Passend Primair Onderwijs voor ieder kind in Rotterdam Hoofdlijnennotitie
Versie: 0.7 Status: defintief Datum: maart 2013 Auteurs: Simone de Wit e.a.
Overzicht besluitvormingstraject 24 augustus 2012: 14 september 2012: 17 september 2012: 31 oktober 2012: november 2012: 12 december 2012: Januari 2013: 13 maart 2013:
bespreking notitie door projectgroep klein afgerond bespreking notitie door projectgroep groot afgerond bespreking notitie door projectbestuur PPO Rotterdam afgerond bespreking notitie in Algemeen Bestuur PPO Rotterdam afgerond advies notitie door GMR-en afgerond vaststelling notitie door Algemeen Bestuur PPO Rotterdam afgerond bespreking notitie in GMR afgerond definitieve vaststelling notitie na verwerking opmerkingen GMR Pagina | 2
Voorwoord Voor u ligt de Hoofdlijnennotitie voor het Passend Primair Onderwijs (PPO) in Rotterdam. In deze notitie worden alle belangrijke deelonderwerpen weergegeven en wordt per onderdeel aangegeven wat het wettelijk kader is, welke verplichtingen er zijn, de acties die daaruit voortvloeien en welke acties al zijn uitgezet. Deze notitie is ook besproken in de (G)MR-en van de aangesloten schoolbesturen. Redactionele opmerkingen zijn in deze definitieve versie verwerkt. De inhoudelijke opmerkingen kunt u vinden in bijlage 3. In het vastgestelde projectplan Passend Primair Onderwijs staat beschreven hoe er de komende maanden wordt gewerkt aan de invoering van Passend Onderwijs. De hoofdstukken in deze notitie zijn opgedeeld. Het eerste deel is de basis van het document. Deze hoofdstukken vormen de kern van de opdracht waar we met elkaar voor staan. In deel 2 wordt aangegeven op welke manier we deze taken bestuurlijk en organisatorisch gaan regelen. Het laatste deel beschrijft de overwegende ondersteunende en voorwaardelijke onderwerpen. Ieder hoofdstuk eindigt met een overzicht van de acties die zijn uitgezet of nog moeten worden uitgezet en een bijbehorend tijdspad. Een overzicht van alle acties en een integraal ontwikkeltijdpad is opgenomen in de bijlagen. Alle verplichtingen en gewenste acties zoals beschreven in dit overzicht zullen worden uitgevoerd door verschillende werkgroepen. Bij diverse hoofdstukken van deze notitie worden aparte (werk)documenten ontwikkeld. Deze zullen, wanneer ze zijn vastgesteld, eveneens worden toegevoegd als bijlage. Deze Hoofdlijnennotitie zal de komende periode verder worden uitgewerkt op basis van de processen die worden uitgezet. Met andere woorden: het verder uitwerken van deze notitie is een organisch proces en dit document moet u lezen als een groeidocument. Lopende het project zullen onderwerpen in deze notitie worden vastgesteld. Dit wordt dan zichtbaar gemaakt in de inhoudsopgave. Vastgestelde onderwerpen kunnen alleen nog redactioneel worden aangepast ten behoeve van de definitieve versie. Dit document en de bijlagen vormen uiteindelijk de basis voor het eerste Ondersteuningsplan 2014-2018 van het samenwerkingsverband Passend Primair Onderwijs in Rotterdam. De inhoudelijke opmerkingen van de (G)MR-en op deze Hoofdlijnenotitie zullen in de uiteindelijke versie van het Ondersteuningsplan worden meegenomen. We hopen hiermee een samenhangend, overzichtelijk en leesbaar geheel te hebben gemaakt wat iedereen die betrokken is bij dit onderwerp inzicht geeft in dit belangrijke proces. Drs. Simone H.M. de Wit MPA Kwartiermaker Passend Primair Onderwijs Rotterdam
Pagina | 3
Inhoudsopgave Voorwoord -------------------------------------------------------------------------------------------------3 Inhoudsopgave --------------------------------------------------------------------------------------------4 Deel I Hoofdstuk 1: Missie, Visie en Strategie
VASTGESTELD ---------------------------------------------5
Hoofdstuk 2: Van schoolondersteuningsprofiel naar een dekkend netwerk van ondersteuning ------8 Hoofdstuk 3: Ondersteuningstoewijzing --------------------------------------------------------------- 10 Hoofdstuk 4: Toelating en aanmelding op scholen ---------------------------------------------------- 13 Deel II Hoofdstuk 5: Bestuurlijke inrichting
VASTGESTELD ----------------------------------------------- 15
Hoofdstuk 6: Organisatiestructuur --------------------------------------------------------------------- 19 Deel III Hoofdstuk 7: Financiële analyse ------------------------------------------------------------------------ 21 Hoofdstuk 8: Personeel --------------------------------------------------------------------------------- 23 Hoofdstuk 9: Ouderbetrokkenheid en Medezeggenschap --------------------------------------------- 25 Hoofdstuk 10: Afstemming met de voorschoolse educatie en met het voortgezet onderwijs ------ 27 Hoofdstuk 11: Afstemming Gemeente en andere netwerkpartners ---------------------------------- 28 Hoofdstuk 12: Communicatie --------------------------------------------------------------------------- 29 Hoofdstuk 13: Evaluatie, verantwoording en monitoring --------------------------------------------- 31
Bijlagen: 1. Projectplan Passend Primair Onderwijs 2. Overzicht verplichtingen/gewenste acties en tijdpad 3. Inhoudelijke opmerkingen GMR-en op de Hoofdlijnennotitie
Pagina | 4
DEEL I Hoofdstuk 1: Missie, Visie en Strategie Inleiding Op basis van inzichten die de afgelopen maanden zijn opgedaan en na overleg met diverse deskundigen en betrokkenen is de missie, visie en strategie opgesteld. In de Algemene Vergadering van alle deelnemende schoolbesturen aan dit samenwerkingsverband op 22 mei 2012 zijn de missie en visie van het samenwerkingsverband Passend Primair Onderwijs Rotterdam vastgesteld. Hieronder zijn de missie, visie en strategie uiteengezet. Voor de komende jaren van uitwerking en implementatie vormen deze de inhoudelijke basis.
1.1 Missie Het PPO Rotterdam wil een succesvolle schoolloopbaan voor alle leerlingen in de gemeente Rotterdam realiseren. Alle leerlingen hebben structureel een uitstekende basiszorg nodig; een groep leerlingen heeft daar bovenop extra onderwijszorg nodig.
1.2 Visie Uitgangspunt is dat basiszorg geboden wordt onder regie en verantwoordelijkheid van scholen en de schoolbesturen. Voor deze basiszorg is geen indicatiestelling nodig. Scholen kunnen waar nodig een beroep doen op expertise en/of inzet van andere scholen of van ketenpartners. PPO verstaat onder uitstekende basiszorg: dat elke school beschikt over een ondersteuningsprofiel; dat elke school voldoet aan de eisen die het toezichtkader van de onderwijsinspectie stelt aan zorg en begeleiding; dat het onderwijspersoneel voldoet aan de professionele eisen zoals vastgelegd in het Besluit bekwaamheidseisen (2005). In het PPO vormen alle scholen gezamenlijk een dekkend onderwijsaanbod. Hiermee maken zij hun zorgplicht waar. Zorgplicht is de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van de school. Dat betekent ook dat wanneer een school geen passende onderwijsplek kan bieden, zij ervoor zorgt dat de leerling op een andere school kan worden geplaatst. Alle vormen van onderwijszorg die de basiszorg overstijgen, biedt het PPO in een dekkende infrastructuur van extra onderwijszorg. Dit zijn onderwijsarrangementen die kunnen variëren van licht curatief en tijdelijk van aard tot intensief en langdurend of structureel van aard. Voorbeelden hiervan zijn: tijdelijk toegevoegde ondersteuning voor de leerkracht/het team op de eigen school, een (tijdelijke) plaats voor een leerling binnen een bovenschoolse voorziening, een gecombineerd traject van onderwijs en jeugdzorg of een (tijdelijke) plaats of observatie binnen een Speciale school voor Basisonderijs (SBO) of op een school voor Speciaal Onderwijs (SO). In het Ondersteuningsplan van het PPO wordt beschreven hoe de toewijzing van (extra) onderwijszorg plaatsvindt. Als uitgangspunt geldt: regulier onderwijs waar het kan, speciaal onderwijs waar het moet of gewenst is.
Pagina | 5
1.3 Strategie De besturen hebben de ambitie in solidariteit het onderwijs aan de leerlingen van dit samenwerkingsverband in te richten. Daarbij willen zij: inzetten op preventie. streven naar een deelnamepercentage aan SBO en SO dat niet hoger ligt dan het huidige percentage van deelname aan SBO en SO van de leerlingen uit Rotterdam; waar mogelijk de ondersteuning schoolnabij/thuisnabij aanbieden; gebruik maken van handelingsgerichte diagnostiek; ondersteuning bieden in goede samenwerking en in goed overleg met andere ondersteuners die deel uitmaken van het integrale zorgsysteem van het gezin waar het kind deel van uitmaakt; ondersteuning bieden in goede samenwerking en in goed overleg met de gemeente Rotterdam; een goede overgang waarborgen tussen de voorschoolse instellingen PO en de onderwijssectoren PO-VO (doorstroom). het PPO Rotterdam ziet het als haar taak om erop toe te zien dat leerlingen, die van SBO- of SO-onderwijs of van een bovenschoolse voorziening gebruik maken, waar mogelijk terugkeren op een reguliere basisschool en binnen de basiszorgstructuur van die school worden ondersteund. Uitgangspunten op basis van de strategie Bovenstaande strategie kan vertaald worden in de volgende 10 uitgangspunten. Deze uitgangspunten vormen de inhoudelijke basis voor het Passend Primair Onderwijs in Rotterdam per 1 augustus 2013 (2014). 1.
