DEEL 3: AANPAKKEN GEWELD Domein uitgaan, alcohol en drugs
door het CCV en Trimbos instituut, Utrecht Den Haag, september 2006
VEILIGHEID DOOR SAMENWERKING
VOORWOORD
In het kader van het Actieplan tegen geweld verscheen in februari 2006 het rapport ‘Geweld verslagen?’ van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum (WODC)1 Dit rapport is het resultaat van een onderzoek naar effectieve best practices ter preventie van geweld dat in opdracht van de afdeling Preventie en Slachtofferbeleid van de directie Preventie en Sanctiebeleid van het ministerie van Justitie is verricht. De gevonden effectieve best practices en veelbelovende practices zijn aangevuld met enkele best practices uit het rapport ‘A review of good practices in preventing the various types of violence in the European Union’ van de Universiteit van Kent2. Via het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) zijn de practices vervolgens geschikt gemaakt voor toepassing in de Nederlandse praktijk. De effectieve best practices en de veelbelovende practices zijn samengebracht in vier bundels. In de eerste bundel Deel 1 "Aanpakken geweld" treft u korte omschrijvingen aan van de best practices en veelbelovende practices tegen geweld. Een aantal practices is vervolgens via het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) geschikt gemaakt voor toepassing in de Nederlandse praktijk. Deze effectieve best practices en de veelbelovende practices zijn samengebracht in drie bundels. In de bundels zijn de practices geordend over verschillende domeinen. Hieronder vindt u de desbetreffende bundels en de domeinen die daar in behandeld worden: • Deel 2: domein school • Deel 3: domeinen uitgaan, alcohol en drugs • Deel 4: domeinen buurt/wijk, sport, werk en dader- en slachtoffergerichte aanpak Voor u ligt de tweede bundel met effectieve best practices en veelbelovende practices die ingaan op de domeinen veilig uitgaan en alcohol. Het Trimbos instituut uit Utrecht heeft aan deze practices een vertaalslag gegeven opdat deze op relatief eenvoudige wijze in Nederland in de praktijk kunnen worden gebracht. U wordt uitgenodigd om kennis te nemen van deze practices en wij hopen dat u geïnteresseerd bent om met één of meerdere practices in de praktijk aan de slag te gaan. Uit evaluaties blijkt dat de kans op succes bij toepassing van deze practices aanzienlijk kunnen zijn. Dat wil overigens niet zeggen dat deze 'vertaalde' effectieve best practices en veelbelovende practices gegarandeerd in elke context dezelfde effecten zullen hebben als in de (buitenlandse) context waarin ze oorspronkelijk werden gehanteerd. Het ministerie van Justitie is daarom voornemens een aantal van de 'vertaalde' effectieve best practices en veelbelovende practices in de Nederlandse praktijk te toetsen en te evalueren. Indien u één of meerdere van de 'vertaalde' effectieve best practices of veelbelovende practices wilt toepassen, verzoeken wij u contact op te nemen met Nicole de Ridder of Axel Weggelaar van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (telefoon 070-3490648 of 27 en e-mail
[email protected] of
[email protected]).
1
Zie www.wodc.nl
2
Zie www.eucpn.org
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 2/58
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 3/58
Natuurlijk zal het in de praktijk brengen van de 'vertaalde' effectieve best practices en veelbelovende practices geld gaan kosten. Het ministerie van Justitie zal binnenkort een selectie maken van effectieve best practices en veelbelovende practices voor het uittesten ervan in de Nederlandse praktijk. Voor die geselecteerde practices kan, wanneer aan de daarvoor gestelde criteria wordt voldaan, op verzoek een financiële bijdrage worden toegekend. In dat geval zullen minimaal de kosten van de evaluatie worden vergoed. In de loop van dit najaar zal nadere informatie worden verschaft over de (financiële) bijdrage door het Rijk. Een en ander zal op de website van het CCV (www.hetccv.nl) worden vermeld. Tot slot wijzen we u erop dat deze verzameling van best practices een momentopname is. Op de website van het CCV (zie hierboven) zal steeds de bijgewerkte lijst van de effectieve best practices en veelbelovende practices worden gepubliceerd. Via een handige zoekmachine, kunt u op de website zoeken naar practices die voor uw praktijk relevant en toepasbaar zijn. Wij hopen dat u met deze bundels effectieve best practices en veelbelovende practices veel inspiratie opdoet om Nederland veiliger te maken.
INHOUDSOPGAVE 1
2
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 4/58
Aanpak in het publieke domein
5
1.1. Uitgaan
5
Best practices 1.1.1 Safe Nightlife
5
Veelbelovende practices 1.1.2 Safer Bars
22
Aanpak van risicofactoren
39
2.1 Alcohol en drugs
39
Veelbelovende practices 2.1.1 De gezonde school en genotmiddelen
39
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 5/58
1.1.1 SAFE NIGHTLIFE (Holstebro, Denemarken) Doelen/doelgroepen/achtergronden Domein
Uitgaan
Typering project
Best practice uit rapport ‘A review of good practices in preventing the various types of violence in the European Union’ Kent University (www.eucpn.org)
Korte omschrijving Safe Nightlife is een project in het uitgaanscircuit van de Deense stad Holstebro (41.000 inwoners). Horecaondernemers, jongeren en politie zagen minder agressief gedrag na de invoering van het project, een toename van het aantal gerapporteerde geweldsincidenten, en een afname van het aantal minderjarigen in het uitgaansleven van Holstebro.
Safe Nightlife bestaat uit verschillende activiteiten en materialen: een cursus voor horecapersoneel; materiaal dat ondernemers kunnen gebruiken om te communiceren dat zij meewerken aan het project; voorlichtingsactiviteiten en -materiaal om jongeren bewust te maken van zaken die spelen bij uitgaan. De materialen worden verspreid via scholen, kazernes en uitgaansgelegenheden. Alle materialen en activiteiten dragen een gezamenlijk ‘merk’, Safe Nightlife. De opzet is dat activiteiten en materialen permanent worden aangepast aan de ontwikkelingen in het uitgaanscircuit, in samenwerking met de partners. Kern van Safe Nightlife is dan ook een gedegen geformaliseerd samenwerkingsverband tussen horecaondernemers, preventiewerkers, gemeente en politie. Initiatiefnemer van Safe Nightlife was een bestaand samenwerkingsorgaan, gericht op misdaadpreventie, waarin scholen, sociaal welzijnswerk en politie zijn vertegenwoordigd (SSP).
Probleem-/ risicoanalyse
Jaarlijks worden in Nederland gemiddeld ruim 3700 slachtoffers van geweld behandeld, die letsel hebben opgelopen in een horeca- of uitgaansgelegenheid. Veelal gaat het hierbij om hoofdletsel. Uit cijfers over de periode 1999-2003 blijkt dat het merendeel (61%) van het geweld tijdens het uitgaan plaatsvindt in een bar, kroeg of café en slechts 20% in een discotheek of dancing. Uit onderzoek blijkt dat 40% van alle agressiedelicten onder invloed van alcohol wordt gepleegd. Personen die veel alcohol drinken zijn zowel vaker dader als slachtoffer van geweld. Personen die twaalf of meer glazen alcoholhoudende drank in een weekend drinken, hebben ruim twee keer zoveel kans om dader te zijn van agressie tijdens het uitgaan. Hoe alcohol het risico op agressie in het uitgaanscircuit verhoogt, is een ingewikkeld proces. Alcohol heeft effect op (o.a.): • Het gedrag van uitgaanders: mensen praten onder invloed van alcohol gemakkelijker met anderen. Mensen worden echter ook ongeremder en hebben minder oog voor sociale omgangsvormen, waardoor provocatie sneller optreedt. • De impulscontrole: Een kleine ergernis (zoals drukte of hitte) kan onder invloed van alcohol aanleiding zijn tot een heftige impulsieve reactie die moeilijk te beheersen is.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 6/58
De ontvangst van sociale informatie: onder invloed van alcohol denken mensen vaker dat anderen opzettelijk ongewenst gedrag vertonen (zoals het omstoten van een glas), terwijl dit vaak per ongeluk gebeurt. Agressie tijdens het uitgaan wordt overigens niet alleen door alcohol veroorzaakt. Persoonsfactoren zoals frustratie, vermoeidheid en ruziezoekend gedrag en factoren in de uitgaansomgeving, zoals een hoge temperatuur en weinig sociale controle spelen hierbij ook een rol. Ook drugs kunnen een rol spelen bij agressie-incidenten in het uitgaanscircuit. Hierbij is echter vrijwel altijd sprake van gecombineerd gebruik van alcohol en drugs. •
Doelen aanpak
Safe Nightlife had de volgende doelen: 1. Een harmonisch en veilig kader scheppen voor de jongeren in de horecagelegenheden, waar competente volwassenen hen begeleiden en ingrijpen in geval van ondoelmatig gedrag, overmatig alcoholgebruik, drugsgebruik, geweld en ongewenste seksuele intimiteiten. 2. De verantwoordelijkheid voor de veiligheid en het welzijn van de jongeren leggen bij de jongeren zelf, hun ouders en andere volwassenen in hun netwerk en bij autoriteiten en horeca-exploitanten. 3. Materiaal ontwikkelen dat onder de jongeren in de gemeente wordt verspreid via de onderwijsinstellingen voor jongeren, horecagelegenheden en het daar aanwezige personeel. Dit materiaal kan hen een overzicht geven van de personen en instellingen tot wie ze zich kunnen richten als ze behoefte aan hulp hebben, of waarnaar de horeca-exploitanten kunnen verwijzen voor hulp. 4. Het personeel van de horecagelegenheden opleiden voor het geven van eerste hulp, het omgaan met conflicten, het omgaan met multiculturele groepen, het voorkomen van ongewenste seksuele intimiteiten en gebruik/verkoop van drugs. De restaurants en hun personeel moeten bovendien worden voorgelicht over de regels, eisen en verwachtingen van de autoriteiten betreffende o.a. het schenken van alcohol en het scheppen van veiligheid. Ook moeten ze worden geïnformeerd over het samenwerkingsverband dat de activiteiten organiseert en over de rol van de straathoekwerkers in het preventieve werk. 5. Meewerken aan het zichtbaar maken van de maatregelen van de horecaexploitanten en hun deelname aan de samenwerking. 6. De ambtenaar die verantwoordelijk is voor de horecavergunningen betrekken bij het uitvoeren van maatregelen en het toezicht op de horeca-exploitanten.
Doelgroep(en)
Safe Nightlife had de volgende doelgroepen: 1. Iedereen die deelneemt aan het nachtleven. Primair jongeren van 18 tot 25 jaar. De secundaire doelgroep van het project zijn jongeren van 15 tot en met 17 jaar. 2. De ouders van de jongeren, en andere volwassenen in hun netwerk, zoals familie, leraren, werkgevers, collega’s etc. 3. Horeca-exploitanten en beroepskrachten in dienst van de plaatselijke horecagelegenheden. 4. Samenwerkende en controlerende autoriteiten, zoals de politie, de ambtenaar die verantwoordelijk is voor horecavergunningen en de brandweer.
Context
Een project als Safe Nightlife lijkt vooral geschikt voor kleine en middelgrote steden, waarin problemen rond middelengebruik een belangrijke rol spelen bij uitgaansgeweld. Van belang is dat voorafgaand aan een Safe Nightlife-project wordt gewerkt aan een goede samenwerking tussen horeca, politie en gemeente, waarbij partijen ervaren dat zij daar de vruchten van plukken en dat hun broodwinning niet wordt bedreigd. De reden om dit project in Holstebro op te zetten was dat er in Holstebro eerder met
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 7/58
redelijk succes was gewerkt aan preventie van uitgaansgeweld. In 1999 en 2000 was er al een pilot-project uitgevoerd in een samenwerking tussen het SSP en een plaatselijke discotheek. Dit project diende ertoe om een aantal methoden uit te proberen die zorgen voor een veilige omgeving voor jongeren in het plaatselijke nachtleven. Hierdoor was de samenwerking tussen SSP en horeca al tot stand gekomen. Dankzij dit eerdere project waren al drempels weggenomen bij horecaondernemers, die hierbij hadden gemerkt dat een goede samenwerking en een preventieproject positieve impact op hun bedrijf kunnen hebben. Zij hadden gezien dat het project een positieve invloed had op de houding van gasten t.a.v. geweld en verbeteringen in het contact tussen personeel en gasten. Horecaondernemers hadden bij dit project bovendien gemerkt dat het project geen negatieve invloed had gehad op hun omzet en dat hun personeel een belangrijke rol speelde bij de positieve effecten van het project. Hierdoor was het draagvlak voor Safe Nightlife groot.
Soort evaluatie Concrete resultaten evaluatie
Het feit dat horecaondernemers in Holstebro betrokken waren bij de totstandkoming van Safe Nightlife, is vermoedelijk van groot belang geweest voor het succes van het project. Onderzoek in Canada naar de cursus voor horecapersoneel ‘Safer Bars’ (zie elders), laat zien dat betrokkenheid van managers een succesfactor is voor het slagen van de interventie. Procesevaluatie (kwalitatief onderzoek onder stakeholders en uitgaanders) en effectevaluatie (registratie van incidenten van uitgaansgeweld). Safe Nightlife had de volgende resultaten in Holstebro: een verbeterde dialoog, samenwerking en meer begrip tussen locale autoriteiten, politie en horeca; striktere naleving van de horecawet, waar het gaat om toegang bieden aan minderjarigen en het tolereren van drugsgebruik; afname van het aantal minderjarigen in het uitgaanscircuit; meer melding van geweldsdelicten (27 incidenten in horecagelegenheden in 2003, 36 in 2004); jongeren rapporteren een veiligere uitgaanssfeer; horecapersoneel geeft aan dat zij meer zelfvertrouwen hebben gekregen, dankzij de technieken die bij hebben geleerd om situaties te beheersen. Deze resultaten zijn deels zichtbaar geworden via kwalitatief onderzoek onder cursisten (horecapersoneel), jongeren, horecaondernemers, politie, straathoekwerkers en de verenging voor buurtpreventie. Deels via de registratie van incidenten bij politie. De genoemde stijging in het aantal gemelde geweldsdelicten lijkt in tegenspraak met de geconstateerde veiligere uitgaanssfeer. Verklaring van de organisatoren van Safer Nightlife is dat de genoemde stijging een signaal is dat incidenten beter worden gemeld dan voorheen.
Beoogde effecten
Zie doelstellingen.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 8/58
Visie/verantwoording/methodiek/operationalisatie Type interventiestrategie
Combinatie van primaire en secundaire preventie, waarbij een community-aanpak en deskundigheidsbevordering van personeel centraal staan.
Uitgangspunten/ Visie
Op basis van de beschikbare informatie over Safe Nightlife wordt niet duidelijk op welke visie/uitgangspunten het project gestoeld is.
Wetenschappelijke Uit de internationale literatuur blijkt dat schenktrainingen aan het horecapersoneel effectief kunnen zijn in het terugdringen van alcoholgebruik onder minderjarigen in de onderbouwing
horeca en in het niet schenken aan dronken klanten (zie bijv. Room e.a., 2005; Van de Luitgaarden & Knibbe, 2000), maar ook in het voorkomen van agressie (Wallin e.a., 2003). De aanpak waarvoor is gekozen in Holstebro kan worden geschaard onder een ‘community-benadering’, waarvan wetenschappelijk is vastgesteld dat deze integrale aanpak effectiever is dan het implementeren van opzichzelfstaande interventies (Cuijpers, 2003). Literatuur over preventie van geweld laat zien dat politie-inzet op ‘hot spots’, zoals dat in Holstebro gebeurt, effectief kan zijn (Van der Knaap et al, 2006).
