordigd. Er nemen dus vier onderhandelaars namens de vakorganisaties deel aan het overleg. Beide partijen kunnen deskundigen uitnodigen voor het overleg, die wel mogen deelnemen aan het overleg, maar niet aan de besluitvorming. De werkgever heeft vaak een medewerker personeelszaken aan tafel als adviseur. De vergaderingen zijn openbaar, tenzij in het overleg expliciet wordt afgesproken dat de vergadering, of een deel daarvan, besloten plaatsvindt. Om de openbaarheid tot uitdrukking te brengen, zijn er spelregels over de termijn waarbinnen en de manier waarop de vergadering wordt aangekondigd. Werkgelegenheidsbeleid Als een werkgever kiest voor werkgelegenheidsbeleid, krijgt het vast benoemde personeel een werkgelegenheidsgarantie. De werkgever heeft een inspanningsverplichting om gedwongen ontslagen te voorkomen, onder andere door samenwerking aan te gaan met andere besturen en door instrumenten in te zetten op gebied van mobiliteitsbeleid. Uiteraard is de werkgelegenheidsgarantie niet absoluut. Als de werkgever voorziet dat de vaste formatie niet volledig te handhaven zal zijn, dan moet hij het DGO bij elkaar roepen om de situatie te bespreken. Als in dat overleg blijkt dat reorganisatie en/ of krimp onvermijdelijk is, wordt er overleg gevoerd over een sociaal plan. De cao geeft de kaders aan voor zo’n sociaal plan. De eerste belangrijke bepaling is dat de omvang van het formatieve probleem wordt vastgesteld, alsmede om welke functies (niet welke personen!)
het gaat. Treft de krimp bijvoorbeeld alleen lesgebonden functies of is er ook terugloop bij de directie en/of het OOP aan de orde? Ook moet worden vastgelegd welke instrumenten kunnen worden ingezet om het formatieve probleem op te lossen zonder gedwongen ontslagen en hoeveel budget daarvoor beschikbaar is. Natuurlijk is het ook belangrijk dat er goede afspraken worden gemaakt over communicatie, zodat alle medewerkers op de hoogte zijn van de op handen zijnde reorganisatie, maar ook kunnen nadenken of zij gebruik willen maken van de vrijwillige maatregelen. Een belangrijke bepaling is dat een sociaal plan altijd twee fases kent: de vrijwillige en de gedwongen fase. Zoals de termen al aangeven, kunnen werknemers in de eerste fase op vrijwillige basis gebruikmaken van de mobiliteitsinstrumenten die in het sociaal plan staan. Enige voorwaarde daarvoor is dat zij daarmee een bijdrage leveren aan de oplossing van het probleem. Als de formatieve problemen alleen maar betrek-
onvoldoende functioneert kan in het sociaal plan geen reden zijn voor ontslag. Ook kan worden afgesproken dat de ontslagen in een bepaalde organisatorische eenheid (school, afdeling) plaatsvinden. Uiteraard gebeurt dat alleen als het formatieve probleem aantoonbaar aan de orde is op die school of afdeling. De aanwijzing van het met ontslag bedreigde personeel vormt het begin van de tweede, gedwongen fase. In die periode worden de mobiliteitsinstrumenten gericht op deze aangewezen werknemers. Streven is om de gedwongen fase een (school)jaar te laten duren. Dit jaar is dan feitelijk het RDDF-jaar voor de werknemers van wie de functie wordt opgeheven. Het DGO kan, als de situatie dat noodzakelijk maakt, de tweede fase te verkorten. Over alle onderdelen van het sociaal plan moet in het DGO overeenstemming worden bereikt, voordat ze kunnen worden uitgevoerd. Het is daarom van belang een formatief probleem tijdig te signaleren en het DGO zo snel mogelijk bijeen te roepen. Vaak start zo’n procedure met een informeel overleg, waarbij de werkgever
‘DGO gaat altijd over personele gevolgen en niet over het besluit zelf’ king hebben op lesgebonden functies (leraren, klassenassistenten e.d.), dan kan een administratief medewerker geen gebruikmaken van het sociaal plan. Zijn functie staat immers niet op de tocht. Voorbeelden van mobiliteitsinstrumenten staan in de cao, artikel 10.3. Tijdens de vrijwillige fase is niet bekend wie er uiteindelijk met ontslag bedreigd zal zijn, als deze eerste fase onvoldoende oplevert. Dat voorkomt dat medewerkers die weten dat hun functie niet bedreigd is, zich in de eerste fase afzijdig houden. Tegen het einde van de eerste fase wordt in het DGO de balans opgemaakt. Is het probleem onvoldoende opgelost, dan wordt de werkgelegenheidsgarantie opgeheven. In het DGO wordt bepaald op welke manier medewerkers worden aangewezen van wie de functie komt te vervallen. Dat gebeurt aan de hand van objectieve criteria. Het feit dat iemand
met de vakbondsvertegenwoordigers en PGMR-leden de situatie bespreekt en een tijdpad bepaalt voor het verdere overleg en de besluitvorming. In zo’n DGO-traject overleggen de bonden steeds met de PGMR, omdat die ook bij de besluitvorming over een reorganisatie betrokken zijn, met name als het gaat om niet-personele aspecten. Daarnaast houden de bonden, alvorens in te stemmen met (onderdelen van) een sociaal plan, een ledenraadpleging om het draagvlak voor de voorgenomen besluiten te toetsen. Alle reden dus om geen tijd te verliezen en eerder te vroeg aan de (DGO-)bel te trekken dan te laat. Twijfelt u of overleg nodig is? Neem contact op met uw vakbond en nodig de onderhandelaar (regiobestuurder) uit voor een informeel overleg. Jan Damen, CNV Onderwijs
februari 2014
17
Het Finse geheim
Geef een kind de tijd om het onderwijs te laten bezinken Ook uw verslaggever heeft de reis naar Finland gemaakt. Tenslotte gebeurt het daar. Ze geven zo weinig les en halen zulke hoge opbrengsten op de PISA ranking. Zij zijn derde en wij elfde, dat kan toch niet! Daar moet wel iets achter zitten, toch? De Nederlandse beleidsmakers zijn in paniek. “We raken achter”, jammeren ze.