Binnen het samenwerkingsverband is elke leerling welkom. a. Het PPO Rotterdam honoreert 100% van de aanmeldingen op elke school. b. Verwacht wordt dat 95% van de aanmeldingen leidt tot een plaatsing op de school van aanmelding. c. Onderzocht wordt of een commissie bij stagnatie in het plaatsen van leerlingen een bindende uitspraak kan doen om het kind te plaatsen. d. Wanneer een aangemeld kind een onderwijs- en/of zorgbehoefte1 heeft waarin de betreffende school (op basis van het ondersteuningsprofiel) niet kan voorzien, onderzoekt de school van aanmelding welke school wél kan voorzien in die behoefte. e. Gezien de beperkte termijn (binnen 6 weken) waarop het kind op een passende school ingeschreven moet zijn, kan gebruik gemaakt worden van het overzicht van het PPO over de ondersteuningsprofielen van alle deelnemende scholen. f. Hiervoor treft het PPO een voorziening: de school van aanmelding meldt de vraag aan het PPO en het PPO doet suggesties voor eventuele passende scholen.
2.
Regulier basisonderwijs nabij woonadres waar het kan.
3.
SBO-voorzieningen zijn goed gespreid: de reis er naar toe is beperkt.
4.
SO-voorzieningen hebben een regionale functie.
5.
De school organiseert lichte zorg middels het MDO op school. Onder lichte zorg wordt onder andere verstaan: a. begeleiding leerlingenzorg b. logopedische screening c. preventief ambulante begeleiding d. CJG (jeugdverpleegkundige) e. leerplicht f. systeembegeleiding g. SMW h. brede school activiteiten i. AMK
1
Met zorgbehoefte wordt bedoeld: medische zorg en/of maatschappelijke zorg.
Pagina | 6
6.
BAO, SBO en SO zijn onderwijsuitvoeringsorganisaties. a. Een S(B)O-school beschikt naast een lesplaats ook over specifieke expertise. De specifieke expertise t.b.v. basisscholen (expertiseplek) wordt centraal aangestuurd en decentraal uitgevoerd: ‘vaste’ experts in een bepaald gebied worden schoolnabij ingezet. Specifieke expertise waaraan in heel beperkte mate behoefte is blijft regionaal georganiseerd. b. Het PPO Rotterdam formuleert een (minimum) kwaliteitsstandaard waaraan alle ondersteuning en aanbod vanuit het PPO moet voldoen. c. Het PPO Rotterdam formuleert een (minimum) kwaliteitsstandaard in het onderwijszorgprofiel waaraan de onderwijszorg, geboden door BAO, SBO en SO moet voldoen.
7.
Leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte verantwoordelijkheid van alle schoolbesturen.
8.
De schoolbesturen delegeren de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid naar één organisatie PPO. Ondersteuning vanuit PPO wordt zoveel mogelijk schoolnabij georganiseerd.
9.
Er worden afspraken gemaakt over welke kwalitatief goede diagnostische instrumenten gebruikt gaan worden om de lichte, middelzware en zware zorg te indiceren teneinde deze zorg zo adequaat mogelijk in te kunnen zetten. Voor de indicatie van de duurste vormen van onderwijszorg (SO en SBO) wordt gebruik gemaakt van een bovenschoolse commissie.
10.
Binnen het samenwerkingsverband wordt daar waar mogelijk nauw samengewerkt met relevante netwerkpartners binnen de regio.
zijn
een
gemeenschappelijke
Pagina | 7
Hoofdstuk 2: Van schoolondersteuningsprofiel naar een dekkend netwerk van ondersteuning Inleiding Alle scholen voor primair onderwijs in Rotterdam moeten een schoolondersteuningsprofiel opstellen. Het schoolondersteuningsprofiel is een document dat weergeeft welke mogelijkheden een school heeft voor de ondersteuning van leerlingen met uiteenlopende onderwijsbehoefte. Sommige besturen zijn al begonnen met het verzamelen van gegevens om deze profielen zo goed mogelijk in het licht van Passend Onderwijs te kunnen maken. Anderen hebben daarentegen gewacht tot nadere richtlijnen vanuit het nieuwe samenwerkingsverband bekend waren. Het is belangrijk dat vanaf nu gezamenlijk opgetrokken wordt om te komen tot gedragen systematiek voor het formuleren van de schoolondersteuningsprofielen. Om te voorkomen dat alle scholen eenzelfde profiel formuleren, wordt er regelmatig teruggekoppeld naar de schoolbesturen. Op die manier kan met elkaar afgestemd worden dat de profielen en voorzieningen ook daadwerkelijk dekkend zijn over de gehele regio. Op basis van deze profielen kunnen dan goede afspraken gemaakt worden over de extra voorzieningen die vanuit het samenwerkingsverband kunnen worden ingezet. Hieronder wordt uiteengezet hoe het traject met de scholen eruit gaat zien. Het doel is om te komen tot een eenduidige formulering voor de schoolondersteuningsprofielen en uiteindelijk een dekkend netwerk aan ondersteuning.
2.1 Basiskwaliteit en basisondersteuning In het schoolondersteuningsprofiel wordt een groot aantal gegevens verzameld die betrekking hebben op de aspecten van de basisondersteuning. Basisondersteuning is een breder begrip dan basiskwaliteit. Het begrip basisondersteuning staat echter niet in de wet. In het referentiekader is vastgesteld uit welke vier onderdelen de basisondersteuning is opgebouwd. Deze vierdeling (waarvan basiskwaliteit er 1 van is) vormt het kader voor de afspraken die de leden van het samenwerkingsverband met elkaar maken over de basisondersteuning. 1. Kwaliteit van de basisondersteuning. Dit aspect van de basisondersteuning verwijst heel direct naar het meest recente oordeel van de onderwijsinspectie over de kwaliteit van de school. Voor de meeste scholen geldt dat de inspectie dit akkoord heeft bevonden en dat de school een basisarrangement heeft. Als de onderwijsinspectie aanleiding heeft gezien om de kwaliteit van de school nader te onderzoeken, of een verbeterprogramma met de school heeft afgesproken, kan dat in het schoolondersteuningsprofiel kort omschreven worden. 2. Preventieve en lichte curatieve interventie, zoals een aanbod voor dyslexie, programma’s voor het voorkomen van gedragsproblemen, een protocol voor medische handelingen, enzovoort. 3. Onderwijsondersteuningsstructuur: de expertise die in de school aanwezig is, de manier waarop die georganiseerd is en de bepaling van de kwaliteit ervan. 4. Planmatig werken. Als een school planmatig werkt, betekent dat dat de school een goede manier hanteert om na te gaan welke ondersteuningsbehoefte leerlingen hebben, daarop een passend onderwijsaanbod kan organiseren en dat regelmatig evalueert. Als het nodig is, kan de school bovendien aanvullende expertise van buiten inschakelen. De standaarden die de onderwijsinspectie hanteert voor dit geheel van ‘planmatig werken’ zijn leidend voor wat de school hierover kan vermelden in het ondersteuningsprofiel.
2.2 Extra ondersteuning Wanneer met elkaar is afgesproken wat de kaders zijn van de basisondersteuning, kan in relatie daarmee ook vastgesteld worden welke scholen meer kunnen bieden dan de basisondersteuning en welke scholen op onderdelen nog het afgesproken niveau van de basisondersteuning moeten bereiken. Ook kan helder gemaakt worden welke ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband moet worden geregeld zodat de scholen hun extra ondersteuning aan kinderen kunnen geven of hun ambitieniveau kunnen gaan bereiken.
Pagina | 8
2.3 Schoolondersteuningsprofielen Zoals gezegd wordt in een schoolondersteuningsprofiel duidelijk welke mogelijkheden een school heeft om leerlingen te ondersteunen die extra onderwijsbehoeften hebben. Het geeft aan of een school de basisondersteuning kan bieden en welke mogelijkheden voor extra ondersteuning de school heeft. Daarnaast zijn er nog een drietal kenmerken van een goed schoolondersteuningsprofiel. 1. Relatie met ambitie; de school geeft naast haar huidige mogelijkheden van ondersteuning ook aan welke ambities ze heeft voor de toekomst. Als samenwerkingsverband wordt dan gekeken hoe deze ambities het beste kunnen worden ondersteund. 2. Handelingsgerichte terminologie; de inhoudelijke basis van Passend Onderwijs is om niet meer te denken in kindkenmerken maar in onderwijsbehoeften van een kind. Dit moet terug te vinden zijn in de terminologie die gebruikt wordt in het schoolondersteuningsprofiel. Het is belangrijk dat er gebruik gemaakt wordt van de zogenoemde handelingsgerichte terminologie. 3. Onderling vergelijkbaar; om een goed overzicht te krijgen van het geheel binnen het samenwerkingsverband is het belangrijk dat we dezelfde methodiek gebruiken. Wanneer de kaders binnen het samenwerkingsverband zijn vastgesteld, moet iedere school met het team een schoolondersteuningsprofiel gaan maken. De MR van de school heeft adviesrecht bij de vaststelling ervan. Uiteindelijk wordt het profiel geplaatst in de schoolgids.