Methodiek
Gecombineerde aanpak: Door het opzetten van een structureel en gezaghebbend samenwerkingsorgaan worden het draagvlak voor het project en de bereidheid tot participatie aan het project vergroot. Daarbij werd in Holstebro gewerkt met een besluitvormende werkgroep, die werd gevoed door een assisterend netwerk waarin bijvoorbeeld ouders, scholen, buurtverenigingen en politie participeerden. Daarnaast is in het kader van Safe Nightlife bijgedragen aan de totstandkoming van een horecaondernemersvereniging. Een belangrijk onderdeel van het project was deskundigheidsbevordering van horecapersoneel. Personeel werd geïnformeerd over de activiteiten van de politie, over de wetgeving rond alcohol en drugs en over probleemgroepen in het nachtleven. Daarnaast werden zij getraind in conflictbeheersing, eerste hulp en de aanpak van drugsgebruik. Deze training duurde twee doordeweekse avonden. Op scholen en in kazernes werden voorlichtingsbijeenkomsten en debatten georganiseerd voor jongeren. Daarbij ging het over onderwerpen zoals leeftijdsgrenzen, valse identiteitsbewijzen, drugs, geweld, vandalisme en de angst voor ongewenste seksuele intimiteiten. In de materialen die daarbij werden verspreid, staat waar jongeren terecht kunnen voor hulp, advies en ondersteuning of contact met politie of sociaal werk. Er werden veel inspanningen verricht om de zichtbaarheid van het project te vergroten. Dat gebeurde middels posters en kaarten die op scholen en in het uitgaanscircuit werden verspreid, een folder in huis-aan-huisbladen over het project (zodat ook ouders waren geïnformeerd). Daarnaast ontvingen horecaondernemers die meewerkten aan Safe Nightlife hiervoor een certificaat, waarmee zij hun deelname zichtbaar konden maken. Dit was onder meer ondertekend door de burgemeester en de hoofdcommissaris van politie. Er werden afspraken met politie gemaakt dat zij in kritische perioden goed zichtbaar zouden zijn in het uitgaansleven.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 9/58
Safe Nightlife is een project dat valt onder zowel primaire preventie als secundaire Achterliggend preventie: het gaat hier om activiteiten gericht op algemeen publiek (ouders, scholieren, mechanisme/ onderbouwing van soldaten) en om publiek waar relatief veel risicogedrag voorkomt (uitgaanspubliek). Interventies zijn zowel persoons- als contextgericht. Er wordt binnen Safe Nightlife de methodiek gebruik gemaakt van verschillende mechanismen: Het gaat hier om een community-project, waarbij verschillende initiatieven en interventies vanuit de lokale gemeenschap bijdragen aan een gezamenlijk doel: een veiliger uitgaansleven. Door activiteiten rond het project zichtbaar te maken, wint het project aan status en wordt het voor de deelnemers aantrekkelijker om er deel van uit te maken. Door uitgaanders beter te informeren, worden zij zich beter bewust van risico’s, wet- en regelgeving. Door politie zichtbaarder te laten surveilleren tijdens de piekuren van het uitgaan, wordt duidelijk dat gecommuniceerde wetgeving ook wordt gehandhaafd. Door horeca-eigenaren te betrekken bij de totstandkoming van het project, worden zij mede-eigenaar van het probleem. Hierdoor zijn zij bereid te investeren in training van hun personeel. Personeel van uitgaansgelegenheden wordt geschoold, waardoor de omgeving (context) van de uitgaander bijdraagt aan preventie en de-escalatie van eventuele problemen.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 10/58
Opzet/implementatie Operationalisering Zie fasering/stappen. Activiteiten en werkvormen
Binnen de cursus voor horecapersoneel werden verschillende werkvormen gehanteerd: presentaties, waarbij veel gebruik werd gemaakt van lokale voorbeelden; consultatie en advisering (mbt drugs); instructies (basisbeginselen eerste hulp). Bij de voorlichtings- en pr-activiteiten werd gebruik gemaakt van: debatten en presentaties; voorlichtingsmaterialen; genereren van publiciteit door pers regelmatig te informeren.
Fasering/stappen
1. De organistoren van Safe Nightlife raden aan om te beginnen met het in kaart brengen van bestaande problemen in het uitgaanscircuit. Zo kunnen er gerichte oplossingen worden gezocht. 2. Samenwerkingsverband opzetten met vertegenwoordiging van politie, horeca (lokale horecakring), gemeente, welzijnswerk en deskundigen op het gebied van preventie van middelengebruik (GGD of Instelling voor verslavingszorg). 3. Samenwerkingverband werkt plan uit, organiseert middelen en tijd om het plan te realiseren. 4. Een verzoek tot medewerking richten aan alle horeca-exploitanten in de stad. Bij het verzoek ontvangen deze een presentatie van het initiatief, met het verzoek om een vragenformulier in te vullen met het oog op actieve deelname aan het project. 5. Het resultaat van de ingevulde vragenformulieren en de voltooide presentatie van het project ter goedkeuring voorleggen aan de ambtenaar openbare orde (die verantwoordelijk is voor horecavergunningen) en de hoofdcommissaris van politie. 6. Het project aan alle horeca-exploitanten presenteren en hen aansporen tot deelname. 7. Cursussen voor deelnemende horeca-exploitanten en hun personeel ontwikkelen, aanbieden en uitvoeren. 8. Voor zover de ambtenaar openbare orde dit wenst, materiaal samenstellen waarin eisen en verwachtingen voor nieuwe horeca-exploitanten in het nachtleven worden vermeld. 9. Activiteiten houden om het project onder de aandacht te brengen, in de vorm van lezingen, events, artikelen in de pers, flyers en affiches, die samen tot doel hebben om de houding van de doelgroepen te beïnvloeden. 10. Permanente zichtbaarheid van de politie in en rond de horecagelegenheden in het uitgaansleven in de kritische perioden. 11. Het initiatief zichtbaar maken voor jongeren op de onderwijsinstellingen (en eventueel ook kazernes), door debatten en presentaties te organiseren. 12. Evaluatie. 13. Rapportage.
Begeleiding/ training
Bij de cursus voor horecapersoneel werd zo veel mogelijk gebruik gemaakt van bekende mensen uit de gemeenschap van Holstebro, die veel zicht hadden op en ervaring met het uitgaansleven. Er werden onderdelen van de cursus verzorgd door de straathoekwerker, door de politie en door het consultatiebureau drugs. Zo maakten horecapersoneelsleden kennis met relevante partijen.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 11/58
Kwaliteitsbewaking, proces- en productevaluatie
De kwaliteitsbewaking die binnen het project plaatsvond, was gericht op de cursus voor horecapersoneel. Cursisten konden wensen tevoren kenbaar maken, commentaar tijdens en na de cursus geven. Op basis hiervan werd de cursus tussentijds aangepast. Procesevaluatie vond plaats middels vijf groepsinterviews, met de verschillende betrokken groepen (horeca; straathoekwerk en vereniging voor buurtpreventie; politie; jongeren). Onduidelijk is of productevaluaties hebben plaatsgevonden.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 12/58
Specifieke randvoorwaarden en eisen Draagvlak/ ondersteuning
Een belangrijk element van het project is het betrekken van de stakeholders, waarbij met name horecaondernemers een cruciale partij zijn. In Holstebro slaagde men erin deze groep te betrekken, doordat er eerder met hen was samengewerkt. Daarbij hadden de betrokken ondernemers ervaren dat deze samenwerking profijtelijk was. Aannemelijk is dat ook het draagvlak voor het project bij gemeente en politie, verworven door hun van meet af aan te betrekken bij het project, een belangrijke rol heeft gespeeld in het succes van dit project.
Tijdspad invoering In Holstebro duurde de invoering van het project ruim 2,5 jaar. Daarbij moet worden
aangemerkt dat het project gebruik kon maken van de resultaten van een eerder project rond veilig uitgaan. Safe Nightlife is geen project dat klaar is als de evaluatie heeft plaatsgevonden. Het gaat om activiteiten en samenwerkingsverbanden die idealiter een structureel karakter krijgen.
Kosten
Er is geen informatie beschikbaar over de kosten van Safer Nightlife. Wel is duidelijk wat de belangrijkste uitgavenposten waren: het houden van de cursussen; het bekend maken van het project bij de inwoners van de gemeente en in/rond het uitgaansleven (ontwikkel- en materiaalkosten). Veel personele kosten konden worden beperkt, doordat de inspanningen voor Safe Nightlife voor veel deelnemers binnen hun reguliere taken vielen. De kosten voor de cursus waren in Holstebro beperkt voor de organisatie, doordat deze deels gedragen werden door de horecaondernemers.
Faciliteiten en Materialen
In Holstebro werd gebruik gemaakt van het volgende campagnemateriaal: hulpkaarten met relevante informatie voor jongeren die aan het nachtleven deelnemen; affiches voor horecagelegenheden en onderwijsinstellingen; een folder van vier pagina's voor ouders en andere burgers meet een beschrijving van het project; jacks en T-shirts met het logo Safe Nightlife; een Safe Nightlife certificaat voor horeca-exploitanten; een Safe Nightlife cursusbewijs; website met informatie over het project en de deelnemers. Op de website van het project zijn materialen beschikbaar voor andere Deense organisaties, die Safe Nightlife willen implementeren: bovenstaande materialen en daarbij gebruikte vormgevingselementen; projectbeschrijving; cursusprogramma; evaluatieformulieren; sjabloon voor de rapportage. Op basis van de beschikbare documentatie over het project is onduidelijk welke faciliteiten nodig zijn voor het project. Vermoedelijk gaat het om: locaties voor cursussen; een vergaderlocatie voor bijeenkomsten van de werkgroep; een werkplek voor de projectleider.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 13/58
Licentie programma
Safe Nightlife is licentievrij.
Vereiste ervaring
Hoewel de organisatoren van Safe Nightlife in de beschikbare documentatie geen uitspraken doen over het ervaringsniveau van de betrokkenen, is het volgende aannemelijk. Binnen het projectteam dat zich bezighoudt met Safe Nightlife dient ervaring en expertise te zijn op het gebied van: het opzetten en bestendigen van grote samenwerkingsverbanden, waarbinnen zeer uiteenlopende partijen worden vertegenwoordigd; pr-, voorlichtings- of communicatieprojecten; het organiseren van cursussen of trainingen.
Andere specifieke randvoorwaarden
De organistoren van Safe Nightlife noemen de volgende randvoorwaarden: Duidelijke afspraken tussen de samenwerkingspartners over taken en verantwoordelijkheden. Duidelijke afspraken over de zichtbaarheid van het project, de te informeren doelgroepen en de wijze waarop het project wordt geëvalueerd.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 14/58
Succes- en faalfactoren Succesfactoren
De organisatoren van Safe Nightlife een vermoeden dat de volgende elementen cruciaal zijn geweest voor het slagen van het project: draagvlak bij de betrokken partijen; formalisering van de samenwerking van horecaondernemers in een horecavereniging; formalisering van de samenwerking tussen horeca, politie en de gemeentelijke verantwoordelijke voor de horecavergunning en preventie; betrokkenheid van belangrijke invloedrijke personen in de gemeente (hoofdinspecteur van politie in projectgroep, certificaten ondertekend door de burgemeester); samenwerking en afstemming tussen horecaondernemers bij het weren van bepaalde (agressieve en/of dronken) klanten; vergrootte zichtbaarheid van de politie in het uitgaanscircuit; constante zichtbaarheid van het project (krant, logo in horeca), waardoor belanghebbenden zich wezenlijk met het project verbonden voelen; constante informatie voor andere groepen belanghebbenden (ouders, onderwijs, gemeentelijke politici, et cetera); gebruikmaking van een vragenformulier bij de inleiding van de training voor horecapersoneel, waarmee het personeel aangeeft welke onderdelen de cursus volgens hen moet bevatten. Zo kunnen inhoud en samenstelling van de cursus worden afgestemd op hun wensen. Voor het continueren van het project is van belang: inbedding in een vaste overlegstructuur; jaarlijkse certificering en herziening van de voorwaarden voor certificering; vaststellen van het effect van de inspanningen.
Faalfactoren
In de beschikbare informatie over Safer Nightlife zijn geen faalfactoren genoemd. Wel komt een aantal punten naar voren waarmee de organisatoren denken dat het project verbeterd zou kunnen worden: Het project zou moeten aanvangen met het in kaart brengen van problemen in het uitgaanscircuit (derhalve is dit punt opgenomen in het hier beschreven stappenplan). De zichtbaarheid van het project binnen onderwijsinstellingen zou moeten worden vergroot, bijvoorbeeld door jongerenraden en leerlingenorganisaties te betrekken bij de totstandkoming van het project. Uit de evaluaties blijkt dat deelnemers van de cursus voor horecapersoneel graag meer over het onderwerp conflictbeheersing hadden gehoord. Uit de evaluatie onder straathoekwerkers blijkt dat het project aandacht zou moeten hebben voor het creëren van alternatieve ontmoetingsplaatsen voor jongeren onder de 18 jaar. De organisatoren van Safe Nightlife zien de volgende uitdagingen voor de toekomst: samenwerking rond de uitsluiting van herrieschoppers (toegangsregister); zichtbaar drugbeleid ter plekke; inzicht verkrijgen in stromen van uitgaanspubliek uit/naar andere gemeenten; duidelijk personeelsbeleid (aanstellingen, gedrag, drugs, etc.); aanpassingen van de horecavergunningen.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 15/58
Invoering/uitvoering in Nederland Welke stappen zijn in Nederland al gezet
Safe Nightlife is, voor zover bekend, alleen in Holstebro ingevoerd. Het verslag van het project, waarin doelen en doelgroepen, werkwijze en evaluatie worden beschreven, is door het Ministerie van Justitie naar het Nederlands vertaald. Dit rapport biedt beperkt houvast aan gemeenten die zelfstandig een Safe Nightlife project willen opzetten. Materialen die binnen het project zijn gebruikt (cursus, foldermateriaal, et cetera) zijn nog niet vertaald.
Stap 1: Safe Nightlife geschikt maken voor gebruik door Nederlandse gemeenten. Welke stappen moeten nog gezet Er zijn twee mogelijkheden waarop Safe Nightlife kan worden vertaald naar de Nederlandse situatie: worden?
a. Het vertalen van de beschikbare Deense materialen naar de Nederlandse taal, cultuur en wetgeving. Hierbij blijft het oorspronkelijke concept zo nauwkeurig mogelijk gehandhaafd. Dit nieuwe project dreigt echter voor een belangrijk deel te overlappen met een aantal bestaande Nederlandse projecten. Er wordt geen gebruik gemaakt van de kennis en infrastructuur die binnen deze projecten is opgebouwd. b. Safe Nightlife inbedden/integreren in bestaande Nederlandse projecten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van bestaande projecten, zoals de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan en Uitgaan en Drugs (zie Soortgelijke werkwijzen). Een groot deel van Safe Nightlife wordt namelijk reeds gerealiseerd via deze projecten. Unieke elementen, zoals een PRcampagne (voor ouders, soldaten en scholieren) en certificaten voor deelnemende horecaondernemers kunnen worden toegevoegd. Daarbij moet wel worden gewaakt dat het project zijn kracht behoudt en niet opgaat in verschillende losse projecten, waardoor het niet langer een community-project is. Wanneer duidelijk is welke optie de voorkeur heeft moet worden vastgesteld welke landelijke organisatie het project moet gaan ontwikkelen en de implementatie moet ondersteunen. Stap 2: Pretest van het Nederlandse Safe Nightlife concept.
