Geweld bij uitgaan en op straat Algemeen bevolkingsonderzoek naar de invloed van alcohol- en drugsgebruik
J. van der Linden R.A. Knibbe J.E.E. Verdurmen, Trimbos-instituut Utrecht A.P. van Dijk, GGD Rotterdam
Universiteit Maastricht Maastricht, oktober 2004
Colofon Geweld bij uitgaan en op straat Algemeen bevolkingsonderzoek naar de invloed van alcohol- en drugsgebruik Auteurs: J. van der Linden R.A. Knibbe J. Joosten
Uitgave van:
Universiteit Maastricht
Omslagontwerp:
..
Druk:
..
ISBN
Het onderzoek is uitgevoerd met financiële ondersteuning van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Justitie. Exemplaren van dit rapport zijn te bestellen bij: Universiteit Maastricht Secretariaat Medische sociologie t.a.v Marjoke Arkenbout P.O.Box 616, 6200 MD Maastricht 043-3882204
1
Inhoudsopgave
Samenvatting............................................................................................................................................ 1 1 Inleiding ................................................................................................................................................ 3 1.1 Opbouw Rapport............................................................................................................................ 3 1.2 Achtergrond ................................................................................................................................... 3 1.3 Literatuur en onderzoeksvragen..................................................................................................... 3 1.4 Samenvatting onderzoeksvragen ................................................................................................... 8 1.5 Beperkingen van de studie............................................................................................................. 8 2 Methode .............................................................................................................................................. 10 2.1 Data .............................................................................................................................................. 10 2.2 Operationalisatie van de variabelen ............................................................................................. 11 2.3 Analyse ........................................................................................................................................ 14 3 Resultaten............................................................................................................................................ 15 3.1 Het aandeel van alcoholgebruikers, druggebruikers en combigebruikers in slachtoffer- en daderschap van geweld in publieke ruimtes ...................................................................................... 15 3.2 Het gebruik van alcohol, drugs of alcohol en drugs op het moment van slachtoffer- en daderschap van geweld in publieke ruimtes ...................................................................................... 16 3.3 De invloed van aspecten van drinkpatroon op de kans op slachtoffer- en daderschap van geweld in publieke ruimtes............................................................................................................................. 17 3.3.1 Slachtofferschap, drinkpatroon en geweld in publieke ruimtes............................................ 17 3.3.2 Daderschap, drinkpatroon en geweld in publieke ruimtes................................................... 18 3.4 De invloed van leefwijze, leefsituatie en maatschappelijke positie op slachtoffer- en daderschap van geweld in publieke ruimtes ......................................................................................................... 18 3.4.1 Slachtofferschap.................................................................................................................... 18 3.4.2 Daderschap............................................................................................................................ 19 4 Discussie ............................................................................................................................................. 21 5 Referenties .......................................................................................................................................... 24 BIJLAGE I ............................................................................................................................................. 25 BIJLAGE II Tabel 7b: Slachtofferschap en geweld in publieke ruimtes: drinkpatroon, statusfactoren, leefsituatie en leefwijze.......................................................................................................................... 27 BIJLAGE III Tabel 8b: Daderschap en geweld in publieke ruimtes: drinkpatroon, statusfactoren, leefsituatie en leefwijze.......................................................................................................................... 28
Met opmaak: Voetnootmarkering
Samenvatting
Achtergrond. Het rapport doet verslag van een secundaire analyse naar de mate waarin alcoholgebruikers, druggebruikers dan wel combigebruikers (gebruikers van alcohol en drugs) betrokken zijn bij geweld op straat en in uitgaanssituaties*. Verder wordt nagegaan of slachtoffers en/of daders verschillen in de mate van alcoholgebruik van niet-slachtoffers en/of -daders. Vervolgens wordt gekeken of naast alcoholgebruik demografische factoren en leefwijze een rol spelen bij slachtoffer- en/of daderschap van geweld in publieke ruimtes. Methode. De gebruikte data is een selectie van respondenten (totaal 3466) van 16-35 jaar, afkomstig van surveys onder de algemene bevolking (16-70 jaar) in Utrecht, Rotterdam en Parkstad Limburg. Na het samenvoegen van de bestanden uit de drie regio’s zijn verschillende analyses uitgevoerd. De analyses bestonden uit beschrijvende technieken en multivariate analyse. De beschrijvende technieken bestaan uit frequentieverdelingen en kruistabellen. De multivariate analyse is een logistische regressie analyse. De analyses zijn uitgevoerd met het statistische programma SPSS versie 10.1. Resultaten. Wanneer gekeken wordt naar de mate waarin alcoholgebruikers, druggebruikers dan wel combigebruikers betrokken zijn bij geweld in publieke ruimtes, is te zien dat het overgrote deel van het geweld in publieke ruimtes wordt gepleegd door alcoholgebruikers. Wanneer naar verschillen in mate van alcoholgebruik wordt gekeken tussen slachtoffers en niet-slachtoffers, is te zien dat personen die 1 keer per maand tot elke dag aangeschoten/dronken zijn bijna drie keer zoveel kans hebben om slachtoffer te worden in vergelijking met personen die nooit aangeschoten zijn. Voor daderschap geldt dat naast aantal keer aangeschoten ook het drinken van alcohol in het weekend van belang is. Het drinken van veel alcohol in het weekend verhoogt de kans om als dader betrokken te zijn bij geweld in publieke ruimtes. Wanneer in de analyses gecontroleerd wordt voor alcoholgebruik, is te zien dat de kans op slachtofferschap groter is voor mannen, jongeren, scholieren/studenten, wonend in Rotterdam en uitkeringsgerechtigden. Ook hebben mannen, jongeren, uitkeringsgerechtigden een grotere kans op daderschap. Verder blijken personen die < 18 uur werken, lager opgeleiden en personen die frequent op een fruitautomaat spelen een groter risico te lopen om als dader bij geweld in publieke ruimtes betrokken te zijn. Conclusie en beleidsaanbevelingen. Het aantal keer aangeschoten zijn en veel drinken in het weekend blijken risicofactoren voor de kans betrokken te zijn bij geweld in publieke ruimtes. Echter
*
De term geweld op straat en in uitgaanssituaties zal verder in dit rapport worden samengevoegd tot de term geweld in
publieke ruimtes.
1
niet alleen alcoholgebruik is van invloed, ook bovengenoemde demografische factoren en leefwijze vergroten de kans op betrokkenheid bij geweld in publieke ruimtes. Kortom, als het gaat om preventiebeleid gericht op agressie in publieke ruimtes, dient de focus wat betreft middelengebruik, gericht te zijn op alcoholgebruik en meer in het bijzonder dronkenschap en consumptie in het weekend. Bij de toespitsing van beleid op subpopulaties komen de uitkeringsgerechtigden als eerste naar voren: zowel de kans op slachtofferschap als daderschap is beduidend hoger dan bij werkenden. Verder komt naar voren dat mannen en jongeren extra risico lopen. Bij de ontwikkeling en versterken van preventiebeleid tegen geweld in publieke ruimtes dienen deze meer specifieke doelgroepen extra aandacht te krijgen.
2
Met opmaak: Voetnootmarkering
1 Inleiding
1.1 Opbouw Rapport In dit inleidende hoofdstuk wordt de achtergrond van het onderzoek besproken. Er zal een overzicht gegeven worden van de belangrijkste richtingen in de literatuur aangaande de relatie tussen alcohol en agressie. Aan de hand van dit overzicht zal toegewerkt worden naar de onderzoeksvragen. Tenslotte zal kort worden ingegaan op twee beperkingen van deze studie. Hoofdstuk 2 bespreekt de methode van onderzoek. In dit hoofdstuk worden onder andere de concepten uit de onderzoeksvragen geoperationaliseerd. Verder zal ingegaan worden op de gebruikte datasets en analyses. In hoofdstuk 3 zullen de resultaten weergegeven worden. Hierbij zal de volgorde van de onderzoeksvragen aangehouden worden. In hoofdstuk 4 worden de voornaamste uitkomsten nogmaals weergegeven, methodologische en theoretische kanttekeningen gemaakt en mogelijke implicaties voor preventiebeleid aangegeven.
1.2 Achtergrond Het rapport doet verslag van een secundaire analyse naar de mate waarin alcoholgebruikers, druggebruikers dan wel combigebruikers (gebruikers van alcohol en drugs) betrokken zijn bij geweld op straat en in uitgaanssituaties. Geweld op straat en in uitgaanssituaties wordt verder in dit rapport samengevoegd tot de term geweld in publieke ruimtes. In paragraaf 1.5 en in paragraaf 2.2 zal toegelicht worden waarom gekozen is voor deze samenvoeging. De gebruikte data zijn afkomstig van surveys onder de algemene bevolking (16-70 jaar) in Utrecht, Rotterdam en Parkstad Limburg1 (met als centrumgemeente Heerlen). In deze rapportage wordt echter gewerkt met een selectie van respondenten van 16-35 jaar. Het overgrote deel van geweld in publieke ruimtes vindt namelijk plaats in deze leeftijdsgroep.
1.3 Literatuur en onderzoeksvragen Een groot aantal studies duidt erop dat het nuttigen van alcohol een belangrijke rol speelt bij agressie (Kingma, Oskam et al. 1992; Rossow 1996; Paglia and Room 1998; Wells and Graham 2003). Zo stelt een onderzoek van Rossow (1996) dat 80% van de mensen die betrokken zijn geweest bij een gevecht had gedronken.
1
Parkstad Limburg (Oostelijk Zuid-Limburg) bestaat uit de gemeenten Heerlen, Brunssum, Landgraaf, Kerkrade,
Voerendaal, Simpelveld, Nuth en Onderbanken.
