ACTIEPLAN TABAK, ALCOHOL EN DRUGS1 2008-2015
1
Met drugs wordt in deze tekst illegale drugs bedoeld.
INHOUD 1. Visietekst met daarin de gezondheidsdoelstellingen zoals geformuleerd op de gezondheidsconferentie 2006 2. Beschrijving van evidence based strategieën en uitvoerders per sector en/of doelgroep 3. Voorstel van prioriteiten/timing van uitvoering
SAMENVATTING: 1. VISIETEKST Het actieplan tabak, alcohol en drugs dient gezien tegen de achtergrond van de visietekst. Na een korte probleemschets en de weergave van de gezondheidsdoelstelling die door de gezondheidsconferentie van november 2006 werd geformuleerd, gaat deze tekst in op de bestaande evidence voor een integrale aanpak. Er bestaat inderdaad weinig twijfel over de wijze waarop deze doelstelling het meest efficiënt kan worden gerealiseerd: het beste resultaat wordt behaald als gelijktijdig een integrale reeks van elkaar ondersteunende maatregelen wordt genomen. Dit wordt geconcretiseerd en geïllustreerd in het model van integrale benadering voor Vlaanderen. Deze visie, vertaald in het actieplan tabak, alcohol en drugs, is niet vrijblijvend.
2. BESCHRIJVING VAN EVIDENCE BASED STRATEGIEËN EN UITVOERDERS PER SECTOR EN/OF DOELGROEP 1. ALGEMEEN −
Een preventiebeleid inzake tabak, alcohol en drugs kadert idealiter in een algemeen gezondheidsbeleid dat bestaat uit 3 componenten: (1) sensibilisering, informatie en educatie, (2) regelgeving en (3) structurele maatregelen.
−
In de aanpak van tabak enerzijds en alcohol en illegale drugs anderzijds, worden deze componenten in Vlaanderen tot op heden anders ingedeeld voor de verschillende producten2. Om een geïntegreerde aanpak met betrekking tot tabak, alcohol en drugs te realiseren is een gemeenschappelijk referentiekader voor de kadermethodiek van een beleidsmatige aanpak nodig.
−
Elke strategie is gebaseerd op voldoende wetenschappelijke evidentie wat betreft effectiviteit.
−
Binnen elke strategie moet telkens bijzondere aandacht worden besteed aan kansengroepen. Dit wil zeggen groepen met een lage sociaaleconomische status (SES), specifieke etnisch culturele achtergrond en genderverschillen.
−
Sommige strategieën voor zeer specifieke doelgroepen, opgenomen binnen strategie 8 hebben de toets van evidence based werken en kosteneffectiviteit (nog) niet doorstaan. Omwille van de ernst, omvang en kenmerken van de doelgroep worden ze toch als 'good practices' of 'pilootprojecten' in het actieplan opgenomen.
2
In dit document worden de totnogtoe gangbare indelingen gebruikt. De 3 pijlers van een tabaksbeleid worden ingedeeld in (1) educatie, (2) regelgeving en (3) structurele maatregelen; de component rookstop zit in de 3 pijlers vervat. In een alcohol- en drugbeleid spreken we over (1) educatie en structurele maatregelen, (2) regelgeving en (3) begeleiding.
2. OVERZICHT VAN DE STRATEGIEËN Strategieën gericht naar sectoren: Strategie 1:
Bevorderen van een preventiebeleid inzake tabak, alcohol en drugs op school
Strategie 2:
Bevorderen van een preventiebeleid inzake tabak, alcohol en drugs op de werkplek
Strategie 3:
Bevorderen van een preventiebeleid inzake tabak, alcohol en drugs in de vrijetijdssector
Strategie 4:
Bevorderen van een preventiebeleid inzake tabak, alcohol en drugs in residentiële voorzieningen voor jongeren, onder andere in de bijzondere jeugdzorg en voorzieningen van het VAPH (Vlaams Agentschap voor personen met een handicap)
Strategie 5:
Bevorderen van een preventiebeleid inzake tabak, alcohol en drugs in gevangenissen
Strategieën gericht naar het lokale vlak: Strategie 6:
Bevorderen van een preventiebeleid inzake tabak, alcohol en drugs op lokaal niveau (lokaal beleid, campagnes en interventies)
Strategie 7:
Bevorderen van een ondersteuningsaanbod door welzijns- en gezondheidswerkers
Strategie 8:
Bevorderen van een ondersteuningsaanbod naar specifieke doelgroepen − cluster gezin (ouders, zwangere vrouwen en thuisomgeving van jonge kinderen en kinderen van ouders met een afhankelijkheidsprobleem) − cluster gebruikers (IDG, problematische gebruikers, ex-gebruikers)
Pagina 4 van 172
3. RANDVOORWAARDEN VOOR IMPLEMENTATIE Om deze strategieën in Vlaanderen te implementeren zijn een aantal essentiële randvoorwaarden nodig, die afhankelijk van sector, doelgroep of thema verder moeten worden geconcretiseerd. Vooreerst is er dringend nood aan de verdere uitwerking van het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid. Voor de onderdelen die betrekking hebben op de erkenning en subsidiëring van de structuren (partnerorganisaties, organisaties met terreinwerking, Logo’s, zorgaanbieders) zijn uitvoeringsbesluiten nodig die zorgen voor een duidelijke taakverdeling, heldere mandaten en opdrachten, en voldoende structurele financiering. Verder is er behoefte aan: −
Ondersteuning/stimulans van de overheid voor de invoering van een preventiebeleid t.a.v. tabak, alcohol en illegale drugs;
−
Duurzame samenwerkingsverbanden met relevante overheden op federaal, Vlaams, provinciaal en lokaal niveau;
−
Duurzame samenwerkingsverbanden met relevante partners3 op federaal, Vlaams, provinciaal, regionaal en lokaal niveau;
−
Coördinatie van de implementatie op Vlaams, provinciaal, loco-regionaal en lokaal niveau en toewijzing van duidelijke opdrachten;
−
Partnerorganisaties met een duidelijke opdracht om de kadermethodieken uit te werken, te actualiseren en te ondersteunen bij de implementatie;
−
Voldoende professionele gezondheidswerkers om de kadermethodieken te helpen implementeren, met duidelijke opdracht en taakafbakening;
−
Voldoende middelen en deskundige medewerkers ter beschikking van de organisaties voor het uitvoeren van deze opdrachten;
−
Organisaties die een toereikend vormings- en adviesaanbod op maat aanbieden;
−
Een regionaal verspreid aanbod voor vroeginterventie en een gedifferentieerd hulpverleningsaanbod;
−
Participatie van de doelgroep;
−
Meer uitvoerders en minder coördinatoren.
3
Zowel gesubsidieerde als niet-gesubsidieerde organisaties.
Pagina 5 van 172
4. WERKWIJZE Het ontwerp van actieplan tabak, alcohol en drugs werd uitgewerkt door een werkgroep gemandateerd door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en bestaande uit vertegenwoordigers van de partnerorganisaties VIG en VAD, de regionale preventiewerkers CGG, de Logo's, de provincies, de CAWs en de OCMWs onder voorzitterschap van dr. Stan Ansoms. Het ontwerp werd in een toetsingsronde voorgelegd aan alle betrokkenen bij de uitvoering van de strategie per sector of op het lokale vlak. Aan de toetsingsgroepen werden volgende vragen gesteld: 1. a) Is de beschrijving van wat er momenteel is volledig? Vul aan. b) Zijn de noden die aangegeven werden de juiste? Welke noden zijn prioritair? c) Zijn er nog andere noden dan diegene die worden beschreven? 2. Geef aan bij welke acties uw organisatie een bijdrage kan leveren en onder welke voorwaarden (wijziging opdracht, nodige middelen). De resultaten van deze toetsingsronde werden verwerkt in het actieplan.
Pagina 6 van 172
3. VOORSTEL VAN PRIORITEITEN De 8 strategieën bevatten alle ingrediënten voor de realisatie van een effectief preventiebeleid ten aanzien van tabak, alcohol en drugs. Het geheel van deze 8 strategieën tekent het Vlaamse beleid ten aanzien van tabak, alcohol en drugs op lange termijn uit4. Op basis van de toetsing van de 8 strategieën en op basis van de actuele praktijk met betrekking tot preventie van tabak, alcohol en drugs werden 15 prioritaire actiepunten geformuleerd die binnen de periode 2008-2015 gerealiseerd kunnen worden. Het gaat om 3 structurele prioriteiten die de basis vormen voor de realisatie van de daaropvolgende inhoudelijke prioriteiten. Zij voorzien immers een duidelijke preventiestructuur, met voldoende capaciteit en monitoring en evaluatie van het gevoerde beleid. Deze vormen de voorwaarde voor de uitvoering van de andere prioriteiten en voor de realisatie van de geformuleerde gezondheidsdoelstelling. Binnen de inhoudelijke prioriteiten worden 2 prioriteiten geformuleerd die een geïntegreerde aanpak van tabak, alcohol en drugs beogen. Twee prioriteiten beogen de continuering van het reeds jarenlang gevoerde beleid ten aanzien van tabak, alcohol en drugs en beogen een ruimere implementatie van de beschikbare methodieken en strategieën. Tenslotte worden 8 prioriteiten geformuleerd die zich specifiek richten op enerzijds tabak en anderzijds alcohol en drugs en daarbinnen specifieke doelgroepen of sectoren beogen. Deze prioriteiten beogen zowel de ontwikkeling als de implementatie van nieuwe methodieken en strategieën.
OVERZICHT PRIORITEITEN ACTIEPLAN TAD Structurele prioriteiten: Prioriteit 1: Prioriteit 2: Prioriteit 3:
Een duidelijk organogram ontwikkelen dat de taakverdeling tussen de verschillende actoren vastlegt Verhogen van de capaciteit voor implementatie en uitvoering van het actieplan Voorzien in monitoring van het beleid en wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van acties
4 Vanuit de sectoren die betrokken zijn bij alcohol en drugs wordt betreurd dat de gezondheidsdoelstelling en het actieplan de thema's medicatie, gokken, gamen en internet niet mee opnemen.
Pagina 7 van 172
Inhoudelijke prioriteiten: 1. Vernieuwende, geïntegreerde aanpak tabak, alcohol en drugs Prioriteit 4: Prioriteit 5:
Ontwikkelen van gemeenschappelijke methodieken naar artsen, tandartsen en apothekers (cluster 1 van strategie 7) Ontwikkelen van een gemeenschappelijk ondersteuningsaanbod voor de doelgroep zwangere vrouwen, naar gezondheidssector en van sensibiliseringsmateriaal (strategie 8)
Voor de sector onderwijs wordt de ingezette koers verder gezet.
2. Meer en betere implementatie en uitvoering van bestaande methodieken Prioriteit 6:
Prioriteit 7:
Continueren van de implementatie en ondersteuning van een beleidsmatige aanpak van tabak, alcohol en drugs binnen de sectoren waarin reeds verschillende jaren op een beleidsmatige manier wordt gewerkt (strategieën 1, 2, 3, 4 en 6) Continueren spuitenruil (strategie 8, cluster 5)
3. Nieuwe accenten in de werking naar sectoren en doelgroepen Tabak Prioriteit 8: Prioriteit 9: Prioriteit 10:
Versterken van het lokaal beleid voor tabakspreventie (strategie 6) Versterken van het lokale ondersteuningsaanbod voor stoppen met roken gericht op verschillende doelgroepen (over de strategieën heen, link met prioriteiten 4, 5, 10, 15) Ontwikkelen van een beleid voor tabakspreventie en rookstop in de jeugdwerksector (strategie 3, link met prioriteit 8 en 9)
Alcohol en drugs Prioriteit 11: Prioriteit 12: Prioriteit 13: Prioriteit 14:
Versterking en uitbreiding van de werking naar de doelgroep jongeren (strategieën 1, 3, 8) Vroeginterventie (strategieën 6, 7 en over de strategieën heen) Zorgaanbod voor problematische gebruikers (strategie 8) Initiatieven met betrekking tot alcohol (ECAT, NAAP) (strategie 6 en over de strategieën heen, link met prioriteit 15)
Pro memorie: Versterking en uitbreiding van de werking naar bedrijven (strategie 2) afhankelijk en ter opvolging van een eventueel wetgevend initiatief Alternerend TAD Prioriteit 15: Brede, terugkerende publiekscampagnes (gekoppeld aan strategie 6)
Pagina 8 van 172
VISIETEKST EEN BELEID ROND TABAK, ALCOHOL EN DRUGS VOOR VLAANDEREN
Pagina 9 van 172
PROBLEEMSTELLING 1. ENKELE CIJFERS OVER GEBRUIK EN MISBRUIK Het Rapport ‘Middelengebruik in Vlaanderen’ (Van Hal, 2007) biedt een overzicht van het gebruik van tabak, alcohol en illegale drugs. De belangrijkste conclusies5 uit dit rapport6 zijn de volgende: −
Alcohol is de meest ingeburgerde drug bij scholieren, studenten en de Vlaamse bevolking. Op 18-jarige leeftijd heeft 95% van de leerlingen alcohol gedronken. 67% van de bevolking drinkt wekelijks alcohol.
−
Scholieren starten over het algemeen al op 13 jaar met roken en drinken. Dit staat haaks op de wetgeving die zegt dat het verboden is om alcohol (bier en wijn) te schenken en sigaretten te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar. Het schenken en verkopen van sterke drank is verboden onder de 18 jaar.
−
Gebruik en risicovol gebruik van middelen komen het meest voor bij mannen en bij leerlingen uit het BSO en TSO.
−
De laatste jaren is het gebruik van tabak bij scholieren afgenomen. Het alcoholgebruik is in deze groep de laatste jaren constant gebleven. Wat betreft het gebruik van cannabis bij scholieren ziet men tussen 2000 en 2005 een lichte daling in occasioneel en regelmatig gebruik. Bij de Vlaamse bevolking is er geen wijziging in het rookgedrag de afgelopen jaren. Men neemt hier wel een lichte stijging in het regelmatig gebruik van alcohol waar.
−
Uit de registratiegegevens van de hulpverlening blijkt dat voornamelijk mannen met een alcohol- of drugprobleem in de hulpverlening terechtkomen. Ook ziet men dat alcoholproblemen voornamelijk behandeld worden op latere leeftijd, terwijl problemen met cannabis en andere illegale drugs op jongere leeftijd behandeld worden. Een groot deel van de cliënten die beroep doen op de hulpverlening gebruikt meer dan één middel.
−
De gegevens over de gezondheidsschade van de verschillende middelen zijn niet goed vergelijkbaar omdat de problematiek van de middelen sterk verschilt. Als we dit toch doen, zien we dat er voor elke drugdode, 4 sterfgevallen door alcohol en 40 sterfgevallen door tabak zijn. Uitgedrukt in Verloren Potentiële Levensjaren (VPJ) zien we één VPJ door drugs, 3 VPJ door alcohol en 18 VPJ door tabak.
−
Het is duidelijk dat ook hier mannen er slechter aan toe zijn dan vrouwen. Mannen sterven 6 keer meer aan tabaksgerelateerde aandoeningen, 3 keer meer aan alcoholgerelateerde aandoeningen en 5 keer meer aan druggerelateerde aandoeningen dan vrouwen. Wel is het zo dat de gezondheidsschade door tabak bij mannen langzaamaan afneemt, terwijl dit bij vrouwen toeneemt.
5 6
De meeste beschikbare gegevens hebben betrekking op jongeren, er zijn weinig gegevens over gebruik en misbruik bij volwassenen beschikbaar. Dit rapport kan geraadpleegd worden op www.gezondheidsconferentie.be. Meer omvattende gegevens over tabak, alcohol en drugs zijn beschikbaar (De Donder E., 2008, Alcohol, illegale drugs, medicatie en gokken. Recente ontwikkelingen in Vlaanderen 2005-2006, VAD. Onderzoek uitgevoerd door IPSOS in opdracht van de Stichting tegen Kanker, november 2007, zie www.kanker.be).
Pagina 10 van 172
−
De beperkte gegevens over maatschappelijke kosten en baten van middelen geven aan dat de maatschappelijke kost van alcoholgebruik in alle onderzochte regio's het hoogste ligt. Tabak komt op de tweede plaats en illegale drugs staan op de laatste plaats. Nochtans geeft de overheid meer geld uit aan het beleid op vlak van illegale drugs dan aan het tabaks- of alcoholbeleid.
2. PROBLEMEN ALS GEVOLG VAN MIDDELENMISBRUIK Gebruik en/of misbruik van tabak, alcohol en illegale drugs kunnen schade veroorzaken aan individu, omgeving en samenleving. Hoewel de meerderheid van de bevolking alcohol drinkt, krijgt slechts een minderheid (5 à 10%) problemen als gevolg van dit gebruik. Voor tabak geldt meer en meer dat niet-roken de enige gezonde keuze is. Ook voor het gebruik van illegale drugs deelt de meerderheid van de bevolking deze opvatting, alhoewel er specifieke deelgroepen bestaan die het recreatief gebruik van (bepaalde) illegale drugs niet-problematisch vinden. Problemen als gevolg van tabak, alcohol en illegale drugs zijn op de eerste plaats gezondheidsproblemen. Voor tabak gaat het in de eerste plaats om schade op het vlak van de lichamelijke gezondheid, zowel voor het individu als voor de omgeving van het individu, en dit ten gevolge van passief roken. Bovendien hebben rokers meer last van infecties van het ademhalingsstelsel en een verminderde longfunctie, wat bij de werkende bevolking leidt tot een groter werkverzuim (Vlaams Platform Tabakspreventie, 2004). Alcoholproblemen veroorzaken naast fysieke gezondheidsproblemen ook psychische / psychiatrische problemen, economische schade (als gevolg van werkverzuim, niet functioneren, gemiste opleidingskansen), veiligheidsproblemen (in verkeer en op het werk), schade op omgevingsvlak (als slachtoffer van ongevallen, maar ook van geweld in gezinnen, van overlast) enz. Voor illegale drugs komen daarbovenop ook nog eens problemen van criminaliteit en illegaliteit. Naast gezondheidsproblemen creëren alcohol- en drugmisbruik ook gedragsproblemen en situeren ze zich binnen de geestelijke gezondheidsproblematiek (met o.a. problematiek van co-morbiditeit) Vaststelling: We stellen vast dat de maatschappelijke perceptie van de problemen en de geïnvesteerde overheidsmiddelen als gevolg van gebruik en misbruik van tabak, alcohol en illegale drugs omgekeerd evenredig zijn met de omvang van de problematiek. Dit heeft onder meer te maken met de grotere zichtbaarheid en de maatschappelijke gevolgen van de illegale drugproblematiek.
3. ONTSTAANSFACTOREN VAN MIDDELENMISBRUIK De ontstaansfactoren van problematisch middelengebruik zijn voor een deel gelijklopend voor tabak, alcohol en illegale drugs. Al deze producten hebben een invloed op onze hersenen en kunnen in mindere of meerdere mate afhankelijkheid veroorzaken (lichamelijk en/of geestelijk). Zowel persoonlijkheidsfactoren (experimenteergedrag, gevoel van eigenwaarde, locus of control, waarden en normenbesef, vaardigheden, kennis en
Pagina 11 van 172
opvattingen) als externe invloeden, zoals ouders, vrienden en omgeving, socio-economische factoren, beschikbaarheid (waaronder reclame en regelgeving) of culturele factoren (invloed van subculturen) liggen aan de basis van het al dan niet ontstaan van een probleem als gevolg van deze middelen. Daarnaast spelen ook genetische factoren voor alcohol- en illegale druggebruik een rol, naast de al aanwezige psychische/psychiatrische problemen (co-morbiditeit). Daarenboven is er vaak sprake van ‘combi- en polydruggebruik’ (gelijktijdig gebruik van tabak, alcohol en illegale drugs). De veelheid aan factoren die problemen als gevolg van tabak-, alcohol- en illegale druggebruik kunnen veroorzaken, tonen aan dat we te maken hebben met een zeer complexe en multifactoriële problematiek, waarvoor geen eenvoudig preventie- of behandelingsmodel voorhanden is. De complexiteit van de problematiek met betrekking tot tabak, alcohol en illegale drugs vereist een integraal beleid (zie par. 3), waarbij welzijn en gezondheid7 het uitgangspunt vormt. In die zin maken we geen onderscheid tussen legale of illegale middelen. Een welzijnsbevorderend beleid moet aan de basis liggen van een integraal beleid omdat het de ontstaansfactoren van middelengebruik gunstig beïnvloedt en ongelijkheid in gezondheid tegengaat. Een effectief en efficiënt middelenbeleid is een beleid op maat, waarbij ruimte is om te diversifiëren naar verschillende doelgroepen en producten, en concrete oplossingen worden geboden voor zeer verscheiden noden en problemen.
7
We hanteren de WHO-definitie van gezondheid als fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden, maar houden er tegelijkertijd aan om welzijn én gezondheid expliciet als uitgangspunt te benoemen (tegenover criminaliteit, veiligheid, enz.).
Pagina 12 van 172
DOELSTELLINGEN De gezondheidsconferentie (november 2006) formuleerde volgende gezondheidsdoelstelling met betrekking tot middelengebruik: "Het realiseren van gezondheidswinst op bevolkingsniveau door tegen het jaar 2015 het gebruik van tabak, alcohol en illegale drugs terug te dringen". Deze algemene doelstelling werd verder specifiek omschreven per middel: Tabak: − Bij personen van 15 jaar en jonger is het percentage rokers niet hoger dan 11%. − Bij personen van 16 jaar en ouder is het percentage rokers niet hoger dan 20%. Alcohol: − Bij personen van 15 jaar en jonger is het percentage dat meer dan 1 keer per maand drinkt niet hoger dan 14%. − Bij de 15-tot 25-jarigen ligt het percentage jongeren dat minstens 1 keer per week 6 glazen op 1 dag drinkt niet hoger dan 13%. − Bij de mannen van 16 jaar en ouder is het percentage dat meer dan 21 eenheden per week drinkt niet hoger dan 10%. − Bij de vrouwen van 16 jaar en ouder is het percentage dat meer dan 14 eenheden per week drinkt niet hoger dan 4%. Illegale drugs: − Bij personen van 17 jaar en jonger is het percentage dat ooit cannabis of een andere illegale drug heeft gebruikt niet hoger dan 14%. − Bij personen van 17 jaar en jonger is het percentage dat 12 maanden voor de bevraging cannabis of een andere illegale drug heeft gebruikt niet hoger dan 7%. − Bij 18- tot 35-jarigen is het percentage dat 12 maanden voor de bevraging cannabis of een andere illegale drug heeft gebruikt niet hoger dan 8%. Het gaat om streefdoelen die, afhankelijk van de kenmerken van het product en de doelgroep, verder dienen te worden geconcretiseerd. Dit betekent: − Voorkomen dat jongeren en jongvolwassenen beginnen te roken, alcohol te gebruiken of illegale drugs te nemen. − Beginleeftijd uitstellen. − Verantwoordelijk gedrag bevorderen. − Vroegtijdige aanpak stimuleren (vb. stoppen met roken, vroege detectie). − Hulp aanbieden (vroege interventie, behandeling, terugvalpreventie). − Een gezonde leefomgeving waarborgen (dit is verschillend naargelang het product). vb. tabak: rookvrije omgeving vb. alcohol: maximum limiet alcohol in het verkeer vb. illegale drugs: temperatuurregeling, spuitenruil (vnl. harm reduction) Om deze doelstellingen te realiseren wordt een actieplan uitgewerkt, waarin verschillende ‘evidence based’ strategieën in een integrale aanpak worden uitgevoerd.
