Heidi Linck • Irmgard Poelmans • Mary de Jong
2007 Alcohol– en drugsgebruik bij jongeren en jongvolwassenen in Gelderland
2007 Alcohol– en drugsgebruik bij jongeren en jongvolwassenen in Gelderland
1
2007
2007
Met dank aan
Voorwoord
Tendens 2007 is tot stand gekomen met medewerking van diverse instanties en personen. In het bijzonder bedanken wij voor medewerking aan Tendens 2007: Dienst Automatisering en Informatisering van IrisZorg Drugs Informatie en Monitoring Systeem van het Trimbos Instituut Straathoekwerk, veldwerk en preventiewerk van IrisZorg en natuurlijk alle panelleden
Colofon Tendens 2007 is een uitgave van IrisZorg. Auteurs 1. mw. ir. H. Linck 2. mw. I. Poelmans 3. mw. drs. M. de Jong IrisZorg, Afdeling Preventie & Monitoring Correspondentieadres: postbus 351 - 6800AJ Arnhem Bezoekadres: Kronenburgsingel 545-547 - 6831 GM Arnhem Telefoon: 026-8451300 - fax: 026-8451390
[email protected] www.iriszorg.nl IrisZorg, Raad van Bestuur en Centrale Diensten Postbus 351 - 6800 AJ Arnhem Telefoon: 026 - 8451100 Voor reacties op deze uitgave kunt u mailen naar
[email protected] Ontwerp en Productie Beerens en Van Ierland, Creative communication bv, Nijmegen Druk Roto Smeets GrafiServices, Utrecht Oplage 500 exemplaren IrisZorg: Arnhem ISBN/EAN: 978-90-808547-5-8 NUR 740 © 2007, IrisZorg
2
Voor u ligt Tendens 2007. Jaarlijks brengt Preventie & Monitoring IrisZorg (voorheen: De Grift) Tendens uit. De naam Tendens zegt het eigenlijk al, dit onderzoek geeft aan welke tendensen er zijn in het gebruik van alcohol en andere middelen. Dat we dit doen is heel belangrijk. Preventiebeleid is alleen effectief als we als beleidsmakers van overheden, zorg- en welzijnsinstellingen en politie op de hoogte zijn van hoe en waar gebruikt wordt. Ieder jaar interviewen de onderzoekers panelleden. De panelleden komen uit netwerken van uitgaande jongeren, hangjongeren en probleemjongeren. Uitgaan is op heel veel manieren mogelijk. Het gaat niet alleen om bezoeken van café of disco, maar ook om de festivals, grote en kleine dance party’s, illegale party’s, afterparty’s thuis of op locatie, erotische party’s en thuispartijen zonder de deur uit te gaan. Alcohol blijft het meest gebruikte middel. Dat hoort er ‘normaal’ bij. Uitgaanders en hangjongeren drinken in het weekend, probleemjongeren echter ook door de week. Ook dit jaar komt weer duidelijk naar voren dat jongeren zich geregeld indrinken voordat zij uitgaan. Jongeren willen graag waar voor hun geld. Economische motieven lijken steeds meer een rol te spelen in de keuze voor een middel en waar een middel gebruikt wordt. Het thuis indrinken, drinken in keten, speed gebruiken omdat dat dit goedkoper is en langer werkt dan coke, het zelf maken van GHB en het zelf kweken van cannabis, zijn hier voorbeelden van. Tendens is een jaarlijks terugkerend onderzoek met regionale strekking.
3
2007
2007
In deze uitgave worden regionale verschillen in cliëntgegevens nader onderzocht en worden vergelijkingen gemaakt tussen afkomst uit stedelijke en niet-stedelijke gebieden. Als mogelijkheid om ook op lokaal niveau gegevens te verzamelen als basis voor beleid, presenteren we in deze tendens de Quick Scan. De afgelopen jaren hebben we een aantal Quick Scans uitgevoerd in opdracht van gemeenten, als instrument om beleidsvoorbereid goed geïnformeerd te zijn over een afgebakende doelgroep, wijk of kleinere gemeente. Wij zijn verheugd u ook dit jaar Tendens te kunnen aanbieden en verwachten dat dit handvatten geeft voor effectief preventiebeleid. Vanuit de ervaring met het Alcoholmatigingsbeleid in de Achterhoek, blijkt hoe belangrijk een integrale aanpak is. We zien in eigenlijk alle gemeenten initiatieven hiertoe ontstaan. Door er samen voor te staan en regelgeving, preventie en handhaving te combineren ontstaat een effectieve aanpak.
Mevrouw H. Jonkman Manager Preventie & Monitoring IrisZorg
Samenvatting
Tendens is de jaarlijkse monitor van IrisZorg die de belangrijkste ontwikkelingen met betrekking tot het gebruik van alcohol en drugs en gokken omschrijft. Het doel van Tendens is deze ontwikkelingen continu en systematisch te volgen in het werkgebied van IrisZorg. De resultaten in Tendens bieden de gemeenten en IrisZorg informatie op basis waarvan zij beleid, hulpverlening en preventie kunnen vormgeven. In Tendens 2007 komen zowel kwalitatieve als kwantitatieve ontwikkelingen aan de orde. De panelstudie is een beschrijvend onderzoeksinstrument waarin doorlopend gegevens worden verzameld over drugs en drugsgebruik in netwerken van Gelderse jongeren en jongvolwassenen. Deze gegevens zijn kwalitatief van aard en bieden inzicht in de context van het gebruik van alcohol en drugs en van gokken in netwerken van uitgaanders, hangjongeren en probleemjongeren. Andere vaste onderdelen van Tendens zijn de analyse van de cliëntgegevens en de analyse van de gegevens uit het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS). De gegevens die deze bronnen opleveren met betrekking tot de regio van IrisZorg worden vergeleken met landelijke onderzoeken en ontwikkelingen. Tot slot komt de Quick Scan aan de orde als onderzoeksinstrument voor de voorbereiding van de ontwikkeling van lokaal beleid. Met de Quick Scan kunnen in relatief korte tijd specifieke gegevens verzameld worden over een kleine, afgebakende doelgroep waardoor de informatie uit Tendens verder gespecificeerd kan worden. Alcohol Uit de panelstudie komt naar voren dat bijna alle jongeren uit de netwerken van uitgaanders alcohol drinken bij het uitgaan. Er wordt echter niet alleen in de horeca gedronken. Inmiddels kunnen we van een trend spre-
4
5
2007
2007
ken als het gaat om vooraf indrinken, thuis of in een keet. Meisjes zouden met een inhaalslag bezig zijn. Alcohol wordt bij het uitgaan vaak met andere middelen gecombineerd, waaronder cocaïne en ecstasy. Uitgaanders drinken in het weekend, jongeren met problemen echter ook door de week. In de periode 2000-2006 was minstens de helft van het aantal cliënten van De Grift ingeschreven met als primaire problematiek alcohol. In deze groep cliënten lopen de leeftijden uiteen van jong tot oud. De leeftijdsgroep van 54 jaar en ouder is echter significant oververtegenwoordigd. Dit regionale beeld komt overeen met recent landelijk onderzoek, waaruit blijkt dat jongeren meer drinken en hiermee op steeds jongere leeftijd beginnen. Ook blijkt uit onderzoek dat de alcoholgerelateerde hulpvraag door ouderen (55+) de afgelopen 10 jaar is verdubbeld. Onder ouderen met alcoholproblematiek is het aandeel vrouwen en hoog opgeleiden groot. Cannabis De waardering van cannabis is niet in elk netwerk gelijk. In sommige netwerken is het een onschuldig (combinatie)middel, in andere wordt het als minder onschuldig gezien. Binnen de netwerken van hang- en probleemjongeren heeft het gebruik van cannabis een grotere omvang van binnen de netwerken van uitgaanders. In 2006 stonden bij De Grift geen cliënten ouder dan 54 jaar ingeschreven met als primaire problematiek alcohol. Het aantal cliënten onder de 30 jaar lag zelfs significant hoger. Ook waren er in 2006 significant meer mannelijke cannabiscliënten dan vrouwelijke. Cocaïne Onder de noemer cocaïne zijn gegevens verzameld over zowel rauwe als gekookte coke. In de panelstudie zien we gebruik van rauwe (snuif-)cocaïne binnen vrijwel alle typen uitgaansgelegenheden. Dit middel is dan ook breder verspreid in het uitgaanscircuit dan ecstasy en amfetaminen. In het uitgaanscircuit wordt veelvuldig combinatiegebruik met alcohol gezien, waarschijnlijk om te ontnuchteren. In enkele netwerken komen vermoedens naar voren van een achteruitgang in de kwaliteit en zuiverheid van de cocaïne. Dezelfde vermoedens spreken uit de analyse van de gegevens van het DIMS, door het aantreffen van verschillende versnijdingsmiddelen in cocaïne. In de periode 2000- 2006 is het aantal cliënten met als primaire problematiek cocaïne toegenomen. Binnen deze groep cliënten zijn er significant meer mannelijke cliënten en cliënten jonger dan 30 jaar. Ecstasy Ecstasy is in de netwerken van uitgaanders de meest gewaardeerde drug op dance-party’s, maar ook op (after)party’s thuis. De populariteit hangt samen met het als groep gebruiken om de gezelligheid en (erotische) 6
sfeer te versterken. Bij de testservice van het DIMS zijn in 2006 ecstasy monsters het vaakst aangeleverd. De ecstasy markt is niet zuiver. In 2006 was het gehalte aan werkzame stof MDMA per monster zeer variabel. Ook zijn verschillende andere werkzame stoffen aangetroffen. Uit recente onderzoeken komen risico’s op blijvende veranderingen en beschadigingen op de hersenfuncties naar voren, maar ook een mogelijke positieve invloed op het concentratievermogen en de angstremming. Door dit laatste komt de belangstelling vanuit de wetenschap voor ecstasy als medicijn terug. Ten opzichte van 2005 is in 2006 het aantal cliënten met als primaire problematiek ecstasy niet toegenomen. Ook binnen deze groep zijn er significant meer cliënten jonger dan 30 jaar. Er is in 2006 geen significant verschil gevonden tussen het aantal mannelijke en vrouwelijke ecstasycliënten. Amfetamine (speed) Speed wordt onder uitgaanders vooral gewaardeerd als middel om langer te kunnen doorgaan. De sterke en langdurige werking en de relatief lage prijs maakt speed populair als goedkoop alternatief voor cocaïne. In de als amfetamine aangeleverde monsters bij de testservice van het DIMS zijn in 2006 sterk variabele gehaltes aan amfetamine aangetroffen. Binnen het cliëntenbestand van De Grift neemt het aantal cliënten met als primaire problematiek amfetamine een relatief kleine plaats in. Dit aantal is echter binnen een jaar tijd verdubbeld. Cliënten jonger dan 30 jaar zijn hier significant oververtegenwoordigd. Het aantal mannelijke amfetaminecliënten verschilt niet significant van het aantal vrouwelijke. GHB Onder bezoekers van (erotische) party’s, afterparty’s en parenclubs is GHB populair vanwege het uitblijven van een kater en vanwege het ontspannende, ontremmende en lustopwekkende effect. In een netwerk van probleemjongeren komt naar voren dat GHB makkelijk is om zelf te maken. Als nadelen zijn genoemd de moeilijke dosering en de gevaarlijke combinatie met alcohol. Uit vier netwerken komen geruchten naar voren over het ongevraagd GHB doen in het drankje van een meisje met als doel seksueel misbruik. Bij de testservice van het DIMS zijn in 2006 enkele GHB monsters aangeleverd. De cliëntgegevens van 2006 zijn niet geanalyseerd op primaire problematiek GHB. Opiaten Onder opiaten rekenen we in Tendens heroïne, methadon, morfine en andere opiaten, waaronder opium. Het gebruik van opiaten is in 2006 niet gesignaleerd in de netwerken van uitgaanders of hangjongeren. Wel is het net als in de vorige meting gesignaleerd in een netwerk van probleemjongeren uit Tiel. Cliënten met als primaire problematiek opiaten 7
2007
2007
vormen de tweede groep in 2006 binnen De Grift. Relatief is deze groep in aantal iets gedaald. Het merendeel van deze cliënten gebruikt heroïne. Zowel jongeren als ouderen zijn in deze groep vertegenwoordigd. Het aantal mannelijke opiaatcliënten is significant hoger dan het aantal vrouwelijke. Overige middelen In een beperkt aantal netwerken komen als overige middelen naar voren: paddo’s, ketamine, lachgas, poppers, viagra, slaap- en kalmeringsmiddelen en smartproducten. In 2006 is één ketamine monster aangeleverd. Gokken In het uitgaanscircuit komen enkele kleine groepen mannen naar voren die opvallend veel gokken op fruitkasten en dit bij voorkeur in een café lijken te doen in plaats van in een amusementshal of casino. Ook komen signalen naar voren over een toenemende populariteit van pokeren, zowel legaal (casino, thuis) als illegaal (horeca). In landelijk onderzoek zijn geen cijfers over pokeren of pokerverslaving gevonden, wel lijkt de grootste groep pokeraars online te spelen. Het aantal cliënten met als primaire problematiek gokken ligt al meerdere jaren stabiel rond de 200. In deze groep cliënten zijn onder de mannen significant meer cliënten jonger dan 30 jaar en onder de vrouwen significant meer ouder dan 54 jaar. Landelijk onderzoek geeft een overeenkomstig beeld: de grootste groep pokeraars zouden alleenstaande mannen van jonger dan 30 jaar zijn. Compulsief internetgebruik en gamen In compulsief internetgebruik en gamen zitten mogelijk nieuwe risicogroepen voor verslaving. Hoewel prevalentiecijfers ontbreken komen uit landelijk onderzoek en uit de praktijk aanwijzingen en risicofactoren naar voren voor het ontwikkelen van (verslavings)problematiek uit internetgebruik en gaming. Deze ontwikkelingen vormen aanleiding om in de volgende meting nader onderzoek te doen.
8
inhoud Voorwoord Samenvatting Inleiding
3 5 10
Hoofdstuk 1 De Panelstudie 1.1 Inleiding 1.2 De panelleden 1.3 Ontwikkelingen in het gebruik van alcohol, drugs en in gokken 1.4 Nadelige effecten en risico’s van alcohol- en drugsgebruik en gokken 1.5 Geruchten, signalen en trends 1.6 Informatiezoekgedrag, preventie en opvoeding
14 14 15 22 31 34 39
Hoofdstuk 2 Trends en ontwikkelingen in het cliëntenbestand van irisZorg (De Grift) 2.1 Analyse en interpretatie van gegevens over cliënten 2.2 Cliënten van De Grift in 2006 2.3 Gegevens over cliënten naar primaire problematiek, leeftijd en geslacht 2.4 Regionale gegevens 2.5 Conclusies en discussie
41 41 42 44 50 51
Hoofdstuk 3 Drugs Informatie en Monitoring Systeem 3.1 Drugs Informatie en Monitoring Systeem 3.2 Resultaten van 2006 3.3 Conclusies
54 54 55 59
Hoofdstuk 4 Landelijke onderzoeken en ontwikkelingen 60 4.1 Inleiding 60 4.2 Alcohol en jeugd 61 4.3 Gebruik van alcohol- en slaap- en kalmeringsmiddelen onder ouderen 63 4.4 Rijden onder invloed van alcohol en drugs 65 4.5 Compulsief internetgebruik, gamen en (online) pokeren 68 4.6 Onderzoek naar de gevolgen van het gebruik van ecstasy voor de hersenen 72 4.7 Terugkoppeling naar resultaten uit de panelstudie en de analyse van cliëntgegevens 73 Hoofdstuk 5 De Quick Scan: een onderzoeksinstrument als basis voor gemeentelijk preventiebeleid 5.1 Inleiding 5.2 De Quick Scan 5.3 De Quick Scan in de praktijk
77 77 78 80
Bijlagen
83 9
2007
2007
Inleiding
de panelstudie en de resultaten van het Drug Informatie en Monitoring Systeem geven we in deze Tendens inzicht in de ontwikkeling van de hulpvraag van de cliënten van De Grift en maken we een vergelijking met landelijke onderzoeken en ontwikkelingen van gegevens over zowel jongeren als volwassenen waaronder ouderen.
II. Werkwijze Om het doel van Tendens te bereiken maken we gebruik van een combinatie van de volgende onderzoeksmethoden:
I. Doel van Tendens Om meer inzicht te krijgen in de regionale ontwikkelingen op het gebied van alcohol, drugs en gokken is IrisZorg (voorheen De Grift1) in 2003 gestart met haar jaarlijks terugkerende monitor Tendens. Tendens beschrijft de regionale ontwikkelingen en trends in alcohol- en drugsgebruik bij Gelderse jongeren en jongvolwassenen. Tendens heeft als doel: Het alcohol- en drugsgebruik in het verzorgingsgebied van IrisZorg op een systematische en continue wijze in beeld te brengen. Het in beeld brengen van alcohol- en drugsgebruik heeft meerdere doelen. Ten eerste om beleid, hulpverlening en preventie vorm te geven. Ten tweede ziet IrisZorg het als haar taak om een betrouwbare informatiebron te zijn op het gebied van middelengebruik. Eventueel optredende incidenten en mogelijke panieksignalen rondom alcohol- en drugsgebruik worden zo op een juiste wijze beoordeeld. In Tendens ligt een sterk accent op jongeren en jongvolwassenen en op het uitgaanscircuit. De belangrijkste reden hiervoor ligt in het feit dat zich hier de meeste nieuwe ontwikkelingen voordoen. Tevens vormen jongeren en jongvolwassenen momenteel de belangrijkste doelgroep voor preventie. Maar niet alleen gegevens over jongeren en jongvolwassenen zijn terug te vinden in deze Tendens. Naast de vaste onderdelen als
1.
10
Kwalitatief onderzoek Een belangrijk terugkerend onderdeel in Tendens is de panelstudie. De panelstudie is een kwalitatief (beschrijvend) onderzoeksinstrument, waarin doorlopend gegevens worden verzameld over drugs en drugsgebruik in netwerken van Gelderse jongeren en jongvolwassen. De gebruikte onderzoeksmethoden voor de panelstudie zijn participerende observaties in het uitgaansleven en het afnemen van interviews met behulp van een semi-gestructureerde vragenlijst. Kwantitatief onderzoek Kwantitatieve analyses zijn gedaan op de resultaten van het Drugs Informatie Monitoring Systeem, de gegevens over rijden onder invloed in Gelderland en op de cliëntenregistratie van IrisZorg. Uit het door IrisZorg gebruikte registratiesysteem USER zijn een aantal datasets ontwikkeld die inzicht geven in de ontwikkelingen in de hulpvraag van de cliënten van IrisZorg.
III. Tendens 2007 Ten opzichte van Tendens 2005-2006 bevat Tendens 2007 een aantal vernieuwingen. Uit de evaluatie van de voorgaande panelstudies van Tendens komt naar voren, dat tussen twee interviewrondes weinig nieuwe informatie uit de netwerken komt indien hier slechts een half jaar tussen zit. Om deze reden is er vanaf deze editie voor gekozen een jaar tussen
De Grift is de instelling voor verslavingzorg en –preventie in Zuid, Midden en Oost Gelder- land. Tevens behoren een tweetal gemeenten in de provincie Utrecht en twee gemeenten in de provincie Limburg tot het verzorgingsgebied van De Grift. De Grift heeft als doel om problematisch gebruik van alcohol en drugs en problematisch gokken te voorkomen dan wel te behandelen. Per 1 januari 2007 gaat De Grift verder als IrisZorg.
11
2007
2007
twee interviewrondes te nemen en tijdens het interview meer de diepte in te gaan. Wel is er nog steeds sprake van twee contactmomenten per jaar om bij eventuele snelle ontwikkelingen tijdig op de hoogte te zijn en indien nodig alsnog een interview af te nemen. Een andere vernieuwing is dat de verzamelde regionale gegevens uit de panelstudie en de cliëntenregistratie zijn vergeleken met de meest recente relevante landelijke onderzoeken en ontwikkelingen. Uit deze vergelijking werd zichtbaar dat een aantal regionale gegevens overeenkomen met gegevens op landelijk niveau. Zoals gezegd verzamelt Tendens gegevens op regionaal niveau. Om uitspraken te doen over eigenschappen van doelgroepen van de zorg en preventie, zijn gegevens uit het cliëntenbestand voor Tendens 2007 statistisch geanalyseerd. Zo zijn de gegevens getoetst op verschillen tussen aantallen mannelijke en vrouwelijke cliënten en op verschillen tussen leeftijdscategoriën. Ook zijn gegevens uit de cliëntenregistratie uit de verschillende regio’s van het werkgebied met elkaar vergeleken en is onderzocht of er verschillen bestaan in de hulpvraag van cliënten afkomstig uit stedelijke gebieden ten opzichte van cliënten uit niet-stedelijke gebieden (platteland). Tot slot is bij elke primaire problematiek gekeken welke wijzen van gebruik van het middel zijn geregistreerd. Om meer accent te leggen op regionale en lokale beleidsontwikkeling, zijn beschrijvingen van enkele landelijk ontwikkelde campagnes en beleidsstukken opgenomen die geschikt zijn voor de opzet van lokale interventies. Tot slot komt de Quick Scan aan de orde als onderzoeksinstrument voor de voorbereiding van de ontwikkeling van lokaal beleid. Met de Quick Scan kunnen in relatief korte tijd specifieke gegevens verzameld worden over een kleine, afgebakende doelgroep waardoor de informatie uit Tendens aangevuld kan worden met gegevens en aanbevelingen op lokaal niveau.
12
IV. Opbouw van het rapport Hoofdstuk 1 doet verslag van de panelstudie die in het najaar van 2006 heeft plaatsgevonden. Vervolgens komen in hoofdstuk 2 de resultaten van de analyse van de clëntgegevens aan de orde. De resultaten van de analyse van de gegevens van Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS) staan in hoofdstuk 3. Al deze regionale informatie wordt in hoofdstuk 4 vergeleken met recent en relevant landelijk onderzoek. Ook komen in dit hoofdstuk landelijk ontwikkelde campagnes en beleidsstukken aan de orde die op lokaal niveau kunnen worden ingezet. Hoofdstuk 5 tenslotte beschrijft in het kort de Quick Scan als onderzoeksinstrument om in relatief korte tijd gegevens te verzamelen van een kleine, afgebakende doelgroep op basis waarvan aanbevelingen voor lokaal beleid gedaan kunnen worden. De bijlagen van tendens 2007 omvatten onder meer de geactualiseerde ABC’s van drugs en van muziekstijlen. Het zal de oplettende lezer opvallen dat in dit rapport zowel de naam IrisZorg als De Grift gebruikt wordt. De naam IrisZorg is officieel pas sinds 1 januari 2007 in gebruik. Hierdoor hebben sommige gegevens, bijvoorbeeld de clëntgegevens uit 2006, nog betrekking op De Grift.
13
2007
1
2007
De Panelstudie
1.1 Inleiding De panelstudie is een beschrijvend onderzoeksinstrument waarin periodiek kwalitatieve gegevens worden verzameld over drugs en drugsgebruik. Door continu verschillende netwerken van Gelderse jongeren en jongvolwassenen te volgen kunnen nieuwe ontwikkelingen en trends worden gesignaleerd. De panelstudie geeft tevens inzicht in ontwikkelingen en de sociale context van middelengebruik2. De methode van de panelstudie staat uitgebreid beschreven in bijlage 1.1. In deze Tendens wordt verslag gedaan van de zesde meting (T6) van de panelstudie. Centraal in de panelstudie staan de panelleden. Zij vertellen over het alcoholen drugsgebruik in hun sociaal netwerk. Dit netwerk kan bijvoorbeeld hun vriendenkring zijn, de club waarin zij werken of de hangjongeren die zij op straat tegenkomen tijdens hun werk als straathoekwerker. Na de introductie van de panelleden en de setting waarin zij zich bewegen, beschrijven we de ontwikkelingen in het middelengebruik. Vervolgens worden de risico’s van middelengebruik behandeld waarna het hoofdstuk wordt afgesloten met een paragraaf over geruchten, signalen en trends. Een trend is het resultaat van een cumulatie van verschillende ontwikkelingen over een langere tijdsperiode.
1.2 De panelleden De panelleden vertegenwoordigen verschillende netwerken vanuit alle regio’s van het werkgebied van Iriszorg in 2006. Hierbij is een onderscheid in drie categorie‘n netwerken: de categorie uitgaanscircuit, de categorie hangjongeren en als derde de categorie probleemjongeren. In de praktijk blijken de netwerken elkaar te overlappen. Een panellid uit een netwerk van ‘probleemjongeren’ vertelt dan over het gebruik van Cocaïne door deze jongeren dat zich in het uitgaanscircuit afspeelt. Deze indeling dient dan ook niet te strikt geïnterpreteerd te worden. De indeling in categorie‘n is bedoeld om de sociale context van het gebruik van alcohol en drugs en gokken beter te begrijpen. In bijlage 1.2 staan de mutaties van het panel omschreven ten opzichte van de vorige meting. Bijlage 1.3 biedt een overzicht van alle netwerken in deze meting. 1.2.1 Het uitgaanscircuit Binnen de categorie ‘uitgaanscircuit’ hebben de panelleden diverse achtergronden. Een aantal panelleden zijn werkzaam in het uitgaanscircuit. Gastheren, clubmedewerkers en agenten geven een beschrijving van de ontwikkelingen en diversiteit in het uitgaansleven. Andere panelleden maken deel uit van een bepaalde uitgaans(sub)cultuur. Deze kunnen dieper ingaan op rituelen van gebruik, waardering van middelen en de betekenis van een middel in een subcultuur. Er zijn diverse toonaangevende uitgaans(sub)culturen vertegenwoordigd in het panel. Hieronder wordt een korte beschrijving van de panelleden uit het uitgaanscircuit in de verschillende regio’s gegeven. Arnhem Het uitgaansleven in Arnhem speelt zich voornamelijk af op de Korenmarkt in het centrum van de stad. Hier werkt Charly (12a) al jaren als portier bij verschillende discotheken en cafés. Het publiek dat uitgaat op de Korenmarkt, is gemiddeld tussen de zestien en vijfentwintig jaar. Charly signaleert dat de groep van zestien tot achttien jaar toeneemt, waardoor gemiddelde leeftijd daalt. Twan (30a,b) werkt als barmedewerker bij een café. De bezoekers van dit café zijn voornamelijk studenten en scholieren van tussen de achttien en eenentwintig jaar. Een kleine aparte groep onder de bezoekers vormen ongeveer zes mannen die voornamelijk komen om te gokken. In het café staan twee fruitautomaten. Deze mannen zijn over het algemeen iets ouder dan de jongeren die het café bezoeken. Victor (23a) is agent in Arnhem en werkt regelmatig op de Korenmarkt.