W
e bezochten vijf scholen. Van heel groot (achthonderd leerlingen) tot heel klein (62 leerlingen). Van stad tot platteland. Ook de opleiding, een universitaire opleiding, en de daaraan gekoppelde universitaire oefenbasisschool vereerden we met een bezoek. Dit allemaal in de buurt van Oulu. Ja, de stad van Nokia. We waren op zoek naar het grote geheim. Niet wat uit allerlei publicaties naar voren komt als de voordelen van het Finse systeem, maar wat gewoon op de werkvloer te zien is. Om de knuppel maar direct in het rendierhok te gooien: als onze inspecteurs de Finse scholen zouden beoordelen, dan zouden al die scholen zwakke scholen zijn. Niet voor wat de opbrengsten betreft, die zijn tenslotte boven twijfel verheven, maar als je nauwelijks toetst en als je toetst je dat op eigen initiatief (houtje) en met een eigen model doet, geen intensieve trendanalyses maakt, niet echt harde data verzamelt en de doorgaande lijn niet echt als item ziet, dan zul je onze inspectie op je weg vinden. En toch... ze scoren beter, dus... wat is het geheim?
18
februari 2014
Vertrouwen Vertrouwen doen ze hun eigen personeel van harte, in tegenstelling tot onze overheid. Er is wel van alles geregeld, zoals een landelijk curriculum, maar in hoofdlijnen. En niet zoals bij ons dat elke leerling in een bepaalde maand van een bepaald leerjaar c.q. levensjaar een bepaalde hoeveelheid stof moet hebben gehad en een bepaald niveau moet beheersen. Zij mogen acht jaar doen over de te behalen einddoelen. Dat geeft rust, want een leerling ontwikkelt zich niet diagonaal, maar ontwikkelt zich in groeisprongen, vinden zij. Zij kijken je dan ook verbaasd aan als je de toetsbatterij uitlegt die wij hebben. “Meen je dat?”, vragen ze je vervolgens.
‘Op Finse scholen hebben kinderen veel meer speeltijd’
Ik zal me niet laten verleiden per school aan te gaan geven wat die school voor specifieks heeft. Elke school heeft en mag zijn eigen kleur hebben. Toch hebben ze allemaal veel meer tijd ingeroosterd voor houtbewerking en handvaardigheidtechnieken. Wood and crafts. Daardoor hebben ze minder tijd voor rekenen, taal en lezen. Maar de tijd die ze daarvoor hebben, is blijkbaar genoeg. Tevens hebben ze veel meer speeltijd, pauzetijd. Na elk blok van ongeveer een uur is er een kwartier pauze. Ook zagen we dat op een school in sommige groepen kinderen later op school komen, zodat de juf met een halve groep kan werken. De eerder genoemde groep gaat ook weer later naar huis, zodat het mes
aan twee tijdkanten snijdt. Als je vragen stelt binnen ons raam van testen en toetsen, kijken ze je dus verbaasd aan. Waarom zou je dat doen voor alle kinderen? Dat doe je alleen als je als leerkracht het idee hebt dat het nodig is, eerder niet. Ook in klas 9, vijftien jaar zijn ze dan, is het aantal toetsen of repetities en dergelijke beperkt. Zit er dan geen ander kantje aan? Jazeker, er is een door ouders geaccepteerde huiswerkhouding. Vanaf klas 1 (zes/zeven jaar) hebben de kinderen huiswerk. Rust Het systeem is heel relaxed, want aan het eind van de school (zestien jaar) kan er maar uit twee richtingen gekozen worden. En niet zoals bij ons met twaalf jaar uit tig mogelijkheden. Zo creëer je rust. Afrekenen aan het eind van de school en een overzichtelijke verwijzingskeus. Ook bij de groepsbezoeken zag ik dat de leerlingen met rust werden gelaten. Ze mochten in hun eigenheid de opdracht doen. Geen in je nek hijgende leerkrachten, die met goedbedoelde
februari 2014
19
adviezen je, als leerling, probeert te helpen. Geen afstand, dat niet, maar veel minder druk en stress. Zou het komen, omdat wij het adagium hebben het beste uit het kind te moeten halen? Dat is inderdaad pas stressen. Op alle scholen was er een rustige sfeer, mede door de grote ruimten, die vooral de nieuwbouwscholen hebben. Hollen is verboden en elk kind loopt op sokken, terwijl de leerkrachten slippers of sandalen aan hebben. Ik weet het; de groepen zijn niet groter dan ongeveer twintig tot 24. Er is geen inspectie, want men vertrouwt erop dat universitair op-
‘Toetsen doe je alleen als je als leerkracht het idee hebt dat het nodig is’ geleide leerkrachten hun autonomie aankunnen en hun uiterste best doen. Die bijvoorbeeld na lestijd de lesstof van de volgende dag doorspreken met elkaar. Vertrouwen leidt tot minder stress. Vertrouwen op alle terreinen. De leiding en de ouders vertrouwen de leerkrachten, de leerkrachten vertrouwen de leerlingen. Assessment En dan het opleidingsniveau. Er is alleen maar toegang tot de lerarenopleiding via een assessment bij de universiteit. Zo’n 10 procent van de opgegeven studenten (zesduizend aanmeldingen!) worden toegelaten. Een paar jaar geleden was dat zelfs 3 procent. Je zou bijna zeggen dat het een restant is van de oude Russische planeconomie. Helaas kwam uw verslaggever op zijn indringende vraag of er dan ook door de basisschoolleraren aan onderzoek werd gedaan als ze eenmaal een baan hadden, niet achter of die universitaire houding in de