Pagina 13 van 172
EVIDENCE VOOR EEN INTEGRALE AANPAK Er bestaat weinig twijfel over de wijze waarop men deze doelstellingen het meest efficiënt kan realiseren. De beste resultaten worden behaald als gelijktijdig een integrale reeks van elkaar ondersteunende maatregelen wordt genomen, de zogenaamde integrale strategie (WHO). De evidence voor de strategieën voor tabak en alcohol is ruim onderzocht, voor illegale drugs is dat minder het geval. Wel is er een algemene consensus over de te nemen maatregelen. Deze internationale aanbevelingen moeten de basis vormen van een Vlaams evidence based actieplan met betrekking tot tabak, alcohol en andere illegale drugs.
1. DE INTERNATIONALE AANBEVELINGEN De WHO Framework Convention on Tobacco Control (2003) benoemt zes strategieën die voorkomen dat jongeren en jongvolwassenen beginnen roken, het stoppen met roken bevorderen en een gezonde, rookvrije leefomgeving waarborgen: 1: 2: 3: 4: 5: 6:
De prijs van tabakproducten verhogen Verbieden van tabaksreclame Stimuleren van een gezonde, rookvrije leefomgeving Gebruik maken van gezondheidswaarschuwingen op tabaksproducten Voorlichten over de diverse factoren die tabaksgebruik beïnvloeden Promoten van rookstop
Het Framework for Alcohol Policy in the WHO European Region (2004) duidt 10 strategieën aan voor de invoering van een effectief nationaal alcoholbeleid: 1: Informatie en educatie vanaf jonge leeftijd 2: Acties in de publieke en private omgeving om ongevallen, geweld en andere negatieve gevolgen van misbruik te voorkomen 3: Wetgeving om rijden onder invloed te voorkomen 4: Beschikbaarheid van alcoholische producten beperken (leeftijdsgrens, taxatie en prijsbeleid) 5: Controle op directe en indirecte reclame voor alcohol en verbod op reclame naar jongeren 6: Toegankelijkheid van effectieve behandeling verzekeren 7: Ethische en wettelijke verantwoordelijkheden van industrie bekrachtigen 8: Training van professionelen in verschillende sectoren voorzien om op adequate manier met alcohol om te gaan in de samenleving 9: Betrekken van NGOs en zelfhulporganisaties 10: Formuleren, implementeren en monitoren van het beleid De EU drugsstrategie 2005-2012 pleit voor een geïntegreerde en evenwichtige aanpak, waarbij het verminderen van het aanbod en het terugdringen van de vraag elkaar onderling versterken. Vermindering van het aanbod omvat alle wetshandhavingsinterventies en -acties die gericht zijn tegen drugsproductie, illegale drugshandel, het misbruik van in de EU ingevoerde precursoren voor synthetische drugs, de financiering van terrorisme en witwassen van geld i.v.m. drugscriminaliteit. De zogenaamde demand reduction strategie omvat maatregelen op het vlak van preventie, vroegtijdige interventie, behandeling, schadebeperking, rehabilitatie en maatschappelijke herintegratie. Zij sluit nauw aan bij de
Pagina 14 van 172
Vlaamse bevoegdheden. Subdoelen die in het EU drugsactieplan 2005-2008 binnen deze strategie naar voren worden geschoven, omvatten: 1: Beter bereik en meer effectieve verspreiding van beproefde methodes om de vraag terug te dringen 2: Toegang tot en doeltreffendheid van programma’s op school verbeteren 3: Selectieve preventie en nieuwe manieren om het bereiken van doelgroepen te stimuleren en verbeteren 4: Methoden voor vroegsignalering en vroegdetectie verbeteren 5: Gerichte en gediversifieerde behandelings- en rehabilitatiepogramma’s aanbieden 6: Kwaliteit van behandelingsprogramma’s verbeteren 7: Alternatieven voor gevangenisstraf voor druggebruikers en drugshulpverlening voor gedetineerden blijven ontwikkelen 8: Preventie van gezondheidsrisico’s die verband houden met druggebruik 9: Beschikbaarheid van en toegang tot voorzieningen ter beperking van schade 10: Preventie van verspreiding van HIV/AIDS, Hepatitis C en andere via bloed overdraagbare infecties en ziekten 11: Vermindering van het aantal drugsdoden
2. EVIDENCE De consensus over het te volgen traject voor tabak-, alcohol- en illegaledrugpreventie is zeer groot omdat de evidence hieromtrent eenduidig en sterk is. Een integrale benadering leidt tot een daling van het aantal gebruikers en een vermindering van de schade als gevolg van gebruik (cfr. tabak: CDCP, 1999; Gilbert & Cornuz, 2003; cfr. alcohol: Anderson & Baumberg, 2006; cfr. drugs: McGrath et all, 2006, Jones et al, 2006). Bovendien is voor tabak, alcohol en illegale drugs ook de kosteneffectiviteit van de integrale benadering becijferd én aangetoond (cfr. tabak: Wereldbank, 2003; cfr. alcohol: Anderson & Baumberg, 2006; cfr. drugs: Pentz, 1998, Sumnall et al, 2006). In deze integrale aanpak vertrekken we van een beleidsmatige aanpak van tabak-, alcoholen illegale druggebruik, waarin persoonsgerichte en omgevingsgerichte interventies of strategieën thuishoren. Samen vormen zij de basis voor een effectief beleid. We maken hierbij geen onderscheid tussen bevoegdheden van verschillende overheden (federaal, gemeenschappen, provincies, lokale overheden). Om de gezondheidsdoelstellingen omtrent het gebruik van deze middelen in Vlaanderen te realiseren is nauwe samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus essentieel. De verschillende interventies zijn gestoeld op de theoretisch benaderingen die de gezondheidspromotie onderbouwen, met name de socio-ecologische veranderingsmodellen, de gedragsbenadering en de medische wetenschappen. Voor tabak, alcohol en illegale drugs zijn vaak dezelfde theoretische kaders gangbaar. Het gaat hierbij om kadermethodieken voor bepaalde settings, gebaseerd op veranderingsmechanismen in organisaties en beleid (vb. de gezonde scholenmethodiek, de methodiek van gezondheidsbevordering op de werkplek) en theoretische modellen voor gedragsverandering (zoals het ASE-model of de stadia van gedragsverandering). Bij de uitwerking van de kadermethodieken blijft de nood aan een themaspecifieke invulling. Het zijn immers niet de algemene methodieken op zich die leiden tot een daling van roken en alcohol- en illegale druggebruik, maar wel de combinatie met de themaspecifieke onderdelen die in elke strategie aan bod komen. Het is duidelijk dat een integrale benadering, dus met aandacht voor verschillende soorten van maatregelen, de investering van voldoende financiële middelen veronderstelt.
Pagina 15 van 172
Een rapport van het Europees Netwerk voor Tabakspreventie (ENSP) uit 2007 beveelt een investering aan van minstens 3 euro per hoofd voor tabakspreventie. Uit hun onderzoek blijkt dat slechts enkele Europese landen meer dan 1 euro per hoofd spenderen aan tabakspreventie. België doet het nog minder goed met slechts 0,37 euro per hoofd. Voor drugs beschikken we niet over een Europese aanbeveling. Wel werd door De Ruyver et al (2007) onderzocht hoeveel de overheid in 2004 in België investeerde in het drugbeleid. Per inwoner werd 28.57 euro besteed aan de drugproblematiek, waarvan 1.09 euro aan preventie, 11.41 euro aan hulpverlening en 16.07 euro aan repressie en veiligheid. (ter vergelijking: in Nederland werd in 2003 134.4 euro per inwoner besteed, waarvan 2.58 euro aan preventie). De discrepantie tussen preventie en hulpverlening en veiligheid en repressie is bijzonder groot. Voor alcoholpreventie is geen enkele berekening beschikbaar.
MODEL VAN INTEGRALE BENADERING (gebaseerd op het referentiekader Gezondheidsbevordering, Saan & De Haes (2005)) In deze integrale benadering onderscheiden we 3 werkniveaus. 1. Nationaal niveau (zowel op federaal als Vlaams niveau) Het gaat hier om een omgevingsgerichte aanpak, waarbij de aanpassing van de omgeving de gezonde keuze het makkelijkst maakt. −
Beleid: federale of Vlaamse actieplannen: productspecifiek of met productspecifieke klemtonen. Een federaal en/of Vlaams actieplan groepeert de verschillende maatregelen en strategieën die op de verschillende bevoegdheids- en werkniveaus dienen te worden genomen om een integraal en effectief beleid te kunnen voeren.
−
Wetgeving: productspecifiek (enkele voorbeelden) − Tabak: prijsverhoging; verbod op reclame, gezondheidswaarschuwingen op tabaksproducten, rookverbod in openbare plaatsen, ... − Alcohol: taxatie op alcoholproducten (prijsverhoging), regulering reclame en promotie, wettelijke leeftijdsgrenzen (beschikbaarheid), begrenzing rijden onder invloed, ... − Illegale drugs: eenduidige wetgeving met gezondheid en welzijn als uitgangspunt, wettelijk kader voor harm reduction initiatieven (vb. drugtesting)
−
Controle: naast wetgeving zelf moet controle op toepassing degelijk worden uitgewerkt en is monitoring, evaluatie en bijsturing van het beleid nodig (deels productspecifiek, deels gemeenschappelijk).
−
Financiering: uitbouwen en financieren van een goed gestructureerd preventie- en hulpverleningsaanbod: het aanbod en de vorming en opleiding kan deels gemeenschappelijk, maar moet ook deels productspecifiek worden uitgewerkt. Het gaat om een facettenbeleid waarin verschillende departementen zich engageren (incentives, vorming en opleiding).
−
Voorlichtingscampagnes: informeren en sensibiliseren om een maatschappelijk draagvlak te creëren voor wetgevende initiatieven en stimuleren van normsetting via regelmatig weerkerende campagnes (productspecifiek).
Pagina 16 van 172
2. Lokaal niveau Ook hier gaat het om een omgevingsgerichte aanpak, waarbij de aanpassing van de plaatselijke omgeving de gezonde keuze het makkelijkst maakt (vb. inrichting van de setting) −
Lokale regels en voorschriften: o Ontwikkelen van een lokaal beleidsplan rond tot tabak, alcohol en illegale drugs in gemeenten: kan vanuit een gemeenschappelijke noemer, maar met specifieke accenten - al naargelang tabak, alcohol en andere drugs o Lokale toepassing en ondersteuning van bestaande wetgeving o Lokale regelgeving (vb. vergunningsbeleid)
−
Sociaal draagvlak: • Betrekken van lokale ngo's en lokale gemeenschap om maatschappelijk draagvlak te creëren ter ondersteuning van het lokaal beleid (sensibiliserende acties en informatieverstrekking naar algemene doelgroepen) • Lokale campagnes om specifieke doelgroepen/settings te sensibiliseren
−
Omgevingsinterventies: • Beleidsmatige aanpak op organisatieniveau in verschillende sectoren (school, werk, jeugdwerk, welzijnssector, gezondheidssector, vrije tijd, ...): gemeenschappelijke kadermethodiek, aangevuld met productspecifieke interventies • Afstemming tussen sectoren op lokaal vlak • Benadering gericht op specifieke doelgroepen (vb. mensen in armoede) of op de integrale bewoners van een buurt of stad (territoriale aanpak). De acties omvatten zowel educatieve maatregelen als veranderingen in de fysieke omgeving of het beleid. • Lokaal aanbod aan vroeginterventie-initiatieven • Regionaal en lokaal hulpverleningsaanbod • Regionaal aanbod initiatieven harm reduction 3. Individueel niveau
Het individuele niveau vertrekt steeds van de persoon in zijn/haar sociale omgeving. Bedoeling is de ‘health literacy’ te bevorderen door het aanbieden van correcte informatie, het werken aan attitudevorming en normstelling en het aanleren van persoonlijke en sociale vaardigheden. Op dit continuüm horen verder ook vroeginterventie en behandeling thuis. −
Educatie met betrekking tot tabak, alcohol en illegale drugs: vertrekkende van een algemene basis van gezondheidspromotie zijn specifieke initiatieven nodig voor tabak, alcohol en illegale drugs, afhankelijk van kenmerken en noden van de doelgroepen (maatwerk). Deze initiatieven kunnen zich richten op 3 niveaus: • Groepsbenadering (vb. in klassen, clubs, verenigingen) • Wijkbenadering (vb. community actie) • Settingbenadering (vb. in onderwijs, bedrijven, sportsector, vrije tijd, …) • Deze initiatieven moeten structureel worden ingebouwd en kaderen binnen een beleidsmatige aanpak van middelenmisbruik op organisatieniveau
−
Interventie: gemeenschappelijke kadermethodiek, aangevuld met productspecifieke interventies • Vroeginterventie: screening op eerste lijn van potentiële risicogroepen (selectief en geïndiceerd); motivatiebevordering; kortdurende interventies en begeleiding • Terugvalpreventie: ondersteuning op 1ste eerste lijn, via zelfhulp, ...
−
Behandeling: (enkel van toepassing op alcohol en illegale drugs)
Pagina 17 van 172
− − −
Gediversifieerd hulpverleningsaanbod voor behandeling van (problematische) gebruikers (ambulant/residentieel) Zorgaanbod (vanuit welzijnssector - care versus cure) Harm reduction strategie: bereiken van problematische gebruikers via substitutie, spuitenruil, zorgaanbod (Bed, Bad, Brood), early warning, ...
Een integrale aanpak doorvoeren in Vlaanderen ligt niet eenvoudig. Terugdringen van tabak-, alcohol- en illegale drugmisbruik is niet louter een Vlaamse bevoegdheid. Wetgevende en financieel-economische maatregelen zijn bijvoorbeeld federale materies. Om het misbruik van deze middelen in Vlaanderen terug te dringen is m.a.w. nauwe samenwerking tussen de Vlaamse en federale overheid hoognodig. Alleen zo raken de verschillende maatregelen op elkaar afgestemd. Nationale actieplannen voor tabak, alcohol en illegale drugs, zoals door de WHO gevraagd, zijn een goed antwoord op deze leemte, mits er een duidelijke taakverdeling is tussen de verschillende beleidsniveaus. De voorbereiding van het Nationaal Alcohol Actie Plan (binnen de Cel Gezondheidsbeleid Drugs) is hiervan een voorbeeld
Pagina 18 van 172
VOORWAARDEN VOOR IMPLEMENTATIE Om deze strategieën in Vlaanderen te implementeren zijn een aantal essentiële randvoorwaarden nodig, die afhankelijk van sector, doelgroep of thema verder moeten worden geconcretiseerd. Vooreerst is er dringend nood aan de verdere uitwerking van het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid. Voor de onderdelen die betrekking hebben op de erkenning en subsidiëring van de structuren (partnerorganisaties, organisaties met terreinwerking, Logo’s, zorgaanbieders) zijn uitvoeringsbesluiten nodig die zorgen voor een duidelijke taakverdeling, heldere mandaten en opdrachten, en voldoende structurele financiering. Verder is er behoefte aan: −
Ondersteuning/stimulans van de overheid voor de invoering van een preventiebeleid t.a.v. tabak, alcohol en illegale drugs.
−
Duurzame samenwerkingsverbanden met relevante overheden op federaal, Vlaams, provinciaal en lokaal niveau.
−
Duurzame samenwerkingsverbanden met relevante partners8 op federaal, Vlaams, provinciaal, regionaal en lokaal niveau.
−
Coördinatie van de implementatie op Vlaams, loco-regionaal en lokaal niveau en toewijzing van duidelijke opdrachten.
−
Partnerorganisaties met een duidelijke opdracht om de kadermethodieken uit te werken, te actualiseren en te ondersteunen bij de implementatie.
−
Voldoende professionele gezondheidswerkers om de kadermethodieken te helpen implementeren, met duidelijke opdracht en taakafbakening.
−
Voldoende middelen en deskundige medewerkers ter beschikking van de organisaties voor het uitvoeren van deze opdrachten.
−
Organisaties die een toereikend vormings- en adviesaanbod op maat aanbieden.
−
Een regionaal verspreid aanbod voor vroeginterventie en een gedifferentieerd hulpverleningsaanbod.
8
Zowel gesubsidieerde als niet-gesubsidieerde organisaties.
Pagina 19 van 172
AFSTEMMING MET ANDERE BEVOEGDHEDEN Voor een optimale uitvoering van de acties in dit plan is er overleg en afstemming nodig met andere overheden en bevoegdheden, met name die op het federale niveau. De bevoegdheden van de Vlaamse minister voor Volksgezondheid zijn inzake preventie uiteraard cruciaal maar volstaan niet altijd voor alle deelaspecten van preventie. Zelfs bij acties waarvoor ze wel volstaan, kunnen de effecten aanzienlijk worden verhoogd door een optimale aansluiting bij een integraal facetten beleid. Daartoe moeten er eventueel samenwerkingsafspraken en –protocols worden afgesloten, zowel voor de afstemming als de co-financiering.
Vlaamse Gemeenschap
Federale Overheid
Bevoegdheden op het vlak van gezondheid
Andere bevoegdheden dan gezondheid
BEVOEGDHEDEN − Preventieve gezondheid − Geestelijke Gezondheidzorg − Eerstelijn en Thuiszorg
BEVOEGDHEDEN − Welzijn − Gezin − Onderwijs − Werk en vorming − Jeugd, Cultuur en Sport − Armoedebestrijding − Mobiliteit, sociale economie & gelijke kansen − Economie (incl. KMO’s), wetenschap en innovatie − Milieu − Binnenlands bestuur, stedenbeleid − Media
OVERLEGSTRUCTUREN − Kabinet minister Vanackere − Vlaamse Agentschap Zorg en Gezondheid − Vlaamse Gezondheidsraad − Vlaamse werkgroep Tabak, Alcohol, Drugs
OVERLEGSTRUCTUREN − Interkabinetten werkgroepen − Vlaamse regering − Permanent Armoede Overleg − Commissie Gezondheidsbevordering VLOR …
BEVOEGDHEDEN − Volksgezondheid − Sociale Zaken (RIZIV) − Personen met een handicap
BEVOEGDHEDEN − Binnenlandse zaken − Justitie − Economie − KMO’s − Financiën − Wetenschapsbeleid − Werk − Buitenlandse zaken − Mobiliteit − consumentenzaken
OVERLEGSTRUCTUREN − Interministeriële Conferentie Volksgezondheid − Cel Gezondheidsbeleid Drugs
OVERLEGSTRUCTUREN − Interministeriële Conferentie Drugs − Algemene Cel Drugbeleid
Pagina 20 van 172
De tabel hierboven geeft een summier overzicht van de federale en Vlaamse bevoegdheden die betrokken moeten worden bij de uitvoering van dit plan, en de overlegstructuren die hiervoor kunnen worden gebruikt. Om de slagkracht van dit globale actieplan nog meer te verhogen, kunnen er ook samenwerkingsafspraken en -protocols worden afgesloten met de lokale gemeentelijke en provinciale overheden, bijvoorbeeld om een lokale intersectorale aanpak te realiseren. Vlaanderen beschikt over meerdere formules om dergelijke interbestuurlijke samenwerking te organiseren. Het decreet betreffende de intergemeentelijke samenwerking (2001) en de publiek-private samenwerking (2003) kan hier als basis dienen. Ook het preventiedecreet voorziet de mogelijkheid van afspraken tussen de Vlaamse Gemeenschap en de provinciale en/of gemeentelijke overheden betreffende de coördinatie van het facettenbeleid. Het is juist via dat facettenbeleid dat een essentiële pijler van efficiënte drugpreventie – de intersectorale lokale aanpak – gerealiseerd kan worden. Enkel door een bundeling van Vlaamse, provinciale en lokale krachten kan er voldoende competente implementatieslagkracht worden gerealiseerd.
Pagina 21 van 172
LITERATUURVERWIJZING −
Anderson P, Baumberg B (2006) Alcohol in Europe. A Report for the European Commission, Institute of Alcohol Studies, UK.
−
Centers for Disease Control and Prevention (1999). Best practices for comprehensive tobacco control and prevention. Atlanta: U.S. DHHS, CDCP.
−
Europese strategie inzake drugsbestrijding (2005-2012) (2004/2221(INI)
−
Gilbert A & Cornuz J (2003). Which are the most effective and cost-effective interventions for tobacco control? HEN synthesis report on tobacco control. Denmark: Health Evidence Network, World Health Organization.
−
Jones, L., Sumnall, H., Burrell, K., McVeigh, J. & Bellis, M.A. (2006). Universal Drugprevention. Liverpool: National Collaborating Centre Drug Prevention (NCCDP).
−
Marshall B (2005). Planning for effective health promotion. 6th IUPHE European Conference on Effectiveness and Quality of Health Promotion, Stockholm, Sweden.
−
McGrath Y, Sumnall H, McVeigh J., Bellis M. (2006) Drug use prevention among young people: review of reviews – Evidence Briefing update – National Institute for Health and linical Excellence
−
Pentz MA,(1998) Costs,Benefits and Cost-effectiveness of Comprehensive Drug Abuse Prevention in: Cost-Benefit/Cost-Effectiveness Research of Drug Abuse Prevention: Implications for Progamming and Policy – NIDA Research Monograph Series 176, Ed. Bukoski W & Evans R.
−
Saan H & De Haes W. (2005) Gezond effect bevorderen; de organisatie van effectieve ezondheidsbevordering, NIGZ
−
Sumnall H, Jones L, Burrell K, Witty K, McVeigh J, Bellis M (2006) Annual review of Drug Prevention. the National Collaborating Centre for Drug Prevention
−
Van Hal G (2007). Middelengebruik in Vlaanderen: een stand van zaken. Rapport ter voorbereiding van de gezondheidsconferentie tabak, alcohol en drugs, 23 & 30 Nov. 2007, Antwerpen.
−
Vlaams Platform Tabakspreventie (2004). Plan van aanpak om het tabaksgebruik in Vlaanderen te verminderen. Brussel: VIG.
−
World Bank (2003). Tobacco Control at a Glance. www.worldbank.org/tobacco.
−
World Health Organization (2003, updated reprint 2004, 2005). WHO Framework Convention on Tobacco Control. Geneva: WHO.
