Geestelijke gezondheidszorg - psychiatrische ziekenhuizen - psychiatrische verzorgingstehuizen - beschut wonen - centra voor geestelijke gezondheidszorg - PAAZ
Brussel, 3 april 2012 Ons kenm
YW/EDL/321/70.7.1.
VERBONDSNOTA 2012/40 Trefwoorden: /therapeutische projecten/RIZIV/overleg/107/referentiepersoon/zorgbemiddelaar/
Betreft:
KB 27 maart 2012 rond overleg rond de psychiatrische patiënt en de referentiepersoon: opvolger van de therapeutische projecten.
Geachte, In opvolging van de verbondsnota 2011/24 d.d. 25 februari 2011 en 2011/106 d.d. 24 augustus 2011 kunnen we u melden dat het Koninklijk Besluit van 27 maart 2012 is verschenen in het staatsblad van 30 maart 2012. Zie bijlage 1. Dit KB trad in werking op 1 april 2012. Door dit KB worden de therapeutische projecten officieel stopgezet en de opvolger ervan in de vorm van het overleg rond de psychiatrische patiënt en de referentiepersoon officieel gelanceerd. In de onderstaande beschrijving vindt u de kernpunten van de nieuwe werkwijze, alsook enige duiding. We gaan hierbij minder in op de verantwoordelijkheden van de GDT’s die instaan voor de coördinatie en de administratieve en financiële afhandeling. De gedetailleerde beschrijving vindt u in het KB in bijlage.
1.
Opdrachten
Uit de ervaringen en evaluatie van de therapeutische projecten bleek dat het samenbrengen van hulpverleners en gezondheidszorgbeoefenaars die allen actief zijn rond eenzelfde persoon met ernstige en langdurige GGZ-problemen, nuttig en waardevol is. Het is dan ook de bedoeling om in de nieuwe formule dit overleg met betrokken hulpverleners en gezondheidszorgbeoefenaars te bestendigen en hiertegenover een financiële vergoeding te voorzien. De opvolger van de therapeutische projecten voorziet in twee, duidelijk verschillende opdrachten, elk met de geëigende competenties: a) organiseren (en structureren) van het overleg en b) de spilfiguur van de zorg rond de patiënt: de referentiepersoon.
Zorgnet Vlaanderen werkt samen met ICURO en MID Zorgnet Vlaanderen vzw | Guimardstraat 1, 1040 Brussel | ondernemingsnr. 4176.598.28 T. 02 511 80 08 | F. 02 513 52 69 |
[email protected] | www.zorgnetvlaanderen.be
22 21 16 16 15 16
1.1.
Het overleg rond de psychiatrische patiënt
Om tot een overleg te komen met betrokken hulpverleners en gezondheidszorgbeoefenaars die actief zijn rond eenzelfde persoon met GGZ-problemen, moet iemand dit overleg initiëren, de betrokken actoren bij elkaar brengen, de nodige vergaderlogistiek voorzien, het overleg structureren en voorzien in de opvolging van het gesprek. Dit is in een notendop de opdracht van de organisator van het overleg (art 7). 1.2.
De referentiepersoon
Als aanvulling op de therapeutische projecten, wordt een bijkomende expliciete opdracht voorzien, naast het deelnemen aan het overleg rond de patiënt voor de betrokken hulp- en zorgverleners: de referentiepersoon. De term “zorgbemiddelaar” ware een betere term geweest voor zowel de eerstelijnsactoren als de GGZ-actoren om de opdracht van de referentiepersoon te omschrijven. Wetende dat de term “referentiepersoon” voorkomt in de Gids naar een betere organisatie van de GGZ door de realisatie van zorgcircuits en netwerken” (mei 2010), werd uiteindelijk deze term overgenomen. De basisopdracht van de referentiepersoon is het maken, opvolgen en bijsturen van het begeleidingsplan van de patiënt en initiëren van een nieuw overleg met de betrokken hulp- en zorgverleners wanneer dit nodig of wenselijk is. Deze referentiepersoon heeft minimaal een vertrouwensrelatie met de patiënt en fungeert als aanspreekpunt voor de patiënt en diens mantelzorgers en als spilfiguur tussen de betrokken hulpverleners en gezondheidszorgbeoefenaars onderling en tussen de hulpverleners en gezondheidszorgbeoefenaars en de patiënt en diens directe omgeving (art 10). 1.3.