praktijk echt tot meer diepgang leidt. “Het dagelijkse werk vergt al veel tijd”, sprak een leerkracht. Alsof ik in Nederland was. Maar waar is waar, meer opleiding leidt naast een pedagogisch talent tot meer kwaliteit. Voor directeuren was er nauwelijks een gedegen opleiding. Een halfjaarlijkse minor management na je opleiding is het dan. Een beetje het hoofdakte-idee, voor wie nog weet wat dat is. Directeuren moeten ook les geven, dat dan weer wel. Zorgklassen Veel is er te zeggen over de zorg, die in drie stappen is verdeeld. Er bestaat een slimme aanpak in de vorm van zorgklassen. Hun plan bestaat om de preschool vanaf drie jaar in het systeem in te bedden. Inderdaad, dat verhaal van dat ze pas op zevenjarige leeftijd naar school klopt en klopt niet. De officiële school begint op zevenjarige leeftijd. De preschool zit niet in het systeem, maar wordt door 99 procent van de leerlingen wel gevolgd. Het resultaat is dat ongeveer de helft van alle kinderen al kunnen lezen als ze in de eerste klas komt. Ze hebben wel minder lesuren per jaar, dat weer wel. Twee maanden zomervakantie, maar het begrip zomerdip kenden en herkenden ze niet. Tijd om te bezinken Wat uw verslaggever meeneemt, is de rust en het vertrouwen. De acceptatie dat een leerling in sprongen leert, behoefte
20
februari 2014
heeft aan creativiteit (50 procent van de schooltijd!) en aan speeltijd. Op die manier krijgen Finse kinderen de tijd om alles wat ze leren te laten bezinken. Ons systeem jaagt leerlingen, ouders, leerkrachten en managers op om te scoren. Gelukkig zijn bij de behandeling van de onderwijsbegroting in november 2013 ‘Finse’ woorden geuit. Geef de leerkracht zijn vak terug. Beperk de toetsterreur. Schei uit met de verhoging van de Citoeindtoetseis. Schaf de kleutertoets af, herzie de rol van de inspectie, enz. Met dank aan de Besturenraad, die al langer pleit tegen de economisering van het onderwijs. “Druk eraf en dan komt het wel. Vertrouw er maar op”, sprak zei een directrice tegen me. Een mooi vooruitzicht dat ons streelt. Acceptatie van het kind Het geheim zit hem dus in het accepteren van het totale kind. Niet als toekomstig producent of consument, maar in een veel breder perspectief, waarbij problemsolving hoog in het vaandel staat. Daarvan kunnen we nog wel leren. Problemsolving is trouwens een criterium in de PISA-toets, vertelde de professor op de universiteit me. Denk eens na of op uw school de kinderen echt de tijd krijgen om een probleem op te lossen of heeft u ook van die goedbedoelende helpende leerkrachten? Ik zie door alle bezoeken die er afgelegd worden aan Finland een vreugdevolle kanteling van paradigma. Dankzij hen, die ondanks het woord rendier, zich niet laten stressen, maar vertrouwen op en in elkaar. Mocht u uw eigen onderwijs willen spiegelen aan een ander systeem, dan is een uitstapje naar bijvoorbeeld Finland een aanrader. Wel doodvermoeiend, maar het geld en de tijd waard. Dank aan het Europees fonds. Chris Lindhout, met dank aan reisleider Jan Verdonk
Wilt u meer informatie? Mail dan naar Chris Lindhout via
[email protected].
boek
De professionele leergemeenschap in het onderwijs In nationaal en internationaal onderzoek wordt steeds vaker de professionele leergemeenschap gezien als een succesvolle methode voor het verhogen van de ontwikkeling van scholen en het focussen op het zo goed mogelijk laten leren van leerlingen. Dit boek beschrijft de theorie en geeft voorbeelden uit de praktijk.
Onderwijs bereidt kinderen voor op een werkzaam leven in de toekomst. Maar hoe deze toekomst, met de snelle, veranderende ontwikkelingen eruit zal zien, is moeilijk te voorspellen. Een school kan een leerling opleiden tot een beroep dat straks misschien niet meer bestaat. Vanuit dit besef concluderen wij dat het belangrijk is dat je een leerling leert hoe hij moet leren. Met name het ontwikkelen van een leven-lang-leren attitude is een must in de 21ste eeuw.
Ruimte creëren Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft in haar actieplan ‘Leraar 2020’ als doelstelling opgenomen, dat scholen zich ontwikkelen naar een professionele leergemeenschap. De basis hiervan is het doorlopend elkaar ontmoeten, samen reflecteren en samen leren, met als doel een leerproces tot stand te brengen dat gericht is op het primaire proces, namelijk het leren van de leerlingen. Door een structuur en klimaat op
school te scheppen, waar mensen voortdurend de mogelijkheid hebben met elkaar in gesprek te gaan over hun vak, maak je ruimte voor ontwikkeling en gebruik je de aanwezige talenten van mensen. Onderwijspraktijk Dit boek beschrijft de theorie van een professionele leergemeenschap en geeft een aantal voorbeelden uit de onderwijspraktijk én praktische tips, waarmee u direct aan de slag kunt. De professionele leergemeenschap in het onderwijs Basisschoolmanagement_SITE Auteur: Myriam Lieskamp ISBN 9789491806131 Prijs: € 32,50
februari 2014
21
Cursussen
Maak gebruik van individuele coaching en begeleiding!