3
Over hoe de rol van alcohol gezien zou moeten worden, bestaan verschillende ideeën. De zogenaamde disinhibitie theorie stelt dat alcohol een ontremmende werking heeft op het gedrag waardoor mensen eerder agressief worden. Echter naast farmacologische aspecten spelen ook sociale processen, alcoholgerelateerde omgevingsfactoren (zoals beschikbaarheid, prijs etc) een belangrijke rol in de relatie tussen alcohol en agressie (Bieleman, Maarsing et al. 1998). Zo is in Frankrijk waar het alcoholgebruik hoog is, relatief minder alcohol gerelateerde criminaliteit dan in bijvoorbeeld de Scandinavische landen (Rossow 2001). De ‘Drunken Comportment’- theorie biedt hier een mogelijke verklaring voor, namelijk dat dronken gedrag sociaal aangeleerd is. Dronkenschap is vanuit dat perspectief niet alleen een fysiologisch of toxicologisch gegeven, maar ook een culturele constructie waardoor zowel tussen culturen als binnen culturen variatie in feitelijk gedrag bij dronkenschap ontstaat. Deze variatie betreft zeker ook de mate waarin alcoholgebruik gepaard gaat met geweld (MacAndrew and Edgerton 1969). Interessant in dit verband is ook de studie van Gustafson (1986) die laat zien dat alcohol vooral een agressieversterkend effect heeft als proefpersonen gefrustreerd zijn. Daarbij is er dus wel degelijk sprake van een agressieversterkende werking van alcohol, maar deze is onder meer afhankelijk van omgevingsfactoren die frustraties in de hand werken. De meeste studies laten buiten beschouwing of er naast alcohol nog andere middelen (zoals drugs) in het spel waren bij het plaatsvinden van geweld (Rossow 1996). Alcoholgebruik wordt door jongeren en horecaondernemers zelf als belangrijke oorzaak van agressie in het uitgaansleven beschouwd (Bieleman, Maarsing et al. 1998). Echter er bestaan ook aanwijzingen dat alcohol in combinatie met cocaïne agressiviteit kan doen toenemen (Boles and Miotto 2003). Precisering van de mate waarin alcoholgebruik en/of druggebruik een rol speelt bij geweld in publieke ruimtes, is belangrijk vanuit het oogpunt van preventief beleid. In deze studie zal op twee verschillende manieren naar de relatie tussen alcohol en/of druggebruik en geweld in publieke ruimtes worden gekeken. De eerste manier waarop de vraag gesteld kan worden is of gegeven het totaal aan gerapporteerde geweldincidenten in publieke ruimtes, het vooral alcoholgebruikers, druggebruikers of combigebruikers (= gebruikers van alcohol en drugs) zijn. De analyse is hier niet gericht op de gehele populatie, maar op het beperkt aantal mensen dat gerapporteerd heeft als slachtoffer of als dader betrokken te zijn geweest bij geweld. De relevantie van deze vraag betreft de maatschappelijke en strategische discussie of bij het voorkomen van geweld in publieke ruimtes vooral de druggebruikers of de combigebruikers aandacht behoeven of vooral de alcoholgebruikers. Naar gelang uit een analyse van het totaal aantal geweldsincidenten zou blijken dat bij het merendeel van de geweldsincidenten alcoholgebruikers dan wel druggebruikers betrokken zijn, is de vraag of de aandacht bij preventie primair dient uit te gaan naar druggebruik of alcoholgebruik beantwoord. 4
De tweede manier waarop de vraag gesteld kan worden gaat niet uit van de gerapporteerde geweldincidenten maar van de gehele populatie. De vraag kan hier gesteld worden of er een verschil is tussen alcoholgebruikers, druggebruikers en combigebruiker in de kans betrokken te raken bij geweldsincidenten in publieke ruimtes. Uit zo’n analyse kan een uitkomst naar voren komen die tegenstrijdig kan lijken met de uitkomst op de eerste vraag. Uit de eerste vraag kan bijvoorbeeld naar voren komen dat de grote meerderheid die geweld in publieke ruimtes rapporteert alcoholgebruiker is. Het antwoord op de tweede vraag kan zijn dat bij druggebruikers de kans op betrokkenheid bij geweld groter is (Neve and Lammers 1999). De schijnbare tegenstelling in uitkomsten is vanzelfsprekend gelegen in het feit dat de categorie alcoholgebruikers veel groter is dan de categorie druggebruikers. Als bij druggebruikers de kans op betrokkenheid bij geweld drie keer zo groot is, dan zullen er toch meer alcoholgebruikers betrokken zijn bij geweldsincidenten dan druggebruikers, aangezien de categorie alcoholgebruikers tien keer zo groot is als de categorie druggebruikers. In dit rapport zal de nadruk liggen op de eerste manier waarop de vraag naar de relatie geweld middelengebruik gesteld kan worden: gegeven het totaal aantal geweldincidenten, welk deel daarvan kan toegeschreven worden aan alcoholgebruikers en welk deel aan combigebruikers of druggebruikers? Dit kan weer uitgesplitst worden in twee vragen: (1) in welke mate slachtoffers en of daders van geweld in publieke ruimtes alcoholgebruikers, druggebruikers en/of combigebruikers zijn; (paragraaf 3.1; tabel 2) (2) in welke mate slachtoffers en/of daders alcohol- en/of druggebruik voorafgaand aan het geweldsincident rapporteren (paragraaf 3.2; tabel 4). Hier moet echter een beperking van de studie aangestipt worden. We hebben onvoldoende informatie over de mate van alcohol- en/of druggebruik voorafgaand aan het geweldsincident om daar direct uitspraken over te doen. In paragraaf 1.5 zal hier verder op ingegaan worden. Verder zullen we ook (in paragraaf 3.1; tabel 3, waarin uitgegaan wordt van de gehele populatie) aangeven of alcohol- , drug- en combigebruikers verschillen in de kans op betrokkenheid bij geweld in publieke ruimtes. In dit rapport komen nog twee andere vragen aan bod, namelijk: 3) Welke aspecten van drinkpatroon (hieronder valt ook het drinkgedrag) geven een goede verklaring voor de betrokkenheid bij geweld in publieke ruimtes? 4) Is er na controle op relevante aspecten van het drinkpatroon nog verschil in de kans op betrokkenheid bij geweld in publieke ruimtes naar gelang statusfactoren, leefsituatie en leefwijze? De relevantie van de vraag naar invloed van aspecten van drinkpatroon is gelegen in de mogelijkheid preventie op specifieke aspecten van alcoholgebruik toe te spitsen. De aspecten van drinkpatroon die in deze studie betrokken worden, zijn consumptie op doordeweekse dagen, consumptie op weekenddagen, frequentie 6 of meer glazen per keer drinken en frequentie aangeschoten of dronken zijn. Ook de vierde vraag, mogelijke invloed van statusfactoren, leefsituatie en leefwijze, ook bij 5
controle op drinkpatroon, heeft te maken met de mogelijkheden voor preventie. Uit de literatuur komt duidelijk naar voren dat agressie slechts zelden veroorzaakt wordt door een enkele factor, bijvoorbeeld alcohol- of druggebruik. Het gaat in vrijwel alle gevallen om een samenspel van factoren gelegen in het middelengebruik, persoonlijke eigenschappen, sociale gegevens en situatiegebonden factoren. Onze vraagstelling is toegespitst om binnen de categorie alcoholgebruikers aan te geven of bij bepaalde groeperingen, ook na controle op alcoholgebruik, een verhoogde kans op betrokkenheid bij geweld in publieke ruimtes bestaat. Daarbij hebben we gekozen voor de statusfactoren, leefsituatie en leefstijl omdat voor die factoren op meer theoretische gronden aangegeven kan worden dat er mogelijks sprake is van een verhoogde kans op betrokkenheid bij geweld. De term statusfactoren refereert naar algemene sociale kenmerken die niet of moeilijk door het individu zijn te beïnvloeden en die het individu met vele anderen deelt. In deze studie betreft het geslacht, leeftijd, opleiding, regio en etniciteit. De mogelijke invloed van deze statusfactoren is gelegen in het feit dat statusrollen algemene aanwijzingen bevatten voor gedrag dat sociaal wenselijk is dan wel juist sterke afkeuring oproept. Zo is het aannemelijk dat er tussen jongens en meisjes en mannen en vrouwen statusverschillen zijn in acceptatie van het gebruik van geweld in bepaalde situaties. Waarschijnlijk is er ook naar gelang leeftijd verschil in de mate waarin geweld gezien wordt als een meer of minder ongelukkig incident (bij jongeren) dan wel als sterk afwijkend gedrag (bij ouderen). Voorzover het statusgroepen betreft gedefinieerd door etniciteit kan het zijn dat hun maatschappelijke positie met veel onzekerheden over de acceptatie van hun etnische identiteit in het maatschappelijk leven gepaard gaat. Dit kan een bron van frustratie zijn en daarmee tot een grotere kans op geweld in openbare situaties leiden. Leefsituatie refereert naar de mate waarin het leven van iemand gestructureerd is door duidelijke sociale verplichtingen. De belangrijkste aspecten van leefsituatie zijn of men met een partner samen een huishouden heeft en verplichtingen heeft vanwege betaald werk. De mogelijke invloed van deze aspecten loopt deels via de tijdsbesteding, inclusief de mogelijkheden voor uitgaan op doordeweekse en weekenddagen. Wellicht even belangrijk in deze context is dat werkenden, gehuwden of mensen die samenwonen en ouders veel meer erop gericht zijn niet betrokken te raken bij geweld. Het schaadt namelijk niet alleen henzelf maar potentieel ook degenen die van hen afhankelijk zijn (o.a. collega’s, partner, kinderen). Behalve verminderde blootstelling of een sterkere geneigdheid geweld te ontwijken kan een relatie tussen leefsituatie en betaald werk en/of burgerlijke staat ook wijzen op een zogeheten selectie-effect. Bij mensen die geneigd zijn tot agressie is wellicht de kans om werk te vinden en/of te behouden of een partner te vinden en te behouden geringer. Bij leefwijzen gaat het om gedragingen en gedragspatronen die mede bepalen de mate waarin mensen zich blootstellen aan situaties met een verhoogde kans op geweld. In deze studie wordt daartoe 6
gerekend het aantal avonden dat iemand thuis doorbrengt, het aantal avonden in het café, frequentie van spelen op fruitautomaten en het aantal keren uit eten (betreft grotendeels eten in snackbars in deze leeftijdsgroep). In onderstaand schema is samengevat welke relaties voor alcoholgebruikers in deze studie onderzocht zullen worden. Model I refereert naar de basale probleemstelling: welke aspecten van drinkpatroon zijn van invloed op de kans op daderschap of slachtofferschap van geweld in publieke ruimtes. Model II, III en IV refereren naar multivariate analyses waarin, na controle op drinkpatroon, de centrale vraag is of statusfactoren, respectievelijk leefsituatie en leefwijze van invloed zijn op de kans betrokken te zijn geweest bij geweld in publieke ruimtes. Schema 1: Onderzochte relaties tussen drinkpatroon, statusfactoren, leefsituatie, leefwijze en geweld in publieke ruimtes Statusfactoren
Model II Leeftijd Geslacht Regio Etniciteit Opleiding Drinkpatroon
Geweld in publieke ruimtes
Weekvolume Weekendvolume 6 of meer glazen Aangeschoten Leefsituatie Burgelijke staat Werksituatie
Leefwijze
Model III
Model IV
Aantal avonden thuis Aantal avonden in café Frequentie spelen op fruitautomaat Aantal keren uit eten
7
Model I
Slachtofferschap & Daderschap
1.4 Samenvatting onderzoeksvragen Het onderzoek bestaat uit de volgende drie onderzoeksvragen: 1. a) In welke mate zijn slachtoffers van geweld in publieke ruimtes alcoholgebruiker, druggebruiker of combigebruiker? b) In welke mate zijn daders van geweld in publieke ruimtes alcoholgebruiker, druggebruiker of combigebruiker? 2. a) Verschillen slachtoffers van geweld in publieke ruimtes van niet-slachtoffers in hun drinkpatroon? b) Verschillen daders van geweld in publieke ruimtes van niet-daders in hun drinkpatroon? 3. a) Is er, na controle op drinkpatroon, invloed van statusfactoren, leefsituatie en leefwijze op slachtofferschap van geweld in publieke ruimtes? b) Is er, na controle op drinkpatroon, invloed van statusfactoren, leefsituatie en leefwijze op daderschap van geweld in publieke ruimtes?