−
World Health Organisation (2004) Framework for Alcohol Policy in Europe, Copenhagen: WHO.
Pagina 22 van 172
BIJLAGE A: ACCENTEN IN HET HUIDIGE VLAAMSE MIDDELENBELEID – NOTA MINISTER VERVOTTE In het voortraject naar de gezondheidsconferentie middelgebruik maakte de toenmalige Minister voor Welzijn, Volkgezondheid, en Gezin, Mevr. Inge Vervotte eind November 2006 haar beleidsprioriteiten bekend. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste punten uit deze nota. 1. Prioriteiten in het beleid moeten bepaald worden op basis van twee elementen: de omvang van het probleem én de beschikbaarheid van effectieve instrumenten. 2. De gehanteerde strategieën dienen wetenschappelijk onderbouwd en kosteneffectief te zijn. 3. Het doel van het middelenbeleid is de schade op niveau van het individu (gezondheidsschade), zijn directe omgeving en de maatschappij te verminderen. 4. De aanpak moet in de eerste plaats gericht zijn op primaire preventie en dus op het voorkomen van schade bij het individu, zijn omgeving en de maatschappij. Secundaire preventie dient uiteraard behouden te blijven, maar komt op de tweede plaats. In het kader van primaire preventie zijn de volgende elementen belangrijk: − Inwerken op de risicofactoren en beschermende factoren die vervat zitten in de omgeving (sociale structuren, familiebanden) waarin het individu opgroeit. − Om op de totale omgeving te kunnen inwerken dient men een facettenbeleid te voeren waarbij verschillende beleidsdomeinen (tewerkstelling, onderwijs, huisvesting, jeugd, …) betrokken zijn en hun verantwoordelijkheid opnemen. 5. Een aantal specifieke thema’s en doelgroepen waar aandacht aan dient besteed te worden zijn: − Het voorkomen en terugdringen van gebruik van tabak, alcohol en drugs tijdens de zwangerschap − Het voorkomen en terugdringen van gebruik van tabak, alcohol en drugs door jonge ouders en in de omgeving van jonge kinderen − Ondersteunen van kinderen van ouders met alcohol- en drugproblemen − Het terugdringen van gebruik van tabak, alcohol en drugs in lagere socioeconomische klassen − Het voorkomen en terugdringen van het gebruik van tabak, alcohol en drugs bij leerlingen in het secundair onderwijs, in het bijzonder ook leerlingen in het BSO en TSO 6. Algemene principes die daarvoor gehanteerd kunnen worden zijn: − Strategieën gericht op ondersteuning van familiebanden en opvoeding − Versterken van sociale vaardigheden vanaf jonge leeftijd − Methodieken gericht op vroeginterventie in de eerste lijn en op school − Belang van preventieprogramma’s op bepaalde scharniermomenten − Een aanpak gericht over de verschillende middelen heen − Een integraal beleid in verschillende sectoren 7. De opvolging en monitoring van de impact van preventieprogramma’s is noodzakelijk.
Pagina 23 van 172
BIJLAGE B: CONCLUSIES UIT DE GEZONDHEIDSCONFERENTIE Naar aanleiding van de besprekingen op de conferentie trok de minister een aantal conclusies die gelden als belangrijke aandachtspunten voor het vervolgtraject: −
De overheid moet eenduidige normatieve boodschappen opstellen en verspreiden over het gebruik van tabak, alcohol en drugs. Dit zowel voor algemene Vlaamse bevolking als voor de specifieke doelgroepen. De gezondheidsdoelstellingen kunnen de basis vormen voor deze boodschappen.
−
Om een daling van het gebruik te verwezenlijken beschikt de Vlaamse Gemeenschap over een uitgebreid pakket van strategieën waarvan bewezen is dat ze effectief zijn, bovendien ook bijzonder kosteneffectief. We kunnen deze strategieën uitvoeren binnen onze eigen bevoegdheden, en het overgrote deel ervan kan rekenen op minstens de principiële steun van de sectoren die ze in praktijk moeten brengen. Voor de meeste strategieën zijn bovendien al methodieken en materialen ontwikkeld en is er ervaring met implementatie en uitvoering.
−
We mogen er echter niet van uitgaan dat personen en organisaties spontaan gebruik maken van de bestaande methodieken, hoe effectief ze ook mogen zijn. Het kwaliteitsvol uitvoeren van de methodieken vraagt namelijk een aanzienlijke investering van uitvoerder en doelgroep. Als we willen dat de methodieken op grote schaal en op een correcte manier worden toegepast, dan moeten we de investering in implementatie verhogen.
−
Investeren in implementatie betekent investeren in een volgehouden inspanning om de maatschappelijke sectoren, lokale actoren, de zorgverleners en de doelgroepen bewust te maken van hun verantwoordelijkheden en mogelijkheden. Voor de organisaties en personen die hun verantwoordelijkheid willen nemen moet er een gebruiksvriendelijk en wetenschappelijk onderbouwd aanbod aan methodieken en materialen zijn om in actie te komen. Maar ook: een aanbod aan vorming op maat en coaching op het terrein door specialisten om de kwaliteit van de acties voldoende hoog te houden.
−
De Vlaamse overheid beschikt momenteel over structuren die de expliciete opdracht hebben om implementatie op het terrein te versterken (Logo’s, drugpreventiewerkers in de CGG’s, SIT’s). Een versterking van deze structuren is wenselijk en de investering zal dan ook worden verhoogd. Tegelijk moeten we beseffen dat elke Vlaamse minister de verantwoordelijkheid heeft om binnen zijn of haar eigen beleidsdomein inspanningen te leveren om de strategieën uit te voeren, ook financiële inspanningen.
−
De effectiviteit van acties hangt af van de mate waarin het probleem op een geïntegreerde manier wordt aangepakt. We moeten dan ook komen tot een betere afstemming tussen actoren binnen de Vlaamse Gemeenschap en met de federale overheid. Preventie, hulpverlening, regelgeving, … moeten zo goed mogelijk op elkaar aansluiten.
Pagina 24 van 172
EVIDENCE BASED STRATEGIEËN
Pagina 25 van 172
STRATEGIE 1: BEVORDEREN VAN EEN PREVENTIEBELEID INZAKE TABAK, ALCOHOL EN DRUGS OP SCHOOL
Pagina 26 van 172
De sector onderwijs speelt een belangrijke rol in de preventie en de aanpak van tabak, alcohol en andere drugs bij kinderen, jongeren, en jongvolwassenen. Het grote bereik van het onderwijs en het feit dat schoolgaan een groot deel uitmaakt van het leven van kinderen en jongeren zorgt ervoor dat het onderwijs een belangrijk preventiedomein vormt. Participatie van jongeren en samenwerking met ouders is hierbij essentieel. Vanuit zijn maatschappelijke opdracht en het curriculum heeft het onderwijs een duidelijke opdracht op het vlak van gezondheidspromotie. De school vormt anderzijds ook een belangrijke schakel in de zorgketen. Zo beschikt het onderwijs over mogelijkheden voor vroegdetectie en -interventie en van daaruit tot toeleiding naar begeleiding van kinderen, jongeren en jongvolwassenen. STREEFDOEL: Elke school heeft een beleidsmatige aanpak voor tabak, alcohol en drugs. Dit streefdoel wordt gerealiseerd vertrekkend vanuit de eigen context en behoeften binnen het gezondheidsbeleid op school9 en binnen de vakoverschrijdende eindtermen.
9 Strategisch Plan Op uw gezondheid Pagina 27 van 172
GEINTEGREERDE AANPAK TABAK, ALCOHOL EN DRUGS 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Om het streefdoel te bereiken moet er vertrokken worden vanuit een kadermethodiek voor het voeren van een gezondheidsbeleid op school. Het thema gezondheid is heel breed, de aanpak en de methodieken moeten dus ook veelzijdig zijn. Vertrekkend vanuit een globaal kader kan de school een eigen beleid ontwikkelen met een specifieke visie omtrent gezondheid, en een doordachte werking op maat naargelang de behoeften. Een effectieve schoolwerking rond gezondheid vereist een beleid gebaseerd op drie componenten: educatie, regelgeving en structurele maatregelen, en speelt zich af op vier niveaus: individueel, klas-, school- en omgevingsniveau. Belangrijk hierbij is dat de drie componenten en vier niveaus op elkaar zijn afgestemd10. Binnen de toepassing van de kadermethodiek voor een gezondheidsbeleid is een beleidsmatige aanpak rond tabak, alcohol en drugs nodig om te kunnen komen tot effectieve preventie van roken, alcohol en drugs op school die bijdraagt tot duurzame gedragsverandering. De vraag en de noden van de school zullen uiteindelijk bepalen of een beleid rond één product (tabak, alcohol of drugs) dan wel rond een cluster of alle producten (tabak, alcohol 10 Globaal maakt de school vanuit de methodiek gezondheidsbevordering gebruik van 3 componenten/strategieën voor haar gezondheidsbeleid: (1) Educatie: gezondheidseducatie in de vorm van individuele trajecten, klas- en schoolactiviteiten en de organisatie en invulling van het curriculum binnen de school. De verschillende leerinhouden rond gezondheid worden actief aangebracht: kennis (thematisch en algemeen), inzicht (in functie van bewustwording), vaardigheden (technisch, sociaal, cultureel en emotioneel) en attitudes (in functie van duurzame gedragsverandering en sociale normen). Het aanleren van sociale vaardigheden rond gezondheid maakt hierbij een onderdeel uit van de methodiek gezonde school . (2) Regulering: het school- en arbeidsreglement, maar evengoed informele afspraken op klasen schoolniveau die beperkend of stimulerend kunnen zijn. (3) Structurele maatregelen: de facilitatie van de gezonde keuze door een bewuste (her)inrichting van de fysieke omgeving en het actief werken aan sociaal klimaat . Een gezondheidsbeleid in de school bestaat uit 4 niveaus die elk binnen de onderwijssetting aandacht moeten krijgen. (1) Binnen de gezondheidswerking dient de school rekening te houden met de aanwezigheid van specifieke doelgroepen binnen de leerlingenpopulatie; dit uit zich in een gedifferentieerd werken. We denken voornamelijk aan leerlingen met bijzondere noden voor wie vaak een individuele benadering en begeleiding nodig is, of kansen- en risicogroepen die vanuit hun eigenheid de nodige begeleiding vragen binnen de algemene gezondheidswerking. (2) In de klas staat de gezondheidseducatie centraal. De gezondheidsthema’s komen aan bod binnen verschillende lessen of kunnen in verschillende vormen vakoverschrijdend, vakoverstijgend of via projectwerking worden aangepakt. (3) Op schoolniveau gaat de aandacht naar de organisatie van de educatie doorheen de leerjaren, het opzetten van schoolactiviteiten, de actieve werking aan sociale normen en een ‘gezondheidsbevorderend’ schoolklimaat, de uitbouw van een gezonde omgeving en het maken van afspraken. (4) Een school staat niet op zich. Ze is ingeplant in een fysieke omgeving en is verbonden met externe partners en organisaties. Daarnaast leven de leerlingen (en het schoolpersoneel) niet in een vacuüm. De schoolomgeving gaat dus ook over de verschillende milieus en invloedssferen waarmee de school verbonden is: het thuismilieu, de vrijetijdsbesteding, de media, ... Pagina 28 van 172
én drugs) tegelijk wordt uitgewerkt. De kadermethodiek zorgt voor een flexibele toepassing waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de noden en verwachtingen van elke school. Gebruik van de kadermethodiek moet ervoor zorgen dat het beleid op elk tijdstip kan worden geëvalueerd, geactualiseerd en verruimd naar andere producten.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: − − −
Er is een kadermethodiek voor het voeren van een gezondheidsbeleid op school11. Er is in het onderwijs een algemeen aanbod over sociale vaardigheden. Er zijn methodieken gericht op de participatie van de doelgroep.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Er zijn een aantal organisaties die bezig zijn met de implementatie en uitvoering van een algemene (themaoverschrijdende) kadermethodiek voor gezondheid op school. Er is geen enkele organisatie op Vlaams niveau die de opdracht heeft om een geïntegreerde aanpak van tabak, alcohol en drugs te implementeren. Er zijn wel verschillende partners die werken rond specifieke thema’s (cfr. infra). −
− − −
De overheid ondersteunt een effectieve gezondheidswerking op school vanuit gezondheid (subsidiëring partner- en terreinorganisaties, Logo’s, CGG-preventiewerkers) en vanuit onderwijs (strategisch plan Op uw Gezondheid, opgemaakt door gezondheidsen onderwijspartners binnen commissie Gezondheidsbevordering van de VLOR). Vanaf 1 september 2007 wordt door de scholen actief gewerkt aan een gezondheidsbeleid op maat van de school. Er zijn structurele samenwerkingsverbanden van partnerorganisaties met onderwijskoepels. VIG heeft de opdracht (convenant 2006-2010) om rond gezondheidsbevordering in onderwijs methodieken en bijhorende materialen te ontwikkelen en te ondersteunen bij de implementatie van deze methodieken via informatie, advies en vorming. Logo is een door de Vlaamse regering erkend samenwerkingsverband voor locoregionaal gezondheidsoverleg en -organisatie binnen een geografisch
11 Binnen de globale aanpak van een gezondheidsbeleid is er een kadermethodiek beschikbaar en zijn er publicaties en de website www.gezondeschool.be waarin de algemene methodiek gezondheidsbevordering op school is beschreven. - Er is een instrument voor inventarisatie van het gezondheidsbeleid op school en voor de uitwerking van effectieve interventies. - Er zijn didactische materialen voorhanden en verzameld in inventarisbanken en op websites. - Er zijn vakgebonden ontwikkelingsdoelen en eindtermen rond gezondheid voor de basisschool: gezondheidseducatie en sociale vaardigheden vormen een essentiële basis voor een schoolbeleid rond tabakspreventie, alcohol en drugs. - De vakoverschrijdende leergebieden gezondheidseducatie en sociale vaardigheden voor het secundair onderwijs vormen de basis voor een schoolbeleid rond tabakspreventie, alcohol en drugs. De eindtermen gezondheidseducatie (rond genotsmiddelen) en sociale vaardigheden vormen leerlijnen die doorstroming, herhaling en verdieping beoogt m.b.t. de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen en uitwerking vragen in een spiraalcurriculum. Pagina 29 van 172
−
− −
aaneengesloten gebied. Tot de opdrachten van de Logo's behoort minstens het nastreven van de realisatie van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen binnen hun werkgebied. Een Logo doet een beroep op het aanbod van de partnerorganisaties en de organisaties met terreinwerking, die omwille van hun inhoudelijke deskundigheid of hun vermogen inzake het aanleveren van gegevens de gevraagde ondersteuning kunnen geven, wanneer ze, voor bepaalde opdrachten of delen van opdrachten, ondersteuning nodig heeft. De CLB hebben de opdracht (Decreet op de Centra voor Leerlingenbegeleiding van 1/12/1998) om bij te dragen tot het welbevinden van leerlingen nu en in de toekomst. In de praktijk betekent dit schoolondersteuning via gezondheidsbeleid (preventie en gezondheidsbevordering); signaaldetectie; schoolondersteuning naar aanleiding van concrete problematieken; begeleiden van individuele leerlingen; procesbegeleiding scholen; toeleiden naar hulpverlening; samenwerking met partners (VIG, VAD, CGG, Logo’s, CAW, …). De pedagogische begeleidingsdiensten (Decreet op Inspectie en Begeleidingsdiensten van 1991) hebben een opdracht rond systeemontwikkeling en procesbegeleiding van scholen. Er zijn private organisaties met een vormings- en ondersteuningsaanbod naar onderwijs waarvan de meesten zich inschrijven binnen het globaal kader van een beleidsmatige aanpak van gezondheid op school.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Een kadermethodiek voor een beleidsmatige aanpak voor tabak, alcohol en drugs, met een gemeenschappelijk referentiekader (opdracht van de partnerorganisaties). − Een permanent actualiseren van de portaalsite www.gezondopschool.be. − Een monitoringinstrument met betrekking tot het realiseren van de geïntegreerde beleidsmatige aanpak voor tabak, alcohol en drugs op school.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Specifiek is er nood aan: − Meer CLB-medewerkers om preventie, vroeginterventie en doorverwijzing te realiseren − Deskundigheidsbevordering en meer draagkracht voor pedagogische begeleidingsdiensten.
−
Monitoring van de procesontwikkeling binnen elke school tijdens haar implementatieproces en monitoring van het progressief bereiken van het Vlaamse streefdoel.
Pagina 30 van 172
TABAKSPREVENTIE 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Binnen een beleidsmatige aanpak van een gezondheidsbeleid in het onderwijs (zie hierboven) is een specifieke invulling nodig voor tabak op volgende terreinen: −
Een aanbod van educatie rond tabaksgebruik doorheen de verschillende onderwijsniveaus en leerjaren gebaseerd op het spiraalcurriculum voor gezondheidseducatie. Hierbinnen past een leerlijn tabakspreventie: deze zorgt voor een structurele inbedding van tabakspreventie in onderwijs vanaf het BaO tem 3e graad SO en maakt voor alle onderwijsbetrokkenen duidelijk welke leerinhouden vanaf kleuteronderwijs tot 3e graad secundair onderwijs in welke leerjaren aan bod dienen te komen om effectief te zijn inzake voorkomen van roken en inzake stoppen met roken. Binnen basisonderwijs is dit ingebed in de algemene aanpak rond sociale vaardigheden. Vanaf de derde graad basisonderwijs wordt ook themaspecifiek gewerkt aan expliciete tabakspreventie. In de bovenbouw secundair onderwijs staat rookstopondersteuning van leerlingen op het programma. De school kan ook rookstopondersteuning organiseren voor haar personeel.
−
Regulerende afspraken: interne afspraken in het school- en arbeidsreglement en in overeenstemming met de wetgeving die een interpretatie en concrete uitwerking op schoolniveau geven van de tabakswetgeving (KB 1991 rookverbod in openbare ruimten, KB 2005 roken op het werk, decreet 2008 totaal rookverbod op school (in voorbereiding). Ook informele afspraken op klas- en schoolniveau die beperkend of stimulerend kunnen zijn vinden hier een plaats (bijv. afspraken rond roken tijdens buitenschoolse activiteiten).
−
Structurele maatregelen die van de school een gezondheidsbevorderende omgeving maken (de fysieke omgeving en sociale normen) met aandacht voor samenwerking met de omgeving buiten de school (ouders, externe partners, buurt, …). Zo kan een school aandacht besteden aan een duidelijke signalisatie maar ook sociale normen en voorbeeldfunctie binnen het schoolteam zijn hier van belang.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is een beleidsmatige aanpak op school rond tabak ‘de rookvrije school’12.
12 De methodiek, de bewezen effectiviteit, kosteneffectiviteit en implementeerbaarheid van de
methodiek ‘Rookvrije school’ staat beschreven in de fiche ‘Rookvrije school’, opgemaakt voor de Gezondheidsconferentie tabak, alcohol en drugs. Pagina 31 van 172
Voor de realisatie van deze beleidsmatige aanpak bestaat een concreet ondersteuningsaanbod voor scholen en schoolbegeleiders dat voortbouwt op de eindtermen/ontwikkelingsdoelen en voorziet in een tabakspecifiek aanbod: − − −
−
Er zijn publicaties over de aanpak van een tabakspreventiebeleid in onderwijs. Er is een rapport met de resultaten van de driejaarlijkse bevraging van alle basis- en secundaire scholen naar het tabakspreventiebeleid dat de scholen voeren (indicatorenrapport 2004 en rapport 2007. Er is een feedbackinstrument voor scholen, gebaseerd op het indicatorenrapport, dat scholen toelaat om het eigen tabakspreventiebeleid te plaatsen tegenover het tabaksbeleid gevoerd in het geheel van ondervraagde scholen, scholen met gelijkaardige kenmerken en wettelijke normen en gezondheidsstandaarden. Het instrument biedt scholen ondersteuning bij het uitwerken of bijsturen van het tabakspreventiebeleid door het in kaart brengen van de positieve aspecten, maar ook mogelijke knelpunten en noden op het gebied van educatie, regelgeving, en structurele maatregelen. Er is een aanbod van educatie rond tabaksgebruik doorheen de verschillende onderwijsniveaus en leerjaren: didactische materialen, projecten en acties die geïnventariseerd zijn op verschillende websites en in materialenbanken.
Wat betreft implementatie en uitvoering:
− Een striktere rookreglementering op school vanaf 1/9/2008 : totaal rookverbod op school − − −
− − − − − −
voor iedereen, ook tijdens buitenschoolse activiteiten (zie VLOR advies) (decreet in voorbereiding). Er zijn structurele samenwerkingsverbanden van partnerorganisaties met onderwijskoepels. Op Vlaams niveau wordt de implementatie van het tabaksbeleid op school gecoördineerd door het VIG in een samenwerking met de Logo’s en met de onderwijspartners (samenwerkingsverband VIG met onderwijskoepels, bijv. met GO!). VIG heeft de opdracht (convenant 2006-2010) om op verschillende manieren te werken aan tabakspreventie en stoppen met roken in onderwijs: methodiek/materiaalontwikkeling, informatie/advies/vorming, ondersteuning van implementatie, monitoring tabaksbeleid op school en evaluatie. Bewezen effectieve methodieken worden op Vlaams niveau geïmplementeerd: • Wedstrijd Rookvrije Klassen in 1e graad secundair onderwijs13 • Rookstopcursus voor jongeren14 (in beperkte mate geïmplementeerd) Er is aanbod van begeleiding en advies op maat rond tabakspreventie in onderwijs vanuit het VIG (bovenschools), vanuit onderwijspartners (bovenschools en schoolniveau), Logo’s (bovenschools en occasioneel schoolniveau) en CLB’s/PBD (schoolniveau). Er is een vormingsaanbod over een tabaksbeleid op school. Er zijn voordrachten op schoolniveau (vanuit bijv. STK). Logo’s hebben de opdracht om het bestaande aanbod op vlak van tabakspreventie en rookstop bekend te maken en indien nodig de implementatie te ondersteunen. Daarnaast werken ze op lokaal niveau een aanbod uit op vraag. Opdracht van CLB (cfr. supra geïntegreerde aanpak tabak, alcohol en drugs), toegepast op tabakspreventie en stoppen met roken.