Annemieke Schoemaker is werkzaam als adviseur en coach bij CNV Onderwijs Academie. Ze vertelt: ‘De behoefte aan coaching kan ontstaan uit verschillende situaties. Een veelgeziene is natuurlijk werkdruk. Soms gaan mensen daar bijna aan onderdoor. Er worden steeds meer eisen aan onderwijspersoneel gesteld en ook moeten er meer uren worden gemaakt. Die ervaren werkdruk heeft niet alleen te maken met de opgelegde taken, maar kent ook een persoonlijke kant. Hoe komt het dat je moeilijk “nee” kunt zeggen, niet in staat bent grenzen te
Dan is individuele begeleiding of coaching wellicht iets voor u. Samen met uw persoonlijk begeleider/coach brengt u in kaart wat uw leerwensen zijn en stelt u een programma op. De duur van de begeleiding is afhankelijk van de leerwensen die u heeft. Heeft u vragen of wilt u zich aanmelden? Neem dan contact op met CNV Onderwijs Academie: (030) 751 17 47.
stellen en dus ook nooit stopt met werken? Dan kan het fijn zijn om daar in persoonlijke gesprekken met iemand over na te denken. Een andere situatie waarin je aan coaching zou kunnen denken, is bij loopbaanvraagstukken. Wil je dit werk blijven doen? Hoe kan ik me ontwikkelen de komende jaren? Hoe kun je in een andere schaal terecht komen? Ook dan kan het nuttig zijn om met een coach te sparren.
a ‘t Hart
Wilt u uw werk graag anders invullen, maar weet u niet op welke manier? Heeft u er moeite mee om uzelf te profileren of weet u niet goed hoe u dat aanpakt? Heeft u last van werkdruk of
werkstress? Of neemt het plezier in het werk af?
Foto: Tja rd
Er gebeurt veel in het onderwijs, bij besturen en op scholen. CNV Onderwijs stimuleert goed personeelsbeleid met als kenmerken employability (je leven lang goed aansluiten op de vraag naar arbeid), leven lang leren en talentontwikkeling.
Uw partner in training en advies
Invoering passend onderwijs
Ondersteuningsplan en schoolondersteuningsprofiel
februari 2014
23
De een ziet kansen in passend onderwijs, zoals meer regie en samenwerking met andere scholen om leerlingen beter te helpen, en de ander ziet zorgen. Zorgen om de te bieden handelingsgelegenheid in de praktijk en dat zich het als een bestuurlijke, financiële klem zal manifesteren. Hoe dan ook ligt er een aantal feiten op tafel. De lokale mogelijkheden en ontwikkelingen moeten in beeld zijn in het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. Als schoolleider kun je het schoolondersteuningsprofiel van de school daarop afstemmen. Hoe ver bent u met uw samenwerkingsverband en schoolondersteuningsprofiel? Hoe betrekt u ouders en personeel hierbij?
T
ussen 1 februari en 1 maart 2014 moeten alle ondersteuningsplanraden (OPR) het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband ter instemming behandelen. Dit plan bepaalt in hoofdlijnen: • het (minimale) zorgniveau van elke aangesloten school; • hoe scholen zo samenwerken dat elke leerling passend onderwijs ontvangt zo dicht mogelijk bij huis; • de procedure voor (terug)plaatsing van een leerling (ook naar het voortgezet onderwijs); • een meerjarenbegroting van zorgmiddelen en de verdeling over en overdracht aan scholen; • de procedure en de criteria voor toekenning van speciale zorg; • de wijze van omgang met ouders en informatie aan hen over de ondersteuning; • de kwalitatieve en kwantitatieve resultaten die jaarlijks bereikt gaan worden.
‘Goede voorbeelden en initiatieven over passend onderwijs staan centraal’ Mocht er geen instemming zijn, dan is er tot 15 maart gelegenheid voor het SWV om het geschil voor te leggen aan de landelijke geschillencommissie. Deze heeft tot 15 april de tijd om een uitspraak te doen, want op 1 mei moet het ondersteuningsplan bij de inspectie liggen. Koplopers In de praktijk zien we dat er samenwerkingsverbanden op tijd begonnen. Zij zijn voor de zomer van 2013 bij de notaris geweest om het bestuur voor het SWV op te richten. Voor de herfst hadden deze verbanden ook de medezeggenschapsraad van het SWV (de
Websites www.passendonderwijs.nl: alles over passend onderwijs www.swv.passendonderwijs.nl: alles over de samenwerkingsverbanden en hun scholen. U vindt hier elk swv op plaatsnaam voor het primair en voorgezet onderwijs, informatie over de scholen, verwijzingen en beschikbare middelen (en de positieve (groen) en negatieve (rood) vereveningsgelden tot 2020. www.medezeggenschap-passendonderwijs.nl: alles over medezeggenschap in het passend onderwijs en informatie over gratis begeleiding en voorlichting. De CNV Onderwijs Academie werkt ook voor dit Steunpunt.