2.4 Van schoolondersteuningsprofielen 0ndersteuning
naar
dekkend
netwerk
van
Vanuit het samenwerkingsverband wordt tenslotte een overzicht gemaakt van alle schoolondersteuningsprofielen. Naar aanleiding hiervan kunnen uitspraken gedaan worden over het geheel van het samenwerkingsverband. Op deze wijze kunnen de ondersteuningsmogelijkheden van de scholen goed met elkaar vergeleken worden. Op basis van deze zogenaamde nulmeting kunnen gerichte afspraken worden gemaakt over de benodigde basiskwaliteit, de basisondersteuning en de extra ondersteuning. Dit overzicht vormt, met inachtneming van de missie en visie van het samenwerkingsverband, de basis voor een dekkend netwerk van ondersteuning voor kinderen om ze uiteindelijk een ononderbroken ontwikkelingsproces te laten doormaken. Het overzicht van alle schoolondersteuningsprofielen vormt voor het samenwerkingsverband tevens een belangrijke pijler voor de onderwijszorgtoewijzing aan leerlingen of scholen. Verplichtingen/gewenste acties
Vaststellen kaders van basiskwaliteit en basisondersteuning met de ondersteuning van SARDES door projectbestuur en algemeen bestuur; Vaststellen van methodiek om te komen tot een eenduidige inventarisatie van de profielen van de betrokken scholen door projectbestuur en algemeen bestuur; Maken van de schoolondersteuningsprofielen door de teams van de scholen; Analyseren van de schoolondersteuningsprofielen; Op basis van nulmeting afspraken maken over de wenselijke, vanuit het samenwerkingsverband te faciliteren, ondersteuning om te komen tot een dekkend netwerk van ondersteuning.
Tijdpad Augustus 2012 tot augustus 2013 Fase 1: tot 1 december 2012: vaststellen van kaders en methodiek; Fase 2: 1 december 2012 tot 1 mei 2013: maken van schoolondersteuningsprofielen door schoolteams; Fase 3: 1 mei 2013 tot 1 augustus 2013: Analyse en afspraken maken over dekkend netwerk door de schoolbesturen; 1 juli 2013: vaststellen schoolondersteuningsprofielen en ambitie PPO.
Pagina | 9
Hoofdstuk 3: Ondersteuningstoewijzing Inleiding Zodra beschreven is wat de kaders zijn voor de basisondersteuning op alle scholen, kan bepaald worden wat extra ondersteuning behelst. De volgende stap is dan het uitwerken van een adequate systematiek van onderwijsondersteuningstoewijzing. Voor het systeem van onderwijsondersteuningstoewijzing zijn transparantie en onafhankelijkheid belangrijke uitgangspunten die goed moeten worden geborgd. Op tijd de juiste vragen stellen, wanneer moet er extra hulp worden gevraagd, wel of niet verwijzen naar andere school, wanneer moet jeugdzorg erbij betrokken worden; het zijn maar enkele aspecten van dit belangrijke onderwerp in het proces naar het bieden van passend onderwijs aan ieder kind.
3.1 Systeem van arrangeren Hoe kan het samenwerkingsverband organiseren dat elke leerling in Rotterdam passend primair onderwijs kan volgen? Vanuit de visie van Passend Onderwijs moet het uitgangspunt van het antwoord op deze vraag altijd zijn: welke mogelijkheden heeft deze leerling? Gaat het in de huidige systematiek wellicht nog vaak om de vraag: wat is er mis met deze leerling en hoe lossen we dit op? In het nieuwe samenwerkingsverband gaat het om het organiseren en financieren van effectieve oplossingen. Hierbij zijn de volgende onderdelen van belang: 1. Wat is de vraag? 2. Vroeg signalering 3. Wat is de juiste ondersteuning? 4. Het juiste arrangement Ad 1. Bij het stellen van de juiste vraag naar de onderwijsbehoefte van het kind speelt de handelingsgerichte diagnostiek een belangrijke rol. Handelingsgerichte diagnostiek brengt de onderwijsbehoefte van de leerling en de ondersteuningsbehoefte van school en de thuissituatie in beeld. Dit wordt vervolgens vertaald in directe, haalbare en betaalbare handelingssuggesties. Ad 2. Het is belangrijk dat op tijd wordt geconstateerd dat ondersteuning nodig is voor leerling, leerkracht of het gezin (of uiteraard een combinatie). Dit om de interventie curatief en licht te laten zijn. Maar uiteraard geldt ook voor zware ondersteuning dat het belangrijk is dat daar op tijd mee wordt gestart. Ad 3. Wanneer de vraag helder is, moet worden beoordeeld welke interventie gewenst is. Alle aanvragen voor ondersteuning zullen moeten worden beoordeeld binnen een op te zetten structuur en aan de hand van heldere criteria. Het Onderwijsondersteuningsteam (zie hoofdstuk 6) speelt hierin een belangrijke rol. Ook de afstemming met de Centra voor Jeugd en Gezin in deze is cruciaal. Het verwijzen naar het speciaal basisonderwijs (SBO) of het speciaal onderwijs (SO) kan een wenselijke interventie zijn. Over de plaatsing op het SBO of het SO zal altijd een advies van deskundigen nodig zijn. Ad 4. Na de beoordeling van wat nodig is, zal de interventie die de leerling het meest adequaat ondersteunt, moeten worden uitgevoerd. Hoe, door wie en waar zijn vragen die vervolgens adequaat betaalbaar moeten worden georganiseerd. Dit wordt ook wel het systeem van arrangeren genoemd. Nadat is vastgesteld welke ondersteuning iedere school geacht wordt zelf te bieden (hoofdstuk 2), zal een effectieve en transparante structuur van vraag naar arrangement moeten worden uitgewerkt.
Pagina | 10
3.2 Beheersing verwijzingen naar het speciaal onderwijs cluster 3 en 4 tot aan de invoering van Passend Onderwijs Een specifiek aandachtspunt bij dit hoofdstuk is het vraagstuk hoe er gezamenlijk voor zorg te dragen dat het speciaal onderwijs (SO) in de komende twee schooljaren niet groeit. Dit maakt immers deel uit van de voorbereiding op de nieuw af te spreken vorm van onderwijsondersteunings-toewijzing in PPO. Zodra het PPO wettelijk van start kan, kunnen de gezamenlijke partijen het ontworpen beleid hierop gaan uitvoeren. Echter, in de schooljaren 2012-2013 en 2013-2014 is de Wet Passend Onderwijs nog niet ingevoerd en heeft het speciaal onderwijs nog te maken met de Wet op de Expertisecentra (WEC). In het vervolg van deze paragraaf gaat het om maatregelen die het verwijzingspercentage naar het speciaal onderwijs in Rotterdam minimaal stabiel kunnen houden. Bestuurlijk is reeds afgesproken dat er gestreefd wordt naar een deelnamepercentage aan SBO en SO dat niet hoger ligt dan het huidige percentage van deelname aan SBO en SO van de leerlingen uit Rotterdam (zie hoofdstuk 1.3). Wat is er aan de hand? Het PPO ontvangt m.i.v. 1 augustus 2014 rechtstreeks het reguliere schooldeel van de rugzakken op basis van de stand/telling op 1 oktober 2013. Het ambulante begeleidingsdeel blijft dan nog wel bij het SO. In het daarop volgende jaar volgen deze laatste middelen getrapt naar het nieuwe samenwerkingsverband. Als het samenwerkingsverband op dat moment nog geen afspraken heeft gemaakt met het SO, heeft het samenwerkingsverband een herbestedingsverplichting bij het SO. De kwestie die hieruit volgt is: op het moment dat PPO de directe beschikking krijgt over de voormalige rugzakmiddelen zal zij een volwaardig alternatief voor de rugzak moeten inzetten. Dit kan bijvoorbeeld het voortzetten van de (klassieke) rugzak op basis van daadwerkelijk gebruik zijn, maar ook het inrichten van een alternatief onderwijsondersteuningsarrangement is mogelijk. Heden, in de WEC, is een door de Commissie voor Indicatiestelling (CvI) afgegeven beschikking voor het SO inzetbaar als rugzak of als schoolplaatsing SO. Het risico dat PPO nu loopt is dat indien er geen volwaardig alternatief door ouders verwacht wordt of aan ouders aangeboden wordt, zij sneller zullen kiezen voor een schoolplaatsing in het SO. Om zowel inhoudelijke als financiële redenen gaat dit in tegen hetgeen met Passend Onderwijs wordt beoogd. In dit kader wordt opgemerkt dat de basis voor de financiële verevening de teldatum 1 oktober 2011 is. Eventuele groei tussen 1 oktober 2011 en 1 oktober 2014 komt voor rekening van het PPO. Het aanvragen van beschikkingen voor cluster 3 en 4 dient in de periode van heden tot 1 oktober 2014 alleen te gebeuren op basis van grondige inhoudelijke overwegingen. Evenmin zijn omzettingen van rugzak naar SO-plaatsen om strategische redenen gewenst. N.B. Deze omzettingen binnen het SO verlopen niet per definitie via de Commissie voor de Indicatiestelling van ECSO. Bovenstaande pleit ervoor om al op korte termijn als samenwerkingsverband in oprichting invloed uit te oefenen op de verwijzingen naar het SO tot 1 augustus 2014 en vanaf die datum de onderwijsondersteuningstoewijzing goed op orde te hebben. In dit kader is te overwegen om, in overleg met de SO-scholen clusters 3 en 4 en het Expertise Centrum Speciaal Onderwijs (ECSO), te komen tot een gewijzigde en meer op de nieuwe situatie gerichte procedure. Aanpak Het accent moet liggen op afstemming van de voorbereidingstrajecten naar de huidige indicatiecommissies. In het PPO Rotterdam zijn dat de CvI (1), de aanmeldpunten (4), de Permanente Commissie Leerlingenzorg PCL (2) en de zorgteams WSNS (8). Er zijn onderlinge afspraken gemaakt die regelen dat zodra mogelijk, alle dossiers vanuit het regulier onderwijs richting SO (verwijzingen) altijd gezien worden door een relevante bovenschoolse commissie van het (huidige) samenwerkingsverband aangevuld met (ambulante begeleidings-)expertise vanuit het SO/SBO/WSNS. Ook de (interne SO-) omzettingen van Ambulante Begeleiding naar een SO-schoolplaatsing zouden aldus gezamenlijk vooraf beoordeeld moeten worden, evenals de onderinstroom in het SO. Daarnaast moet deze groep zich inhoudelijk buigen over het te ontwerpen arrangement dat volgt op de ‘rugzak’. Pagina | 11
Op deze wijze kan worden bereikt dat er steeds een integrale afweging plaatsvindt of er binnen het spectrum van basis- en extra ondersteuning in het samenwerkingsverband wellicht een goed alternatief beschikbaar is voor de plaatsing in het speciaal onderwijs. Verplichtingen/gewenste acties
Vaststellen aanpak beheersing van de verwijzingen tot aan de invoering van de Wet Passend Onderwijs; Vaststellen van adequate onderwijsondersteuningstoewijzingsstructuur door projectbestuur en algemeen bestuur met afstemming met de zorgsector binnen de gemeente (zie hoofdstuk 11); Vaststellen van inhoudelijke criteria voor onderwijsondersteuningstoewijzing door projectbestuur en algemeen bestuur inclusief de verwijzing naar en terugplaatsing uit het SBO en SO; Vaststellen van bovenschoolse producten en diensten PPO; Bezwaarprocedures over toewijzing van ondersteuning ontwikkelen; Samenstellen onafhankelijke toetsingscommissie voor verwijzing naar SBO of SO.