1.5 Beperkingen van de studie Deze studie wenst op het niveau van de algemene bevolking te komen tot een inschatting van de rol die alcohol en/of drugs spelen bij geweld in publieke ruimtes, echter in het bijzonder van het geweld dat met uitgaan gepaard gaat. Het probleem bij de vaststelling van met uitgaan gerelateerd geweld is dat slechts een beperkt deel van dit geweld zich binnen uitgaansgelegenheden afspeelt en wellicht het meeste geweld rond uitgaan zich afspeelt op straat. Ook kan een aanleiding binnen in het café of discotheek liggen en het resultaat buiten. Er is dus niet altijd een principieel onderscheid zoals destijds in studies van Terlouw (1999) wel is gebeurd. Zoals wel vaker bij algemene bevolkingsonderzoeken, is ook bij de surveys die wij hier gebruiken slechts beperkte mogelijkheid om in detail door te vragen. Dat betekent in ons geval beperkte mogelijkheid om in detail door te vragen of het geweldsincident ook als het op straat gebeurt, direct verbonden was met het uitgaan en/of zich afspeelde in het geografisch gebied waar men uitging. De data laten niet meer toe dan een onderscheid te maken tussen geweld thuis, geweld in uitgaansgelegenheden en geweld op straat. In eerste instantie zijn we geïnteresseerd in geweld dat met uitgaan gepaard gaat. Echter we zouden teveel uitgaansgerelateerd geweld missen als we geweld op straat uitsluiten van onze analyse. Daarom hebben we geweld dat in uitgaansgelegenheden en geweld dat heeft plaatsgevonden op straat samengevoegd. We zijn ons bewust dat in een voorshands onbekende mate geweld op straat ook los van de context van uitgaan en daarmee gepaard alcohol- en druggebruik plaats vindt (bijvoorbeeld geweld in bepaalde wijken overdag). Wanneer we ons met name willen richten op uitgaansgeweld en geweld dat heeft plaatsgevonden in uitgaanssituaties en op 8
straat samenvoegen, zitten we met de beperking dat er ook een groep tussen zit waar het geweld niet aan het uitgaan gerelateerd hoeft te zijn. Daarom spreken we over geweld in publieke ruimtes, waarbij gedoeld wordt op uitgaansgeweld, maar waar men in het achterhoofd moet houden dat dit deels bestaat uit uitgaansgeweld en deels uit geweld op straat, dat niet alleen aan het uitgaan gerelateerd hoeft te zijn. Een andere beperking van deze studie is dat we slechts zeer beperkte informatie hebben over de mate waarin tijdens het geweldsincident, sprake was van alcohol en/of druggebruik. Deze vraag is wel gesteld, echter de vraag (zie Bijlage I, vraag 17) liet teveel ruimte over aan de respondent of bedoeld werd dat tijdens de ruzie of het vechten ook alcohol werd gedronken of drugs gebruikt dan wel dat het slachtoffer of dader tijdens de ruzie of vechtpartij onder invloed was van drank of drugs. Wat wij wel kunnen is de kans op geweld in relatie brengen tot het patroon van alcohol- en/of druggebruik. Anders gezegd we kunnen in deze studie wel aangeven of mensen die regelmatig dronken zijn of heel veel in het weekend drinken een grotere kans hebben om als slachtoffer of dader betrokken te zijn bij geweld in publieke ruimtes. Echter hierbij zullen we niet kunnen specificeren in welke mate ze drank of drugs gebruikt hadden direct voorafgaand aan het geweldsincident.
9
2 Methode In dit hoofdstuk wordt de methode van het onderzoek besproken. Als eerste komt aan de orde een beschrijving van de gebruikte data, waarbij ingegaan zal worden op het meetinstrument, steekproef en respons. Vervolgens zal de operationalisatie van de variabelen aan bod komen en tenslotte worden de analyses besproken.
2.1 Data De gebruikte data zijn afkomstig van de Regio- en Steden Monitor uit 2000. De Regio- en Steden Monitor is een pilot-project dat eind 1997 in Utrecht en Rotterdam en in mei 1998 in Parkstad Limburg van start is gegaan. De stedenmonitor bestaat uit een combinatie van meet- en registratieactiviteiten die informatie opleveren over het aantal alcohol- en druggebruikers, alsmede over gebruik, gebruikspatronen en trends van gebruik van drugs en problematisch alcoholgebruik in de regio. Voor deze studie is gebruik gemaakt van de surveys onder de algemene bevolking (16-70 jaar) van Rotterdam, Utrecht en Parkstad. De deelnemers zijn door middel van een aselecte steekproef uit de bevolkingsregisters van de drie regio’s geworven. Personen in de steekproeven kregen een vragenlijst met daarbij een begeleidende brief met informatie over het onderzoek toegezonden. De vragenlijsten zijn in alle drie de regio’s door of in samenwerking met de lokale GGD’s opgesteld. De basis van de vragenlijst was daarbij steeds hetzelfde, maar de GGD’s konden extra vragen toevoegen. De respons uit de drie steden liep uiteen van 48% in Rotterdam tot 71% in Parkstad Limburg. Utrecht nam voor wat de respons betreft een middenpositie in met 56%. In Parkstad Limburg werd gewerkt met een loterij. Dit was blijkbaar een extra stimulans om mee te doen aan het onderzoek en kan een verklaring zijn voor de hoge respons aldaar. De verschillen in non-respons kunnen mogelijk betekenen dat er verschillen zijn tussen de steden in de mate waarin selectieve uitval is ontstaan. Na selectie van de leeftijdgroep 16 tot 35 is in eerste instantie apart naar Parkstad Limburg (n= 1426), Rotterdam (n= 585) en Utrecht (n=1455) gekeken. Onderzocht is of de marginale verdeling afweek. In andere woorden, op de vraag in welke mate geweld in publieke ruimtes toegeschreven kan worden aan alcohol, drugs- en combigebruikers, is gekeken of de totaal percentages verschillen. Dit bleek niet het geval te zijn. Vervolgens zijn de drie verschillende regio’s samengevoegd (n=3466). In Bijlage I zijn de vragen uit de vragenlijst, die gebruikt zijn voor dit project, opgenomen.