24
februari 2014
OPR) ingericht en al concepten van het ondersteuningsplan met de OPR besproken. Voor deze besturen is het goed roeien op de rivier naar de haven van passend onderwijs: de zee moet op 1 augustus 2014 bereikt zijn. Achterblijvers In november constateert zowel de politiek als het veld dat er ook achterblijvers zijn: samenwerkingsverbanden die alleen nog maar bij de notaris zijn geweest, maar verder eigenlijk nog niets hebben geregeld. Soms komt dat door bestuurlijk aftasten van elkaars wensen, soms gewoon omdat men te laat is begonnen. Hoe het ook zij: voor deze groep is de zogenoemde ‘gaspedaalgroep’ opgericht: een groep die vanuit het ministerie en het veld deze achterblijvers gaat helpen, zodat ze wettelijk alles in orde hebben op 1 augustus. Anders komt het uitbetalen van de zorgmiddelen in gevaar. De staatssecretaris deed de Tweede Kamer toezeggingen dat in het voorjaar van 2014 de Kamer geïnformeerd wordt over het proces van het aanstellen van bewindvoerders voor achterblijvers en er een actieplan volgt voor het verdere verloop van de implementatie na augustus 2014. Voortgang Begin 2014 is er dus zorg om de achterblijvers, maar er is ook zorg over de beelden die er bij ouders en leraren leven over het passend onderwijs, zoals de misvatting dat er grote groepen leerlingen met problemen bijkomen in iedere klas. Kennis, informatie en werkelijk betrekken bij het proces en de inhoud verschillen enorm. Hoe is dat in uw samenwerkingsverband en in uw school? Is er sprake van enkel sturen van informatie aan of van een werkelijke dialoog met teams, medezeggenschapsgremia en ouders? Wordt er serieus inhoudelijk gesproken over het ondersteuningsplan met een adequaat
samengestelde OPR? Zijn het personeel en de MR betrokken bij het opstellen van het schoolondersteuningsprofiel? En hebben ze invloed op de inhoud ervan? Sander Dekker zegde eind 2013 de Kamer toe bij deze processen in scholen extra ondersteuning te willen bieden, bijvoorbeeld vanuit het ministerie of via het steunpunt medezeggenschap passend onderwijs. Ook wordt in de week van 24 tot en met 28 maart 2014 een actieweek georganiseerd. Goede voorbeelden en initiatieven over passend onderwijs in de klas staan in deze week centraal. Ouders en personeel worden bij de voorbereiding van die week betrokken en ze worden gestimuleerd om op hun eigen school het gesprek over passend onderwijs te voeren. Medezeggenschap Volgens Sander Dekker dient vóór 1 augustus 2014 in elk geval duidelijk te zijn voor ouders en scholen hoe de ondersteuning van leerlingen die nu een rugzak hebben eruit ziet, wat er gebeurt als een leerling met extra ondersteuningsbehoefte voor het eerst wordt aangemeld bij een school, wat de school doet als er op school geen passende plek (meer) is voor een leerling, hoe een leerling toelaatbaar wordt voor het speciaal basisonderwijs of het (voortgezet) speciaal onderwijs en waar scholen en ouders terecht kunnen met problemen en klachten over de extra ondersteuning of passend onderwijs. Meer en meer wordt duidelijk dat er op 1 augustus geen plotselinge omwenteling plaatsvindt in het onderwijs die gepaard gaat met grote leerlingmigraties. De bekostiging blijft in het eerste jaar nog gelijk. Er is geen bezuiniging in geld voor passend onderwijs. Wel is er vanaf 2015 sprake van herverdeling (landelijke verevening). Het ondersteuningsplan en het schoolondersteuningsprofiel worden weliswaar geschreven voor vier jaar, maar zullen naar verwachting in de praktijk jaarlijks een update krijgen. Op het moment dat het schoolondersteuningsprofiel wijzigt, dient het opnieuw ter advisering te worden voorgelegd aan de MR. Op www. medezeggenschap-passendonderwijs.nl is bij ‘handreikingen, modellen’ een checklist voor het schoolondersteuningsprofiel te vinden. U vindt hier ook informatie over gratis begeleidingsmogelijkheden en voorlichtingen.
Integreren in schoolplan Ondernemende directeuren hebben waarschijnlijk het schoolondersteuningsprofiel al ter advisering voorgelegd aan hun MR (wettelijke adviesbevoegdheid gehele MR), voordat ze het inzonden naar het samenwerkingsverband. En komend schooljaar maken ze het ondersteuningsprofiel een geïntegreerd onderdeel van het nieuwe schoolplan. Het schoolplan moet uiterlijk 1 juli 2015 voorzien van goedkeuring van bestuur en instemming van de MR bij de inspectie liggen. Uiteraard passen de verwachte professionaliseringstrajec-
‘Samen toewerken naar nog beter passend onderwijs in een werkbare praktijk’ ten (scholingsplan) in de school bij het ondersteuningsprofiel, de school- en kerndoelen en de verwachtingen ten aanzien van het schoolleidersregister (2016) en het lerarenregister (2017) helemaal bij het schoolplan. Zo kunnen deze plannen als een jig-saw puzzle tot een geheel worden. Gezamenlijk perspectief Ik wil afsluiten met een gezamenlijk perspectief: ik hoop dat mensen in samenwerkingsverbanden en scholen gaan werken aan verbinding tussen de mensen die de kansen zien in de praktijk en degenen die de zorgen meer in beeld hebben. Zó dat ze samen toewerken naar nóg beter passend onderwijs voor de kinderen in een werkbare praktijk voor alle betrokkenen. En dat ouders en kinderen dat ook zo mogen ervaren. Klaas Jurjens Adviseur CNV Onderwijs en landelijk steunpunt medezeggenschap passend onderwijs.
[email protected]
februari 2014
25
online op internet, dus overal te gebruiken
actueel overzicht van uren en taken
duidelijke overzichten om uit te reiken
• Taakbeleid werkt conform de CAO. • Jaartaakbrieven kunt u per e-mail naar uw medewerkers versturen.