Tijdpad December 2012 tot januari 2014
Pagina | 12
Hoofdstuk 4: Toelating en aanmelding op scholen Inleiding Binnen het samenwerkingsverband PPO Rotterdam is ieder kind welkom. Dat is in PPO een belangrijk uitgangspunt. Op het eerste gezicht lijkt toelating en aanmelding van leerlingen in PPO een zaak voor ieder schoolbestuur en qua proces relatief eenvoudig. Ook in Passend Onderwijs zal namelijk, net als nu, een bij een basisschool aangemelde leerling gewoon ingeschreven en geplaatst kunnen worden en een voorspoedige basisschoolloopbaan kunnen genieten. Niets aan de hand. De zorgplicht wordt als vanzelfsprekend toegepast. Minder frequent voorkomend zijn die leerlingen waarvan bij aanmelding danwel gedurende de schoolloopbaan blijkt dat extra ondersteuning nodig is welke de school op basis van het schoolondersteuningsprofiel niet zelf kan bieden. In de uitgangspunten wordt de verwachting uitgesproken dat 5% van de aanmeldingen op een school in Rotterdam niet zal leiden tot een plaatsing op de school van aanmelding. We moeten dan denken aan ca. 2500 leerlingen. Wat te doen indien dit zich voordoet? Twee stappen: 1)
Is al vastgesteld wat de ondersteuningsbehoefte van de leerling is? Indien dit niet het geval is zal dit zo snel mogelijk moeten worden bepaald.
2)
Op basis van de zorgplicht is deze school dan verplicht om voor het kind binnen het samenwerkingsverband een school te zoeken die wel kan voorzien in de extra behoefte.
Er is maar kort tijd: binnen zes weken dient de leerling op een passende schoolplek te zijn ingeschreven, zo is vastgesteld in het projectplan PPO Rotterdam.
4.1 Definitie en inhoud van ‘zorgplicht’ Schoolbesturen krijgen vanaf 1 augustus 2014 zorgplicht. Zorgplicht betekent dat scholen ervoor moeten zorgen dat iedere leerling die op hun school zit of zich bij hun school aanmeldt, een passende onderwijsplek binnen het samenwerkingsverband krijgt. Het schoolbestuur moet eerst kijken wat de school zelf kan doen. Als de school zegt dat de leerling het beste naar een andere school kan gaan, moet de school zelf zorgen dat daar ook een goede plek is. Nu moeten ouders nog vaak zelf naar een nieuwe school zoeken als er geen goede plek is voor een leerling. Met de invoering van de zorgplicht heeft de school die verantwoordelijkheid. Daarbij is het wel belangrijk dat de school overlegt met de ouders over wat een goede passende school voor hun kind is. Ook moet de school echt goed kijken naar wat een leerling nodig heeft en eerst proberen dit zelf voor elkaar te krijgen. De rol van Passend Primair Onderwijs (PPO) in Rotterdam in relatie tot zorgplicht Hoe kan Passend Primair Onderwijs de Rotterdamse scholen zo ondersteunen dat elke leerling het voor hem/haar passende onderwijs kan volgen? Passend Primair Onderwijs in Rotterdam heeft de beschikking over het totaalbeeld van de ondersteuningsprofielen van alle Rotterdamse scholen. De school meldt haar verzoek aan het samenwerkingsverband PPO en het samenwerkingsverband PPO doet vervolgens suggesties voor passende scholen (zie uitgangspunt 1).
4.2 Toelatingsbeleid PPO in relatie tot verschillende belangen Voor het exploiteren van arrangementen en verwijzingen is het van belang dat deze in PPO op een eenduidige manier verlopen en de beoordeling en de toelaatbaarheidsverklaring (TLV) efficiënt (dat wil zeggen: kwalitatief goed, tijdig, transparant en kostenefficiënt) tot stand komt. Bij dit proces zijn vele belanghebbenden. PPO wil om inhoudelijke en financiële redenen arrangementen kunnen volgen; ouders hebben behoefte aan duidelijkheid en snelheid. Waarom zou een arrangement op de ene (gewenste?) school niet en op de andere wel geboden kunnen worden? Ook het speciaal onderwijs heeft baat bij uniformering van de afspraken over toelaatbaarheid vanuit de verschillende samenwerkingsverbanden die kinderen naar hun instelling verwijzen. Zij zoeken immers aansluiting tussen het veronderstelde ontwikkelingsperspectief van de leerling en Pagina | 13
het eigen ondersteuningsprofiel. Regionale uniformering is tenslotte wenselijk om eenvoudige toewijzing voor de rechtstreekse instroom te realiseren, en zeer zware arrangementen voor bijvoorbeeld ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen. Hiermee wordt recht gedaan aan het door PPO geformuleerde uitgangspunt 4: SO-voorzieningen hebben een regionale functie. Rechtstreekse instroom Dit betreft leerlingen op cluster 3- en 4-scholen die bij PPO (nu nog) onbekend zijn, omdat ze nooit op een reguliere school zijn ingeschreven. Ze worden bijvoorbeeld geïndiceerd op een niet leerplichtige leeftijd, op initiatief van een medisch kinderdagverblijf. Daarna stromen ze rechtstreeks in in het SO. Ook in Passend Onderwijs zullen vrijwel al deze leerlingen een passende plek vinden in het speciaal onderwijs. Het toewijzen van leerlingen met een ernstige meervoudige handicap wordt zo eenvoudig mogelijk vormgegeven (met een TLV). Deze groep heeft te maken met wijzigingen in onderwijs én zorg, die nu in AWBZ geregeld is (voorbeeld komt via de PO-raad beschikbaar).
4.3 Bepaling van de toelaatbaarheid tot het SBO en SO Noodzakelijk toegangsbewijs voor plaatsing op een speciale (basis)school is een TLV. Onderdeel van een TLV is de aanduiding van de omvang en de kwaliteit van de ondersteuning. Hoe een TLV tot stand komt, staat beschreven in hoofdstuk 3 van deze Hoofdlijnennotitie. Een TLV wordt afgegeven door het samenwerkingsverband. Daarbij wordt erop gelet of de juiste procedures zijn gevolgd. De school voor SBO of SO waar de leerling met een TLV wordt aangemeld, kan op basis van het schoolondersteuningsprofiel aangeven of ze in de vastgestelde onderwijsbehoefte kan voorzien. Het is denkbaar dat de school extra ondersteuning nodig heeft om aan de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling te voldoen. Het zevende uitgangspunt vormt samenvattend mogelijk de belangrijkste uitdaging voor het inrichten én welslagen van PPO: “Leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte zijn een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van alle schoolbesturen”. Hieronder staan enkele praktische acties die moeten worden ondernomen om een goed toelatingsen aanmeldingsbeleid binnen het samenwerkingsverband PPO Rotterdam te realiseren. Verplichtingen/gewenste acties
Vaststellen toelatingsbeleid door projectbestuur en kenbaar maken aan ouders; termijn, zorgplicht in relatie tot denominatieve voorkeur van ouders, plaatsruimte, wachtlijsten, tijdelijke plaatsing e.d.; Beleid met betrekking tot schorsing en verwijdering vaststellen en kenbaar maken; Bezwaarprocedures over toelating op scholen ontwikkelen.