2. Bijlage A bevat achtergrondinformatie over de verschillende soorten middelen.
14
15
2007
2007
Jacky (11), Koen (31) en Bea (20a) zijn jongeren die uitgaan in verschillende clubs en cafés op de Korenmarkt. Jacky gaat naar party’s in Arnhem en in andere steden in Nederland waar harde stijl techno en trance gedraaid wordt en de sfeer een beetje kinky is. Op deze party’s is de leeftijd van de bezoekers over het algemeen tussen de 25 en 35 jaar. Het meest houd Jacky eigenlijk van echte hardcore feesten. Op deze feesten ervaart zij echter een agressieve sfeer, daarom gaat zij niet meer naar feesten waar alleen hardcore wordt gedraaid. Koen gaat het meest naar hardcore feesten op de Korenmarkt in Arnhem. Hij gaat met een deel van de groep met wie hij voordat hij uitging voornamelijk op straat rondhing. Dit deel van de groep is net als Koen geen hangjongere meer. Op deze hardcore feesten is de gemiddelde leeftijd 24 jaar. De etnische achtergrond van de bezoekers van hardcore feesten is over het algemeen autochtoon Nederlands. De bezoekers van deze club komen niet alleen uit Arnhem, maar ook uit de regio. Bea werkt als horecamedewerker op de Korenmarkt en gaat zowel met collega’s als vrienden stappen in verschillende clubs en cafés. Zij heeft daarom zicht op verschillende uitgaansgelegenheden in Arnhem. Nijmegen Binnen de netwerken van de panelleden uit het uitgaanscircuit Nijmegen worden verschillende uitgaansgelegenheden bezocht. Af en toe wordt er door iemand een feestje thuis georganiseerd als afterparty of zonder dat vooraf wordt uitgegaan. Op deze afterparty’s thuis spelen gebruik van drugs en seks vaak een grote rol. In Nijmegen zijn de uitgaansgelegenheden vergeleken met Arnhem meer verspreid over de binnenstad. Een club die binnen en buiten Nijmegen erg bekend is, is de Matrixx, die buiten de stad ligt. Hier worden diverse muziekstijlen gedraaid, van trance en techno tot R&B en Hollandse hits en er zijn erotic party’s. Jongeren die uitgaan in Nijmegen hebben diverse achtergronden, stijlen en kenmerken. Abel (22a) is politieagent in Nijmegen en heeft met name zicht op het uitgaansgebeuren in de binnenstad, waar naast cafés ook coffeeshops zijn. De jongeren die in de binnenstad uitgaan zijn tussen de 14 en 25 jaar oud. Lorenzo en René (9a en 9b) zijn gastheren van een café en disco die naast elkaar liggen. Het publiek van de disco is over het algemeen wat ouder dan het publiek dat het café bezoekt. Het café is op vrijdagavond een jongerencafé waar top 40, R&B en af en toe house gedraaid wordt. In de disco wordt voornamelijk jaren 70 en 80 gedraaid. Het publiek hier is wat ouder en geeft meer geld uit dan het publiek van het café. Tattooboy (26a) gaat altijd met zijn vriendin stappen. Hij ontmoet zijn andere vrienden op de afterparty of op het feest. De binding van de groep is feesten, uit je dak gaan en het gebruik van drugs. Nova (7a) gaat gemiddeld één a twee keer per maand met een vaste groep naar een club. De 16
andere leden van de groep gaan buiten deze club ook nog naar andere plaatsen en afterpartyen bij de verschillende leden van de groep thuis. “Ze beginnen op vrijdagavond. Dan komen ze vooral bij elkaar. Ze hebben allemaal veel geld en een groot huis. De meeste hebben hun huis ook zo ingericht dat het uitermate geschikt is om te partyen. Het ziet eruit als een loungecafé, maar dan met gezellige en romantische hoekjes. Op zaterdag moeten de meeste werken, maar op zaterdagvond begint het echte feesten. Om een uur of 11 naar de club, bij de club gaan ze naar de Trance, Techno en Erotische feesten. Zeker niet naar de R&B, disco en Hollandse avonden. Verder gaan ze naar andere clubs en party’s tot een uur of vijf. Daarna thuis afterpartyen. Het afterpartyen eindigt vaak met veel knuffelen of echte seks. Dat gebeurt altijd in een ontspannen sfeer. Maar later wordt er onderling toch wel regelmatig geroddeld: “dat die het met die heeft gedaan en dat was niet de afspraak”. Na de club gaan ze ook vaak naar een andere club tot een uur of 12.00. Daarna gaat een gedeelte nog naar een parenclub. Om 0.00 uur op zondag is het afgelopen. De meeste zijn op maandag wel vrij.” (Nova, 7a) Rivierenland Happy Dayzz in Culemborg trekt bezoekers vanuit heel Nederland. Hier worden diverse dance stijlen gedraaid, van classics, electro en funk tot hardhouse en hardtrance. Op het landelijk bekende, gratis festival Appelpop in Tiel komen diverse bands, van metal tot Nederhop. Dit jaarlijkse festival werd de afgelopen twee edities door meer dan 80.000 mensen bezocht. De Achterhoek De Achterhoek kent een aantal grotere uitgaansgelegenheden. De bekendste zijn de Radstake, Olde Beth en de Achterhoek Arena, waar een breed publiek tot uit de verre omgeving naar toe komt. In P8 in Terborg komen jongeren tussen de 16 en 23 jaar en worden alternatieve muziek, electro en techno gedraaid. Op het platteland zijn keten, dorpsfeesten en kermissen populaire gelegenheden. Het bekendste feest is de Zwarte Cross, een driedaags festival waar muziek, sport en alcohol drinken met elkaar gecombineerd worden en de bezoekers op de camping kunnen verblijven. Frank (4a) is jongerenwerker in een van de grotere jongerencentra. Op vrijdagavond zijn hier themafeesten en alcoholvrije tienerdisco’s. De meeste bezoekers zijn niet ouder dan een jaar of 20. Het jongerencentrum is voor de jongere jongeren een uitgaansgelegenheid voor jongeren vanaf een jaar of zestien vaak het begin van een avondje stappen in dis17
2007
2007
cotheken. Gerard (21a, b) is politieagent in Doetinchem. In de stad Doetinchem zijn verschillende uitgaansgelegenheden gevestigd, zoals C’est la Vie, een discotheek waar zo’n 1200 man komt en Brothers, de kroeg van de harde kern van supporters van De Graafschap. Bernhard (4c,d,e,f,g,h) heeft als muzikant en jeugdhulpverlener zicht op verschillende netwerken van uitgaanders in de Achterhoek. De Veluwe Op de Veluwe zijn geen landelijk bekende uitgaansgelegenheden of party’s. Wel is het jaarlijkse Bevrijdingsfestival op 5 mei in Wageningen landelijk bekend. Op dit gratis festival staan ieder jaar zowel lokale als bekende bands en DJ’s op verschillende podia. Ede en Wageningen zijn de bekendste plaatsen waar wordt uitgegaan. In het uitgaanscentrum van Ede komt met name de jeugd uit de directe omgeving. In Wageningen bevinden zich cafés voor verschillende doelgroepen en een jongerenvereniging met poppodium. Ook zijn op de Veluwe verschillende party-organisatoren actief. Keten In allerlei vormen en maten zijn er op particulier terrein plekken waar jongeren regelmatig samenkomen en alcohol drinken: een schuurtje achter het huis, een caravan, een gebouwtje. Meestal bouwen de jongeren zelf hun keet en worden ze hierbij geholpen door de ouders. In het werkgebied van Iriszorg komen de keten vooral voor in de Veluwe en in de Achterhoek. In deze keten is het gebruik van grote hoeveelheden alcohol over het algemeen geaccepteerd, het gebruik van drugs wordt echter niet getolereerd. De keten vervullen een belangrijke sociale functie voor de jongeren, zeker in plaatsen waar verder geen gelegenheden zijn voor jongeren om elkaar in de vrije tijd te ontmoeten. In dit belang nemen jongeren in Renswoude een grote verantwoordelijkheid voor de veiligheid en overlastbeperking van hun keet, opdat deze keet gedoogd blijft (Linck, 2006). Party’s Een andere gelegenheid omuit te gaan vormen de party’s, die variëren van intieme feestjes bij iemand thuis tot grootschalige dancefeesten in grote zalen of in de buitenlucht. Party’s kunnen ook als afterparty worden bezocht na sluitingstijd van een gangbare uitgaansgelegenheid of na afloop van een andere party. Enkele panelleden die afterparty’s bezoeken gaan vanaf zaterdagavond tot maandagochtend onafgebroken uit. Jacky (11b) gaat altijd met een groepje van 8 tot 10 personen ongeveer 5 x per jaar naar een groot feest. Favoriete stijlen zijn hardhouse, techno en erotic party’s. 18
“We gaan op zaterdagavond stappen en dan tot een uur of 6 ‘s ochtends. Tegenwoordig gaan we ook regelmatig op zondag stappen. Dat is dan meestal van 15.00 uur tot 21.00 uur. Vooral erotic party’s worden op zondag georganiseerd. Het zondagmiddag uitgaan wordt steeds populairder. Er komen dan ook mensen die vanaf zaterdag al aan het stappen zijn. Ik vind de mensen die het hele weekend stappen vaak niet het gezelligst. Soms hebben ze zoveel middelen gebruikt dat ze niet meer aanspreekbaar zijn en de echte gezellige feeststemming is er onderhand wel vanaf.” (Jacky, 11b) Markus (17a) is bezoeker van teknofeesten die meestal illegaal in voor de gelegenheid gekraakte leegstaande panden worden gehouden: “Het is vaak een tour om op een feest te geraken. Soms is er een infonummer dat je kunt bellen waar je op het laatste moment geïnformeerd wordt waar het is. Omdat het plekken zijn die voor de gelegenheid gekraakt worden, wordt informatie zo lang mogelijk niet prijs gegeven omdat dit de kans vergroot dat de politie ook ter plaatse zal zijn voordat het feest begonnen is en dan is het ontruimen makkelijker, als er nog geen mensen zijn. Het komt dan ook wel eens voor dat de locatie gewijzigd wordt of dat een feest niet doorgaat. Goa feesten lijken op tekno feesten maar die zijn vaker wŽl legaal. Die feesten zijn meestal duurder door entree en commerci‘le drankprijzen. Er zijn daar allerlei regels en de feesten duren veel minder lang. Een Teknofeest kan meerdere dagen duren.” (Markus, 17a) Privé feestjes Het thuis organiseren van kleine, besloten feestjes gebeurt weliswaar buiten het uitgaanscircuit, maar is vaak onderdeel van het uitgaan. De feestjes vinden voorafgaand aan het stappen plaats en/of daarna, als afterparty. Voorafgaand aan het stappen zijn deze feestjes een gelegenheid om in te drinken en/of drugs te nemen. Op afterparty’s draait het in de meeste netwerken van de panelleden om (groeps)seks: “Voorheen gingen we wel nog mee “afterpartyen” bij de groep thuis, maar dat doen we ook niet meer. Het afterpartyen draait vaak allemaal om seks en daar hebben wij geen zin in. Ik vind veel dingen die zij doen niet meer leuk. Ze gaan bijvoorbeeld het hele weekend uit. Ze hebben allemaal kinderen en in het weekend zijn ze bijna niet thuis en als ze thuis zijn, zijn ze onder invloed. Verder draait het uitgaan en de sfeer binnen de groep om status (veel geld hebben) en om seks." (Nova, 7a)
19
2007
2007
Een feestje thuis kan natuurlijk ook een op zich zelf staande ‘uitgaans’gelegenheid zijn. Frits (25a) organiseert en bezoekt met zijn partner homoerotische feestjes waar het gebruik van drugs een grote rol speelt in de beleving van het feest en van de seks. Op deze feesten komen 2 tot 10 mannen van tussen de 25 en 30 jaar bij elkaar om met elkaar op diverse wijzen seks te hebben. Zij ontmoeten elkaar via internet: “Vooraf stellen we hoge eisen wat betreft uiterlijk, hygiëne, veilige seks en moet het klikken. Feestjes waar die eisen er niet zijn vinden we ‘banaal’. We hebben seks met elkaar en nemen in een vaste volgorde een aantal drugs in om een zo intens mogelijke beleving van het genot en de intimiteit te hebben en zo lang mogelijk kunnen doorgaan zonder moe te worden of klaar te komen. De feestjes organiseren we thuis en ook wel eens buiten de deur, zoals in een gelegenheid in Amsterdam.” (Frits, 25a) Smartshops In een smartshop worden legale bewustzijnsveranderende middelen verkocht die een plantaardige basis hebben, zoals (verse) paddestoelen en kruidenpreparaten. Het assortiment van een smartshop kan veranderen doordat bepaalde middelen of stoffen niet langer legaal zijn. Incidenten kunnen voor de overheid aanleiding zijn de verkoop van stoffen of middelen te verbieden. Zeer recent hebben incidenten met paddo’s aanleiding gegeven tot een onderzoek waarin de risico’s worden getaxeerd. Bij het schrijven van deze Tendens zijn de resultaten uit dit onderzoek nog niet bekend. De eerste smartshop opende haar deuren in 1993 in Amsterdam. In Gelderland zijn inmiddels ongeveer 15 smartshops. Ananda en Floor (28a) werken voor de smartshopketen De Sjamaan, die winkels heeft in Arnhem en Nijmegen en een online winkel. Zij beschrijven hun klantenkring als zeer breed, met mensen met diverse achtergronden. 1.2.2 Hangjongeren Naast het uitgaanscircuit richt de panelstudie zich op andere settings van middelengebruik. In de netwerken van hangjongeren wordt gekeken naar het gebruik van alcohol en drugs en gokken door jongeren terwijl zij zich met vrienden in de openbare ruimte ophouden. De netwerken van hangjongeren bestaan hooguit een paar jaar omdat jongeren na een tijdje een andere vriendenkring of andere bezigheden krijgen. Volgens Koen, die in deze meting een netwerk van uitgaanders vertegenwoordigt, is ongeveer 50% van zijn netwerk van de vorige meting (toen vertegenwoordigde Koen netwerk 29a) geen hangjongere meer: “Op een gegeven moment komt het omslagpunt van lekker kloten, naar willen opbouwen. Ouders spelen hierin een belangrijke rol, want bij de jon20
geren die dit omslagpunt hebben gemaakt willen/kunnen ouders wel helpen. De meeste jongeren die het omslagpunt hebben gemaakt hebben een vriendin hebben gekregen, die dit omslagpunt positief kan beïnvloeden”. (Koen, 31a) Jerry (1a) is straathoekwerker in de Achterhoek en had tot voor kort contact met een groep hangjongeren in een dorp. Deze groep bestaat nu niet meer. Wel is er nu een andere groep hangjongeren. Steffan (1b) komt als jongerenwerker vaak in contact met een groep hangjongeren uit een ander dorp: “ Deze jongeren hebben niets met de Achterhoekse cultuur. Ze ontmoeten elkaar overdag bij het jongerencentrum. ‘S Avonds zien ze elkaar op straat. Ze hebben niet een vaste hangplek. Ze worden regelmatig weggestuurd van een plek en dan zoeken ze weer een nieuwe plek. De jongeren zijn geen ‘lieverdjes’: ze houden zich vaak bezig met kleine criminaliteit: bushokjes vernielen, spiegels van auto’s mollen, bommen maken en het bos of weiland afsteken. Langs de weg met een fototoestel de flits af laten gaan als er een auto langskomt. De meeste jongeren van de groep brengt hun vrije tijd door met op straat hangen. Een aantal jongens voetbalt en een aantal jongens hebben vissen als hobby. De meeste houden wel van voetbal kijken: ze zijn geen fan van Twente of de Graafschap, maar van de topclubs in Nederland. De jongeren zien er gewoon uit. Gewoon een beetje modieus. Merkkleding of stijlen zijn niet super belangrijk. Een scooter is wel cool, maar er zijn er maar weinig die er Ééntje hebben”. (Steffan,1b) Bernhard (4c,e,f,g,h) werkt naast uitgaanders met hanggroepen in de Oude-Ijsselstreek en met een hanggroep jongeren met een Turkse achtergrond. 1.2.3 Probleemjongeren De derde categorie van netwerken waar de panelstudie van Tendens zich op richt, zijn de probleemjongeren. Als de jongeren uit de netwerken in deze categorie middelen gebruiken doen ze dit weliswaar ook tijdens het uitgaan of op straat, maar zij onderscheiden zich van de categorie‘n hangjongeren en uitgaanders door de aanwezigheid van problemen op verschillende leefgebieden, zoals school, gezin, psychisch welzijn en/of criminaliteit (Bieleman e.a., 2002). Binnen deze categorie zijn in deze meting twee netwerken opgenomen die elk worden vertegenwoordigd door een ambulant jeugdhulpverlener. Stefano (6a) werkt in Arnhem als ambulant jeugdhulpverlener met diverse risicojongeren:
21
2007
2007
“Zij hangen rond op straat en op zelf gekozen hangplekken, of thuis. Zij hebben hier en daar een ‘straat voor zichzelf’. De jongeren uit deze scene gaan over het algemeen niet naar school en werken niet. Zij die wel naar school gaan spijbelen regelmatig. Het hebben van regelmatige werktijden en vroeg moeten op staan trekken ze niet. Ze zijn lui. Hoe komen ze dan aan geld: door vage handeltjes, dealen, inbraak”. (Stefano, 6a)
mixdrankjes. In andere netwerken drinken de jongens vooral bier en zijn mixdrankjes onder meisjes populair. Schattingen binnen netwerken van de hoeveelheden alcohol die gedronken worden op een avondje stappen lopen zeer uiteen, van gemiddelden van 10 flesjes voor jongens en 7 voor meisjes tot 20 a 25 glazen bier op een avond. Van een paar netwerken is geen schatting gegeven. Mogelijk wordt in deze netwerken minder of in het geheel niet gedronken.
Adriaan (3a) is veldwerker in Tiel en heeft contact met de jongeren die niet in de hulpverlening zitten, maar daar volgens hem wel zouden moeten zitten:
De prijs voor een glas bier ligt volgens de panelleden tussen de 1,70 en 2 euro. Binnen een aantal netwerken is het indrinken een manier om goedkoper uit te gaan. Het indrinken gebeurt vaak thuis onder toeziend oog van de ouders. In veel netwerken wordt gesignaleerd dat ouders het normaal vinden dat hun kinderen thuis grote hoeveelheden indrinken en het prettig vinden hier een oogje in het zeil te kunnen houden, in tegenstelling tot in de kroeg. Andere plekken om in te drinken zijn de keten of buiten.
“Sommige hebben geen vaste woonplaats. Ze hebben allemaal problemen op justitie, financi‘n, psychische en sociale problemen en druggebruik. Of een combi van de bovengenoemde problemen. Kenmerken van deze jongeren zijn een laag opleidingsniveau, veel schoolverzuim, ‡ls men nog op school zit, en veel werkloosheid. Diegene die wel werken hebben ook niet de beste banen. Het is moeilijk om werk te vinden, terwijl ze wel graag veel geld hebben voor merkkleding, telefoon en drugs. Het is begrijpelijk dat ze soms wat criminele activiteiten zoeken, daardoor kunnen ze snel veel geld verdienen. Maar ook meer opmaken wat weer leidt tot nieuw geldgebrek” (Adriaan, 3a)
1.3 Ontwikkelingen in het gebruik van alcohol en drugs en in gokken 1.3.1 Alcohol In alle netwerken uit het uitgaanscircuit is het drinken van alcohol tijdens het uitgaan een gewoonte. Alcohol is ook het belangrijkste genotmiddel binnen de netwerken van het uitgaansleven. Het uitgaan zelf vormt de aanleiding en gelegenheid tot drinken. Het drinken is meestal verbonden aan het weekend. “Er wordt nooit gefeest zonder alcohol, maar we zien alcohol niet als een drugs of middel. Alcohol is normaal, dat hoort er gewoon bij”. (Nova, 7) Door de week wordt er niet gedronken of wordt minder gedronken dan in het weekend. Over het algemeen is binnen de netwerken bier de meest populaire alcoholische drank. Binnen netwerken waar men graag goedkoop drinkt, worden naast bier bijna geen andere alcoholische dranken gedronken, zoals 22
“Ze drinken thuis in, onder toeziend oog van de ouders, die het heel normaal vinden dat ze thuis veel drinken. Vanaf een uur of half 1 gaan ze naar de horeca, om er rond half 5 als een balletje uit te rollen. Rondom Doetinchem zijn twee keten/ schuren waar jongeren en familie samen komen om te drinken.” (Gerard, 21a) Jongeren die eerst indrinken zijn vaak al onder invloed als zij vervolgens gaan stappen. Gesignaleerd wordt zelfs dat er bewust wordt ingedronken om al aangeschoten te zijn als men daadwerkelijk gaat stappen: “Bij aanvang van het feest is volgens Koen niemand echt nuchter. Thuis wordt er ingedronken, geslikt en gesnoven. Op het feest wordt dit vervolgd.” (Koen, 31a) Ook de hangjongeren drinken vooral in het weekend, thuis of bij het uitgaan en vrijwel altijd met vrienden. Binnen deze netwerken wordt alcohol gedronken voor de gezelligheid en omdat het remmingen wegneemt. Alcohol is gezellig, lekker uit je dak gaan, je wordt meer opener en ook baldadiger. Onder de probleemjongeren wordt geconstateerd dat er niet alleen in het weekend,maar ook door de week veel gedronken wordt. Bij een aantal jongeren heeft het alcoholgebruik duidelijk een verband met hun problemen:
23
2007
2007
“Reden van drinken is toch om problemen weg te duwen. Er wordt veel gedronken. Niet alleen tijdens het uitgaan, maar ook door de week. Er wordt gekozen voor goedkope drank”. (Adriaan, 3a) 1.3.2 Cannabis (hasj en wiet) Het gebruik van hasj of wiet loopt binnen de netwerken van het uitgaanscircuit sterk uiteen. In een aantal netwerken vervult het de functie van ‘bijmiddel’, wat betekent dat het in combinatie met andere middelen gebruikt wordt, of na het gebruik van stimulerende middelen om te kunnen slapen. Vergeleken met het gebruik van alcohol en andere middelen speelt het gebruik van cannabis over het algemeen een kleine rol in de netwerken uit het uitgaansleven. Het uitgaan zelf is niet de aanleiding of het enige moment om cannabis te gebruiken. Overlast of problemen in het uitgaanscircuit door gebruik van cannabis is in geen enkel interview gemeld. In netwerken in de Achterhoek lijkt echter een taboe te bestaan op het gebruik van cannabis. Dit taboe hangt volgens panelleden samen met de opvatting van cannabis als minder onschuldig dan voorheen, door het hoge gehalte aan werkzame stoffen ten opzichte van ‘vroeger’. Binnen de netwerken van hang- en probleemjongeren heeft het gebruik van cannabis echter een grotere omvang. Hier heeft het gebruik van cannabis een frequentie van een paar keer per week tot dagelijks en de hele dag door. Bij dit gebruik worden groepsdruk, verveling en het zoeken van ontspanning bij problemen genoemd als factoren die een rol spelen. “De groep blowt dagelijks en de hele dag door. Het geeft rust, ze kunnen er op chillen en het biedt ontsnapping aan stressgevende gedachten over verplichtingen”. (Stefano, 6a) De cannabis wordt voornamelijk bij coffeeshops of bij dealers gehaald. Ook het zelf kweken is een manier om aan cannabis te komen. EŽn panellid signaleert een toename van het zelf kweken van enkele cannabisplantjes voor eigen gebruik, om redenen als een ervaren slechte kwaliteit of ongewenste bijwerkingen van de wiet van de coffeeshop en het oprollen van dealende thuiskwekers door de politie. 1.3.3 Ecstasy Binnen de netwerken van uitgaanders is ecstasy de meest gewaardeerde drug. In bijna alle netwerken geven panelleden aan dat iedereen bij het uitgaan ecstasy gebruikt en dat dit ook heel gewoon wordt gevonden. Uitgaansgelegenheden om ecstasy te gebruiken zijn met name dance party’s, zowel de grootschalige als kleinschalige feestjes. Naast deze uitgaansgelegenheden komt ook het gebruik op feestjes bij mensen thuis naar voren. De ecstasy wordt met name gewaardeerd om effecten van 24
het gezamenlijk gebruik, zoals de versterking van de (erotische) sfeer, gezelligheid, alles mooi vinden en positief inzien en knuffelig worden. Panelleden hebben van ecstasygebruikers in het uitgaanscircuit dan ook geen overlast door geweld of agressie gesignaleerd. Als middel om langer door te kunnen gaan is ecstasy in mindere mate genoemd. Gesignaleerd wordt dat speed hier meer voor in trek is. Meestal wordt ecstasy gebruikt in de vorm van pillen, die geslikt worden of vermalen tot poeder om te snuiven. Ook in de vorm van MDMA-kristallen komt gebruik van ecstasy voor in de netwerken. In de netwerken van hang- en probleemjongeren is het gebruik van ecstasy niet naar voren gekomen. 1.3.4 Speed Speed vervult in het uitgaanscircuit voornamelijk een rol als middel om langer te kunnen doorgaan op party’s. Speed is populair vanwege de stimulerende en langdurige werking en omdat het makkelijk en goedkoop voorhanden is. Binnen de netwerken waar gebruik van speed is gesignaleerd, vindt dit gebruik plaats in het weekend en tijdens party’s, maar in een aantal gevallen ook op werkdagen. Ook buiten het uitgaan wordt het gewaardeerd om de oppeppende werking, om harder of langer te kunnen werken. De sterke en langdurige werking en relatief lage prijs maakt speed in sommige netwerken populairder dan andere stimulerende middelen zoals ecstasy en Cocaïne: “Speed werkt veel langer dan coke en het effect is ook veel sterker. Meer waar voor je geld!” (Jerry, 1a) In de netwerken van hang- en probleemjongeren is het gebruik van speed wel gemeld, maar ook hier vindt dit gebruik voornamelijk plaats in de context van het uitgaan. De speed wordt meestal gesnoven als poeder of geslikt in de vorm van een pilletje, bolletje of bommetje. Het bommetje bevat dan poeder of gele blokjes pasta, dat wordt verhandeld als ‘verse’ speed. In de uitgaansnetwerken wordt speed ook gebruikt in combinatie met andere middelen, zoals alcohol en ecstasy. Op combinatiegebruik wordt verderop in dit rapport dieper ingegaan. 1.3.5 Cocaïne Rauwe Cocaïne Ook het gebruik van rauwe (snuif-) Cocaïne is met name in de netwerken in het uitgaanscircuit genoemd. In deze netwerken heeft Cocaïne de status van ‘normaal’. In tegenstelling tot ecstasy en speed komt het gebruik van Cocaïne volgens panelleden niet alleen op party’s voor, maar ook in 25
2007
2007
cafés en is het gebruik in het uitgaanscircuit breder verspreid dan het gebruik van andere stimulerende middelen. Hoewel het aantal gebruikers volgens de panelleden niet is afgenomen, is de hoeveelheid die gebruikt wordt wel afgenomen. Hier zou de hoge prijs van Cocaïne en de prijs van andere, relatief goedkopere stimulerende middelen een rol in spelen. Gebruikers van rauwe Cocaïne waarderen het middel om de stimulerende, activerende werking. Zij omschrijven het effect net als het effect van speed als ‘sterker’ dan ecstasy. De kwaliteit wordt echter als wisselend omschreven en enkele panelleden vermoeden een vermindering van de kwaliteit van de Cocaïne in de afgelopen jaren. Binnen netwerken met een hoge alcoholconsumptie wordt Cocaïne tevens gebruikt om zich nuchter te voelen na alcoholgebruik. Panelleden constateren binnen deze netwerken meer agressie en vechtpartijen onder invloed van Cocaïne en alcohol. Gekookte Cocaïne Het gebruik van gekookte Cocaïne (basecoke) is in deze meting niet gesignaleerd in de netwerken. Een panellid nam het gebruik van basecoke eerder wel waar in zijn netwerk, maar het afgelopen jaar niet. Volgens hem vinden de meesten het te heftig, doordat zij een groter verlangen naar meer van het middel ervaren dan bij het gebruik van rauwe coke. 1.3.6 GHB Binnen de netwerken van uitgaanders komt het gebruik van GHB veelvuldig naar voren op afterparty’s, in parenclubs en op al dan niet erotische party’s thuis. Op deze gelegenheden nemen groepen aanwezigen gezamenlijk GHB. Zij kopen het als vloeibare oplossing in kleine buisjes om het op te lossen in frisdrank. Ook het zelf maken van grote hoeveelheden GHB is gesignaleerd, waarbij is aangegeven dat GHB het makkelijkst is van alle drugs om zelf te maken. Het middel wordt gewaardeerd als opwekker en versterker van seksuele lust en vanwege de ontremmende en ontspannende werking. In tegenstelling tot andere middelen ervaren de gebruikers bij GHB geen kater of depressief gevoel na uitwerking. Ook dit draagt bij aan de populariteit van GHB. “De wereld is net wat mooier. Mooier dan bij coke gebruik. GHB gebruik en een vriendin hebben gaat ook beter samen. Je wilt toch ook het beste voor je vriendin. Van cokegebruik wordt je minder leuk en door cokegebruik ben je minder vaak thuis.” (Koen, 31a) Als nadeel van het middel komt de moeilijke dosering naar voren, wat kan leiden tot flauw vallen. In enkele netwerken wordt combinatie van GHB met alcohol gesignaleerd samen met het regelmatig flauwvallen van gebruikers. 26
1.3.7 Heroïne Het gebruik van Heroïne is tweemaal in één netwerk van probleemjongeren (Adriaan, 3a) gesignaleerd onder jongeren die dit gebruikten om rustig te worden na het gebruik van speed. Ook in de vorige meting in 2005 werd binnen ditzelfde netwerk Heroïnegebruik gesignaleerd. Binnen dit netwerk van probleemjongeren uit Tiel is daarom mogelijk sprake van aanwijzingen voor (een begin van) structureel gebruik van Heroïne. Ook in een ander netwerk werd in 2005 nog Heroïnegebruik gesignaleerd. Het panellid van dit netwerk behoort echter niet meer tot dit netwerk en is geen panellid meer voor dit onderzoek. Hierdoor is er over het Heroïnegebruik van dit netwerk niets bekend. 1.3.8 Overige middelen Ketamine Het gebruik van ketamine komt niet naar voren als een breed verspreide uitgaansdrug. Het middel is in enkele netwerken uit het uitgaanscircuit gesignaleerd. Hier is het binnen kleine groepjes erg populair, vanwege de hallucinaties, stimulerende werking en intensere beleving van seks die het middel opwekt. LSD LSD komt in twee netwerken, te weten een uitgaanders netwerk en een netwerk van probleemjongeren, naar voren als middel dat incidenteel en door enkele jongeren gebruikt wordt. In het netwerk van bezoekers van tekno-feesten wordt de omvang van het gebruik van LSD echter geschat op 50% van de groep. Paddo’s Paddestoelen zijn in de netwerken van uitgaanders genoemd in een netwerk van klanten van een smartshop en, in mindere mate, in een netwerk van probleemjongeren. Gebruikers uit deze netwerken nemen paddestoelen thuis of in de natuur. De geestverruimende ervaring staat bij het gebruik van paddestoelen voorop. De probleemjongeren geven aan paddestoelen evenals andere middelen te gebruiken onder groepsdruk en om problemen te ontvluchten. (Overige) Smartshop- producten Het gebruik van overige smartshop-producten is alleen genoemd in het netwerk van klanten van een smartshop. In andere netwerken komt naar voren dat gebruikers de werking van deze middelen over het algemeen niet sterk genoeg vinden en het daarom niet (langer) gebruiken. De populairste smartshop-producten binnen het netwerk na paddo’s zijn energizers en libido verhogende middelen. De energizers zijn populair vanwege de stimulerende werking en worden gebruikt op party’s en voor het spor27
2007
2007
ten. Zij hebben namen als AMP, Bioxin en Herbal XTC en bevatten als werkzame stoffen bijvoorbeeld cafeïne, guarana en tuarine, eventueel aangevuld met diverse vitaminen. Zowel mannen als vrouwen gebruiken libido verhogende middelen op gelegenheden thuis, op erotische feestjes en in parenclubs. Deze middelen bevatten diverse kruiden, vitamines en een enkele keer feromonen.
delen populair vanwege de kalmerende werking. Valiumpillen worden in dit netwerk gebruikt omdat de jongeren denken dat ze de werking van de andere slaap en kalmeringsmiddelen, of die van speed of ecstasy versterken. Ook in een ander netwerk van probleemjongeren is het gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen gesignaleerd. Deze middelen worden verkregen op recept, dan wel op illegale wijze door dealen, ruilen en krijgen.
Viagra Viagra is genoemd in drie netwerken van bezoekers van erotische party’s. Hier wordt het middel gebruikt om een erectie te krijgen en te behouden en in combinatie met drugs. In een netwerk van bezoekers van homoerotische feestjes wordt viagra gecombineerd met andere middelen als GHB, ecstasy en ketamine volgens een vaste volgorde:
1.3.9 Gecombineerd gebruik van genotmiddelen In de meeste netwerken signaleren panelleden dat genotmiddelen vaak niet afzonderlijk, maar in combinatie met elkaar worden gebruikt. In de meeste gevallen bestaat de combinatie uit alcohol en Één of meer andere middelen. Alcohol en cannabis dienen in veel gevallen als ‘bijmiddel’ waarbij men zich niet veel zorgen maakt om de werking in combinatie met Cocaïne, ecstasy, GHB of speed. Dit combineren van middelen gebeurt in sommige netwerken spontaan, doordat er op dat moment meerdere middelen voorhanden zijn en in de groep na elkaar gebruikt worden.