10
2.2 Operationalisatie van de variabelen
Alcoholgebruik Er is een onderverdeling gemaakt in onthouders en drinkers. Onthouders zijn personen die de afgelopen 12 maanden geen alcoholhoudende drank of drugs hebben gebruikt. De groep drinkers zijn mensen die aangeven de afgelopen 12 maanden gedronken hebben. Van de groep drinkers is het drinkpatroon bepaald. In deze studie bedoelen we met drinkpatroon ook het drinkgedrag. Het gaat hier dus zowel over de hoeveelheid als om de wijze waarop gedronken wordt (drinkpatroon). In deze studie indiceren de volgende variabelen drinkpatroon: totaal aantal glazen op doordeweekse dagen, respectievelijk weekenddagen, frequentie van 6 of meer glazen per keer drinken en frequentie van aangeschoten of dronken zijn. Voor de multivariate analyses zijn de twee continue variabelen (totaal aantal glazen op doordeweekse dag, respectievelijk weekenddagen) opgesplitst in twee categorieën: de 25% die het meeste drinken en de 75% die minder drinkt. Dronkenschap en frequentie 6+-drinken zijn opgesplitst in drie categorieën (zie bijlage II). Aan personen die de afgelopen 12 maanden dader of slachtoffer zijn geweest van geweld in publieke ruimtes, is ook nog de volgende vraag gesteld: “Had u bij een of meer van deze gelegenheden alcohol en/of drugs gebruikt?” Aan de hand hiervan is de variabele, gebruik alcohol/drugs op het moment van het incident, geconstrueerd. Hierbij dient opgemerkt te worden dat er aan deze vraag twee beperkingen zitten. Ten eerste kan de vraag te beperkt begrepen worden. Personen kunnen die avond wel gedronken hebben maar tijdens het incident niet onder invloed zijn. Ten tweede belicht de vraag een eenzijdige kant van de zaak. Er wordt apart aan de dader of slachtoffer naar het gebruik gevraagd. Hierbij wordt niet ingegaan op het gebruik van de ander of anderen personen betrokken bij het incident. Beide beperkingen betekenen dat deze vraag waarschijnlijk tot een zeer sterke onderschatting leiden van de mate waarin sprake was van onder invloed zijn van alcohol of drugs op het moment van geweld. Dit dient in het achterhoofd gehouden te worden wanneer men naar de resultaten in paragraaf 3.2 kijkt.
Drugs Behalve naar het gebruik van alcohol zijn er in de enquête vragen gesteld naar het gebruik van soft- en harddrugs. Onder softdrugs wordt cannabis verstaan en onder harddrugs worden de volgende drugs verstaan: XTC, amfetamine (speed), hallucinogenen (LSD), cocaïne, heroïne en methadon. Aan de hand van deze vragen is een groep mensen geselecteerd die de afgelopen 12 maanden drugs had
11
gebruikt. Van de druggebruikers blijkt bijna driekwart (72.8%) uitsluitend cannabis en bijna een kwart (27.2) harddrugs gebruikt te hebben.
Gebruikspatroon Het begrip gebruikerspatroon geeft aan welke middelen mensen de afgelopen 12 maanden hebben gebruikt en bestaat uit 4 categorieën, namelijk alcohol-, drugs- en combinatiegebruikers (alcohol en drugs) en onthouders (geen alcohol en geen drugs). Dit onderscheid is van belang om het aandeel van alcohol- en drugsgebruikers of een combinatie van beide in slachtofferschap en daderschap van geweld in publieke ruimtes te kunnen bepalen. In andere discussies wordt, zoals ook eerder bij drinkpatroon naar voren kwam, het begrip patroon gebruikt om de wijze van gebruik aan te geven en niet zozeer de hoeveelheid. In deze studie verwijst het begrip gebruikerspatroon zowel naar hoeveelheid als naar de wijze van gebruik.
Slachtoffers en daders van geweld in publieke ruimtes In de vragenlijst van de Regio- en Steden monitor is een vraag gesteld of mensen de afgelopen 12 maanden slachtoffer zijn geweest van geweld. Dezelfde vraag is gesteld voor daderschap. Bij beide vragen werd aangegeven wat onder geweld verstaan dient te worden: fysieke agressie (vb: slaan schoppen) maar ook verbale agressie (iemand flink uitschelden of bedreigen). Vervolgens is gevraagd waar dit geweld plaats heeft gevonden. Was dit op straat, in uitgaanssituaties, thuis of ergens anders (bijvoorbeeld: werk, sportkantine). In deze studie is, zoals vermeld in de inleiding en paragraaf 1.5, gekozen om geweld op straat en geweld dat heeft plaatsgevonden in uitgaanssituaties samen te voegen. Wanneer bij deze groep gekeken wordt naar de verhoudingen geldt voor slachtofferschap dat 42% plaatsvond in uitgaanssituaties en 58% op straat. Voor daderschap geldt dat 54% in uitgaanssituaties heeft plaatsgevonden en 46% op straat. We zijn ons bewust dat met name in de relatie tot alcohol- en druggebruik geweld in uitgaanssituaties en geweld op straat verschillende categorieën zijn. Een verschil is dat het zeer onwaarschijnlijk is dat niet minstens één van de betrokkenen gedronken heeft en/of drugs heeft gebruikt in een uitgaanssituatie. Echter, bij geweld op straat, met name geweld op straat dat zich niet rond uitgaansgelegenheden afspeelt, is dat niet noodzakelijkerwijs het geval. Om enig inzicht te krijgen, of er een groot verschil is in de relevantie van alcoholgebruik voor geweld in uitgaanssituaties respectievelijk geweld op straat, is gekeken of er een samenhang is in alcoholgebruik. Hiervoor zijn de gemiddelden in drankconsumptie van de twee groepen, aan de hand van de verschillende drinkvariabelen, met elkaar vergeleken (tabel 1). Wanneer er inderdaad een samenhang tussen geweld op straat en in uitgaanssituaties bestaat, is te verwachten dat er geen verschil 12
in drinkconsumptie tussen de twee groepen wordt gevonden. Dit blijkt te kloppen voor dronkenschap en frequentie 6+ drinken. Slachtoffers van straat onderscheiden zich niet van slachtoffers in uitgaanssituaties. Dit geldt ook voor de dadergroep. Wat betreft weekendconsumptie wordt er wel verschil gevonden (tabel 1). Echter, er is wel te zien dat wanneer de groep slachtoffer straat/uitgaan wordt vergeleken met de niet-slachtoffergroep, deze laatste groep toch altijd nog minder drinkt dan de slachtoffers op straat. Dit patroon geldt ook voor de dadergroep. Kortom op belangrijke aspecten (6+ drinken en dronkenschap) wordt geen relevant verschil gevonden, hetgeen doet vermoeden dat veel geweld op straat in de context van uitgaan heeft plaatsgevonden. Tabel 1: gemiddelde van enkele aspecten van drinkpatroon naar gelang geweld plaatsvond op straat of bij uitgaan. Gemiddelde Slachtoffer Dader
Weekendconsumptie 6+ drinken Dronkenschap
straat
uitgaan
straat
uitgaan
7.3 1.2 1.0
11.5 1.5 1.3
6.7 1.0 0.8
15.3 1.5 1.5
Statusfactoren In het onderzoek worden onder statusfactoren de volgende sociaaldemografische kenmerken verstaan: leeftijd, geslacht, etniciteit en opleiding. Leeftijd is een variabele op intervalniveau, lopend van 16 tot 35 jaar. Etniciteit is geoperationaliseerd aan de hand van het geboorteland van de betreffende persoon. Dit is onderverdeeld in twee categorieën: 1) personen geboren in Nederland. 2) personen uit niet Westerse landen en overige Europese landen (Suriname, Nederlandse Antillen, Marokko, Turkije, Indonesië en overige niet Westerse landen). Opleiding is ook een categorische variabele en is onderverdeeld in drie groepen, namelijk HBO/WO, MBO en LBO/VBO. Leefsituatie Bij burgerlijke staat worden in deze studie twee groepen onderscheiden, namelijk jongeren met partner en jongeren zonder partner. Bij arbeidssituatie is een onderscheid gemaakt in vier categorieën, namelijk betaald werk voor meer dan 18 uur, betaald werk voor 18 uur of minder, student/scholier en mensen met een uitkering. Leefwijze De indicatoren voor leefwijze zijn: frequentie van bezoek aan een café of discotheek, uit eten in de laatste vier weken (niet, 1-3 keer, 4 keer of vaker) en het spelen op fruitautomaten in de laatste vier 13
weken (niet, 1 keer of vaker). Tenslotte is er een vraag gesteld over hoeveel avonden per week mensen thuis blijven (1-3 avonden, 4-5 avonden of elke avond).