Het begeleidingsplan
Het begeleidingsplan is het speerpunt van het overleg rond de psychiatrische patiënt. Dit begeleidingsplan: a) Is een communicatiemiddel voor de patiënt en zijn mantelzorgers: welke zorgverlener kan wanneer bereikt worden (art 3, 1°). b) Is een communicatiemiddel tussen hulpverleners en gezondheidszorgbeoefenaars die rond dezelfde psychiatrische patiënt actief zijn (art 3, 2°). c) Geeft een overzicht van de algemene doelstellingen die met de patiënt worden nagestreefd (art 3, 4°). d) Geeft een overzicht van de onderlinge taakafspraken tussen de betrokken hulpverleners en gezondheidszorgbeoefenaars (art 3, 5°). Bijgevolg is dit begeleidingsplan geen samenvatting van de individuele dossiers van de betrokken hulpverleners en gezondheidszorgbeoefenaars. e) Valt onder de verantwoordelijkheid van de referentiepersoon: op basis van het overleg maakt hij het begeleidingsplan op (art 10, 1°), hij bezorgt een kopie aan de patiënt (art 10, 2°) en aan de GDT waarmee het RIZIV een overeenkomst heeft gesloten (art 7, 8°). Deze dienst verspreidt dit begeleidingsplan verder naar de huisarts en de andere betrokken hulpverleners en gezondheidszorgbeoefenaars (art 7, 8°). f) Is het werkinstrument van de referentiepersoon om de algemene coördinatie omtrent de uitvoering en bijsturen van dit begeleidingsplan mogelijk te maken (art 10, 3°). g) Wordt om controleredenen gedurende minstens 5 jaar bewaard door de GDT waarmee het RIZIV een overeenkomst heeft gesloten (art 4 § 2).
2
2.
De actoren
2.1.
De organisator van het overleg
Om er voor te zorgen dat het duidelijk zou zijn tot wie men zich moeten richten om een overleg rond een GGZ-patiënt te initiëren - waar men ook woont in het land - werd gekozen voor een uniforme actor over heel België. Omdat de financiering via het RIZIV verloopt, werd gezocht naar een erkende RIZIV-verstrekker. Door de combinatie van beide factoren, werd de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging (GDT) als verantwoordelijke actor voor de organisatie van dit overleg rond de patiënt aangeduid (art 6). Dit ligt ook in het verlengde van de opdrachten die de GDT op heden reeds opneemt voor somatisch zorgbehoevende thuiswonende personen. Wetende dat er in de verschillende gemeenschappen reeds overlegstructuren voor zorgverleners (decretaal) op poten werden gezet, werd de mogelijkheid ingeschreven dat de GDT de verantwoordelijkheid voor de concrete organisatie van een overleg rond een GGZ-patiënt kan delegeren aan een Samenwerkingsinitiatief EerstelijngezondheidsZorg (SEL) in de Vlaamse gemeenschap (art 8), een centre de coordination de soins in de Franse gemeenschap of een regionaal dienstencentrum in beide gemeenschappen. De GDT blijft echter verantwoordelijk voor de administratieve en financiële afhandeling van het overleg. Hierbij werd echter een uitzondering voorzien (voor enkele Waalse) regio’s waar men er niet in slaagt om een GDT te laten functioneren. Wetende dat in Vlaanderen de SEL’s ook alle opdrachten van de (federale) GDT opnemen, zal de opdracht tot het organiseren van het overleg rond de psychiatrische patiënt in Vlaanderen worden ingevuld door de SEL’s die per definitie zijn georganiseerd per grootstedelijke zorgregio. 2.2.
De deelnemers aan het overleg
In tegenstelling tot de experimentele fase met de therapeutische projecten, is het aantal en de aard van de betrokken hulpverleners en gezondheidszorgbeoefenaars bij het overleg rond de patiënt sterk verruimd. Bovendien is er geen sprake meer van vaste partners en actoren die het project dragen. Wetende dat de financiering van het overleg rond de patiënt in theorie voor alle inwoners van België van toepassing is (voor zover voldaan de individuele voorwaarden), wordt enkel als voorwaarde voor de financiering gesteld dat het op patiëntniveau moet gaan om minstens 3 verschillende types hulpverleners en gezondheidszorgbeoefenaars die in de zorg van de patiënt zijn betrokken, waarvan minstens 1 uit de GGZ-sector ( BeWo, CGG, PAAZ, PVT, PZ, project psychiatrische zorg in de thuissituatie, centrum voor psychosociale revalidatie of een vrijgevestigde (kinder)psychiater of psycholoog, mobiele equipe 107) en minstens 1 uit de eerstelijnsgezondheidszorg (huisarts, thuisverpleegkundige, kinesitherapeut, logopedist, vroedvrouw, ergotherapeut, klinisch psycholoog, orthopedagoog, apotheker, maatschappelijk werker) (art 5). Voor de financiering van de deelname van deze hulpverleners en gezondheidszorgbeoefenaars maakt men echter een onderscheid volgens de basisfinanciering van de prestaties van deze hulpen zorgverleners. Zie verder 4.2. Naast deze hulp- en zorgverleners en de persoon die het overleg organiseert, kan ook de patiënt en/of diens familie aan het overleg participeren.