13 De methodiek, de bewezen effectiviteit, kosteneffectiviteit en implementeerbaarheid van de
methodiek wedstrijd rookvrije klassen staat beschreven in de fiche ‘Wedstrijd Rookvrije klassen’ opgemaakt voor de Gezondheidsconferentie tabak, alcohol en drugs en is weerhouden als effectieve strategie op de Gezondheidsconferentie. 14 De methodiek, de bewezen effectiviteit, kosteneffectiviteit en implementeerbaarheid van de methodiek Feel Free staat beschreven in de fiche ‘Rookstopcursus voor jongeren’ opgemaakt voor de Gezondheidsconferentie tabak, alcohol en drugs en is weerhouden als effectieve strategie op de Gezondheidsconferentie. Pagina 32 van 172
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Ontwikkelen van de leerlijn tabakspreventie, gebaseerd op de eindtermen/ontwikkelingsdoelen, zodat de school kan werken in een spiraalcurriculum. − Een aanbod voor specifieke doelgroepen zoals BUSO-lln, deeltijds lerenden, … − Een aanbod voor specifieke onderwijsvormen: internaten, deeltijds onderwijs, BuO-lln, … − Ontwikkeling van een educatiepakket tabakspreventie voor de derde graad basisonderwijs, volgens sociale invloedmodel15. Doel is het aanleren van sociale vaardigheden om specifiek de druk tegen roken te weerstaan. − De actualisering van de laagdrempelige brochure ‘Als de rook uit je school is verdwenen’ (i.k.v. totaal rookverbod vanaf 01/09/2008 is actualisering nodig).
Wat betreft implementatie en uitvoering: Er is nood aan: − Verdere uitbouw samenwerkingsverbanden. − Versterkte en verdere implementatie van de methodiek rookvrije school via sensibilisering en ondersteuning van onderwijskoepels en –structuren en via concrete begeleiding van scholen en schoolbegeleiders (implementatieproject ‘De rookvrije school’) met specifieke aandacht voor ‘kwetsbare scholen’. − Blijvende implementatie van de Wedstrijd Rookvrije Klassen. − Versterkte en verdere implementatie van Feel Free – Rookstopcursus voor jongeren. − Een duidelijker taakverdeling tussen alle partners uit de sector van onderwijs en gezondheid betrokken bij tabakspreventie. − Meer medewerkers en actiemogelijkheden voor de partnerorganisatie om de opdracht rond tabakspreventie uit het convenant uit te voeren. − Meer professionele gezondheidswerkers en versterking van de CLB en pedagogische begeleidingsdiensten om de methodiek in de scholen te helpen implementeren (bekendmaken, advies en vorming op maat, begeleiding).
15 De methodiek, de bewezen effectiviteit, kosteneffectiviteit en implementeerbaarheid van ‘Educatie op school volgens het sociale invloedmodel’ staat beschreven in de fiche ‘educatie op school volgens het sociale invloedmodel’ opgemaakt voor de Gezondheidsconferentie tabak, alcohol en drugs.
Pagina 33 van 172
ALCOHOL EN DRUGS Een beleidsmatige aanpak van alcohol en illegale drugs moet worden gedifferentieerd naargelang het onderwijsniveau: −
Voor het basisonderwijs zijn niet-gebruik en uitstellen van het eerste gebruik gezien het oorzakelijk verband tussen beginleeftijd en problematisch gebruik later - belangrijke doelstellingen van preventie van alcohol- en drugproblemen.
−
In het secundair onderwijs wordt op deze doelstellingen verder gebouwd en blijft leerlingen aanzetten tot bewust, weloverwogen en verantwoordelijk gedrag een belangrijke doelstelling. Daarnaast betekent omgaan met alcohol en andere drugs ook optreden bij grensoverschrijdend gedrag en het ondersteunen van leerlingen met problemen door alcohol- of ander druggebruik.
−
In het hoger onderwijs wordt een dubbel doel nagestreefd: studenten zijn niet alleen mogelijke gebruikers van alcohol en andere drugs, waarvoor verantwoordelijk gedrag met betrekking tot deze middelen voorop staat, zij zijn tevens toekomstige intermediairs die een belangrijke preventieve of hulpverlenende rol kunnen opnemen (als toekomstige werknemers of werkgevers die een bijdrage zullen hebben in verschillende sectoren: als leerkracht, opvoeder, manager, …).
1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Een effectieve aanpak m.b.t. alcohol en drugs16 vereist binnen het kader van een gezondheidsbeleid een specifieke invulling. Ook sociale vaardigheidstraining vormt een algemene basis waarop alcohol- en drugspecifiek kan worden verder gewerkt17. Binnen een beleidsmatige aanpak is er aandacht voor universele, selectieve en geïndiceerde preventie18. BASISONDERWIJS Er is een themaspecifieke invulling nodig op volgende terreinen: − Regelgeving: opnemen van regels en afspraken in het schoolreglement. − Educatie en structurele maatregelen: binnen het spiraalcurriculum is er een specifiek aanbod over alcohol voor 3de graad; ouders moeten worden betrokken met o.a. informatie en opvoedingsondersteuning m.b.t. alcohol/drugs. − Begeleiding: probleemdetectie, begeleiden van kinderen van ouders met een alcoholof drugprobleem. 16 De methodiek, de bewezen effectiviteit, de kosteneffectiviteit en de implementeerbaarheid zijn uitgebreid beschreven in de strategie: ‘Implementatie van een alcohol- en drugbeleid in verschillende sectoren (onderwijs, bedrijven, jeugdwerk, bijzondere jeugdzorg, …), geïntegreerd in een lokaal alcohol- en drugbeleid en gekoppeld aan sensibiliserende campagnes’ van de gezondheidsconferentie 2006. 17 De methodiek, de bewezen effectiviteit, de kosteneffectiviteit en de implementeerbaarheid zijn uitgebreid beschreven in de strategie: ‘programma sociale vaardigheden in lager onderwijs’ en ‘programma sociale vaardigheden in secundair onderwijs’ van de gezondheidsconferentie 2006. 18 Mrazek P. & Haggerty R. (Ed) Reducing risks of mental disorder; Frontiers for preventive intervention research. Washington: National Academy Press. Pagina 34 van 172
SECUNDAIR ONDERWIJS Een effectief alcohol- en drugbeleid bestaat uit volgende pijlers: − Regelgeving: consequent regulerend optreden binnen een normatief kader. − Educatie en structurele maatregelen: aanbrengen van kennis, attitudes en vaardigheden en zorgen voor een ondersteunende omgeving, inbedding in een lokaal beleid. − Begeleiding: probleemdetectie, vroegtijdig interveniëren, begeleiden kinderen van ouders met een alcohol- of drugprobleem. Deze pijlers zijn complementair en het succes van een beleid neemt toe naarmate deze pijlers evenwichtig worden uitgewerkt. − Daarnaast zijn lespakketten en didactisch materiaal nodig die leerkrachten kunnen gebruiken om met hun leerlingen te werken aan specifieke doelstellingen (op vlak van sociale vaardigheden en alcohol en drugs). − Samenwerking tussen scholen in het kader van een lokaal alcohol- en drugbeleid vormen een belangrijke meerwaarde. HOGER ONDERWIJS Effectieve alcohol- en drugpreventie in het hoger onderwijs bestaat uit volgende componenten: − Educatie: informerende en sensibiliserende interventies (o.a. elektronische informatieverstrekking) met aandacht voor de problematiek in het curriculum. − Begeleiding: vroeginterventie, met e-interventies en motiverende interventies vanuit het zorgaanbod. − Structurele maatregelen: omgevingsgerichte interventies om via een aantal maatregelen in te grijpen in de studentencultuur, met aandacht voor prestatiedruk en middelenmisbruik. Deze maatregelen moeten bovendien gekaderd zijn in een lokaal alcohol- en drugbeleid. De regelgeving is veelal gekoppeld aan de structurele maatregelen. − De beleidsmatige aanpak in het hoger onderwijs moet, gezien de impact van de omgevingsfactoren, gekaderd zijn in een lokaal alcohol- en drugbeleid.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: BASISONDERWIJS − − − −
Er zijn publicaties met een aanzet van een alcohol- en drugbeleid in de basisschool. Er is didactisch materiaal (vb. materiaal voor ouders, KOAP-materiaal, ...). Er zijn diverse lespakketten (vb. sociale vaardigheden, themaspecifiek). Er is een inventaris met een overzicht van alle lespakketten, spelmaterialen, video's en jeugdboeken voor wie met jongeren rond alcohol en drugs wil werken.
Pagina 35 van 172
SECUNDAIR ONDERWIJS −
− − −
− − − − −
− −
Het concept Drugbeleid Op School (DOS) werd 15 jaar geleden ontwikkeld en wordt systematisch in het secundair onderwijs gepromoot en geïmplementeerd. Steeds meer scholen erkennen hun taak in alcohol- en drugpreventie, zowel wat betreft educatie (de vakoverschrijdende eindterm gezondheidseducatie omvat o.m. een onderdeel genotsen geneesmiddelen), het uitwerken van een consequente regelgeving als het aanbieden van begeleiding aan leerlingen met problemen ten gevolge van alcohol- of druggebruik. Een Drugbeleid op School biedt scholen een concreet handvat voor het beleidsmatig werken rond alcohol- en andere drugs. Er is een stappenplan voor coaches (regionale en lokale preventiewerkers, CLBmedewerkers, gezondheidscoördinatoren,...) om de ontwikkeling van een drugbeleid op school te ondersteunen, uit te werken, uit te voeren, te evalueren en bij te sturen). Voor de samenwerking op lokaal vlak bestaan er verschillende publicaties en een handleiding. De leerlingenbevraging is een methodiek die sinds 1999 aan alle Vlaamse secundaire scholen wordt aangeboden en is een instrument op maat van de school dat: • Een situatieschets geeft van het middelengebruik binnen de leefwereld van de leerlingen. • Ondersteuning biedt bij het uitwerken of bijsturen van het drugbeleid. • De participatie van leerlingen aan het drugbeleid op school verhoogt. • De dialoog met de verschillende partners (schoolteam, CLB, ouders en leerlingen) stimuleert. Deelnemende scholen ontvangen een rapport op maat van de school en worden uitgenodigd voor een vorming. Om met de resultaten van de leerlingenbevraging aan de slag te gaan kunnen ze een beroep doen op de CGG-preventiewerkers in hun regio. Er is juridische informatie en achtergrondinformatie. Er is didactisch materiaal (vb. spelmateriaal, websites, folders) en er zijn diverse lespakketten. Er is een inventaris met een overzicht van alle lespakketten, spelmaterialen, video's en jeugdboeken voor wie met jongeren rond alcohol en drugs wil werken. Er is een vormingsaanbod voor directie, leerkrachten, CLB-medewerkers … om de school te helpen het drugbeleid concreet in te vullen. Mogelijke thema's zijn motivationele gespreksvoering en grenzend stellend optreden. Daarbij is er ook aandacht voor netwerking, ondersteuning en vorming van de schoolomgeving (bijvoorbeeld de ouders). Voor de introductie van didactische pakketten in de klas bestaan er specifieke vormingsprogramma's. Zij worden doorgaans door de ontwikkelaars aangeboden of werken in samenwerking met de CGG-preventiewerkers. Er is een vormingsaanbod over alcohol- en drugpreventie in het onderwijs, bedoeld voor preventiewerkers en al wie beroepshalve bij het schoolgebeuren betrokken is. De vormingen proberen een antwoord te bieden op de vragen uit de sector.
HOGER ONDERWIJS − − − −
Voor de beleidsmatige aanpak van een drugbeleid in het hoger onderwijs bestaat er een publicatie met een stappenplan. Er is een instrument voor risicoanalyse om de beginsituatie m.b.t. gebruik en waarden en normen van studenten in kaart te brengen, dat uitermate geschikt is als start van een beleidsmatige aanpak in het hoger onderwijs of ter opvolging van het gevoerde beleid. Er is informatief materiaal (brochures, dossiers, ... en momenteel wordt gewerkt aan een reeks van zelftests op de website van de DrugLijn (voorzien medio 2008). Er is een vormingspakket voor docenten in de lerarenopleiding secundair onderwijs en er is een introductiepakket voor intermediairs in opleiding (zelfstudiepakket).
Pagina 36 van 172
Wat betreft implementatie en uitvoering: − − − − − − −
− −
− −
Er zijn goede (structurele) samenwerkingsverbanden van partnerorganisaties met de onderwijskoepels en -structuren. De onderwijskoepels en de scholen zelf worden gesensibiliseerd en geïnformeerd over hun rol om een beleidsmatige aanpak van alcohol en drugs in hun schoolbeleid te integreren. Preventiewerkers verbonden aan de CGG en lokale preventiewerkers ondersteunen en coachen het onderwijs in het uitwerken en implementeren van een beleidsmatige aanpak op maat van de school (DOS). Preventiewerkers ondersteunen lokaal schooloverleg. CLB en andere onderwijsondersteuningsstructuren hebben een aanbod op vraag. Er zijn trainingen m.b.t. specifieke lespakketten voor het basisonderwijs. VAD heeft opdracht (convenant 2006-2010) om met betrekking tot alcohol en drugs informatie ter beschikking te stellen, methodieken te ontwikkelen, de implementatie en evaluatie ervan te ondersteunen en intermediairs te vormen alsook consult en advies te verlenen aan intermediairs, overheid en wetenschappers. VAD staat in voor de leerlingenbevraging. Er is een vormingsaanbod over een alcohol- en drugbeleid op school. Er zijn lokale preventiewerkers, die vanuit verschillende niveaus worden aangestuurd, die in overleg met de CGG-preventiewerkers meewerken aan de implementatie van een DOS; de lokale preventiewerkers zijn evenwel niet overal in Vlaanderen aanwezig en ze hebben niet steeds een opdracht naar het onderwijs. Er is samenwerking met externe partners, waaronder drughulpverlening, politie, gemeentelijke overheden, lokale preventiewerkers, ... Intermediairs en andere sleutelfiguren uit onderwijs kunnen met hun vragen naar informatie, ondersteuning en doorverwijzing terecht bij de DrugLijn (www.druglijn.be en T. 078/15.10.20).
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: BASISONDERWIJS Er is nood aan: − Een verdere operationalisering van de kadermethodiek voor een alcohol- en drugbeleid in de basisschool. − Een specifiek lespakket over alcohol gericht op uitstellen van beginleeftijd voor 3de graad lager onderwijs en dat verder bouwt op algemene sociale vaardigheden. − Aangepast materiaal voor specifieke doelgroepen (vb. BULO, allochtonen, …). − Een zelfhulpboekje voor KOAP. − Geactualiseerd materiaal voor ouders (gekaderd in opvoedingsondersteuning). SECUNDAIR ONDERWIJS Er is nood aan: − Aangepast materiaal voor specifieke doelgroepen (vb BUSO, DO, allochtonen, …). − Aangepast educatief materiaal met minder verbale methodieken. − Themaspecifieke methodieken gebaseerd op het sociale invloedmodel, gericht op universele, selectieve en geïndiceerde preventie en verder bouwend op algemene sociale vaardigheidstrainingen. − Een kadermethodiek voor de ontwikkeling van een alcohol- en drugbeleid in internaten. − Een kadermethodiek voor de ontwikkeling van een alcohol- en drugbeleid in het deeltijds onderwijs. Pagina 37 van 172
HOGER ONDERWIJS Er is nood aan: − Aangepast informatief materiaal voor studenten hoger onderwijs. − Ondersteunend materiaal bij vroeginterventie/hulpverlening. − E-learning modules. − Een aangepast hulpverleningsaanbod via internet en verbeterde aansluiting bij GGZ jongvolwassenen. − Een gestructureerd vormingsaanbod voor sleutelfiguren in het hoger onderwijs.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er is nood aan: − Verdere sensibilisering en ondersteuning van onderwijskoepels en -structuren (opdracht van de partnerorganisatie) en scholen en CLB (opdracht van preventiewerkers) om het preventief werken rond alcohol en drugs te versterken en uit te breiden. − Er is nood aan duidelijke opdrachten en taakverdeling tussen de verschillende partners op het terrein, met duidelijke inspanningsverbintenissen, zodat we meer mensen en middelen kunnen inzetten om te komen tot een gestructureerd aanbod. Dit betekent o.a. • Ruimte geven aan professionele alcohol- en drughulpverleningsorganisaties om hun deskundigheid in te zetten in een globaal preventiebeleid. • Aansluiting vinden voor vrijwilligersorganisaties met een deelaanbod naar onderwijs en voorzien van een professioneel ondersteuningsaanbod. • Ook private organisaties moeten zich aansluiten bij een gedeelde visie en van hieruit een aanbod formuleren. • Lokale preventiewerkers (stad, VPC) en andere lokale actoren (politie) moeten een duidelijkere opdracht krijgen op het vlak van onderwijs. − Meer preventiewerkers die de implementatie, uitvoering en evaluatie van een DOS kunnen begeleiden en ondersteunen. − Meer proactief beleid. − Meer tijd voor de opvolging van beleidsontwikkeling in de scholen (inclusief evaluatie). − Een systematisch aanbod naar specifieke doelgroepen en sectoren (waaronder allochtonen), met preventiewerkers om de implementatie te ondersteunen. Opname van een alcohol- en drugbeleid in het ondersteuningsaanbod van de schooleigen structuren. Hiervoor is vorming van de sleutelfiguren in deze structuren nodig. − Een vormingsaanbod voor directies, leerkrachten, CLB, schoolbegeleidingsdiensten, ... geïntegreerd in het bestaande vormingsaanbod naar het onderwijs (niveau van beleid, van werken in de klas en van werken met individuele leerlingen) met een voldoende financieel kader (opdrachten partnerorganisatie i.s.m. preventiewerkers, onderwijskoepels, begeleidingsdiensten en private organisaties). − Er is nood aan bijkomende expertise (vorming) en voldoende tijd (prioritaire opdracht) van CLB om leerlingen met alcohol- en drugproblemen uit het secundair onderwijs te begeleiden en scholen te ondersteunen bij de ontwikkeling van een drugbeleid. − Evaluatieonderzoek naar de effectiviteit van een drugbeleid op school in de Vlaamse scholen. − Voldoende competentie in de begeleidingsstructuren voor studenten hoger onderwijs om vroegtijdig alcohol- en drugproblemen te detecteren en aan te pakken/door te verwijzen. − Aandacht voor de noodzakelijke basiscompetenties in de lerarenopleiding. − Compenserende draagkracht voor implementatie naar aanleiding van de afbouw van mensen en middelen vanuit de politie in het lager onderwijs, vanuit de preventie- en veiligheidscontracten (BiZa) en JACS in het secundair onderwijs. − Er zijn bijkomende mensen en middelen nodig voor vroeginterventie zowel op niveau CLB als CGG.
Pagina 38 van 172
STRATEGIE 2: BEVORDEREN VAN EEN PREVENTIEBELEID INZAKE TABAK, ALCOHOL EN DRUGS OP DE WERKPLEK
Pagina 39 van 172
Sinds de welzijnswet van 1996 zijn werkgevers verplicht actief op verschillende domeinen die verband houden met de bescherming van de veiligheid en gezondheid van werknemers. De werkplek komt omwille van verschillende redenen steeds meer naar voor als een van de meest zinvolle settings om preventie-initiatieven te nemen rond gezondheid in het algemeen en middelengebruik meer specifiek. Niet alleen omwille van de welzijnswet maar ook omdat via het werk een groot publiek van volwassen mensen kan worden bereikt. De werkcontext is een omgeving waar sociale controle, sociale beïnvloeding en sociale ondersteuning aanwezig zijn. Bovendien is het op de werkplaats mogelijk om geïntegreerd interventies aan te bieden op het niveau van het individu, de omgeving en de organisatie. STREEFDOEL: Bedrijven hebben een beleidsmatige aanpak voor tabak, alcohol en drugs. Dit streefdoel wordt gerealiseerd vertrekkend vanuit de eigen context en behoeften.
Pagina 40 van 172
GEINTEGREERDE AANPAK TABAK, ALCOHOL EN DRUGS 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Om het streefdoel te bereiken moet er vertrokken worden vanuit een kadermethodiek voor het voeren van een gezondheidsbeleid binnen bedrijven. Een geïntegreerde aanpak van tabak, alcohol en drugs is bij voorkeur geënt op de kadermethodiek voor het voeren van een gezondheidsbeleid in de arbeidssector. Een geïntegreerde beleidsmatige aanpak van tabak, alcohol en drugs wordt gevoerd op het niveau van de onderneming, de individuele werknemer en de bedrijfsomgeving. Hiervoor is een gemeenschappelijk referentiekader nodig dat de verschillende pijlers van een beleidsmatige aanpak in kaart brengt. De vragen en de noden van het bedrijf en de werknemers zullen bepalen of een beleid rond één product (tabak, alcohol of drugs) dan wel rond een cluster of rond alle producten (tabak, alcohol én drugs) wordt uitgewerkt. Het gebruik van de kadermethodiek moet ervoor zorgen dat het beleid op elk ogenblik kan worden geëvalueerd, geactualiseerd en verruimd naar andere producten.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Specifiek is er nood aan: − Duidelijke opdrachten en taakverdeling tussen partners (interne en externe diensten, partnerorganisaties (VIG, VAD), private organisaties, …).
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: −
Er is een kadermethodiek voor het voeren van een gezondheidsbeleid in het bedrijf die rekening houdt met het eigen regelgevend kader van de arbeidssector (o.a. Welzijnswet en daaruit voortvloeiende regelgeving). De kadermethodiek kan worden toegepast op alle gezondheidsthema’s waaronder middelengebruik.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Er zijn een aantal organisaties die bezig zijn met de implementatie van een algemene (themaoverstijgende) kadermethodiek voor gezondheidsbevordering in bedrijven. Er is geen enkele organisatie op Vlaams niveau die de opdracht heeft om een geïntegreerde aanpak van tabak, alcohol en drugs te implementeren. Er zijn wel verschillende partners die werken rond specifieke thema's (cfr. infra).
Pagina 41 van 172
− − −
−
−
De overheid ondersteunt een effectieve gezondheidswerking op de werkplek vanuit gezondheid (subsidiëring partner- en terreinorganisaties, Logo’s en erkenning diensten voor preventie en bescherming op het werk wat betreft gezondheidstoezicht). VIG heeft de opdracht (convenant 2006-2010) om rond gezondheidsbevordering op de werkplek methodieken en bijhorende materialen te ontwikkelen, te ondersteunen bij de implementatie van deze methodieken via informatie, advies en vorming. Het Logo is een door de Vlaamse regering erkend samenwerkingsverband voor locoregionaal gezondheidsoverleg en -organisatie binnen een geografisch aaneengesloten gebied. Tot de opdrachten van de Logo's behoort minsten het nastreven van de realisatie van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen binnen hun werkgebied. Een Logo doet een beroep op het aanbod van de partnerorganisaties en de organisaties met terreinwerking, die omwille van hun inhoudelijke deskundigheid of hun vermogen inzake het aanleveren van gegevens de gevraagde ondersteuning kunnen geven, wanneer ze, voor bepaalde opdrachten, ondersteuning nodig heeft. De diensten preventie en bescherming op het werk hebben naast hun opdracht vanuit de Federale overheid (8 actiedomeinen van de Welzijnswet) een specifieke opdracht vanuit de Vlaamse overheid rond het organiseren van het gezondheidstoezicht in bedrijven. Er zijn private organisaties met een vormings- en ondersteuningsaanbod naar bedrijven.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Een kadermethodiek voor een beleidsmatige aanpak voor tabak, alcohol en drugs, met een gemeenschappelijk referentiekader (opdracht van de partnerorganisaties). − Specifieke aanpassing van de methodiek naar de bedrijfsgrootte en de verschillende bedrijfssectoren. − Een monitoringinstrument met betrekking tot het realiseren van de geïntegreerde beleidsmatige aanpak voor tabak, alcohol en drugs op het werk. − Systematisch epidemiologisch onderzoek.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Meer kennis en inzicht bij organisaties uit de gezondheidssector en de arbeidssector, opleidingsinstituten ed. in het opzetten van een middelenbeleid op de werkplek. − Monitoring van het progressief bereiken van het streefdoel.