Eerst nemen we viagra met water of sap om een blijvende erectie te krijgen. Geen suiker want dan zou het minder lang werken. Als de erectie er is, na ongeveer 40 minuten nemen we een pilletje speed of xtc om in de stemming te komen, een ‘geiler en intensere’ ervaring te hebben en om langer te kunnen doorgaan. Na 2 uur nemen we GHB om het nog intiemer en fijner te laten zijn. Sommigen nemen daarna nog ketamine, om het nog specialer te laten zijn. (Frits, 25a) Poppers In twee netwerken van bezoekers van erotische thuisparty’s komt het gebruik van poppers naar voren als middel dat incidenteel wordt gecombineerd met andere middelen. Poppers worden hier gebruikt om een leuk, kortdurend effect te hebben tijdens de seks. Voor zover bekend wordt het in deze netwerken niet gebruikt voor anale seks. De poppers worden gekocht bij seksshops. De beschikbaarheid van poppers is voor deze netwerken niet van essentieel belang. In het netwerk van bezoekers van homo-erotische feestjes worden poppers bewust niet gebruikt vanwege de veronderstelde risico’s van de combinatie met viagra. Lachgas Lachgas is in enkele uitgaansnetwerken genoemd als middel dat incidenteel gebruikt wordt op party’s thuis. Hier wordt het omschreven als een middel met een grappig effect, zonder grotere betekenis. Slaap- en kalmeringsmiddelen Deze middelen hebben in drie netwerken een verschillende betekenis. In een netwerk van (erotische) feestjes thuis gebruiken de bezoekers slaapen kalmeringsmiddelen om te kunnen slapen na een weekend stappen. Binnen een netwerk van probleemjongeren zijn slaap- en kalmeringsmid28
“De basis is altijd ecstasy en GHB. Voor sommige komen daar boven op Cocaïne, alcohol en soms ook nog eens een keer ketamine, cannabis, poppers, lachgas. Men kiest niet zo bewust voor een bepaalde combi, maar men kiest ervoor om er steeds een middel bij te nemen of niet. Als iemand zegt dat hij op avond ketamine heeft gebruikt, betekent dit dat hij of zij ecstasy, GHB én ketamine heeft gebruikt.” (Tattooboy, 26a) Het combineren van deze middelen komt het meest naar voren in de netwerken van het uitgaanscircuit. Wat de meest voorkomende combinatie is kan op basis van dit onderzoek niet gezegd worden. Wel komen een aantal combinaties meerdere malen naar voren. Het gebruik van Cocaïne en alcohol is opnieuw een veelgenoemde combinatie, waarbij de Cocaïne dient als middel om zich weer nuchter te voelen. Ook de combinatie van alcohol met speed of ecstasy wordt veel genoemd. Hier ontstaat de combinatie meestal bij toeval, er is dan al alcohol gedronken en vervolgens komt er een pilletje bij. Over het algemeen lijken de gebruikers zich weinig zorgen te maken over de eventuele risico’s van combineren. De risico’s van het combineren van GHB met alcohol, zoals het verlies van bewustzijn, zijn in de meeste netwerken wel bekend. Sommige netwerken evalueren deze risico’s echter anders dan andere. Binnen het ene netwerk wordt de combinatie van alcohol en GHB als levensgevaarlijk gezien. In het andere netwerk vinden gebruikers het wel ‘lastig’ dat je van deze combinatie vaker flauwvalt, maar zien desondanks niet af van het gebruiken van alcohol samen met GHB. 29
2007
2007
In enkele netwerken heeft elk middel van de combinatie een eigen functie en is de volgorde van het gebruik van de middelen strikt. “De supporters laten zich vollopen met alcohol. Zij voelen precies aan wanneer er iets gaat gebeuren en als de spanning toeneemt, zoals vlak voor een doelpunt, snuiven ze speed of coke." (Gerard, 21b) “Als we in een weekend niet uitgaan kiezen we er ook voor om een avond thuis te gebruiken. Dan worden middelen gebruikt om lang seks te kunnen hebben. Soms wel zes uur lang. GHB wordt gebruikt om horny te worden, coke om niet snel klaar te komen, viagra om een erectie op te wekken.” (Tattooboy, 26a) Opvallende combinaties die in deze meting naar voren komen, zijn de combinatie van valium met verdovende of stimulerende middelen en de combinatie van GHB met ‘pillen’. De valium wordt gebruikt in een netwerk van probleemjongeren omdat zij hiermee de werking van het andere middel (de ecstasy, speed of alcohol of GHB) proberen te versterken. In dit netwerk wordt valium gebruikt als pil en verspreid met de naam ‘blauwtjes’. In een netwerk van uitgaanders gebruiken sommige gebruikers van pillen (ecstasy of speed) hier GHB bij. Ook hier wordt geprobeerd met de combinatie het effect van de pil te versterken. Tot slot is in een netwerk van probleemjongere het combineren van alcohol met blowen naar voren gekomen met als gewenst effect een extra verdoofd gevoel. Volgens het panellid heeft het hier de functie van het wegdrukken van negatieve gevoelens. 1.3.10 Gokken Het gokken is alleen in netwerken van uitgaanders gesignaleerd. De personen die in deze netwerken gokken doen dat op de fruitkast of ze spelen poker. De fruitkasten zijn uit bijna alle kroegen verdwenen en staan vooral in gokhallen en casino’s. Toch signaleren panelleden uit het uitgaanscircuit dat enkele gokkers juist liever in de kroeg gokken op de fruitkast, omdat zij dat hier anoniemer kunnen doen en minder snel wordt aangesproken op het gokken dan in een casino. Een panellid, die medewerker is van een café geeft aan het moeilijk te vinden om deze personen aan te spreken op hun gokgedrag. Deze gokkers komen naar de kroeg om te gokken, niet om iets te drinken. Zij vertonen tegen sluitingstijd regelmatig moeilijkheden als ze dan nog niet gewonnen hebben en er van overtuigd zijn dat de kast ieder moment kan gaan uitkeren. Naast het spelen op de fruitkast is het spelen van poker genoemd. In 30
meerdere netwerken is gesignaleerd dat poker steeds populairder wordt. In het uitgaanscircuit beperken deze signalen zich tot het spelen van poker aan tafel, zicht op het pokeren achter de computer is er in deze netwerken niet. Het pokeren gebeurt legaal in het casino maar volgens twee panelleden ook illegaal in het uitgaanscircuit van Arnhem, waar inzetbedragen van mogelijk over de duizend euro zijn gesignaleerd.
1.4 Nadelige effecten en risico’s van alcohol- en druggebruik en gokken Hieronder volgen de nadelige effecten van gebruik en gokken die in de panelstudie naar voren komen. Zij zijn onderverdeeld in effecten op korte termijn, waarbij het effect vrijwel direct na het gebruik optreedt, en effecten op langere termijn. In de panelstudie valt op dat in een aantal netwerken geen enkel risico genoemd kon worden. Ook blijkt het hebben meegemaakt van een vervelend of gevaarlijk incident in de meeste gevallen geen reden te zijn het middel niet meer te gebruiken. 1.4.1 Effecten en risico’s op korte termijn Overdosis en het niet kennen van de eigen grenzen Daar waar jongeren hun grenzen (nog) niet kennen, bestaat de kans op overdosering. Met name bij het gebruik van alcohol zijn in meerdere netwerken incidenten naar voren gekomen die ontstonden door een overdosis. De ernst van deze incidenten variëren van misselijkheid en braken tot het oplopen van een alcoholintoxicatie. Van de zomer zat er een groepje jongeren op het terras, daar zat een meisje bij wat ze helemaal dronken hadden gevoerd. Dat meisje had haar zelf helemaal ondergekotst en zat met haar benen wijd en haar rokje omhoog, bijna van de wereld op haar stoel. De rest van de groep vond dat “lachen”." (Lorenzo,9a) Recentelijk zijn er incidenten geweest waarbij de ambulance moest komen voor alcoholvergiftiging. Een meisje van 15 had een fles wodkalikeur leeggedronken en was daarna gaan stappen en bier gaan drinken." (Abel,22a) Andere middelen waarbij overdosering naar voren komt, is het gebruik van speed en GHB. Bij speed zijn geen levensbedreigende gevolgen gemeld, maar wel een werking die veel intenser en langduriger was dan de gebruiker had verwacht. Bij GHB is flauwvallen genoemd als risico bij overdosering. 31
2007
2007
Vandalisme In de netwerken van uitgaanders is vandalisme gesignaleerd waarbij vernielingen zijn aangebracht in de uitgaansgelegenheid of in de nabije openbare ruimte. Volgens de panelleden is hier altijd alcohol in het spel, soms in combinatie met Cocaïne of speed. Zij zien alcoholgebruik als een van de oorzaken vanwege de ontremmende en agressie oproepende werking. Rijden onder invloed De mate waarin uitgaande jongeren afspraken maken over wie nuchter blijft om te rijden is per netwerk verschillend. In sommige netwerken is vooraf duidelijk wie de BOB is, in andere netwerken ‘gebeurt het rijden onder invloed gewoon’ en wordt er niet over gesproken. Het drinken van (teveel) alcohol lijkt in de meeste netwerken voor de chauffeur niet toegestaan. In enkele netwerken wordt het gebruik van andere middelen door de chauffeur wel geaccepteerd: Voordat we wegrijden nemen we nog een heel klein lijntje coke om weer fit te worden. We vinden van onszelf dat we niet onder invloed moeten rijden. (Tattooboy,26a) Lichamelijke uitputting Daar waar middelen worden gebruikt om langer te kunnen feesten of langer bezig te kunnen zijn met seks, komen als nadelige effecten de lichamelijke uitputting naar voren. Na een nacht of weekend stevig doorgaan heeft het lichaam een aanzienlijke periode nodig om te herstellen. Genoemde verschijnselen van de uitputting zijn fysieke moeheid, uitdrogingsverschijnselen en hartkloppingen. 1.4.2 Effecten en risico’s op langere termijn Ontstaan van gewoonte en afhankelijkheid In enkele netwerken van uitgaanders en bij probleemjongeren wordt het ontstaan van gewoonte gesignaleerd bij jongeren die eerst alleen in het weekend en vervolgens ook door de week gebruiken. Dit komt naar voren bij het gebruik van alcohol, speed, Cocaïne, GHB en ecstasy. Het gebruik op werkdagen gebeurt dan thuis en alleen. Nadelige effecten die hierbij genoemd worden is dat het werk eronder lijdt, doordat de gebruiker lang wakker is en zijn dag- en nachtritme verliest en zichzelf te laat een herstelperiode geeft. In enkele gevallen mondt de gewoonte langzaam uit in een fase van gebruik die afhankelijkheid doet vermoeden. “Een jongen van de groep, waar het niet zo goed meegaat, gebruikt ook GHB als hij niet uitgaat. Gewoon door de week om zich niet zo slecht te voelen. Naar GHB kan je ook echt verlangen, GHB-honger, noemen ze dat. Vergelijkbaar met Cocaïne.” 32
(Tattooboy, 26a) “Een risico dat je zelf niet door hebt, is dat je naar de klote gaat. Een ander risico is het nepgevoel. Op het moment is dat fijn, maar daarna niet meer. En waarin je gelooft is nep. Risico’s zijn ook, bij teveel leven naar drugs, ieder dag moeten. Dat gedrag en denken verandert, dat mensen elkaar gaan bedonderen en meer ruzie gaan maken. Dat niks meer boeit.” (Koen, 31) Alcohol drinken op te jonge leeftijd Het op jonge leeftijd drinken van alcohol baart veel panelleden zorgen. Zij signaleren al jaren een toename van het gebruik van alcohol onder 12 en 13-jarigen en een hoger gebruik onder jongeren die problemen hebben op Één of meer leefgebieden, zoals een verstoorde thuissituatie en slechte schoolprestaties. Tevens signaleren zij een tolerante houding van de ouders ten aanzien van het alcoholgebruik van hun kinderen. De panelleden verwachten dat jongeren hier op lange termijn nadelige effecten van ondervinden. Deze verwachte effecten zijn in de interviews niet geconcretiseerd. Onveilig vrijen Hierboven zijn uitgaansnetwerken beschreven waarbinnen men niet alleen met elkaar naar feestjes gaat, maar daarna op afterparty’s met elkaar seks heeft. Daarnaast komen netwerken naar voren waar men de deur niet uitgaat en thuis met elkaar feest en seks heeft. Het effect van het gebruik van (verschillende) middelen leidt er toe dat de bezoekers van het feest vaak minder nadenken over veilig vrijen. Het gebruik van een condoom wordt dan achterwege gelaten. Met name binnen het netwerk van bezoekers van homo erotische feestjes komen signalen naar voren van onveilig vrijen: “Hoe meer drugs gebruikt worden, hoe minder men nog nadenkt over veilige seks. Dit geldt in de homoscene in het algemeen en is niet alleen in mijn netwerk. Ook is de prijs van (anale) condooms wel eens een reden ze niet altijd te gebruiken. Op de feestjes die ik bezoek let men op elkaar dat het veilig wordt gedaan en is het ‘not done’ om het ‘bare’ te doen (= zonder). Zo nu en dan laten kennissen zich testen op HIV. Dat gebeurt meestal eens per jaar. Het geeft een status om mee te kunnen delen dat je ‘veilig’ bent. Ik heb echter ook gehoord over andere gelegenheden, waar de normen andersom liggen: daar kun je niet met een condoom aankomen. Op die feestjes heb je de ‘HIV-goden’ die juist een zeker aanzien hebben omdat zij HIV hebben en je kunnen besmetten. Dat zij dit kunnen geeft een zekere machtsverhouding en het maakt het spannender omdat het gevaarlijker is.” (Frits, 25a) 33
2007
2007
Overige nadelige effecten Binnen een netwerk van probleemjongeren die al langer speed en ecstasy gebruiken wordt gesignaleerd dat zij vermageren, zich eenzaam voelen en depressieve klachten ontwikkelen. In het netwerk van bezoekers van homo-erotische feestjes komt een veranderende seksbeleving naar voren. Er wordt hier een verschil ervaren in het hebben van seks in combinatie met het gebruik van verschillende drugs en het hebben van seks zonder gebruik van drugs. In combinatie met drugs zou het langer duren en meer op de seks zelf gericht zijn.
1.5 Geruchten, signalen en trends In de analyse van interviews is het van belang onderscheid te maken tussen niet verifieerbare geruchten, waargenomen signalen en trends in het gebruik van alcohol, drugs en gokken. Dit onderscheid is in dit rapport als volgt: * Gerucht: verhaal, dat panelleden ter ore is gekomen en moeilijk is te traceren en hierdoor ook niet te controleren. * Signaal: duidelijk waarneembare ontwikkeling die panelleden is opgevallen maar waarbij (nog) niet gesproken kan worden van een trend. * Trend: resultaat van een cumulatie van verschillende ontwikkelingen die al langer aan de gang zijn. (Korf, Nabben en Benschop, 2002) 1.5.1 Geruchten Hieronder volgt een inventarisatie van de geruchten die panelleden hebben opgevangen. Deze geruchten zijn weliswaar niet gecontroleerd, maar kunnen desondanks een aanwijzing zijn voor nieuwe ontwikkelingen in het gebruik van alcohol en drugs. Wisselende kwaliteit van Cocaïne, pillen en cannabis De kwaliteit van Cocaïne is volgens een panellid zeer wisselend. Hierdoor is ook het effect steeds verschillend. Ditzelfde gerucht komt naar voren in een netwerk van gebruikers van pillen (speed of ecstasy). Ernstige onverwachte bijwerkingen door de aanwezigheid van versnijdingsmiddelen zijn echter niet genoemd. Een gerucht over ongewenste bijwerkingen door het toevoegen van middelen doet ook de ronde in een netwerk van cannabisgebruikers. Hier ving een panellid het gerucht op dat een coffeeshop in Arnhem wiet verkoopt afkomstig van planten waaraan een THC verhogend middel is toegevoegd tijdens de kweek. Genoemde klachten zijn hoofdpijn, opgefokt gevoel en een onaangename roes over het gewenste stoned gevoel heen. 34
Overstap van ephedra naar speed of Cocaïne Het illegaal worden van de verkoop van plantaardige stimulerende middelen, zoals ephedra, kan er volgens een smartshopmedewerker toe leiden dat mensen de illegale markt opzoeken en overstappen op speed of Cocaïne. Ritalin In de meting van 2005 kwam al het gerucht naar voren van het gebruik van ritalin als drug. Ook in deze meting van 2006 komt het verhandelen van ritalin als drug en het gebruik door zowel jongeren die het voorgeschreven krijgen als jongeren zonder medische aanleiding naar voren als gerucht. De pillen worden vermalen en vervolgens gesnoven. Alcoholgebruik onder jongeren met een Marokkaanse achtergrond Allochtonen lijken minder te gebruiken dan Nederlanders. Het geloof zou hierin een rol kunnen spelen. Een panellid die in de horeca in Arnhem werkt, ziet onder Marokkanen een sociale controle op bijvoorbeeld drinken. Familileden kunnen hard optreden als zij hun broertje/ zusje met alcohol betrappen. Volgens het panellid betekent dit niet dat er niet gedronken wordt. Mixdrankjes zoals rum-cola zijn manieren om onzichtbaar te drinken. 1.5.2 Signalen Waar voor je geld In zeven netwerken komen economische motieven naar voren als factor in de keuze om een middel wel of niet te gebruiken. De kostprijs van het middel lijkt binnen deze netwerken de voorkeur voor een middel direct te beïnvloeden. Gebruikers zoeken naar goedkopere alternatieven, die liggen in de keus voor een ander middel of een andere omgeving voor gebruik. Zo wordt in drie netwerken van uitgaanders uit Doetinchem (Één) en Arnhem (twee) gesignaleerd dat speed de voorkeur heeft boven Cocaïne, door de lagere prijs en de langere werkingsduur. Gerapporteerde prijzen van Cocaïne liggen rond de 40 a 50 euro per gram, speed kan gekocht worden vanaf ongeveer 50 cent per pilletje of voor 4 a 5 euro per gram. Ook bij het drinken van alcohol lijkt de prijs van invloed te zijn. In de vorige meting van 2005 kwam al het indrinken naar voren als manier om goedkoper veel te kunnen drinken. In de meting van 2006 is dit signaal er opnieuw. In netwerken komt naar voren dat uitgaanders eerst indrinken en dat een aantal vervolgens onder invloed of zelfs dronken gaat stappen. Panelleden die in de horeca werken signaleren verder dat bier en wijn populairder zijn in hun uitgaansgelegenheid omdat mixdrankjes en premixen te duur gevonden worden. Een ander alternatief om geld te besparen is het organiseren en/of bezoeken van illegale feesten. Zo geven bezoekers van teknofeesten uit een 35
2007
2007
netwerk uit Arnhem de voorkeur aan deze feesten boven legale feesten, mede omdat er geen entree is en geen commerci‘le prijzen voor drank geheven worden. Seksueel misbruik onder invloed van alcohol en/of GHB Incidenten waarbij mogelijk GHB ongevraagd in het drankje van een meisje is gedaan zijn waargenomen door vier panelleden. Zij vertegenwoordigen vier netwerken van uitgaanders, waarvan twee in Arnhem, Één in Nijmegen en Één in Doetinchem. Meisjes die dergelijke incidenten melden aan deze panelleden, vertellen niets meer te weten van de gebeurtenis en vertonen blauwe plekken op de binnenkant van hun bovenbenen. Een panellid van een Arnhems netwerk noemt incidenten waarbij het meisje na toediening van GHB makkelijk misbruikt kon worden omdat zij op dat moment geen bezwaar had tegen seksuele aanrakingen of andere handelingen. Panelleden geven echter aan dat het in deze verhalen moeilijk is om een overdosis alcohol te onderscheiden van een overdosis GHB. Of er werkelijk GHB in het drankje zat wordt in principe niet gecontroleerd en is vaak ook niet meer te achterhalen. De rol van GHB is hierdoor niet aan te tonen, maar ook niet uit te sluiten. Ook al is het niet te controleren welke middelen eventueel een rol spelen, het seksueel misbruik is wel duidelijk waargenomen. Los van de vraag welk middel een rol speelt, wijzen deze incidenten daarom mogelijk op een risico op seksueel misbruik voor meisjes die onder invloed zijn. Het zelf maken en kweken van drugs Binnen een netwerk van probleemjongeren uit Arnhem signaleert een panellid dat jongeren zelf GHB maken en zelf cannabisplantjes kweken. Ook hier kan het doel zijn geld te besparen. De receptuur voor het maken van GHB is eenvoudig van websites te downloaden. Op deze sites staan meestal ook recepten voor andere drugs. Het maken van GHB is relatief eenvoudig. De jongeren maken dit in liters. Het doel om te verhandelen is dan ook niet uitgesloten. Bij het zelf kweken van cannabisplantjes lijkt het doel te liggen in het verkrijgen van wiet van goede kwaliteit voor eigen gebruik, omdat de jongeren volgens het panellid ongewenste bijwerkingen ervaren van wiet uit de coffeeshop. Het gaat hier om het kweken van enkele plantjes per persoon. Prijsacties horeca In zes netwerken, waarvan drie in Arnhem, twee in de Achterhoek en Één in Nijmegen, signaleren panelleden een verandering in de prijsacties in de horeca. Deze panelleden werken zelf in de horeca of werken als politieagent in het uitgaanscircuit. Zo signaleren zij dat het aantal horecagelegenheden met happy-hours afneemt. Redenen voor kroegbazen om happy-hours af te schaffen zijn dat happy-hours een vervelend publiek aantrekken en het café een ‘goedkoop’ imago geven. De mening van de 36
gemeente over prijsacties speelt bij deze kroegbazen geen rol in de overweging. Het verdwijnen van de happy-hours betekent voor sommige cafés dat zijn helemaal geen prijsacties meer doen. In andere cafés komen echter nieuwe prijsacties, zoals het betalen van entree en vervolgens onbeperkt bier mogen drinken of het verlagen van de prijs van bier op een vaste avond in de week. Meisjes zijn bezig met een inhaalslag In twee netwerken van uitgaanders in Nijmegen en de Achterhoek signaleren panelleden dat meisjes steeds vaker overmatig drinken. Donkenschap van meisjes lijkt nu breder geaccepteerd te worden dan in het verleden. In een uitgaansgelegenheid in de Achterhoek worden nu vaker meisjes onwel door te veel drinken dan voorheen. Ook in het netwerk van probleemjongeren uit Tiel signaleert het panellid dat meisjes met een inhaalslag bezig zijn met drinken en blowen. 1.5.3 Trends in 2006 Trends ontstaan door de voortzetting van ontwikkelingen over meerdere jaren. Hieronder volgt een inventarisatie van trends van ontwikkelingen die zijn afgeleid uit de afgelopen drie metingen van Tendens. Trends in het uitgaan in Gelderland Het uitgaan heeft de laatste jaren een steeds bredere betekenis gekregen in de netwerken. Waar het zich voorheen beperkte tot het bezoeken van cafés, discotheken of party’s, vindt het uitgaan nu in allerlei vormen plaats: * Reguliere horeca: cafés, discotheken, clubs * Party’s: diverse muziekstijlen, legale en illegale party’s, grootschalig en kleinschalig * Afterparty’s: op locatie of thuis * Erotische party’s: op parenclub, erotic party, afterparty of op party thuis * Festivals: diverse muziekstijlen * Thuis: indrinken of helemaal niet de deur uitgaan * Keten: indrinken en blijven hangen of elders uitgaan De laatste jaren komt het thuis gebruiken van alcohol en drugs in steeds meer contexten naar voren. Het gebruik dat plaatsvindt voor of na het uitgaan betreft niet alleen het indrinken, maar ook inslikken, insnuiven of afteren. Een nieuwe trend is het gebruik tijdens een party thuis waarbij die party zelf de uitgaansgelegenheid is. Dit lijkt samen te hangen met de trend dat het organiseren en bezoeken van party’s op steeds meer (goedkope) alternatieve locaties plaatsvindt, niet alleen thuis, maar ook in keten en kraakpanden. 37
2007
2007
Trends in het gebruik van alcohol, drugs en gokken Alcohol is al jaren het meest gebruikte en meest geaccepteerde middel in het uitgaanscircruit. In de netwerken is het gebruik van alcohol tijdens het uitgaan een gewoonte. In de afgelopen drie metingen komt ook het drinken van alcohol vóór het uitgaan naar voren, het zogenaamde indrinken. Dit gebeurt thuis, met vrienden en in keten. In veel gevallen tolereren de ouders het indrinken. Over het algemeen drinken de jongeren uit de netwerken van uitgaanders en hangjongeren alleen in het weekend tijdens het uitgaan. In de netwerken van probleemjongeren komt ook gebruik van alcohol op werkdagen naar voren en lijkt het samen te hangen met problemen op verschillende leefgebieden. Het gebruik van cannabis komt volgens de laatste drie metingen weinig voor in het uitgaanscircuit. Binnen de netwerken van hang- en probleemjongeren heeft het een grotere belangstelling. Waar het bij hangjongeren dan meestal gaat om recreatief gebruik, hangt het gebruik van cannabis evenals alcohol bij probleemjongeren samen met hun problemen. Binnen het uitgaanscircuit is ecstasy populair op danceparty’s, party’s thuis en op erotische party’s. Het gebruik hangt samen met langer willen doordansen, gezelligheid en seks. Ook speed is binnen het uitgaansleven populair vanwege de oppeppende werking. Daarnaast komt speed steeds vaker naar voren als goedkoop alternatief voor Cocaïne. Rauwe snuifcoke is sinds enkele jaren genormaliseerd in het uitgaan. Cocaïne is breder verspreid in het uitgaansleven dan ecstasy. In tegenstelling tot ecstasy is coke niet alleen populair op party’s, maar ook in het café. GHB lijkt van het slechte imago af te komen. Stond het eerst nog bekend als rape-drug, inmiddels worden de positieve effecten en het uitblijven van de kater gewaardeerd in het uitgaansleven. Met name op party’s met een erotisch karakter, zoals bepaalde afterparty’s, erotische party’s thuis of op locatie, en in parenclubs is het gebruik van GHB populair. Naast op deze party’s komt ook een experimenteel gebruik van GHB al een paar jaar naar voren, onder jongeren die willen experimenteren met de dosis en met de combinatie met andere middelen. In de meeste gevallen worden middelen gebruikt in combinatie met elkaar. Diverse combinaties komen in de laatste drie metingen naar voren. Het combineren gebeurt als experiment of met het oog op een bepaald effect, zoals een intensere beleving van seks of het nuchter voelen na het gebruik van alcohol. Van gokken zijn uit de laatste drie metingen geen trends af te leiden. In deze laatste meting zijn enkele signalen naar voren gekomen met betrekking tot spelen op de fruitkast en pokeren, die actief gemonitord dienen te worden om ze als trend te kunnen volgen.
38
1.6 Informatiezoekgedrag, preventie en opvoeding In de panelstudie wordt naast trends en ontwikkelingen in alcohol- en drugsgebruik ook gekeken naar waar jongeren informatie over genotmiddelen vandaag halen. Uitwisseling van eigen kennis over en ervaringen met alcohol en drugs onder jongeren onderling, en onder collega’s van uitgaansgelegenheden onderling, komt in deze meting naar voren als de belangrijkste informatiebron. Op de tweede plaats staat het internet als informatiebron over alcohol en drugs. Op het internet vinden jongeren niet alleen informatie over de werking, effecten en risico’s, ook sites met recepten om drugs zoals GHB zelf te maken zijn binnen een aantal netwerken goed bekend. Andere bronnen van informatie zijn schriftelijk en mondelinge voorlichting, die met name in de smartshop een belangrijke bron is, en kennis over alcohol en drugs die horecapersoneel in cursussen heeft opgedaan. Panelleden die in de horeca werken zijn van mening dat samenwerking tussen de verschillende partijen een bijdrage kan leveren aan de veiligheid en preventie van alcohol en drugs incidenten in het uitgaansleven. In een aantal gemeentes is middels convenanten en projecten gericht op preventie en veiligheid in het uitgaanscircuit de samenwerking tussen gemeente, horeca, politie en IrisZorg reeds vormgegeven. Panelleden suggereren verder dat preventie in het uitgaanscircuit zich met name moet richten op beleid, regelgeving en toezicht en op het bieden van veilige alternatieven zoals de stapbus of nachtbus. De verspreiding van informatie in de vorm van kaartjes in horecagelegenheden is naar hun mening ook een goede manier. Het geven van mondelinge voorlichting in of om een horecagelegenheid beschouwen zij echter als weinig zinvol in verband met de stemming en mogelijke dronkenschap van het publiek. Ook komen in de interviews met panelleden suggesties voor preventie en opvoeding naar voren. De suggestie die veruit het meest gedaan is, is dat voorlichting zich naast jongeren meer op de ouders moet gaan richten. Panelleden constateren een dubbele houding van ouders ten aanzien van het middelengebruik van hun kind: ten aanzien van alcoholgebruik zijn de ouders volgens de panelleden te tolerant en ten aanzien van gebruik van drugs zijn ze te ontkennend. Panelleden zien de school als de beste plek van voorlichting aan jongeren en ouders, waarbij deze voorlichting het best kan beginnen op de basisschool. Enkele panelleden, en probleemjongeren zelf, geven aan dat naast voorlichting een zeer preventieve werking uitgaat van het krijgen van een relatie of een positief vooruitzicht voor de toekomst op het gebied van werk en inkomen. 39
2007
2
2007
Trends en ontwikkelingen in het cliëntenbestand van IrisZorg (De Grift)
2.1 Analyse en interpretatie van gegevens over cliënten van IrisZorg De ambulante en klinische hulpverlening van IrisZorg maakt tot op heden gebruik van het elektronische cliëntenregistratie- en dossiersysteem USER. USER is ontwikkeld door Impulse Info Systems BV en wordt gebruikt door meerdere instellingen in de geestelijke gezondheidszorg. Op basis van de in USER geregistreerde gegevens zijn een aantal datasets ontwikkeld, die inzicht geven in een aantal basiskenmerken van de cliënten van IrisZorg. In plaats van IrisZorg is in dit hoofdstuk de naam De Grift gebruikt, omdat de naam IrisZorg pas vanaf 2007 geldt. De gegevens uit USER zijn uitgedraaid in juni 2007 en geanalyseerd met de programma’s Oracle Discoverer en Excel Analysis Toolpak. De gegevens hebben betrekking op alle cliënten die in 2006 zijn ingeschreven bij De Grift, behalve de cliënten van het cluster Justitiële Verslavingszorg. Dit cluster maakt geen gebruik van USER, waardoor gegevens vanuit dit cluster niet in de analyse zijn meegenomen. Het gaat om unieke cliënten, niet om inschrijvingen. Er is dus geen sprake van dubbeltellingen. De gegevens van de verschillende jaren worden opgevat als aparte jaarcohorten. Dit betekent dat eenzelfde cliënt, indien hij in meerdere jaartallen ingeschreven staat, ook over meerdere jaren meetelt. Hierbij is alleen gekeken naar primaire problematiek, tenzij anders aangegeven. Hieronder volgen enkele gebruikte termen in dit hoofdstuk: Primaire problematiek: de problematiek die bij inschrijving voor de cliënt het grootste probleem is. Een cliënt wordt bijvoorbeeld ingeschreven als n
40
41
2007
2007
cliënt met als primaire problematiek cannabis indien de cliënt zelf aangeeft dat cannabis zijn of haar grootste probleem is. Secundaire problematiek: een cliënt kan naast zijn primaire problematiek eveneens te maken hebben met andere (middelen)problematiek. Dit wordt dan ingeschreven als secundaire problematiek. n
Regio’s: er is een indeling gemaakt in de regio’s Midden, Oost en Zuid. Deze regio-indeling verwijst naar de regio-indeling van De Grift in 2006. ‘Midden’ betreft Arnhem en omgeving en de West Veluwe, inclusief gemeenten Rhenen en Renswoude. ‘Oost’ betreft de Achterhoek en de Liemers. ‘Zuid’ betreft Nijmegen en omgeving, Rivierenland en de gemeenten Mook en Middelaar en Gennep. ‘Buiten verzorgingsgebied’ staat voor de cliënten die niet in het verzorgingsgebied van De Grift wonen, maar wel cliënt zijn bij De Grift. n
n Overig: de hoofdcategorie ’overig’ betreft voornamelijk inschrijvingen met als primaire problematiek medicijnen. ß Onbekend/ niet van toepassing: dit betreft inschrijvingen die zijn afgebroken alvorens de primaire problematiek vastgesteld kon worden of leden van het systeem (partner, kinderen e.d.) waarbij de primaire problematiek niet van toepassing is.