Stap 3: Pilot-implementatie om te onderzoeken hoe Safe Nightlife in Nederland geïmplementeerd kan worden. Daarbij moeten antwoorden worden gevonden op vragen zoals: Welke lokale/regionale partijen moeten in Nederland betrokken zijn bij een project als Safe Nightlife, en wie heeft de projectleiding? Hoe staan Nederlandse horeca-ondernemers tegenover dit project? Hoe kan het project aansluiten bij bestaande projecten? Welke landelijke ondersteuning is nodig? Welke randvoorwaarden zijn er al aanwezig of nodig voor de implementatie in Nederland? Welke partijen moeten samenwerken? Welke kosten zijn er verbonden aan de implementatie van dit project? Wat is het tijdspad voor de implementatie? Wat zijn bevorderende en belemmerende factoren voor de implementatie? Stap 4: Effect-onderzoek om erachter te komen of en zo ja, in hoeverre Safe Nightlife ook in Nederland een effectieve interventie is. Stap 5: Landelijke implementatie van de Nederlandse variant van Safe Nightlife.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 16/58
Soortgelijke werkwijzen
Wie in Nederland een vergelijkbaar project wil opzetten als Safe Nightlife, kan gebruik maken van: • De Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan • Uitgaan en Drugs – alcohol– en drugspreventie in het uitgaanscircuit Met behulp van de eerste interventie kunnen lokale partijen een stevig samenwerkingsverband rond veilig uitgaan creëren en formaliseren, met de laatste kunnen zij een training voor horecapersoneel organiseren. Een ‘merk’ zoals dat in Safe Nightlife wordt gebruikt, is er in Nederland niet.
De Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan (KVU) De Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan is een hulpmiddel voor lokale initiatieven op het gebied van veilig uitgaan. Het is een procesinstrument dat lokale partners ondersteunt bij het ontwikkelen van een aanpak van uitgaansgerelateerde veiligheidsproblemen. De KVU biedt daarbij enerzijds instrumenten die een goede samenwerking en het maken van afspraken faciliteren. Anderzijds ondersteunt de KVU bij het opstellen en uitvoeren van maatregelen. Net als bij Safe Nightlife is de basis van de KVU een stevig samenwerkingsverband. Gemeente, politie, horecaondernemers, OM en relevante andere partijen (veelal de brandweer) maken daar deel van uit. Zij formuleren samen resultaatgerichte doelstellingen met daarbij horende inspanningsverplichtingen, die worden vastgelegd in een convenant. De KVU kent een jaarcyclus. Op basis van een probleeminventarisatie worden jaarlijks een aantal problemen geprioriteerd. Voor elk van deze problemen dient minimaal één maatregel te worden gekozen en wordt een maatregelplan opgesteld. Na afloop worden de maatregelen geëvalueerd. Voor elke stap in deze cyclus zijn checklists of invulmodellen beschikbaar. In het eerste jaar assisteert Koninklijke Horeca Nederland lokale partijen bij de samenwerking en het formuleren van maatregelen. Doel is dat partijen op elkaar ingespeeld raken om zelfstandig een KVU te continueren. Zij begeleiden voornamelijk op procesniveau. Per slot van rekening is het een lokale verantwoordelijkheid. Verantwoordelijk voor de KVU-regeling is het CCV, het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Binnen Safe Nightlife zijn partijen die welzijns- en gezondheidsbelangen behartigen goed vertegenwoordigd. Binnen de KVU is dat niet vanzelfsprekend maar wel mogelijk. Ook de maatregelen die de KVU biedt, zijn meer gericht op veiligheid dan op gezondheid en welzijn, in tegenstelling tot de Safe Nightlife maatregelen. De KVU biedt echter ruimte voor maatwerk, waardoor een project zoals Safe Nightlife uitstekend in het kader van de KVU kan worden uitgevoerd.
Uitgaan en Drugs, alcohol- en drugpreventie in het uitgaanscircuit Een project dat deels aansluit bij een project als Safe Nightlife, maar ook onderdelen heeft die overlappen met Safe Nightlife, is Uitgaan en Drugs van het Trimbos-instituut. Inmiddels werken bijna alle instellingen voor verslavingszorg en steeds meer GGD-en met (interventies uit) dit project. Het Trimbos-instituut draagt zorg voor training en consultatie rond dit project. Uitgaan en Drugs bestaat uit een samenhangend pakket van interventies, die kunnen
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 17/58
worden ingezet ter preventie van gezondheidsproblemen door alcohol- en drugsgebruik in het uitgaansleven. De interventies zijn ontwikkeld voor en (mede) door instellingen voor verslavingszorg (IVZ) en GGD-en. Hoewel de focus ligt op gezondheidsproblemen, is het project ook relevant ter preventie van uitgaansgeweld: middelengebruik en uitgaansdelicten hangen immers veelal samen. De verschillende interventies van Uitgaan en Drugs die vergelijkbaar zijn met Safe Nightlife worden hier beschreven, de overige interventies staan onder Omgevingsanalyse. Voorlichting Uitgaanders bestaat uit informatiemateriaal voor uitgaanders over de verschillende uitgaansdrugs en over alcohol. De materialen verwijzen naar www.uitgaanendrugs.nl, waar meer informatie verkrijgbaar is. IVZ en GGD kunnen de materialen bestellen, plus de bijbehorende handleiding. De materialen van Voorlichting Uitgaanders zijn niet gericht op doorverwijzing naar de hulpverlening, zoals de materialen van Safe Nightlife. De cursus die in het kader van Safe Nightlife wordt gegeven aan horecapersoneel, vertoont overeenkomsten met de cursus Barcode, die tevens onderdeel is van Uitgaan en Drugs. De doelstelling van Barcode is ervoor te zorgen dat personeel bereid en in staat is een bijdrage te leveren aan het voorkomen van riskant gebruik van alcohol en drugs en het beperken van eventuele negatieve gevolgen voor de gebruiker en zijn omgeving. Agressie komt ook aan de orde. De training wordt gegeven door instellingen voor verslavingszorg en GGD-en en kost een dagdeel. De interventies van Uitgaan en Drugs zijn getoetst via pilot-onderzoek. Er is nog geen onderzoek verricht naar de effectiviteit ervan. Wel is bij de ontwikkeling van de interventies veel gebruik gemaakt van de kennis over effectieve elementen uit andere preventieprojecten.
Omgevingsanalyse Samenwerking rond veilig uitgaan
Samenwerking tussen politie, gemeente, horeca, verslavingspreventie en andere relevante partijen was het startpunt en de kern van Safe Nightlife. Partijen die een dergelijke samenwerking binnen hun gemeente willen realiseren, kunnen daarvoor gebruik maken van de KVU (zie Soortgelijke werkwijzen). Het is natuurlijk ook mogelijk om zonder gebruikmaking van de KVU te werken aan betere samenwerking tussen genoemde partijen. De publicaties die ten grondslag liggen aan de KVU kunnen daarbij houvast bieden. Wel moet worden opgemerkt dat deze publicaties inmiddels enigszins gedateerd zijn. Het gaat om: Alcohol, veiligheid & jeugd – informatie en praktijkvoorbeelden voor lokaal alcoholmatigingsbeleid; Veilig Stappen Plan – een brochure over samenwerken ter bestrijding van overlast en geweld in uitgaansgebieden; Handreiking Veilig Uitgaan – een instrument voor samenwerking tussen lokale partners.
Convenant veilig uitgaan Gemeenten die afspraken over lokaal veiligheidsbeleid in het uitgaanscircuit verder willen formaliseren, kunnen die vastleggen in een convenant veilig uitgaan. Daarbij gaat het om afspraken over zaken zoals vervoersbeleid, sluitingstijden, ontheffingen, vergunningen, geluidsoverlast en evenementen. Ook maatregelen die in het kader van een project zoals Safe Nightlife worden opgesteld, kunnen hun beslag krijgen in een
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 18/58
dergelijk convenant. Voorbeelden van convenanten zijn te vinden op www.hetccv.nl. De Algemene Rekenkamer evalueerde in 2004 de convenanten Veilig Uitgaan. Zij concludeerde dat onduidelijk is in hoeverre deze resultaat hebben, omdat onvoldoende wordt geregistreerd hoeveel convenanten er zijn en uitgaansgeweld onvoldoende wordt geregistreerd. De Algemene Rekenkamer constateerde dat convenanten in ieder geval bijdragen aan een goede samenwerking omtrent uitgaansgeweld en tot betere lokale registratie daarvan.
Uitgaan en Drugs – alcohol- en drugspreventie in het uitgaanscircuit Interventies uit het project Uitgaan en Drugs die een vergelijkbare aanpak kennen als Safe Nightlife, werden al beschreven onder Vergelijkbare werkwijzen. Uitgaan en Drugs kent echter ook interventies die een andere aanpak hanteren dan Safe Nightlife. Ze worden hier genoemd omdat ze wel aansluiten bij Safe Nightlife. De Scanner Uitgaan en Drugs is een onderzoeks- en beleidsinstrument voor lokale partijen die zicht willen krijgen op problemen rond middelengebruik in het uitgaanscircuit en die in samenwerking met de relevante partners mogelijke oplossingen willen inventariseren. Een van die oplossingen kan een project zoals Safe Nightlife zijn. De Scanner Uitgaan en Drugs kan ook worden gebruikt als startpunt voor Safe Nightlife, zoals de organisatoren van Safe Nightlife adviseren (start het project met een goede probleemanalyse). De handreiking Buitenstaander of Bondgenoot biedt GGD-en en IVZ-en tips voor samenwerken in het uitgaanscircuit. De lezer krijgt meer zicht op de belangen en werkwijzen van de partijen die een rol spelen bij gezond en veilig uitgaan. De handreiking is een nuttig naslagwerk voor iedereen die deel uitmaakt van een netwerk veilig uitgaan. De training Eerste Hulp Bij Drugsincidenten in het uitgaanscircuit (EHBD-u) biedt portiers, horecapersoneel, EHBO-ers (met name diegenen die op grote dancefeesten de eerste hulp verzorgen) inzicht in gezondheidsincidenten die het gevolg kunnen zijn van middelengebruik. Deze training kan gebruikt worden als een verdieping op een cursus personeel, zoals die in Safe Nightlife wordt gegeven. Binnen Safe Nightlife wordt beperkt aandacht aan eerste hulp besteed. Herkennen en goed optreden bij incidenten door middelengebruik is normaliter geen onderdeel van eerste hulp trainingen.
Reguliere opleidingen voor horecapersoneel In Nederland zijn er diverse opleidingen voor horecapersoneel van sportverenigingen, managers van cafés en voor portiers. Onduidelijk is in hoeverre er in Denemarken ook een dergelijk aanbod is. Het gaat in Nederland om de volgende opleidingen: a) Instructie Verantwoord Alcoholgebruik Voor barvrijwilligers van (sport)vereniging bestaat de Instructie Verantwoord Alcoholgebruik (IVA). De IVA heeft als doel, dat het barpersoneel weet aan welke wettelijke voorschriften zij tijdens hun rol als barmedewerker dienen te voldoen. Ook leren ze wat de risico’s kunnen zijn van overmatig alcoholgebruik en bereiden zij zich voor op het kunnen hanteren van lastige situaties.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 19/58
b) Cursus Cafébedrijf/Sociale hygiëne Voor bedrijfsleiders/beheerders van horecabedrijven bestaat de Cursus Cafébedrijf/ Sociale Hygiëne. Bedrijfsleiders zijn wettelijk verplicht dit diploma te behalen. Bedrijfsleiders worden geacht kennis en inzicht te hebben over o.a. (de effecten van het gebruik van) alcohol en drugs en de Drank- en Horecawet. Andere onderdelen van Sociale Hygiëne zijn: a. Het stellen van grenzen aan het gedrag van gasten om bedreigingen van de ‘gastvrijheid’ te voorkomen. Hiertoe worden gedragsregels opgesteld die nageleefd dienen te worden. b. Het hebben van een professionele houding, bij bijvoorbeeld het omgaan met tegenwerkend gedrag van gasten. c. Inrichtingseisen en voorzieningen, zoals verlichting voor het bevorderen van de veiligheid binnen het bedrijf en het beveiligen van het bedrijf met camera’s. c) Portiersopleiding Het is wettelijk verplicht, dat een portier in een horecagelegenheid het diploma Horecaportier in zijn bezit heeft. Tevens is elk horecabedrijf met een portier aan de deur verplicht te werken conform de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. In de portiersopleidingen zijn onder meer de onderwerpen veiligheidspreventie, agressiemanagement en algemene informatie over alcohol en drugs opgenomen.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 20/58
Literatuurverwijzingen Contacten/materialen Literatuur
-
Assen et al. Alcohol, veiligheid & jeugd. Informatie en praktijkvoorbeelden voor lokaal alcoholmatigingsbeleid. Den Haag, november 2003.
-
Cuijpers, P. (2003). De effecten van preventie van genotmiddelengebruik: een overzicht. Nederlands tijdschrift voor Geneeskunde, 147 (27), p.1305-1308.
-
Handreiking Veilig Uitgaan – een instrument voor samenwerking tussen lokale partners. Koninklijke Horeca Nederland, nov. 1998. Ook digitaal verkrijgbaar op: http://www.horeca.org/smartsite.dws?id=6646
-
Hoxbro et al. Rapport over het pilot-project in de gemeente Holstebro. ‘Safe Nightlife’, een partnerschap voor preventie’. (eigendom Ministerie van Justitie).
-
Lemmers, L., Riper, H. & Cuijpers, P (2005). Alcohol en uitgaansgeweld. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 60, 395-410.
-
Nationale Drugs Monitor (2005). Trimbos-instituut.
-
Room, R., T. Babor, & J. Rehm (2005). Alcohol and public health. The Lancet, 365, 519-530.
-
Stevens et al., Review of good practices in preventing the various types of violence in the European Union. University of Kent (EISS), 2005. Te downloaden via: http://www.kent.ac.uk/eiss/Documents/qcteurope/final%20violence%20design. doc
-
Van de Luitgaarden, J. & R. A. Knibbe (2000). Schenker-trainingen: Toepassingen en Effectiviteit. Maastricht: Universiteit van Maastricht/NIGZ.
-
Van der Knaap, L.M.; Nijssen, L.T.J. & Bogaerts, S., Geweld Verslagen? Een studie naar de preventie van geweld in het publieke en semi-publieke domein. WODC (2006).
-
Van Erpecum, I. Van afzijdigheid naar betrokkenheid – Preventieve strategieën tegen geweld. Rijswijk (2005).
-
Veilig Stappen Plan. Een brochure over samenwerken ter bestrijding van overlast en geweld in uitgaansgebieden. Informatiepunt Lokale Veiligheid (inmiddels CCV), Den Haag (1998).
-
Wallin, E., J. Gripenberg, & S. Andrasson (2005). Overserving at licensed premises in Stockholm: Effects of a community action program. Journal of Studies on Alcohol, 66, 806-814.
-
http://www.eucpn.org/docs/eucpn06n.pdf: Beknopte omschrijving van het project Safe Nightlife.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 21/58
Contacten
Informatie over Safe Nightlife: Mette Hoxbro:
[email protected] Informatie over de KVU: Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (tot 1 januari 2007): Postbus 93012 2509 AA Den Haag 070-3490660 Na 1 januari 2007, zie voor adres CCV www.hetccv.nl. Informatie over Uitgaan en Drugs:
[email protected] www.uitgaanendrugs.nl/steunpunt
Verkrijgbaarheid materialen
Rapport over het pilot-project in de gemeente Holstebro. ‘Safe Nightlife’, een partnerschap voor preventie’. Vertaling in opdracht van het Ministerie van Justitie. Verkrijgbaar bij het CCV. Deense materialen zijn te zien op www.trygt-natteliv.dk
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 22/58
1.1.2 SAFER BARS (Toronto, Canada) Doelen/doelgroepen/achtergronden Domein
Uitgaan
Typering project
Mogelijk effectieve maatregel uit het WODC rapport ‘Geweld verslagen?’, 2006 (www.wodc.nl)
Korte omschrijving Safer Bars is een preventieprogramma om agressie in cafés en clubs te voorkomen en te verminderen. Safer Bars bestaat uit drie onderdelen: 1. Een training voor horecapersoneel om agressie en ander probleemgedrag te voorkomen en te managen. 2. Een boek voor het maken van een inschatting in hoeverre de uitgaansomgeving het risico op agressie vergroot (het zogenaamde ‘risk assessment workbook’). 3. Een brochure voor het personeel over de wet en de verantwoordelijkheden rondom (het gebruiken van dwang bij) agressie en de maatregelen die het horecapersoneel kan treffen. Het programma is eind jaren ‘90 ontwikkeld door het Centre for Addiction and Mental Health in Canada (CAMH). Horeca-eigenaren, horecapersoneel, een jurist, politie, hulpverleners, bestuurders en verleners van drankvergunningen hebben eraan meegewerkt. Safer Bars is een effectief gebleken interventie: in de cafés waar Safer Bars geïmplementeerd werd, vonden minder agressie-incidenten plaats dan in de cafés zonder Safer Bars.