Tijdpad Maart 2013 tot januari 2014
Pagina | 14
DEEL II Hoofdstuk 5: Bestuurlijke inrichting
Inleiding Ieder nieuw samenwerkingsverband krijgt de vorm van een privaatrechtelijke rechtspersoon. Deze wordt opgericht door de aangesloten schoolbesturen. Bij het oprichten van de privaatrechtelijke rechtspersoon worden nieuwe statuten opgesteld. Het samenwerkingsverband PPO Rotterdam krijgt zoals ieder nieuw samenwerkingsverband een eigen BRIN-nummer en neemt op basis van de uitgangspunten in de missie en visie medewerkers in dienst. De ABP-regeling en de cao-PO zijn van toepassing. Op 8 juni 2012 heeft het projectbestuur als privaatrechtelijke rechtspersoon het PPO Rotterdam gekozen voor het uitwerken van de vereniging. Daarnaast heeft zij gekozen voor het laten uitwerken van het directie/bestuurmodel binnen deze rechtsvorm met de mogelijkheid voor het toegroeien naar een raad van toezichtmodel. Hieronder worden de hoofdlijnen beschreven rondom de voorgestelde rechtspersoon en de bestuurlijke inrichting. Deze hoofdlijnen worden verwerkt in de statuten (zie bijlage 3).
5.1 Rechtspersoon Het samenwerkingsverband PPO Rotterdam wordt geëffectueerd door een vereniging op te richten. Een vereniging is een organisatie die leden kent en bepaalde doelen nastreeft. De 24 schoolbesturen behorende bij het samenwerkingsverband PPO Rotterdam vormen samen de leden van de vereniging. In de statuten van de vereniging worden de volgende doelen verwerkt: 1. Het vormen en in stand houden van een regionaal samenwerkingsverband in de zin van artikel 18a lid 2 van de Wet op het Primair Onderwijs; 2. Het realiseren van een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen alle scholen welke opereren in de regio; 3. Het realiseren dat zoveel mogelijk van de in regio woonachtige leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken; 4. Een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs te krijgen voor in de regio woonachtige leerlingen die extra ondersteuning behoeven. Het bovenstaande zal altijd worden gerealiseerd met inachtneming van de identiteit van de scholen. De vereniging wordt bij notariële akte (statuten) opgericht. De oprichtingsakte is een wettelijke verplichting. De vereniging moet ook worden ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. In
de statuten van de vereniging moeten in ieder geval de volgende punten worden opgenomen: de naam van de vereniging, het doel van de vereniging, de samenstelling van het bestuur, de taken en bevoegdheden van algemene vergadering, bestuur en directie, de besluitvormingsprocedures.
Als naam wordt voorgesteld:
Samenwerkingsverband Passend Primair Onderwijs Rotterdam Bij het kiezen van een goede werkbare besluitvormingsprocedure binnen de vereniging is het van belang dat we de gezamenlijke verantwoordelijkheid borgen. Daarnaast is het ook van belang dat er binnen de vereniging daadkrachtig bestuurd kan worden, zodat voor alle schoolbesturen duidelijk is waar men aan toe is en waar dit samenwerkingsverband voor staat. Pagina | 15
In principe wordt getracht besluiten te nemen op basis van consensus. Uiteindelijk staat het belang van het samenwerkingsverband als geheel voorop. Wanneer consensus niet ontstaat en, ook na dialoog, een of meer schoolbesturen zich niet wensen neer te leggen bij een voorgenomen besluit, wordt in de statuten bepaald hoe tot een meerderheidsbesluit gekomen kan worden. In het besluitvormingstraject naar de oprichting van de vereniging is gekozen om alle deelnemende schoolbesturen 1 stem te geven. Dit om de gelijkwaardigheid en gezamenlijkheid te borgen en te benadrukken. Deze twee elementen zijn ook in de toekomst van groot belang. Samenwerking vanuit een gezamenlijke inhoud is de basis om te komen tot gedragen besluiten. Daarom wordt voorgesteld ook in de statuten van de op te richten vereniging vast te leggen dat ieder schoolbestuur ongeacht het aantal leerlingen 1 stem heeft indien men niet tot consensus is gekomen.
5.2 Medezeggenschap in het nieuwe samenwerkingsverband Op het nieuwe samenwerkingsverband is straks ook de wet op de medezeggenschap van toepassing. Omdat het nieuwe samenwerkingsverband personeel in dienst neemt, dient het bestuur van het samenwerkingsverband een medezeggenschapraad (MR) in te stellen. Die MR bestaat alleen uit personeelsleden en telt ten minste twee leden. Volgens de Wet Medezeggenschap op Scholen (WMS) mogen ook personeelsleden die op detacheringbasis bij het samenwerkingsverband ten minste 6 maanden werkzaam zijn lid worden van de MR. In het hele proces is er sprake van drie inspraakorganen: de GMR van de schoolbesturen heeft adviesrecht als het gaat om de Hoofdlijnennotitie, VOPR/klankbordgroep (voorloper OPR) keurt het Ondersteuningsplan goed (zie hoofdstuk ouderbetrokkenheid) en het laatste inspraakorgaan is de oprichting van de MR zoals hierboven besproken ten behoeve van de op te richten organisatie.
5.3 Bestuursinrichting
Pagina | 16
De op te richten vereniging wordt bestuurd door een algemeen bestuur en een uit hun midden gekozen dagelijks bestuur. De vormgeving van de wettelijke eis van scheiding tussen bestuur en intern toezicht wordt binnen twee organen in de statuten nader uitgewerkt. Bij de samenstelling van het dagelijks bestuur wordt rekening gehouden met een evenwichtige vertegenwoordiging van de diverse schoolbesturen (bao, sbo, so) primair onderwijs die lid zijn van de vereniging en een goede vertegenwoordiging per denominatie en omvang per schoolbestuur De taken en bevoegdheden van de algemene vergadering en het dagelijks bestuur worden eveneens in de statuten beschreven. Voor de dagelijkse aansturing van het samenwerkingsverband wordt een directie aangesteld. Het bestuur mandateert een aantal van haar taken aan deze directie. Dit wordt eveneens vastgelegd in de statuten. Voorstel samenstelling dagelijks bestuur tot de daadwerkelijke invoering van de Wet Passend Onderwijs. Per 1 juni 2012 is een projectbestuur samengesteld. Het projectbestuur wordt gevormd door zeven leden uit de Algemene Vergadering van de deelnemende schoolbesturen van de toekomstige vereniging voor Passend Primair Onderwijs in Rotterdam. In de periode tot de daadwerkelijke inwerkingtreding van de Wet Passend Onderwijs moeten er diverse zaken ontwikkeld en uitgewerkt worden (schoolprofielen, Ondersteuningsplan, ondersteuningstoewijzingssysteem). Ter bevordering van de bestuurlijke continuïteit en om deze komende periode ook daadwerkelijk als ontwikkelperiode te markeren, wordt voorgesteld om het zittende projectbestuur per datum van oprichting van de vereniging te benoemen tot oprichtingsbestuur. Het oprichtingsbestuur heeft zitting tot uiterlijk 1 augustus 2014.
5.4 Personele aandachtspunten Met het oprichten van een nieuwe rechtspersoon en de liquidatie van de huidige samenwerkingsverbanden zullen ook de personele consequenties van deze acties moeten worden uitgewerkt. Hierbij gaat het om de consequenties voor de personeelsleden die in dienst zijn bij de huidige organisaties, de personeelsleden die worden ingehuurd van een deelnemend schoolbestuur en de externe personeelsleden die worden ingehuurd. Voor de eerste categorie personeelsleden geldt in principe dat de betrekking wordt opgeheven omdat de instelling wordt opgeheven. De personeelsleden zullen in het risicodragend deel van de formatie (rddf) moeten worden geplaatst. Ook moet op tijd het ontslag van deze mensen bij het Participatiefonds worden aan gemeld. Voor de personeelsleden die in dienst zijn van een schoolbestuur en diensten uitvoeren binnen een WSNS-organisatie geldt dat het bevoegd gezag waar deze mensen in dienst zijn tijdig op de hoogte met worden gesteld van het feit dat de werkzaamheden per 1 augustus 2014 (of eerder0 komen te vervallen. Vervolgens is het aan het bevoegd gezag wat de consequenties hiervan binnen eigen formatieplan. Voor extern ingehuurde medewerkers geldt dat de contracten met hen tijdig moeten worden opgezet. Het is belangrijk op te merken dat deze handelingen op basis van de cao-PO moeten worden uitgevoerd. Tegelijkertijd wordt met het inrichten van het nieuwe samenwerkingsverband de komende maanden duidelijk welke competenties/ functies er binnen de nieuwe organisatie noodzakelijk zijn om de gevraagde diensten te kunnen leveren. De in de rddf geplaatste medewerkers kunnen dan met voorrang solliciteren op de in te vullen vacatures.
Pagina | 17
Verplichtingen/gewenste acties
Vaststellen van de voorgestelde naam (AFGEROND); Uitwerking van bovenstaande in statuten (AFGEROND); Vaststelling statuten door Algemene Vergadering (AFGEROND); Oprichten van medezeggenschapsraad in WSNS Rotterdam-Noord en WSNS Rotterdam-Zuid (AFGEROND); Daadwerkelijke oprichting van de nieuwe vereniging bij de notaris; Uitwerken personele consequenties van liquidatie huidige rechtspersonen en oprichten nieuwe rechtspersoon Liquidatie huidige rechtspersonen WSNS Rotterdam-Noord en WSNS Rotterdam-Zuid per datum inwerkingtreding van de Wet Passend Onderwijs, of zoveel eerder als mogelijk;
Tijdpad November 2012 tot april 2013 1 april 2013: Oprichten vereniging en medezeggenschapsraden
Pagina | 18
Hoofdstuk 6: Organisatiestructuur Inleiding Voor de definitieve uitwerking van de organisatiestructuur zullen uiteraard de hoofdstukken uit deel I van deze notitie nader uitgewerkt moeten zijn. Tenslotte staat de organisatiestructuur altijd ten dienste aan de inhoudelijke opdracht van de organisatie. Voor het proces is het van belang dat de noodzakelijke hoofdlijnen van de nieuwe organisatiestructuur vastgelegd kunnen worden ten behoeve van de oprichting van de nieuwe vereniging. De verdere uitwerking ervan zal later plaatsvinden wanneer, zoals gezegd, ook de inhoudelijke processen helder zijn. De afgelopen weken is er door de directeuren van de WSNS-organisaties en het ECSO in Rotterdam nagedacht over diverse organisatiemodellen ten behoeve van de interne organisatie van het nieuwe samenwerkingsverband voor Passend Primair Onderwijs in Rotterdam. Hieronder is dit voorstel uitgewerkt.