Jongeren: cliënten jonger dan 30 jaar. Ouderen: cliënten ouder dan 54 jaar. n
Allereerst komt in de de volgende paragraaf de trends en ontwikkelingen in het cliëntenbestand van De Grift als geheel aan de orde. In paragraaf 2.3 wordt per primaire problematiek gekeken naar de leeftijdsopbouw en het aantal mannen en vrouwen in de bijbehorende groep cliënten en de verhouding per groep cliënten ten opzichte van het totale cliëntenbestand. Vervolgens beschrijft paragraaf 2.4 enkele verschillen tussen de regio’s Oost, Zuid en Midden en tussen stedelijke gebieden en het platteland. Tot slot worden in paragraaf 2.5 een aantal conclusies getrokken uit de analyse van de registratiegegevens. Ten behoeve van de leesbaarheid zijn alle tabellen en figuren opgenomen in bijlage 2.
2.2 Cliënten van De Grift in 2006 Cliënten per regio In 2006 waren totaal 5.756 cliënten ingeschreven bij De Grift. Ten opzichte van 2005, waarin 5.296 cliënten in behandeling zijn geweest, betekent dit een stijging van 9 %. Hiermee zet de stijging van het aantal cliënten, 42
die vanaf 2001 wordt waargenomen, zich verder voort. In tabel 2.1 en figuur 2.1 is het aantal cliënten per regio van het werkgebied van De Grift (2006) weergegeven. De cirkeldiagram laat zien dat het aantal cliënten uit regio Oost in verhouding tot het totaal aantal cliënten in 2006 het laagst is met 26% en in regio Midden het hoogst met 36%. Het aantal cliënten per regio ten opzichte van het totaal aantal inwoners van de betreffende regio kan worden uitgedrukt in het aantal cliënten per duizend inwoners. In tabel 2.2 staat de berekening voor alledrie de regio’s. Het aantal cliënten per duizend inwoners is in elke regio ongeveer gelijk. In regio Midden wonen de meeste cliënten per duizend inwoners: 4,0. Het aantal cliënten per duizend inwoners is in regio Oost het laagst, met 3,7. De volgende paragraaf gaat dieper in op regionale verschillen. Trends en ontwikkelingen in het cliëntenbestand Uit de cijfers over de aantallen cliënten per primaire problematiek (tabel 2.3) komt naar voren dat gedurende de gehele periode 2000-2006 de groep van cliënten met als primaire problematiek alcohol de grootste is. In de bijbehorende grafiek (figuur 2.2) is tevens zichtbaar dat de omvang van deze én de andere groepen in deze periode is gestegen. Deze cijfers geven inzicht in de omvang van verschillende groepen cliënten op zichzelf. Om deze omvang van elke primaire problematiek te kunnen vergelijken met elkaar en met het totaal aantal cliënten is per primaire problematiek de verhouding van het aantal cliënten ten opzichte van het totale cliëntenbestand berekend (tabel 2.4). Op basis van deze berekening is een grafiek gemaakt van de periode 2000-2006 (figuur 2.3 en 2.4). Hieruit blijkt dat alcohol ook relatief gezien nog altijd de grootste primaire problematiek is. Het aandeel cliënten met als eerste problematiek alcohol is in 2006 49,9%. Uit het verloop van deze relatieve aantallen voor de periode 2000- 2006 komt echter naar voren dat het aandeel cliënten met als primaire problematiek alcohol ten opzichte van het totaal aantal cliënten licht is gedaald. Hetzelfde is zichtbaar voor de groep cliënten met als primaire problematiek opiaten. In de groepen cocaïne en cannabis wordt een stijging waargenomen. Om de ontwikkelingen in de groepen cliënten met als eerste problematiek amfetamine en ecstasy beter zichtbaar te maken zijn deze in verband met de geringe percentages in een andere schaalverdeling gezet. Hierdoor wordt zichtbaar in figuur 2.4 dat het aandeel cliënten met als primaire problematiek amfetaminen ten opzichte van het totaal aantal cliënten de afgelopen jaren is gestegen van bijna 1% in 2000 tot meer dan 2,5% in 2006.
43
2007
2007
Aantallen cliënten naar geslacht en leeftijd De registratiegegevens zijn geanalyseerd op de leeftijdscategorieën van cliënten per primaire problematiek en op het geslacht. Deze analyse geeft inzicht in welke leeftijdscategorieën bij een primaire problematiek zoals alcohol binnen het cliëntenbestand domineren (tabel en figuur 2.5). Uit de gegevens blijkt dat in 2006 cliënten ingeschreven stonden vanaf de leeftijdscategorieën van 6-12 jaar tot 84-90 jaar. Verder komt naar voren dat het aantal mannelijke cliënten in 2006 ongeveer zeven op tien bedraagt (71%) en het aandeel vrouwelijke ongeveer drie op tien (29%). De leeftijdsopbouw voor mannelijke en vrouwelijke cliënten per primaire problematiek komen in de volgende paragrafen aan de orde.
2.3 Gegevens over cliënten naar primaire problematiek, leeftijd en geslacht 2.3.1 Cliënten met als primaire problematiek alcohol In de periode 2000-2006 is het aantal cliënten met als primaire problematiek alcohol verdubbeld van 991 tot 1971 (tabel 2.3). In verhouding tot het totale aantal cliënten is het aandeel cliënten met als primaire problematiek volgens de registratiegegevens afgenomen van 56,9% in 2000 tot 49,9% in 2006. Ondanks deze afname blijkt hieruit dat de afgelopen zeven jaar het aandeel cliënten met als primaire problematiek alcohol consequent minstens de helft is van het totaal aantal cliënten. In figuur 2.6 is de verdeling van het aantal cliënten alcohol in 2006 naar leeftijd en geslacht weergegeven. Uit de gegevens komt naar voren dat binnen de groep cliënten met als primaire problematiek alcohol de leeftijdscategorie van 48 tot 54 jaar bij zowel de mannelijke als vrouwelijke cliënten het hoogst vertegenwoordigd is. Ook blijkt dat de leeftijd van deze cliënten varieert van de categorie 18-24 jaar tot de categorie 84-90 jaar. Het aantal jongeren met als primaire problematiek alcohol ligt in 2006 significant lager ten opzichte van het aantal cliënten met als primaire problematiek alcohol van boven de 30 jaar (p<0,05). Het aantal oudere cliënten (ouder dan 54 jaar) met als primaire problematiek alcohol ligt echter significant hoger binnen deze groep cliënten (p<0,05). Binnen de groep cliënten met als primaire problematiek alcohol is in 2006 het aandeel mannen 71%. Het verschil tussen het aantal mannelijke cliënten en het aantal vrouwelijke cliënten met als eerste problematiek alcohol binnen de totale populatie cliënten is in 2006 echter statistisch niet significant (p>0,05). Het percentage mannen met als primaire problematiek ten opzichte van het totaal aantal mannelijke cliënten is 34% 44
en voor vrouwen bedraagt dit percentage 33%. Als we echter alleen het aantal cliënten met een primaire problematiek op gebied van middelen beschouwen, komt andere verdeling naar voren: het percentage mannen met primaire problematiek alcohol ten opzichte van alle mannelijke cliënten bedraagt dan 47% en voor vrouwen is dit percentage dan 57%. In de cliëntenregistratie zijn ook gegevens opgenomen over de wijze van gebruik van het middel. Drinken is de enige geregistreerde wijze van gebruik bij alcohol. 2.3.2 Cliënten met als primaire problematiek opiaten Het aantal cliënten met als primaire problematiek opiaten is in de periode 2000- 2006 gegroeid van 407 naar 816. Ook hier is sprake van een verdubbeling. Het aandeel cliënten met als primaire problematiek opiaten ten opzichte van het totaal aantal cliënten is volgens de registratiegegevens echter iets gedaald van 23,4% in 2000 naar 20,6% in 2006. In de leeftijdsopbouw van deze cliëntgroep, die is weergegeven in figuur 2.7, komt naar voren dat de leeftijden van deze cliënten uiteenlopen van de categorie 18-24 jaar tot de categorie 78-84 jaar. Bij de mannelijke cliënten met als primaire problematiek opiaten is de leeftijdcategorie van 36 tot 42 jaar het grootst; bij vrouwelijke cliënten is dit de categorie 42 tot 48 jaar. Binnen de totale groep cliënten met als primaire problematiek opiaten is het aandeel mannen 81%. Het aantal mannelijke cliënten met als primaire problematiek opiaten is in 2006 significant hoger dan het aantal vrouwelijke cliënten met als primaire problematiek opiaten (p<0,05). Het aandeel mannelijke cliënten met als primaire problematiek opiaten ten opzichte van het totale aantal mannelijke cliënten is 16%. Voor vrouwen ligt dit percentage in 2006 op 9%. Als we echter alleen het aantal cliënten met een primaire problematiek op gebied van middelen beschouwen, dan verandert dit percentage in respectievelijk 22% voor de mannelijke cliënten en 16% voor de vrouwelijke cliënten. Opiaten, waar als middelen onder vallen heroïne, methadon en morfine, zijn volgens de registratiegegevens door de cliënten op de volgende wijzen gebruikt: n Heroïne: roken, snuiven en spuiten. Roken is de meest geregistreerde wijze. n Methadon: drinken, slikken en spuiten. Drinken is de meest geregistreerde wijze. n Morfine: alleen slikken.
45
2007
2007
Het merendeel van het opiaatgebruik bestaat uit heroïnegebruik. Het gebruik van heroïne binnen de groep cliënten met als primaire problematiek opiaten is in de periode 2000- 2006 toegenomen (figuur 2.13). 2.3.3 Cliënten met als primaire problematiek cocaïne In de periode 2000-2006 is het aantal cliënten met als primaire problematiek cocaïne (rauwe en gekookte coke samen) bijna verviervoudigd van 157 in 2000 tot 541 in 2006. Het aantal cliënten met als primaire problematiek cocaïne ten opzichte van het totaal aantal cliënten nam in deze periode toe van 9,0% in 2000 tot 13,7% in 2006. In figuur 2.2 t/m 2.4 zijn deze trends grafisch weergegeven. Figuur 2.8 laat de leeftijdsopbouw van deze groep cliënten zien. De leeftijden van deze cliënten lopen uiteen van de categorie van 12 tot 18 jaar (één mannelijke cliënt) tot 66 tot 72 jaar (één mannelijke cliënt). Uit de registratiegegevens blijkt, dat bij de mannelijke cliënten met als primaire problematiek cocaïne de leeftijdscategorie van 24 tot 30 jaar het meest vertegenwoordigd is. Ook komt naar voren dat in 2006 bijna twee derde (63%) van de mannelijke cliënten met als primaire problematiek cocaïne jonger is dan 36 jaar. De jongste mannelijke cliënt uit deze groep zit in de leeftijdscategorie van 12 tot 18 jaar. Onder vrouwelijke cliënten met als primaire problematiek cocaïne is de leeftijdscategorie van 36 tot 42 jaar het meest vertegenwoordigd. Van hen is 56% in 2006 jonger dan 36 jaar. Het aantal jongeren ( jonger dan 30 jaar) met als primaire problematiek cocaïne ligt in 2006 significant hoger dan het aantal cliënten uit deze groep ouder dan 30 jaar (p< 0,05). Binnen de totale groep cliënten met als primaire problematiek cocaïne is het aandeel mannen 78%. Het aandeel mannelijke cliënten met als primaire problematiek cocaïne ten opzicht van het totaal aantal mannelijke cliënten in 2006 bedraagt 10% en voor vrouwelijke cliënten bedraagt het percentage 7%. Als we echter alleen het aantal cliënten met een primaire problematiek op gebied van middelen beschouwen, neemt het aandeel mannelijke cliënten met als primaire problematiek cocaïne ten opzichte van het totaal aantal mannelijke cliënten toe tot 14%. Voor vrouwen verandert het percentage in 12%. Het aantal mannelijke cliënten met als primaire problematiek cocaïne is in 2006 significant hoger dan het aantal vrouwelijke cliënten met als primaire problematiek cocaïne (p<0,05). In deze analyse zijn zowel de cliënten die rauwe (snuif-)coke gebruiken als crack gebruikers meegenomen. In 2006 zijn de volgende wijzen van gebruik geregistreerd:
46
Rauwe cocaïne: snuiven, spuiten. Snuiven is de meest geregistreerde wijze van gebruik, spuiten is incidenteel geregistreerd. n Basecoke/ Crackgebruik: roken. n
2.3.4 Cliënten met als primaire problematiek cannabis Het aantal cliënten met als primaire problematiek cannabis is in de periode 2000- 2006 verdrievoudigd van 161 cliënten in 2000 tot 499 cliënten in 2006. In deze periode nam het aandeel cliënten met als primaire problematiek cannabis ten opzichte van het totaal aantal cliënten licht toe van 9,2% in 2000 tot 12,6% in 2006. In figuur 2.2 is zichtbaar dat deze stijging tussen 2005 en 2006 hoger is dan in de andere jaren van de periode 2000- 2006. De gemiddelde stijging over deze gehele periode bedraagt 56 nieuwe cannabiscliënten per jaar. De stijging in 2006 bedraagt 90 nieuwe cannabiscliënten. Uit de komende registratiegegevens moet blijken of deze stijging zich in dit tempo voortzet. Figuur 2.9 geeft de leeftijdsverdeling weer van deze groep cliënten. Hieruit blijkt dat voor zowel de mannelijke als vrouwelijke cliënten de leeftijdscategorie van 30 tot 36 jaar het meest vertegenwoordigd is. Uit de gegevens blijkt verder dat er bijna geen cliënten ouder dan 54 jaar zijn ingeschreven met als primaire problematiek cannabis. Het aantal cliënten met als primaire problematiek cannabis jonger dan 36 jaar in 2006 bedraagt 80%. Het aantal jongeren ( jonger dan 30 jaar) met als primaire problematiek cannabis ligt in 2006 significant hoger dan het aantal cliënten uit deze groep ouder dan 30 jaar (p< 0,05). Binnen de totale groep cliënten met als primaire problematiek cannabis is het aandeel mannen eveneens 80%. Het aandeel mannelijke cliënten met als primaire problematiek cannabis ten opzichte van het totaal aandeel mannelijke cliënten in 2006 bedraagt 10%. Voor vrouwen is dit aandeel 6%. Als we echter alleen het aantal cliënten met een primaire problematiek op gebied van middelen beschouwen, is het aandeel voor mannen 13% en voor vrouwen 10%. Het aantal mannelijke cliënten met als primaire problematiek cannabis is in 2006 significant hoger dan het aantal vrouwelijke cliënten met als primaire problematiek cannabis (p<0,05). In 2006 zijn van cliënten met als primaire problematiek cannabis de volgende wijzen van gebruik geregistreerd: n Roken (veruit het vaakst geregistreerd) n Drinken (incidenteel) n Slikken (incidenteel)
47
2007
2007
2.3.5 Cliënten met als primaire problematiek amfetaminen In de periode 2000- 2006 is het aandeel cliënten met als primaire problematiek amfetamine(n) bijna tien keer zo groot geworden van 16 cliënten in 2000 tot 104 in 2006. In figuur 2.2 is zichtbaar dat het aantal cliënten vanaf 2004 sneller toeneemt dan in de andere jaren. Indien een ruimere schaal wordt toegepast, kan deze stijging als het ware onder een vergrootglas bekeken worden. Weliswaar is het aantal amfetamine-cliënten relatief klein, in absolute aantallen zien we dat het aantal cliënten met als primaire problematiek amfetaminen binnen één jaar bijna is verdubbeld van 61 in 2005 naar 104 in 2006. Uit de gegevens met betrekking tot de leeftijd van deze groep cliënten blijkt ook hier dat de meeste cliënten jonger zijn dan 36 jaar (zie figuur 2.10). Onder de mannelijke cliënten met als primaire problematiek amfetamine is 93% jonger dan 36 jaar; 43% is zelfs jonger dan 24 jaar. Het percentage vrouwelijke cliënten jonger dan 36 jaar ten opzichte van het totaal aantal vrouwelijke cliënten met als primaire problematiek amfetamine is eveneens 93%. Er zijn in 2006 geen cliënten met als primaire problematiek amfetamine geregistreerd die ouder waren dan 60 jaar. De jongste cliënten uit deze groep zijn tussen de 12 en 18 jaar. Het aantal jongeren ( jonger dan 30 jaar) met als primaire problematiek amfetamine ligt in 2006 significant hoger dan het aantal cliënten uit deze groep ouder dan 30 jaar (p< 0,05). Het aandeel mannelijke cliënten binnen de totale groep cliënten met als primaire problematiek amfetamine bedraagt 72%. Het verschil tussen het aantal mannelijke cliënten en het aantal vrouwelijke cliënten met als eerste problematiek amfetaminen binnen de totale populatie cliënten is in 2006 statistisch echter niet significant (p>0,05). Ten opzichte van het totaal aantal mannelijke cliënten van De Grift in 2006 is het aandeel mannelijke cliënten met als primaire problematiek amfetamine 2%. Als we echter alleen het aantal cliënten met een primaire problematiek op gebied van middelen beschouwen is dit percentage 3%. Voor vrouwelijke cliënten zijn dezelfde percentages gevonden. Amfetaminen kunnen op verschillende manieren gebruikt worden. In 2006 zijn van cliënten de volgende gebruikswijzen geregistreerd: n Snuiven: meest geregistreerde wijze van gebruik n Slikken: ook een vaak geregistreerde wijze n Roken: minst geregistreerde wijze van gebruik Het spuiten van amfetaminen is in 2006 niet geregistreerd onder cliënten van De Grift.
48
2.3.6 Cliënten met als primaire problematiek ecstasy Het aandeel cliënten met als primaire problematiek ecstasy is in de periode 2000- 2006 gestegen van 9 tot 21 personen. In 2005 stonden in deze periode de meeste cliënten in deze groep geregistreerd; dit waren er 22. Het aandeel cliënten met als primaire problematiek ecstasy ten opzichte van het totaal aantal cliënten ligt in deze periode steeds rond de 0,5%. Voor het eerst in deze periode is het aantal cliënten met als primaire problematiek ecstasy in 2006 niet toegenomen. Om van een dalende trend te kunnen spreken is het echter nog te vroeg. In figuur 2.11 is de leeftijdopbouw van deze groep cliënten grafisch weergegeven. Uit de gegevens blijkt dat er in 2006 geen cliënt met als primaire problematiek ecstasy is ingeschreven ouder dan 42 jaar. Op één na (95%) zijn de cliënten jonger dan 36 jaar. Binnen de groep mannelijke cliënten met als primaire problematiek ecstasy is de meest vertegenwoordigde groep tussen de 18 en 24 jaar. Vrouwelijke cliënten zijn het vaakst geregistreerd in de groepen van 12 tot 18 en 18 tot 24 jaar. Het aantal jongeren ( jonger dan 30 jaar) met als primaire problematiek ecstasy ligt in 2006 significant hoger dan het aantal cliënten uit deze groep ouder dan 30 jaar (p< 0,05). De groep cliënten met als primaire problematiek ecstasy bestaat in 2006 voor 62% uit mannen. Het aandeel mannelijke cliënten met als primaire problematiek ecstasy ten opzichte van het totaal aantal mannelijke cliënten van De Grift bedraagt 0,3%. Als we echter alleen het aantal cliënten met een primaire problematiek op gebied van middelen beschouwen bedraagt dit 0,4%. Voor vrouwelijke cliënten liggen deze percentages op 0,5% respectievelijk 0,8%. Het verschil tussen het aantal mannelijke cliënten en het aantal vrouwelijke cliënten met als eerste problematiek ecstasy binnen de totale populatie cliënten is in 2006 statistisch niet significant (p>0,05). In 2006 zijn de volgende wijzen van gebruik door cliënten met als primaire problematiek ecstasy geregistreerd: n Slikken: veruit de vaakst geregistreerde wijze van gebruik n Snuiven: incidenteel 2.3.7 Cliënten met als primaire problematiek gokken In 2006 zijn in totaal 181 mannelijke en 25 vrouwelijke cliënten ingeschreven met als primaire problematiek gokken. Het totale aantal is in de periode 2000- 2006 stabiel gebleven. Van het totaal aantal cliënten van De Grift is 4% ingeschreven als cliënt met als primaire problematiek gokken. Geen van deze cliënten is in 2006 jonger dan 18 jaar. In figuur 2.12 is de leeftijdsopbouw van deze groep cliënten weergegeven. De leeftijden van 49
2007
2007
cliënten met als primaire problematiek gokken lopen uiteen van 24-30 jaar tot 72-78 jaar. Onder de mannelijke gokcliënten zijn het vaakst cliënten tussen de 30 en 36 jaar geregistreerd en is bijna de helft (48%) jonger dan 36 jaar. Daarnaast is 7% van deze mannelijke gokcliënten ouder dan 54 jaar. Onder vrouwelijke cliënten met als primaire problematiek gokken zien we een ander beeld: onder hen is 8% jonger dan 36 jaar en is 44% ouder dan 54 jaar. De leeftijdscategorie van 54 tot 60 jaar is onder vrouwelijke cliënten met als primaire problematiek gokken het grootst. Uit statistische analyse van de gegevens komt naar voren, dat onder de mannelijke cliënten het aantal jongeren ( jonger dan 30 jaar) met als primaire problematiek gokken in 2006 significant hoger ligt dan het aantal cliënten uit deze groep ouder dan 30 jaar. Onder vrouwelijke cliënten is een ander verschil gevonden: hier ligt het aantal vrouwelijke cliënten ouder dan 54 jaar met als primaire problematiek gokken in 2006 significant hoger dan het aantal vrouwelijke cliënten uit deze groep jonger dan 54 jaar.
2.4 Regionale gegevens In het voorgaande zijn gegevens van cliënten vergeleken tussen verschillende leeftijdscategorieën tussen mannelijke en vrouwelijke cliënten. Om ook inzicht te krijgen in verschillen tussen regio’s en tussen stedelijke gebieden en het platteland zijn uit de registratiegegevens ook de gegevens met betrekking tot de woonplaats van de cliënten geanalyseerd. In figuur 2.14 is de verdeling weergegeven van aantal cliënten met primaire problematiek op het gebied van alcohol of drugs naar regio van De Grift in 2006. In deze figuur zijn alleen de cliënten met een primaire problematiek op het gebied van alcohol of drugs uit het werkgebied van De Grift in 2006 opgenomen. Uit deze verdeling komt naar voren dat in alledrie de regio’s alcohol de meest geregistreerde primaire problematiek is onder cliënten. Ook blijkt uit de gegevens dat het aantal inschrijvingen per primaire problematiek per regio verschillend is. De volgende regionale, statistisch significante verschillen (p<0,05) komen uit analyse van de registratiegegevens naar voren: n In regio Oost is in 2006 het aantal cliënten met als primaire problematiek alcohol significant hoger ten opzichte van regio’s Zuid en Midden. n In regio Midden is in 2006 het aantal cliënten met als primaire problematiek opiaten significant hoger ten opzichte van de regio’s Zuid en Oost n In regio Oost is in 2006 het aantal cliënten met als primaire problematiek cocaïne significant lager ten opzichte van de regio’s Zuid en Midden n In 2006 was meer dan de helft van het aantal cliënten met als primaire
50
problematiek ecstasy afkomstig uit regio Zuid. Dit aantal ligt echter niet statistisch significant hoger ten opzichte van de andere regio’s. In stedelijke gebieden zijn voorzieningen vaak op kortere afstand bereikbaar dan op het platteland. Daarnaast kan het wonen op het platteland een belemmerende factor zijn voor cliënten om zich aan te melden bij de verslavingszorg door de mogelijke schaamte voor verslaving en andere normen over verantwoord alcoholgebruik (Linck & Roomer, 2007). Om te kijken of er inderdaad verschillen zijn tussen de aantallen cliënten afkomstig uit stedelijke gebieden ten opzichte van platteland zijn de registratiegegevens geordend naar stedelijk en platteland, waarbij woonplaatsen met een omgevingsadressendichtheid groter dan 1000 per vierkante km als stedelijk geldt (CBS, 2006). In figuur 2.15 zijn de verdelingen van de aantallen cliënten per middel weergegeven voor stedelijke gebieden en voor het platteland. Deze weergave laat zien dat er verschillen zijn tussen de primaire problematiek van cliënten afkomstig uit stedelijke gebieden ten opzichte van cliënten uit het platteland. De volgende statistisch significante verschillen blijken uit de registratiegegevens: n Platteland: het aantal cliënten met als primaire problematiek alcohol en amfetamine uit het platteland is in 2006 significant hoger (p<0,05) ten opzichte van het aantal cliënten met als primaire problematiek alcohol respectievelijk amfetamine uit stedelijke gebieden. n Stedelijke gebieden: het aantal cliënten met als primaire problematiek opiaten en cocaïne uit stedelijke gebieden is in 2006 significant hoger (p<0,05) ten opzichte van het aantal cliënten met als primaire problematiek opiaten respectievelijk cocaïne uit het platteland. n Voor de cliënten met als primaire problematiek cannabis of ecstasy zijn geen significante verschillen gevonden tussen afkomst uit stedelijk gebied of platteland.
2.5 Conclusies en discussie Top-zes primaire problematiek Op basis van de registratiegegevens kan geconcludeerd worden dat minimaal de afgelopen vijf jaar (2001-2006) dezelfde middelen in dezelfde volgorde een top-zes vormen in de registratie als primaire problematiek. Deze top-zes is: 1. alcohol: minstens de helft van het aantal cliënten heeft als primaire problematiek alcohol in de periode 2000-2006. 2. opiaten: rond één vijfde tot een kwart van het aantal cliënten heeft als primaire problematiek opiaten.
51
2007
2007
3. cocaïne: omvang van primaire problematiek is toegenomen tot ongeveer 1 op 7 van het aantal cliënten. Cliëntgroep bevat met name mannelijke, jongere cliënten. 4. cannabis: omvang van primaire problematiek is toegenomen tot ongeveer 1 op 8 van het aantal cliënten. Cliëntgroep bevat met name mannelijke, jongere cliënten 5. amfetamine-achtigen: omvang van primaire problematiek is toegenomen tot ongeveer 3% van het aantal cliënten. Cliëntgroep bevat met name jongere cliënten. 6. ecstasy-achtigen: omvang van primaire problematiek is toegenomen tot ongeveer 0,5% van het aantal cliënten. Cliëntgroep bevat met name jongere cliënten. Geslacht, leeftijd en stedelijkheid van woonplaats Om verschillen tussen subdoelgroepen binnen ons cliëntenbestand aan te tonen in de frequentie waarin een bepaalde primaire problematiek is geregistreerd in 2006 zijn op een aantal variabelen statistische analyses uitgevoerd. Op basis hiervan kunnen de volgende conclusies getrokken worden met betrekking tot de volgende subgroepen: 1. mannelijke en vrouwelijke cliënten n Het aantal mannelijke cliënten is in 2006 significant groter dan het aantal vrouwelijke cliënten voor de volgende primaire problematieken: opiaten, cocaïne en cannabis. Bij gokken geldt dit voor cliënten jonger dan 30 jaar. n Het aantal vrouwelijke cliënten is in 2006 significant groter dan het aantal mannelijke cliënten voor gokken als primaire problematiek onder cliënten ouder dan 54 jaar. n Het aantal mannelijke cliënten is in 2006 niet significant verschillend ten opzichte van het aantal vrouwelijke cliënten voor de volgende primaire problematieken: alcohol, ecstasy en amfetamine(n). 2. jongeren en ouderen Het aantal cliënten jonger dan 30 jaar is in 2006 significant hoger voor de volgende primaire problematieken: cocaïne, cannabis, ecstasy en amfetamine(n) en voor gokken onder mannelijke gokcliënten. n Het aantal cliënten jonger dan 30 jaar is in 2006 significant lager voor primaire problematiek alcohol. n Het aantal cliënten jonger dan 30 jaar is niet significant verschillend voor primaire problematiek opiaten. n Het aantal cliënten ouder dan 54 jaar is significant hoger voor primaire problematiek alcohol en voor gokken onder vrouwelijke gokcliënten.
3. afkomst uit stedelijk gebied of platteland n Het aantal cliënten afkomstig uit het platteland is significant hoger dan het aantal cliënten uit stedelijke gebieden voor primaire problematieken alcohol en amfetamine(n). n Het aantal cliënten afkomstig uit stedelijke gebieden is significant hoger dan het aantal cliënten uit het platteland voor primaire problematieken opiaten en cocaïne Discussie Het toepassen van een statistische toets kan uitsluitsel geven over in hoeverre het toeval een rol speelt in de verdeling van het aantal cliënten over subgroepen als mannen en vrouwen en jongeren en ouderen. Uitspraken over verschillen worden hiermee betrouwbaarder. Om het preventie- en zorgbeleid af te stemmen op de samenstelling van de groepen cliënten blijven de gegevens echter relevant indien een waargenomen verschil niet significant blijkt te zijn, omdat deze gegevens altijd een beschrijvend inzicht geven van de actuele samenstelling van groepen cliënten per primaire problematiek. De hier gepresenteerde gegevens zeggen uitsluitend iets over de cliënten van De Grift. Dit zijn mensen die hulpverlening hebben gezocht voor hun eigen problematische middelengebruik of dat van een naaste. Landelijk onderzoek laat zien dat naar schatting ongeveer drie procent van de mensen met problematisch alcoholgebruik in een bepaald jaar cliënt bij de verslavingszorg is. Het bereik van de verslavingszorg voor problematische opiaatgebruikers is veel hoger. Van deze groep komt tussen de 33 en 63 procent, in de loop van een jaar, in contact met de verslavingszorg (Ouwehand, Mol, Kuijpers en Boonzajer Flaes, 2005). Uit onderzoek naar alcoholproblematiek in de Valleiregio blijkt dat mensen zich vaak pas tot de zorg wenden als er sprake is van ernstige problemen zoals uithuiszetting, echtscheiding of een levensbedreigende lichamelijke conditie (Linck & Roomer, 2007). Verwacht mag worden dat de omvang van problematisch middelengebruik in Gelderland vele malen groter is dan hier gepresenteerd.
n
52
53
2007
3
2007
Drugs Informatie en Monitoring Systeem
In dit hoofdstuk worden de regionale gegevens van het Drug Informatie en Monitoring Systeem (DIMS) beschreven. Deze gegevens vormen een indicator voor het aanbod en de zuiverheid van onder andere de regionale ecstasymarkt. Na een korte uitleg van het DIMS, geven we inzicht in de 2006 aangeleverde drugsmonsters. De gegevens van 2006 van IrisZorg worden vergeleken met voorgaande jaren en met de landelijke gegevens.