3
2.3.
De referentiepersoon
De referentiepersoon is één van de betrokken zorgverleners die een directe zorgrelatie heeft met de patiënt (art 10). Om enige kwaliteitsgaranties in te bouwen wordt gesteld dat de gekozen referentiepersoon een gezondheidszorgbeoefenaar moet zijn zoals gesteld in KB nr. 78 (= KB van 10 november 1967) en haar uitvoeringsbesluiten, maar ook zoals bepaald in art 11 van dit KB, o.a. een geneesheer, verpleegkundige, kinesitherapeut, logopedist, klinisch psycholoog, orthopedagoog of maatschappelijk werker. Het effect van deze verwoording is dat een familielid van de patiënt niet de rol van referentiepersoon kan opnemen. In de loop van het begeleidingsplan is het mogelijk dat een andere hulpverlener of gezondheidszorgbeoefenaar de rol van de referentiepersoon overneemt (art 10). Met andere woorden: welke hulpverlener of gezondheidszorgbeoefenaars de rol van referentiepersoon opneemt kan in de tijd wijzigen.
3.
Beoogde doelgroep
Net als de in de therapeutische projecten, wordt het overleg rond de patiënt in de eerste fase gefinancierd voor patiënten met ernstige en langdurige GGZ-problemen. Ernstige en langdurige GGZ-problemen wordt geoperationaliseerd door de combinatie van alle 6 voorwaarden op patiëntniveau: (dus te lezen als “én-én) (art 2 § 1): a) een begeleidingsplan dat zich minstens uitstrekt over 12 maanden (geen eenmalige korte, episode) en minstens 2 maal per jaar een overleg rond de patiënt wordt georganiseerd (art 2 § 1, 2° en art 15 §1 5°), b) een psychiatrische hoofddiagnose, c) een bijkomende psychiatrische diagnose (nevendiagnose), d) verergering van symptomen of frequentie van symptomen (geen harde criteria verwoord), e) voorafgaande ziekenhuisopname van minstens 14 dagen in een psychiatrische dienst of algemene ziekenhuisdienst maar dan met een bijgeroepen consult door een psychiater of ten laste neming door een mobiele equipe (107), uiterlijk 1 jaar geleden. Voor kinderen en jongeren kan ook een tenlasteneming door een equipe outreach kinderen of minstens 6 maand tenlasteneming door een CGG uiterlijk 1 jaar geleden of een aanmelding in het CGG door politie, parket, of jeugdrechter, uiterlijk 1 maand geleden. Deze maximale periodes gelden niet bij een verlenging van een zorgperiode. f) een zeker verlies aan vaardigheden of functies (art 2 § 1, 6° en 7°). Als overgangsmaatregel wordt ook gesteld dat patiënten die ten laste zijn van de aflopende therapeutische projecten eveneens in aanmerking komen( art 2 § 2) voor zover is voldaan aan de eisen van het begeleidingsplan (art 3), het overleg (art 5) en de referentiepersoon (art 10). Een aantal patiëntengroepen werden echter uitgesloten van de financiering: - patiënten met geen strikte psychiatrische hoofddiagnose, te weten: dementie, andere cognitieve stoornissen, epilepsie, mentale retardatie of een neurologische stoornissen (art 2 § 1, 1); - patiënten waarvoor de GDT reeds op basis van somatische kenmerken een overleg heeft georganiseerd (art 18 § 3); - de patiënten die verblijven in een PVT (art 18 § 4);
4
-
de patiënten ten laste genomen door een therapeutisch project FOR-K gefinancierd door de FOD Volksgezondheid (art 18 § 5). We zijn er ons van bewust dat met de gestelde combinatie van 6 voorwaarden niet alle mogelijke patiënten in aanmerking komen voor de financiering van het overleg rond de patiënt. De gestelde combinatie van 6 voorwaarden is mede ingegeven door budgettaire financiële beperkingen. In een latere fase zal men deze restrictieve criteria evalueren en eventueel bijstellen.