Pagina 42 van 172
TABAKSPREVENTIE 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Bedrijven moeten kunnen beschikken over een methodiek om een tabakspreventiebeleid in hun bedrijf uit te werken19. Deze methodiek, bestaande uit 7 stappen, geeft hen zowel de nodige ondersteuning om de wettelijke verplichtingen (o.a. rookverbod op het werk sinds januari 2006) te kunnen naleven als om hun werknemers te helpen bij het stoppen met roken, via voorlichting- en sensibilisatieactiviteiten en via een concreet ondersteuningsaanbod voor stoppen met roken. Inhoudelijk steunt deze methodiek op 3 pijlers: (1) reglementering rond roken en sancties, (2) informerende en sensibiliserende activiteiten, waaronder ondersteuning voor werknemers die willen stoppen met roken en (3) structurele maatregelen zoals het onthaalbeleid, inrichten van rookruimtes, signalisatie.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Organisaties met een duidelijke opdracht om een tabakspreventiebeleid in bedrijven (mee) uit te werken en te implementeren op Vlaams en loco-regionaal niveau. − Deze organisaties beschikken voor het uitvoeren van deze opdracht over voldoende middelen en deskundige medewerkers. − Het coachen van een beleidsmatige aanpak moet in aanbod van alle externe diensten worden opgenomen. − Begeleiding op maat bij de invoering van een tabakspreventiebeleid op het werk. − Vorming/training op maat rond de algemene methodiek en rond effectieve strategieën voor rookstopinterventies & richtlijnen voor intermediairs (diensten voor preventie en bescherming op het werk, Logo’s en andere gezondheidswerkers). − Ondersteunend (informatie- en sensibilisatie) materiaal bij de methodiek. − Een aanbod van rookstopbegeleiding op het werk. − Een actueel overzicht van de effectiviteit van methoden om te stoppen met roken en aanbevelingen voor intermediaire beroepsgroepen. − Een instrument voor evaluatie en opvolging van het rookbeleid in een bedrijf.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: De methodiek om een tabakspreventiebeleid op het werk op te zetten, gebaseerd op bovenstaande drie pijlers, bestaat. Deze methodiek helpt sleutelfiguren (directies, HRverantwoordelijken, vakbonden, preventieadviseurs, medewerkers van externe diensten voor 19 De methodiek, de bewezen effectiviteit, de kosteneffectiviteit en de implementeerbaarheid zijn uitgebreid beschreven in de fiches: ‘Rookbeleid op het werk, informeren en sensibiliseren’ en ‘Rookstopinterventies op het werk’, ter voorbereiding van de gezondheidsconferentie 2006. Pagina 43 van 172
preventie en bescherming op het werk en welzijns- en gezondheidszorgorganisaties) om zelfstandig, op een systematische en planmatige manier, een rookbeleid te ontwikkelen, in te voeren, te evalueren en op te volgen. De methodiek gezondheidsbevordering op het werk is daarnaast specifiek toegepast op de gezondheidszorginstellingen als bijzondere werkplek (patiënten, werknemers in een specifieke gezondheidszorgcontext). Voor de realisatie van deze beleidsmatige aanpak bestaat een concreet ondersteuningsaanbod voor bedrijven en begeleiders van bedrijven: − Omdat een efficiënt rookbeleid verder gaat dan de invoering van wetgeving m.b.t. roken op het werk (het rookverbod) bestaat er ook een instrument dat bedrijven gericht adviseert i.f.v. het opentrekken naar een rookbeleid. − Er zijn publicaties over de aanpak van een tabakspreventiebeleid op de werkplek. − Er is een rapport met de resultaten van de driejaarlijkse bevraging van bedrijven in Vlaanderen met meer dan 50 werknemers naar het tabakspreventiebeleid dat de bedrijven voeren (indicatorenrapport 2004 en 2007). − Er is een feedbackinstrument voor bedrijven, gebaseerd op de indicatorenbevraging, dat bedrijven toelaat om het eigen tabakspreventiebeleid te plaatsen tegenover het tabaksbeleid gevoerd in het geheel van ondervraagde bedrijven en bedrijven met gelijkaardige kenmerken. Het instrument biedt bedrijven ondersteuning bij het uitwerken of bijsturen van het tabakspreventiebeleid door het in kaart brengen van de positieve aspecten, maar ook mogelijke knelpunten en noden op het gebied van voorlichting, regelgeving en structurele maatregelen. − Er is een aanbod van voorlichting rond tabaksgebruik en stoppen met roken die geïnventariseerd zijn op verschillende websites en in materialenbanken.
Wat betreft implementatie en uitvoering: −
− − − − − −
VIG heeft naast de opdracht om de gezondheid van de volwassen bevolking te versterken via de werkplek, ook de specifieke opdracht om te werken aan tabakspreventie en stoppen met roken in bedrijven via methodiek/materiaalontwikkeling, informatie/advies/vorming, ondersteuning van implementatie, monitoring tabaksbeleid in bedrijven en evaluatie. Ook Logo’s hebben de opdracht om ondersteuning te bieden bij het tabakspreventiebeleid, en advies te geven in functie van de implementatie van de KB’s m.b.t. roken in bedrijven. Er wordt begeleiding op maat aangeboden vanuit VIG en externe diensten voor preventie, Jules Bordet Instituut, VRGT. Er is een vormings-/trainingsaanbod vanuit VIG voor een beleidsmatige aanpak op het werk. Er is een aanbod van rookstopbegeleiding in groep en individuele rookstopbegeleiding vanuit VRGT, Jules Bordet Instituut, tabacologen, … Rokers kunnen terecht bij de tabakstoplijn voor informatie en ondersteuning bij het stoppen met roken. Rokers krijgen individueel online advies bij het stoppen met roken via de Rookstopcoach.
Pagina 44 van 172
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Aanpassing/afstemming van de methodiek op verschillende bedrijfssectoren en op specifieke werknemersgroepen (opdracht van de partnerorganisatie). − Systematisch epidemiologisch onderzoek. − Campagnemateriaal.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Het coachen van een beleidsmatige aanpak moet in aanbod van alle externe diensten worden opgenomen. − Een erkenning van de diensten voor preventie en bescherming op het werk voor het uitvoeren van preventieve gezondheidsactiviteiten. − Deskundigheidsbevordering van deze diensten inzake tabakspreventiebeleid in bedrijven. − Actualiseren van de inventaris van effectieve strategieën en aanbevelingen voor intermediairs. − Versterking van bestaande expertisecentra binnen de partnerorganisaties in functie van de inhoudelijke ondersteuning van alle betrokkenen. − Bredere bekendmaking van het ondersteuningsaanbod voor stoppen met roken.
Pagina 45 van 172
ALCOHOL EN DRUGS 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Een effectieve aanpak m.b.t. alcohol en drugs in bedrijven20 vereist binnen het kader van een gezondheidsbeleid een specifieke invulling. Binnen een beleidsmatige aanpak is er aandacht voor universele, selectieve en geïndiceerde preventie.
Wat betreft methodiek/materiaal: −
− −
Om problemen als gevolg van alcohol- en druggebruik te voorkomen en om problemen als gevolg van (acuut en chronisch) gebruik effectief aan te pakken moeten bedrijven een alcohol- en drugbeleid ontwikkelen. Dit is een samenhangend geheel van maatregelen dat zich ent op een bestaand personeelsbeleid. Het functioneren vormt het centrale uitgangspunt. Het alcohol- en drugbeleid in de werksetting omvat 4 pijlers: (1) procedures bij acuut en chronisch gebruik, (2) regelgeving, (3) hulpverlening en (4) vorming & voorlichting. In de mate dat deze 4 elementen evenredig aan bod komen, neemt het succes van het beleid toe. Ter ondersteuning van een onderbouwde beleidsontwikkeling is een beleidsanalyse voor een A&D-beleid in bedrijven zinvol die een inschatting levert van de vertreksituatie en peilt naar de wenselijkheid en mogelijke knelpunten van een beleid. Evaluatie en bijsturing van het beleid zijn volwaardige stappen in een beleidsmatige aanpak.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Aanbevelingen/regelgeving (vnl. federaal) om bedrijven te stimuleren/motiveren om een beleidsmatige aanpak m.b.t. alcohol en drugs te ontwikkelen. − Voldoende preventiewerkers/begeleiders om bedrijven te ondersteunen bij de uitwerking van een alcohol- en drugbeleid. − Het coachen van een beleidsmatige aanpak moet in aanbod van alle externe diensten worden opgenomen.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: − − −
Er is een draaiboek waarin de kadermethodiek voor een alcohol- en drugbeleid in het bedrijf wordt uiteengezet. Er is trainingsmateriaal met video/DVD. Er zijn diverse naslagwerken (juridische handvatten, achtergrondinformatie).
20 De methodiek, de bewezen effectiviteit, de kosteneffectiviteit en de implementeerbaarheid zijn uitgebreid beschreven in de strategie: ‘Implementatie van een alcohol- en drugbeleid in verschillende sectoren (onderwijs, bedrijven, jeugdwerk, bijzondere jeugdzorg, …), geïntegreerd in een lokaal alcohol en drugbeleid gekoppeld aan sensibiliserende campagnes’ van de gezondheidsconferentie 2006. Pagina 46 van 172
− − − −
Er is ondersteunend sensibiliserend en didactisch materiaal (affiches, brochure, website). Er is de methodiek van HRM support. Er is een methodiek ontwikkeld binnen het Europees project – Euridice: risico-assessment van gebruik van alcohol en drugs op de werkplek. Er is de methodiek van supported employment: on-the-job ondersteuning gedurende het eerste jaar van tewerkstelling van een medewerker die is doorgestroomd uit de sociale economie.
Wat betreft implementatie en uitvoering: −
− −
− − −
Preventiewerkers verbonden aan CGG en een aantal lokale preventiewerkers ondersteunen en coachen bedrijven in ontwikkeling van een beleid op maat van het bedrijf (adviesverlening, coachen van beleidsgroepen; voornamelijk op vraag) en geven vorming aan sleutelfiguren. Externe diensten voor preventie en bescherming op het werk krijgen een train-de-training en begeleiden en coachen bedrijven in de ontwikkeling van een beleid. Hiervoor wordt ook samengewerkt met de CGG-preventiewerkers. VAD heeft opdracht (convenant 2006-2010) om met betrekking tot alcohol en drugs informatie ter beschikking te stellen, methodieken te ontwikkelen, de implementatie en evaluatie ervan te ondersteunen en intermediairs te vormen alsook consult en advies te verlenen aan intermediairs, overheid en wetenschappers. Er is een trainingsaanbod voor sleutelpersonen in een bedrijf en er is een modulair vormingsaanbod over de aanmaak en uitvoering van een alcohol- en drugbeleid op het werk. Via de koepels, via publicaties en netwerking worden bedrijven gesensibiliseerd om een alcohol- en drugbeleid te voeren. Er is samenwerking met externe partners waaronder categoriale hulpverlening en private organisaties, …
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Onderzoek naar prevalentie van gebruik en problematisch gebruik in de beroepsbevolking. − Onderzoek naar de wenselijkheid en haalbaarheid van een wetgevend initiatief met betrekking tot alcohol en drugs op het werk (naar analogie met stress en pesten). − Gerichte initiatieven naar de sociale economie. − Eenduidige informatie over mogelijkheden, haalbaarheid en beperkingen van controletesten in combinatie met gedwongen hulpverlening en stoppen met gebruik.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Sensibiliseren van (of via koepels van) bedrijven tot het ontwikkelen van een A&D-beleid. − Overleg en samenwerking met federale overheid daar arbeidssector voornamelijk onder federale bevoegdheid valt. − Versterking van bestaande expertisecentra binnen de partnerorganisaties in functie van de inhoudelijke ondersteuning van alle betrokkenen.
Pagina 47 van 172
STRATEGIE 3: BEVORDEREN VAN EEN PREVENTIEBELEID INZAKE TABAK, ALCOHOL EN DRUGS IN DE VRIJETIJDSSECTOR
Pagina 48 van 172
In de sector vrijetijd onderscheiden we enerzijds door de overheid georganiseerde en gefinancierde vormen zoals het jeugdwerk (jeugdbewegingen, jeugdhuizen, speelpleinwerkingen, ...), gemengde vormen van overheid en privé ondernemingen, zoals de sportsector en bijna exclusief privé initiatieven zoals de uitgaanssector. Alle hebben ze gemeen dat ze een vrijetijdsaanbod hebben, waarin tabak, alcohol en illegale drugs een zeer wisselende plaats hebben. De vrije tijd is een soort time out situatie, waarin genieten, tot rust komen, sociale contacten, zichzelf kunnen ontplooien, en grenzen aftasten centraal staan. Het vrijetijdsaanbod heeft in meerdere of mindere mate een intrinsieke preventieve waarde (zinvolle tijdbesteding) maar kan evenzeer aanzetten tot het gebruik en misbruik van tabak, alcohol en illegale drugs. STREEFDOEL: De vrijetijdssector heeft een beleidsmatige aanpak van tabak, alcohol en drugs.
Pagina 49 van 172
GEINTEGREERDE AANPAK TABAK, ALCOHOL EN DRUGS 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: De vrijetijdssector is de sector bij uitstek die geconfronteerd wordt met het gebruik van tabak, alcohol en illegale drugs. De vrijetijdssector is een zeer gevarieerde sector die daarom vraagt naar een beleidsmatige aanpak, op maat van de deelsectoren (jeugdwerk, uitgaan, sport). Sommige deelsectoren, waaronder het jeugdwerk, hebben vanuit hun doelstellingen en aanbod, zonder expliciet rond tabak, alcohol- en illegale druggebruik te werken, reeds een belangrijk preventief karakter (ondersteunen van jongeren, aanleren sociale vaardigheden, omgaan met grenzen, ...). Daartegenover staat dat het middelenaanbod in al deze sectoren vaak prominent aanwezig is. Een geïntegreerde aanpak van tabak, alcohol en drugs is bij voorkeur geënt op de kadermethodiek voor het voeren van een gezondheidsbeleid in deze organisaties en verenigingen. Een geïntegreerde beleidsmatige aanpak van tabak, alcohol en drugs wordt gevoerd op het niveau van lokaal middelenbeleid, organisaties en verenigingen en hun leden en bezoekers. Hiervoor is een gemeenschappelijk referentiekader nodig dat de verschillende pijlers van een beleidsmatige aanpak in kaart brengt. De vragen en de noden van elke individuele organisatie of vereniging zullen bepalen of een beleid rond één product (tabak, alcohol of drugs) dan wel rond een cluster of rond alle producten (tabak, alcohol én drugs) wordt uitgewerkt. Het gebruik van de kadermethodiek moet ervoor zorgen dat het beleid op elk ogenblik kan worden geëvalueerd, geactualiseerd en verruimd naar andere producten.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is geen middelenoverschrijdend aanbod.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Een kadermethodiek voor een beleidsmatige aanpak van alcohol, tabak en drugs, met een gemeenschappelijk referentiekader (opdracht van de partnerorganisaties) met specifieke aanpassing naar de deelsectoren.
Pagina 50 van 172
A. JEUGDWERKSECTOR TABAKSPREVENTIE 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Een beleidsmatige aanpak die de jeugdwerksector toelaat om de bestaande regelgeving te kaderen en informerende en sensibiliserende activiteiten op te zetten rond tabakspreventie en stoppen met roken.
Wat betreft implementatie en uitvoering: De koepels van de jeugdbewegingen en jeugdhuizen zijn actief betrokken bij de uitwerking.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: −
− − −
Er is geen beleidsmatige aanpak voor tabakspreventie en stoppen met roken in de jeugdwerksector. Er is een rookverbod in jeugdhuizen: sinds januari 2006 mag er niet meer worden gerookt omdat zij onder de wetgeving betreffende openbare plaatsen vallen. Er bestaat enkel een uitzondering voor jeugdhuizen die een vergunning hebben voor sterke dranken en die dus onder drankgelegenheden vallen (dit komt niet vaak voor en is evenmin gewenst aangezien veel van de jongeren die er komen minderjarig zijn). Er wordt individuele informatie en ondersteuning bij stoppen met roken gegeven via de Tabakstoplijn. Rokers krijgen individueel online advies bij het stoppen met roken via de Rookstopcoach. Er is een folder en sticker beschikbaar via de koepels van het jeugdwerk met informatie over de nieuwe wetgeving.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Ontwikkelen van een beleidsmatige aanpak voor tabakspreventie en stoppen met roken in verschillende jeugdwerkvormen. − Eenduidige wetgeving en controle op de wetgeving.
Pagina 51 van 172
− − −
Op jongeren/uitbaters afgestemde duidelijke informatie rond de wetgeving (verschillend voor jeugdhuizen, horeca en drankgelegenheden) en rond stoppen met roken (telefonisch, online, …). Een rookstopaanbod voor jongeren in de vrijetijdsomgeving, via peereducatie21. Spelmateriaal.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Er is nood aan: − Meer gratis materiaal. − Implementatie van de specifieke informatie en ondersteuning voor jongeren bij stoppen met roken.
21 De methodiek, de bewezen effectiviteit, de kosteneffectiviteit en de implementeerbaarheid zijn uitgebreid beschreven in de fiches: ‘Peereducatie’ en ‘Rookstopcursus voor jongeren’, ter voorbereiding van de gezondheidsconferentie 2006. Pagina 52 van 172
ALCOHOL EN DRUGS 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Een effectieve aanpak van alcohol en drugs in het jeugdwerk222vereist binnen het kader van een geïntegreerde aanpak een specifieke invulling. Een kadermethodiek om een alcohol- en drugbeleid in het jeugdwerk te ontwikkelen beoogt zowel gebruik en misbruik van alcohol en drugs te voorkomen als problemen ten gevolge van alcohol- en druggebruik effectief aan te pakken. In het jeugdwerk bestaat een beleid uit een reeks van maatregelen, waaronder regels en afspraken, strategieën bij drugproblemen (zowel in het omgaan met drugs als in het hanteren van crisissituaties) en vorming en voorlichting. Communicatie van het beleid en participatie en emancipatie van de leden zijn cruciaal. Door hun positie en veelvuldig contact met jongeren hebben jeugdwerkers een belangrijke positie in het vroegtijdig opsporen323van signalen en het aanvoelen wat er leeft bij de jongeren. Zij hebben een belangrijke voorbeeldfunctie. Niet enkel kinderen en jongeren hebben baat bij preventie acties, maar de jeugdwerkers zullen ook zelf bij hun gedrag stilstaan. Bovendien hebben zij contact met de ouders van de kinderen en jongeren en hebben zij vaak inspraak in het operationeel lokaal beleid. Een beleidsmatige aanpak in het jeugdwerk moet kaderen binnen een lokaal alcohol- en drugbeleid, met een structurele verankering in bestaande beleidsplannen (JWBP) en in het fuivenbeleid.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. De koepels van de jeugdbewegingen en van de jeugdhuizen zijn actief betrokken bij de ontwikkeling en implementatie van de kadermethodiek.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: −
Er is een website die samen met de verschillende jeugdbewegingskoepels (Chiro, FOS, JNM, Jeugd Rode Kruis, KAJ, KLJ, KSJ-KSA-VKSJ, Scouts en Gidsen Vlaanderen) ontwikkeld is, die de kadermethodiek voor de leidingsploeg binnen de jeugdbeweging uittekent (theorie en
22 De methodiek, de bewezen effectiviteit, de kosteneffectiviteit en de implementeerbaarheid zijn uitgebreid beschreven in de strategie: ‘Implementatie van een alcohol- en drugbeleid in verschillende sectoren (onderwijs, bedrijven, jeugdwerk, bijzondere jeugdzorg, …), geïntegreerd in een lokaal alcohol- en drugbeleid en gekoppeld aan sensibiliserende campagnes’ van de gezondheidsconferentie 2006. 23 De methodiek, de bewezen effectiviteit, de kosteneffectiviteit en de implementeerbaarheid zijn uitgebreid beschreven in de strategie: ‘Begeleiding van experimenterende alcohol- en druggebruikende jongeren.’ Van de gezondheidsconferentie 2006.
Pagina 53 van 172
− − − − − −
werkvormen in het kader van een gestructureerd stappenplan). Ook bij onverwachte drugproblemen geeft de website tips over hoe men zulke problemen stap voor stap aanpakt. Er is een stappenplan voor beleidsmatig werken in het jeugdhuis dat momenteel in samenwerking met de koepels van de jeugdhuizen grondig wordt herwerkt. Daarnaast is er juridische informatie en achtergrondinformatie met praktische richtlijnen voor de organisatie van feesten. Er is een inventaris met een overzicht van jeugdboeken, video’s, spelmateriaal, lespakketten en toneelstukken voor wie met jongeren rond alcohol en drugs wil werken. Er zijn verschillende websites die jongeren informeren en sensibiliseren over alcohol (12-15jarigen, 15-25 jarigen) en websites voor kinderen van drinkende ouders. Er zijn ook folders voor de jongeren beschikbaar. Er zijn verschillende lokale initiatieven (good practices).
Wat betreft implementatie en uitvoering: − − − −
− −
−
Er zijn goede (structurele) samenwerkingsverbanden van partnerorganisaties met de koepelsen structuren van het jeugdwerk. De koepels en de medewerkers en vrijwilligers in de jeugdsector zijn gesensibiliseerd en geïnformeerd om een alcohol- en drugpreventiebeleid in hun werking te integreren en voorzien een begeleidings-, ondersteunings- en vormingsaanbod voor hun leden. Preventiewerkers verbonden aan de CGG en lokale preventiewerkers ondersteunen en coachen het jeugdwerk voornamelijk op vraag in het uitwerken en implementeren van een beleidsmatige aanpak op maat van de jeugdvereninging of -organisatie. VAD heeft opdracht (convenant 2006-2010) om met betrekking tot alcohol en drugs informatie ter beschikking te stellen, methodieken te ontwikkelen, de implementatie en evaluatie ervan te ondersteunen en intermediairs te vormen alsook consult en advies te verlenen aan intermediairs, overheid en wetenschappers. Er is een vormingsaanbod over een alcohol- en drugbeleid in het jeugdwerk. Er zijn lokale preventiewerkers, die vanuit verschillende niveaus zijn aangestuurd, die het jeugdwerk ondersteunen in het kader van een lokaal beleid. De lokale preventiewerkers zijn evenwel niet overal in Vlaanderen aanwezig en ze hebben niet steeds een opdracht naar het jeugdwerk. Jeugdwerkers en jongeren kunnen met hun vragen naar informatie, ondersteuning en doorverwijzing terecht bij De DrugLijn (www.druglijn.be en T. 078/15.10.20).