6.1 Organogram De volgende uitgangspunten zijn leidend geweest bij de totstandkoming van onderstaand organisatiemodel: verantwoordelijkheid voor ondersteuningsvraag zo laag mogelijk in de organisatie beleggen; geringe bureaucratie; transparantie bij zorgtoewijzing; aparte aandacht voor ondersteunende processen mede door het invoeren van budgetfinanciering bij de inwerkingtreding van de Wet Passend Onderwijs.
NB. Bovenstaand schema is een eerste aanzet tot een mogelijke organisatiestructuur.
Pagina | 19
Dagelijkse leiding De dagelijkse leiding ligt in handen van de directie. De directie draagt zorg voor de strategische visie en de verbinding tussen inhoud, financiën en personeel. Daarnaast draagt ze zorg voor de afstemming met de diverse regionale en landelijke netwerkpartners. De directie van het samenwerkingsverband beheert de portefeuille onderwijs en neemt de aansturing van de onderwijsondersteuningsteams (OOT)2 voor haar rekening. Zij heeft de taak om de ondersteuningsvoorzieningen aan te sturen en om de zorgtoewijzing te controleren. De directie is verantwoordelijk voor het opstellen van het Ondersteuningsplan welke door het bestuur zal worden vastgesteld. Onderwijsondersteuningsteams Het primaire proces wordt uitgevoerd door onderwijsondersteuningsteams die bestaan uit diverse generalisten die snel hulp kunnen verlenen aan een school waar een ondersteuningsvraag is. Specialistische ondersteuning kan door een OOT op afroep ingezet worden binnen de scholen. De onderwijsondersteuningsteams zijn georganiseerd rondom de indelingen van de centra voor jeugd en gezin. Hiermee wordt de afstemming met de zorg sector adequaat ingevuld. Ieder OOT ‘bedient’ de scholen die in haar regio liggen. Op deze manier beschikt iedere school over een onderwijsondersteuningsteam dat met de school verantwoordelijk is voor het arrangeren van passende ondersteuning voor ieder kind met een ondersteuningsvraag. Staforganisatie Het is een algemeen gedeeld uitgangspunt dat het samenwerkingsverband weinig overhead moet hebben. Het is van belang gezien de omvang van de organisatie en de complexiteit van de processen om de ondersteunde processen goed te beleggen bij een organisatie van de schoolbesturen danwel binnen de organisatie zelf. Belangrijk is dat te allen tijde wordt vermeden dat er zaken dubbel worden georganiseerd. De keuze hierover zal – nogmaals gezegd – gemaakt worden als de inhoudelijke keuzes gemaakt zijn. Daarnaast is het van belang om daar waar noodzakelijk inhoud en financiën van elkaar te scheiden (onder andere de toewijzing van zorg). Ook de diagnostische/indicatiestellende functie moet goed belegd worden binnen de organisatie. Onafhankelijke bovenschoolse toewijzingscommissie De toewijzing van zorg wordt beoordeeld door een onafhankelijke bovenschoolse commissie. Deze commissie wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris. Lidmaatschap van deze commissie geschiedt op basis van ervaring en expertise. Verplichtingen/gewenste acties
Uitwerken voorstel organisatiestructuur in afstemming met inhoudelijke opdracht organisatie; Vaststelling van organisatiemodel door projectbestuur en algemeen bestuur; Uitwerken van functieprofielen van de directie; Uitwerken van onafhankelijke bovenschoolse toewijzingscommissie Benoemen directie (eventueel interim voor periode tot inwerkingtreding Wet Passend Onderwijs).
Tijdpad Maart 2013 tot augustus 2013 juli 2013 vaststellen globale organisatiestructuur augustus 2013 start procedure werven nieuwe directeur uiterlijk 1 januari 2014 benoemen nieuwe directeur SWV PPO Rotterdam
2
Onderwijsondersteuningsteam (OOT) is een werktitel Pagina | 20
DEEL III Hoofdstuk 7: Financiële analyse Inleiding De afgelopen periode is veel veranderd omtrent de financiële uitgangspunten bij de invoering van de Wet Passend Onderwijs. Zo zullen de in eerste instantie voorgenomen bezuinigingen in het SO niet worden doorgevoerd. Hieronder is een indicatieve 12maandsbegroting te lezen op basis van de laatste cijfers van het ministerie van OC&W. Deze zullen echter de komende maanden waarschijnlijk nog diverse keren veranderen. Op basis van de nieuwe cijfers wordt deze begroting telkens aangepast.
7.1 Globale 12maandsbegroting voor de komende jaren De globale 12maandsbegroting wordt aangeleverd op het moment dat de definitieve cijfers vanuit OC&W bekend zijn.
7.2 Huidige middelen bestaande organisaties De huidige samenwerkingsverbanden WSNS Rotterdam-Noord en WSNS Rotterdam-Zuid hebben gedurende hun bestaansrecht vermogen opgebouwd. Omdat deze samenwerkingsverbanden geliquideerd worden, moet er een bestemming afgesproken worden voor de inzet van deze middelen in de nieuwe organisatie. Om deze transactie belastingtechnisch zo gunstig mogelijk te laten plaats vinden, is het van belang dat de huidige WSNS-organisaties een ANBI-verklaring aanvragen. Wanneer deze organisaties zijn erkend als Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) dan zijn zij volledig vrijgesteld van schenkbelasting. Anders dan de twee WSNS-verbanden is ECSO een organisatie met een werkgebied en aangesloten (V)SO-scholen, groter dan de stad Rotterdam. ECSO heeft in die zin een samenwerkingsrelatie -in de regio zuidelijk Zuid-Holland- met 22 samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs in oprichting. Het ECSO bestuur is in deze fase bezig keuzes te maken ten behoeve van de vormgeving van de komende periode. Afhankelijk hiervan worden keuzes gemaakt over het eventuele resterende vermogen.
7.3 Verdeling van de middelen binnen het samenwerkingsverband Passend Primair Onderwijs Wanneer helder is hoe de contouren van de ondersteuning er uit gaan zien, kan ook de financiële analyse hieromtrent worden uitgewerkt. Zoals te lezen in hoofdstuk 3 van deze notitie zal er een document worden voorbereid met daarin globale verdeelkeuzes met betrekking tot het toewijzen van arrangementen. Op basis van dit document en met inachtneming van de vastgestelde missie en visie zal in het projectbestuur een verdeelmodel of een combinatie daarvan kiezen en voorleggen aan het bestuur. Het advies moet ook duidelijk maken hoe het samenwerkingsverband het best kan omgaan met de beheersing van de indicaties. Verplichtingen/gewenste acties
Vaststelling bestemming huidige vermogen in nieuwe organisatie door huidige besturen WSNSorganisaties voor de liquidatiedatum; Vaststelling van globale 12maandsbegroting door projectbestuur en algemeen bestuur; Aanvragen van ANBI-verklaringen voor huidige WSNS-organisaties. Vaststelling verdeelmodel onderwijsondersteuningstoewijzing door projectbestuur en algemeen bestuur.
Pagina | 21
Tijdpad Augustus 2012 tot augustus 2013 in twee delen: voorjaar 2013: vaststellen globale 12maandsbegroting; oktober 2013: vaststellen verdeelmodel.
Pagina | 22
Hoofdstuk 8: Personeel Inleiding De invoering van Passend Onderwijs vraagt inhoudelijk veel van de professionals die met de kinderen werken. Het gaat dan in eerste instantie om de leerkrachten voor de klas. Maar ook aan de medewerkers binnen het nieuwe samenwerkingsverband, die de daadwerkelijke ondersteuning moeten kunnen bieden, kunnen nieuwe eisen worden gesteld. Naast de inhoudelijke eisen heeft het anders organiseren van de ondersteuning aparte consequenties voor ambulante begeleiders in dienst van de schoolbesturen. Hieronder wordt uiteengezet hoe deze onderwerpen kunnen worden uitgewerkt in de komende transitieperiode.
8.1 Professionaliteit van de leerkracht De samenleving stelt hoge eisen aan de professionaliteit van de leerkracht. Belangrijke competenties zijn onder andere: pedagogisch en didactisch handelen, vakmatige beheersing, kunnen samenwerken met ouders en collega’s, analytisch vermogen, systematisch werken aan verbeteringen en planmatig werken. Dit alles vereist een voortdurende professionalisering van de leerkracht. Afhankelijk van de afspraken over het niveau van de basisondersteuning, waar iedere school van de aangesloten schoolbesturen aan moet voldoen, kan het zijn dat er aanvullende eisen aan de leerkrachten worden gesteld. In dit geval zal het personeelsbeleid van de schoolbesturen hierop worden afgestemd. Het stellen van de kaders voor de professionalisering wordt gezamenlijk uitgewerk.t Het invullen van die kaders is vervolgens een schoolbestuurlijke aangelegenheid. Uiteraard zijn de professionals in dienst van het samenwerkingsverband wel beschikbaar voor het ondersteunen van de professionalisering van de leerkrachten.