4.
De financiële vergoeding
Voor de toekenning van de financiële vergoedingen en in zekere mate ook voor de berekening van de financiële vergoeding in functie van de geschatte werklast, werd rekening gehouden met het beschikbare budget in de RIZIV-begroting. Met andere woorden: niet alle vergoedingen zijn evenredig met de geschatte werklast. De werkgroep van het Verzekeringscomité, die het geheel voorbereidde, voorziet na enige tijd werking een evaluatie van het opzet, de bereikte populatie maar ook van de toegekende vergoedingen Alle onderstaande vergoedingen zijn verrekend per overleg per patiënt, waarbij op jaarbasis maximaal 3 overlegmomenten kunnen worden vergoed (art 17). Meer overlegmomenten kunnen steeds georganiseerd worden maar dan zonder vergoeding. 4.1.
Vergoeding voor de organisator van het overleg rond de patiënt
Voor de organisatie van het overleg en de hiermee gepaard gaande logistiek (inclusief administratieve afhandeling), wordt een bedrag van 121,21 euro voorzien per overlegmoment dat voldoet aan de gestelde eisen (aanwezige actoren, maximaal 4 maal per jaar, …) (art 9). Alle onderstaande vergoedingen worden door de GDT gefactureerd aan de verzekeringsinstelling van de betrokken patiënt. Bijgevolg zullen de verzekeringsinstellingen deze vergoedingen ook uitbetalen aan de GDT, die op haar beurt verantwoordelijk is voor het doorstorten van de bedragen aan de daadwerkelijke organisator van het overleg, de niet rechtstreeks gefinancierde deelnemers aan het overleg. en de referentiepersoon. Indien de personen die één van deze rollen opneemt, dit doet vanuit een loontrekkende functie in een voorziening of dienst, is het duidelijk dat de GDT deze vergoedingen aan de werkgever uitbetaald en niet aan de individuele zorgverlener-loontrekkende. Voor zorgverleners die geen loontrekkende zijn, betaalt de GDT de vergoeding natuurlijk wel aan deze individuele zorgverlener. 4.2.
Vergoeding voor de deelnemers aan het overleg rond de patiënt
Om budgettaire redenen heeft men de vergoeding voor de deelnemers aan het overleg vooral willen toespitsen op hulpverleners en gezondheidszorgbeoefenaars die op prestatiebasis werken en dus voor hun inkomen afhankelijk zijn van aangerekende prestaties, bijvoorbeeld huisartsen, vrij gevestigde psychiaters en psychologen, thuisverpleegkundigen, kinesist, …. Voor hulpverleners en gezondheidszorgbeoefenaars die behoren tot een dienst die niet op prestatiebasis werkt wordt er van uitgegaan dat het deelnemen aan het overleg rond een patiënt behoort tot hun regulier takenpakket en dus geen bijkomende vergoeding vereist. Bijvoorbeeld personeel van een psychiatrisch ziekenhuis, maatschappelijk werkers van een OCMW, dienstencentrum, mutualiteit of huisvestingsmaatschappij, psychologen van een CLB of CAW, begeleiders in beschut wonen.