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Meer spelmateriaal rond alcohol en andere drugs. − Toegankelijk informatiemateriaal afgestemd en gericht op maatschappelijk kwetsbare groepen (o.a. allochtone jongeren). − Gratis promotiemateriaal om jeugdwerkingen te sensibiliseren en te motiveren.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Sensibiliseren van jeugdwerkingen (via koepels) - doorstroming van koepels naar lokale werkingen.
Pagina 54 van 172
− − − − − −
Samenwerking tussen jeugdwerk en gezondheidssector optimaliseren. Stimuleringsbeleid (punten/subsidies) van lokale overheden om jeugdbewegingen aan te zetten om initiatieven op vlak van drugpreventie te nemen. Jaarlijkse bekendmaking, ook naar jeugddiensten, van www.drugsinbeweging.be Evaluatie van www.drugsinbeweging.be Meer gratis materiaal. Ondersteuningsstrategie voor vrienden in problemen (peer education, jeugdadviseurs). Aandacht voor het belang van jongeren als rolmodel.
Pagina 55 van 172
B. UITGAANSSECTOR TABAKSPREVENTIE 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Een visie en beleidsmatige aanpak die de uitgaanssector toelaat om de huidige tabaksregelgeving op de horeca (en een eventueel toekomstig volledig rookverbod) te kaderen, en informerende en sensibiliserende activiteiten op te zetten rond tabakspreventie en stoppen met roken. Deze visie moet worden gebaseerd op ervaringen en onderzoek in binnen- en buitenland.
Wat betreft implementatie en uitvoering: De visie is uitgewerkt en geïmplementeerd in samenwerking met de sector.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is wetgeving rond roken in het uitgaansleven. Er is informatie over de toepassing van de regelgeving op de horeca beschikbaar op websites.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Er is controle op de naleving van de wetgeving.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Een visie en beleidsmatige aanpak op roken in het uitgaansleven, en dit op basis van ervaringen en onderzoek in binnen- en buitenland. − Eenduidige wetgeving en controle op de wetgeving. − Op klanten/uitbaters afgestemde duidelijke informatie rond de wetgeving (verschillend voor jeugdhuizen, horeca en drankgelegenheden). − Instrumenten, handvatten om als uitbater om te gaan met het rookgedrag van het cliënteel (materiaal naar cliënteel, vaardigheidstraining voor uitbaters, …).
Pagina 56 van 172
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: De visie en beleidsmatige aanpak wordt uitgewerkt en geïmplementeerd samen met de sector.
Pagina 57 van 172
ALCOHOL EN DRUGS Het uitgaansleven (muziekevenementen, clubs en uitgaanscafés) in Vlaanderen bruist. Het is een terrein waar jongeren en volwassenen zich op een ongedwongen en creatieve manier kunnen uitleven. Tegelijkertijd is het ook een omgeving die geconfronteerd wordt met recreatief alcoholen druggebruik en daaraan gekoppelde gezondheidsproblemen. Professionelen (clubuitbaters, organisatoren, …) in het uitgaansleven worden hier regelmatig mee geconfronteerd en hebben bijgevolg nood aan een effectieve preventieaanpak rekening houdend met de eigenheden van het uitgaansleven. Zij zijn een belangrijke partner om preventie in de uitgaanssetting mee waar te maken. Door hun contact met het publiek zijn zij ook op de hoogte van wat er leeft in de uitgaanscultuur die zichzelf steeds vernieuwt. Het uitgaansleven is dan ook gebaat bij een effectieve preventieaanpak op maat die de gezondheid van het uitgaanspubliek centraal stelt en die indien nodig het verminderen van de gezondheidsrisico’s voorop stelt zonder dat dit op korte termijn noodzakelijkerwijs een vermindering van druggebruik betekent.
1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Een effectieve aanpak van alcohol en drugs in het uitgaansleven424vereist binnen het kader van een geïntegreerde aanpak een specifieke invulling. Een beleidsmatige aanpak in het uitgaansleven bestaat uit een samenhangend geheel van maatregelen die een antwoord bieden op de problematiek met betrekking tot middelengebruik in het uitgaansleven. Het omvat regelgeving, een pakket aan structurele maatregelen om de uitgaansomgeving veilig(er) te maken, richtlijnen rond Eerste Hulp Bij Drugsincidenten in het uitgaansleven (EHBDu), sensibilisering en informatieverstrekking. Schadebeperkende maatregelen gaan hier hand in hand met de boodschap dat wie geen risico wil lopen beter geen drugs gebruikt. Er is nood aan een geactualiseerd informatie-aanbod rechtstreeks naar de uitgaanders als doelgroep. De informatie moet aansluiten bij de kenmerken van de doelgroep en een ruime invalshoek belichten (van niet-gebruik tot harm reduction).
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Lokale samenwerking en afstemming zijn essentieel voor een effectief alcohol- en drugbeleid in het uitgaansleven. Dat betekent dat verschillende partijen (organisator / uitbater, medische diensten, politie, brandweer, preventiewerker, milieuambtenaar, ...) met elkaar moeten overleggen in de aanloop naar een evenement. Bij grote evenementen vind dit overleg plaats onder de noemer van een 'coördinatievergadering'. Op basis van een risicoanalyse maakt men een inschatting van de potentiële problemen en de maatregelen die hiertegenover moeten geplaatst worden op de verschillende gebieden. Regelgeving en communicatie omtrent aanbod en beschikbaarheid van alcohol- en andere drugs, structurele veiligheid en begrenzende en hulpverlenende interventies rond alcohol en drugs zijn hierin opgenomen.
24 De methodiek, de bewezen effectiviteit, de kosteneffectiviteit en de implementeerbaarheid zijn uitgebreid beschreven in de strategie: ‘Alcohol en drugpreventie in clubs en bij evenementen’ van de gezondheidsconferentie 2006 Pagina 58 van 172
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: − − − −
− − − −
Er is Partywise, een campagne over gezond en veilig uitgaan en het gebruik van drugs. Spil van de campagne is de website www.partywise.be. Er staat heel wat sensibiliserend materiaal ter beschikking en jaarlijks wordt een extra thema in de kijker gezet. Om uitgaanders te informeren over alcohol kan het uitgaansleven ook gebruik maken van de campagne 'Gratis Drank' in het kader van 'Bekijk het eens nuchter' voor 16 tot 25-jarigen. Daarnaast is ook de website van 'bekijkheteensnuchter'-feest over feesten en drinken. Er zijn verschillende initiatieven met betrekking tot alcohol- en druggebruik en verkeer (BOB, DeLijn, RYD). Er is een werkinstrument voor preventiewerkers dat de toepassing van drugpreventie in de vrijetijdssector concreet en tastbaar maakt. Het bevat zowel achtergrondinformatie als een uitgebreid overzicht van praktische richtlijnen die in de eigen organisatie en op een lokaal overleg ingepast kunnen worden. Er zijn steekfiches met de respectievelijke taken en verantwoordelijkheden van elke partner. Er is een brochure voor organisatoren met concrete tips om de gezondheidsrisico’s en onveilige situaties op de feestlocatie te verminderen. Er is achtergrondinformatie, er zijn productdossiers, er zijn specifieke dossiers over harm reduction en peer education. Jaarlijks wordt druggebruik in het uitgaansleven opgevolgd via een alternerend kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar trends in druggebruik in het uitgaansleven. De gegevens worden gebruikt bij de regelmatige actualisering van de partywise campagne. Er is (weinig gekende) wetgeving over minimumleeftijd voor het schenken en/of verkopen van alcohol.
Wat betreft implementatie en uitvoering: −
− − − −
−
VAD heeft opdracht (convenant 2006-2010) om informatie ter beschikking te stellen, methodieken te ontwikkelen, de implementatie en evaluatie ervan te ondersteunen en intermediairs te vormen alsook consult en advies te verlenen aan intermediairs, overheid en wetenschappers. Er is een vormingsaanbod over een beleidsmatige aanpak in het uitgaansleven. Preventiewerkers verbonden aan de CGG ondersteunen en coachen organisatoren in het uitgaansleven bij de ontwikkeling en implementatie van een beleid (voornamelijk op vraag) en geven vorming. Lokale preventiewerkers in het kader van de veiligheids- en preventiecontracten hebben vaak een specifieke opdracht m.b.t. overlastpreventie en veiligheid bij feesten en zijn actief om de kadermethodiek in hun gemeente of stad te begeleiden. EWS & uitgaan is een systeem waarmee VAD wil informeren - en indien nodig waarschuwen welke potentieel gevaarlijke producten er in het uitgaansleven circuleren en wat de nieuwste drugtrends zijn. Deze informatie wordt verspreid naar clubuitbaters en organisatoren van events. Er is samenwerking met externe partners, waaronder politie, gemeentelijke overheden, (drug)hulpverlening, … Uitgaanders en professionelen in de uitgaanssector kunnen met hun vragen naar informatie, ondersteuning en doorverwijzing terecht bij De DrugLijn (www.druglijn.be en T. 078/15.10.20). Federale preventiecampagnes en toezicht op alcohol en verkeer vanuit politiediensten.
25 Partywise. Kwalitatief onderzoek naar trends in druggebruik in het uitgaansleven – 2004 Partywise. Kwantitatief onderzoek naar trends in druggebruik in het uitgaansleven – 2005
Pagina 59 van 172
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Draaiboek voor het opstellen van een alcohol- en drugbeleid in het uitgaansleven. Draaiboek en Train De Trainer voor het opstellen van een barbeleid in de horeca. Continue opvolging en actualisering. − Methodiek van peersupport. − Responsabilisering van het commerciële circuit.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Meer preventiewerkers die actief zijn in het vrijetijds- en uitgaanscircuit. De uitgaansector is ongestructureerd en bijgevolg niet zo toegankelijk als vb. het onderwijs. Heel wat preventiewerkers zijn niet actief binnen het uitgaansleven en missen daardoor de contacten met de betrokken organisaties. − Om de commerciële sector actief als partner te betrekken en een preventiebeleid in de eigen organisatie uit te werken is sensibilisering en netwerking nodig. Dit is een belangrijke voorwaarde om tot samenwerking te komen en is tevens een permanent aandachtspunt om met deze sector samen te werken. − Organisatoren en clubuitbaters zijn zelden of nooit geneigd om te investeren in drugpreventie. Drukwerk tegen betaling is bijvoorbeeld een grote drempel voor hen om hun publiek te informeren en sensibiliseren. Bijgevolg is er nood aan meer financiële input om voldoende materiaal 'gratis' te verdelen in deze setting. − Er is nood aan peer support op de evenementen. Peer support is een veelbelovende methodiek om jonge druggebruikers tijdens feesten te informeren over de risico's van alcohol en andere drugs. Momenteel zijn er slechts twee zeer kleine en amper gefinancierde peer projecten actief in Vlaanderen. − Er is nood aan evaluatieonderzoek naar het concept Partywise en andere methodieken die in het uitgaansleven gebruikt worden zonder dat de evidentie ervan zwart op wit werd aangetoond.
Pagina 60 van 172
C. SPORTSECTOR Sport is niet meer weg te denken uit onze samenleving. Het betekent voor velen een belangrijke vrijetijdsbesteding. Eén op vier Vlamingen is lid van een sportclub! De positieve effecten van sportbeoefening worden hierbij algemeen erkend. Zo heeft sport een positieve invloed op de algemene gezondheid en kan het een goed alternatief zijn voor tabak-, alcohol- en illegale druggebruik. Niettemin vormt niet ‘gezondheid’ maar ‘ontspanning en genieten’ de belangrijkste drijfveer voor de Vlaming om aan sport te doen. Dit beperkt zich niet tot het sporten op zich, maar heeft ook betrekking op het gebeuren rond het sporten. Het gebruik van tabak, alcohol en illegale drugs neemt daarbij vaak een centrale plaats in. Niettegenstaande sport een intrinsieke preventieve waarde heeft, worden sportclubs, -diensten en -federaties regelmatig geconfronteerd met tabaksgebruik en problematisch alcohol- en ander druggebruik en hebben ze nood aan een effectieve preventie aanpak op maat.
TABAKSPREVENTIE 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Een beleidsmatige aanpak die de sportsector ondersteunt in de toepassing van de bestaande regelgeving (rookverbod in de horeca) en bij het opzetten van informerende en sensibiliserende activiteiten rond tabakspreventie en stoppen met roken. Gerichte en permanente informatie en sensibilisatie is nodig rond enerzijds deze wetgeving en anderzijds rond de boodschap dat roken en sporten niet samen gaat.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: Infomerend en sensibiliserend materiaal naar aanleiding van invoering rookverbod in sportkantines (toepassing wetgeving). Algemeen informerend materiaal rond tabakspreventie en stoppen met roken (folders, Tabakstoplijn, …) en een aanbod voor groeps- en individuele begeleiding bij stoppen met roken. Dit informatie- en ondersteuningsaanbod is niet specifiek van toepassing voor sporters.
Pagina 61 van 172
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Rookstopaanbod voor jongeren in de vrijetijdsomgeving, via peereducatie. − Meer gericht en specifiek materiaal (informerend en sensibiliserend) afgestemd op sporters. − Methodieken en vormingsaanbod om besturen en trainers te sensibiliseren voor een beleidsmatige aanpak. − Eenduidige wetgeving en controle op de wetgeving. − Op sporters/bezoekers/uitbaters afgestemde duidelijke informatie rond de wetgeving en rond (het ondersteuningsaanbod voor) stoppen met roken.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Ondersteuning en coaching van sportclubs bij het uitwerken van een beleid.
Pagina 62 van 172
ALCOHOL EN DRUGS Ook al gaat sport en alcohol- en druggebruik niet samen, toch zijn deze genotmiddelen prominent aanwezig in de sportsector. Voor de meeste sportclubs zorgt de verkoop van alcohol voor extra inkomsten die noodzakelijk zijn om bepaalde aspecten van de werking te financieren. Gezondheidsrisico’s van een andere orde zijn het gebruik van prestatieverhogende middelen. Niet alleen in de topsport maar ook in de amateursport wordt naar deze verboden middelen gegrepen.
1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Een alcohol- en drugbeleid in de sportclub is een belangrijke stap in het voorkomen en effectief aanpakken van problemen ten gevolge van alcohol- en druggebruik. In de sportsector bestaat een beleid uit een reeks van maatregelen, waaronder (1) regels en afspraken (waaronder een barbeleid), (2) strategieën bij drugproblemen (zowel omgaan met drugs als wat doen in crisissituaties) en (3) voorlichting. Communicatie van het beleid en participatie van de leden zijn cruciaal.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Een alcohol- en drugbeleid in de sportsector wordt bij voorkeur lokaal verankerd in een lokaal A&D-beleid en geïntegreerd in het lokaal sportbeleid.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: − −
Voor voetbalclubs is er een syllabus waarin de link tussen de positieve effecten van sportbeoefening en een actieve levensstijl enerzijds, en een lokaal alcohol- en drugbeleid anderzijds wordt uitgetekend. Er bestaat ook een niet-sporttakspecifieke versie. Er is didactisch materiaal, waaronder een brochure en affiche.
Wat betreft implementatie en uitvoering: −
−
VAD heeft opdracht (convenant 2006-2010) om informatie ter beschikking te stellen, methodieken te ontwikkelen, de implementatie en evaluatie ervan te ondersteunen en intermediairs te vormen alsook consult en advies te verlenen aan intermediairs, overheid en wetenschappers. Preventiewerkers verbonden aan de CGG ondersteunen en coachen sportclubs op vraag bij de ontwikkeling en implementatie van een beleid en geven vorming.
Pagina 63 van 172
− −
Intermediairs en sporters kunnen met hun vragen naar informatie, ondersteuning en doorverwijzing terecht bij De DrugLijn (www.druglijn.be en T. 078/15.10.20) Er is een vormingsaanbod naar de sportclubs. Daarnaast kunnen sportverenigingen via hun sportdienst of sportfederatie het Sportac vormingsaanbod organiseren. In de basisopleiding initiator van de Vlaamse Trainersschool, wordt in alle sporttakken de module ‘veilig sporten’ behandeld, met bijzondere aandacht voor middelengebruik en sport.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Concrete en kant-en-klare materialen. − Sensibiliserend materiaal.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − De sportsector (koepels) is slechts beperkt vragende partij in de themaspecifieke benadering van alcohol en andere drugs. − Een alcohol- en drugbeleid in de sportsector heeft meer kans op slagen als dit vanuit een lokale vraag en mits lokale ondersteuning kan gebeuren. De rol van de sportkoepels is beperkt tot doorgeefkanaal. − We moeten nog veel investeren in sensibilisering van deze sector: de visies en noden zijn verschillend en we moeten verder op zoek gaan naar een win-win situatie. Voor VAD blijft het belangrijk om contacten met deze sector te onderhouden en hen regelmatig informatie en materiaal door te spelen.
Pagina 64 van 172
STRATEGIE 4: BEVORDEREN VAN EEN PREVENTIEBELEID INZAKE TABAK, ALCOHOL EN DRUGS IN RESIDENTIËLE VOORZIENINGEN VOOR JONGEREN, ONDER ANDERE IN DE BIJZONDERE JEUGDZORG EN VOORZIENINGEN VAN HET VAPH (VLAAMS AGENTSCHAP VOOR PERSONEN MET EEN HANDICAP)
Pagina 65 van 172
Tabak-, alcohol- en druggebruik zijn een realiteit in de residentiële instellingen voor jongeren. Vaak maakt het gebruik deel uit van een complexe problematiek waardoor het risico op een snellere evolutie naar problematisch gebruik vergroot. Deze instellingen hebben dan ook een belangrijke rol in de preventie en de aanpak van tabak-, alcohol- en illegaledrugproblemen. Naar analogie met andere sectoren is de ontwikkeling van een algemeen gezondheidsbeleid met een inclusief en specifiek tabak-, alcohol- en drugbeleid, de basis voor effectieve preventie. Daarnaast hebben residentiële instellingen een belangrijke inbreng op het vlak van vroeginterventie, motivatie tot gedragsverandering en eventueel doorverwijzing naar de categoriale hulpverlening en harm reduction. Binnen deze strategie gaat het om een cluster van zeer verschillende voorzieningen met verscheiden doelgroepen (minderjarigen, verlengde minderjarigheid en meerderjarigen). STREEFDOEL: Residentiële instellingen voor jongeren hebben een tabak-, alcohol- en drugbeleid.
Pagina 66 van 172
GEINTEGREERDE AANPAK TABAK, ALCOHOL EN DRUGS 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Een geïntegreerde aanpak van tabak, alcohol en drugs is bij voorkeur geënt op de kadermethodiek voor het voeren van een gezondheidsbeleid in deze residentiële voorzieningen. Een geïntegreerde beleidsmatige aanpak van tabak, alcohol en drugs wordt gevoerd op het niveau van de instelling, de bewoners, het personeel en de omgeving. Hiervoor is een gemeenschappelijk referentiekader nodig dat de verschillende pijlers van een beleidsmatige aanpak in kaart brengt. De vragen en de noden van elke individuele voorziening zullen bepalen of een beleid rond één product (tabak, alcohol of drugs) dan wel rond een cluster of rond alle producten (tabak, alcohol en drugs) wordt uitgewerkt. Het gebruik van de kadermethodiek moet ervoor zorgen dat het beleid op elk ogenblik kan worden geëvalueerd, geactualiseerd en verruimd naar andere producten.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Er is momenteel geen aanbod op het gebied van methodiek, materiaal, implementatie of uitvoering.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Een globale kadermethodiek voor een gezondheidsbeleid tabak, alcohol en drugs, specifiek afgestemd op residentiële instellingen voor jongeren, (gebaseerd op evidence based methodieken uit het buitenland) uitgewerkt in samenwerking met de sector.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
Pagina 67 van 172
TABAKSPREVENTIE 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Binnen een beleidsmatige aanpak van een gezondheidsbeleid in residentiële instellingen (zie hierboven) is een specifieke invulling nodig voor tabak op de drie pijlers (Regelgeving, educatie en structurele maatregelen). Hieronder valt ook ondersteuning bij stoppen met roken.), met afstemming op de specifieke situatie van residentiële instellingen. Daarbij wordt rekening gehouden met de verschillende doelgroepen binnen deze instellingen (zowel jongeren als werknemers).
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: − −
Er is informatiemateriaal beschikbaar over tabakspreventie naar jongeren en over jongeren en stoppen met roken. Er is een draaiboek en ondersteuningsmateriaal voor een rookstopcursus voor jongeren (16 - 18jarigen) beschikbaar26.
Wat betreft implementatie en uitvoering: − − −
Rokers kunnen terecht bij de tabakstoplijn voor informatie en ondersteuning bij het stoppen met roken. Rokers krijgen individueel online advies bij het stoppen met roken via de Rookstopcoach. Er is een vormingsaanbod voor begeleiders van rookstopcursussen voor jongeren.
26De
methodiek, de bewezen effectiviteit, de kosteneffectiviteit en de implementeerbaarheid zijn uitgebreid beschreven in de fiches: ‘Peereducatie’ en ‘Rookstopcursus voor jongeren’, ter voorbereiding van de gezondheidsconferentie 2006. Pagina 68 van 172
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Ontwikkeling van een beleidsmatige aanpak rond tabakspreventie, mee gebaseerd op de bestaande methodieken voor onderwijs en werk en uitgewerkt in samenwerking met de sector. − Educatief aanbod afgestemd op deze specifieke setting en doelgroep. − Rookstopondersteuning voor jongeren: bestaande rookstopcursus afstemmen op de specifieke doelgroep van jongeren in instellingen.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Implementatie van de rookstopcursus voor jongeren.