2.3 Analyse Na het samenvoegen van de bestanden uit de drie regio’s zijn verschillende analyses uitgevoerd. De analyses bestonden uit beschrijvende technieken en multivariate analyse. De beschrijvende technieken bestaan uit frequentieverdelingen en kruistabellen. De multivariate analyse is een logistische regressie analyse. De analyses zijn uitgevoerd met het statistische programma SPSS versie 10.1. Met behulp van kruistabellen is nagegaan in welke mate slachtoffers/daders van geweld in publieke ruimtes alcoholgebruiker, druggebruiker of combigebruiker zijn. Tevens is het alcohol- en/of drugsgebruik ten tijde van het geweldsincident nagegaan. Hiervoor is eerst een selectie gemaakt van daders, slachtoffers en respondenten die dader en slachtoffer waren. De logistische regressie moest antwoord geven op de vraag of aspecten van drinkpatroon van invloed waren op de kans op slachtofferschap respectievelijk daderschap. Tevens moest de logistische regressie antwoord geven of, na controle op relevante aspecten van drinkpatroon, er invloed was van statusfactoren, leefsituatie en leefwijze. Omdat deze analyses gericht zijn op o.a. specificering van invloed van alcoholgebruik op kans op betrokkenheid bij geweld in publieke ruimtes, is de relatief kleine categorie niet-drinkers niet opgenomen in de analyse. De logistische regressie is in vier stappen uitgevoerd. In de eerste stap zijn indicatoren voor drinkpatroon ingevoerd. In de tweede stap de statusfactoren, waar we ook regio (Rotterdam, Utrecht, Parkstad Limburg) toe rekenden. In de derde en vierde stap indicatoren voor respectievelijk leefsituatie en leefwijze. In de bijlagen zijn de uitkomsten stap voor stap weergegeven. In de resultaten paragraaf beperken we ons tot presentatie van het model met de indicatoren voor drinkpatroon (stap 1) en het finale model (stap 4). Een punt van aandacht betrof de overlap tussen daders en slachtoffers van geweld in publieke ruimtes (zie ook tabel 2 en 3). Wij hebben er voor gekozen om bij de logistische regressies van slachtofferschap zowel degenen die melden alleen slachtoffer te zijn geweest op te nemen alsook degenen die melden slachtoffer en dader te zijn geweest. Hetzelfde geldt voor de analyses van daderschap. De principiële overweging hierbij was dat het aantal respondenten (n=84) dat aangeeft zowel dader als slachtoffer te zijn, te klein is om apart een multivariate analyse mee uit te voeren. Uitsluiten van de respondenten die zowel dader als slachtoffer zijn bij de analyses van respectievelijk dader- en slachtofferschap zou informatieverlies betekenen. Dit zowel in statistische zin, namelijk minder power, alsook door uitsluiting van een substantiële categorie die betrokken is geweest bij geweld in publieke ruimtes. 14
3 Resultaten
3.1 Het aandeel van alcoholgebruikers, druggebruikers en combigebruikers in slachtoffer- en daderschap van geweld in publieke ruimtes In tabel 2 is het gebruikspatroon tegen slachtoffer- en daderschap uitgezet. Het gaat in deze tabel om een selectie uit de totale steekproef (n= 3466) van personen die bij geweld in publieke ruimtes betrokken zijn (n=455). Deze tabel geeft hiermee een antwoord op de eerste onderzoeksvraag. Alcoholgebruikers zijn betrokken in 52.4 % tot 60.8 % van de geweldsincidenten in publieke ruimtes. Druggebruikers hebben daarentegen een erg klein aandeel, 0.41% tot 1.5%. De combigebruikers nemen een middenpositie in en hebben een aandeel van 25.4% tot 38.1%. In de tabel is verder te zien dat er nauwelijks verschil is in de mate waarin slachtofferschap dan wel daderschap toegeschreven dient te worden aan alcoholgebruik. Indien er rekening mee wordt gehouden dat bij combigebruikers in veel gevallen ook alcoholgebruik een belangrijke rol speelt bij het geweld, zal de rol van alcoholgebruik bij geweld in publieke ruimtes nog groter zijn. Tabel 2: De mate waarin geweld in publieke ruimtes toegeschreven kan worden aan alcohol, drugs –en combi (alcohol en drugs) gebruikers gebruikspatroon Dader Slachtoffer Slachtoffer en dader Totaal N (%) N (%) N (%) 79 (60.8%) 141 (58.5%) 44 (52.4%) 264 (58%) Alcoholgebruiker 2 (1.5%) 1 (0.4%) 1 (1.2%) 4 (0.9%) Druggebruiker 33 (25.4%) 74 (30.7%) 32 (38.1%) 139 (31%) Combi-gebruiker 16 (12.3%) 25 (10.4%) 7 (8.3%) 48 (10%) Onthouder 130 (100%) 241 (100%) 84 (100%) 455 (100%) Totaal
In tabel 3 (op de volgende pagina) gaat het om de totale steekproef; dit in tegenstelling tot de voorgaande tabel (tabel 2) waar gekeken is naar een selectie van personen. In tabel 3 is af te lezen dat de prevalentie van daders van geweld in publieke ruimtes op de totale populatie van 16 tot en met 34 jaar 3.8% is. Bij slachtoffers ligt de prevalentie op 7.2 %. Tabel 3 geeft verder de kans om betrokken te raken bij geweld in publieke ruimtes van alcohol-, drugs- en combigebruikers weer. Hierbij is slachtoffer- en/of daderschap tegen gebruikspatroon uitgezet. Er is te zien dat bij alcoholgebruikers de kans op betrokkenheid bij geweld varieert van 2.0% (slachtoffer en dader van geweld) tot 6.4% (slachtoffer). Bij druggebruikers: 4.8% tot 9.5% en bij de combigebruikers: 6.6% tot 15.2%. Bij druggebruikers en combigebruikers is de kans op betrokkenheid bij geweld in publieke ruimtes systematisch hoger. Echter er is één uitzondering; slachtofferschap is
15
bij alcoholgebruikers hoger (6.4%) in vergelijking tot druggebruikers (4.8%). Bij mensen die geen alcohol of drugs gebruiken is de kans op betrokkenheid bij geweld het laagst. Tabel 3: Kans op betrokkenheid bij geweld in publieke ruimtes
Alcoholgebruiker Druggebruiker Combigebruiker Onthouder Totaal
Dader
Slachtoffer
79 (3.4%) 2 (9.5%) 33 (6.8%) 16 (2.4%) 130 (3.8%)
141 (6.4%) 1 (4.8%) 74 (15.2%) 25 (3.8%) 241 (7.2%)
Slachtoffer en dader 44 (2.0%) 1 (4.8%) 32 (6.6%) 7 (1.1%) 84 (2.5%)
Geen slachtoffer of dader 1955 (88.1%) 17 (81%) 347 (71.4%) 608 (92.5%) 2927 (86.5%)
Totaal 2219 (100%) 21 (100%) 486 (100%) 656 (100%) 3382 (100%)
Wanneer apart naar de drie regio’s wordt gekeken is een zelfde patroon te zien. Er zijn dus geen verschillen tussen Parkstad Limburg, Rotterdam en Utrecht. De alcoholgebruikers hebben het grootste aandeel in de mate waarin geweld in publieke ruimtes in de drie steden voorkomt. In tabel 3 mag aan de percentages in de kolom “druggebruiker” slechts geringe waarde worden toegekend gegeven de kleine aantallen waar deze op gebaseerd zijn.
3.2 Het gebruik van alcohol, drugs of alcohol en drugs op het moment van slachtoffer- en daderschap van geweld in publieke ruimtes In tabel 4 is het middelengebruik op het moment van slachtoffer- en daderschap weergegeven. In tegenstelling tot bovenstaande tabellen 2 en 3 is hier geen categorie slachtoffers en daders weergegeven. Hier is de volgende verklaring voor. De groep slachtoffers en daders (dit zijn personen die zowel dader als slachtoffer zijn), levert tal van verschillende combinatiemogelijkheden op. Een persoon kan bijvoorbeeld op het moment van slachtofferschap alcohol hebben gedronken, maar op het moment van daderschap drugs hebben gebruikt. Het is dus niet mogelijk om te zeggen wat nu precies in het spel was. Om toch iets te kunnen zeggen hebben we gekeken hoe de percentages van slachtoffers met die van slachtoffer en dader overeenkomen. Hier is te zien dat dit aardig overeenkomt en er kan aangenomen worden dat het geen probleem is geweest de groep personen die slachtoffer en dader zijn niet als aparte groep te selecteren maar bij de slachtoffer- of dadergroep te laten. In tabel 4 is te zien dat op het moment van het incident ruim drie tweederde van de personen (slachtoffer 70%, dader 65%) geen alcohol, drugs of een combinatie had gebruik. Een derde had wel alcohol, drugs of een combinatie hiervan gebruikt (slachtoffers 24%+1.6%+4.7% en daders 27%+2.4%+5.2%). Hier dient opgemerkt te worden dat zoals in paragraaf 2.2 aangegeven werd, dit vermoedelijk een sterke onderrapportage van het onder invloed zijn van alcohol of drugs bij het geweldsincident is. Het is hier dus minder interessant dat 70 % van de slachtoffers en 65% van de daders aangeeft zelf geen alcohol en/of drugs te hebben gebruikt voorafgaand aan het geweldsincident. Informatiever is dat 16
van degenen die aangeven alcohol of drugs te hebben gebruikt, het overgrote deel alcohol heeft gebruikt. Van de 96 slachtoffers die aangeven middelen te hebben gebruikt, rapporteren er 76 (79%) dat ze alcohol hadden gedronken. Van de 73 daders die middelengebruik rapporteren, geven 57 (78%) alcoholgebruik aan. Van hieruit bezien komt, nog sterker dan in tabel 2, naar voren dat alcoholgebruik een belangrijkere factor is bij geweld in publieke ruimtes dan druggebruik. Tabel 4: Het gebruik van alcohol, drugs of alcohol en drugs op het moment van slachtofferschap/daderschap van geweld in publieke ruimtes Gebruik alcohol/drugs op het moment van het incident
Slachtoffers N (%)
Daders N (%)
Totaal
Alcohol Drugs Alcohol en drugs Geen alcohol en/of drugs Totaal
76 (24%) 5 (1.6%) 15 (4.7%) 220 (70%) 316 (100%)
57 (27%) 5 (2.4%) 11 (5.2%) 137 (65%) 210 (100%)
133 (25.3%) 10 (1.9%) 26 (4.9%) 357 (67.8%) 526 (100%)
N (%)
3.3 De invloed van aspecten van drinkpatroon op de kans op slachtoffer- en daderschap van geweld in publieke ruimtes 3.3.1 Slachtofferschap, drinkpatroon en geweld in publieke ruimtes In tabel 5 is te zien is dat er een significant verschil bestaat in het aantal keer aangeschoten zijn tussen slachtoffers en niet-slachtoffers van geweld. Personen die 1 tot 5 keer per half jaar aangeschoten zijn, hebben 2.22 keer zoveel kans om slachtoffer te worden in vergelijking tot personen die nooit aangeschoten zijn. Personen die 1 keer per maand tot elke dag aangeschoten zijn, hebben 3.19 zoveel kans slachtoffer te worden in vergelijking tot personen die nooit aangeschoten zijn. Voor de andere indicatoren van drinkpatroon is geen significant verschil gevonden. Tabel 5: Drinkpatroon en slachtofferschap bij geweld in publieke ruimtes Model I OR (95% BI) Drinkpatroon Doordeweeksvolume 0 tot 4 ( glazen x dagen) 4 tot 48 Weekendvolume 0 tot 9 9 tot 36 Aangeschoten nooit 1x tot 5x/half jaar 1x p/mnd/elke dag 6 of meer glazen nooit 1x tot 5x/half jaar 1x p/mnd/elke dag
1.00 1.22
(0.88 1.70)
1.00 1.15
(0.81 1.64)
1.00 2.22 3.19
(1.48 3.32)* (1.91 5.33)**
1.00 0.87 0.89
(0.57 1.33) (0.54 1.46)
17
*: p<0.05
**: p<0.01
3.3.2 Daderschap, drinkpatroon en geweld in publieke ruimtes In tabel 6 is te zien is dat er een significant verschil bestaat in het weekend drinkvolume tussen daders en niet-daders van geweld. Respondenten die rapporteren 12 of meer glazen alcoholhoudende drank in een weekend te drinken, hebben een 2.73 grotere kans dader te zijn van agressie bij het uitgaan. Verder blijkt dat personen die 1 keer per maand tot elke dag aangeschoten worden 2.27 keer zoveel kans hebben dader te worden in vergelijking tot personen die nooit aangeschoten zijn. Voor de andere indicatoren van drinkpatroon is geen significant verschil gevonden.