Probleem-/ risicoanalyse
Aanleiding voor Safer Bars in Canada Gelegenheden met een drankvergunning, zoals bars en clubs, zijn plaatsen met een hoog risico voor dronkenschap, rijden onder invloed, agressie en verwondingen. De meeste bekende trainingen voor horecapersoneel zijn trainingen voor verantwoord schenken (Responsible Beverage Service). Met deze programma’s wordt barpersoneel getraind in het herkennen van en weigeren van drank aan minderjarigen of dronken personen. De volgende uit onderzoek gebleken redenen waren aanleiding om een uitgebreidere training gericht op agressie, uiteindelijk Safer Bars genaamd, voor barpersoneel te ontwikkelen: • Hoewel horecaondernemers en – personeel verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van hun klanten, is gebleken dat personeel niet altijd in staat is probleemsituaties af te handelen. Soms initieert barpersoneel zelfs agressief gedrag. • Agressie heeft niet alleen te maken met klanten die minderjarig/dronken zijn. Sommige klanten zijn bewust op zoek naar agressie. • Barpersoneel kan niet altijd overzien door wie de gekochte alcoholische drankjes gedronken worden. In deze gevallen spelen bijv. de portiers een rol in het voorkomen van en omgaan met agressie. Teamwork is dan belangrijk. • Mensen die werken in de horeca lopen meer kans om slachtoffer van doodslag te worden dan mensen die een ander beroep uitoefenen. Met het trainen van het personeel in de preventie van agressie wordt getracht zowel de uitgaansomgeving voor de klanten als de werkomgeving van het personeel veiliger te maken.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 23/58
Waarom dit programma in Nederland? Agressie en geweld tijdens het uitgaan hebben de afgelopen jaren al meerdere dodelijke slachtoffers geëist. Manuel Fetter is van dit ‘zinloze geweld’ één van de voorbeelden. In september 2004 werd een opmerking over een kapot gegooid bierflesje hem fataal. Daarnaast zijn er vele gevallen van agressiviteit bekend met een vaak minder ernstige afloop, maar die wel opname op een Spoedeisende Hulpafdeling van een ziekenhuis vergen. Jaarlijks worden hier gemiddeld ruim 3700 slachtoffers van geweld behandeld die het letsel hebben opgelopen in een horeca- of uitgaansgelegenheid3. Hoofdletsels komen het meest voor in deze behandelingen. Uit onderzoek blijkt dat 40% van alle agressiedelicten onder invloed van alcohol wordt gepleegd. Personen die veel alcohol drinken zijn zowel vaker dader als slachtoffer van geweld. Personen die twaalf of meer glazen alcoholhoudende drank in een weekend drinken, hebben ruim twee keer zoveel kans om dader te zijn van agressie tijdens het uitgaan. Hoe alcohol het risico op agressie in het uitgaanscircuit verhoogt, is een ingewikkeld proces. Alcohol heeft effect op (o.a.): • Het gedrag van uitgaanders: mensen praten onder invloed van alcohol gemakkelijker met anderen. Mensen worden echter ook ongeremder en hebben minder oog voor sociale omgangsvormen, waardoor provocatie sneller optreedt. • De impulscontrole: Een kleine ergernis (zoals drukte of hitte) kan onder invloed van alcohol aanleiding zijn tot een heftige impulsieve reactie die moeilijk te beheersen is. • De ontvangst van sociale informatie: onder invloed van alcohol denken mensen vaker dat anderen opzettelijk ongewenst gedrag vertonen (zoals het omstoten van een glas), terwijl dit vaak per ongeluk gebeurt. Agressie tijdens het uitgaan wordt overigens niet alleen door alcohol veroorzaakt. Persoonsfactoren zoals frustratie, vermoeidheid en ruziezoekend gedrag en factoren in de uitgaansomgeving, zoals een hoge temperatuur en weinig sociale controle spelen hierbij ook een rol. In Nederland wordt het horecapersoneel op verschillende manieren met geweld en agressie geconfronteerd. Van het horecapersoneel hebben de portiers het meest last van agressiviteit en geweld van klanten, omdat zij verantwoordelijk zijn voor het toelatingsbeleid aan de deur en het verwijderen van vervelende klanten uit de zaak. Horecapersoneel speelt soms een belangrijke rol bij het ontstaan/doen escaleren van agressie in het uitgaanscircuit. Een permissieve houding, gebrek aan vaardigheden in verantwoord schenken en agressiebeheersing en gebrek aan controle over het gedrag van klanten spelen hierbij een rol.
Doelen aanpak
Het doel van Safer Bars is het voorkomen en laten de-escaleren van fysieke agressie in cafés en clubs. Het programma werkt met een harm reductie benadering: cursisten leren strategieën om agressie te verminderen en te managen, zonder dat dit het meteen het reduceren van alcoholgebruik inhoudt. Om te kunnen omgaan met probleemgedrag moet horecapersoneel: • effectief communiceren met klanten; • als een team werken; • plannen klaar hebben liggen om met extreme situaties om te kunnen gaan; • kalm kunnen blijven, ook wanneer ze uitgedaagd worden.
3 Er kan sprake zijn van een onderschatting van het probleem, omdat in meer dan de helft van de gevallen het slachtoffer niet de locatie heeft opgegeven tijdens de behandeling.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 24/58
Safer Bars is ontwikkeld om horecapersoneel (inclusief het management) te ondersteunen bij het verbeteren van bovenstaande punten.
Doelgroep(en)
Doelgroep van Safer Bars waren cafés en nachtclubs in Toronto. Daarbij ging het om horecapersoneel in de brede zin van het woord: barmannen/-vrouwen, uitsmijters, glazenophalers, de horecaondernemer, etc. Niet alleen barmannen kunnen het alcoholgebruik en gedrag van hun klanten monitoren. In veel situaties, bijvoorbeeld als klanten drank kopen voor grote groepen tegelijk, heeft al het horecapersoneel een rol in het (vroegtijdig) signaleren van situaties die tot agressie kunnen leiden. Daarom is het noodzakelijk dat ook het overige personeel bij de training aanwezig is.
Context
In Canada is Safer Bars een opzichzelfstaande training die geschikt is voor verschillende soorten horecagelegenheden op verschillende locaties. De effectstudie naar Safer Bars is uitgevoerd in grotere bars, dat wil zeggen bars voor meer dan 300 bezoekers. Dit kunnen zijn dans-, sport- of homobars waar klanten van verschillende etniciteiten en leeftijden komen. In Canada heeft Safer Bars het grootste effect in bars, waarvan het personeel niet vaak (op dit gebied) een training krijgt. Relevant is vermoedelijk ook de mate van agressiviteit in de locaties waar Safer Bars wordt ingevoerd. Hoewel Safer Bars gezien wordt als een veelbelovend programma, laat het effectonderzoek slechts een klein effect zien op de mate van agressie in een bar. Als reden hiervoor wordt genoemd, dat in de bars waar het onderzoek is uitgevoerd weinig agressie voorkwam. (Doordat deze bars eerder negatief in de publiciteit waren gekomen, hadden de bars al voordat Safer Bars geïmplementeerd werd goed getraind personeel aangenomen dat goed begeleid werd). Dit impliceert dat een groter effect te verwachten is in bars of uitgaansgebieden waar veel agressief gedrag voorkomt.
Soort evaluatie
Procesevaluatie (Coutts e.a., 2000) en effectevaluatie; een RCT (Graham e.a., 2004; Graham e.a., 2005) De doelstelling van het pilotonderzoek (procesevaluatie) was de interventie te verbeteren, door de tevredenheid onder de deelnemers te meten en verbeterpunten op te sporen. Ook is in deze fase een voor- en nameting (zonder controlegroep) gehouden onder de deelnemers om te kijken of deze vooruitgingen in kennis en attitude. In totaal deden 8 cafés aan dit onderzoek mee. Bij de effectevaluatie is gebruik gemaakt van een onderzoeksdesign met een voor- en een nameting waarbij 38 cafés willekeurig over de controlegroep (geen interventie, 12 cafés) en experimentele groep (Safer Bars, 26 cafés, 373 deelnemers) werden verdeeld. Er is gekeken naar het effect van het programma op fysieke agressie in de cafés door middel van observatie (Graham e.a., 2004). Deze observaties vonden vlak voor uitvoering van de interventie plaats en ongeveer 3 maanden daarna. Daarnaast is in een aantal van de cafés die aan het effectonderzoek meededen (18 in de experimentele groep en 5 in de controlegroep) door middel van een vragenlijst onderzocht of Safer Bars effect heeft op kennis en attitude bij de cursisten.
Concrete resultaten evaluatie
Uit het pilotonderzoek (de procesevaluatie) bleek dat de deelnemers zeer tevreden waren over het programma en dat zij vooruit gingen in kennis over en houding rondom (o.a.) lichaamstaal en het sussen van gevechten. Managers die aan Safer Bars deel hadden genomen, waren positief over de training.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 25/58
Uit het effectonderzoek kwamen ook positieve resultaten. In de cafés waarvan het personeel Safer Bars had gevolgd vonden minder ernstige en matige agressieve incidenten plaats dan in de cafés waar geen Safer Bars was uitgevoerd. Daarnaast rapporteerden de cursisten een verbetering in de kennis en attitude wat betreft het voorkomen van agressie en het managen van problemen. Daarnaast werd de training zeer goed gewaardeerd: de cursisten gaven voor al de verschillende onderdelen een 8 of hoger voor de bruikbaarheid.
Beoogde effecten
Zie doelstellingen.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 26/58
Methodiek/onderbouwing Type interventiestrategie
Secundaire, contextgerichte preventiestrategie. Centraal hierbij staat deskundigheidsbevordering van personeel en het aanpassen van de uitgaansomgeving.
Uitgangspunten/ visie
Safer Bars neemt een ‘harm reduction’ standpunt in. Dit wil zeggen dat het programma vooral de negatieve gevolgen van alcoholgebruik aan wil pakken, in dit geval agressie, en minder het alcoholgebruik zelf. Dit weerspiegelt een praktische benadering van Safer Bars: het drinken van alcohol in café of discotheek is nu eenmaal zo normaal en ingeburgerd dat dit moeilijk te veranderen is. Overigens wil dit niet zeggen dat preventie van alcoholgebruik geen rol heeft in Safer Bars: met name in het risicotaxatiewerkboek waarmee de horecaondernemer kan werken aan een betere uitgaansomgeving wordt aandacht besteed aan het alcoholbeleid binnen de horecaonderneming.
Wetenschappelijke Uit de internationale literatuur blijkt dat schenktrainingen aan het horecapersoneel effectief kunnen zijn in het terugdringen van alcoholgebruik onder minderjarigen in de onderbouwing
horeca en in het niet schenken aan dronken klanten (zie bijv. Room e.a., 2005; Van de Luitgaarden & Knibbe, 2000), maar ook in het voorkomen van agressie (Wallin e.a., 2003). Het trainingsprotocol en het risicotaxatiewerkboek zijn gebaseerd op (Graham e.a., 2004; 2005): a) Empirische data over typische problemen waarmee clubs en pubs te maken krijgen en reacties op deze problemen door het personeel. b) Theoretisch en empirisch onderzoek uit de sociale psychologie over factoren die agresssie in zijn algemeenheid beïnvloeden (bijv personal space, lichaamstaal) c) Gedragsmanagement-technieken die ontwikkeld zijn voor politieagenten en anderen die met agressieve personen werken.
Methodiek/mecha nisme
Safer Bars bestaat uit drie componenten: 1. Een training van 3 uur voor al het horecapersoneel (inclusief het management). In de training leren de cursisten technieken om agressie en ander probleemgedrag te voorkomen en te managen. De training heeft de volgende onderwerpen: • het begrijpen hoe agressie escaleert: signaleren van agressie; • het inschatten van de situatie: back-up regelen, de situatie voor andere klanten zo veilig mogelijk maken; • het leren kalm te blijven; • het begrijpen en gebruiken van effectieve lichaamstaal; • hoe te handelen in een probleemsituatie; • de wettelijke regelingen. Aan de training kunnen maximaal 25 personen deelnemen. Tijdens de training wordt gebruik gemaakt van groepsdiscussie met overheads en videoclips. In sommige gedeeltes van de training zitten rollenspellen. In Canada wordt de training gegeven door professionele trainers. Onbekend is welke achtergrond deze trainers hebben. De training wordt meestal gegeven in de bar, terwijl deze gesloten is. De trainer maakt gebruik van een gestructureerde trainershandboek met een
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 27/58
standaard set van sheets, videoclips en een werkboek dat uitgedeeld werd aan iedere cursist, maar biedt het materiaal ook op maat aan, daarbij gebruik makend van voorbeelden en situaties uit de betreffende bar. 2. Een risicotaxatie-werkboek (risk assessment workbook) dat de eigenaar of bedrijfsleider ondersteunt in het identificeren en veranderen van factoren in zijn zaak die het risico op agressie vergroten. Het werkboek bevat 92 vragen waarmee de eigenaar zijn bar kan beoordelen. De vragen schenken aandacht aan de volgende onderwerpen: • binnentreden van de bar; • creëren van een veilige en vriendelijke omgeving; • indeling van de bar; • fysieke gemak/comfort en veiligheid; • vaststellen van regels en het bewaken van de orde; • serveerders en barkeepers; • veiligheidspersoneel; • minimaliseren van problemen; • sluitingstijden. Binnen de verschillende onderwerpen wordt ook aandacht besteed aan alcoholbeleid, bijvoorbeeld aan training in verantwoord schenken, prijzen van de alcoholische dranken en schenkbeleid. Het doel van het boek is om de bareigenaar bewuster te maken van de factoren die een rol (kunnen) spelen bij het ontstaan van geweld. Van de bareigenaar wordt niet verwacht dat hij alle risicofactoren in zijn onderneming gaat aanpakken. Er moet goed gekeken worden naar wat haalbaar is. 3. Een brochure voor het personeel over de wet en de verantwoordelijkheden rondom (het gebruiken van dwang bij) agressie en de maatregelen die het horecapersoneel kan treffen. In Safer Bars is het management, de bedrijfsleider of eigenaar, nauw betrokken; door het bijwonen van de training en de inventarisatie en uitvoering van de risicotaxatie. Dit is van groot belang omdat het draagvlak bij het management een belangrijke succesfactor is voor de effectiviteit van trainingen aan horecapersoneel. Zoals eerder omschreven hangt agressie tijdens het uitgaan samen met: Achterliggend • alcoholgebruik; mechanisme/ • persoonlijke factoren; onderbouwing van • de uitgaansomgeving, inclusief horecapersoneel. de methodiek Hoewel Safer Bars in al zijn materialen benadrukt dat het voorkomen van dronkenschap bijdraagt aan de preventie van agressie gaat de training met name in op het managen van agressie. Dit wordt gezien als een voordeel van Safer Bars; verondersteld wordt dat interventies die zich niet direct richten op alcohol eerder geaccepteerd worden door horecaondernemers. Safer Bars richt zich niet op het beïnvloeden van persoonlijke factoren van de klanten. Factoren als vermoeidheid, frustratie en ruziezoekend gedrag zijn in het uitgaanscircuit lastig te beïnvloeden. De uitgaansomgeving kan wel een positief effect hebben op deze factoren, bijvoorbeeld het inrichten van chill-out ruimtes en minder personen toelaten in de onderneming. Het aanpassen van de uitgaansomgeving en het trainen van het personeel in het omgaan met agressie lijken de meest effectieve maatregelen te zijn om agressieve incidenten in het uitgaanscircuit te voorkomen en te managen. Hier richt Safer Bars zich
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 28/58
dan ook op. Daarbij wordt: kennis van barpersoneel over geweld vergroot; de attitude van barpersoneel ten opzichte van geweld veranderd; personeel getraind in vaardigheden om escalatie van geweld te voorkomen. Door bareigenaren bewust te maken van de risico’s en door hen mogelijkheden te bieden om risico’s te verminderen, worden zij gemotiveerd hun personeel te laten trainen, en om het geleerde ook in te bedden in de organisatie.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 29/58
Opzet/implementatie Operationalisering Zie fasering/stappen. Activiteiten en werkvormen
Er wordt gebruik gemaakt van de volgende activiteiten en werkvormen: Voorafgaand aan de training: zelf risico’s inschatten en mogelijke oplossingen inventariseren met behulp van het risicotaxatie werkboek (alleen voor managers). Tijdens de training: informatieoverdracht via schriftelijk informatiemateriaal, powerpointpresentatie en video-clips; rolspellen; oefeningen beschreven op handouts; groepsdiscussie. Na de training: deelnemers ontvingen een deelnemers handboek met de belangrijkste onderdelen van de training.