Pagina 69 van 172
ALCOHOL EN DRUGS 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: −
−
Voor de effectieve aanpak van alcohol en drugs in residentiële instellingen (zie hierboven) is een alcohol- en drugspecifieke invulling nodig van de 3 pijlers van een beleidsmatige aanpak, afgestemd op de specifieke situatie van residentiële instellingen27. (1) Regelgeving: op maat van de voorziening, binnen het wettelijk kader. (2) Educatie (incl. informatie en sensibilisering) en structurele maatregelen: (2a) Educatie: individueel of in groep, in gesprekken of aan de hand van materialen voor algemene of selectieve preventie, algemeen welzijnsbevorderend of alcohol- en drugspecifiek. (2b) Structurele maatregelen op instellingsniveau zijn nodig gericht op het woon- en leefklimaat van de instelling: aandacht voor participatie, voor privacy e.a. grondrechten uit het IVRK, aanbieden of stimuleren van een gezonde vrijetijdsbesteding. (3) Begeleiding: bestaande uit: signalen herkennen, opvolgen van functioneren, signaleren, motiveren tot gedragsverandering, begeleiden (o.a. vroeginterventie) en doorverwijzen en samenwerken met externen. Vroeginterventie is een effectieve methodiek binnen deze sector, omdat naar aanleiding van diverse gebeurtenissen, vooraleer er sprake is van een ernstige problematiek, gewerkt kan worden aan motivatie tot gedragsverandering. Netwerkontwikkeling met de alcohol- en drughulpverlening is belangrijk om enerzijds jongeren zelf te kunnen blijven begeleiden indien mogelijk (ev. na specifieke diagnostiek, met advies- en of consultmogelijkheden) anderzijds jongeren te kunnen doorverwijzen indien nodig (hetzij ambulant, hetzij residentieel). Een goed uitgebouwd en bereikbaar aanbod van alcohol- en drughulpverlening (niet alleen individuele begeleiding, maar ook vroeginterventiegroepen) is een noodzakelijke voorwaarde. Daarbij is het essentieel dat deze A&D-hulpverlening de stap te zet naar voorzieningen, en zich inzet in samenwerkingsvormen en netwerken. Ook kinder- en jongerenpsychiatrie zijn een belangrijke partner (cfr. ‘vermijden van breuken in het hulpverleningstraject van jongeren’).
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
27
De methodiek, de bewezen effectiviteit, de kosteneffectiviteit en de implementeerbaarheid zijn uitgebreid beschreven in de strategie: ‘Implementatie van een alcohol- en drugbeleid in verschillende sectoren (onderwijs, bedrijven, jeugdwerk, bijzondere jeugdzorg,…), geïntegreerd in een lokaal alcoholen drugbeleid en gekoppeld aan sensibiliserende campagnes’ van de gezondheidsconferentie 2006. Pagina 70 van 172
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: −
− − − − − − − −
Kadermethodiek voor het ontwikkelen van een alcohol- en drugbeleid in een voorziening bijzondere jeugdzorg: stappenplan voor het uitwerken van een beleid in een voorziening bijzondere jeugdzorg dat verloopt in vijf fasen (introductie, een gemeenschappelijke visie ontwikkelen, de drie pijlers van een beleid uitwerken, implementatie en evaluatie). Voor elke fase worden zowel inhoud als werkwijze beschreven. Er zijn naslagwerken met juridische informatie voor de bijzondere jeugdzorg, achtergrondinformatie, ... Er is een vormingsaanbod voor intermediairs. Er is een inventaris met een overzicht van jeugdboeken, video’s, spelmateriaal, lespakketten en toneelstukken voor wie met jongeren rond alcohol en drugs wil werken. Er zijn verschillende websites die jongeren informeren en sensibiliseren over alcohol (12-15jarigen, 15-25 jarigen) en websites voor kinderen van drinkende ouders. Er zijn ook folders voor de jongeren beschikbaar. Er is een didactisch pakket voor het geven van productinformatie. Er is informatief en didactisch materiaal om met ouders te werken. Er zijn algemene pakketten zoals ‘maat in de shit’ , ‘SXTC’ , ‘Unplugged’, ‘Leefsleutels’, … die ook voor de bijzondere jeugdzorg interessant zijn.
Wat betreft implementatie en uitvoering: − − − − −
− − −
Er is samenwerking met OSBJ. Preventiewerkers verbonden aan de CGG ondersteunen en coachen de bijzondere jeugdzorg in het uitwerken en implementeren van een beleidsmatige aanpak op maat van de school. Er is een vormingsaanbod over een alcohol en drugbeleid. Er zijn trainingen m.b.t. vroeginterventie, grenzen stellen en motiverende gespreksvoering. VAD heeft opdracht (convenant 2006-2010) om met betrekking tot alcohol en drugs informatie ter beschikking te stellen, methodieken te ontwikkelen, de implementatie en evaluatie ervan te ondersteunen en intermediairs te vormen alsook consult en advies te verlenen aan intermediairs, overheid en wetenschappers. Er zijn onderzoeksresultaten beschikbaar over de aanpak van een preventiebeleid in de voorzieningen van het VAPH. Er is een hulpverleningsaanbod voor jongeren in het kader van de jeugdhulp. Intermediairs en andere sleutelfiguren uit de bijzondere jeugdzorg en uit de andere residentiële voorzieningen kunnen met hun vragen naar informatie, ondersteuning en doorverwijzing terecht bij de DrugLijn (www.druglijn.be en T. 078/15.10.20).
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: − − −
Methodiekontwikkeling voor VAPH. Materialen om preventief te werken met jongeren op een minder verbale en minder cognitieve en niet-schoolse manier. Met ouders in de bijzondere jeugdzorg werken rond de alcohol- en drugproblematiek: hoe bespreekbaar maken, eigen gebruik, voorbeeldgedrag.
Pagina 71 van 172
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Opzetten van en actief participeren in lokale en regionale samenwerkingsverbanden met de bijzondere jeugdzorg, de voorzieningen uit de gehandicaptensector en de alcohol- en drughulpverlening, aangevuld met andere relevante partners. − Snelle doorverwijsmogelijkheden bij problematisch middelengebruik.
Pagina 72 van 172
STRATEGIE 5: BEVORDEREN VAN EEN PREVENTIEBELEID INZAKE TABAK, ALCOHOL EN DRUGS IN GEVANGENISSEN
Pagina 73 van 172
Het gebruik van tabak, alcohol en drugs in de gevangenissen is een versterkte weerspiegeling van het gebruik in de maatschappij, hoewel de omvang van het gebruik verschilt, al naar gelang het aanbod. Onderzoek toont aan dat het tabaksgebruik in gevangenissen aanzienlijk hoger ligt dan het tabaksgebruik in de maatschappij. Gedetineerden zijn een kwetsbare groep met een hoge prevalentie van tabaksgebruik, reden voor deze hoge prevalentie zijn onder andere slechte mentale gezondheid, hoge nicotineafhankelijkheid en gebrek aan rookstopondersteuning. Recent onderzoek wijst uit dat ongeveer de helft van de gevangenispopulatie vertrouwd is met illegale drugs en dat het gevaar voor beïnvloeding van de andere helft zeer groot is. Eén op vijf gedetineerden geeft aan ooit illegaal alcohol te hebben gedronken in gevangenis, al is dit vooral occasioneel. Risicofactoren als stress en verveling als gevolg van detentie vormen een gevaar voor niet-verslaafde gedetineerden om naar tabak of drugs te grijpen als antwoord op hun problemen. Doordat meer mensen drugs gaan gebruiken in de gevangenis, ontstaat een drugmarkteconomie die voor heel wat overlast en onveiligheidsgevoelens zorgt. We gaan ervan uit dat de vraag naar het aanbod van drugs in de gevangenis zo laag mogelijk moet gehouden worden en dat de dienstverlening in de gevangenis - zowel op het vlak van preventie als hulpverlening - gelijkwaardig moet zijn aan die in de maatschappij. Gezien de structurele problemen waarmee het gevangeniswezen vandaag wordt geconfronteerd is een beleidsmatige aanpak van de middelenproblematiek, ondanks de hoge nood, moeilijk te realiseren. STREEFDOEL: Gevangenissen hebben een tabak-, alcohol- en drugbeleid.
Pagina 74 van 172
GEINTEGREERDE AANPAK TABAK, ALCOHOL EN DRUGS 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Een geïntegreerde aanpak van tabak, alcohol en drugs is bij voorkeur geënt op de kadermethodiek voor het voeren van een gezondheidsbeleid in de gevangenis. Een geïntegreerde beleidsmatige aanpak van tabak, alcohol en drugs wordt gevoerd op het niveau van de gevangenis, de gedetineerden, het personeel en de gevangenisomgeving. Hiervoor is een gemeenschappelijk referentiekader nodig dat de verschillende pijlers van een beleidsmatige aanpak in kaart brengt. De vragen en de noden van elke individuele gevangenis zullen bepalen of een beleid rond één product (tabaks, alcohol of drugs) dan wel rond een cluster of rond alle producten (tabak, alcohol en drugs) wordt uitgewerkt. Het gebruik van de kadermethodiek moet ervoor zorgen dat het beleid op elk ogenblik kan worden geëvalueerd, geactualiseerd en verruimd naar andere producten.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is momenteel geen aanbod van methodieken, materialen, implementatie of uitvoering.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Een kadermethodiek gezondheidsbeleid specifiek afgestemd op gevangenissen (gebaseerd op evidence based methodieken uit het buitenland) uitgewerkt in samenwerking met de sector.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Overleg met de federale overheid.
Pagina 75 van 172
TABAKSPREVENTIE 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Een visie en beleidmatige aanpak rond roken in gevangenissen die gevangenissen ondersteunt in het uitwerken van een beleid, gebaseerd op drie pijlers: regelgeving, educatie en structurele maatregelen. Hieronder valt ook ondersteuning bij stoppen met roken.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: Er zijn informatiefolders rond stoppen met roken.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er dient een visie op roken in gevangenissen ontwikkeld te worden en een beleidsmatige aanpak, en dit op basis van ervaringen en onderzoek in binnen- en buitenland en in samenwerking met de sector.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Ondersteuning bij het implementeren van een rookbeleid in de gevangenis. Informeren en vormen van intermediairs (psychosociale diensten, medische diensten, …). Aanbieden van rookstopbegeleiding.
Pagina 76 van 172
ALCOHOL EN DRUGS 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: − − −
Een kadermethodiek met een stappenplan voor een beleidsmatige aanpak van alcohol- drugproblemen in de gevangenis. Operationeel maken van de lokale stuurgroep drugs; een vormingsaanbod voor een multidisciplinaire groep van medewerkers uit de gevangenis is hierin een eerste stap. Deze groep zal in een tweede fase een alcohol- en drugbeleid uitwerken, vertrekkende vanuit de omzendbrief van de minister van Justitie aan de gevangenissen. Welzijn en gezondheid vormen de insteek van het beleid, met aandacht voor preventie van middelengebruik in de gevangeniscontext.
Wat betreft implementatie en uitvoering: − − − −
Zie algemene voorwaarden voor implementatie met specifieke opdrachten en deskundigheden op het vlak van alcohol en drugs. Ondersteuning vanuit Justitie. Duidelijke opdrachten voor de lokale stuurgroepen drugs. Medewerkers met tijd en mandaat om een beleid uit te werken en te implementeren.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: − − −
Een ondersteuningsmap voor de uitwerking van een beleidsmatige aanpak van alcoholen drugproblemen in de gevangenis. Een concept van vormingsaanbod voor een multidisciplinaire stuurgroep/werkgroep Er zijn publicaties en folders bruikbaar voor gedetineerden.
Wat betreft implementatie en uitvoering: − − − −
− −
Er is een omzendbrief van de minister van Justitie die gevangenissen verplicht om een lokale stuurgroep drugs op te richten en een drugbeleid te voeren. Er is een centrale stuurgroep drugs. Er zijn stuurgroepen drugs in de gevangenis met inbreng van centraal bestuur en externen. Er is het strategisch plan van de Vlaamse gemeenschap over gevangenissen; binnen dit kader wordt momenteel een pilootproject ontwikkeld. In het kader van dit pilootproject is een gevangenisarts gedurende 10u/week vrijgesteld om een alcohol- en drugbeleid uit te werken. Directie en personeel van de gevangenissen worden gesensibiliseerd om preventie van drugproblemen en adequate hulpverlening in hun werking en hun beleid te integreren. De preventiewerkers verbonden aan de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg geven advies en kunnen gevangenissen coachen in de begeleiding van een alcohol- en
Pagina 77 van 172
− −
−
−
drugbeleid. De beleidsmedewerkers van de Vlaamse Gemeenschap in de gevangenissen vertegenwoordigen de Vlaamse partners in het overleg met de gevangenisdirectie en coördineren de Vlaamse hulp- en dienstverlening in de gevangenis. Er zijn vormings- en preventieprogramma's beschikbaar. Er is een vorming voor een multidisciplinaire groep beschikbaar. Deze wordt momenteel in alle Vlaamse gevangenissen aangeboden (vanuit Justitie). Binnen het opleidingsprogramma voor nieuwe penitentiaire beambten is er een module over omgaan met drugs (PCBO). VAD heeft opdracht (convenant 2006-2010) om informatie ter beschikking te stellen, methodieken te ontwikkelen, de implementatie en evaluatie ervan te ondersteunen en intermediairen te vormen alsook consult en advies te verlenen aan intermediairen, overheid en wetenschappers. Gevangenen en intermediairen kunnen met hun vragen naar informatie, ondersteuning en doorverwijzing terecht bij De DrugLijn (www.druglijn.be en T. 078/15.10.20).
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: − − − − − − − −
Visietekst voor gevangenis m.b.t. ontwikkelen van een alcohol- en drugbeleid. Hiervoor is een besluit op het hoogste niveau nodig (kabinet, centraal bestuur, externe experten). Observatiefiches beambten. Screeningsinstrumenten voor de beoordeling van middelen(mis/ge)bruik en motivatie. Protocol vervangmedicatie. Drugvrije omgeving en begeleidingsaanbod (drugtesting, motivatiebevordering en educatief aanbod). Ontwikkelen van concept/methodiek van drugvrije secties in de gevangenis. Motivatieprogamma's voor gedetineerden op maat van de gevangenis. Aangepaste folders en brochures in verschillende talen (ik wil stoppen, familie/omgeving en exit-folder).
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. − − − −
Structureel overleg beambten-PSD. Jaarlijks structureel overleg gevangenis-parket. Deskundigheidsbevordering personeel. Integreren van thema alcohol en drugs in bestaande opleidingen van POC en VIPK.
Pagina 78 van 172
STRATEGIE 6: BEVORDEREN VAN EEN PREVENTIEBELEID INZAKE TABAK, ALCOHOL EN DRUGS OP LOKAAL NIVEAU (LOKAAL BELEID, CAMPAGNES EN INTERVENTIES)
Pagina 79 van 172
Vanuit gezondheidsbevordering bekeken is een lokale gemeenschap een ideale setting omdat alle groepen er kunnen worden bereikt. De impact van de sociale omgeving op het (on)gezond gedrag speelt immers het sterkst in de dagelijkse omgeving. Kansengroepen – bij wie tabak-, alcohol en druggebruik in vergelijking met de gemiddelde Vlaming minder afneemt of zelfs toeneemt – kunnen dikwijls alleen in de lokale gemeenschap met aangepaste werkvormen en communicatie bereikt worden. Het lokaal beleid (gemeente én OCMW) is de aangewezen instantie om in een integraal gezondheidsbeleid op basis van gegevens, behoeften en beschikbare werkvormen, een plaats te geven aan tabaks-, alcohol- en drugpreventie en dit te linken met andere gezondheidsthema’s en aanverwante beleidsdomeinen (lokaal sociaal beleid, doelgroepenbeleid, …). Het lokaal bestuur is goed geplaatst om de intersectorale samenwerking tussen diverse actoren (wijkraden, seniorenorganisatie, jeugdwerk, school, ...) te regisseren. De acties kunnen door een lokale regie op elkaar worden afgestemd, aangepast aan de noden en behoeften, en ingepast in de reguliere werking van de lokale partners zodat ze gecontinueerd en structureel ingebed worden. Provinciebesturen ondersteunen daartoe de lokale besturen. Daarbovenop komt de mogelijkheid om met het lokaal beleid gezondheidsbevorderende maatregelen te nemen of minstens de hogere regelgeving (bijvoorbeeld de wetgeving voor roken op openbare plaatsen) te doen naleven. In praktijk worden in de lokale gemeenschap nog weinig projecten of acties ontwikkeld. Vooral het bereiken van kansengroepen is ondermaats, met vergroting van de gezondheidskloof tot gevolg. Er is nood aan sensibilisering van steden en gemeenten STREEFDOEL: Gemeenten hebben een beleidsmatige aanpak voor tabak, alcohol en drugs.
Pagina 80 van 172
GEINTEGREERDE AANPAK TABAK, ALCOHOL EN DRUGS Lokaal beleid 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Een geïntegreerde aanpak van tabak, alcohol en drugs is bij voorkeur geënt op de kadermethodiek voor het voeren van een gezondheidsbeleid op lokaal niveau. Een geïntegreerde beleidsmatige aanpak van tabak, alcohol en drugs wordt gevoerd op het niveau van de gemeente, de gemeentelijke overheid, lokale organisaties en diensten, de individuele burger en de omgevingsfactoren. Hiervoor is een gemeenschappelijk referentiekader nodig dat de verschillende pijlers van een beleidsmatige aanpak in kaart brengt. De vragen en de noden van de gemeente, de gemeentelijke beleidsmakers en de bevolking zullen bepalen of een beleid rond één product (tabak, alcohol of drugs) dan wel rond een cluster of rond alle producten (tabak, alcohol én drugs) wordt uitgewerkt. Het gebruik van de kadermethodiek moet ervoor zorgen dat het beleid op elk ogenblik kan worden geëvalueerd, geactualiseerd en verruimd naar andere producten. Hoe een lokaal tabak-, alcohol- en drugbeleid er concreet uitziet, verschilt van gemeente tot gemeente. Dit is afhankelijk van plaatselijke noden, structuren, aanbod van preventie en hulpverlening, ... De lokale partners moeten zelf vorm geven aan een beleid 'op maat'. Het lokale niveau, als het meest nabije bestuursniveau, is hiervoor uitermate geschikt. Mensen voelen zich meer betrokken bij wat zich dicht bij huis afspeelt.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Duidelijke opdrachten en taakafbakening zijn hier bijzonder belangrijk. Het lokale niveau is immers de plaats bij uitstek om een geïntegreerde aanpak te realiseren.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: −
Er zijn publicaties en de website www.gezondegemeente.be waarop beknopte instrumenten downloadbaar zijn met de juridische basis voor een lokaal gezondheidsbeleid, een bronnenwebwijzer voor gegevens rond alle gezondheidsdoelstellingen, een stappenhandleiding voor lokale gemeenschapsprojecten, een motivatietekst en een checklist voor de volledigheid van een gezondheidsplan.
Pagina 81 van 172
Wat betreft implementatie en uitvoering: Er zijn een aantal organisaties die bezig zijn met de implementatie en uitvoering van een algemene (themaoverschrijdende) kadermethodiek voor lokaal gezondheidsbeleid. Er is geen enkele organisatie op Vlaams niveau die de opdracht heeft om een geïntegreerde aanpak van tabak, alcohol en drugs te implementeren. Er zijn wel verschillende partners die werken rond specifieke thema’s (cfr. infra). − VIG heeft de opdracht (convenant 2006-2010) om rond gezondheidsbevordering op lokaal niveau methodieken en bijhorende materialen te ontwikkelen en te ondersteunen bij de implementatie van deze methodieken via informatie, advies en vorming. − Er is een aanbod van advies en begeleiding op maat, onder meer gerealiseerd door het VIG, de Logo’s, de provinciebesturen, lokale preventiewerkers, intergemeentelijke preventiewerkers, … − Er is een aanbod van vorming ‘Een gezond leven in een gezonde gemeente’ en provinciale intervisies lokaal gezondheidsbeleid voor Logomedewerkers. − Op lokaal vlak wordt vanuit een geïntegreerde aanpak gewerkt door CGGpreventiewerkers. − De provincie heeft een faciliterende en ondersteunende rol. − Er bestaan lokale netwerken en er is samenwerking tussen partners op lokaal niveau. De good practices dienen verder verspreid.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Een kadermethodiek voor een beleidsmatige aanpak voor tabak, alcohol en drugs op lokaal vlak, met een gemeenschappelijk referentiekader (opdracht van de partnerorganisaties). − Zo lokaal mogelijk cijfergegevens. Zowel epidemiologische gegevens als gegevens op gedragsniveau om zo gericht en effectief mogelijk actie te kunnen ondernemen. − Permanent actualiseren van het onderdeel TAD op de portaalsite.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Meer medewerkers en actiemogelijkheden voor de partnerorganisaties om de opdrachten uit de convenanten uit te voeren (ontwikkeling, vorming, ondersteuning bij implementatie, evalueren). − Meer professionele gezondheidswerkers om gemeenten te ondersteunen in het uitwerken en voeren van een preventiebeleid ten aanzien van tabak, alcohol en drugs. − Nauwere samenwerking en goede taakafspraken tussen al deze betrokken actoren. − Een veralgemeende verankering van het thema TAD in de lokale beleidsplannen (gezondheid- of lokaal sociaal beleidsplan). − Samenwerking met socio-culturele organisaties.
Pagina 82 van 172
Campagnes en interventies Op basis van onderzoek en ervaringen in binnen- en buitenland moet onderzocht worden of middelenoverstijgende campagnes en interventies effectief zijn.
Pagina 83 van 172
TABAKSPREVENTIE Lokaal beleid 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Gemeenten kunnen op lokaal vlak veel ondernemen om de zware gezondheidsrisico’s ten gevolge van het actief en passief rookgedrag bij een groot deel van de bevolking te verminderen. − Binnen de aanpak van een gezondheidsbeleid op lokaal niveau (zie hierboven) is een specifiek beleid nodig voor tabakspreventie dat steunt op drie pijlers: informerende en sensibiliserende activiteiten, regelgeving en structurele maatregelen. − Op basis van lokaal relevante cijfers dienen risicogroepen en risicoplaatsen (thuismilieu, vrije tijdsplaatsen, horeca, gevangenis of zelfs ziekenhuis, …) geïdentificeerd te worden en effectieve preventiestrategieën aangepast te worden aan de lokale situatie en doelgroepen. Deze keuzes moeten leiden tot een haalbare planning van preventieve acties die door de betrokken lokale partners uitvoerbaar en evalueerbaar zijn en die passen in de lokale beleidsopties (zowel in bijvoorbeeld het diversiteitsbeleid als in het gezondheidsbeleid).
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: −
−
Beperkt informerend/sensibiliserend materiaal: brochure met correcte informatie over (ervaren problemen met) de toepassing van de wetgeving over rookverbod op openbare plaatsen en het recht op een rookvrije werkomgeving, gericht op de gemeente als werkgever. Korte overzichten van de tabaksregelgeving toegepast op lokaal bestuur.
Wat betreft implementatie en uitvoering: −
VIG heeft naast de opdracht om op verschillende manieren te werken aan lokale gezondheidsbevordering, ook de specifieke opdracht om te werken aan tabakspreventie en stoppen met roken (methodiek/materiaalontwikkeling, informatie/advies/vorming, ondersteuning van implementatie). In dit kader wordt het beperkt bestaande materiaal verspreid; is er een aanbod van korte informatiesessies en vormingen, al dan niet georganiseerd in samenwerking met intermediairs (Syntra, Logo’s op hun initiatief).