8.2 Professionaliteit van de medewerkers van het samenwerkingsverband Het vastgestelde kader van basiskwaliteit en basisondersteuning en vervolgens het bepalen van de ondersteuningsproducten hebben consequenties voor de competenties van de medewerkers die in dienst zijn van het nieuwe samenwerkingsverband. Ook voor hen geldt dat de professionalisering moet worden bijgesteld nadat de kaders van de basisondersteuning en de inventarisatie van de ondersteuningsbehoefte van de scholen zijn vastgesteld. Belangrijk is dat de expertise van medewerkers bij de WSNS-organisaties niet verloren gaat.
8.3 Ambulante begeleiders uit het speciaal onderwijs Zowel in de huidige twee WSNS-verbanden, als in het speciaal onderwijs zijn momenteel ambulant begeleiders werkzaam. Deze laatste groep bestaat uit medewerkers verbonden aan diensten ambulante begeleiding/scholen vanuit het speciaal onderwijs van cluster 3 en 4. Ambulant begeleiders uit het speciaal onderwijs begeleiden leerlingen die via leerlinggebonden financiering (LGF/rugzakje) deelnemen aan het regulier onderwijs. Zij hebben expertise en vaardigheden die gerelateerd zijn aan onderwijs aan leerlingen met ondersteuningsvragen op het gebied van psychiatrische en gedragsproblematiek, verstandelijke beperking, langdurige ziekte of een lichamelijke handicap. De opgebouwde expertise vanuit het speciaal onderwijs mag niet verloren gaan. Dat risico is er wel, omdat binnen Passend Onderwijs niet langer wordt voorzien in de huidige vorm van ambulante begeleiding.
Pagina | 23
8.4 Verkenning opting out in Rotterdam Een van de mogelijkheden om expertise te behouden is opting out. Indien een samenwerkingsverband in oprichting afspraken maakt over overdracht van personeel met de (v)soscholen waar het ambulante begeleiding van ontving, kan het geld voor de ambulante begeleiding naar het samenwerkingsverband (opting out) vloeien. De omvang van de opting out wordt overigens gebaseerd op het aantal getelde rugzakken op 1-10-2013. Deze systematiek gaat ook gelden voor de budgetten voor preventieve en terugplaatsingsambulante begeleiding (PAB en TAB).3 Vanaf 2014 kan dus in overleg tussen het PPO Rotterdam en de Rotterdamse (V)SO school/scholen gekozen worden voor opting out. Binnenkort wordt een verkenning op dit thema gestart. Consequenties hiervan voor de overige personeelsleden WSNS moeten goed in kaart worden gebracht alvorens er beslissingen worden genomen over opting out. Verplichtingen/gewenste acties
Beslissing over wel of geen opting out van de ambulante begeleiders door algemeen bestuur; Vaststellen van competentieprofielen van leerkrachten, ontwikkeld op basis van het kader van de basiskwaliteit en basisondersteuning door projectbestuur en algemeen bestuur; Vaststellen van competentieprofielen voor medewerkers in dienst van het samenwerkingsverband door directie van het samenwerkingsverband.
Tijdpad December 2012 tot december 2013 Februari 2013 – augustus 2013: uitwerken personele consequenties en uitzetten acties naar aanleiding van Tripartiete Overeenkomst. Hieronder valt onder andere het vóór 1 mei 2013 versturen van een brief met mededeling dat alle huidige medewerkers van WSNS RotterdamNoord en –Zuid in de rddf worden geplaatst November 2013: Ontwikkelen competentieprofielen voor leerkrachten en voor medewerkers SWV PPO Rotterdam
3
Bron: Memorie van toelichting minister Van Bijsterveldt aan Eerste Kamer Pagina | 24
Hoofdstuk 9: Ouderbetrokkenheid en Medezeggenschap Inleiding De samenwerking tussen scholen en ouder(s)/verzorger(s) verdient bijzondere aandacht. Gezamenlijk zijn zij verantwoordelijk voor de randvoorwaarden waaronder een kind zich optimaal kan ontwikkelen. Zowel de school als de ouder(s)/verzorger(s) hebben hierin hun eigen verantwoordelijkheid. Gezien de impact van de invoering van Passend Onderwijs voor ouders en medewerkers van de huidige schoolbesturen dient hun inbreng al aan de voorkant goed geregeld te worden. Het samenwerkingsverband zal zich, met het oog op de medezeggenschap, moeten voorzien van een Ondersteuningsplanraad (OPR). In deze raad nemen zowel personeelsleden als ouders zitting. De raad heeft instemmingsrecht op het eerste Ondersteuningsplan dat vervolgens iedere vier jaar moet worden opgesteld. Hieronder wordt uiteengezet hoe de ouderbetrokkenheid en de medezeggenschap in de transitiefase zodanig kunnen worden geregeld dat ze soepel over kunnen gaan in de medezeggenschapsorganen voor de nieuwe organisatie.
9.1 Van klankbordgroep naar VOPR Betrokkenheid van ouders en personeel is van groot belang. Niet alleen in de toekomstige nieuwe situatie maar ook in de transitiefase daaraan voorafgaand. Voorgesteld wordt dan ook om per ingang van 1 mei 2013 een klankbordgroep in te stellen. Deze klankbordgroep wordt tevens direct gepositioneerd als voorlopige Ondersteuningsplanraad (VOPR). En daarmee ook een rol spelen in de totstandkoming van de definitieve Ondersteuningsplanraad, die haar toestemming moet verlenen aan het Ondersteuningsplan 2014 – 2018 van het samenwerkingsverband PPO Rotterdam. In de hoedanigheid van klankbord kan deze groep gedurende het transitieproces fungeren als schakel tussen het projectbestuur en de (G)MR-en van de betrokken schoolbesturen. Hiernaast is het van belang dat middels de klankbordgroep ouders en personeel vanaf het begin worden betrokken bij de diverse ontwikkelingen die zijn beschreven in deze notitie. Dat houdt in dat zij gevraagd worden mee te lezen met en mee te denken over de conceptbeleidsstukken voordat deze definitief worden vastgesteld. Op deze manier wordt de betrokkenheid van ouders en personeel optimaal geborgd.
9.2 De (G)MR-en Op grond van de Wet Medezeggenschap Scholen heeft de (G)MR onder andere adviesbevoegdheid ten aanzien van het aangaan, verbreken of belangrijke wijzigingen in duurzame samenwerking met een andere instelling, dan wel ten aanzien van vaststelling of wijziging van het beleid ter zake. In dit licht is het redelijk dat adviesrecht van toepassing te verklaren op deze Hoofdlijnennotitie, waarin in feite alle aspecten rond het samenwerkingsverband uiteen zijn gezet. Hiermee zal qua planning in het besluitvormingstraject rekening moeten worden gehouden. Gemiddeld moet rekening worden gehouden met een adviestermijn van zes tot acht weken. Geschillenregeling De acties rondom procedures bij geschillen over onder andere ondersteuningstoewijzing of toelating op scholen worden in hoofdstuk 3 van deze Hoofdlijnennotitie besproken.
Pagina | 25
Verplichtingen/gewenste acties
Vaststellen van brief voor instellen klankbordgroep als voorbereidingsgroep op Ondersteuningsplanraad door projectbestuur; Leden algemeen bestuur informeren over brief; Klankbordgroep instellen; Vaststellen van reglement voor Ondersteuningsplanraad; Na oprichting (G)MR-en Hoofdlijnennotitie langsbrengen voor advies.
Tijdpad Mei 2012 tot mei 2013 1 januari 2013 tot mei 2013: Instellen Klankbordgroep (VOPR) 1 februari 2014: Ondersteuningsplan naar VOPR 1 mei 2014: aanbieden Ondersteuningsplan aan Inspectie van het Onderwijs
Pagina | 26
Hoofdstuk 10: Afstemming met de voorschoolse educatie en met het voortgezet onderwijs Inleiding Het is algemeen bekend dat overdrachtsmomenten tussen verschillende onderwijsorganisaties in de schoolloopbaan van een kind van cruciaal belang zijn. Een goede overdracht is voor ieder kind belangrijk, maar voor kinderen die extra ondersteuning behoeven is dit een extra aandachtspunt. Het is dan ook noodzakelijk goede afspraken te maken met de organisaties voor voorschoolse educatie en de scholen voor voortgezet onderwijs.
10.1 Uitwerking Voor het goed uitwerken van de doorgaande leerlijn met de organisaties voor voorschoolse educatie en het voortgezet onderwijs worden twee werkgroepen opgezet waarin ook de beide partnerorganisaties zitting nemen. Voor de werkgroepen zullen onder andere aanbieders van voorschoolse educatie, vertegenwoordigers van FOKOR en Koers-VO worden gevraagd. Er wordt advies uitgebracht over onder andere de erkenning van elkaars dossiers, organisatie van een warme overdracht en het borgen van een structureel overleg in het nieuwe samenwerkingsverband. Verplichtingen/gewenste acties
Samenstellen van een werkgroep met vertegenwoordigers uit de voorschoolse organisaties en het voortgezet onderwijs; Formuleren van heldere opdracht voor de werkgroep; Huidig beleid aan nieuwe Wet Passend Onderwijs toetsen.