€ 0,75 per medewerker
• Taken kunnen zeer eenvoudig aan medewerkers worden toegekend.
€ 65,- opstartkosten
• Het programma berekent automatisch hoeveel taakuren iemand nog heeft.
€ 95,- per jaar
Taakbeleid
30 dagen gratis proberen! Ga naar taakbeleid.nl of bekwaamheidsdossier.net
• Standaard competentieprofielen gebruiken en nieuwe definiëren. • 360º feedback inschakelen. • Een digitale handtekening vragen.
medewerker kan zelf inloggen en alles bijhouden: CV, POP, diploma’s en certificaten uploaden
competentieprofiel voor zichzelf invullen
€ 1,75 per medewerker
• Voorbeelddocumenten klaarzetten en gespreksverslagen uploaden.
€ 65,- opstartkosten
De directie kan
€ 95,- per jaar
Bekwaamheidsdossier
column
Schrappen Niet voor de eerste keer krijg ik de vraag van een van mijn leerkrachten wat we moeten doen als een leerling niet met vulpen kan schrijven. Ik weet dat ik er diverse artikelen over gelezen heb en er tegenstrijdige ideeën worden gepubliceerd. Het onderwerp blijft mij intrigeren, zeker in dit digitale tijdperk. Als ik een onderwijstijdschrift opensla, zie ik een artikel over het belang van schrijven op de basisschool. Ik ontdek al snel dat ik op het verkeerde been ben gezet door de titel. Of misschien wel door mijn eigen beeld bij het woord ‘schrijven’. Het gaat namelijk over het vak dat ik altijd ‘stellen’ noem. Het blijkt dat in de kerndoelen het begrip schrijven gebruikt wordt voor stellen. Als ik iets langer erover nadenk, vind ik het niet zo’n raar woord. Iemand die een stuk tekst schrijft, is immers een ‘schrijver’ en geen ‘steller’. Het artikel belicht de ondergewaardeerde kerndoelen van de Nederlandse taal,
makkelijker te toetsen dan mondeling en schriftelijk taalgebruik. Wellicht is dat de oorzaak. Het artikel zet me aan het denken. Ook in de methodes die wij op school gebruiken, worden deze vaardigheden onderbelicht. Hoewel het niet in mijn jaarplan beschreven staat, zet ik het onderwerp ‘stellen’ wel op de agenda van de volgende teamvergadering. Ik zal in eerste instantie inventariserend te werk gaan en eens kijken wat de leerkrachten van het onderwerp vinden en hoe zij ervoor zorgen dat de kerndoelen aan bod komen. Het grappige is dat ik van mening ben dat onze taalmethode tekort schiet. Een oefeningetje ‘schrijf een brief aan je opa’, waarbij geen heldere doelstelling staat en waarvoor de kinderen slechts twintig minuten de tijd krijgen, is illustratief. Ik wil het onderwerp goed belichten en denk na over de fases die bij schrijfonderwijs aan bod moeten komen. Met name de laatste fase, het presenteren
‘Ik denk na over de fases die bij schrijfonderwijs aan bod moeten komen’ het mondeling en schriftelijk taalgebruik. Hoewel er bij de kerndoelen geen uitspraak gedaan wordt over welk kerndoel belangrijker is, blijkt er in de praktijk wel onderscheid gemaakt te worden. Lezen, woordenschat en spelling zijn
van de tekst, vind ik belangrijk. Ik heb namelijk het vermoeden dat dit meestal erbij in schiet. Als voorbereiding op de vergadering stuur ik behalve het artikel ook een opdracht mee: beschrijf in een korte tekst het onderwijs in schriftelijk
en mondeling taalonderwijs bij jou in de klas en presenteer dat op de vergadering. Ook de kerndoelen stuur ik mee. Op de vergadering ben ik compleet verrast door het niveau van mijn collega’s. Ze hebben allemaal flink werk ervan gemaakt. We hebben de complete vergadertijd nodig en moeten de andere agendapunten schrappen. De collega’s beleven zichtbaar plezier aan dit onderwerp. Hetgeen ze presenteren, gaat ook mijn verwachtingen te boven. Ze vertellen allemaal hoe zij in de klas te werk gaan. Opvallend is dat ze heel veel los van de methode doen, dat ze in de methode schrappen en dat ze goed nadenken over het doel van de lessen. Als ik na de vergadering de balans opmaak, moet ik met tevredenheid constateren dat het niveau van de lessen bij ons op school hoog is, maar dat het wel leerkrachtafhankelijk is. Ik besluit dan ook om proberen vast te leggen wat van belang is bij ons op school rondom het mondeling en schriftelijk taalonderwijs. Het vastleggen kost me meer moeite dan ik dacht. Hoe schrijf ik het een en ander helder op? Mijn leerkrachten hebben blijkbaar beter schrijfonderwijs gehad dan ik. Als ik mijn tekst klaar heb, laat ik het een nachtje liggen voordat ik het doorstuur naar mijn team. De volgende dag herschrijf ik minimaal de helft van mijn tekst. Ooit hoorde ik Herman Finkers zeggen ‘schrijven is schrappen en ik schrap me wat!’. Ik denk dat ik hem nu pas begrijp. Dirk van Boven
februari 2014
27
Pleidooi om open met elkaa te gaan over verzuim en in Verzuim staat niet op zichzelf. Het maakt onderdeel uit van de cultuur van een organisatie. De cultuur wordt gemaakt door de mensen die er werken, maar vooral ook beïnvloed door de omgeving. ICT in de klas, vernieuwende didactische werkvormen, nieuwe schoolconcepten en toenemende kwaliteitseisen: allemaal ontwikkelingen die de overheid inzet. In combinatie met de uitdagingen die de Wet passend onderwijs met zich meebrengt voor de teams in het primair en voortgezet onderwijs, nemen de taken en de druk op schoolleiders en leerkrachten toe.