5
Onderstaande vergoedingen zijn enkel factureerbaar wanneer de psychiatrische patiënt behoort tot de doelgroep (art 15 § 1, 1°), het begeleidingsplan wordt opgemaakt of bijgestuurd (art 15 § 1, 2°), de minimale actoren aanwezig waren tijdens het overleg (art 15 § 1, 3°). Een bijkomende voorwaarde is ook dat er minstens 3 taakafspraken werden omschreven in het begeleidingsplan waarvan minstens 1 voor een gezondheidszorgbeoefenaar of hulpverlener uit de GGZ art 15 $ 1, 4°). Op deze laatste regel werd een uitzondering ingeschreven voor het eerste overleg rond een psychiatrische patiënt waarbij de vereiste actoren aanwezig waren maar waarbij men tot minder dan 3 taakafspraken kwam (art 15 § 2). 4.2.1. Personen werkzaam op basis van prestaties Conform de vergoeding die reeds gelden in de GDT voor somatisch zorgbehoevende patiënten wordt een vergoeding van 45,44 euro voorzien wanneer het overleg plaats vindt in het thuismilieu van de patiënt en een vergoeding van 34,08 wanneer het overleg elders plaats vindt (art 14 §2) Dus enkel uit te betalen aan hulpverleners en gezondheidszorgbeoefenaars die op prestatiebasis werken. De GDT factureert deze prestaties aan de verzekeringsinstelling van de patiënt. Deze verzekeringsinstelling betaalt rechtstreeks aan deze gezondheidszorgbeoefenaar of hulpverlener die op prestatiebasis werkt. Het gaat immers om door het RIZIV erkende verstrekkers Er wordt echter een uitzondering gemaakt voor de psychologen en orthopedagogen: zij hebben geen RIZIVerkenning. De vergoeding als deelnemer aan het overleg voor deze psychologen en orthopedagogen worden dan ook via de GDT uitbetaald. 4.2.2. Andere Voor het geheel van andere deelnemers (bij voorbeeld personeelsleden van OCMW, verzekeringsinstellingen, PVT, PAAZ, psychiatrisch ziekenhuis, IBW) wordt slechts eenmaal het identieke bedrag van 45,44 respectievelijk 34,08 euro voorzien (art 14 § 3). Ook als er verschillende dergelijke deelnemers zijn, dan krijgt de GDT slechts één tegemoetkoming voor het overleg. De GDT beslist hoe die tegemoetkoming besteed wordt. Duidelijke voorafgaande afspraken met de betrokken hulpverleners en gezondheidszorgbeoefenaars hierover is aangewezen, net zoals de meeste GDT reeds hanteerden in het kader van de therapeutische projecten. Voor beide groepen van hulpverleners en gezondheidszorgbeoefenaars samen (4.2. en 4.2.2.) worden per overleg maximaal 4 keer het forfait worden aangerekend (art 14 § 4). Het KB voorziet echter geen werkwijze wanneer er meer dan 4 actoren deelnemen (wie krijgt niets?). Wetende dat alle personeelsleden die niet op prestatiebasis werken sowieso als 1 deelnemer worden geteld, zal deze situatie van meer dan 4 te financieren actoren zich zelden voordoen. 4.3.
Vergoeding voor de referentiepersoon
Voor de coördinerende opdracht van de referentiepersoon wordt een theoretisch bedrag van 285,48 euro op jaarbasis voorzien. De uitbetaling van dit bedrag wordt echter gekoppeld aan het plaats vinden van een effectief overleg rond de patiënt: per overlegmoment dat daadwerkelijk plaatsvond en voldoet aan de gestelde eisen wordt een bedrag van 95,16 euro uitbetaald voor de referentiepersoon (art 12).
6
Bijgevolg zal een referentiepersoon op jaarbasis slechts een bedrag van 190,32 euro ontvangen indien op jaarbasis slechts twee overlegmomenten rond de patiënt plaatsvinden (en aan de gestelde eisen voldoen). De tegemoetkoming voor de referentiepersoon kan echter niet worden aangerekend voor personeelsleden die werkzaam zijn in een ziekenhuis dat actief betrokken is in een project in het kader van artikel 107 van de wet op de ziekenhuizen (art 18 § 6). De bedoeling was om de personeelsleden van de mobiele equipes uit te sluiten van de vergoeding wetende dat de coördinatie van zorg behoort tot de basisopdrachten van deze equipes (zeker het 2B-team). Door een slordige verwoording heeft men alle personeelsleden van de deelnemende PZ in 107 uitgesloten. Dit punt willen we zeker meenemen in de toekomstige evaluatie. 4.4.
Vergoeding voor de administratieve opvolging
De administratieve afhandeling en de facturatie ten aanzien van de verzekeringsinstellingen wordt in handen van de GDT gelegd. Hiervoor ontvangt de GDT een vergoeding van 14,21 euro per overlegmoment (art 13).
5.
Allerlei
Alle bovengenoemde bedragen worden telkens op 1 januari geïndexeerd (art 20). Doordat deze opvolger van de therapeutische projecten juridisch van kracht werd, wordt dan ook het KB dat de therapeutische projecten mogelijk maakte, opgeheven (art 21). Met vriendelijke groeten,
Yves WUYTS Stafmedewerker
Peter DEGADT Gedelegeerd bestuurder
Bijlage: 1.
7