Tijdpad Augustus 2012 tot augustus 2014
Pagina | 27
Hoofdstuk 11: Afstemming gemeente en andere netwerkpartners Inleiding Samenwerking en afstemming met de gemeente als het gaat om onderwijs en zorg zijn onontbeerlijk voor het kunnen bieden van de juiste extra ondersteuning aan kinderen en hun omgeving. Nu de gemeente verantwoordelijk wordt voor de invulling van de jeugdzorg wordt samenwerking nog belangrijker. In een recent gestart overleg met o.a. de programmamanager ‘Ieder kind wint II’ worden de eerste contouren neergezet voor deze samenwerking. Daarnaast zijn ook de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) belangrijke gesprekpartners als het gaat om afstemming over de juiste ondersteuning van kinderen. Hieronder worden de belangrijkste onderwerpen daar waar het gaat om de afstemming met de gemeente uiteengezet.
11.1 Wettelijke verplichtingen Op uiteenlopende terreinen heeft de gemeente wettelijke verplichtingen met betrekking tot onderwijs. Denk hierbij aan onder andere controle op naleving van de Leerplichtwet, leerlingenvervoer, onderwijshuisvesting, inzet van schoolmaatschappelijk werk en voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Daarnaast is het verplicht om het Ondersteuningsplan voordat het ter goedkeuring naar de Inspectie van het Onderwijs wordt verzonden, in een op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met de gemeente te bespreken. Voor al deze zaken geldt dat intensief en adequaat overleg tussen gemeente en onderwijs van groot belang is. Vanuit diverse gremia van beide partijen zal dit gestalte moeten krijgen. Steeds moet helder voor ogen worden gehouden wat een werkbare taakverdeling is en wie waar verantwoordelijk voor is.
11.2 Onderwijs en zorg “De school als vindplaats van problemen in de wijk” is inmiddels in Rotterdam in de onderwijs- en zorgsector een veel gehoorde uitspraak. Scholen in de wijk zijn, samen met ouder(s)/verzorger(s) eerst verantwoordelijk voor het signaleren van opvoed- en groeiproblemen bij kinderen en moeten vervolgens de signalen op de juiste plek neerleggen. Wanneer moet er opgeschaald worden binnen de eigen sector? Wanneer moet er verwezen worden naar of samengewerkt worden met professionals uit de zorgsector? Het zijn belangrijke vragen die vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid en gezamenlijkheid uitgewerkt moeten worden. Verplichtingen/gewenste acties
Uitwerken consequenties van de wettelijke verplichtingen van de gemeente bij de uitvoering van Passend Onderwijs; Vaststellen overlegstructuur OOGO tussen gemeente en onderwijs op verschillende niveaus binnen de organisaties; Uitwerken samenwerking en afstemming tussen onderwijs en zorg.
Tijdpad Juni 2012 tot augustus 2014
Pagina | 28
Hoofdstuk 12: Communicatie Inleiding Goede communicatie tijdens het uitwerkingstraject is onontbeerlijk om te komen tot een goed werkende en gedragen organisatie voor Passend Primair Onderwijs in Rotterdam. Daarnaast zal ook in de nieuwe organisatie iedere belanghebbende goed zijn weg moeten kunnen vinden. Hieronder wordt de communicatiestrategie voor de projectfase uiteengezet en worden bouwstenen genoemd voor de communicatie binnen de nieuwe organisatie.
12.1 Communicatie tijdens het uitwerkingstraject Gedurende het project richt de communicatie zich vooral op informatievoorziening over het proces. Inhoudelijke informatie over het project wordt zo veel mogelijk via andere kanalen (zoals de overheid) gestroomlijnd. Vanzelfsprekend zijn mijlpalen en successen onderdeel van de verstrekte informatie. Er 1. 2. 3. 4. 5. 6.
zijn zes doelgroepen te onderscheiden voor de communicatie, te weten: Besturen uit het samenwerkingsverband Directeuren van de betrokken scholen/organisaties Medewerkers van de betrokken scholen/organisaties Ouders van leerlingen van de betrokken scholen GMR Netwerkpartners
Het is van belang om de verschillende doelgroepen in een zo vroeg mogelijk stadium te betrekken bij het project. Dit is nodig omdat alleen wanneer alle belanghebbenden tijdig en goed worden geïnformeerd van hen verwacht kan en mag worden dat zij de nieuwe koers ondersteunen en de van hen verlangde bijdrage aan de realisatie daarvan, verrichten. De in te zetten communicatiemiddelen zijn: Website; op de website wordt voor iedere doelgroep relevante informatie verstrekt. Denk hierbij aan achtergrondinformatie, verslagen, agenda en planningsoverzicht. Daarnaast worden de overige communicatiemedia ook geïntegreerd op de website. Introductienieuwsbrief, gevolgd door een periodieke nieuwsbrief; de nieuwsbrief geeft een overzicht van en inzicht in de actuele ontwikkelingen. Social media, in eerste instantie via Twitter; social media worden gebruikt om korte actuele berichten te plaatsen. Veelal gecentreerd rondom beslismomenten, mijlpalen, successen, activiteiten en actuele ontwikkelingen. Themabijeenkomsten; daar waar gewenst worden informatiebijeenkomsten georganiseerd. Bovenstaande middelen vormen de kern van de communicatie en worden gedurende het gehele project ingezet. Na de opstartfase wordt verder geïnventariseerd welke behoefte er is aan aanvullende communicatiemiddelen. Te denken valt aan een brochure met de basisinformatie over Passend Onderwijs in Rotterdam, presentaties en gespreksbijeenkomsten.
12.2 Communicatie in de nieuwe organisatie Voor de nieuwe organisatie moet allereerst een eigen huisstijl met bijbehorend correspondentiepakket worden ontwikkeld. Deze huisstijl geeft de vereniging een gezicht en vergroot de herkenbaarheid. Alle communicatiemiddelen worden vanuit de nieuwe huisstijl ontwikkeld. In de nieuwe organisatie verplaatst de informatievoorziening zich van procesinformatie naar inhoudelijke informatie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de verwijzingsprocedure voor ouders. De doelgroepen blijven dezelfde als tijdens het uitwerkingstraject. De communicatiemiddelen die ingezet worden in de nieuwe organisatie overlappen met die van het uitwerkingstraject, maar zullen anders worden ingezet en in een later stadium nog worden aangevuld met andere relevante communicatiemiddelen.
Pagina | 29
Hieronder een overzicht van de in te zetten communicatiemiddelen: Correspondentiepakket; het correspondentiepakket bevat onder meer briefpapier, volgvel, visitekaartjes en with complementscard/zonder begeleidend schrijvenkaart. Template voor brieven; er worden digitale templates ontwikkeld voor de verschillende standaardbrieven die de vereniging gaat versturen. Website; op de website wordt voor iedere doelgroep relevante informatie verstrekt. De website bevat achtergrondinformatie over de vereniging. Daarnaast wordt de website ook heel praktisch als ‘wegwijzer’ ingezet. Alle doelgroepen moeten via de website hun weg kunnen vinden binnen het PPO Rotterdam. Ook worden de overige communicatiemedia geïntegreerd in de website. Brochures; er wordt een brochurelijn ontwikkeld voor de nieuwe vereniging. Deze brochurelijn bevat in ieder geval een algemene brochure over de vereniging en een informatiebrochure voor ouders. In een later stadium wordt duidelijk aan hoeveel verschillende brochures behoefte is. Signing-elementen; er worden diverse elementen ontwikkeld die in en om het pand van de vereniging worden gebruikt. Denk hierbij aan: gevelbelettering, bewegwijzering in het pand, banieren, vlaggen, pennen en relatiegeschenken. Periodieke nieuwsbrief; de nieuwsbrief geeft een overzicht van en inzicht in de actuele ontwikkelingen. Er worden verschillende nieuwsbrieven voor de verschillende doelgroepen gemaakt. In eerste instantie betreft het een interne nieuwsbrief en een externe nieuwsbrief. Er wordt gekeken in hoeverre er voor de externe doelgroepen behoefte is aan verschillende nieuwsbrieven of dat deze in een nieuwsbrief gecombineerd kunnen worden. De nieuwsbrief wordt digitaal verspreid. Social media, in eerste instantie via Twitter; social media worden gebruikt om korte actuele berichten te plaatsen. Veelal gecentreerd rondom activiteiten en actuele ontwikkelingen. Verplichtingen/gewenste acties
Uitzetten communicatiemiddelen; Organiseren bijeenkomsten.
Tijdpad Juni 2012 tot einde project: inzetten communicatiemiddelen tijdens uitwerkingstraject; Vanaf oktober 2013: inzetten communicatiemiddelen in de nieuwe organisatie.
Pagina | 30
Hoofdstuk 13: Evaluatie, verantwoording en monitoring Inleiding Wat is er gedaan, is het goed gedaan en wat kan beter? Dat zijn belangrijke vragen die een professionele organisatie zichzelf regelmatig en gestructureerd moet stellen.
13.1 Planning & control cyclus Er moet een advies worden uitgebracht over een werkbaar planning-&-control-systeem. Het gaat hierbij om zowel de monitoring van de bedrijfsmatige als de inhoudelijke processen van de nieuwe organisatie. Belangrijk onderdeel hiervan is het inzicht krijgen in de leerlingenstromen. Hiermee kan beleid worden geanalyseerd, geëvalueerd en een goede benchmarking worden uitgezet. Het regelmatig uitvoering van enquêtes met belanghebbenden moet deel uit maken van het advies. Deze beleidscyclus is eveneens van belang ter ondersteuning van het maken van het Ondersteuningsplan dat iedere vier jaar moet worden vastgelegd. Verplichtingen/gewenste acties
Vaststellen van een planning-&-control- en een kwaliteitscyclus
Tijdpad Augustus 2013 tot november 2013
Pagina | 31