Tabel 6: Drinkpatroon en daderschap bij geweld in publieke ruimtes Model I OR (95% BI) Drinkpatroon Doordeweeksvolume 0 tot 4 ( glazen x dagen) 4 tot 48 Weekendvolume 0 tot 9 9 tot 36 Aangeschoten nooit 1x tot 5x/half jaar 1x p/mnd/elke dag 6 of meer glazen nooit 1x tot 5x/half jaar 1x p/mnd/elke dag *: p<0.05 **: p<0.01
1.00 0.97
(0.65 1.46)
1.00 2.73
(1.75 4.25)**
1.00 1.06 2.27
(0.67 1.69) (1.23 4.18)*
1.00 1.35 0.71
(0.82 2.23) (0.37 1.38)
3.4 De invloed van leefwijze, leefsituatie en maatschappelijke positie op slachtoffer- en daderschap van geweld in publieke ruimtes 3.4.1 Slachtofferschap We verwachten dat naast het drinkpatroon ook statusfactoren, leefsituatie en leefwijze een rol spelen bij slachtofferschap van geweld in publieke ruimtes. Dit is onderzocht door te controleren voor drinkpatroon en stapsgewijs een aantal statusfactoren, variabelen voor leefsituatie en leefwijze aan model I toe te voegen. In tabel 7a zijn alleen die variabelen weergegeven die een significante uitkomst hadden. In tabel 7b in bijlage II zijn de vier modellen weergegeven met al de variabelen. In tabel 7a is te zien dat na controle op drinkpatroon, geslacht, leeftijd, regio en werksituatie van invloed zijn op de kans op slachtofferschap. Vrouwen hebben een kleiner risico ten opzichte van mannen. Ook is te zien 18
dat de kans op slachtofferschap afneemt op oudere leeftijd. Verder is te zien dat vergeleken met werkenden (>18 uur) scholieren/studenten en mensen met een uitkering een significant grotere kans op slachtofferschap hebben. Tenslotte maakt het uit in welke regio men woonachtig is. Vergeleken met Rotterdam is in Parkstad Limburg de kans op slachtofferschap significant lager. Voor Utrecht wordt geen significant verschil gevonden. Etniciteit, burgerlijke staat, opleiding en leefwijze blijken niet significant samen te hangen met de kans op slachtofferschap. Samenvattend kan gesteld worden dat, ook bij controle op drinkpatroon, voor mannen, jongeren, scholieren/studenten en uitkeringsgerechtigden de kans op slachtofferschap hoger is. Verder is te zien dat het uitmaakt in welke regio men woonachtig is. Tabel 7a: Factoren van invloed op kans slachtoffer te zijn van geweld in publieke ruimtes Slachtofferschap bij geweld in publieke ruimtes OR (95% CI) Drinkpatroon Aangeschoten nooit 1x tot 5x/half jaar 1x p/mnd/elke dag Statusfactoren Geslacht Man vrouw Leeftijd Regio Rotterdam Parkstad Limburg Leefsituatie Werksituatie >18 uur Student/scholier uitkering * : p<0.05
1.00 2.11 2.81
(1.37 3.26)* (1.60 4.95)**
1.00 0.64 0.95
(0.48 0.97)* (0.91 0.99)*
1.00 0.51
(0.34 0.78)*
1.00 1.92 3.48
(1.31 2.83)* (1.92 6.31)**
**: p<0.01
3.4.2 Daderschap Ook voor daderschap is onderzocht of naast het drinkpatroon ook statusfactoren, leefsituatie en leefwijze een rol spelen bij geweld in publieke ruimtes. In tabel 8a zijn alleen die variabelen weergegeven die een significante uitkomst hadden. In tabel 8b in bijlage III zijn de vier modellen weergegeven met alle de variabelen. In tabel 8a is te zien dat naast weekend-volume en aangeschoten zijn, er een significant verschil in geslacht, leeftijd, opleiding, werksituatie en frequentie fruitautomaat bestaat tussen daders en niet-daders. Vrouwen hebben een kleiner risico ten opzichte van mannen om dader van geweld in publieke ruimtes te worden. Ook is te zien dat de kans op daderschap afneemt op oudere leeftijd. Verder komt naar voren dat personen die lager geschoold zijn (LBO/VBO) 2.19 keer zoveel kans hebben om dader te worden in vergelijking tot personen met een hogere opleiding 19
(HBO/WO). Ook personen die minder dan 18 uur per week werken, hebben een groter risico om dader te worden. Hiernaast is nog te zien dat personen met een uitkering vier keer zoveel kans hebben dader te worden als personen die meer dan 18 uur per week werken. Verder is te zien dat personen die wel eens op een fruitautomaat hebben gespeeld, een 1.7 keer zo grote kans op daderschap hebben in vergelijking met personen die nooit op een fruitautomaat hebben gespeeld. Het wonen in de regio Utrecht zit op het randje van significantie (p=0.051) met daderschap. Er kan dus gezegd worden dat woonachtig zijn in de regio Utrecht een verminderde kans op daderschap met zich mee brengt. Samenvattend kan gesteld worden dat, ook bij controle op drinkpatroon, voor mannen, jongeren, lager opgeleiden, minder dan 18 uur per week werkenden, uitkeringsgerechtigden en personen die frequent spelen op een fruitautomaat de kans op daderschap groter is. Tabel 8a: Factoren van invloed op kans dader van geweld in publieke ruimtes te zijn daderschap bij geweld in publieke ruimtes OR (95% CI) Drinkpatroon Weekendvolume 0 tot 9 12 tot 36 Aangeschoten nooit 1x tot 5x/half jaar 1x p/mnd/elke dag Statusfactoren Geslacht Man vrouw Leeftijd Regio Rotterdam Utrecht Opleiding HBO/WO MBO LBO/VBO Leefsituatie Werksituatie >18 uur <18 uur Student/scholier uitkering fruitautomaat Geen keer 1 of meer keer * : p<0.05 **: p<0.01
1.00 2.08
(1.3 3.4)*
1.00 1.23 2.22
(0.73 2.06) (1.08 4.54)*
1.00 0.39 0.89
(0.26 0.59)** (0.85 0.93)**
1.00 0.60
(0.36 1.00)
1.00 1.53 2.19
(0.88 2.67) (1.2 3.99)*
1.00 2.93 0.87 4.30
(1.43 6.00)* (0.54 1.40) (2.15 8.58)**
1.00 1.70
(1.18 2.45)*
20
4 Discussie De eerste probleemstelling betrof de vraag in welke mate alcoholgebruikers, drugsgebruikers of combigebruikers betrokken zijn bij geweld in publieke ruimtes. Het antwoord op deze vraag is eenduidig: bij het overgrote deel van het geweld in publieke ruimtes zijn alcoholgebruikers betrokken. Het is hoogst waarschijnlijk dat deze conclusie ook landelijk geldt. Echter, naar gelang regio kan de exacte verhouding in alcohol- dan wel druggebruikers verantwoordelijk voor geweld in publieke ruimtes afwijken van de hier gepresenteerde gegevens. Verder heeft deze studie geprobeerd om de vraag in welke mate slachtoffers en/of daders alcohol en/of drugs hebben gebruikt op het moment van het geweldsincident, te beantwoorden. Echter het was hierbij niet mogelijk om het gebruik voorafgaand of ten tijde van het incident vast te stellen. Het blijft dus onduidelijk of de slachtoffers of daders nog onder invloed waren op het moment van het incident. Deze beperking is ook al eerder aan bod gekomen in paragraaf 1.5. De vraag naar het middelengebruik op het moment van het geweldincident kan zo tot een onderrapportage van het middelengebruik bij geweldsincidenten hebben geleid. De vraag luidde of “ bij een of meer van deze gelegenheden alcohol gedronken of drugs gebruikt is”. Beter was het geweest als dit niet voor meerdere geweldincidenten tegelijk maar voor ieder incident apart gevraagd was. Of specifieker, de vraag of in bijvoorbeeld de vier uur voorafgaand aan het incident was gedronken en of drugs waren gebruikt. Wij vermoeden dat dit tot een nauwkeuriger beeld zou leiden van de mate waarin middelengebruik een rol speelt bij geweld in publieke ruimtes. Het is hier dus ons inziens minder informatief dat bijna driekwart van de slachtoffers en daders aangeeft zelf geen alcohol en/of drugs te hebben gebruikt voorafgaand aan het geweldsincident. Informatiever is dat van degenen die aangeven alcohol of drugs te hebben gebruikt, het overgrote deel alcohol heeft gebruikt. Ook hier komt dus naar voren dat alcoholgebruik een belangrijkere factor is bij geweld in publieke ruimtes dan druggebruik. Om te laten zien dat dit niet in tegenspraak is met de ook in vele studies gevonden hogere kans op geweld bij druggebruikers hebben wij in tabel 3 (op pagina 16) de kans op betrokkenheid bij geweld in publieke ruimtes voor de vier categorieën gebruikers weergegeven. Hier blijkt dat bij met name combigebruikers de kans op geweld hoger is dan bij alcoholgebruikers. Echter hier dient opgemerkt te worden dat de groep alcoholgebruikers relatief groter is dan de groep drugs- en/of combigebruikers, waardoor uiteindelijk ook hier geconcludeerd kan worden dat de alcoholgebruikers het overgrote deel van de geweldplegingen voor hun rekening nemen. De andere probleemstelling waarvan het antwoord het belang van alcoholgebruik bij geweld in publieke ruimtes indiceert, is de uitkomst dat frequentie van aangeschoten/dronken zijn en aantal glazen in het weekend (alleen daderschap) een significant hogere kans geeft op betrokkenheid bij geweld in publieke ruimtes. 21