Fasering/stappen
Er is geen beschrijving (beschikbaar) van de wijze waarop Safer Bars in Canada wordt geïmplementeerd. Onderstaande informatie is gedestilleerd uit artikelen over het pilotonderzoek en de effectstudie naar Safer Bars. Fasering/stappen 1.
2. 3.
Begeleiding/ training
Allereerst moeten horecaondernemingen geworven worden om mee te doen aan Safer Bars. In het pilotonderzoek was geen eenduidige strategie voor de werving; één bar was geworven via contacten met de politie waar een medewerker gewerkt had als portier/beveilingsman. Een andere via contacten met een gezondheidsvoorlichter die schenkertrainingen gaf in de horeca. In de effectstudie zijn alle grote drankgelegenheden in Toronto gescreend voor deelname aan het onderzoek. Horecagelegenheden waar weinig agressie was of geen risicofactoren voor agressie in de uitgaansomgeving waren, deden niet mee. Op basis van eerder onderzoek schatten de onderzoekers dat ongeveer 50% van de bareigenaren mee zou doen aan het onderzoek. Uiteindelijk deed 69% mee. Overigens werden in het effectonderzoek de bareigenaren betaald (150 dollar) om deel te nemen aan de studie. Ook het personeel kreeg 45 dollar p.p. Voorafgaand aan de training ontvangen de geworven ondernemers (althans in de pilot) een samenvattend rapport over wat er bekend is uit onderzoek over agressie in bars. Tevens krijgen ze het risicotaxatie werkboek uitgereikt. Tenslotte ontvangt het horecapersoneel de training van Safer Bars.
De trainingen van Safer Bars in Canada werden gegeven door vier professionele trainers van een onafhankelijk bureau. Er waren telkens twee trainers aanwezig. Meestal vonden de trainingen plaats in de bar. Op basis van de beschikbare literatuur kan niet worden vastgesteld of er werd gewerkt met een train-de-trainer. Begeleiding voor Nederlandse participanten Tijdens de inzageperiode van Safer Bars (zie ‘licentie programma’) staan de wetenschappers van het CAMH ter beschikking voor het beantwoorden van vragen.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 30/58
Kwaliteitsbewaking, proces- en productevaluatie
Op basis van de beschikbare informatie is weinig bekend over de wijze waarop de kwaliteit van het project wordt bewaakt, proces- en productevaluaties. De publicaties over Safer Bars betreffen onderzoek naar de eerste keren dat Safer Bars werd geïmplementeerd. In deze fase werd iedere training afgesloten met een evaluatie, op basis waarvan de training werd verbeterd. De onderzoekers raadden aan om, als het project eenmaal uitontwikkeld zou zijn, een gestandaardiseerde evaluatie van de training te laten plaatsvinden. Onduidelijk is in hoeverre deze evaluatie ook onderdeel zou moeten worden van het project, of alleen bedoeld was voor onderzoekers.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 31/58
Specifieke randvoorwaarden en eisen Draagvlak/ ondersteuning
Draagvlak bij het management van de bar is van groot belang. Uit de evaluatie naar Safer Bars bleek dat managers positief waren over de training. Dit doet vermoeden dat Safer Bars aansluit bij hun ervaringen in de horeca en dat zij waarschijnlijk het personeel ondersteunen bij het in praktijk brengen van het geleerde. Mogelijk heeft de voorbereiding van de training daarbij een belangrijke rol gespeeld: managers van de betreffende bars kregen voorafgaand aan de training een samenvatting van een onderzoek naar agressie in bars, en een risicotaxatie werkboek.
Tijdspad
Over het tijdspad waarin Safer Bars geïmplementeerd, is geen informatie beschikbaar.
Kosten
Over de kosten voor de implementatie van Safer Bars is geen informatie beschikbaar. Op basis van de beschikbare informatie kunnen wij wel een aantal kostenposten benoemen, waarbij met de implementatie van Safer Bars rekening gehouden moet worden: • activiteiten voor de werving van horecaondernemingen (eventueel vergoedingen voor deelname); • het trainen van de trainers; • aanschaf van trainingsprotocol, risicotaxatie werkboek en de ondersteunende materialen als video’s en de brochure; • kosten voor het verkrijgen van toestemming van het CAMH voor het mogen implementeren van Safer Bars; • uitvoering van de training; • doornemen van de risicotaxatie en maken van een plan samen met de horecaondernemer.
Faciliteiten en materialen
Voor de uitvoering van Safer Bars zijn, naast een geschikte trainingslocatie (soms is dat de bar zelf), de volgende materialen nodig: 1. trainersprotocol; 2. video; 3. risicotaxtatie werkboek; 4. werkboeken/brochures voor de cursisten.
Licentie programma
Wanneer een gemeente zich aan het oriënteren is op Safer Bars dan zijn geen kosten voor licentie verschuldigd. CAMH is bereid om het Safer Bars pakket (training en risicotaxatie werkboek) ter inzage (60 dagen) op te sturen. De desbetreffende gemeente moet dan wel een vertrouwelijkheidsverklaring invullen. Wordt daarna besloten om Safer Bars te gebruiken, dan worden in overleg met het CAMH de kosten voor licentie bepaald.
Vereiste ervaring
Op basis van de beschikbare literatuur zijn hierover geen uitspraken te doen.
Andere specifieke randvoorwaarden
Op basis van de beschikbare literatuur zijn hierover geen uitspraken te doen.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 32/58
Succes- en faalfactoren Aangezien er geen implementatieonderzoek is gedaan naar Safer Bars zijn succes- en faalfactoren nog niet beschreven. De onderstaande informatie is gedestilleerd uit artikelen over het pilot-onderzoek en de effectstudie naar Safer Bars.
Succesfactoren
• • •
Faalfactoren
•
Safer Bars richt zich niet op alcohol an sich maar op agressiemanagement in het algemeen. De veronderstelling is, dat Safer Bars daardoor minder weerstand oproept bij horecaondernemers. Een belangrijke succesfactor voor Safer Bars is de betrokkenheid van het management. Betalen van de deelnemers Uit het effectonderzoek is gebleken, dat een hoog verloop van managers en beveiligingspersoneel geassocieerd is met een lagere impact van het Safer Bars programma.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 33/58
Invoering/ uitvoering in Nederland Welke stappen zijn in Nederland al gezet
Er zijn nog geen stappen in Nederland gezet voor de implementatie van en onderzoek naar Safer Bars. Wel is het Trimbos-instituut vanaf mei 2005 bezig met het verkennen van de mogelijkheden voor ontwikkeling en implementatie van het programma. Daartoe houdt het Trimbos-instituut contact met het Centre for Addiction and Mental Health en heeft het inzage in het materiaal van het programma.
Wil Safer Bars in Nederland geïmplementeerd kunnen worden, dan is het raadzaam om Welke stappen moeten nog gezet op nationaal niveau een aantal stappen te nemen: worden? 1. 2. 3. 4.
5. 6.
Toestemming verkrijgen voor het vertalen van Safer Bars programma. Safer Bars vertalen naar het Nederlands. Een pre-test op basis waarvan Safer Bars aangepast kan worden aan de Nederlandse situatie. Een pilotimplementatie om te onderzoeken hoe Safer Bars in Nederland geïmplementeerd kan worden. Met de pilotimplementatie kunnen antwoorden gevonden worden op vragen als: • Wie gaat Safer Bars in Nederland op landelijk en regionaal niveau uitvoeren? Bij welke organisatie(s) zou dit ondergebracht kunnen worden? • Hoe tevreden is het horecapersoneel in Nederland over Safer Bars? • Hoe kan Safer Bars afgestemd worden met vergelijkbare/rakende interventies? Hoe kan het bijvoorbeeld aansluiten bij de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan, bestaande horecaopleidingen en bij het project Uitgaan en Drugs? • Hoe kunnen horecaondernemingen in Nederland geworven worden voor Safer Bars? Of moeten ondernemingen geselecteerd worden? En op basis waarvan? • Welke kosten zijn er verbonden aan de implementatie van Safer Bars in Nederland? • Wat is het tijdspad voor de implementatie? • Welke randvoorwaarden zijn al aanwezig of nodig voor de implementatie in Nederland? Welke partijen moeten samenwerken? • Wat zijn belemmerende en bevorderende factoren bij de implementatie? Een effectonderzoek om erachter te komen of en zo ja, in hoeverre Safer Bars in Nederland een effectieve interventie is. Landelijke implementatie van Safer Bars.
De verwachting is, dat een aantal randvoorwaarden voor de implementatie al aanwezig is in Nederland. Zo zou Safer Bars goed kunnen passen binnen een project als Uitgaan en Drugs van het Trimbos-instituut. Interventies uit dit project kunnen bijvoorbeeld worden ingezet om een inschatting te maken welke bars kampen met agressie. Deze bars zouden immers het meest kunnen profiteren van Safer Bars. Met de Scanner Uitgaan en Drugs kunnen GGD-en en/of instellingen voor verslavingszorg inzichtelijk maken welke problemen er zijn met (alcohol- en drugsgerelateerde) agressie en waar deze problemen zich afspelen. Ook bij de implementatie van Safer Bars zou gebruik kunnen worden gemaakt van de netwerken rond het project Uitgaan en Drugs . (Voor meer informatie over dit project: zie Soortgelijke werkwijzen en Omgevingsanalyse).
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 34/58
Soortgelijke werkwijzen
Safer Bars bestaat, zoals hierboven beschreven, uit drie componenten. In Nederland bestaat geen interventie die deze drie componenten in zich heeft met als doel de preventie van agressie in het uitgaanscircuit. Er zijn wel vergelijkbare initiatieven die raakvlakken hebben met (één van) deze componenten. 1. Trainingen voor personeel in de horeca d) Instructie Verantwoord Alcoholgebruik Voor barvrijwilligers van (sport)vereniging bestaat de Instructie Verantwoord Alcoholgebruik (IVA). De IVA heeft als doel, dat het barpersoneel weet aan welke wettelijke voorschriften zij tijdens hun rol als barmedewerker dienen te voldoen. Ook leren ze wat de risico’s kunnen zijn van overmatig alcoholgebruik en bereiden zij zich voor op het kunnen hanteren van lastige situaties.
e) Cursus Cafébedrijf/Sociale hygiëne Voor bedrijfsleiders/beheerders van horecabedrijven bestaat de Cursus Cafébedrijf/ Sociale Hygiëne. Bedrijfsleiders zijn wettelijk verplicht dit diploma te behalen. Bedrijfsleiders worden geacht kennis en inzicht te hebben over o.a. (de effecten van het gebruik van) alcohol en drugs en de Drank- en Horecawet. Andere onderdelen van Sociale Hygiëne zijn: • Het stellen van grenzen aan het gedrag van gasten om bedreigingen van de ‘gastvrijheid’ te voorkomen. Hiertoe worden gedragsregels opgesteld die nageleefd dienen te worden. • Het hebben van een professionele houding, bij bijvoorbeeld het omgaan met tegenwerkend gedrag van gasten. • Inrichtingseisen en voorzieningen, zoals verlichting voor het bevorderen van de veiligheid binnen het bedrijf en het beveiligen van het bedrijf met camera’s.
f)
Portiersopleiding Het is wettelijk verplicht, dat een portier in een horecagelegenheid het diploma Horecaportier in zijn bezit heeft. Tevens is elk horecabedrijf met een portier aan de deur verplicht te werken conform de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. In de portiersopleidingen zijn onder meer de onderwerpen veiligheidspreventie, agressiemanagement en algemene informatie over alcohol en drugs opgenomen.
g) Uitgaan en Drugs, de cursus Barcode Als onderdeel van het project Uitgaan en Drugs, alcohol- en drugspreventie in het uitgaanscircuit, van het Trimbos-instituut is dit jaar een cursus voor horecapersoneel ontwikkeld. De doelstelling van de cursus is ervoor te zorgen dat personeel bereid en in staat een bijdrage te leveren aan het voorkomen van riskant gebruik van alcohol en drugs en het beperken van eventuele negatieve gevolgen voor de gebruiker en zijn omgeving, waardoor het uitgaan gezond en veilig blijft. Agressie komt ook kort aan de orde. De training wordt gegeven door instellingen voor verslavingszorg en GGD-en. In 2006 start de implementatie van de cursus voor horecapersoneel (Barcode – Omgaan met alcohol en drugs in de horeca - ) binnen Uitgaan en Drugs.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 35/58
h) Overige Diverse bureaus en politiekorpsen bieden agressietrainingen aan aan horecapersoneel. 2. Risico-taxatie Veiligheidsplan Stichting Vakopleiding Horeca (SVH) heeft in opdracht van het Bedrijfschap Horeca & Catering en in samenwerking met Koninklijk Horeca Nederland een veiligheidsplan ontwikkeld. Met behulp van een uitgebreide checklist kunnen horecaondernemers een inschatting maken over hoe het gesteld is met de veiligheid van de horecagelegenheid. In het veiligheidsplan is ook aandacht voor de maatregelen die een ondernemer kan nemen voor het beheersen van agressie en geweld door gasten. Gevraagd wordt o.a. of de ondernemer aan een aantal door de overheid verplichte gestelde maatregelen voldoet: • Aandacht voor agressie en geweld heeft besteedt in de eigen Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E). • Voorlichting en onderricht geven aan de medewerkers over omgaan met agressie en geweld. • Beleid om de medewerkers te beschermen tegen agressie en geweld. Vrijwillig te nemen maatregelen kunnen zijn: • Huisregels om agressie en geweld te voorkomen. • Afspraken met de politie. • Samenwerking met slachtofferhulp. 3. (Schriftelijke) informatie voor het horecapersoneel Uitgaan en Drugs, alcohol- en drugspreventie in het uitgaanscircuit Ondernemers en horecapersoneel die de cursus behorende bij Uitgaan en Drugs volgen, ontvangen een barboek. Het boek bevat schriftelijke informatie over de onderwerpen die in de cursus aan bod komen, waaronder wet- en regelgeving (o.a. Drank- en Horecawet, Opiumwet, Wegenverkeerswet), algemene informatie over drugs en alcohol, en een stappenplan hoe om te gaan met verborgen/open regelovertreding.
Omgevingsanalyse Uitgaan en Drugs
Uitgaan en Drugs is een community-project van het Trimbos-instituut. Inmiddels werken bijna alle instellingen voor verslavingszorg en steeds meer GGD-en met (interventies uit) dit project. Het Trimbos-instituut draagt zorg voor training en consultatie rond dit project.