Hoe gaat het testen in zijn werk? Voor pillen bestaat er een herkenningssysteem. Aan de hand van uiterlijke kenmerken van een pil en een zuurtest wordt gekeken of de pil voorkomt op de herkenningslijst. Op deze lijst staan pillen die in de afgelopen periode meerdere keren in het laboratorium geanalyseerd zijn. De lijst wordt wekelijks geactualiseerd. Wanneer de pil op deze lijst staat krijgt de bezoeker meteen de uitslag over welke stoffen er in zitten en hoeveel. Als de pil niet herkend wordt, kan de pil worden opgestuurd naar het laboratorium. Na een week kan een bezoeker bellen voor de uitslag. De bezoeker is dan wel zijn pil kwijt. Poeders, capsules en vloeistoffen moeten altijd opgestuurd worden naar het laboratorium. Meestal is ook hier een week later de uitslag van bekend.
3.2 Resultaten 2006 In 2006 zijn er zowel landelijk als bij IrisZorg veel meer drugsmonsters aangeboden dan 2005. In 2006 zijn er in Arnhem en Nijmegen samen 749 monsters aangeleverd. Met name in Nijmegen is een flinke stijging te zien van 104 monsters. In Arnhem is er in 2006 een kleine stijging van 19 monsters ten opzichte van 2005. De landelijke stijging van het aantal monsters is relatief groter dan de stijging bij IrisZorg. Bestond in 2005 nog bijna 15% van het aantal landelijke aangeleverde monsters uit IrisZorg-monsters, in 2006 is dit gedaald tot 12%. Dit heeft vooral te maken met de relatief lage toename van het aantal aangeleverde monsters in Arnhem. In 2007 wordt onderzocht wat de oorzaak is van de lage toename van de aantal monsters in Arnhem.
3.1 Drugs Informatie en Monitoring Systeem DIMS is een samenwerkingsverband tussen het Trimbos-instituut en een aantal instellingen die werkzaam zijn in de drugshulpverlening en –preventie, de zogenaamde DIMS-deelnemers. DIMS wordt door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gesubsidieerd. IrisZorg is, met een testservice in Nijmegen en Arnhem, één van de zestien DIMS-deelnemers in Nederland. Op het wekelijkse spreekuur van de testservice kunnen gebruikers van uitgaansdrugs gratis en anoniem hun pillen, poeders of vloeistoffen laten analyseren. Na analyse krijgt de gebruiker informatie over de samenstelling van de desbetreffende drug en de bijbehorende risicovoorlichting . De twee taken van DIMS zijn: monitoring en surveillance van de drugsmarkt. Monitoring heeft als doel om te weten wat er op de markt van illegale uitgaansdrugs wordt aangeboden. Surveillance heeft als doel om gevaren voor de volksgezondheid te voorkomen. DIMS doet dit door (voornamelijk) pillen te analyseren op samenstelling. Als er stoffen worden aangetroffen met een direct gevaar voor de volksgezondheid, wordt een regionale of landelijke waarschuwingscampagne opgezet (Trimbos-instituut, 2006). 54
Figuur 3.1:
Aantal aangeboden drugsmonsters bij IrisZorg in vergelijking met DIMS-lande- lijk van 2004 t/m 2006
2004
460
2005
627
2006
749
0
3961
IrisZorg
4300
Overige DIMS-deelnemers
5658
2000
4000
6000
8000
55
2007
2007
Figuur 3.2
De onderstaandestaande figuur biedt een overzicht van de gehaltes aan werkzame stoffen in de in 2006 aangeleverde monsters. De meeste monsters zijn aangeboden als MDMA (64%). Twintig procent is aangeleverd als cocaïne en 10% is aangeleverd als speed (amfetamine). Hier is een toename van het aantal cocaïnemonsters (14% in 2005) en een afname van het aantal speedmonsters (14% in 2005). De overige monsters zijn aangeleverd als GHB, ketamine of als overige.
In 9% van de aangeleverde MDMA-monsters zit geen MDMA. De helft van deze monsters bevat mCPP (meta-chloor-phenyl-piperazine). In 2005 is dit middel voor het eerst aangetroffen in als ecstasy gekochte monsters. Sommige mensen vinden mCPP vergelijkbaar met MDMA. De meeste mensen geven echter negatieve effecten zoals misselijkheid, duizeligheid en verwardheid aan na het gebruik van dit middel. In tegenstelling tot MDMA werkt mCPP niet stimulerend. In 2006 zijn er twee keer zoveel monsters met mCPP aangeleverd als in 2005.
Gehaltes aan werkzame stoffen in de in 2006 aangeleverde monsters
Acht procent van de aangeleverde MDMA-monsters bevat naast MDMA ook nog andere stoffen. In de meeste gevallen gaat het hier om cafeïne. In sommige monsters zijn meerdere stoffen aangetroffen.
20%
Naast de werkzame stof zijn de monsters onderzocht op de dosering van de werkzame stof. Bij de meeste pillen die MDMA bevatten varieert de dosering sterk. Maar ten opzichte van 2005 is de variatie van het aantal milligram MDMA per pil minder groot.
MDMA 10%
6% 64%
Cocaïne Speed Overig
3.2.1 Ecstasy/MDMA In 2006 zijn er 481 monsters aangeleverd, waarvan de gebruikers meenden dat deze ecstasy of MDMA waren. In de meeste gevallen ging het om pillen, in een paar gevallen om poeders. Zes procent van de monsters zijn niet doorgestuurd. De reden hiervoor is meestal dat de bezoeker zijn pil niet kwijt wil (zie kader ‘Hoe gaat het testen in zijn werk’). Onderstaande gegevens hebben alleen betrekking op de doorgestuurde monsters. In tabel 3.1 staan de werkzame stoffen die in de verschillende ecstasymonsters zijn aangetroffen.
Er zijn in 2006 meer pillen aangeleverd in de categorieën 71 tot 105 milligram 106 tot 140 milligram en minder pillen aangeleverd in de categorie boven de 140 milligram dan in 2005. In onderstaande figuur staan per hoeveelheid MDMA (mg) het aandeel monsters (%) dat deze hoeveelheid bevatte. Figuur 3.3
Hoeveelheid MDMA in aangeleverde monsters in 2005 en 2006 40% 35% 30%
Tabel 3.1
Werkzame stoffen in de als ecstasy of MDMA aangeleverde monsters in 2006 (N=481)
25%
2005
20%
2006
15%
MDMA Cafeïne mCCP Speed Benzylpiperazine MDEA MDA Ketamine Lidocaïne
56
410 45 30 13 2 2 1 1 1
10% 5% 0% geen
1 -35 mg
36 - 70 mg
71 - 105 mg
106 -140 mg
>140 mg
Geconcludeerd kan worden dat het gehalte aan werkzame stof MDMA in ecstasy verkregen op de illegale ecstasy markt in 2006 variabel is. Deze variatie in gehalte aan MDMA is een aanwijzing voor de (lage) betrouwbaarheid van de ectsasy markt.
57
2007
2007
3.2.2 Cocaïne In 2005 zijn er in totaal 151 monsters met cocaïne aangeleverd. De groei van het aantal aangeleverde cocaïnemonsters heeft zich in 2006 doorgezet. Mogelijk speelt het voorval in 2005 van de sterk verontreinigde cocaïnemonsters met atropine hier nog een rol in. Het merendeel van de monsters is aangeleverd bij de testservice in Nijmegen. In bijna alle gevallen is in deze monsters ook daadwerkelijk cocaïne aangetroffen. De gemiddelde concentratie cocaïne van deze poeders bedraagt 53%. In 2005 was dit 48%. Hierbij moet vermeld worden dat de dosering erg varieert van 4 tot 89%. In 2005 was nog de helft van alle cocaïnemonsters versneden met fenacetine. In 2006 is dit nog maar 27%. Eén op de vijf monsters is versneden met een ander versnijdingsmiddel dan fenacetine. In 2005 was dit nog één op de negen. In de onderstaande tabel worden de stoffen benoemd, waarmee cocaïne is versneden. In sommige monsters zijn meerdere stoffen aangetroffen. De hoeveelheid cocaïne in een monster is een maat voor de kwaliteit of zuiverheid. Uit de constatering dat één op de vijf monsters in 2006 versneden is met een versnijdingsmiddel anders dan fenacitine en uit de toename van het aantal monsters dat is versneden met een andere stof dan fenacitine kan geconcludeerd worden dat de zuiverheid van de cocaïne van de aangeleverde monsters achteruit is gegaan. Hoewel de aangeleverde monsters naar verwachting niet representatief zijn voor de cocaïne markt als geheel, zou dit een aanwijzing kunnen zijn voor een algehele achteruitgang in de kwaliteit van cocaïne in het werkgebied van IrisZorg in 2006.
Tabel 3.2
De versnijdingsmiddelen in de in 2006 bij IrisZorg aangeleverde cocaïnemonsters. Versnijdingsmiddel Cafeïne Fenacetine Lidocaïne Procaïne
Aantal 41 22 5 2
73%. Naast amfetamine werd in 73% van de monsters cafeïne aangetroffen. In 2005 was dit nog 93%. Net als bij ecstasy is de variatie in het gehalte werkzame stof (amfetamine) zeer groot. Daarom kan ook hier geconcludeerd worden dat de amfetamine markt in 2006 niet volledig betrouwbaar is. 3.2.4 Onbekende en overige stoffen Twee procent van alle monsters is aangeleverd als een andere stof dan hierboven beschreven. Hoofdzakelijk gaat het dan om GHB (negen stuks) en één monster met ketamine. In 2005 zijn er nog zes monsters aangeleverd als ketamine.
3.3 Conclusies Er zijn dit jaar meer monsters aangeleverd dan in 2005, maar landelijk gezien blijft de stijging achter. Dit hangt samen met de achterblijvende stijging van het aantal monsters in Arnhem. In 2007 worden factoren onderzocht waarom deze stijging in Arnhem achterblijft. Ecstasy wordt het meest aangeleverd, gevolgd door cocaïne en amfetamine. Er is een grote toename in het aantal aangeleverde cocaïne monsters. De onderzochte monsters bevatten bijna altijd de verwachte werkzame stof. Toch kan er niet gesproken van een betrouwbare markt. De dosering per pil of poeder varieert namelijk erg sterk. Met name de dosering in de cocaïne- en amfetaminemonsters lijkt steeds meer te variëren. De amfetaminemonsters bevatten minder andere psychoactieve stoffen. Cocaïnemonsters werden juist meer versneden met andere versnijdingsmiddelen dan voorheen.
3.2.3 Amfetamine In 2006 zijn in het totaal 73 monsters aangeleverd als speed (amfetamine). Dit is een afname ten opzichte van 2005. Vijf monsters bevatten geen amfetamine. Van deze vijf monsters bevatten er twee helemaal geen psycho-actieve stof, twee bevatten er cocaïne en één monster bevatte MDMA. De gemiddelde concentratie amfetamine in de poeders is 29%, in 2005 was dit 26%. De concentratie per monster varieert sterk van 3 tot 58
59
2007
4
2007
Landelijke onderzoeken en ontwikkelingen
4.2 Alcohol en jeugd De afgelopen jaren zijn diverse landelijke onderzoeken gepubliceerd over het alcoholgebruik onder jongeren en de risico’s van drinken op jonge leeftijd. Mede op basis van deze onderzoeken zijn landelijk campagnes en interventies opgezet om jongeren en hun ouders meer bewust te maken van de risico’s. Deze kunnen worden vertaald naar lokale en regionale preventieprojecten. In kader 4.1 op de volgende bladzijde zijn de belangrijkste punten uit recente landelijke onderzoeken in een overzicht geplaatst. Deze onderzoeken onderstrepen het belang van lokaal preventief alcoholbeleid. Een integrale aanpak, waarbij lokale en regionale partners samenwerken en de gemeente het initiatief en de coördinatie op zich neemt, is het meest effectief (RIVM, 2002, Dekker, 2006; GGD Gelre-Ijssel, 2005; NIGZ, 2006; Trimbos; 2006). Het project Alcoholmatiging Jeugd in de Achterhoek (GGD Gelre-Ijssel, 2006) dient inmiddels ook buiten de Achterhoek als voorbeeld voor gemeentes. In dit project worden onder andere de volgende instrumenten en maatregelen ingezet: preventieprogramma’s gericht op ouders en jongeren, meting van lokaal alcoholgebruik, afspraken met horeca over schenkbeleid, zoals het afschaffen van Happy hours, ondersteuning alcoholbeleid niet commerciële horeca waaronder sportkantines, monitoring alcoholverstrekking en hantering leeftijdsgrenzen, en periodieke evaluatie van het gevoerde beleid.
4.1 Inleiding De regionale trends en ontwikkelingen die uit de panelstudie naar voren komen, lopen parallel aan landelijk onderzoek en beleidsontwikkeling. In dit hoofdstuk komen een aantal recente onderzoeken en beleidsstukken aan de orde ter vergelijking met de resultaten die in de andere hoofdstukken van Tendens gepresenteerd worden. Het zou voor deze vergelijking te ver voeren hier een volledige literatuurstudie naar alcohol en drugsgebruik in Nederland te beschrijven. De Jaarberichten van de Nationale Drug Monitor geven een meer volledig overzicht van de informatie uit diverse onderzoeken naar het gebruik van alcohol, drugs en tabak in Nederland. Onderzoeken en ontwikkelingen zijn geselecteerd op mate van relevantie met betrekking tot de resultaten uit de panelstudie en de analyse van de cliëntgegevens. Daarnaast is op een enkele uitzondering na gezocht op Nederlands onderzoek en landelijke beleidsnota’s die zijn gepubliceerd in de periode 2004 tot en met het voorjaar van 2007. Eerst komen onderzoeken en beleidsontwikkelingen aan de orde met betrekking tot alcoholgebruik onder jongeren, alcohol en medicijngebruik onder ouderen en rijden onderinvloed van alcohol en drugs. Vervolgens komen enkele onderzoeken naar voren over internetgebruik, gamen en gokken. Uit deze drie vormen van gedrag ontstaan mogelijk nieuwe risicogroepen voor verslaving, waardoor zij de afgelopen jaren meer aandacht in onderzoek gekregen hebben. Ook laat dit hoofdstuk enkele recente onderzoeken zien over de invloed van het gebruik van ecstasy op de hersenen. Tot slot worden deze resultaten vergeleken met de resultaten uit de panelstudie en cliëntgegevens. In bijlage 4 staan alle geraadpleegde bronnen vermeld per onderwerp. 60
Kader 4.1
Landelijk onderzoek met betrekking tot alcohol en jeugd 2006 - voorjaar 2007 Alcoholgebruik n Het alcoholgebruik neemt gestaag toe, vooral onder meisjes. n Het eerste glas alcohol wordt meestal tussen de 11 en 13 jaar gedronken. n Een op de vijf a zes veertienjarige jongeren is minstens één keer per maand dronken. n Als een jongere tussen de 12 en 17 jaar alcohol drinkt, doet deze dit gemiddeld met ruim zeven glazen per week. n Tolerante houding ten aanzien van alcohol: jongeren vinden inciden- ten als ziek worden of roekeloos gedrag achteraf ‘grappig’ of ‘cool’ en gaan er niet minder van drinken. Deze tolerantie is ook bij ouders aanwezig. n Keten zijn caravans, schuurtjes en kassen op het platteland die voor jon- geren een plek zijn om samen te komen, activiteiten te ondernemen en bier te drinken. Hierbij kan de alcoholconsumptie per jongere hoog oplopen STAP, 2007; Dekker, 2006; NIGZ, 2006; STAP, 2006
61
2007
2007
In het werkgebied van IrisZorg (De Grift in 2006) hebben in 2006 en het voorjaar van 2007 onder andere de volgende lokale en regionale projecten plaatsgevonden: n Project Alcoholmatiging jeugd in de Achterhoek n Quick scan Renswoude: onderzoek naar alcohol- en drugsgebruik onder jongeren in Renswoude n Oudercursus over alcohol, drugs en opvoeding n Project uitgaanders: informatievoorziening in uitgaansgelegenheden en training horecapersoneel n Peerprojecten: voorlichting over alcohol en drugs voor en door jongeren n Studentencampagne: informatievoorziening en voorlichting over alcohol
Korte termijn risico’s n In het algemeen geldt hoe jonger iemand is, hoe gevoeliger deze is voor de werking van alcohol n Alcoholvergiftiging en een black-out (een tijdelijke hersenstoornis bij het in korte tijd veel alcohol drinken). n Onveilig vrijen, ongelukken en agressie. Dekker, 2006; NIGZ, 2006
Lange termijn risico’s n Verminderde ontwikkeling van de hersenen en blijvende hersenschade bij het regelmatig ervaren van een black-out. - Geremde botontwikkeling bij jongens NIGZ, 2006
Vroeg beginnen met alcohol drinken: - Ontwikkelen van alcoholproblematiek.
n
NIGZ, 2006; Trimbos, 2006
Verschillende landelijke organisaties hebben landelijke campagnes en beleidsstukken geschreven en een aanzet voor de vertaling naar lokaal preventief alcoholbeleid gedaan. De landelijke campagne Alcohol en opvoeding (www.alcoholenopvoeding.nl) is hiervan een voorbeeld. Het lokaal alcoholbeleid is een onderdeel van een effectief alcoholbeleid. Dit omvat alle mogelijkheden die gemeenten inzetten om de alcoholproblematiek onder controle te krijgen op een doelgerichte en systematische wijze (Dekker, 2006). In het kader op de volgende bladzijde zijn campagnes en beleidsstukken in een overzicht geplaatst. In de praktijk is het vormgeven en handhaven van een alcoholbeleid binnen gemeentes vaak verdeeld over verschillende beleidsterreinen, zoals openbare orde en veiligheid, horeca en evenementen en openbare volksgezondheid. Aandachtspunt is dan ook het voorkomen dat alcoholproblematiek versnipperd wordt aangepakt (Dekker, 2006). Kader 4.2
Het Landelijk Alcohol en Drugs Informatiesysteem (LADIS) maakt gebruik van gegevens uit de registratie van de verslavingszorginstellingen in Nederland. Uit de kerncijfers betreffende alcohol en ouderen in de ambulante verslavingszorg, die LADIS in 2006 publiceerde, komt naar voren dat problematisch alcoholgebruik niet vooral voorbehouden aan jongeren. Onder mensen van 55 jaar en ouder wordt een toename van de ambulante hulpvraag gerelateerd aan alcoholgebruik geconstateerd. Deze toename wordt waarschijnlijk mede veroorzaakt door extra inzet van de ambulante verslavingszorg op het bereiken van alcoholcliënten, waardoor de problematische alcoholdrinker sneller in zicht is (LADIS, 2006). Indien aangenomen mag worden dat trends in hulpvragen overeenkomen met trends in problematiek in het algemeen, kan de conclusie getrokken worden dat de alcoholgebruik een sterk groeiend probleem is onder mensen van 55 jaar en ouder. Naar schatting vertoont 20% van de ouderen risicovol drinkgedrag, waarvan 8% geclassificeerd kan worden met misbruik en/of afhankelijkheid (NIGZ, 2005). Deze doelgroep krijgt steeds meer aandacht in wetenschappelijk onderzoek. Onderstaand kader geeft een overzicht van de meest recente onderzoeken naar het alcoholgebruik onder ouderen.
Landelijke campagnes en beleidsstukken ten behoeve van lokaal preventief alcoholbeleid Organisatie/website
STAP (Stichting Alcohol Preventie)
Onderwerp
Uitgaven
Nederlands Alcoholbeleid
o.a. startnota’s,
www.alcoholbeleid.nl
Gemeentelijk keetbeleid
boeken, rapporten.
Trimbos-instituut
Middelengebruik op lokaal
o.a Scanner
Project ‘Uitgaan en Drugs’
niveau in kaart brengen
Uitgaan en Drugs
www.steunpunt.uitgaanendrugs.nl en analyseren.
Buitenstaander of
Tips voor samenwerken in
Bondgenoot
het uitgaanscircuit.
folder gemeentelijk
62
4.3 Gebruik van alcohol en slaap- en kalmeringsmiddelen onder ouderen
uitgaansbeleid
Trimbos-instituut, NIGZ
Adviezen voor gemeenten in o.a. nieuwsbrief
Campagne ‘Alcohol en opvoeding’
kader van alcohol in de
www.alcoholenopvoeding.nl
opvoeding
Kader 4.3
Onderzoek naar alcoholgebruik onder ouderen (2006-voorjaar 2007) n
Alcoholgerelateerde hulpvraag door mensen van 55 jaar en ouder is, gecorrigeerd voor vergrijzing, in de laatste 10 jaar bijna verdubbeld (91%). Deze stijging heeft vooral in de laatste 5 jaar plaatsgevonden.
lokaal alcoholbeleid
63
2007
2007
n
n
n
Alcoholproblematiek en het problematisch gebruiken van medicatie staan in verband met andere psychische problematiek bij ouderen. In de Monitor Geestelijke Gezondheidszorg Ouderen 2007 worden enkele conclusies en aanbevelingen gegeven met betrekking tot preventie en vroegtijdige onderkenning van deze problemen. Zo zou de huisarts een belangrijke rol kunnen vervullen in de hulpverlening aan ouderen met psychische problemen, waaronder alcohol- en medicijnverslaving, omdat jaarlijks 80% van de ouderen een huisarts bezoekt. Daarnaast wordt aanbevolen de zorgverleners in verzorgings- en verpleeghuizen meer deskundig te maken in het signaleren van psychische problematiek, waaronder risicovol alcohol- en medicijngebruik. Het gebruiken van een screenings-instrument zou hierbij kunnen helpen. Ongeveer een kwart van de verzorgingshuizen maakte in 2006 gebruik van een screeningsinstrument op gebruik van middelen bij de intake (Trimbos-instituut, 2007). In het werkgebied van IrisZorg hebben inmiddels verscheidene regionale organisaties, waaronder De Gelderse Roos en IrisZorg, de werkgroep ‘Ouderen en verslaving’ gevormd. Deze werkgroep heeft zich tot doel gesteld een aanbod te ontwikkelen ter voorkoming en tegengaan van de verslavingsproblematiek onder ouderen in regio Gelderland. Zij richten zich daarbij extra op de door hen geconstateerde knelpunten in de zorg, zoals te late signalering van problematiek door de hulpverlening en te weinig afstemming tussen zorgaanbieders.
Gemiddelde leeftijd van cliënten met alcoholproblematiek is 61 jaar Aandeel vrouwen in alcoholgerelateerde zorg stijgt veel sneller dan het aandeel mannen in de leeftijdsgroep boven de 55 (110% vs 75%) In vergelijking met de jongere groep alcoholcliënten, is bij deze cliën- ten van 55 jaar en ouder sprake van: - Vaker dagelijks alcoholgebruik - Vaker reeds langere tijd (> 5 jaar) problematiek alvorens hulp te zoeken. - Minder vaak sprake van secundaire problematiek, dus van het problematisch gebruik van een ander middel. Als dit wel het geval is, betreft dit meestal medicijnen. - Groter aandeel vrouwen - Vaker hoogopgeleid. - In ruime meerderheid van autochtone afkomst, wat overeenkomt met de groep van 55-
NIGZ e.a., 2006
Naast het gebruik van alcohol komt het gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen opvallend naar voren in recent onderzoek: Kader 4.4
Onderzoek naar het gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen onder ouderen (2004-voorjaar 2007) Er zijn ongeveer 650.000 chronische gebruikers van slaap- en kalmeringsmiddelen (langer dan één jaar) in Nederland, waarvan het grootste deel (oudere) vrouwen n
4.4 Rijden onder invloed van alcohol en drugs Rijkswaterstaat Adviesdienst voor Wegverkeer verzorgt jaarlijks het onderzoek naar alcoholgebruik onder weggebruikers. Onderstaand kader geeft een overzicht van het meest recente onderzoek:
Jellinek, 2004; Trimbos-instituut, 2005; Laan e.a., 2006 n
n
Een op de 6 á 7 vrouwen gebruikt slaap-en kalmeringsmiddelen, soms wel 10 tot 20 jaar lang. Hun gebruik ligt twee keer zo hoog als bij mannen (Jellinek, 2004; Trimbos-instituut, 2005; Laan e.a., 2006). In bijna alle gevallen (90%) schrijft de huisarts deze middelen voor
(Trimbos-instituut, 2007 n
De rapportage van psychische of psychosociale problematiek, waar onder problematisch alcohol- en medicijngebruik, door huisartsen blijft achter bij de gegevens uit bevolkingsonderzoek
Trimbos-insttuut, 2007
Kader 4.5
Onderzoek naar alcoholgebruik onder weggebruikers (2006-voorjaar 2007)
n
In Nederland is sinds 2002 sprake van een dalende trend in het percentage overtreders van de alcohollimiet van 5 ‰. In de periode 2005-2006 is dit percentage voor de eerste keer weer nagenoeg gelijk gebleven, namelijk ongeveer 3%. Gelderland volgt deze trend van daling, doch het percentage overtreders ligt hier lager, namelijk op ongeveer 2%.
Het aandeel van overtreders met een promillage van 1,3 blijft onge- veer 0,5%. Deze groep overtreders is echter verantwoordelijk voor een onevenredig groot deel van de alcoholgerelateerde ongevallen. n
64
65
2007
2007
risico constateren. Dit laatste zou komen door het bewust zijn van afgenomen rijvaardigheid en daarmee een grotere voorzichtigheid door deze automobilisten. In het kader op de volgende pagina staan de recente onderzoeksgegevens in een overzicht. SWOV publiceert gegevens vanuit metingen in politiedistrict Tilburg. Zij gaat hierbij uit van een vergelijkbaarheid tussen dit district en andere districten, bijvoorbeeld in Gelderland. Een knelpunt in onderzoek betreffende rijden onder invloed van drugs en geneesmiddelen is dat de Nederlandse politie nog niet over een bruikbaar instrument beschikt om deze middelen op te sporen. Aan bloed- en urinetesten kleven praktische en financiële bezwaren, terwijl speeksel- en zweettesten nog in ontwikkeling zijn (SWOV,2006). In het algemeen kan gesteld worden dat onder jonge mannen, zware drinkers en multidruggebruikers rijden onder invloed het meest voorkomt, aldus de SWOV (2006).
Het percentage mannelijke overtreders is hoger in verhouding met dat van vrouwelijke overtreders. Het hoogste percentage overtreders betreft mannen tussen de 25 en 50 jaar, namelijk 4%. n
Overtreders komen op het moment van aanhouding veelal uit een horeca-gelegenheid. Echter één op de drie komt terug van een bezoek aan vrienden, familie en kennissen of heeft thuis alcohol gedronken. n
Ministerie van Verkeer & Waterstaat,2007
Per 1 januari 2006 is het wettelijk toegestane alcoholpromillage voor beginnende bestuurders (< 5 jaar in bezit van rijbewijs) verlaagd naar 0,2‰. In 2006 zijn dan ook voor de eerste keer de gegevens bekend vanuit Rijkswaterstaat van het aantal overtreders volgens de nieuwe norm. Er bestaat een overlap tussen de cijfers betreffende de overtreders van de nieuwe alcohollimiet van 0,2‰ en de reeds bestaande van 0,5 ‰. Om die reden kunnen deze cijfers specifiek over beginnende bestuurders niet vergeleken worden met bovenstaande cijfers betreffende alle bestuurders samen (MinV&W,2007). De volgende resultaten met betrekking tot beginnende bestuurders zijn gevonden: Kader 4.6
Onderzoek naar overtredingen in alcoholgebruik onder beginnende bestuurders (2006) n Het percentage overtreders onder de beginnende bestuurders ligt in 2006 op 1% van het totaal aantal gecontroleerde bestuurders, ervaren en beginnend. n Ruim de helft daarvan bevindt zich in de klasse tussen de 0,2-0,49‰. Een op de 20 van de overtreders in de groep beginnende bestuurders heeft een promillage van 1,3 of hoger.
Ministerie van Verkeer & Waterstaat,2007
Rijden onder invloed van drugs en medicijnen De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) constateert dat over de mate en de tijdsduur waarin drugs- en medicijngebruik van invloed is op iemands rijvaardigheid geen wetenschappelijk onderbouwd antwoord is (SWOV, 2006). Cannabis is bijvoorbeeld over lange periode detecteerbaar, maar beïnvloedt maximaal 12 uur na gebruik de rijvaardigheid negatief. Een positief bevonden bestuurder hoeft dus niet daadwerkelijk een verminderde rijvaardigheid te hebben. Of de negatieve invloed op rijvaardigheid ook leidt tot een hoger ongevalrisico staat momenteel nog ter discussie. Een aantal wetenschappelijke onderzoeken bevestigen een hoger risico, terwijl andere onderzoeken juist een lager 66
Kader 4.7
onderzoek naar rijden onder invloed van drugs of medicijnen (2006) Het drugsgebruik onder automobilisten lijkt de laatste 20 jaar toege- nomen te zijn.
n
In 2005 werd in politiedistrict Tilburg bij 10% van de bestuurders in de weekendnachten drugsgebruik geconstateerd, waarbij de meest voor komende drug cannabis is. n
Gecombineerd gebruik van alcohol en drugs is bij een kleine groep bestuurders (0,1% van alle gecontroleerde autobestuurders) in politie district in Tilburg geconstateerd. n
Indien bestuurders slechts één psychoactief medicijn of drug, met uitzondering van heroïne, en géén alcohol hebben gebruikt dan blijken zij een gering verhoogd risico te hebben. Bij gecombineerd gebruik neemt dit ongevalrisico juist sterk toe. n
SWOV,2006
Ondanks de dalende trend vormt rijden onder invloed van alcohol een groot risico voor ongevallen. Het druggebruik onder automobilisten lijkt te zijn toegenomen, waarin cannabisgebruik een groot aandeel heeft. Over de risico’s daarvan zijn de meningen nog verdeeld, doch wel is duidelijk dat multidruggebruik een sterk verhoogd risico geeft op ongevallen. Dit onderzoek onderstreept het belang van voortzetting en ontwikkeling van preventieve en handhavingsmaatregelen ten aanzien van het rijden van onder invloed onderweg. Over het optimaliseren van vervoersmogelijkheden vanuit horecagelegenheden is momenteel discussie gaande. Georganiseerd vervoer zou het verantwoordelijkheidsgevoel van 67
2007
2007
de uitgaander niet aanspreken. Er hoeft geen BOB geregeld te worden en eventuele overlast is niet voor een vriend. Dit kan volgens betrokkenen mogelijk aanzetten tot nog meer drinken in korte tijd, resulterend in gezondheidsschade bij jongeren. Anderzijds is er geen onderzoek bekend waaruit blijkt dat de BOB campagne wél leidt tot een lager landelijk alcoholgebruik onder jongeren. In de praktijk komen zelfs aanwijzingen naar voren dat de ‘BOB’ na het besturen alsnog alcohol gaat drinken. Onderzoek naar de effecten van verschillende maatregelen op het drinkgebruik van de bestuurder en van jongeren in het algemeen is nodig om dergelijke aanwijzingen en vermoedens te onderbouwen of te verwerpen.