N
eem de invloed van de uitkomst van de financiële effecten van de verevening van de zorgbudgetten, die voor veel samenwerkingsverbanden nog onduidelijk zijn. Daar waar financiële budgetten fors lager uitvallen, neemt de financiële en werkdruk nog eens extra toe. Een andere belangrijke omgevingsfactor vormen de ouders. Zij willen meer invloed op de gang van zaken binnen de school en op de normen en waarden die de school hanteert. Daarnaast zien we dat door toenemende agressie en geweld, seksuele intimidatie, discriminatie en pesten in de hele maatschappij, er van scholen wordt
‘De ontwikkelingen en de onzekere tijden bieden nieuwe, zwaardere uitdagingen’ verwacht dat ze daar actief op in spelen, in het kader van maatschappelijke betrokkenheid. Verder doen de regering en sociale partners voorstellen met betrekking tot de aanpassing van het sociale verzekeringsstelsel. Dat gaat ver, breed en diep en raakt ons allemaal, maar het exacte resultaat ervan is nog onbekend. Verleiden We zien dat de ontwikkelingen en de onzekere tijden voor nieuwe, zwaardere uitdagingen voor scholen en dus ook voor haar leerkrachten zorgen. Van leerkrachten mag geëist worden dat ze op tijd aanwezig zijn, dat ze hun werk afronden, dat ze aan de normindicatoren voldoen. Zo zitten arbeidsovereenkomsten nu eenmaal in elkaar. Maar u kunt hen alleen verleiden om hun competenties, passies en talenten optimaal in te zetten in hun werk. En omgekeerd gunt de leerkracht de school alleen het beste van zichzelf als hij zich gewaardeerd en veilig voelt, als er aandacht is voor zijn verhaal en hij zichzelf ervaart als intrinsiek onderdeel van het totaal.
28
februari 2014
Een contract bindt, maar wat boeit zijn zaken als de menselijke maat, betrokken worden, respect tonen, empathie en dialoog. De mate waarin schoolleiders en leerkrachten in hun onderlinge relatie de kunst beheersen van ‘het spel van verleiden en gunnen’, bepaalt in hoge mate de hoeveelheid verzuim op een school. Een goed arbeidsomstandighedenbeleid gaat immers verder dan het voldoen aan een arbeidscontract. Een dynamische arbeidsrelatie blijkt uiterst belangrijk te zijn voor de duurzame inzetbaarheid van leerkrachten. Schoolleiders die willen ‘werken aan werk’, moeten zichzelf kwetsbaar opstellen om hun leerkrachten te motiveren. Maar hoe verleid je mensen tot een bepaalde houding en navenant gedrag? Niet door te zeggen wat ze moeten doen, hoe ze het moeten doen of waarom ze het moeten doen. In een dynamische arbeidsrelatie kunnen zowel schoolleiders als leerkrachten met wensen en eisen komen en elkaar om hulp vragen. Dat vraagt wel om een open klimaat, waarin je als school kiest voor bepaalde uitgangspunten. Als scholen universele kernbegrippen omarmen en in de praktijk daadwerkelijk toepassen in alles wat ze doen, ontstaat er een krachtige cultuur. De universele kernbegrippen zijn dat elk mens oké is, dat iedereen kan en mag bijdragen aan het belang van de organisatie en dat ieder mens kan kiezen hoe hij naar de wereld kijkt en wat hij ervan maakt. Dat is en een kans en rijkdom en een verantwoordelijkheid. Uitdaging Gaat u de uitdaging aan? Dat betekent dat u van het volgende uitgaat: u en ik hebben dezelfde waarde en waardigheid. Soms ben ik het niet met u eens, waardeer of accepteer ik niet wat u doet, maar ik accepteer wel wat u bent en dat u kunt
ar in gesprek zetbaarheid en wilt bijdragen aan de school. Ik sta niet boven u en u staat niet boven mij, we zijn gelijkwaardig. Het maakt daarbij niet uit of onze prestaties verschillen, of we van een ander ras zijn of tot een andere generatie horen. Uw wezen, bijdrage, uniciteit staat centraal en ik ben bereid u de ruimte te geven, kansen te bieden. U beslist zelf wat u van het leven verlangt, u bent daarvoor zelf verantwoordelijk. Maar u kunt uw besluiten altijd herzien als u de gevolgen verkeerd hebt ingeschat. Juist daardoor ontwikkelt u. Daarmee nodigt u medewerkers uit in beweging te komen én te blijven. Terug naar inzetbaarheid. Als u voor bovenstaande uitgangspunten kiest, ontdekt u al eerder dat de draagkracht en draaglast van uw leerkracht uit balans is. Dan heeft u samen allang gesproken over de situatie die de klachten veroorzaakt en hoe u daar van beide kanten naar kijkt. U heeft dan al geïnventariseerd welke problematiek u op u af ziet komen en hoe u in gezamenlijkheid kansen optimaliseert en risico’s beperkt. Openheid en gezamenlijkheid. Van daaruit gaat u dus kijken naar haalbare oplossingen en/of mogelijkheden en uiteraard met behoud van en respect voor ieders verantwoordelijkheid en rol.