Uitgaan en Drugs bestaat uit een samenhangend pakket van interventies, die kunnen worden ingezet ter preventie van gezondheidsproblemen door alcohol- en drugsgebruik in het uitgaansleven. De interventies zijn ontwikkeld voor en (mede) door instellingen voor verslavingszorg (IVZ) en GGD-en. Uitgangspunt in Uitgaan en Drugs is de ‘healthy settings benadering’: uit onderzoek blijkt dat interventies die ingrijpen op de omgeving de beste aanknopingspunten bieden voor preventie. Daarnaast heeft Uitgaan en Drugs een brede focus, doordat het project zich vooral richt op problemen en risico’s die kunnen voortkomen uit riskant middelengebruik (en niet zozeer op het middelengebruik an sich), bijvoorbeeld onveilig vrijen, onder invloed deelnemen aan het verkeer, en agressie en geweld. De cursus Barcodes (zie hierboven) is een van de beschikbare interventies. Daarnaast bestaat het project uit een voorlichtingsinterventie, een handreiking over netwerken rond veilig en gezond uitgaan, een training over eerste hulp bij drugsincidenten in het
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 36/58
uitgaanscircuit en een instrument voor een goede probleemanalyse; de Scanner Uitgaan en Drugs. Hier ligt het raakvlak met Safer Bars: wanneer uit de probleemanalyse van Uitgaan en Drugs blijkt dat agressie in een bepaald uitgaansgebied een probleem is, dan zou daar de implementatie van Safer Bars uitkomst kunnen bieden. In Uitgaan en Drugs zit zoals eerder beschreven ook een cursus voor het personeel (1 dagdeel), maar de focus in deze cursus is breed (riskant middelengebruik, veilig vrijen, verkeer etc.). In deze cursus wordt beperkt stilgestaan bij agressie en geweld, omdat dit slechts één van de problemen is waar horecagelegenheden mee om moeten gaan. Safer Bars zou een verdieping kunnen bieden op dit thema. De interventies van Uitgaan en Drugs zijn getoetst via pilot-onderzoek. Er is nog geen onderzoek verricht naar de effectiviteit ervan. Wel is bij de ontwikkeling van de interventies veel gebruik gemaakt van de kennis over effectieve elementen uit andere preventieprojecten.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 37/58
Literatuurverwijzingen/ contacten/materialen Literatuur
-
Bieleman, B., H. Maarsingh, G. Meijer, & C. Ten Den (1998). Aangeschoten wild : onderzoek naar jongeren, alcohol, drugs en agressie tijdens het uitgaan. Groningen: INTRAVAL.
-
Bolier, L., A. Sannen, & N. Van Hasselt (2005). Factsheet Uitgaan en Drugs preventie van riskant alcohol- en drugsgebruik in het uitgaanscircuit. Utrecht: Trimbos-instituut.
-
Coutts, M. C., K. Graham, K. Braun, & S. Wells (2000). Results of a pilot programme for training bar staff in preventing agression. Journal of Drug Education, 30, 191.
-
Graham, K., J. Jelley, & J. Purcell (2005). Training bar staff in preventing and managing aggression in licensed premises. Journal of Substance Use, 10, 48-61.
-
Graham, K., D. W. Osgood, E. Zibrowski, J. Purcell, L. Gliksman, K. Leonard, K. Pernanen, R. F. Saltz, & T. L. Toomey (2004). The effect of the Safer Bars Program on physical aggression in bars: Results of a randomized controlled trial. Drug & Alcohol Review, 23, 31-41.
-
Lemmers, L., H. Riper, & P. Cuijpers (2005). Alcohol en uitgaansgeweld. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 60, 395-410.
-
Letsel Informatie Systeem (2004). Ongevallen door geweld in horeca- of uitgaansgelegenheden 1999-2003. Amsterdam: Stichting Consument en Veiligheid.
-
Netherlands Licensing Options, The Centre for Addiction and Mental Health (CAMH)
-
Room, R., T. Babor, & J. Rehm (2005). Alcohol and public health. The Lancet, 365, 519-530.
-
TNO Arbeid (2001). Arborisico's in de branche - Horeca. Hoofddorp: TNO Arbeid.
-
Van de Luitgaarden, J. & R. A. Knibbe (2000). Schenker-trainingen: Toepassingen en Effectiviteit. Maastricht: Universiteit van Maastricht/NIGZ.
-
Van der Linden, J., R. A. Knibbe, & J. Joosten (2004a). Daders en slachtoffers aan het woord. Een exploratief onderzoek naar uitgaansgeweld. Maastricht: Universiteit Maastricht.
-
Van der Linden, J., R. A. Knibbe, J. Verdurmen, & A. P. Van Dijk (2004b). Geweld bij uitgaan op straat. Algemeen bevolkingsonderzoek naar de invloed van alcohol- en drugsgebruik. Maastricht: Universiteit Maastricht.
-
Van de Luitgaarden, J. & R. A. Knibbe (2000). Schenker-trainingen: Toepassingen en Effectiviteit. Maastricht: Universiteit van Maastricht/NIGZ.
-
Wallin, E., J. Gripenberg, & S. Andréasson (2005). Overserving at licensed premises in Stockholm: Effects of a community action program. Journal of Studies on Alcohol, 66, 806-814.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 38/58
Contacten/ licenties
-
Communicatie met CAMH.
-
Nationale Drug Monitor 2005
Over Safer Bars in Nederland en over de cursus Barcodes: Linda Bolier, Trimbos-instituut. Tel: 030-2971100. E-mail:
[email protected] Lonneke van Leeuwen, Trimbos-instituut. Tel: 030-2971100. E-mail:
[email protected] Over Safer Bars in Canada: Rania Shuggi, Centre for Addiction and Mental Health, Toronto, Canada.
[email protected]
Verkrijgbaarheid materialen
Informatie over de materialen is te verkrijgen bij de contactpersoon in Canada.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 39/58
3. DE GEZONDE SCHOOL EN GENOTMIDDELEN (Nederland) Doelen/doelgroepen/achtergronden Domein
Alcohol
Typering project
Veelbelovende practice van Trimbos
Korte omschrijving De gezonde school en genotmiddelen is een preventieproject van het Trimbos-
instituut voor scholen voor voortgezet onderwijs. Scholen die aan het project deelnemen maken afspraken over roken, drinken en drugs op verschillende beleidsterreinen. In de praktijk betekent dit bijvoorbeeld dat er op deze scholen: duidelijkheid is over alcohol op schoolfeesten; dat een leerling die blowt op het schoolplein straf krijgt, maar dat er zonodig ook gekeken wordt naar onderliggende problemen; dat bekend is wie wat doet als er gedeald wordt op school; dat ouders geïnformeerd worden over het schoolbeleid en dat zij op een ouderavond informatie krijgen over alcohol, drugs en opvoeding. Ook hebben deze scholen een vaste plaats in het schoolcurriculum ingeruimd voor lessen over tabak, alcohol en cannabis in de onderbouw. Voor de bovenbouw zijn er lessen over uitgaansdrugs (Slik!?) en over rijden onder invloed (Onder invloed onderweg?). Deze pakketten leggen de relatie met uitgaan. Uitgaansgeweld vindt vaak plaats onder invloed van alcohol en drugs. De gezonde school en genotmiddelen heeft effect op de alcoholconsumptie van jongeren. Leerlingen die met het project hebben gewerkt, drinken minder alcohol en hun alcoholgebruik begint op latere leeftijd. Hoewel De gezonde school en genotmiddelen niet specifiek ontwikkeld is voor preventie van geweld, legt dit universele project dus wel een goede basis voor een integrale aanpak van geweldspreventie. In 1998 is het project voor het voortgezet onderwijs onderzocht op effectiviteit en is er tevens gekeken naar belemmerende en bevorderende factoren bij de invoering. Met de resultaten van dit onderzoek is/wordt het project steeds verbeterd. Op naar schatting 50% van de scholen voor voortgezet onderwijs is De gezonde school en genotmiddelen ingevoerd. GGD-en en instellingen voor verslavingszorg ondersteunen de implementatie op scholen.
Probleem-/ risicoanalyse
Van alle leerlingen in het voortgezet onderwijs heeft 85% ooit wel eens alcohol gedronken (Monshouwer, 2003). Met name onder scholieren in de leeftijd van 12 t/m 15 jaar is er een toename te vinden in het gebruik van alcohol ooit in het leven en de laatste maand. Anders gezegd, de leeftijd waarop jongeren beginnen met alcohol drinken wordt steeds jonger. Het uitstellen (verhogen van de beginleeftijd) of afstellen van het (overmatige) gebruik kan een belangrijke bijdrage leveren aan het voorkomen van problemen. Zo blijkt uit een onlangs gehouden review dat er aanwijzingen zijn dat fors alcoholgebruik op jonge leeftijd kan bijdragen aan hersenbeschadigingen. Tevens hebben jongeren grotere kans op verslavingsproblematiek naarmate ze eerder beginnen met het drinken van alcohol
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 40/58
(Uit: Verdurmen, 2006). Verder overlijden er ruim 20.000 mensen jaarlijks door roken, vooral aan (long)kanker en hart- en vaatziekten, maar ook ziekten als astma en chronische bronchitis staan in verband met roken. (Langer gezond leven, 2003). Gunstige trend is dat voor het eerst sinds 1988 het aantal scholieren dat ooit heeft gerookt is afgenomen (Monshouwer, 2003). Om deze trend voort te zetten blijft preventie ook de komende jaren van belang.
Doelen aanpak
De gezonde school en genotmiddelen beoogt het riskant experimenteergedrag onder leerlingen terug te dringen, door de invoering van een schoolgezondheidsbeleid voor genotmiddelen. Het project kent een doelstelling op school-niveau (beïnvloeding van het schoolklimaat) en een op leerling-niveau (beïnvloeding op interpersoonlijk en intrapersoonlijk niveau). De school voert een samenhangend schoolgezondheidsbeleid in ten aanzien van roken, alcohol en drugs op de volgende onderdelen: lesgeven, signaleren en begeleiden van leerlingen met problemen, reglementeren, ouderparticipatie. De leerlingen zijn zich bewust van de risico’s van genotmiddelengebruik en zijn bereid en in staat zich verantwoordelijk te gedragen met het oog op hun eigen gezondheid en die van anderen. Daarbij wordt aandacht besteed aan het ontwikkelen van vaardigheden, vergroten van kennis en het vergroten van de reflectie op het eigen gedrag.
Doelgroep(en)
Het project De gezonde school en genotmiddelen in het voortgezet onderwijs richt zich primair op de leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs en in mindere mate op de leerlingen in de bovenbouw. Secundaire doelgroepen zijn: schoolleiding, docenten, onderwijsondersteunend personeel, zorgteams, ouders van leerlingen. Intermediaire doelgroepen: preventiewerkers bij instellingen voor verslavingszorg (IVZ), gemeenten, medewerkers van GGD-en (Gezondheids Bevordering en Jeugdgezondheidszorg).
Context
Alle scholen die een genotmiddelenbeleid willen invoeren of verbeteren, kunnen aan de slag met De gezonde school en genotmiddelen. In de meeste regio’s kunnen de scholen daarbij ondersteuning krijgen van de instelling voor verslavingszorg en/of de GGD. Het project voorziet erin dat gekeken wordt naar hetgeen de school al doet op de verschillende beleidsaspecten en dat daarbij wordt aangesloten. Voor alle onderdelen zijn handleidingen en hulpmiddelen beschikbaar. De meeste daarvan zijn voor alle schooltypen van toepassing. Lesmaterialen zijn er op verschillende niveaus: VMBO-basis, VMBO, Havo, VWO. Ook voor het speciaal voortgezet onderwijs is lesmateriaal ontwikkeld. De gezonde school en genotmiddelen is vooral bedoeld voor scholen die meer willen dan alleen incidenten aanpakken. Met structureel beleid kunnen veel incidenten voorkomen worden en als zich toch een probleem voordoet, dan zal het in de meeste gevallen tijdig gesignaleerd en adequaat aangepakt worden.
Soort evaluatie
Implementatiegraad Er is twee keer, in 1999 en in 2002/2003 ‘quick en dirty’ onderzoek gedaan naar de implementatiegraad van het project. Aan de regionale instellingen (GGD en instellingen voor verslavingszorg) die het project op regioniveau coördineren, zijn
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 41/58
vragen voorgelegd over de aard en omvang van implementatie in hun werkgebied. Effectiviteit In 1998 voerde Rescon een onderzoek uit naar effectiviteit van het project en naar factoren die de invoering van het project vergemakkelijkten of bemoeilijkten. Negen experimentele scholen en 3 controlescholen waren bij het onderzoek betrokken (Rescon, 1999; Cuijpers e.a., 2002).
Concrete resultaten evaluatie
Kwaliteit In een kwaliteitscheck die het NIGZ (Nationaal Instituut Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie) in 2004 heeft uitgevoerd naar een aantal schoolgerichte preventieprogramma’s, boekte De gezonde school en genotmiddelen de volgende resultaten: Criterium
Score
1.
Effectiviteit aangetoond
*****
2.
Planmatigheid
*****
3.
Efficiëntie voor ondersteunende instelling
***
4.
Efficiëntie voor de school
*****
5.
Onderwijsgerichtheid
*****
6.
Participatie
*****
7.
Aandacht voor de omgeving
*****
8.
Kwaliteit van begeleiding ondersteunende instelling
*****
9.
Diversiteit
*****
* zwak tot ***** sterk
Bron: www. gezondeschool.nl
Deelnamegraad Uit genoemd onderzoek naar de implementatiegraad van De gezonde school en genotmiddelen bleek dat sommige regio’s een goed beeld hebben van de invoering op hun scholen, anderen werkten met globale schattingen. In 1999 kwamen de tellingen uit op een deelnamegraad van 65-75% van de scholen, in 2003 bleek nog 50% van de scholen de projectactiviteiten in meer of mindere mate uit te voeren. Vrijwel alle GGD-en en instellingen voor verslavingszorg boden het project aan in hun regio.
Effectiviteit en implementatie Uit genoemd onderzoek van Rescon bleek dat De gezonde school en genotmiddelen effect heeft op een aantal gebieden: er werden positieve effecten gemeld op het gebied van kennis, houding en gedrag van leerlingen, vooral wat betreft roken en alcohol. Leerlingen die deelnamen aan het project hebben een minder positieve attitude ten aanzien van middelengebruik, ze denken genotmiddelen beter te kunnen weigeren en ze zijn zich meer bewust van sociale invloeden op hun middelengebruik. Deze jongeren drinken minder alcohol en hun alcoholgebruik begint op latere leeftijd.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 42/58
Uit het onderzoek bleek tevens dat het project door scholen zowel op inhoud als op uitvoering positief worden gewaardeerd. Ook bleek er een relatie te zijn tussen de intensiteit en kwaliteit waarmee de verschillende projectonderdelen worden uitgevoerd en de effecten op leerling-niveau. Op basis van de onderzoeksresultaten en op basis van (inter)nationale literatuur over effectiviteit is en wordt het lesmateriaal vijfjaarlijks aangepast en wordt de invoeringsstrategie verbeterd. Er is geen nieuw onderzoek naar de verbeteringen uitgevoerd.
Beoogde effecten
Zie doelstellingen.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 43/58
Visie/verantwoording/methodiek/operationalisatie Type interventiestrategie Uitgangspunten/ visie
Primaire preventie via scholen. De gezonde school en genotmiddelen kent de volgende uitgangspunten: Jongeren zijn zelf verantwoordelijk. Activiteiten versterken elkaar, indien in samenhang uitgevoerd. Het aanbieden van de leerstof gebeurt op het moment dat leerlingen belangstelling voor het onderwerp krijgen. Zowel de positieve als negatieve aspecten komen aan bod. Het niet gebruiken van genotmiddelen is een keuzemogelijkheid.