4.5 Compulsief internetgebruik, gamen en (online) pokeren Daar het opsporen en volgen van nieuwe trends en ontwikkelingen in middelengebruik en verslaving binnen het doel van Tendens past, is onderzoek naar compulsief internetgebruik, gamen en gokken relevant nu deze vormen van gedrag steeds meer aandacht krijgen binnen onderzoek en de verslavingszorg. Compulsief internetgebruik Internet is een medium dat op grote schaal beschikbaar, toegankelijk, eenvoudig, en relatief goedkoop is. De interactie speelt zich af in real time, kan op alle tijden plaatsvinden en wordt als anoniem ervaren, waardoor mensen minder geremd worden in hun gedrag. Internet heeft zich hierdoor ontwikkeld als belangrijk middel om te communiceren en online games te spelen en/of te gokken. Deze ontwikkeling heeft ook een keerzijde: iemand kan zo intensief bezig zijn met internet en gamen dat het moeilijk is ermee te stoppen. In de volksmond noemen we dit internetverslaving of gameverslaving en diegene die daaraan lijdt wordt ook wel cyberjunk genoemd. In de wetenschappelijke literatuur wordt dit aangeduid als compulsief internetgebruik (CIU): dwangmatig en obsessief gebruik van bepaalde internettoepassingen. Indien iemand met kenmerken van compulsief internetgebruik heeft verschijnselen als niet kunnen stoppen met gebruik en vermindering sociaal- en maatschappelijk functioneren. Als deze geen toegang heeft tot internet treden er onthoudingsverschijnselen op als gespannenheid, trillerigheid en agressie. Preventiewerkers van IrisZorg signaleren dat onder meer ouders en scholen zich zorgen maken over het internetgebruik onder jongeren. Er is in Nederland nog weinig onderzoek gedaan naar de prevalentie van compulsief internetgebruik. Uit een onderzoek onder jongeren blijkt het volgende: 68
Kader 4.8
Onderzoek naar het gebruik van internet onder jongeren (2006) n
Jongeren (10-16 jaar) besteden gemiddeld 11 uur per week aan inter- netgebruik voor school en privé samen. Jongens doen dit iets meer dan meisjes (12 versus 11 uur), met uitzondering van de MSN-functie. Internet wordt vooral gebruikt voor MSN (met name voor het onder houden van al bestaande contacten met vrienden), online-games spelen, surfen en informatie zoeken en het downloaden van muziek en films. Internetgebruik onder jongeren stijgt met de leeftijd.
Surinaamse, Antilliaanse en Arubaanse jongeren internetten het meest (16 uur), terwijl de Turkse jongeren dit juist minder doen (10 uur). n
n
4% van de leerlingen van groep 7 en 8 in het basisonderwijs en klas 1 en 2 kenmerken vertoont van internetverslaving (ruim 30.000 leerlin- gen). Hierbij is geen verschil tussen jongens en meisjes gevonden. Wel vertonen kinderen van allochtone afkomst vaker deze kenmerken dan autochtone afkomst.
n Vooral verband met spelen van online games, het gebruik van MSN en het gebruik van zogenaamde profielsites zoals CU2 en Sugababes. Het bestaan van gameverslaving wordt in dit onderzoek onder deze jongeren niet bevestigd. n VMBO-leerlingen zijn meer bezig met internet dan HAVO- en VWO- leerlingen. Voor kenmerken van internetverslaving werd echter geen significant verschil tussen schoolniveau’s gevonden.
Bron: (Meerkerk et al., 2006)
Uit literatuuronderzoek (Lemmens, 2006) blijkt dat er samenhang bestaat tussen compulsief internetgebruik en de volgende factoren : n Een laag niveau van psychosociaal welbevinden, zoals het hebben van gevoelens van depressie en eenzaamheid, een negatief zelfbeeld en het minder positief zijn over eigen schoolprestaties. n Minder tijdsbesteding aan contacten met familieleden en aan hobby’s als muziek maken en sporten dan niet compulsieve internetgebruikers. n Vaker aangeven gevoelens via MSN beter te kunnen uiten en zich meer geaccepteerd te voelen. Dit zou kunnen duiden op een grotere sociale kwetsbaarheid, die samen met de functie van contact via internet een rol zou kunnen spelen in het ontwikkelen van compulsief internetgebruik.
Gamen De realiteit van de virtuele wereld, het gevoel van in een game zitten, het 69
2007
2007
mooie uiterlijk van de personages en de uitdaging van steeds moeilijker opdrachten zijn eigenschappen die het (online) gamen spannend en aantrekkelijk maken. Veruit het meest populaire game is World of Warcraft. De aantrekkelijkheid van dit spel is dat het gemakkelijk begint, maar tegelijkertijd een moeilijkheidsgraad opbouwt die zelfs de meest ervaren spelers blijft boeien (Lemmens, 2007). World of Warcraft Gespeeld door zo’n 7 miljoen spelers,die gemiddeld 26 jaar oud zijn. Het kan zowel solo als in groepen gespeeld worden. Het draait hierbij om het verslaan van vijanden en monsters, waarmee geld en experience points om naar een volgend level te gaan worden verdiend. Dit geld wordt ingezet ter onderhoud van de uitrusting en wapens om steeds sterkere vijanden te kunnen verslaan. Het maximale level is 60. Een gemiddelde speler moet ongeveer 8 maanden dagelijks 2 uur met hetzelfde personage spelen om dit level te bereiken. Hierna volgt de endgame met nog exclusievere uitrusting; een misleidende term omdat het spel geen einde en dus ook geen winnaar kent. Lemmens, 2007
Ook het gamen heeft zijn keerzijde. In recent onderzoek naar gamen werden de volgende resultaten gevonden: Kader 4.9
Onderzoek naar gamen en verslaving n Geen Nederlandse wetenschappelijke prevalentiecijfers bekend van overmatig gamen. Schatting dat 5% van de gamers verslaafd is aan het gamen. n Markt voor online games is in 2006 gegroeid met 38,5 %. n Jongeren zijn extra kwetsbaar voor gameverslaving, vanwege minder weerstand tegen aantrekkelijke impulsen.
Lemmens, 2007
Een wetenschappelijke definitie en diagnosecriteria voor gameverslaving bestaan nog niet. Gameverslaving is vergelijkbaar met gokverslaving: het door spelers niet kunnen doorbreken van hun dwangmatige gebruikspatroon ondanks dagelijks ondervonden problemen. Inmiddels is bekend dat excessief gamegebruik verstrekkende gevolgen kan hebben voor gezondheid en welzijn. Hoofd- en rugpijn en vermoeidheid zijn directe gevolgen die gelijk verdwijnen zodra gestopt wordt met spelen. De indirecte gevolgen kunnen chronisch schadelijk zijn. Deze hebben te maken met het feit dat gamen het grootste deel van de beschikbare tijd inneemt. Hieronder lijden activiteiten als sociale contacten, school, werk, slaap en eten en drinken. Ook het ervaren van de virtuele wereld als meer plezierig dan de werkelijke realiteit, zet aan tot het terugtrekken in een isolement. Bij het niet kunnen spelen komen onthoudingsverschijnselen als nervosi70
teit, frustratie en boosheid naar boven. Deze groep excessieve gamers speelt dan ook niet vanuit plezier, maar vanuit de wens om negatieve emoties niet te voelen (Lemmens, 2007). Pokeren Pokeren is een spel met kaarten en wordt, in volgorde van afnemende mate, gespeeld op het internet (online), in een illegaal live circuit, thuis aan tafel (home games) en in het casino. Het internet biedt als voordelen dat er op elk gewenst tijdsstip gespeeld kan worden en tegen elke gewenste prijs, en dat men er de deur niet voor uit hoeft. Nadelig is dat op internet geen duidelijke controle op kansspelverslaving is en mogelijkheden tot zelfpreventie beperkt zijn. In het live of aan tafel spelen van poker komen vaardigheden in het oppikken van verbale en non-verbale signalen van de spelers om de hoek kijken. Dit biedt deze spelers meer uitdaging dan op het internet. Het thuis spelen van poker is toegestaan wanneer de gelegenheid besloten is en het niet bedrijfsmatig wordt georganiseerd. Dit laatste is voorbehouden aan Holland Casino (Paulen, et. Al, 2007). Nederland kent naar schatting 150.000 pokerspelers. Het overgrote deel hiervan speelt op internet. De grootste groep spelers zijn mannen tussen de 22 en 32 jaar (Paulen, M.W. et. Al., 2007). In een recente online enquête onder 1300 jongeren van 12 tot en met 17 jaar geeft bijna de helft van de jongeren aan wel eens te pokeren. Bijna één derde (31%) geeft aan ook op internet te pokeren, waarvan 10% echt geld inzet. Onder jongeren die ‘aan tafel’ spelen zet meer dan een derde van de jongeren geld in. Onder jongeren lijkt het pokeren een nieuwe rage. (Kaboem, 2007). Wetenschappelijk onderzoek naar de omvang van pokerverslaving in Nederland uit de afgelopen vijf jaar is niet gevonden. Het Centrum voor Verslavingsonderzoek (CVO) schat het aantal kansspelverslaafden in Nederland in 2006 op 40.000 en het aantal risicospelers op 76.000. In 1996 werd het aantal kansspeelverslaafden geschat op 70.000. De mogelijke daling zou veroorzaakt zijn door beleidsmaatregelen, waaronder het weren van kansspelautomaten uit laagdrempelige horecalegenheden, en door op preventie gerichte inspanningen van aanbieders zoals amusementscentra en Holland Casino. De hulpvraag onder kansspelverslaafden nam tussen 1994 en 2003 met de helft af, vanaf 2003 wordt echter weer een stijging waargenomen. Probleemspelers zijn doorgaans ongehuwde mannen van tussen de 30 en 50 jaar (De Bruin et. Al., 2006). In 2005 heeft 3,5% van de Nederlandse internetpopulatie van 18 tot 55 jaar meegedaan aan interactieve internetkansspelen. Dit zijn ongeveer 2777.000 personen. Betaalde e-gaming blijkt voornamelijk populair onder jonge mannen (Lampert et al., 2005). 71
2007
2007
Deze recente gegevens vormden aanleiding voor een korte telefonische rondgang binnen afdelingen hulpverlening van de verschillende regio’s van IrisZorg. Hieruit komt naar voren dat er in 2006 enkele cliënten waren met gamen of internetgebruik als primaire problematiek. Bij internetgebruik gaat het dan vooral om het bezoeken van pornosites en online gokken. Meerdere maatschappelijk werkers geven aan dat de groep waarbij gamen of internetgebruik secundaire of tertiare problematiek groter is. In regio Oost viel het overmatig gamen onder jongeren met ADHD op.
4.6 Onderzoek naar lange termijn effecten van ecstasy op de hersenen De vraag wat de gevolgen van ecstasy-gebruik voor de hersenen zijn, houdt zowel gebruikers, wetenschappers als beleidsmakers bezig. Is er kans op hersenschade? En zoja, is deze blijvend? Recentelijk zijn hier verschillende rapporten over verschenen: Kader 4.10
Onderzoek naar lange termijn effecten van ecstasy op de hersenen (2004-2007) Vaak en langdurig ecstasygebruik veroorzaakt schade aan het lange termijn geheugen. Deze schade is langdurig en mogelijk blijvend. Bij blijvende schade kan dit leiden tot vroegtijdige veroudering van de cognitieve hersenfuncties. n
Jager, 2006; Kalechstein e.a., 2007; Montgomery e.a., 2005; Pennings e.a, 2004 n Er zijn sterke aanwijzingen dat gecombineerd gebruik van ecstasy met andere middelen veranderingen in de hersenfuncties veroorzaakt.
Pennings e.a., 2004; Jager, 2006 n
Vermoedens bestaan dat ook het eenmalig of af en toe in lage doses gebruiken van ecstasy langdurige hersenbeschadigingen als effect heeft, vooral bij gebruik van hoge doses in korte tijd in een warme ruimte met als extra risico oververhitting. Of het blijvend schade betreft, is niet aangetoond.
Pennings e.a., 2004; Jager, 2006
Mogelijk zijn er ook positieve lange termijn effecten op hersenen aan- wezig, zoals concentratievermogen en angstremming. Daarom bestaat er toenemende belangstelling voor het gebruik van XTC als medicijn. Niet vermeld wordt of het effect aanhoudt na het stoppen met gebruik. n
www.drugsinformatie.nl; Jager, 2006
72
Jager, die gebruik maakte van functionele MRI- scans van de hersenen van jongeren, toonde geen merkbaar negatief effect aan op de werking van het geheugen of op aandacht na het gebruik van enkele ecstasy-pillen. Veelvuldig gebruik van ecstasy leidde echter tot minder goede prestaties op een geheugentaak en beïnvloedde de activiteit van bepaalde delen van de hersenen die betrokken zijn bij het geheugen. Ed Pennings en zijn collega's concludeerden in een uitgebreide literatuurstudie juist dat het gebruik van meerdere ecstasy-pillen kort na elkaar wel kan leiden tot blijvende hersenschade, namelijk een blijvende beschadiging van zenuwcellen. De omgevingstemperatuur speelt hierbij een belangrijke rol. De schadelijke effecten van ecstasy op cognitieve functies (bijvoorbeeld geheugen, aandacht, planning) lijken dosisafhankelijk. Hoe meer ecstasy er in een leven gebruikt is, hoe groter de schade. De vraag of éénmalig of matig ecstasygebruik tot functionele schade leidt is nog altijd moeilijk te beantwoorden. Hier is weinig onderzoek naar gedaan.
4.7 Terugkoppeling naar resultaten uit de panelstudie en analyse cliëntgegevens Met het doel de resultaten uit de andere bronnen van Tendens te vergelijken met landelijke onderzoeken en ontwikkelingen, is hierboven een selectie van de meest recente publicaties uiteengezet. Het onderstaande kader geeft een overzicht van onderwerpen waarbij de resultaten uit de verschillende bronnen met elkaar overeenkomen of elkaar anderszins raken. Bij alcohol en jeugd komt naar voren dat het alcoholgebruik onder jongeren bij het uitgaan hoog is, maar dat er in 2006 niet significant meer jongeren ( jonger dan 30 jaar) in het cliëntenbestand van De Grift stonden met als primaire problematiek alcohol. Dit hangt mogelijk samen met de constatering dat het bij alcoholproblematiek jaren kan duren voordat iemand zich wendt tot de verslavingszorg. Het signaal van een aanwezige alcoholproblematiek onder ouderen ouder dan 54 jaar, zoals dat naar voren komt uit de analyse van de cliëntgegevens, wordt versterkt door de meest recente gegevens uit landelijk onderzoek. Uit de vergelijking van de panelstudie met de landelijke onderzoeken komt naar voren dat jongeren slaap- en kalmeringsmiddelen niet alleen als zodanig gebruiken, maar ook in combinatie (al dan niet op recept) met andere middelen. Hoewel het percentage overtreders van de alcohollimiet onder bestuurders in Gelderland daalt en relatief laag is, komt uit de panelstudie naar voren dat de mate waarin afspraken worden gemaakt over een nuchtere bestuurder per netwerk zeer verschilt en dat gebruik van alcohol of andere middelen als cocaïne door de ‘BOB’ niet is uitgesloten. Wat betreft het internetten, gamen en pokeren komt uit zowel de panelstudie als lande73
74 Het gebruik van alcohol is ‘normaal’ in het weekend en bij alle vormen van uitgaan.
Alcohol en jeugd
Rijden onder invloed van alcohol
Valium wordt in één netwerk gebruikt ter versterking van de werking van ecstasy en speed of van kalmeringsmiddelen.
Slaap- en kalmeringsmiddelen
In enkele netwerken wordt het gebruik van andere middelen om te ‘ontnuchteren’, zoals cocaïne, wel geaccepteerd.
Het drinken van (teveel) alcohol door de bestuurder lijkt in de meeste netwerken niet getolereerd. De mate waarin wordt ‘geBOBd’ verschild zeer per netwerk.
Gebruik onder jongeren met problemen als kalmeringsmiddel.
Gebruik om te kunnen slapen na het uitgaan of na het gebruik van stimulerende middelen.
Niet van toepassing
Alcohol en ouderen
Niet van toepassing
Niet geanalyseerd.
Het aantal alcoholcliënten ouder dan 54 jaar is in 2006 significant hoger dan het aantal jonger dan 54 jaar.
Het aantal alcoholcliënten jonger dan 30 jaar is in 2006 significant lager dan het aantal ouder dan 30 jaar.
Het aantal alcoholcliënten was de afgelopen vijf jaar minstens de helft van het totaal aantal cliënten van De Grift.
Analyse cliëntgegevens (2006)
Overtreders komen op het moment van aanhouding veelal uit een horecagelegenheid. Echter een op de 3 komt terug van een bezoek aan vrienden, familie en kennissen of heeft thuis alcohol gedronken.
Het hoogste percentage overtreders betreft mannen tussen de 25 en 50 jaar.
Het percentage overtreders in Gelderland daalt en ligt op ongeveer 2%.
Er zijn ongeveer 650.000 chronische gebruikers van slaap- en kalmeringsmiddelen (langer dan één jaar) in Nederland, waarvan het grootste deel (oudere) vrouwen.
Aandeel vrouwen en hoog opgeleiden relatief groot onder ouderen met alcoholproblematiek.
Alcoholgerelateerde hulpvraag door mensen van 55 jaar en ouder is, gecorrigeerd voor vergrijzing, in de laatste 10 jaar bijna verdubbeld.
Het drinken van alcohol op jonge leeftijd kent korte en lange termijn risico’s.
Nederlandse jongeren drinken meer en beginnen op steeds jongere leeftijd.
Landelijke onderzoeken en ontwikkeling (2004-2007)
Kader 4.11
Jongeren met problemen drinken ook alleen en door de week om problemen te vergeten.
Het thuis indrinken alvorens uit te gaan is trend binnen veel netwerken.
Panelstudie jongeren (2006)
lijk onderzoek het signaal naar voren dat pokeren onder jongeren populairder wordt, zowel online als aan tafel. In de cliëntenregistratie blijkt bij gokken sprake van twee groepen die er uit springen, namelijk mannelijke cliënten jonger dan 30 jaar en vrouwelijke cliënten ouder dan 54 jaar. De landelijke onderzoeken laten wat betreft de mannelijke cliënten een vergelijkbaar beeld zien. Het gebruik van ecstasy tenslotte is in de panelstudie alleen gesignaleerd in het uitgaanscircuit, en dan met name op party’s en afterparty’s. Relatief gaat het in 2006 om een kleine groep cliënten, maar er zijn significant meer ecstasy cliënten jonger dan 30 jaar.
Onderwerp
2007 2007
Vergelijking van resultaten uit panelstudie, cliëntgegevens en DIMS met landelijke onderzoeken en ontwikkeling
75
76 Ecstasy Aantal cliënten ecstasy is 0,5% van totaal aantal cliënten De Grift in 2006
Gebruik vindt vooral plaats op kleinschalige en grootschalige dance-party’s en afterparty’s thuis of in horeca
Tussen het aantal mannen en vrouwen in deze cliëntgroep is in 2006 geen significant verschil gevonden.
Onder cliënten ecstasy bevinden zich significant meer jongeren (< 30 jaar).
Onder vrouwelijke cliënten ligt het aantal ouder dan 54 jaar in 2006 significant hoger dan het aantal vrouwelijke cliënten uit deze groep jonger dan 54 jaar.
In het uitgaanscircuit beperken deze signalen zich tot het spelen van poker aan tafel, zicht op het pokeren achter de computer is er in deze netwerken niet. Het pokeren gebeurt legaal in het casino maar ook illegaal in het uitgaanscircuit, waar inzetbedragen van over de duizend euro zijn gesignaleerd.
Uit onderzoek naar lange termijn effecten van ecstasy op de hersenen komen risico’s op blijvende veranderingen en beschadigingen in hersenfuncties naar voren én een mogelijk positieve invloed op concentratievermogen en angstremming.
Kenmerken van (online) pokeraars en spelers van betaalde e-games: - mannen - alleenstaand - jonger dan 30 jaar: pokeren - tussen de 30 en 50 jaar: probleemspelers
Wetenschappelijk onderbouwde cijfers van de prevalentie van compulsief internetgebruik, online gamen en pokeren ontbreken.
Van het totaal aantal cliënten van De Grift is 4% ingeschreven als cliënt met als primaire problematiek gokken.
In het uitgaanscircuit zijn spelen op de fruitkast en poker genoemd. In meerdere netwerken is gesignaleerd dat poker steeds populairder wordt onder jongeren. In enkele netwerken komt problematisch spelen op fruitkasten naar voren onder mannelijke cafébezoekers.
Internet, gamen en gokken
Onder de mannelijke gokcliënten het aantal jonger dan 30 jaar ligt in 2006 significant hoger dan het aantal cliënten uit deze groep ouder dan 30 jaar.
Landelijke onderzoeken en ontwikkeling (2004-2007)
Analyse cliëntgegevens (2006)
Panelstudie jongeren (2006)
Onderwerp
2007
Kader 4.11 (vervolg)
De Quick Scan:
een onderzoeksinstrument als basis
5 2007
voor gemeentelijk preventiebeleid
5.1 Inleiding Tendens is een monitor met gegevens over de laatste trends en ontwikkelingen in het gebruik van alcohol en drugs onder jongeren en jongvolwassenen in Gelderland. Het biedt de lezer compacte informatie over de meeste genotmiddelen en globale informatie over trends in het gebruik onder verschillende groepen jongeren. Ook gegevens uit de cliëntregistratie komen aan de orde. De informatie in deze en de voorgaande edities van Tendens is vooral van regionaal niveau. Uit evaluaties onder beleidsmedewerkers van verschillende gemeentes blijkt dat deze informatie positief wordt gewaardeerd als middel om op de hoogte te blijven van regionale ontwikkelingen. Beleidsmedewerkers geven aan dat er behoefte is aan onderzoeksgegevens op lokaal niveau.
In deze Tendens zijn de cijfers uit onze cliëntregistratie gerapporteerd naar regio. Dit maakt een globale vergelijking tussen de regio’s mogelijk. Deze gegevens zijn echter ook specifiek voor elke gemeente beschikbaar. De afgelopen jaren hebben verschillende gemeentes Iriszorg opdracht gegeven tot een onderzoek op gemeentelijk niveau. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de cijfers uit onze cliëntregistratie op gemeentelijk, en indien gewenst, op wijkniveau. Ook onze andere gegevensbronnen worden hierin ingezet om van regionale naar lokale gegevens te gaan.
Regionaal en lokaal onderzoek neemt op de afdeling Preventie & Monitoring van Iriszorg zowel intern als extern een belangrijke plaats in in het opzetten, uitvoeren en evalueren van preventieprojecten. Bij opdrachtgevers speelt onderzoek vaak een rol in de ontwikkeling van beleid. De actu77
2007
2007
aliteit rondom het lokale middelengebruik en de daarmee samenhangende problematiek is één van de factoren die bepalen welk onderzoek gewenst is. Zo kan in de in de ene gemeente een signaal van riskant gebruik van cocaïne in het uitgaanscircuit aanleiding zijn tot een onderzoek en in een andere gemeente het alcoholgebruik onder ouderen. Niet alleen de aanleiding, maar ook de beschikbaarheid van onderzoeksgegevens bepaalt de behoefte aan nieuw onderzoek. De mate waarin recente en relevante onderzoeksgegevens met betrekking tot alcohol en drugs voorhanden zijn verschilt echter per gemeente en ook per wijk. Geconcludeerd kan worden dat de onderzoeksvraag per gemeente verschillend is. Om die reden voert Iriszorg naast deze regionale monitor lokaal onderzoek op maat uit. Een efficiënte methode voor onderzoek op maat is de Quick Scan.
5.2 De Quick Scan De Quick Scan is een instrument om in relatief korte tijd veel gegevens te verzamelen over het alcohol- en drugsgebruik onder een afgebakende, kleine doelgroep. Deze methode is ontwikkeld om snel een kwalitatief beeld op te leveren van het gebruik van alcohol en drugs in een bepaalde (uitgaans-) setting en van interventiemogelijkheden in een lokale situatie. Daarnaast wordt tijdens het onderzoek draagvlak gecreëerd voor het eventueel uitvoeren van preventieve interventies (Lemmers, L. en Riper, H., 2005). Deze methode is bij uitstek geschikt om tot concrete en onderbouwde beleidsaanbevelingen ten aanzien van maatregelen en wijkgerichte of anderszins lokale interventies te komen. Om in relatief korte tijd een betrouwbaar beeld te krijgen van de stand van zaken wordt gebruik gemaakt van meerdere gegevensbronnen. Verschillende informatiebronnen worden gecombineerd en verschillende methoden van onderzoek toegepast om deze informatie te verzamelen. Het gebruik van verschillende methodes en bronnen kan de betrouwbaarheid van de gegevens controleerbaar maken en vergroten (Baarda et al, 1996). De Quick Scan is een verkennend onderzoek en levert voornamelijk kwalitatieve gegevens op. Behalve als basis voor preventiebeleid kan de Quick Scan ook dienen als oriëntatie voor een grootschalig, kwantitatief onderzoek. In de Quick Scan komen de volgende onderzoeksmethoden voor: Bureau-onderzoek Als de onderzoeksvragen duidelijk zijn, is het in kaart brengen van de reeds beschikbare gegevens en inventariseren welke gewenste gegevens nog missen een belangrijk eerste stap. Op basis van deze inventarisatie 78
kan in het onderzoeksontwerp efficiënt gebruik worden gemaakt van de reeds beschikbare gegevens. Hierdoor kan het onderzoek zich richten op het verzamelen van gegevens die nog gemist worden en wordt geen dubbel onderzoek gedaan. In het bureau-onderzoek worden naast de reeds beschikbare onderzoeksgegevens ook beleidsdocumenten en projectplannen geanalyseerd. Dit levert een beeld op van de bestaande voorzieningen en interventies voor de doelgroep en waar mogelijk ook van de effectiviteit hiervan. Interviews met sleutelfiguren en doelgroep In dit verkennende onderzoek is het interviewen van goedgekozen sleutelfiguren de meest effectieve manier van dataverzameling (Lemmers, L. en Riper, H., 2005). De Quick Scan maakt gebruik van semi-gestructureerde interviews. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een vooraf opgesteld interviewprotocol met aandachtspuntenlijst, waarvan in principe alle punten tijdens elk interview aan bod komen. Sleutelfiguren komen in aanmerking voor een interview als zij beroepsmatig en/of vanuit nevenfuncties contacten met de doelgroep hebben. Elke deelnemer aan de interviews blijft anoniem. Interviews vinden individueel plaats of, bij focusgroep-interviews, in groepsverband. Observaties in het veld Observaties leveren informatie over de locatie, eventuele huisregels, het publiek en de manier waarop men omgaat met alcohol- en drugsgebruik en met incidenten. Voor een Quick Scan wordt geobserveerd op locaties zoals een uitgaansgelegenheid, een keet of een hangplek. Ook bij de observaties wordt gebruik gemaakt van een aandachtspuntenlijst met hierop observatiepunten en gespreksonderwerpen. De observaties leveren aanvullende informatie op op de andere methoden van het onderzoek. Enquête Indien naast kwalitatieve gegevens ook cijfers gewenst zijn, kan een enquête wordt uitgezet onder de doelgroep. Aan de hand van een steekproef onder de doelgroep met een gestandaardiseerde vragenlijst kan een kwantitatieve indicatie worden verkregen van het alcohol- en drugsgebruik onder de doelgroep. Expert-meeting De expert-meeting is een bijeenkomst waar de meningen en ideeën van ‘experts’ worden geïnventariseerd. Onder deze experts kunnen zich zowel professionals als jongeren bevinden. Aan het begin van het onderzoek kan een expert-meeting draagvlak voor het onderzoek creëren en sleutelfiguren voor de interviews opleveren. Een expert-meeting aan het einde 79
2007
2007
van het onderzoek dient om de eerste resultaten van het onderzoek terug te koppelen en te peilen wat de betrokkenen zelf adequate beleidsaanbevelingen vinden.
5.3 De Quick Scan in de praktijk De methodiek van de Quick Scan leent zich voor het opzetten van een onderzoek op maat. Onderstaand overzicht geeft voorbeelden van vragen die aanleiding hebben gevormd of zouden kunnen vormen voor het doen van een Quick Scan:
Inmiddels heeft IrisZorg in opdracht van verschillende gemeentes een aantal Quick Scans uitgevoerd. Hieronder volgen enkele rapporten: Kader 5.2
Verschenen rapporten van uitgevoerde Quick Scans Roomer, A. Analyse risicojongeren in gemeente Huissen. Arnhem: De Grift, 2005. In opdracht van gemeente Lingewaard. n
Roomer, A. Verkenning Jongeren en middelenmisbruik in gemeente Groesbeek. Een kwalitatieve verkenning van het genotmiddelengebruik onder hangjongeren in Groesbeek. In opdracht van gemeente Groesbeek n
Linck, H. Quick Scan Renswoude. Een onderzoek naar alcohol- en drugsgebruik onder jongeren in Renswoude. In opdracht van gemeente Renswoude. n
Kader 5.1
Overzicht van vragen als aanleiding voor een Quick Scan n Wat is de aard en de omvang van het gebruik van alcohol en drugs in het uitgaanscentrum van deze gemeente? Is er samenhang tussen dit gebruik en de ervaren overlast in het uitgaanscentrum? n Wat is de aard en de omvang van het gebruik van alcohol en drugs door jongeren in de keten in en rondom deze gemeente? Welke maatregelen dienen ondernomen te worden?