Bezoek
www.voion.nl Voor iedereen in het vo op zoek naar kennis en ervaringen op het gebied van: • Arbeidsmarkt & mobiliteit • Opleiding & professionalisering • Veilig, gezond & vitaal werken
Joke van Hardeveld
Heeft u vragen hoe u dat in de praktijk kunt vormgeven, dan kunt u contact opnemen met erkend coach counselor en register casemanager Joke van Hardeveld via www. coachingencaring.nl. Op de website kunt u haar e-books over verzuim gratis downloaden.
Voion, kennis en advies van en voor het voortgezet onderwijs
www.voion.nl
februari 2014
29
column door Chris Lindhout
Nieuwjaarsrede Als er iets is waaraan ik een hartgrondige hekel heb, dan is het wel aan goede voornemens op 1 januari. Wat een kul! Dat wordt dan ook nog eens gevolgd door diverse nieuwjaarsspeeches van burgemeesters tot voorzitters van wijkverenigingen. Sprekers die beginnen met ‘ik houd het kort’, die zijn het ergste. Nietszeggend gebabbel, waar slechts een enkeling naar luistert en waarvan iedereen zich later niets meer herinnert. Deze hekel ontstaat niet uit een narrige recalcitrantie, overgebleven uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Nee, ik geloof werkelijk en oprecht dat bovengenoemde burgers en ambtenaren heel integer hun vreugdevolle en zonnige toekomstdromen voor het voetlicht brengen. De pijn ligt elders. Het hele jaar door worden we in het onderwijs, want daarom gaat het in dit geval, dood gegooid met evaluaties, beoordelingen, nabesprekingen, taxaties, verbeterde verbeterplannen en herzieningen van concepten. Noem het maar: goede voornemens. Als we, lerend van het verleden, dan ook nog de lessen die we leerden gebruikten om de toekomst zonniger te kleuren, zou je mij niet horen. Maar het lijkt er verdacht veel op dat de rituele dans van vlak na 1 januari eindigt als de niet gegeten bitterballen of de opgeklapte statafels. Het jaar is nauwelijks zijn eerste maand voorbij of de eerste fouten stapelen zich op als bierglazen na een carnavalsfeest. Diepgeworteld wantrouwen brengt ons ertoe elkaar scherp in de gaten te houden. Toetsen, testen, quick scans, vragenlijsten, onderzoeken; er gaat geen dag voorbij of je hebt er als onderwijskracht mee te maken. Dankzij de technologie is het heel eenvoudig te checken en een leger van monitorgluurders speuren dag na dag het scherm af om te kijken of de leerkracht voor de groep zijn targets wel haalt en zich houdt aan de afspraken en plannen.
30
februari 2014
Want zij zijn het die de zonovergoten nieuwjaarswensen van de beleidsmakers moeten waarmaken. Zij bedenken al die goede voornemens niet, maar worden er wel op afgerekend. En een heel oude managementwet geeft aan dat als je het volk niet meekrijgt, het plan bij voorbaat al gedoemd is te stranden. En zo gebeurt dat het hele jaar en niet alleen in het onderwijs. Vertrouwen in elkaar is zeldzaam geworden. Je mag als leidinggevende het allemaal mooie namen geven als monitoring, hulp, coaching, maatjeswerk, steun, van elkaar leren of wat nog meer, maar als het op de werkvloer ervaren wordt als controle, ben je mooi in de aap gelogeerd. Gevolg is dat men (op de werkvloer) zwijgt en niets durft te zeggen, omdat men toch niet serieus genomen wordt. Of nog erger, dat men, bang voor een slechte beoordeling, niets meer durft te zeggen. Dood in de pot, c.q. de organisatie. Ik houd het kort. Ik roep ons allemaal op om het vertrouwen in elkaar terug te geven. Een mooie wens voor 2014 en de volgende jaren.
korte berichten Gedicht
Direct 2014
Verschijningsdata
Editie 2 Editie 3 Editie 4 Editie 5
Editie 6 20 september Editie 7 25 oktober Editie 8 14 november
22 maart 19 april 24 mei 21 juni
Volg ons op Twitter CNV Schoolleiders is actief op Twitter. Volg @CNVSchoolleider om op de hoogte te blijven van het laatste nieuws van CNV Schoolleiders.
Gedichtenbundels Wilt u uw team verrassen met een gedichtenbundel van Chris Lindhout? Mail voor meer informatie of om de gedichtenbundels te bestellen naar
[email protected].
Ik wens dat Ik wens dat ik al mijn kinderen mag leren kennen en dat ik nooit zal wennen aan het idee dat ze cijfers of letters zijn. Ik wens dat ik bij al mijn kinderen mag voelen wat ze in hun hart bedoelen dwars door hun vreugde en hun pijn. Ik wens dat ik meer voor hen mag betekenen dan een uitlegger van taal en rekenen dat ik meer voor hen mag zijn. Ik wens dat ik hen meer mag geven zodat ze in hun eigen leven ervaren dat ik hun medemens wil zijn. Meelopen langs bergen en door dalen bij hun succes en bij hun falen samen op weg als mens en mens dat is wat ik zo heel graag wens. Chris Lindhout
VRAAG VRIJBLIJVEND EEN PROEFEXEMPLAAR AAN VIA ONZE WEBSITE. T. 050 - 549 11 05 E.
[email protected]
www.rapportomslagen.nl
februari 2014
31
Nieuwe website www.cnvs.nl online! Onderwijs is iedere dag anders. Juist als schoolleider is het belangrijk om op de hoogte te blijven van de actualiteit. In deze dynamische omgeving kunt u wel een partner gebruiken. Iemand waar u op terug kunt vallen voor de laatste informatie, inzicht in juridische zaken en voor een breed netwerk aan collega professionals. Niet alleen voor uw school, maar ook voor uw eigen belang als werknemer. Wij staan voor u klaar!