Wetenschappelijke Het lesmateriaal is gebaseerd op het ASE-model dat gedragsverandering probeert te verklaren (De Vries, 1987). Het voornemen om bepaald gedrag te vertonen onderbouwing
wordt volgens dit model bepaald door een combinatie van factoren: attitude, sociale invloed en verwachtingen over de eigen-effectiviteit (zal het me lukken om…). Of iemand het voorgenomen gedrag ook werkelijk zal uitvoeren, hangt weer onder meer samen met iemands vaardigheden. De lessenserie van De gezonde school en genotmiddelen besteedt aandacht aan al deze gedragscomponenten.
De integrale aanpak die het project kenmerkt, kan worden geschaard onder een ‘community-benadering’, waarvan wetenschappelijk is vastgesteld dat deze integrale aanpak effectiever is dan het implementeren van opzichzelfstaande interventies (Cuijpers, 2003).
Methodiek
Scholen die meedoen aan De gezonde school en genotmiddelen werken gedurende drie jaar systematisch aan een samenhangend genotmiddelenbeleid dat wordt ingebed in de schoolstructuur. Een stuurgroep op school begeleidt het invoeringsproces dat de volgende resultaten beoogt: - In klas 1, 2 en 3 geven mentoren of docenten biologie of verzorging jaarlijks 3 lessen over respectievelijk roken, drinken en blowen. Facultatief kan de school ook in de bovenbouw lessen geven met materiaal van De gezonde school en genotmiddelen. Er zijn twee pakketten. Onder invloed onderweg? gaat over rijden onder invloed en Slik!? behandelt uitgaansdrugs. Bij de lessen wordt uitgegaan van de persoonsgerichte benadering, een benadering waarbij de leerling centraal staat. De leerling krijgt informatie over genotmiddelen, oefent met vaardigheden en vormt zich een eigen mening over eventueel toekomstig gebruik. - Er is een schoolreglement genotmiddelen met duidelijke regels over wat wel en niet is toegestaan op school en bij buitenschoolse activiteiten. Sancties op overtreding van regels zijn duidelijk, maar er is ook oog voor het feit dat overtreding een signaal van problemen kan zijn; daarover zijn goede afspraken met leden van het zorgteam. Er is een communicatieplan voor het schoolreglement. - Het schoolteam heeft oog voor leerlingen met problemen rond genotmiddelen en er zijn afspraken met het zorgteam over begeleiding en verwijzing. - De ouders worden over het project en over genotmiddelen in de opvoeding geïnformeerd en zij worden betrokken bij de regels en zorgstructuur op school. De stuurgroep kent een brede samenstelling waarin alle schoolgeledingen zijn vertegenwoordigd: directie, docenten, zorgteam, onderwijsondersteunend personeel, vertegenwoordigers van ouders en leerlingen.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 44/58
De regionale GGD en/of instelling voor verslavingszorg helpen de scholen met de invoering van het genotmiddelenbeleid. De gezonde school en genotmiddelen is gebaseerd op een integrale aanpak: de Achterliggend school is een leefgemeenschap met verschillende actoren die bij het project mechanisme/ onderbouwing van betrokken worden en invulling geven aan het project op een manier die past bij deze specifieke gemeenschap. Het genotmiddelenbeleid moet in samenhang de methodiek
ingrijpen op verschillende onderdelen van deze leefgemeenschap met een mix aan interventies: voorlichting, maatregelen, voorzieningen en deskundigheidsbevordering. Bij de lessen vormt de persoonsgerichte benadering het uitgangspunt, omdat is gebleken dat leerling-gestuurde interventies (zoals de persoonsgerichte benadering) meer effect hebben op het verminderde gebruik van genotmiddelen dan docentgestuurde interventies (Tobler, 2000).
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 45/58
Opzet/implementatie Operationalisering
Zie fasering/stappen
Activiteiten en werkvormen
Leerlingen werken individueel, klassikaal of in groepsverband. Voorbeelden van activiteiten zijn: discussie, rollenspelen, het beantwoorden van kennisvragen, het bekijken van een video. Andere activiteiten die De gezonde school en genotmiddelen omvat zijn onder meer: ouderactiviteiten (bijvoorbeeld een ouderavond), het opstellen/aanpassen van het schoolreglement, het opstellen van een werkplan, het opstellen/aanpassen van het zorgsysteem en deskundigheidsbevordering ten aanzien van genotmiddelen.
Fasering/stappen
Scholen werken in principe drie jaar aan De gezonde school en genotmiddelen. In die tijd moeten een aantal zaken geregeld worden en moet genotmiddelenbeleid een vast onderdeel van het schoolbeleid zijn geworden. De ervaring leert dat scholen na deze jaren nog zeker jaarlijks aandacht moeten besteden aan het onderhouden van de verworvenheden. GGD-en en instellingen voor verslavingszorg spelen hierbij nog steeds een belangrijke stimulerende rol. Hieronder staan globaal de taken beschreven waar de betrokken partijen voor komen te staan. Scholen Scholen die deelnemen aan het project doorlopen in drie jaar de volgende stappen, waarvan er een aantal jaarlijks terugkomen. Eerste jaar oriëntatie op deelname, intern draagvlak voor deelname; bevestiging afspraken, samenwerking vastleggen; samenstellen stuurgroep; deelname cursus De gezonde school en genotmiddelen. Jaarlijks drie bijeenkomsten van de stuurgroep per jaar; uitwerken afspraken door leden stuurgroep; informatievoorziening intern en aan ouders; eventueel pers; geven van lessen over roken, drinken, drugs in klas 1, 2 en 3. Eens per drie jaar organiseren ouderavond 3-jaarlijks of vaker; analyseren huidig reglement, eventueel aanpassen – driejaarlijks evalueren; analyseren zorgsysteem, eventueel aanpassen – driejaarlijks evalueren; deskundigheidsbevordering; afspraken over borging, evaluatie en onderhoud. Ondersteunende regionale instellingen (GGD-en en instellingen voor verslavingszorg) Regionale instellingen hebben meerdere scholen voor voortgezet onderwijs in hun werkgebied. Het werkt goed om per schooljaar met een beperkt aantal nieuwe scholen te starten. Meestal kunnen toch niet alle scholen zich tegelijkertijd vrij maken om met de invoering van nieuw beleid te beginnen en bovendien kunnen scholen in een gefaseerde invoering elkaar inspireren en van elkaar leren. Daarnaast voorkomt het overbelasting van de regionale instellingen en het gevoel
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 46/58
bij scholen dat hen iets wordt opgedrongen. Taken van deze instellingen zijn: creëren interne randvoorwaarden voor startfase (tijd, geld, samenwerking); werven scholen; organiseren financiering, maken begroting; samenwerkingsafspraken vastleggen; interne afstemming met jeugdgezondheidszorg, veldwerk, hulpverlening; ondersteuning van de scholen: o bijwonen stuurgroep; o eventueel procesbegeleiding op school; o inhoudelijke advisering; o (mede) invulling geven aan ouderavond; o geven cursus De gezonde school en genotmiddelen; bijwonen scholingsactiviteiten Trimbos-instituut; contact met opdrachtgever (gemeente). Er is een urenplanner beschikbaar voor het project waarmee de uren van de ondersteunende instellingen berekend kunnen worden. Een rekenvoorbeeld in deze planner laat ziet dat in een regio met 24 scholen voor voortgezet onderwijs waar jaarlijks 6 nieuwe scholen starten, de GGD gedurende 4 jaar ongeveer 8 uur per week en de instelling voor verslavingszorg ongeveer 4 uur per week bezig is met het project.
Begeleiding/ training
De scholen worden bij De gezonde school en genotmiddelen begeleid door preventieprofessionals van GGD en instelling voor verslavingszorg. Deze worden op hun beurt ondersteund door het Trimbos-instituut. Voor de invoering van het project De gezonde school en genotmiddelen werkt het Trimbos-instituut nauw samen met de GGD-en en de instellingen voor verslavingszorg. Deze instellingen werven de scholen voor deelname aan het project, nemen deel aan de stuurgroepvergaderingen, zorgen voor deskundigheidsbevordering van de docenten en andere leden van het schoolteam, dienen als vraagbaak, hebben hun inbreng op ouderavonden etc. Er wordt steeds gekeken naar wat een school al doet, naar bestaande afspraken en naar mogelijkheden voor verbetering. Het Trimbos-instituut faciliteert dit proces. Dat doet zij niet alleen door het ontwikkelen van les- en ondersteunende materialen voor scholen. Het Trimbosinstituut ondersteunt de regionale instellingen met de implementatie door middel van cursussen en studiedagen voor preventieprofessionals, een helpdesk, werkbezoeken, allerlei hulpmiddelen en draaiboeken voor de invoering van het project in de regio, onderzoek en agendasetting.
Kwaliteitsbewaking, procesen productevaluaties
Eens per vijf jaar worden de materialen op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten en de praktijk vernieuwd met medewerking van leerkrachten en leerlingen. Voordat nieuwe materialen op de markt worden gebracht, vindt altijd een proefimplementatie plaats. Na deze proefimplementatie wordt de laatste hand gelegd aan de materialen en is het materiaal klaar voor gebruik. In 1998 heeft Rescon een onderzoek naar de effectiviteit van het project uitgevoerd. Op dit moment bestaan er plannen voor een nieuw Rescon-onderzoek.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 47/58
GGD-en en instellingen voor verslavingszorg nemen tussen- en eindevaluaties af bij scholen. Daarnaast bewaakt de stuurgroep de voortgang van het project op een school.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 48/58
Specifieke randvoorwaarden en eisen Draagvlak/ ondersteuning
Op school is voldoende draagvlak bij de directie en de betrokken docenten een eerste vereiste. Daarnaast dienen GGD en instelling voor verslavingszorg het project De gezonde school en genotmiddelen aan te bieden aan de scholen in de regio.
Tijdspad invoering De gezonde school en genotmiddelen wordt in drie jaar ingevoerd. Zie verder Fasering/ stappen.
Kosten
De kosten voor deelname aan De gezonde school en genotmiddelen betreffen voornamelijk personeelskosten en lesmateriaal. Personeelskosten kunnen afgeleid worden uit de taken en ureninvestering die hierboven zijn genoemd. Materiaalkosten betreffen de aanschaf van lesmaterialen en de ondersteunende handleidingen voor het genotmiddelenbeleid. Een lesboekje kost €1,95 (een per leerling), een docentenhandleiding €3,95, de handleidingen over reglementeren, signaleren en ouderparticipatie kosten €4,50 en het Handboek voor scholen €6,00. De leerling-materialen zijn geschikt voor hergebruik en kunnen dus rouleren langs verschillende klassen en gedurende verschillende jaren.
Faciliteiten en materialen
Hieronder volgt een selectie uit de materialen. Een compleet overzicht en een toelichting op de materialen is te vinden op de website www.dgsg.nl of in de materialenfolder De gezonde school en genotmiddelen. Materialen voor het schoolteam - handboek De gezonde school en genotmiddelen; - handleidingen ‘Reglementeren en genotmiddelen’, ‘Signaleren, begeleiden en genotmiddelen’ en ‘Ouders, school en genotmiddelen’; - factsheet De gezonde school en genotmiddelen; - website www.dgsg.nl; - docentenhandleidingen bij de lessenserie. Materialen voor leerlingen - lessenserie ‘Wat je kunt verwachten van alcohol/ roken/ blowen’ op verschillende niveaus; - video ‘Zappers’ (ondersteuning bij lessenserie ‘Wat je kunt verwachten van…’); - lespakket ‘Roken, drinken, drugs en gokken’ voor praktijkschool en leerwegondersteunend onderwijs; - lespakketten ‘SLIK!?’en ‘Onder invloed onderweg?’ voor de bovenbouw op verschillende niveaus. Materialen voor ouders - ouderbrochure ‘Uw kind en genotmiddelen’ (algemeen); - brochure ‘Roken, drinken, drugs en gokken; informatie voor ouders’ (LWOO en praktijkonderwijs). Materialen voor GGD-en en instellingen voor verslavingszorg die deelnemen aan De gezonde school en genotmiddelen - stoomcursus De gezonde school en genotmiddelen;
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 49/58
-
draaiboek voor docentencurcus De gezonde school en genotmiddelen; werkboek voor invoering De gezonde school en genotmiddelen; handleiding werving; handleiding begroting; urenplanner.
Licentie programma
Er is geen licentie nodig voor het werken met De gezonde school en genotmiddelen. In het verleden sloot het Trimbos-instituut samenwerkingsovereenkomsten af met GGD-en en instellingen voor verslavingszorg (IVZ) die deelnamen aan het project. Daarin stonden de wederzijdse verwachtingen geformuleerd. In sommige gevallen sluiten GGD- en IVZ met de deelnemende scholen in hun werkgebied een vergelijkbare overeenkomst af.
Vereiste ervaring
Er is geen ervaring vereist. Wel wordt docenten aangeraden om deel te nemen aan de training De gezonde school en genotmiddelen, die door preventieprofessionals van GGD en instelling voor verslavingszorg wordt aangeboden. Preventieprofessionals van GGD en instelling voor verslavingszorg wordt geadviseerd om de stoomcursus De gezonde school en genotmiddelen te volgen.
Andere specifieke randvoorwaarden
De materialen voor scholen kunnen scholen zelf aanschaffen maar het blijkt stimulerend te werken wanneer de gemeenten deze materialen voor de eerste drie jaar financieren. Het laat scholen zien dat de gemeente belang hecht aan goed genotmiddelenbeleid op school en het neemt een mogelijk praktische belemmering weg.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 50/58
Succes- en faalfactoren Succesfactoren
Gemeenten die overwegen De gezonde school en genotmiddelen in te voeren of een nieuwe impuls te geven, kunnen uit de verschillende onderzoeken (zie paragraaf Resultaten) een aantal aandachtspunten halen die de effectiviteit en kwaliteit van het project vergroten: samenwerking met GGD en instelling voor verslavingszorg; werken aan draagvlak op scholen, bijvoorbeeld via directeurenoverleg; oog hebben voor het feit dat scholen in het verleden mogelijk al deelnamen of nog steeds (onderdelen van) het project uitvoeren; randvoorwaarden scheppen voor een kwalitatief goede invoering en continue aandacht voor het onderwerp; scholen waar mogelijk ondersteunen bij goede leerlingzorg en zorgsysteem. Succesfactoren schoolniveau Bevorderend voor een goede implementatie van het project bleken: een positieve houding van alle betrokkenen en ondersteuning vanuit de directie; scholing van docenten; ruimte voor maatwerk; bredere aandacht voor leerlingzorg; ondersteuning van GGD en instelling voor verslavingszorg vanuit een landelijke instelling.
Faalfactoren
Belemmerend voor een goede invoering op school zijn: - een gering draagvlak onder docenten; - beperkte uitvoering van de projectactiviteiten; - gebrek aan goede organisatie van de ondersteuning op regionaal niveau.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 51/58
Invoering/uitvoering in Nederland Welke stappen zijn al gezet
De gezonde school en genotmiddelen voor het voortgezet onderwijs bestaat al 15 jaar. Alle regionale GGD-en en instellingen voor verslavingszorg introduceerden het project ooit op de scholen in hun werkgebied. De meeste instellingen hebben De gezonde school en genotmiddelen nog steeds in hun aanbod, in meer of minder actieve vorm. Over het algemeen hangt dat samen met de manier waarop en de mate waarin gemeenten het project financieren. In de meeste gevallen kunnen scholen zonder meer een beroep doen op de GGD en/of instelling voor verslavingszorg wanneer zij concrete vragen hebben inzake genotmiddelenbeleid, bijvoorbeeld rond een zorgleerling of wanneer er problemen zijn rond dealen op school. Ook wanneer een school deskundigen zoekt voor de invulling van een ouderavond over genotmiddelen, kunnen de regionale instellingen die bieden. Wanneer een gemeente echter alle scholen wil werven voor deelname aan of een herstart voor het project en de bijbehorende ondersteuningsstructuur wil opzetten, dan is gerichte financiering nodig. Ook wanneer de gemeente hecht aan het borgen van de projectverworvenheden en het blijvend actueel houden van genotmiddelenbeleid, dan moeten daarover afspraken gemaakt worden met GGD en/of instelling voor verslavingszorg. In aardig wat regio’s is dat het geval en wordt er veel aandacht besteed aan schoolgenotmiddelenbeleid volgens De gezonde school en genotmiddelen. Binnen gemeenten is het veelal de ambtenaar volksgezondheid/lokaal gezondheidsbeleid die betrokken is bij invoering van De gezonde school en genotmiddelen, de afdeling onderwijs is op de hoogte. Bij de GGD hebben de afdelingen gezondheidsbevordering en JGZ respectievelijk een coördinerende en een uitvoerende rol en bij de instellingen voor verslavingszorg zijn de preventiewerkers actief. De belangrijkste eerste stap is deze partijen bij elkaar te brengen, de stand van zaken in kaart te brengen en desgewenst nieuwe plannen voor de versterking of (her)invoering van De gezonde school en genotmiddelen op scholen te bespreken.