Deze rapporten bevatten naast gegevens over het gebruik van alcohol en drugs onder de vooraf afgebakende doelgroep beleidsaanbevelingen voor interventies en maatregelen. Mede op basis van deze rapporten kunnen projectplannen ontwikkeld worden. Zo is na het verschijnen van de Quick Scan Renswoude een werkgroep aan de slag gegaan waarin verschillende lokale organisaties aan deelnemen, om in samenwerking met elkaar tot een projectmatige aanpak te komen.
n Wat is de aard en de omvang van het alcoholgebruik onder ouderen in wijk X van deze gemeente? Welke preventieve en/of zorginterventies zijn voor deze doelgroep nodig? n Welke factoren liggen onder het gebruik van alcohol en drugs onder de hangjongeren van wijk Y en de hiermee samenhangende overlast? Welke interventies en maatregelen kunnen de verschillende organisa- ties in deze wijk hierop ondernemen?
80
81
2007
2007
Bijlagen
Bijlage
82
pagina
1.1 De panelmethode
84
1.2 Mutaties in het panel
86
1.3 Schematisch overzicht netwerken
87
1.4 Schattingen door panelleden van de omvang van het middelengebruik (%) in de netwerken in 2006
89
2 Gegevens uit de cliëntenregistratie in tabellen en grafieken
92
3 Lijst van geraadpleegde bronnen bij hoofdstuk 4
101
A Het ABC van de drugs
104
B Het ABC van muziekstijlen
113
C Lijst van overige geraadpleegde bronnen
114
83
2007
2007
Bijlage 1.1 De panelmethode In 2003 is De Grift van start gegaan met een panelstudie in zijn verzorgingsgebied (Roomer en Poelmans, 2004). Deze studie is vormgegeven met medewerking van het Instituut Bonger, grondlegger van de Amsterdam Antenne (Korf, Nabben en Benschop, 2002). De panelstudie is een beschrijvend onderzoeksinstrument, waarin doorlopend kwalitatieve gegevens worden verzameld over drugs en drugsgebruik in netwerken van Gelderse jongeren en jongvolwassen. Deze onderzoeksmethode schetst algemene ontwikkelingen, die enerzijds iets zeggen over trendsetters, die meer dan gemiddeld met alcohol en drugs experimenteren en vaak voortrekkers zijn in het uitgaansleven. Anderzijds iets vertelt het onderzoek iets over jongeren die vanwege hun riskante levensstijl in de problemen komen, zoals criminele jongeren of voor buitenstaanders moeilijk toegankelijke hangjongeren. Men moet er voor waken om deze bevindingen te generaliseren naar jongeren in het algemeen. De panelstudie gaat in het algemeen niet over de ‘doorsneejongeren’. Wel kunnen nieuwe ontwikkelingen een algemeen karakter krijgen die via trendsetters doorzetten naar trendvolgers en die zich daarna bij een breder publiek manifesteren (Korf e.a., 2002). Panelleden Centraal in de panelstudie staan de panelleden. Zij worden jaarlijks face-to-face en onafhankelijk van elkaar geïnterviewd. Hiermee wordt voorkomen dat er vertekeningen optreden doordat panelleden elkaar onderling beïnvloeden of napraten. Panelleden worden niet geïnterviewd over hun eigen gebruik, maar over wat zij waarnemen in hun sociaal netwerk3. Ieder panellid vertegenwoordigt een netwerk of locatie waar alcohol en/ of drugs worden gebruikt. Het selecteren en samenstellen van het panel is een zorgvuldige zaak. Niet iedereen is geschikt als panellid. Een panellid moet voldoen aan de volgende criteria: Hij of zij moet voldoende inzicht hebben in trends in de drugswereld en kennis hebben over drugs; n Hij of zij moet een sleutelpositie innemen en serieus worden genomen door het netwerk; n Hij of zij bevindt zich in een netwerk met een zekere omvang of bevindt zich in meerdere kleinere netwerken ; n Hij of zij heeft regelmatig contact met een netwerk van jongeren en jongvolwassenen tot en met 28 jaar; n Hij of zij moet een zekere reflectie hebben en helikopterview kunnen toepassen; n Hij of zij moet zich bevinden in een netwerk of locatie dat zich beweegt in het verzorgingsgebied van de Grift. n
84
Bij de selectie van de panelleden is rekening gehouden met een zo groot mogelijke diversiteit van netwerken en locaties. De panelleden worden onderverdeeld in de clusters: (1) uitgaanscircuit; (2) hangjongeren en (3) probleemjongeren. Er wordt gestreefd naar een goede balans van uitgaanders, hangjongeren en probleemjongeren, waarbij de uitgaansnetwerken verhoudingsgewijs oververtegenwoordigd zijn. De reden hiervoor is dat met name het uitgaansleven een dynamische wereld is, waarin hypes en trends op het gebied van mode, muziek, maar ook van alcohol en drugs elkaar snel opvolgen. Bij de selectie van de panelleden heeft ook de locatie of stad waar het netwerk zich bevindt meegespeeld. Het verzorgingsgebied van De Grift is (tot 2007) opgesplitst in drie regio’s: Midden (Arnhem en Gelderse Vallei), Zuid (Rivierenland en Nijmegen) en Oost (Achterhoek en Liemers). Het aantal netwerken ligt ieder jaar rond de dertig, maar is niet constant. De tijdelijkheid waarmee de netwerken bestaan is hiervan de belangrijkste oorzaak. In de bijlagen wordt een overzicht gegeven van de netwerken of locaties van de panelleden. Werkwijze Voor de interviews van de panelleden hebben we grotendeels gebruik gemaakt van de semi-gestructureerde vragenlijst4 van Antenne en de vragenlijst van het onderzoek ‘Dörkumse Jongeluu veur wie zoepen en blowen te wiet gaot’ (Bouwens en de Rover, 2001). De interviews zijn op een uitzondering na in het najaar van 2006 afgenomen. De tijdsduur van de interviews varieerde van één tot drie uur. Nieuwe panelleden hebben eerst een (telefonisch dan wel mondeling) voorgesprek gehad, waarin uitleg werd gegeven en de selectiecriteria werden doorgenomen. Vervolgens is een afspraak gemaakt voor een interview. De interviews zijn respectievelijk bij panelleden thuis, op het werk of in het café afgenomen. Soms zijn er meerdere afspraken geweest om eenzelfde persoon te interviewen. Alle interviews zijn zo snel mogelijk uitgewerkt. Om de anonimiteit van de panelleden en uitgaansgelegenheden te waarborgen worden zij gecodeerd weergegeven. Zo worden panelleden aangeduid met een nummer en bij degenen die meer dan één netwerk bestrijken, met een toevoeging van de letter a en b voor de afzonderlijke netwerken. Panelleden, kleine dorpen en horecagelegenheden hebben een fictieve naam gekregen om de anonimiteit te garanderen en te beschermen tegen derden.
3. Het kleinste netwerk vertegenwoordigt tien jongeren en jongvolwassenen, het grootste netwerk heeft een omvang van meer dan vijfhonderd jongeren en jongvolwassenen 4. In een semi-gestructureerde vragenlijst liggen de vragen en antwoorden niet van tevoren vast, maar de onderwerpen wel (Baarda, de Goede en Teunissen, 1995).
85
2007
2007
Bijlage 1.2 Mutaties in het panel
Bijlage 1.3 Schematisch overzicht netwerken
Het kan voorkomen dat panelleden afhaken, omdat er zich veranderingen in het persoonlijke leven hebben voorgedaan, waardoor een panellid niet meer goed zicht op een bepaald netwerk of locatie heeft. Ook bestaan veel netwerken niet langer dan twee of drie jaar. Het is dan zaak om een nieuw panellid te zoeken, die eenzelfde netwerk of locatie vertegenwoordigt. We spreken van uittredende panelleden, waarbij het niet lukt om deze te vervangen of vervangen panelleden, die worden vervangen door anderen afkomstig uit hetzelfde of gelijksoortige netwerk. Daarnaast zijn er nieuwe panelleden, deze vertegenwoordigen een nieuwe locatie of netwerk. Uittredende panelleden in meting T6 (Tendens 2007) > n
4b, Juriaan, uitgaanders (høkers) regio Oost 5a, Michael, smartshopeigenaar. Zijn smartshop is gesloten. n 11a, Dennis en Anna, uitgaanders Nijmegen n 16a, Billy: uitgaanders Nu-metal. n 19a, Wally, probleemjongeren Zuid n 24a, Brenda, probleemjongeren regio Zuid n 27a, Youri, uitgaanders Nijmegen n 29a, Koen, hangjongeren Arnhem. Is geen hangjongere meer en netwerk is uit elkaar. Koen vertegewnoordigt nieuw netwerk uitgaanders en staat daarom ook bij de nieuwe panelleden. n
Vervangen panelleden in meting T6 (Tendens 2007) > 1b, Jerry, hangjongeren regio Oost, vervangen door Steffan 11b, Dennis en Anna, uitgaanders Nijmegen, vervangen door Ramona n 17a, Stuffan, uitgaanders Arnhem tekno. Vervangen door Markus n 20a, Wendy, uitgaanders hardhouse. Vervangen door Bea n 26a en b, Harm, uitgaanders Nijmegen club en hardcore en bezoekers after party’s en kinky party’s. vervangen door Tattooboy. n
n
Nieuwe panelleden in meting T6 (Tendens 2007) > n n n
86
4c,d,e,f,g,h, Bernhard, uitgaanders en hangjongeren regio Oost 30, Twan, uitgaanders Arnhem 31, Koen, uitgaanders Arnhem
87
88 (+) = toename t.o.v 2005; (-) = afname t.o.v. 2005; (=) = geen verschil t.o.v. 2005 Skm= slaap- en kalmeringsmiddelen
Bijlage 1.4 Schattingen door panelleden van omvang van het drugsgebruik (%) in de netwerken in 2006
2007 2007
Bijlage 1.3 Schematisch overzicht netwerken (vervolg)
89
90 (+) = toename t.o.v 2005; (-) = afname t.o.v. 2005; (=) = geen verschil t.o.v. 2005 Skm= slaap- en kalmeringsmiddelen
Bijlage 1.4 vervolg
(+) = toename t.o.v 2005; (-) = afname t.o.v. 2005; (=) = geen verschil t.o.v. 2005 Skm= slaap- en kalmeringsmiddelen
Bijlage 1.4 vervolg
2007 2007
91
2007
2007
Bijlage 2
Gegevens uit de cliëntenregistratie in tabellen en grafieken
Tabel 2.1
Aantallen cliënten per woonregio in 2006 (N= 5756) Woonregio
Tabel 2.3
Jaar Alcohol Opiaten Cocaïne Cannabis Amfetamine Ecstasy-achtigen Som
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Cliënten
Buiten Werkgebied/Onbekend 154 Midden 2069 Oost 1495 Zuid 2038 Totaal 5756
Figuur 2.1
Grafische weergave van aantallen cliënten per woonregio in verhouding tot het totaal aantal cliënten van IrisZorg in 2006 (N= 5756)
Buiten Werkgebied/Onbekend
Tabel 2.4
3%
35% Zuid
3%
Midden
Buiten Werkgebied/Onbekend
36% Midden
35%
36%
991 1123 1155 1276 1524 1772 1971
407 437 485 573 677 781 816
Buiten Werkgebied/Onbekend Midden Oost
Midden Oost
157 191 253 312 402 466 541
161 176 212 258 346 409 499
16 16 17 23 38 61 104
9 13 15 18 15 22 21
1741 1956 2137 2460 3002 3511 3952
Aandeel cliënten in periode 2000-2006 per primaire problematiek in verhouding tot totaal aantal cliënten met primaire problematiek middelengebruik (n=3952) Jaar Alcohol Opiaten
Buiten Werkgebied/Onbekend
Zuid
Absolute aantallen cliënten in periode 2000-2006 met primaire problematiek op gebied van middelengebruik (n= 3952)
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
56,9% 57,4% 54,0% 51,9% 50,8% 50,5% 49,9%
23,4% 22,3% 22,7% 23,3% 22,6% 22,2% 20,6%
Cocaïne 9,0% 9,8% 11,8% 12,7% 13,4% 13,3% 13,7%
Cannabis Amfetamine Ecstasy-achtigen 9,2% 9,0% 9,9% 10,5% 11,5% 11,6% 12,6%
0,9% 0,8% 0,8% 0,9% 1,3% 1,7% 2,6%
0,5% 0,7% 0,7% 0,7% 0,5% 0,6% 0,5%
Zuid
Zuid
Oost Oost
26%
26%
Tabel 2.2
Aantallen cliënten van De Grift per 1000 inwoners per regio (n= 5602) Aantal inwoners Aantal cliënten De Grift Aantal cliënten (2006) (2006) De Grift per 1000 inwoners Midden 523048 2069 4,0 Oost 389205 1495 3,8 Zuid 544438 2038 3,7 Totaal 1456691 5602 3,8
92
93
2007
2007
Figuur 2.2
Figuur 2.4
Trendoverzicht van aantallen cliënten in periode 2000-2006 naar primaire problematiek (n= 3952)
Trendoverzicht Aandeel cliënten in periode 2000-2006 per primaire problema- tiek in verhouding tot totaal aantal cliënten (amfetaminen, ecstasy-achtigen) met primaire problematiek middelengebruik (n= 3952)
2500
3,0% 2000
2,5% Alcohol
1500
Opiaten
2,0%
Cocaïne Cannabis
1000
Amfetamine Ecstasy-achtigen
500
1,0%
0
0,5% 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Amfetamine
1,5%
2006
Ecstasy-achtigen
0,0% 2000
Figuur 2.3
Trendoverzicht Aandeel cliënten in periode 2000-2006 per primaire problematiek in verhouding tot totaal aantal cliënten (alcohol, opiaten, cocaïne, cannabis) met primaire problematiek middelengebruik (n= 3952)
Tabel 2.5
Leeftijdscategorie 6-12 jaar
13-18 jaar
19-24 jaar
60,0%
31-36 jaar
25-30 jaar 37-42 jaar Alcohol
40,0%
Opiaten Cocaïne
30,0%
Cannabis
2005
2006
39
312
554 582
729
642
Vrouw 1
24
115
2005
2006
990 927
9
Totaal
10
2
4083
63
427
261
326
22
68
6
698
172
105
346
Totaal
144
152
85-90 jaar
2004
5
61-66 jaar
55-60 jaar
79-84 jaar
2003
Man
307
10,0%
2002
2004
620
73-78 jaar
2001
2003
49-54 jaar
20,0%
2000
94
43-48 jaar
67-72 jaar
0,0%
2002
Aantallen cliënten naar leeftijd en geslacht (N= 5756)
70,0%
50,0%
2001
177
26 5
1
1673
754
968 523
257 94
31 15
3
5756
95
2007
2007
Figuur 2.5
Figuur 2.7
Aantallen cliënten naar leeftijd en geslacht (N= 5756)
Aantal cliënten opiaten in 2006 naar leeftijd en geslacht (n= 816)
78-84 jaar
78-84
66-72 jaar
66-72
54-60 jaar
54-60 Man
42-48 jaar
Man
Vrouw
42-48
Leeftijdscategorie
Vrouw
Leeftijdscategorie
30-36 jaar
30-36
18-24 jaar
18-24
6-12 jaar
6-12 0
100
200
300
400
500
600
700
800
0
50
100
Aantal cliënten
Figuur 2.6
150
200
250
Aantal cliënten
Aantal cliënten alcohol in 2006 naar leeftijd en geslacht (n= 1971) Figuur 2.8
Aantal cliënten cocaïne in 2006 naar leeftijd en geslacht (n= 541)
78-84
78-84
66-72
66-72
54-60
54-60
Man Vrouw
42-48
Man
42-48
Vrouw
Leeftijdscategorie 30-36
Leeftijdscategorie
30-36
18-24
18-24
6-12
6-12
0
0
50
100
150
200
250
300
350
50
100
150
Aantal cliënten
Aantal cliënten
96
97
2007
2007
Figuur 2.9
Figuur 2.11
Aantal cliënten cannabis in 2006 naar leeftijd en geslacht (n= 499)
Aantal cliënten ecstasy in 2006 naar leeftijd en geslacht (n= 21) 84-90
78-84
78-84 72-78
66-72
66-72 60-66
54-60
54-60
Man 42-48
Vrouw
48-54
Man
42-48
Vrouw
Leeftijdscategorie
Leeftijdscategorie 30-36
36-42
30-36 24-30
18-24
18-24 12-18
6-12
6-12
0
20
40
60
80
100
120
140
1
2
3
4
5
6
7
Aantal cliënten
Aantal cliënten
Figuur 2.10
0
Aantal cliënten amfetaminen in 2006 naar leeftijd en geslacht (n= 104)
Figuur 2.12
Aantal cliënten gokken in 2006 naar leeftijd en geslacht (n= 206)
78-84 66-72 78-84
54-60
66-72
Man
42-48
54-60
Man
42-48
Vrouw
Leeftijdscategorie 30-36
Vrouw
Leeftijdscategorie 30-36 18-24 6-12
18-24
0
6-12
10
20
30
40
50
Aantal cliënten 0
10
20
30
40
Figuur 2.11: Aantal cliënten ecstasy in 2006 naar leeftijd en geslacht (n= 21) Aantal cliënten
98
99
2007
2007
Figuur 2.13
Bijlage 3 lijst van geraadpleegde bronnen bij hoofdstuk 4
Trends en ontwikkelingen gebruik van opiaten onder cliënten met als eerste problematiek opiaten (n= 816)
Ad 2. Lange termijn gevolgen van XTC voor de hersenen
Gouzoulis-Mayfrank, E., Dauman, J. (2006) Neurotoxicity of mathenylenbedioxyamphetamines (MDMA;ecstasy) in humans: how strong is the evidence for persisent brain damage? Addiction Mar; 101 (3):348-61 Jager, G. (2006) Functional MRI studie in humnan Ecstasy and cannabis users: Proefschrift. Kalechstein, A.D., De La Garza, R., Mahoney, J.J., Fantegrossi, W.E. en Newton, T.F. (2007) MDMA use and neurocognition : a meta-analytic review. Psychopharmacology, 189 (4). Montgomery, C., Fisk, J.E., Newcombe, R., Murphy, P.N (2005) The differential effects of ecstasy/poludrug use executive components:shifting, inhibition, updating and access to semantic memory. Psychofarmacology 182 (2). Pennings, E.J.M, Eilering, J.B.G., Wolff, de, F.A. (2004) Langetermijneffecten van XTC. Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden. www.drugsinformatie.nl/61-01-Antwoorden.htm, pag 3 (geraadpleegd in mei 2007) www.drugstest.nl Presentatie Werking en gezondheidsrisico’s van XTC. Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS) (geraadpleegd in mei 2007)
800 700 600 500
Heroïnegebruik Methadongebruik
400
Morfinegebruik Overige opiatengebruik
300 200 100 0 1
Figuur 2.14
2
3
4
5
6
7
Verdeling van aantallen cliënten met primaire problematiek op het gebied van alcohol of drugs naar regio van De Grift in 2006. 100%
Ad 3. Alcohol, jeugd & beleid
90% 80% 70%
Ecstasy-achtigen
60%
Amfetamine Cannabis
50%
Cocaïne
40%
Opiaten
30%
Alcohol
20% 10%
Cliënten
0% Midden
Figuur 2.15
Oost
Zuid
Amfetamine Verdeling van aantallen cliënten per primaire problematiek naar stedelijke en Ecstasy-achtigen 2% niet-stedelijke gebieden (n=3952) 0% Cannabis 13%
Cliënten
Amfetamine Cannabis
2%
Cliënten
Cocaïne
100% Amfetamine
15% Ecstasy-achtigen 0%
5%90% Cannabis
13%
12%
Alcohol Opiaten
Alcohol Ecstasy-achtigen 46%
Cocaïne
1%
Cannabis
80%
Amfetamine
70%
Ecstasy-achtigen
Alcohol Opiaten Cocaïne Alcohol 24% 11% 46%
Cocaïne 15%
60%
Opiaten
Cocaïne
30% Amfetamine
Opiaten 24%
13%
Ecstasy-achtigen 20%
Opiaten
Alcohol
Alcohol
58%
10% 0% Midden
100
Amfetamine Cannabis
50%
Cocaïne 40% Cannabis
Opiaten
Ecstasy-achtigen
Dekker (2006) Beleid onder invloed; alcoholpreventiebeleid in Nederland. STAP, Utrecht. GGD Gelre-Ijssel (2005) Alcoholmatiging Jeugd in de Achterhoek; werkplan 20052007. GGD Gelre-Ijssel, Doetinchem. Monshouwer, K., Dorsselaer, van, S., Gorter, A. Verdurmen, J. en Vollebergh, W. (2004) Jeugd en riskant gedrag; Kerngegevens uit het peilstationonderzoek 2003. Trimbos-instituut, Utrecht. NIGZ (2006) Alcohol in de opvoeding. NIGZ, Woerden. NIGZ, Trimbos-instituut (2006) Alcohol en opvoeding; adviezen voor gemeenten. NIGZ, Woerden, Trimbos-instituut, Utrecht. NIGZ (2007) Feiten over alcohol; informatie over de werking en risico’s van alcohol. NIGZ, Woerden. RIVM (2002) Nationaal Kompas Volksgezondheid; Preventie van overmatig alcoholgebruik, kwaliteit en doelmatigheid. RIVM, Bilthoven. Roomer, A., Poelmans, I. (2006) Tendens 2005-2006; Alcohol- en drugsgebruik bij jongeren en jongvolwassenen in Gelderland. De Grift, Arnhem. STAP (2006) Keetbeleid:het hokjesdenken voorbij; Visienota gemeentelijk keetbeleid. STAP, Utrecht. STAP (2006) Ingangen voor Uitgaansbeleid; Verkennend onderzoek naar uitgaansbeleid van Nederlandse gemeenten. STAP, Utrecht. Trimbos-instituut (2006) Alcoholgebruik en jongeren onder de 16 jaar; Schadelijke effecten en effectiviteit van alcoholinterventies. Trimbos-instituut, Utrecht.
Oost
Zuid
101
2007
2007
Ad 4. Internet, gamen en gokken
De Bruin, D.E., Meyerman, G.J.M., Leenders, F.R.J., Braam, R.V., Verslingerd aan meer dan een spel. Onderzoek naar de aard en omvang van kansspelproblematiek in Nederland. Utrecht: CVO, 2006. Kaboem.nl, geraadpleegd juni 2007. Lampert, M; Van der leleij, B, Gras, R. Kansspelen via nieuwe media 2005. Monitor betaalde en interactieve internetkansspelen en telefonische kansspelletjes. Amsterdam: Motivaction, 2005. Lemmens, J. (2007) Gameverslaving; probleemgebruik herkennen, begrijpen en overwinnen. Uitgeverij SWP, Amsterdam. Meerkerk, G.J. , Eijnden van den, R. , Rooy van, T. (2006) Factsheet Monitor internet en jongeren: Compulsief Internetgebruik onder Nederlandse Jongeren. IVO, Rotterdam. Paulen, M.W., Van de Sande, J.H.W., Van Gestel, T. Poker in Nederland. Eindhoven: Stichting Nederlandse Pokerbond, 2007.
Ad 5. Rijden onder invloed van alcohol en drugs
Houwing, S. (2006) Risico en prevalentie van alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Presentatie FADO-congres 2007. SWOV, Leidschendam. Ministerie van verkeer en waterstaat (2007) Rijden onder invloed in Nederland in 1999-2006; ontwikkeling van het alcoholgebruik van automobilisten in weekendnachten. Ministerie van verkeer en waterstaat, Rotterdam. Roomer, A., Akouele, T. (2006) Alcohol, drugs en verkeer; een onderzoek onder bezoekers van coffeeshops en grootschalige discotheken in de regio Nijmegen (Nederland)Kleve (Duitsland), De Grift, Arnhem SWOV (2006) SWOV-Factsheet; rijden onder invloed van alcohol en drugs. SWOV, Leidschendam.
Ad 6. Ouderen IVZ, NIGZ (2006) Alcohol en ouderen in de ambulante verslavingszorg in Nederland (1996-2005). IVZ, Houten, NIGZ, Woerden. Jellinek Preventie (2004) Slaap & kalmeringsmiddelen. Jellinek Preventie, Amsterdam. Laan, van der, N., Spitsbaard, A. (2006) Presentatie Reductie van langdurig benzodiazepinegebruik bij ouderen. Nederlands Kenniscentrum Ouderenpsychiatrie, Zeist. NIGZ (2004) Alcohol en ouderen;studiemiddag over alcoholgebruik door ouderen en daarmee samenhangend problematiek in verpleeg- en verzorgingstehuizen. NIGZ, Woerden. NIGZ (2005) Factsheet Alcohol en ouderen. NIGZ, Woerden. Trimbos-instituut (2007) Monitor Geestelijke Gezondheidszorg Ouderen; Rapportage 2006. Trimbos-instituut, Utrecht. Trimbos-instituut (2007) Monitor Geestelijke Gezondheidszorg Ouderen; rapportage 2006. Trimbos-instituut, Utrecht. Trimbos-instituut (2005) Slaap- en kalmeringsmiddelen, de antwoorden. Trimbos-instituut, Utrecht. 102
Bijlage A
Het ABC van de drugs In de tekst wordt gesproken over diverse soorten middelen. In deze bijlage staat een korte omschrijving van het middel weergegeven. De middelen worden in alfabetisch volgorde weergegeven Absint is een sterk alcoholische drank (60-80% alcohol) met een heldergroene kleur, gemaakt van alcoholische extracten van onder meer de absintalsem. De Absintalsem is een struik van ongeveer 1 meter hoog, die onder andere in Zwitserland groeit. De plant bevat een vluchtige olie die rijk is aan thujon. Thujon heeft een soortgelijke farmacologische werking als de bekendste werkzame stof in hasj en wiet: de THC. Vanwege de bittere smaak wordt absint zelden puur gedronken. Om deze smaak te verzachten wordt aan absint anijs of pepermuntblad, koriander en andere kruiden toegevoegd. Omdat het dan nog erg bitter smaakt wordt er tenslotte suikerwater aan toegevoegd. Hoge doseringen absint kunnen hallucinerend werken. Chronisch gebruik van absint veroorzaakt ernstige hersenbeschadiging gekenmerkt door psychose, hallucinaties en intellectuele aftakeling. Deze ziekte werd in de 19de eeuw absinthisme genoemd. Amfetamine of speed, is verkrijgbaar in de vorm van pillen, poeders of capsules. De stimulerende werking van amfetamine maakt de gebruiker drukker, minder vermoeid, euforisch en geeft zelfvertrouwen. De pupillen worden groter en de bloeddruk stijgt. Vaak is een malende kaakbeweging te zien door de motorische onrust die deze middelen veroorzaken. Nadelige bijwerkingen zijn hoofdpijn, hartkloppingen, agressie en oververmoeidheid. Omdat honger niet meer wordt gevoeld en de gebruiker lichamelijk actiever wordt, kan vermagering optreden. Bij dansen bestaat het risico op uitdroging en oververhitting. Hoewel tolerantie optreedt, veroorzaken deze middelen geen lichamelijke afhankelijkheid. Geestelijke afhankelijkheid treedt wel op en kan groot zijn. Alcohol (ethanol) is een vloeistof die in diverse percentages in verschillende dranken kan voorkomen. Het ontstaat door de gisting van bijvoorbeeld gerst (bier) of druiven (wijn). Alcohol wordt via de maag en dunne darm opgenomen in ons bloed, waarin het langs alle organen in het lichaam komt. De lever breekt de alcohol af. De werking van alcohol berust op een verdoving van het centrale zenuwstelsel, waardoor tijdelijk de remmingen van het gedrag wegvallen. Ook het reactievermogen en de motoriek verminderen hierdoor. Alcohol kent een groot risico op lichamelijke- en geestelijke afhankelijkheid en tolerantie. Risico’s van overmatig alcoholgebruik zijn voornamelijk - al dan niet herstelbare - schade aan de hersenen, lever, alvleesklier en nieren, verminderde potentie en sociale problemen.