Echter, uit de logistische regressie komt niet alleen het belang van dronkenschap en weekendconsumptie naar voren. Het blijkt dat bij een overeenkomstig drinkpatroon ook statusfactoren en leefsituatie van invloed zijn op de kans op slachtoffer- en daderschap van geweld in publieke ruimtes. Voor zowel dader- als slachtofferschap geldt dat, ook na controle op drinkpatroon, de kans groter is bij mannen, jongeren en uitkeringsgerechtigden. Daarbij springt vooral de 3.5 (slachtofferschap) tot 4 (daderschap) keer hogere kans bij uitkeringsgerechtigden naar voren. Uitkeringsgerechtigden hebben een duidelijk veel hogere kans als slachtoffer of dader betrokken te zijn bij geweld in publieke ruimtes. Zoals gezegd in de introductie, zijn hier twee interpretaties mogelijk: het uitkeringsgerechtigd zijn kan betekenen dat er meer tijd op straat en aan uitgaan besteed wordt. De hogere kans op slachtoffer- en daderschap bij uitkeringsgerechtigden kan ook betekenen dat mensen met een geringere agressiebeheersing in combinatie met middelengebruik er minder goed in slagen werk te vinden en te behouden. In dat geval is de verhoogde kans op betrokkenheid bij geweld in publieke ruimtes niet te wijten aan hun leefsituatie maar aan een persoonsgebonden factor die zowel de kans op werkloosheid bevordert als de kans op betrokkenheid bij geweld. Bovenstaande verklaringen sluiten elkaar niet uit. Zowel werkloosheid als gevolg van een geringere beheersing van agressie als agressie ten gevolge van werkeloosheid kunnen een rol spelen. Aangaande leeftijd en geslacht is in de inleiding opgemerkt dat dit geïnterpreteerd kan worden in termen van statusrollen. Van vrouwen en ouderen, ook binnen de beperkte leeftijdcategorie van 16-35 jaar, wordt sterker verwacht dat ze agressie weten te vermijden. Naast alle overeenkomsten tussen de factoren die van invloed zijn op zowel dader- als slachtofferschap, is het ook nuttig stil te staan bij de verschillen. Specifiek voor slachtofferschap geldt dat bij studenten de kans om slachtoffer te worden groter is. Tevens was te zien dat in Parkstad Limburg vergeleken met Rotterdam de kans op slachtofferschap kleiner is. Bij deze laatste uitkomst dienen ook de verschillen tussen Parkstad en Rotterdam in non-respons betrokken te worden. Aangenomen dat de in Rotterdam hogere non-respons ook betekent dat in Rotterdam een hoger percentage betrokkenen bij geweld niet zijn geïnterviewd, betekent dit dat het verschil nog iets groter is dan in de betreffende tabel is aangegeven. Specifiek voor daders geldt dat bij lager opgeleiden en parttime werkenden de kans dader te worden groter is. Verder was te zien dat in Utrecht, vergeleken met Rotterdam, de kans op daderschap kleiner was. Het voornaamste verschil is wel dat bij daderschap meer factoren die een maatschappelijk lagere positie indiceren van invloed zijn. Klaarblijkelijk is daderschap van geweld in publieke ruimtes in veel sterkere mate geconcentreerd in de subpopulatie met een maatschappelijk lagere positie dan slachtoffers. De lagere kans op slachtofferschap in Parkstad Limburg, vergeleken met Rotterdam, was niet verwacht. Wij vermoeden dat bij deze uitkomst twee factoren van belang zijn. Ten eerste is in 22
Limburg alcoholgebruik sterker geïntegreerd dan in Rotterdam (Knibbe 1982). Dit impliceert onder andere dat alcoholgebruik in Limburg een iets sterkere sociale component heeft dan in de Randstad, inclusief Rotterdam. De informele sociale controle op afwijkend gedrag tijdens het drinken, waaronder agressie, is daardoor mogelijk groter in Parkstad Limburg in vergelijking tot Rotterdam.Ten tweede is er natuurlijk de meer formele sociale controle. In kleinere gemeenten als Parkstad kan die intensiever zijn dan in grotere gemeenten en daar kan een preventieve werking van uitgaan. De hier gepresenteerde uitkomsten tonen wat betreft de relatie tussen alcoholgebruik en geweld overeenkomst met de studie “Aangeschoten Wild”(Bieleman, Maarsing et al. 1998). In die studie bleek dat onder degenen die zich agressief gedragen aanzienlijk meer excessieve drinkers voorkomen. Meer algemeen kan geconcludeerd worden, dat de samenhang tussen frequentie van dronkenschap (daders en slachtoffers) en hoeveelheid die in het weekend gedronken wordt (daderschap) in overeenstemming zijn met andere studies die aantonen dat de hoeveelheid die gedronken wordt van invloed is op de kans betrokken te raken bij geweld in publieke ruimtes. Hiermee komen we ook bij de mogelijke beleidsaanbevelingen. In deze studie komt duidelijk naar voren dat alcoholgebruikers een veel groter aandeel van het geweld in publieke ruimtes voor hun rekening nemen dan druggebruikers. Daarnaast bleek duidelijk dat de mate van alcoholgebruik (geïndiceerd door frequentie van dronkenschap en consumptie in het weekend) van invloed is op de kans betrokken te raken bij geweld in publieke ruimtes. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het feit dat terwijl voor de gehele bevolking vanaf 16 jaar geldt dat 80% van de alcoholconsumptie in thuissituaties wordt gedronken dit voor jongeren juist andersom is (Knibbe, Oostveen et al. 1991). Jongeren drinken 80% van hun consumptie in publieke drinkgelegenheden (Knibbe, Oostveen et al. 1991). De dronkenschap en de consumptie op weekenddagen die ze rapporteren, betreffen voor het overgrote deel dronkenschap en consumptie in publieke drinkgelegenheden. Kortom, deze studie ondersteunt duidelijk dat als het gaat om preventiebeleid gericht op agressie in publieke ruimtes de focus wat betreft middelengebruik, gericht dient te zijn op alcoholgebruik, meer in het bijzonder dronkenschap en consumptie in het weekend. Als het gaat om de context van consumptie, dan dient de primaire aandacht uit te gaan naar de consumptie van jongeren in publieke drinkgelegenheden. Bij de toespitsing van beleid op subpopulaties komen de uitkeringsgerechtigden als eerste naar voren: zowel de kans op slachtofferschap als daderschap is beduidend hoger dan bij werkenden. Tenslotte komt uit onze resultaten naar voren dat mannen en jongeren ook risicogroepen zijn voor betrokkenheid bij geweld in publieke ruimtes. Bij de ontwikkeling en versterken van preventiebeleid tegen geweld in publieke ruimtes dienen deze meer specifieke doelgroepen extra aandacht te krijgen.
23
5 Referenties
Bieleman, B., H. Maarsing, et al. (1998). "Aangeschoten wild: onderzoek naar jongeren, alcohol, drugs en agressie tijdens het uitgaan." Groningen, Intraval. Boles, S. M. and K. Miotto (2003). "Substance abuse and violence: A review of the literature." Agression and Violent behavior 8: 155-174. Gustafson, R. (1986). "Alcohol, frustration, and aggression: an experiment using the balanced placebo design." Psychological-reports 59(1): 207-218. Kingma, J., J. Oskam, et al. (1992). "Alcoholconsumptie en geweldsslachtoffers: een trendonderzoek over de periode 1970 t/m 1991." tijdschrift voor alcohol en drugs 18(4): 197-206. Knibbe, R. A. (1982). "Probleemdrinken in Limburg." Maastricht, Rijksuniversiteit Limburg. Knibbe, R. A., T. Oostveen, et al. (1991). "Youg people's alcohol consumption in public drinking places: reasoned behaviour or related to the situation?" Britisch Journal of Addiction 86: 14251433. MacAndrew, C. and R. B. Edgerton (1969). "Drunken Comportment: A Social Explanation." Chicago, Aldine Publishing Company. Neve, R. J. M. and J. M. A. Lammers (1999). "Prevalence and determinants of alcohol and drug related agression among young people with a focus on the neighbourhood: The Monitor Alcohol and Drugs." European symposium on community action to prevent alcohol problems, Porto, Portugal. Paglia, A. and R. Room (1998). "Alcohol and Agression: General population views about causation and responsibility." Journal of substance abuse 10: 199-216. Rossow, I. (1996). "Alcohol-related violence: the impact of drinking pattern and drinking context." Addiction 91(11): 1651-1661. Rossow, I. (2001). "Alcohol and homicide: a cross-cultural comparison of the relationship in 14 European countries." Addiction 96(1): 77-92. Terlouw, G.J., De Haan, W.J.M. Beke, B.M.W.A. (1999). "Geweld: gemeld en geteld. Een analyse van aard en omvang van geweld op straat tussen onbekenden." Den Haag, WODC. Wells, S. and K. Graham (2003). "Aggression involving alcohol: relationship to drinking patterns and social context." Addiction 98: 33-42.
24
BIJLAGE I
Gebruikte vragen uit de surveys 1. Kunt u aangeven welke soorten alcoholhoudende drank u de afgelopen 12 maanden wel eens hebt gedronken?