Er zijn een aantal ontwikkelingen rond De gezonde school en genotmiddelen die Welke stappen moeten nog gezet (in de toekomst) invloed hebben op de uitvoering van het project, die een gemeente die geïnteresseerd is in het project in haar afwegingen moet meenemen. worden? Elektronische leeromgeving De gezonde school en genotmiddelen is bezig met een vernieuwingstraject. Elke vijf jaar worden de lesmaterialen vernieuwd. Dat is nodig om aan te blijven sluiten bij onderwijsontwikkelingen en inzichten in effectieve preventie. Deze keer is de vernieuwing ingrijpender dan andere jaren. Er wordt niet alleen voor het eerst een elektronische leeromgeving ontwikkeld, ook de andere delen van het project ondergaan een opfrisbeurt. In schooljaar 2006-2007 doen ruim 20 GGD-en en instellingen voor verslavingszorg en 25 scholen in een oefentraject ervaring op met de elektronische leeromgeving. Na september 2007 is het vernieuwingstraject naar verwachting afgerond en komt De gezonde school en genotmiddelen vernieuwd en opgefrist op de markt. Vooral voor de digitale lessen wordt veel belangstelling verwacht; dit kan een impuls voor het hele project betekenen en het is daarom een
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 52/58
interessant moment voor een (her)start van het project in gemeenten. Opvoedingsondersteuning De pijler ouderparticipatie wordt in de komende jaren versterkt. De overheid wil in het kader van haar beleid om alcoholgebruik onder de 16 jaar te ontmoedigen, de rol van ouders bij de opvoeding rond alcoholgebruik stimuleren. Een deel van de financiering die het Trimbos-instituut samen met het NIGZ ontving voor dit thema, zal worden besteed aan ouderinterventies binnen De gezonde school en genotmiddelen. Dit heeft geen consequenties voor de aanpak van het project op regionaal niveau maar biedt de gemeente wel extra de mogelijkheid om ook de rol van ouders op het terrein van alcoholmatiging en daarmee indirect op preventie van uitgaansgeweld voor het voetlicht te brengen. Basisonderwijs Er bestaat De gezonde school en genotmiddelen voor het basisonderwijs. Voor groep 7 en 8 is er een lessenserie over roken en drinken en, voor scholen waarvoor dat relevant is, over drugs. Omdat het gebruik van alcohol onder scholieren zorgwekkend is, is over alcohol een aanvullende methodiek ontwikkeld: Alcohol, een ander verhaal. In deze methodiek zijn leerlingen extra actief met de stof bezig en worden ouders op een makkelijke en leuke manier betrokken. Samen met De gezonde school en genotmiddelen voor het voortgezet onderwijs vormt het basisschool project een doorlopende leerlijn.
Soortgelijke werkwijze
Stichting Voorkom! (basisonderwijs, voortgezet onderwijs, kerken) Stichting Voorkom! is een organisatie die gericht is op het voorkomen van verslavingen. Er is geen specifieke aandacht voor de rol van geweld. Het werk wordt gedaan vanuit een christelijke levensvisie. De doelgroepen zijn jongeren in de leeftijd van 11 t/m 18 jaar, ouders van opgroeiende jongeren en docenten, jeugd- en jongerenwerkers. De stichting heeft een plan van aanpak voor scholen (welke is gericht op groep acht van de basisschool en op de eerste vier leerjaren van het voortgezet onderwijs) en heeft een plan van aanpak voor kerken (welke is gericht op ambtsdragers, ouders, jongeren en wijkgroepen). Meerdere preventieteams die bestaan uit een preventiewerker en een ‘ervaringsdeskundige’ (dit is iemand die zelf verslaafd is geweest aan alcohol, drugs of gokken) voeren het project uit. Een project bestaat uit drie fasen: kennisoverdracht, herkenning en het stellen van grenzen. Naar de effecten van Stichting Voorkom! is geen onderzoek gedaan. Meer informatie: www.voorkom.nl
Omgevingsanalyse Er zijn enkele landelijke schoolprogramma’s die gewelds- of criminaliteitspreventie als insteek hebben. Zij leggen soms de relatie met het gebruik van alcohol en drugs. Hieronder zijn de belangrijkste beschreven. Naast deze projecten die min of meer direct (uitgaans)geweld als insteek hebben, zijn er nog projecten op het gebied van veilig internetten, pesten en seksuele intimidatie. Deze worden hier niet beschreven omdat het doel van deze projecten verder afligt van uitgaansgeweld. De gezonde school en genotmiddelen heeft ook een relatie met algemene leefstijlprogramma’s en programma’s op het gebied van sociale vaardigheden. Deze zijn elders beschreven.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 53/58
Doe effe normaal (groep 7 en 8, basisonderwijs) De politie Rotterdam-Rijnmond heeft in Nederland een school-adoptie-plan geïntroduceerd naar Amerikaans model. Opzet is dat een agent een school ‘adopteert’ en regelmatig op die school aanwezig is zodat de leerlingen hem of haar leren kennen en vice versa. De agent geeft in groep 7 en 8 van het basisonderwijs elk 7 lessen over onderwerpen als alcohol, vandalisme en drugs. Doelstelling van het project is ‘kennen en gekend worden’: het in een vroeg stadium signaleren van probleemgedrag en het positief beïnvloeden van de beeldvorming over de politie. Uit een kwaliteitsmonitor van het project, uitgevoerd in 2004 bleek dat de kinderen door het project de politie inderdaad beter kennen. Meer informatie: www.doe-effe-normaal.nl en www.gezondeschool.nl voor een kwaliteitsbeoordeling. Halt (10-14 jaar, basis- en voortgezet onderwijs) Halt is een initiatief van het Ministerie van Justitie, gemeenten en politie. De bedoeling van Halt is een bijdrage te leveren aan preventie en bestrijding van jeugdcriminaliteit. Een van de preventieve activiteiten van Halt is een voorlichtingsprogramma voor scholen voor voortgezet onderwijs onder de titel Je kan het zelf bedenken. Thema’s die in keuzemodules worden aangesneden zijn jeugdcriminaliteit, normen en waarden, groepsdruk, gevolgen van gedrag, pesten via internet en gsm, overlast en respect. Specifiek uitgaansgeweld komt niet aan de orde maar Halt legt wel de nadruk op keuzes die jongeren maken en de beslissingsprocessen die daaraan ten grondslag liggen. De voorlichtingen duren één of meerdere lesuren en worden zelfstandig door Halt verzorgd of in samenwerking met politie en/of andere partners, waaronder de GGD. Afhankelijk van wat er speelt op een school kan een keuze gemaakt worden uit de modules. Bij de voorlichtingen wordt gebruik gemaakt van een film en van aparte werkvormen en –bladen. Meer informatie: www.halt.nl Way Out (klas 3, 4, 5 voortgezet onderwijs) Way out (2000) is een lespakket gericht op de bovenbouw van het voortgezet onderwijs, ontwikkeld door Advies- en onderzoeksgroep Beke in samenwerking met het Ministerie van Justitie, het Ministerie van BZK, het Ministerie van OCW, Koninklijk Horeca Nederland en STIVA en heeft tot doel jongeren beter in staat te stellen risicogedrag bij het uitgaan te herkennen en risicovolle situaties te vermijden. Daarnaast worden er ouderavonden georganiseerd met als doel ouders in staat te stellen jongeren te begeleiden bij het stappen. Uiteindelijk doel is een daling van het aantal incidenten/slachtoffers gerelateerd aan stappen. Het pakket bestaat uit drie lesbrieven en een video die samen goed zijn voor 2 à 3 lessen, een ouderbrochure en een ouderavond. Het materiaal dat in 2004 een uiterlijke metamorfose onderging wordt gekenmerkt door een informerende en meningsvormende toon. De insteek is veiligheid. Er is enige aandacht voor de invloed van alcohol en drugs bij uitgaansgeweld. In 2000 is een informatiepakket verstuurd naar gemeenten, politie en scholen. Tot september 2004 was het pakket 16.000 keer besteld door scholen, gemeenten, Halt-bureau’s en welzijnsinstellingen. Er is geen informatie voor handen over de mate waarin het pakket gebruikt wordt op scholen. Er is geen onderzoek gedaan naar bruikbaarheid of effectiviteit. Via de website van Beke is informatie te vinden
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 54/58
en materiaal te bestellen. Meer informatie: www.beke.nl Stop geweld op school en Wapen jezelf met woorden (voortgezet onderwijs) De landelijke Stichting Tegen Zinloos Geweld heeft in 2004 materiaal voor scholen ontwikkeld en gratis uitgezet op alle scholen voor voortgezet onderwijs. Stop geweld op school heeft tot doel wapenbezit, agressie en geweld op school bespreekbaar te maken. Jongeren worden gestimuleerd hun eigen verantwoordelijkheid te nemen en mee te denken over oplossingen. Er is een lespakket waarmee docenten in 3 lessen met de klas praten over wapenbezit en veiligheid op school. Als vervolg daarop gaan de leerlingen oplossingen bedenken en uitvoeren voor eventuele veiligheidsproblemen die zij op school ervaren. Ter ondersteuning van de acties zijn er foto’s, posters en stickermateriaal beschikbaar. Het is niet bekend hoeveel scholen (nog) met het materiaal werken. Wapen jezelf met woorden, een vervolg op Stop geweld op school, is gestart in 2005 en heeft meer het karakter van een bewustwordingscampagne. Men hoopt het taboe op praten over wapenbezit, agressie, geweld en pestgedrag op scholen te doorbreken. In schooljaar 2005/2006 en 2006/2007 kunnen scholen voor voortgezet onderwijs en ROC’s meedoen. Zij kunnen tijdens de Scholen Tour een gastles aanvragen. Een getrainde gastdocent verzorgt dan een twee uur durende les over wapens. Zuid-Afrika dient hierbij als voorbeeld; een documentaire over Gun Free South Africa vormt het begin van de discussie met scholieren over hun eigen situatie. Na afloop kunnen zij hun mening verwoorden in een stripverhaal. De bij de campagne horende website geeft hiervoor aanwijzingen. De site biedt daarnaast een aanvullende lesmodule, de mogelijkheid te reageren op stellingen, strips van andere leerlingen te bekijken en te chatten, ook met scholieren uit Zuid-Afrika. In schooljaar 2005/2006 hebben 200 klassen met de campagne gewerkt. Meer informatie: www.stopgeweldopschool.nl , www.wapenjezelfmetwoorden.nl
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 55/58
Literatuurverwijzingen/ contacten/materialen Literatuur
-
Cuijpers, P., Jonkers, R., De Weerdt, I., De Jong, A. (2002). The effects of drug abuse prevention at school: the ‘Healthy School and Drugs’ project. Addiction, 97, 67-73. Cuijpers, P. (2003). De effecten van preventie van genotmiddelengebruik: een overzicht. Nederlands tijdschrift voor Geneeskunde, 147 (27), p.13051308. De Vries, H., Kuhlman, P., Dijkstra, M. (1987). Persoonlijke effectiviteit: de derde variabele naast attitude en subjectieve norm als voorspeller van de gedragsintentie. Tijdschrift voor gezondheidsbevordering, 8, 253-264. Lemmers, L., Riper, H., Cuijpers, P. (2005). Alcohol en uitgaansgeweld. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 60, 395-410. Monshouwer, K. (2003). Jeugd en Riskant gedrag, Kerngegevens uit het peilstationsonderzoek 2003, Trimbos-instituut, Utrecht. Ministerie van VWS, Beleidsbrief Alcohol en jongeren (2005). Kamerstukken vgp-2573517 24 maart 2005. Ministerie van VWS, Den Haag. Rescon (1999). De gezonde school en genotmiddelen 1995-1998. Eindevaluatie, Haarlem, Rescon Tobler, N.S., Roona, M.R., Ochshorn, P., Marshall, D.G. Streke, A.V., Stackpole, K.M. (2000). School-based adolescent drug prevention programs: 1998 meta-analysis. Journal of primary prevention, 20, 275-336. Van de Wijngaart, G., Spijker, H. (1988). Verslag van een inventariserend onderzoek naar voorlichting over tabak, alcohol en andere drugs in het voortgezet onderwijs te Deventer. Utrecht, Rijksuniversiteit Utrecht. Van Diest, H. (2005), Factsheet De gezonde school en genotmiddelen. Utrecht, Trimbos-instituut. Verdurmen, J., Abraham, M., Planije, M., Monshouwer, K., Van Dorsselaer, S., Schulten, I., Bevers, J., Volleberg, W., (2006) Alcoholgebruik en jongeren onder de 16 jaar. Schadelijke effecten en effectiviteit van alcoholinterventies. Trimbos-instituut, Utrecht.
www.dgsg.nl www.halt.nl www.beke.nl www.stopgeweldopschool.nl www.wapenjezelfmetwoorden.nl www.gezondeschool.nl www.voorkom.nl
Contacten
Contactpersonen bij GGD-en en instellingen voor verslavingszorg (IVZ) Op www.dgsg.nl is per provincie een lijst te vinden van instellingen en contactpersonen die gemeenten kunnen adviseren en die scholen ondersteunen bij de invoering van genotmiddelenbeleid op school. Zie http://www.dgsg.nl/default4512.html (dgsg.nl/samenwerkingspartners/deelnemende regionale organisaties). Contactpersonen bij het Trimbos-instituut (030-2971100): Ingrid Schulten –implementatie Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland, coördinator
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 56/58
implementatie Ferry Goossens - implementatie Groningen, Friesland, Drenthe, Zwolle en omgeving, Flevoland, Utrecht Aukje Sannen – implementatie Overijssel (niet Zwolle en omgeving), Gelderland, Noord-Brabant, Limburg Suzanne Lokman - projectassistent
Verkrijgbaarheid materialen
Materialen zijn te bestellen via www.dgsg.nl. Op deze site is ook per provincie een lijst van instellingen te vinden die het project ondersteunen en kunnen helpen bij de aanschaf van materialen en de invoering van het project.
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 57/58
Deel 3: Aanpakken Geweld pagina 58/58
Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid is hét centrale kenniscentrum dat samenhangende instrumenten ontwikkelt en implementeert om de sociale veiligheid te vergroten. Het CCV stimuleert samenwerking tussen publieke en private organisaties om criminaliteit integraal terug te dringen en vormt een schakel tussen beleid en praktijk. Het CCV richt zich op instanties, instellingen en brancheorganisaties en niet op burgers of individuele ondernemers. De stichting Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid is een initiatief van het Ministerie van Justitie, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie, het Verbond van Verzekeraars, werkgeversorganisatie VNO-NCW, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Raad van Hoofdcommissarissen. Directeur: Mw. mr. drs. I.M. Haisma adresgegevens
Bezuidenhoutseweg 12 2594 AV Den Haag www.hetccv.nl Den Haag, 18 september 2006