103
2007
2007
Alruin (Mandragora Officinarum) is een plant uit de Nachtschadefamilie. De Wolfskers, Bilzekruid en Doornappel zijn van dezelfde familie. Alruin bevat atropine. Volgens overlevering was de alruin in de Middeleeuwen een magische plant, die groeide uit het zaad van een onschuldig opgehangen man. Alruin is sterk hallucinerend en net als bij andere planten uit de Nachtschadefamilie is het gebruik erg riskant. Atropine is afkomstig uit planten van de Daturafamilie. Daturaplanten zijn via tuincentra en dergelijke verkrijgbaar, ze mogen niet in smartshops verkocht worden. Datura groeit in Nederland ook in het wild. Atropine werkt als tripmiddel. Het geeft gezichts- en gehoorshallucinaties. Atropine geeft een verwijding van de pupillen, die dagen aan kan houden. Het probleem met atropine is dat het heel erg van persoon tot persoon verschilt bij welke dosering zich problemen voordoen. Benzylpiperazine is een stimulerend middel. Effecten zijn vergelijkbaar met amfetamine: verhoogde hartslag, bloeddruk en lichaamstemperatuur. Vooral in de VS wordt dit veelvuldig in als ecstasy verkochte pillen aangetroffen. Bilzekruid (Hyoscyamus Noger) is een één- tot tweejarige plant uit de Nachtschadefamilie. De Doornappel, Alruin en Wolfskers zijn van dezelfde familie. Bilzekruid bevat diverse stoffen, waarvan atropine de bekendste is. Blauwe winde (Morning Glory): de actieve bestanddelen in de zaden van de sierplant blauwe winde zijn minstens zes stoffen die men lysergische zuren noemt, ook wel lysergic acid amides (LSA) noemt. Deze zijn verwant aan LSD en hebben een gelijksoortige hallucinogene werking. Cafeïne is een stimulerende stof die de concentratie verhoogt en de vermoeidheid onderdrukt. Het is te vinden in koffie, thee en cola. In sommige energydrinks zit ook cafeïne. Het is een wit poeder met een bittere smaak. Het wordt ook in pilvorm verkocht en aangetroffen in andere drugs (o.a. amfetamine). Cannabis (hasj en wiet): de belangrijkste werkzame stoffen in cannabis zijn THC, CBD en CB. Hasj is de tot blokken geperst hars van de bloemen van de plant Cannabis Sativa. Wiet bestaat uit de gedroogde bloemtoppen van de vrouwelijke plant. Hasj en wiet zijn softdrugs. Hasjolie is een harddrug. Deze olie is een tinctuur van de THC bevattende delen van de plant. Hasj en wiet kunnen gerookt worden (blowen) in een pijpje, sigaret ( joint) of waterpijp, gegeten (spacecake) of gedronken (thee) worden. De stoffen CB en CBD zorgen voor een verdovend effect, de THC voor een hallucinogeen effect. Hasj en wiet versterken de stemming en geven de gebruiker een verhoogde fantasie, zin in eten, een lacherig gevoel en een tijdelijke stoornis van het korte termijngeheugen. Verder wekt het slaap op. Medische toepassingen zijn o.a. bij chemotherapie om misselijkheid tegen te gaan. Bij
104
iemand die niet goed in zijn vel zit, kan het verkeerd vallen. Een te hoge dosis kan heftige angstgevoelens of neerslachtigheid veroorzaken. Lange termijnrisico’s bij roken is schade aan de longen en longkanker. Mensen die veel en vaak cannabis gebruiken kunnen geremd worden in hun ontwikkeling. Tevens zijn er aanwijzingen dat er een relatie is tussen cannabisgebruik en het ontstaan van psychische stoornissen zoals depressie, schizofrenie en angst. Hasj en wiet geven geen lichamelijke afhankelijkheid of tolerantie. Wel kan geestelijke afhankelijkheid ontstaan. Cialis bevat de werkzame stof tadalafil. Cialis, een gele pil, wordt in het medische circuit gebruikt bij de behandeling van erectiestoornissen. Het werkt alleen als de man in een staat van seksuele opwinding verkeert. Cialis helpt dan de erectie te verbeteren. De bijnaam “weekendpil’ verwijst naar de lange werkingsduur van Cialis, deze kan aanhouden tot 36 uur. Voordeel van deze langdurige werking is dat men niet vlak voor het hebben van de seks de pil in hoeft te nemen. Cocaïne is verkrijgbaar als wit poeder of als harde, witte of bruingele brokken (crack, gekookte coke). Cocaïne kan gesnoven en gespoten worden en eventueel gerookt. Wordt de cocaïne gesnoven dan beginnen de effecten na een paar minuten. Deze effecten houden ongeveer een half uur aan. Het roken van cocaïne is niet efficiënt, omdat een groot deel al verbrand is voordat het in de longen komt. Wanneer de cocaïne door een chemisch proces wordt bewerkt tot gekookte coke dan geeft het roken ervan wel een optimaal effect. De werking van gekookte coke is in vergelijking met de snuifcocaïne sneller en explosiever. Binnen dertig seconden wordt de piek bereikt. Het heftig oppeppend effect duurt slechts een paar minuten en verandert al snel in een ‘crash’: opgefokte neerslachtigheid. De stimulerende werking van cocaïne geeft de gebruiker een euforisch gevoel van alles aan te kunnen. Honger en vermoeidheid verdwijnen en het zelfvertrouwen neemt toe. De lichaamstemperatuur en de hartslagfrequentie stijgen en de pupillen worden groter. Risico’s voor de gezondheid zijn vergelijkbaar met die van amfetamine. Het roken van gekookte coke kan longschade opleveren. Cocaïne en gekookte coke veroorzaken geen tolerantie en lichamelijke afhankelijkheid, maar wel een (grote) geestelijke lichamelijke afhankelijkheid. Damiana (Turnera Diffusa) is een kleine aromatische plant met gele tot oranje achtige bloemen. Het groeit in de tropische delen van Zuid- en Midden-Amerika zoals Brazilië, Mexico en Californië. Damiana kan gerookt worden of gedronken als thee. Het heeft een reputatie als afrodisiaca. Het psychoactieve effect van Damiana wordt wel vergeleken met dat van cannabis, in een iets lichtere vorm. Damiana is zover bekend niet lichamelijk- of geestelijk verslavend. Doornappel (Datura Stramonium) is een giftige plant en bevat stoffen die nauw verwant zijn aan atropine. Doornappel is verwant aan Bilzekruid, Alruin en Wolfskers, die alle behoren tot de nachtschade familie (Solanaceae). De bladeren van de
105
2007
2007
doornappel zijn te roken of men kan er thee van maken. Het geeft sterke hallucinaties. Het gebruik van doornappel brengt grote risico’s met zich mee. NavajoIndianen gebruikten daarom de bijnaam ‘imbecielmaker’ voor de plant. Ecstasy of MDMA, is een aan amfetamine verwante stof. Het wordt meestal verkocht als pil en eventueel als poeder, kristal of capsule. Ecstasy is een illegale drug met een dubbele werking: aan de ene kant geeft het een prettig, ontspannen, knuffelig gevoel dat wordt veroorzaakt door het vrijkomen van extra serotonine in het bloed (entactogene werking). Aan de andere kant pept het op en krijgt de gebruiker het idee dat langer door gegaan kan worden met bijvoorbeeld feesten. De risico’s bij gebruik zijn oververmoeidheid, verhoogde bloeddruk, hartkloppingen, uitdroging en oververhitting. De lange termijnrisico’s zijn nog weinig onderzocht, wel is bekend dat Ecstasy depressies en psychoses kan versterken. Lichamelijke afhankelijkheid en tolerantie treden niet op. Ecstasy kan de gebruiker geestelijk afhankelijk maken. Aan Ecstasy verwante stoffen zijn o.a. MDA, MDEA en MDBD. MDA heeft een sterker entactogeen effect en werkt langer, tot wel 12 uur. MDEA heeft een sterker oppeppend effect en duurt korter, tussen de drie en vijf uur. MBDB heeft geen stimulerende werking en een mildere entactogene werking.
Heroïne is een illegale opiaat, welke via morfine uit ruwe opium wordt bereid. Heroïne ziet eruit als een korrelig (wit, grijs of bruin) poeder. Deze korreltjes kunnen ‘gechineesd’ worden (roken via aluminiumfolie), of via een waterpijp worden gerookt. Na oplossing kan het ook gespoten worden. Snuiven is ook mogelijk. De verdovende werking veroorzaakt een pijnstillend en ademhalingsremmend effect en een gevoel van euforie. Het dempt negatieve gevoelens zoals pijn en verdriet. Naast een snel optredende tolerantie en lichamelijke en geestelijke afhankelijkheid zijn de gevolgen van overdosering, zoals bewustzijnsverlies en ademhalingsstilstand, belangrijke risico’s. Door onzorgvuldig spuiten kunnen infectieziektes en spuitabcessen optreden. De verdovende werking draagt verder het risico, dat ziektes niet worden opgemerkt en kunnen verergeren.
Ephedra was tot april 2004 onder andere verkrijgbaar in de smartshops onder namen als Herbal Ecstasy, Ephedra en Herbal Speed. Ephedra houdende producten peppen de gebruiker op en onderdrukken de vermoeidheid. Risico’s treden in het bijzonder op bij personen met hart- en vaatziekten, zoals hartkloppingen en verhoogde bloeddruk. Verder kan het leiden tot geestelijke afhankelijkheid, maar lichamelijke afhankelijkheid en tolerantie ontstaan niet.
Ibogaïne is afkomstig uit de wortels van een Afrikaanse plant, de Tabernanthe Iboga. In lage dosis kan ibogaïne stimulerend werken. In hoge dosis heeft het een hallucinogene werking. Van ibogaïne wordt beweerd dat het in staat is om een verslaving aan opiaten te onderbreken. Het zou de trek verminderen en onthoudingsverschijnselen tegengaan. Het is niet bekend in hoeverre ibogaïne een effectief afkickmiddel is.
Fenacetine is in het verleden verkocht als pijnstiller. De stof wordt in het lichaam grotendeels omgezet in paracetamol. Het wordt soms als versnijdingmiddel gebruikt voor cocaïne of amfetamine. Fenacetine is mogelijk kankerverwekkend. Bij chronisch gebruik kan nierschade optreden.
Kava kava is een plantaardig ingrediënt afkomstig van de plant Piper Methysticum. Kava kava heeft waarschijnlijk een rustgevend effect. Het wordt gebruikt als alternatief slaap- en kalmeringsmiddel. In verband met het risico op leverbeschadigingen, is de verkoop van kava kava in Nederland en verschillende andere landen sinds 2002 verboden.
Guarañá is een vrucht die groeit in ondermeer Venezuela en het noordelijke deel van Brazilië. Guarañá bevat een hoog gehalte aan guaranine, een stof met dezelfde chemische samenstelling als cafeïne. In de smartshop is guarañá in pil- en poedervorm verkrijgbaar. Guarañá wordt gebruikt als eetlustremmer en als stimulerend middel. GHB staat voor GammaHydroxyButyraat/-Boterzuur. Voor een aantal jaren terug werd het ook wel eens ‘liquid ecstasy’ genoemd (onjuiste verwijzing). GHB wordt doorgaans als oplossing in flesjes verkocht en soms in poedervorm. De gebruiker mengt de oplossing vaak met frisdrank vanwege de zoute smaak. In kleine hoeveelheden werkt het ontremmend, waardoor de gebruiker zich euforisch voelt. Bij te hoge dosering kan de gebruiker in een vier uur durende coma raken. Het risico hierop is groot, omdat een overdosering nauwelijks hoger is dan de ideale dosis.
106
Een ander belangrijk risico is de versterkende werking die de combinatie met alcohol kan uitlokken, hierdoor kan zelfs ademstilstand optreden. Psychische afhankelijkheid kan in sommige gevallen optreden. Ook kan er bij regelmatige gebruikers sprake zijn van tolerantieontwikkeling. De effecten van GHB worden dan iets minder gevoeld. Verder kunnen ontwenningsverschijnselen zoals slapeloosheid, angst en beven optreden.
Ketamine is een lastig te doseren narcosemiddel. Het is een dissociatief tripmiddel. Dit betekent dat de gebruiker een scheiding tussen lichaam en geest ervaart, waarbij de trip wordt beleefd in een waanwereld. Kortstondige, hevige psychische storingen kunnen optreden, zoals desoriëntatie, levendige en vaak beangstigende dromen en hallucinaties. Ketamine kan geslikt, gesnoven of gespoten worden. Ketamine kan leiden tot geestelijke afhankelijkheid, lichamelijke afhankelijkheid treedt niet op. Khat zijn de blaadjes en takken van de plant Catha Edulis Forsk. De belangrijkste werkzame stof van Khat is cathinon. Khat wordt voornamelijk gebruikt in enkele Arabische en Afrikaanse landen als bijvoorbeeld Jemen, Somalië en Kenia. Khat heeft een stimulerende werking, het kan praatzucht, opwinding en een lichte
107
2007
2007
euforie veroorzaken. Overmatig gebruik kan leiden tot stemmingswisselingen en emotionele labiliteit. Bij chronisch gebruik van Khat kunnen gebruikers uitgeput raken en last krijgen van langdurige slapeloosheid, lusteloosheid en hallucinaties. Chronisch gebruik kan ook leiden tot impotentie en geheugenstoornissen. Kolanoot: gedroogde embryo van een vrucht afkomstig van de kolaboom. Deze boom komt voor als bijgewas op cacaoplantages. De kolanoot wordt in West Afrika en delen van Azië gekauwd. Naast cafeïne en kolanine bevat hij theobromine, een opwekkende stof. Extracten van de kolanoten worden gebruikt in Coca Cola. L-5-Hydroxy-Tryptofaan (5-htp) is een verbinding die ontstaat uit L-Tryptofaan en zich daarna weer omzet in serotonine. Volgens gebruikers helpt 5-htp de ecstasydip tegen te gaan. Wetenschappelijk is dit effect niet bewezen. Lachgas: De werkzame stof in lachgas is stikstofmonoxide (N2O). Dit narcosemiddel heeft een kort sterk roeseffect en een nawerking die lang kan duren. Doorgaans werd het in ballonnen op party’s aangeboden. Ook kan het in de vorm van gaspatronen gekocht worden. De gebruiker ademt het gas vanuit de ballon in. Bij inhalatie rechtsreeks vanuit het gaspatroon is het risico dat de gebruiker zijn longen bevriest vanwege de koude temperatuur van het gas. Nadelige bijwerkingen zijn misselijkheid, duizeligheid en hoofdpijn. Lichamelijke afhankelijkheid en tolerantie treden niet op, wel is geestelijke afhankelijkheid in theorie mogelijk. Lidocaïne wordt soms in de tandartspraktijk gebruikt om lokaal te verdoven. Cocaïne wordt soms versneden met lidocaïne. Chemisch verschilt lidocaïne, ondanks haar naam, sterk van cocaïne. Lidocaïne heeft geen psychoactieve werking. LSD is een chemisch eindproduct van een stof die in de Moederkoornschimmel zit. Op de (illegale) markt wordt het meestal verkocht als kleurige papiertjes (papertrip), die met LSD zijn geïmpregneerd en soms als zeer kleine pilletjes (microdots). Na orale inname van de papertrip of pil beleeft de gebruiker sterke visuele hallucinaties. Nadelige effecten en risico’s zijn een ‘bad trip’ of flippen en eventuele flashback. Bij een flashback kan tot lange tijd na het gebruik het effect opnieuw optreden. Deelname aan het verkeer is onverstandig. LSD maakt niet lichamelijk afhankelijk. Geestelijke afhankelijkheid is theoretisch mogelijk. mCPP (meta-Chloor-Phenyl-Piperazine) verhoogt net als MDMA de serotoninewerking in de hersenen. De effecten van mCPP kunnen sterk wisselen. Sommige mensen vinden het prettig en vergelijken het met MDMA. De meeste mensen geven echter negatieve effecten aan, zoals misselijkheid, duizeligheid, angsten, hallucinaties, onrust, rillingen, hoofdpijn et cetera. Het belangrijkste nadeel van mCPP is haar onvoorspelbaarheid. In tegenstelling tot MDMA werkt mCPP weinig stimulerend.
108
Methamfetamine kan geslikt, gerookt (Crystal-meth, Ice), gespoten en gesnoven worden. De effecten en toxiciteit zijn enigszins vergelijkbaar met amfetamine, alleen 1,5 tot 2 maal zo sterk. Methamfetamine komt weinig voor in Nederland. In de Verenigde Staten is amfetamine bijna altijd methamfetamine. Methamfetamine kent geen lichamelijke afhankelijkheid. Geestelijke afhankelijkheid kan wel optreden en is groter dan bij amfetamine. Methylone lijkt chemisch gezien heel sterk op MDMA. Het werd van eind 2004 tot begin 2005 verkocht in diverse smartshops onder merknamen als bijvoorbeeld Explosion. Muira Puama (Ptychotepalum Oladoides) is een boom die voorkomt in de regenwouden van Brazilië. Het gebruikte plantendeel is de wortelschors. In het Nederlands betekent ‘muira puama’ letterlijk potentiehout. In enkele afrodisiaca zit muira puama. Het zou de lustgevoelens en geslachtsdrift moeten stimuleren. Over lichamelijke of geestelijke afhankelijkheid is niets bekend. Opium is het gedroogde melksap van de onrijpe zaadbol van de Papaver Somniferum. Opium is donkerbruin/zwart van kleur. Het wordt puur gerookt in een opiumpijp (opium schuiven), gespoten, gegeten of gedronken als thee. Uit opium kan morfine worden gemaakt; morfine is de grondstof voor heroïne. Opium heeft een remmende, roesopwekkende, pijnstillende en dempende werking. Lichamelijke afhankelijkheid, geestelijke afhankelijkheid en tolerantie treden snel op. Paddo’s (hallucinogene paddestoeltjes) bevatten de stof psilocybine en/ of psilocine. Het gehalte aan werkzame stoffen verschilt van paddo tot paddo. Psilocybine en psilocine geven een tripeffect (hallucinaties) waarbij je de werkelijkheid anders beleeft. Deze hallucinaties zijn minder hevig dan bij LSD gebruik, maar de sterkte van een paddestoel is moeilijk te voorspellen. Lichamelijke afhankelijkheid treedt niet op bij het gebruik van paddo’s. Het heeft geen zin om binnen enkele dagen na elkaar te gebruiken, omdat ze dan geen effect meer hebben. Geestelijke afhankelijkheid van paddo’s komt weinig voor. Passiebloem (Passifloraceae) wordt in de smartshop verkocht in de vorm van gedroogde bladeren en stengels. Passiebloem wordt ook vaak verwerkt in rustgevende kruidenmixen voor thee, rookmixen en pillen. Passiebloem zou volgens een smartshopfolder een kalmerend en licht pijnstillend effect hebben. Bij grotere hoeveelheden zou het mild hallucinerend zijn. Peyote cactus (Lophophora Williamsii) komt oorspronkelijk voor in Zuid-Texas en Noord-Mexico en bevat de psychoactieve stof mescaline. De Peyote cactus wordt vaak gesneden en daarna vaak gedroogd. Die schijven kunnen worden gekauwd. Na inname wordt de gebruiker vaak misselijk en ziek. Kans op geestelijke afhankelijkheid is klein.
109
2007
2007
Poppers worden (illegaal) verkocht in flesjes of capsules. De vluchtige vloeistof, meestal amylnitriet of butylnitriet, met een indringende geur wordt op een zakdoek gedruppeld of rechtstreeks uit het flesje opgesnoven. Het gebruik van poppers geeft het gevoel high te zijn en meer energie te hebben. Ze worden vooral gebruikt bij seksueel contact. Poppers maken dat aanraken prettig (erotisch) aanvoelt. Door het spierverslappende effect ontspant de anale kringspier. Dit vergemakkelijkt de penetratie. Procaïne is een lokaal verdovingsmiddel. Het lijkt op lidocaïne. Het heeft geen psycho-actieve werking. Procaïne wordt soms aangetroffen als versnijdingsmiddel in cocaïne. Salvia Divinorum is een oorspronkelijk uit Mexico afkomstige plant. De plant of een extract van deze plant wordt verkocht in de smartshop. De bladeren (of een extract hiervan) van de Salvia Divinorum worden gerookt of gekauwd. De werkzame stof in deze plant is Salvinorin A. Salvia Divinorum is een sterk tripmiddel. De effecten zijn zoals bij elk middel afhankelijk van de dosis en manier van gebruik en de persoon. Er worden effecten genoemd als coördinatieverlies, verlies van individueel bewustzijn, visioenen, het gevoel te worden tot een ding of het gevoel terug te reizen in de tijd. Ook kan het zo zijn dat de gebruiker tijdens de trip zich totaal niet meer bewust is van zijn omgeving.
Wolfskers (Atropa Belladonna) is een vaste plant uit de Nachtschadefamilie. De Alruin, Doornappel en Bilzekruid zijn van dezelfde familie. Wolfkers is bekend om zijn bessen, die atropine bevatten. De Latijnse naam Bella-donna is het Italiaanse woord voor mooie vrouw. Vrouwen druppelden tijdens de Renaissance de atropine uit de plant in hun ogen om de pupillen te verwijden en ze een donkerder en glanzender uiterlijk te verlenen. Yohimbe is de naam van de gedroogde bast van een boom (Pausinystalia Yohimbe) die groeit in de tropische wouden van West-Afrika. De werking van Yohimbe wordt voornamelijk veroorzaakt door de stof Yohimbine. Yohimbe wordt in Kameroen gebruikt tegen impotentie als gevolg van hekserij. In de westerse geneeskunde wordt Yohimbe gebruikt bij de behandeling van prostaatproblemen, frigiditeit en impotentie. Verder wordt het gebruikt als lokaal verdovingsmiddel. Yohimbe werkt vaatverwijdend in de huid (o.a. in geslachtsorganen), bloeddrukverlagend en pupilverwijdend. Yohimbe wordt in smartshops verkocht als afrodisiacum en als potentieverhogend middel.
Slaap- en kalmeringsmiddelen zijn medicijnen die een dempende werking hebben op de hersenactiviteit en het centrale zenuwstelsel. Ze helpen bij onrust, angst en slaapproblemen. De middelen die het meest worden gebruikt, hebben als verzamelnaam ‘benzodiazepines’. Het grootste risico is dat van de afhankelijkheid. Andere drugs en alcohol laten de gebruiker vaak nog ruimte om te ontdekken dat hij met het onderdrukken van problemen bezig is. Bij slaap- en kalmeringsmiddelen is dat onderdrukken juist de bedoeling. En dat maakt het risico van geestelijke afhankelijkheid groot. Viagra bevat de werkzame stof sildenafil. Viagra ziet er uit als blauwe ruitvormige tablet. Het wordt in het medische circuit gebruikt bij de behandeling van erectiestoornissen. Viagra is geen geslachtsdrift prikkelend middel en heeft geen oppeppende werking. Viagra kan alleen werken als de man in een staat van seksuele opwinding verkeert. Na gebruik kan het krijgen en behouden van een erectie tot een periode van vier a vijf uur vergemakkelijkt worden. Wild lettuce (Lactuca Virosa) is in Nederland bekend als Gifsla. Het wordt gebruikt als ontspannende en verzachtende kruidenthee. Volgens een smartshopfolder is de werking vergelijkbaar met opium en zou het zorgen voor een betere nachtrust en helpen tegen rusteloze en zenuwachtige gevoelens.
110
111
2007
2007
Bijlage B
Het ABC van de muziekstijlen
*
112
Bijlage C Lijst van overige geraadpleegde bronnen
Clubtrance: luchtige variant van trance met vrolijke melodieën en simpele teksten. Dankzij bekende DJ’s doorgestoten naar de hitparades. Bekende (trance) artiesten: Tiësto, Armin van Buuren en Ferry Corsten. Eclectisch: verschillende stijlen en/of genres vermengend. Hardcore: de hardste, snelste en meest duistere van alle housestijlen. Vroeger bekend als gabber. Bekende artiesten: DJ Paul, Korsakoff en Neophyte. Hardstyle: nauw gerelateerd aan hardcore house, klinkt qua melodie en opbouw ongeveer als hardcore house, maar bevat vaak minder beats per minuut. Bekende artiesten: Yoji Biomehanika, Pavo en Dana. Jump: tragere variant van hardcore (135 tot 145 beats per minuut) die in de jaren negentig ontstond uit oldschool hardcore. Sinds 2006 is jump een rage onder jongeren. Bij jump hoort een dansstijl die ook is voortgekomen uit ‘hakken’ en zich kenmerkt door verschillende springbewegingen met de benen. Nu-Metal: mix van metal, hiphop en experimentele rock, die zijn wortels heeft in de crossoverstroming aan het begin van de jaren negentig. Met de doorbraak van de grungeband Nirvana wordt dan een nieuwe markt voor harde gitaarmuziek aangeboord. Veel groepen gaan experimenteren met andere vormen van metal, waarbij de nadruk minder op instrumentale virtuositeit ligt en meer op ritme en agressie. Er ontstaan stijlen als funkrock en rapmetal (crossover), die uiteindelijk muteren in nu-metal. Bekende artiesten: Limp Bizkit, Korn en Rage Against The Machine. Punk/hardcore: punk is in eind jaren zeventig ontstaan. Deze stijl heeft alle kenmerken van de oorspronkelijke rock & roll: simpel, opwindend en rebels, maar dan harder, sneller en agressiever. Hardcore is daarvan weer de overtreffende trap. Van oorsprong een subversief fenomeen met een sterke doe-het-zelf ethiek, maar vanaf halverwege de jaren negentig ook een commercieel succesvolle stroming. Bekende artiesten: Green Day, De Heideroosjes, en Sex Pistols. Techno: monotone ritmes, abstracte melodieën en het ontbreken van zang zijn de kenmerken van deze gecomputeriseerde muziek. Bekende artiesten: Michel de Hey, Chris Liebing en Speedy J. Tekno: keiharde industriële technovariant, populair op illegale feesten. Bekende Artiesten: Spiral Tribe. Geen wereldwijd bekende artiesten, het is een vrij besloten scene. Trance: pompeuze house met dwingende vierkwartsmaat, die wordt begeleid met dromerige melodieën en psychedelische effecten afgewisseld met drumclimaxen. Bekende artiesten: Marco V, Tiësto en Armin van Buuren. Urban: containerbegrip en verzamelnaam waaronder bestaande ‘zwarte’ muziekstromingen als hiphop, dancehall, R&B, new soul en ragga vallen. Urban is ondanks de omschrijving van ‘zwarte’ muziek’ echter niet gebonden aan kleur. Bekende artiesten: Usher, DJ Chuckie en 50 cent.
Abraham, M., Kaal, H. en Cohen, P. (2002): Licit and illicit drug use in the Netherlands, 2001. Amsterdam, Mets & Schilt.
Een groot deel van de beschrijving van de muziekstijlen is (letterlijk) overgenomen van Nabben, Quaak en Korf (2005) en www.muziekweb.nl. De beschrijvingen zijn aangevuld met informatie van de panelleden en de bijlage ‘top 100 Dutch DJ Award 2004’ van het muziekblad Release.
Korf, D., Nabben, T. en Benschop, A. (2002): Antenne 2001, Trends in alcohol, tabak, drugs en gokken bij jonge Amsterdammers. Amsterdam, Rozenberg Publishers.
Adviesdienst Verkeer en Vervoer (2005): Rijden onder invloed in Nederland in 19992004, onderzoeksrapport, ontwikkeling van het alcoholgebruik van automobilisten in weekendnachten. Rotterdam, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-generaal Rijkswaterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer. Baarda, D., Goede de, M., Teunissen, J. (1995): Kwalitatief onderzoek, praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Houten, Educatieve partners Nederland BV. Bieleman, B., Biesma, S., Griesheimer, L., Jetzes. M., Jong de, A., Kruize, A. en Snippe, J. (2002): Risicojeugd in de stad: aard, omvang en aanpak van risicojongeren in de stad Groningen. Groningen, Intraval. Blok-Trip, L., Vogelpoel, H., Vredenbregt, M., Barends, D., en Kaste de, D. (2005): Nep en namaak Viagra- en Cialistabletten: trends en risico's voor de volksgezondheid een overzicht van de analyses uitgevoerd bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu in de periode 2000 – 2004. Bilthoven, RIVM. Bouwens, J., Rover de, C. (2001): Dörkumse jongeluu veur wie zoepen en blowen te wiet gaot, een kwalitatief onderzoek naar genotmiddelengebruik door (risico)jongeren in Doetinchem. Doetinchem, GGD Regio Achterhoek en De Grift. Centraal Bureau voor de Statistiek (2005): Steeds minder cafés en cafetaria’s. Voorburg, CBS. Centraal Bureau voor de Statistiek (2006): Gerapporteerde gezondheid en leefstijl. Voorburg/ Heerlen, Statline databank CBS. Gemeente Barneveld (2005): Ketenkrant Barneveld. Jaargang 1, nummer 1. Groot de, S. en Kunst, M. (2004): Signaal: Probleemjongeren waar hebben we het nu over? Onderzoek en Integrale Vraagstukken. Nr. 2, jaargang 2004. Hommen, K. en Mulder, J. (2005): Alcoholgebruik en veiligheid binnen Semi-Particuliere Settings, pilot project. Utrecht, Stichting Alcoholpreventie.
113
2007
2007
Korf, D., Nabben, T. en Benschop, A. (2004): Antenne 2003, Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam, Rozenberg Publishers. Lemmers, Lex en Riper, Heleen. Scanner Uitgaan en Drugs. Utrecht: Trimbos Instituut, 2005 Nabben, T., Quaak, L. en Korf, D. (2005): NL.Trendwatch: gebruikersmarkt uitgaansdrugs in Nederland 2004-2005. Amsterdam, Rozenberg Publishers. NIGZ (2005): Factsheet alcohol en ouderen. Woerden, NIGZ. Ouwehand, A., Mol, A., Kuijpers, W. en Boonzajer Flaes, S. (2005): Kerncijfers Verslavingszorg 2004, landelijk alcohol en drugs informatiesysteem. Houten, Stichting Informatie Voorziening Zorg. Riper, H. en Korf, D. (2000): Quick Scan Arnhem. Uitgaansdrugs en Preventie. Amsterdam, Criminologisch Instituut Bonger, Universiteit van Amsterdam. Roomer, A. en Akouele, T. (2006): Alcohol, Drugs & Verkeer. Een onderzoek onder bezoekers van coffeeshops en grootschalige discotheken in de regio Nijmegen (Nederland)- Kleve (Duitsland). Arnhem, De Grift. Roomer, A. (2005-a): Analyse (risico)jongeren in Huissen. Arnhem, De Grift. Roomer, A. (2005-b): Verkenning Jongeren & Middelengebruik Gemeente Groesbeek, een kwalitatieve verkenning naar het genotmiddelengebruik door (hang)jongeren in de gemeente Groesbeek. Arnhem, De Grift. Roomer, A. en Poelmans, I. (2005): Tendens 2004 alcohol- en drugsgebruik bij jongeren en jongvolwassenen in Gelderland. Arnhem, De Grift. Roomer, A. en Poelmans, I. (2004): Tendens 2003 alcohol- en drugsgebruik bij jongeren en jongvolwassenen in De Grift-regio. Arnhem, De Grift. Smits, E., Smallenbroek, A., Kappers, J. en Broese van Groenou, J. (2003): Handreiking lokaal beleid voor smartshop. Den Haag, Steun- en informatiepunt drugs en veiligheid. Swanborn, P. (1999): Evalueren. Het ontwerpen, begeleiden en evalueren van interventies: een methodische basis voor een evaluatieonderzoek. Amsterdam, Boom. Trimbos-instituut (2006): Rapportage 2005 DIMS. Utrecht, Trimbos-instituut.
114
115
2007
116
Tendens is de jaarlijkse monitor van IrisZorg die de belangrijkste ontwikkelingen met betrekking tot het gebruik van alcohol en drugs en gokken omschrijft. Het doel van Tendens is deze ontwikkelingen continu en systematisch te volgen in het werkgebied van IrisZorg. De resultaten in Tendens bieden de gemeenten en IrisZorg informatie op basis waarvan zij beleid, hulpverlening en preventie kunnen vormgeven. In Tendens 2007 komen zowel kwalitatieve als kwantitatieve ontwikkelingen aan de orde. De panelstudie is een beschrijvend onderzoeksinstrument waarin doorlopend gegevens worden verzameld over drugs en drugsgebruik in netwerken van Gelderse jongeren en jongvolwassenen. Deze gegevens zijn kwalitatief van aard en bieden inzicht in de context van het gebruik van alcohol en drugs en van gokken in netwerken van uitgaanders, hangjongeren en probleemjongeren. Andere vaste onderdelen van Tendens zijn de analyse van de cliëntgegevens en de analyse van de gegevens uit het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS). De gegevens die deze bronnen opleveren met betrekking tot de regio van IrisZorg worden vergeleken met landelijke onderzoeken en ontwikkelingen. Tot slot komt de Quick Scan aan de orde als onderzoeksinstrument voor de voorbereiding van de ontwikkeling van lokaal beleid. Met de Quick Scan kunnen in relatief korte tijd specifieke gegevens verzameld worden over een kleine, afgebakende doelgroep waardoor de informatie uit Tendens verder gespecificeerd kan worden.
ISBN/EAN: 978-90-808547-5-8 NUR 740 © 2007, IrisZorg