(U mag meerdere hokjes aankruisen)
-bier -wijn -jenever -mix -niet afgelopen 12 mnd -nooit alcohol gedronken 2. Op hoeveel van de doordeweekse dagen drinkt u gemiddeld genomen alcoholhoudende dranken? 3. Als u op zo’n doordeweekse dag alcohol drinkt, hoeveel glazen drinkt u dan gemiddeld? 4. Op hoeveel van de drie weekenddagen drinkt u gemiddeld genomen alcoholhoudende dranken? 5. Als u op zo’n dag in het weekend alcohol drinkt, hoeveel glazen drinkt u dan gemiddeld? 6. Hoe vaak hebt u de afgelopen zes maanden zes of meer glazen alcoholhoudende drank op een dag gedronken? 7. Hoe vaak bent u de afgelopen zes maanden aangeschoten (of dronken) geweest? 8. Hebt u de afgelopen 12 maanden cannabis (hasj, marihuana of wiet) gebruikt? 9. Hebt u de afgelopen 12mnd XTC gebruikt? 10. Hebt u de volgende middelen wel eens gebruikt? -amfetamine (pep, speed en dergelijke) -LSD -Cocaïne (ook crack/ gekookte coke / freebase ) -Heroïne -Methadon 11. Hoe vaak speelde u de afgelopen vier weken op een fruitautomaat? 12. Hoeveel avonden per week bent u gemiddeld thuis? 13. Hoe vaak bent u de afgelopen 4 weken uitgegaan naar cafés, dancings of een discotheek? 14. Hoe vaak bent u de afgelopen vier weken ’ s avonds buiten de deur eten, in een restaurant, eethuis of snackbar? 15. Bent u afgelopen 12 maanden wel eens slachtoffer geweest van agressie? 16. Waar speelde dit zich af? 25
-straat -uitgaansgelegenheid -thuis -ergens anders 17. Had u bij een of meer van deze gelegenheden alcohol gedronken of drugs gebruikt? 18. Hebt u zich de afgelopen 12 maanden zelf wel eens agressief gedragen? 19. Waar speelde zich dit af? -straat -uitgaansgelegenheid -thuis -ergens anders 20. Had u bij een of meer van deze gelegenheden alcohol gedronken of drugs gebruikt? 21. Wat is uw geslacht? 22.Wat is uw leeftijd? 23. Wat is uw burgerlijke staat? 24. Wat is de hoogste opleiding die u met een diploma hebt afgesloten? 25. Welke omschrijving is op dit moment op u het meest van toepassing? -betaalde werkkring -huisvrouw -scholier of student -werkloos -bijstanduitkering 26. Wat is het geboorteland van uzelf?
26
Bijlage II Tabel 7b: Slachtofferschap en geweld in publieke ruimtes: drinkpatroon, statusfactoren, leefsituatie en leefwijze Model I Model II Model III Model IV OR (95% BI) OR (95% BI) OR (95% BI) OR (95% BI) Drinkpatroon Doordeweeksvolume 0 tot 4 1.00 1.00 1.00 1.00 4 tot 48 1.22 (0.88 1.70) 1.19 (0.83 1.71) 1.10 (0.74 1.59) 1.08 (0.75 1.57) Weekendvolume 0 tot 9 1.00 1.00 1.00 1.00 9 tot 36 1.15 (0.81 1.64) 1.13 (0.78 1.65) 1.16 (0.79 1.70) 1.14 (0.78 1.68) Aangeschoten nooit 1.00 1.00 1.00 1.00 1x tot 5x/half jaar 2.22 (1.48 3.32)* 2.07 (1.35 3.17)* 2.04 (1.33 3.14)* 2.11 (1.37 3.26)* 1x p/mnd/elke dag 3.19 (1.91 5.33)** 2.85 (1.64 4.96)** 2.78 (1.59 4.86)** 2.81 (1.60 4.95)** 6 of meer glazen nooit 1.00 1.00 1.00 1.00 1x tot 5x/half jaar 0.87 (0.57 1.33) 0.85 (0.54 1.33) 0.86 (0.54 1.35) 0.86 (0.54 1.36) 1x p/mnd/elke dag 0.89 (0.54 1.46) 0.79 (0.47 1.35) 0.78 (0.45 1.33) 0.77 (0.45 1.33) Statusfactoren Geslacht man 1.00 1.00 1.00 vrouw 0.67 (0.50 0.89)* 0.63 (0.47 0.85)* 0.64 (0.48 0.97)* Leeftijd 16-35 jaar 0.92 (0.89 0.95)* 0.95 (0.91 0.98)* 0.95 (0.91 0.99)* Regio Rotterdam 1.00 1.00 1.00 Utrecht 0.70 (0.48 1.03) 0.69 (0.47 1.02) 0.72 (0.49 1.06) Parkstad Limburg 0.51 (0.34 0.76)* 0.51 (0.34 0.76)* 0.51 (0.34 0.78)* Etniciteit Nederland 1.00 1.00 1.00 Niet westerse landen 1.06 (0.55 2.02) 0.90 (0.46 1.75) 0.89 (0.45 1.74) Opleiding HBO/WO 1.00 1.00 1.00 MBO 1.04 (0.73 1.49) 0.90 (0.64 1.33) 0.90 (0.62 1.30) LBO/VBO 1.19 (0.77 1.83) 1.06 (0.70 1.69) 1.06 (0.68 1.65) Leefsituatie Burgelijke staat geen partner 1.00 1.00 partner 1.08 (0.82 1.44) 1.07 (0.81 1.41) Werksituatie >18 uur 1.00 1.00 <18 uur 0.75 (0.29 1.91) 0.76 (0.30 1.94) student/scholier 1.90 (1.29 2.79)* 1.92 (1.31 2.83)* uitkering 3.46 (1.92 6.24)** 3.48 (1.92 6.31)** Leefwijze Aantal avonden in cafe nooit 1.00 1 tot 3 keer 0.84 (0.58 1.23) 4 keer of meer 0.87 (0.56 1.35) Aantal keer uit eten nooit 1.00 1-3 keer 0.84 (0.56 1.26) 4x keer of meer 0.93 (0.58 1.48) Aantal avonden thuis <1- 3 avond p/w 1.00 4 tot elke avond 0.90 (0.66 1.22) fruitautomaat Geen keer 1.00 1 of meer keer 1.27 (0.93 1.73) *: p<0.05 **: p<0.01
27
BIJLAGE III
Tabel 8b: Daderschap en geweld in publieke ruimtes: drinkpatroon, statusfactoren, leefsituatie en leefwijze Model I Model II Model III Model IV OR (95% BI) OR (95% BI) OR (95% BI) OR (95% BI)
Drinkpatroon Doordeweeksvolume 0 tot 4 1.00 4. tot 48 0.97 Weekendvolume 0 tot 9 1.00 9 tot 36 2.73 Aangeschoten nooit 1.00 1x tot 5x/half jaar 1.06 1x p/mnd/elke dag 2.27 6 of meer glazen nooit 1.00 1x tot 5x/half jaar 1.35 1x p/mnd/elke dag 0.71 Statusfactoren Geslacht man vrouw Leeftijd 16-35 jaar Regio Rotterdam Utrecht Parkstad Limburg Etniciteit Nederland Niet westerse landen Opleiding HBO/WO MBO LBO/VBO Leefsituatie Burgelijke staat geen partner partner Werksituatie >18 uur <18 uur student/scholier uitkering Leefwijze Aantal avonden in cafe nooit 1-3 keer 4 keer of meer Aantal keer uit eten nooit 1-3 keer 4 keer of meer Aantal avonden thuis <1-3 avond p/w 4 tot elke avond fruitautomaat Geen keer 1 of meer keer *: p<0.05 **: p<0.01
(0.65 1.46)
1.00 1.21
(0.76 1.92)
1.00 1.24
(0.78 1.98)
1.00 1.14
(0.71 1.85)
(1.75 4.25)**
1.00 2.18
(1.34 3.55)*
1.00 2.10
(1.29 3.44)*
1.00 2.08
(1.3 3.4)*
(0.67 1.69) (1.23 4.18)*
1.00 1.13 2.27
(0.68 1.88) (1.14 4.55)*
1.00 1.18 2.20
(0.71 1.96) (1.09 4.44)*
1.00 1.23 2.22
(0.73 2.06) (1.08 4.54)*
(0.82 2.23) (0.37 1.38)
1.00 1.13 0.58
(0.65 1.97) (0.28 1.20)
1.00 1.19 0.61
(0.68 2.08) (0.30 1.27)
1.00 1.15 0.57
(0.66 2.01) (0.28 1.20)
1.00 0.43
(0.29 0.64)**
1.00 0.39
(0.26 0.58)**
1.00 0.39
(0.26 0.59)**
0.91
(0.88 0.94)**
0.88
(0.84 0.92)**
0.89
(0.85 0.93)**
1.00 0.57 0.72
(0.34 0.94)* (0.45 1.15)
1.00 0.58 0.69
(0.35 0.96)* (0.43 1.11)
1.00 0.60 0.71
(0.36 1.00) (0.44 1.16)
1.00 1.14
(0.52 2.53)
1.00 0.88
(0.38 2 .02)
1.00 0.89
(0.38 2.06)
1.00 1.58 2.52
(0.92 2.71) (1.40 4.53)*
1.00 1.59 2.21
(0.92 2.75) (1.22 3.99)*
1.00 1.53 2.19
(0.88 2.67) (1.2 3.99)*
1.00 1.12
(0.78 1.60)
1.00 1.11
(0.77 1.60)
1.00 2.82 0.84 4.13
(1.38 5.75)* (0.53 1.34) (2.10 8.13)**
1.00 2.93 0.87 4.30
(1.43 6.00)* (0.54 1.40) (2.15 8.58)**
1.00 0.99 1.10
(0.63 1.56) (0.64 1.87)
1.00 1.59 1.79
(0.90 2.81) (0.93 3.45)
1.00 1.12
(0.76 1.65)
1.00 1.70
(1.18 2.45)*
28