Pagina 84 van 172
−
Logo’s ondersteunen lokale besturen in het uitwerken en implementeren van een tabakspreventiebeleid.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: −
−
Een methodiek voor gemeentelijk tabakspreventiebeleid, steunend op bovengenoemde drie pijlers, is nodig. Dit beleid gaat breder dan enkel de correcte uitvoering van de regelgeving als werkgever en de toepassing van de regelgeving op openbare plaatsen (opdracht van de partnerorganisatie). Een inspiratiemap voor lokale besturen.
Wat betreft implementatie en uitvoering: − − − −
Verdere uitbouw samenwerkingsverbanden. Implementatie van de methodiek voor een gemeentelijk tabakspreventiebeleid. Meer medewerkers en actiemogelijkheden voor de partnerorganisatie om de opdracht rond tabakspreventie in het convenant uit te voeren (ontwikkeling, vorming, ondersteuning bij implementatie, evalueren). Meer professionele gezondheidswerkers om gemeenten te ondersteunen in het uitwerken en voeren van een tabakspreventiebeleid. Deze moeten zowel geschoold zijn in een kwalitatieve aanpak van lokaal beleid als in tabakspreventie.
Campagnes en interventies28 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: −
Regelmatig terugkerende campagnes om te voorkomen dat men begint te roken; campagnes om passief roken te voorkomen en te verminderen; campagnes om stoppen met roken te promoten en te ondersteunen. − De boodschap en aanpak van deze campagnes, en de ondersteunende materialen, moeten aangepast zijn aan de verschillende settings binnen de gemeente/stad: horeca, sportsector, jeugdsector, wijkwerkingen, openbare gebouwen en diensten, gezondheidszorg- en welzijnsvoorzieningen, voorschoolse initiatieven, … − De campagnes moeten tevens aangepast zijn aan de verschillende doelgroepen die men lokaal wil bereiken: jongeren per leeftijdsfase, jonge ouders, zwangere vrouwen, kansarme groepen, allochtone gemeenschappen, …
28 De methodiek, de bewezen effectiviteit, de kosteneffectiviteit en de implementeerbaarheid zijn
uitgebreid beschreven in de fiche: ‘Lokale gemeenschap en massamedia’, ter voorbereiding van de gezondheidsconferentie 2006. Pagina 85 van 172
−
Gemeenschapsinterventies Er is nood aan: − Onderbouwde sensibiliserende methodieken voor elke doelgroep. Om gemeenschapsinterventies te kunnen opzetten rond tabakspreventie en rookstop moeten initiatiefnemers gebruik kunnen maken van aangepast ondersteuningsmateriaal en werkvormen voor motivering van de bevolkingsgroepen met het hoogste rookpercentage en de groepen met de grootste gezondheidsrisico’s: mensen in armoede, allochtone gemeenschappen, jongeren en senioren, ouders met jonge kinderen, zwangere vrouwen, langdurige rokers. − Een toegankelijk, onderbouwd en toereikend aanbod van rookstop begeleiding voor individuele personen en voor groepen. − De interventies beschreven in de verschillende andere strategieën van het actieplan: strategie naar de sector van vrije tijd, eerstelijnswerkers en andere hulpverleners/zorgverstrekkers, specifieke doelgroepen (zwangere vrouwen en ouders). − Terugbetaling van rookstopondersteuning.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: 1. Campagnes − Jaarlijkse actie naar aanleiding van de Werelddag tegen Tabak (31 mei) die aansluit bij het thema dat internationaal naar voor wordt geschoven. − Informerend en sensibiliserend materiaal en beperkt aantal acties rond passief roken en gericht naar specifieke doelgroepen (zwangere vrouwen, jongeren, …). − Bekendmaking van rookstop aanbod door de verschillende aanbieders. − Ruimere kankerpreventiecampagnes waarin aandacht is voor tabakspreventie. 2. Gemeenschapsinterventies − Rokers kunnen terecht bij de tabakstoplijn voor informatie en ondersteuning bij het stoppen met roken. − Rokers krijgen individueel online advies bij het stoppen met roken via de Rookstopcoach. − Opleiding tot tabacoloog. − Rookstopaanbod op beperkt aantal plaatsen en op maat, maar met financiële en sociale drempels voor risicogroepen. − Tussenkomst in rookstopbegeleiding door bepaalde ziekenfondsen.
Wat betreft implementatie en uitvoering: − −
Campagnes en gemeenschapsinterventies De uitvoering van de jaarlijkse actie naar aanleiding van de Werelddag tegen Tabak, de sensibilisering tegen passief roken, de verspreiding van doelgroepgerichte materialen, de bekendmaking van het bestaande ondersteuningsaanbod en het lokaal aansluiten bij ruimere campagnes gebeurt enerzijds rechtstreeks door de ontwikkelaars, anderzijds door Logo’s. Pagina 86 van 172
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: 1. Campagnes − Verder zetten en optimaliseren van de campagne Werelddag tegen Tabak in alle steden en gemeenten. − Uitwerken en organiseren van de in U.K. en Nederland effectief gebleken campagne ‘24 uur niet roken’. Deze campagne vergroot de rookstopmotivatie en het zelfwaardegevoel (‘ik kan het’) dat nodig is om aan rookstopcursussen deel te nemen en vol te houden. Deze campagnevorm is specifiek geschikt om lokaal kansarme groepen te bereiken en toe te leiden naar het bestaande ondersteuningsaanbod om te stoppen met roken. − Ontwikkeling van aangepaste campagnematerialen voor elke specifieke vrije tijdssector en voor specifieke doelgroepen (zie strategie 3: vrije tijdssectoren en strategie 8: gezin). 2. Interventies − Een rookstopaanbod voor jongeren in de vrije tijdsomgeving, via peereducatie (zie strategie 3: vrije tijdssectoren). − materialen en werkvormen voor gezinsgerichte tabakspreventie (zie strategie 8: gezin).
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − In het bijzonder meer mogelijkheden voor Logo’s om de bovenstaande methodieken te implementeren met de lokale partners en ondersteund door het lokaal gezondheidsbeleid. − Een eenduidig en bereikbaar rookstopaanbod voor iedereen. − Promotie van de online begeleiding via de Rookstopcoach (www.tabakstop.be en www.rookstopcoach.be). − Terugbetaling rookstopondersteuning. − Goede planning en professionele campagnes. − Samenwerking met socio-culturele organisaties.
Pagina 87 van 172
ALCOHOL EN DRUGS Lokaal beleid29 & sensibiliserende campagnes en interventies 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Hoe een lokaal alcohol- en drugbeleid er concreet uitziet, verschilt van gemeente tot gemeente. Dit is afhankelijk van plaatselijke noden, structuren, aanbod van preventie en hulpverlening, ... De lokale partners moeten zelf vorm geven aan een beleid 'op maat'. Het lokale niveau, als het meest nabije bestuursniveau, is hiervoor uitermate geschikt. Mensen voelen zich meer betrokken bij wat zich dicht bij huis afspeelt. Voor de effectieve realisatie van een beleid op lokaal niveau zijn volgende elementen en randvoorwaarden nodig: − In kaart brengen van de lokale situatie als basis voor invulling van een lokaal beleid. − Een voortrekker die de verantwoordelijkheid neemt om een alcohol- en drugbeleid op te starten en die hiervoor ook het (politieke) mandaat heeft. Verder is participatie van zoveel mogelijk partners en sectoren belangrijk om een draagvlak te creëren voor de succesvolle implementatie van het beleid. Vanuit de gemeente is logistieke ondersteuning wenselijk en een engagement op lange termijn. − Coördinatie en afstemming van de verschillende initiatieven die binnen de gemeente worden uitgewerkt. Alcohol en drugs moet tevens een plaats krijgen in de verschillende gemeentelijke beleidsplannen (jeugdwerkbeleidsplan, cultuurbeleidsplan, sportbeleidsplan, minderhedenbeleidsplan, gemeentelijk mobiliteitsplan, lokale economiebeleidsplan, lokaal sociaal beleidsplan, ...). − Het beleid moet zichtbaar gemaakt worden en moet mensen sensibiliseren en informeren. Hiervoor kunnen campagnes worden opgezet, die zich richten naar specifieke doelgroepen en die mensen betrekken en bewustmaken van de thematiek. Sleutelfiguren (huisartsen, welzijnswerkers, scholen, jeugdwerk, ...) kunnen hun steentje bijdragen door deze campagnes vanuit de eigen werking of organisatie te ondersteunen. Eens men gesensibiliseerd en geïnformeerd is over een probleem, zijn andere, veeleer kleinschalige benaderingen (interpersoonlijke, face-to-face communicatie) en een ondersteunende omgeving nodig om gedragsverandering te bekomen en te behouden. Deze aspecten worden opgenomen en uitgewerkt in het beleid van elke organisatie en in het lokaal alcohol- en drugbeleid. Binnen een beleidsmatige aanpak is er aandacht voor universele, selectieve en geïndiceerde preventie30.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
29 De methodiek, de bewezen effectiviteit, de kosten-effectiviteit en de implementeerbaarheid zijn
uitgebreid beschreven in de strategie: ‘Implementatie van een alcohol- en drugbeleid in verschillende sectoren (onderwijs, bedrijven, bijzondere jeugdzorg, …) geïntegreerd in een lokaal alcohol- en drugbeleid en gekoppeld aan sensibiliserende campagnes’ van de gezondheidsconferentie 2006. 30 Mrazek P. & Haggerty R. (Ed) Reducing risks of mantal disorder; Frontiers for preventive intervention research. Washington: National Academy Press. Pagina 88 van 172
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: Een effectieve aanpak m.b.t. alcohol en drugs op lokaal vlak vereist binnen het kader van een gezondheidsbeleid een specifiek invulling. − − −
− − −
− −
Er zijn analyse-instrumenten om op basis van bestaande indicatoren de lokale situatie in kaart de brengen. Er is lokaal overleg als instrument/methodiek om een lokaal beleid te voeren Er is een set van draaiboeken (kadermethodiek), visietekst, brochures en cahiers ter beschikking van verschillende lokale partners die hen ondersteund bij de realisatie van een lokaal alcohol- en drugpreventiebeleid. Basisidee is dat niet alleen de uitbouw van een beleid per maatschappelijke sector belangrijk is, maar vooral ook de onderlinge afstemming en samenwerking. Iedereen kan dan vanuit zijn eigen invalshoek een rol spelen bij het bespreekbaar maken, voorkomen en verhelpen van alcohol- en drugproblemen. Daarnaast zijn er naslagwerken met juridische informatie voor de bijzondere jeugdzorg, arbeidssector, onderwijs en achtergrondinformatie, ... Er is een inventaris met een overzicht van jeugdboeken, video’s, spelmateriaal, lespakketten en toneelstukken voor wie met jongeren rond alcohol en drugs wil werken. Er zijn verschillende campagnes onder de noemer alcohol beschikbaar. Doel van de campagnes is de bevolking te informeren over het gebruik maar ook de risico’s van alcohol in verschillende levensdomeinen. De campagnes bevatten naast websites verschillende campagnematerialen en brochures. Elke campagne richt zich naar een specifieke doelgroep: 10 – 15 jarigen, 16 tot 25 jarigen, naar volwassenen met boodschappen voor mannen, vrouwen, werknemers, sporters en voor partners van probleemdrinkers, naar kinderen van ouders met een alcoholprobleem en rond feest. Er zijn diverse folders, brochures voor de algemene bevolking over alle producten. Er is een didactisch pakket voor het geven van productinformatie.
Wat betreft implementatie en uitvoering: −
−
− − − − −
Lokale voortrekkers en politieke mandatarissen van steden en gemeenten en verschillende sleutelfiguren op lokaal vlak zijn actief betrokken bij de ontwikkeling en implementatie van een lokaal alcohol- en drugbeleid. Niet elke gemeente in Vlaanderen beschikt evenwel over een politiek gemandateerde voortrekker. VAD heeft opdracht (convenant 2006-2010) om met betrekking tot alcohol en drugs informatie ter beschikking te stellen, methodieken te ontwikkelen, de implementatie en evaluatie ervan te ondersteunen en intermediairs te vormen alsook consult en advies te verlenen aan intermediairs, overheid en wetenschappers. VAD organiseert vormingen voor preventie- en lokale sleutelfiguren rond de ontwikkeling van een lokaal alcohol- en drugbeleid. Preventiewerkers verbonden aan de CGG ondersteunen (advies en consult en vorming) en coachen lokale overheden en -partners in de ontwikkeling en implementatie van een alcohol- en drugbeleid op maat van de gemeente. Er zijn lokale preventiewerkers, aangestuurd vanuit verschillende niveaus, ondersteunen bij de ontwikkeling van een lokaal beleid. De lokale preventiewerkers zijn evenwel niet overal in Vlaanderen aanwezig. Er is een vormingsaanbod over een lokaal alcohol- en drugbeleid. Er is samenwerking met verschillende externe partners op lokaal niveau waaronder hulpverlening, politie, … Intermediairs (lokale beleidsmakers en lokale voortrekkers uit verschillende sectoren) en algemene bevolking kunnen met hun vragen naar informatie, ondersteuning en doorverwijzing terecht bij de DrugLijn (www.druglijn.be en T. 078/15.10.20).
Pagina 89 van 172
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: − − − − − −
Evaluatie en actualisering van de set van draaiboeken (kadermethodiek), visietekst, brochures en cahiers ter beschikking van verschillende lokale partners die hen ondersteund bij de realisatie van een lokaal alcohol- en drugpreventiebeleid. Een draaiboek om op lokaal vlak sensibiliserende acties te voeren. Eenduidige boodschappen. Permanent vernieuwen van ondersteunend materiaal om lokaal te gebruiken. Ontwikkelen van nieuwe technieken en materialen om maatschappelijk kwetsbaren groepen te bereiken. Monitoringsinstrumenten.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Meer en systematische implementatie van bestaande aanbod naar lokale overheden in overleg met betrokken partners. − Meer lokale en intergemeentelijke preventiewerkers. − De faciliterende en ondersteunende rol van de provincie. − Voldoende middelen om in de tijd gespreide en herhaalde campagnes te realiseren die het bewustmakingsproces ondersteunen en de effectiviteit verhogen. − Een goede netwerking (signposting), doorverwijzing en begeleiding (casemanagers, trajectbegeleiders) tussen diensten op het lokale vlak (zoals scholen, sociale diensten, VDAB of OCMW). − Samenwerking met socio-culturele organisaties.
Pagina 90 van 172
STRATEGIE 7: BEVORDEREN VAN EEN ONDERSTEUNINGSAANBOD INZAKE TABAK, ALCOHOL EN DRUGS DOOR WELZIJNS- EN GEZONDHEIDSWERKERS
Alcohol- en drugproblemen zijn een sluimerende problematiek, die op verschillende manieren en in verschillende fasen aan de oppervlakte komen. De welzijns- en gezondheidssector komt vaak als eerste in contact met een beginnend (of vergevorderd) probleemgebruik. Binnen organisaties wordt daarom hier rond best een beleid gevoerd, dat rekening houdt met de voorbeeldfunctie van de organisatie en haar medewerkers. Vroegtijdige interventies en korte interventies door deze grotendeels eerstelijnsdiensten zijn bewezen effectief31. Deze interventies situeren zich op het niveau van geïndiceerde preventie en vroegtijdige interventies tot harm reduction. Voor tabak, alcohol en drugs gebeurt een eerste gesprek vaak naar aanleiding van een routineconsult bij de huisarts. Ook mensen die geen problemen hebben op vlak van middelengebruik doen een beroep op een zorg/hulpverleningsaanbod (bijv. bij bepaalde ziekteklacht) en kunnen op hun middelengebruik aangesproken worden. De welzijns- en gezondheidssector bieden zowel gespecialiseerde als niet-gespecialiseerde preventieve ondersteuning en hulpverlening. Naast de hieronder beschreven clusters van welzijns- en gezondheidswerkers, zoals huisartsen, apothekers kunnen ook andere professionelen in de zorg- en gezondheidssector (verpleegkundigen, psychologen, kinesisten, ...) een grote betrokkenheid hebben. Bovendien zijn ook mantelzorgers en vrijwilligers (ambulanciers, ...) belangrijke actoren op het veld. Cluster 1 artsen,tandartsen, apothekers: Het grootste deel van de bevolking komt regelmatig bij de (huis)arts of apotheker voor zeer diverse problemen. Op die manier krijgen (huis)artsen en apothekers heel wat mensen met problematisch middelengebruik over de vloer, ook al zullen de meeste mensen dit niet onmiddellijk als een klacht presenteren, maar eerder vage klachten uiten, zoals slaapproblemen, verminderde eetlust, moeheid, een depressieve stemming, … Minimale kortdurende interventies blijken een bijzonder kosteneffectieve en goed gedocumenteerde interventiestrategie32.
Cluster 2 welzijnswerkers: Heel wat welzijnswerkers komen in contact met mensen die problematisch middelen gebruiken. We denken dan spontaan aan cliënten die chronisch gebruiken en daardoor afhankelijk werden of het dreigen te worden. Hun lichamelijke en psychische gezondheid is in gevaar. Maar ook occasioneel gebruik op de verkeerde plaats of op het verkeerde moment kan problematisch zijn. Denken we maar aan de veiligheidsén gezondheidsrisico’s van alcohol in het verkeer of in bepaalde werksituaties. De middelenproblematiek maakt vaak deel uit van een kluwen van problemen en is dikwijls niet de eerste zorg van de cliënten. Werkingen uit het Algemeen Welzijnswerk die vaak met middelenproblematiek in aanraking komen zijn o.a. thuislozenwerkingen, werkingen met jongeren (bv. JAC’s), justitieel welzijnswerk en ook het OCMW. Cluster 3 thuiszorg: Net zoals (huis)artsen/apothekers en welzijnswerkers hebben medewerkers in de thuisgezondheidszorg (thuisverplegers, gezins- en bejaardenhelpers,...) een belangrijke vertrouwensband met hun cliënten. Via de dagelijkse contacten en verzorgende interventies komen alcohol- en andere drugproblemen aan de oppervlakte. Grenzen stellen en korte interventies om probleembewustzijn en motivatie te verhogen behoren tot de mogelijkheden.
31 De methodiek, de bewezen effectiviteit, kosteneffectiviteit en implementeerbaarheid van de
methodiek 'vroegdetectie en kortadvies bij overmatig alcoholgebruik' staat beschreven in de fiche 'Bevordering van vroegdetectie en kortadvies bij overmatig alcoholgebruik bij de volwassen bevolking door de eerste lijn' opgemaakt voor de gezondheidsconferentie tabak, alcohol en drugs, 2006. 32 De methodiek, de bewezen effectiviteit, de kosteneffectiviteit en de implementeerbaarheid zijn uitgebreid beschreven in de fiches ‘Eenvoudig rookstopadvies en korte motiverende interventies’, ‘Programmatische tabakspreventie in de huisartspraktijk’, ‘Individuele begeleiding bij het stoppen met roken’, ‘Groepsbegeleiding bij het stoppen met roken’ en ‘Telefonische rookstopbegeleiding’ ter voorbereiding van de gezondheidsconferentie 2006.
Cluster 4 straathoekwerk: Straathoekwerkers komen in contact met de meer kwetsbare groepen uit de samenleving. Werken rond middelengebruik of -misbruik is voor elke straathoekwerker een belangrijk deel van zijn of haar opdracht. De straathoekwerkers bereiken veel mensen die te kampen hebben met problematisch alcoholgebruik en/of gebruik of misbruik van illegale drugs. Het straathoekwerk vervult een soort nuldelijnsfunctie aangezien het grootste gedeelte van de doelgroep geen contact (meer) heeft met de reguliere hulpverlening. Harm reduction is het belangrijkste uitgangspunt, gevolgd door gepast doorverwijzen naar de drughulpverlening. Cluster 5 categoriale hulpverlening: Personen met problematisch middelengebruik kunnen vanuit de eerstelijnszorg doorverwezen worden of terechtkomen in de gespecialiseerde ambulante alcohol- en drughulpverlening (MSOC, ambulante drugzorg/dagcentrum, Centrum voor geestelijke gezondheidszorg CGG), de semi-residentiële alcohol- en drughulpverlening (psychiatrische deeltijdsbehandeling) en/of de residentiële alcohol- en drughulpverlening (thuislozenwerking, crisisinterventiecentra, crisisopvang op Eenheid Psychiatrie Interventie - EPSI, Psychiatrische afdeling van een Algemeen Ziekenhuis - PAAZ, Ontwennings- en behandelafdeling van een psychiatrisch Ziekenhuis (PZ)/ontwenningskliniek, Therapeutische Gemeenschap - TG en Beschut wonen). Personen met een tabaksafhankelijkheid kunnen terecht bij tabacologen voor gespecialiseerd advies en individuele begeleiding. STREEFDOEL: Welzijn- en gezondheidswerkers hebben en gebruiken een ondersteuningsaanbod bij tabak-, alcohol- en drugvragen/problemen van cliënten.
GEINTEGREERDE AANPAK TABAK, ALCOHOL EN DRUGS 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan gemeenschappelijke methodieken (motiverende gespreksvoering) en materialen om cliënten met vragen/problemen rond tabak, alcohol of drugs in de gezondheids- en welzijnssector effectief te ondersteunen bij het stoppen of beperken van het middelengebruik. De vraag en de noden op het terrein zullen uiteindelijk bepalen of een strategie ten aanzien van één product (tabak, alcohol of drugs) dan wel rond een cluster of alle producten (tabak, alcohol én drugs) tegelijk wordt uitgewerkt. Er is nood aan voldoende flexibiliteit waarbij rekening wordt gehouden met de noden en verwachtingen van de doelgroep en de intermediairs die met deze doelgroep werken. Het gebruik van gemeenschappelijke strategieën en methodieken moet ervoor zorgen dat de aanpak op elk ogenblik kan worden geëvalueerd, geactualiseerd en verruimd naar andere producten.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Er is momenteel geen gemeenschappelijk aanbod op het gebied van methodiek, materiaal, implementatie of uitvoering.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Gemeenschappelijke materialen en methodieken om patiënten/cliënten op verschillende levensdomeinen effectief te kunnen ondersteunen, uitgewerkt voor en samen met de gezondheids- en de welzijnssector. Meer specifiek gaat het o.a. om: visie-ontwikkeling, aanbevelingen, indicatoren- en risicoscreening, evaluatie m.b.t. de klinische praktijk, ...
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
Cluster 1: Artsen, tandartsen en apothekers TABAKSPREVENTIE 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: − −
− − − − − −
Eenvoudig rookstopadvies voor alle patiënten en cliënten: verbale instructies gegeven door de gezondheidszorgverstrekker die de patiënt aanmoedigen om te stoppen met roken, en die al dan niet gepaard gaan met informatie over de gevaren van roken. Korte motiverende interventies (3-10 minuten) die verlopen volgens de principes van motiverende gespreksvoering, die inpasbaar zijn in een consult voor andere of gerelateerde klachten en die herhaald en opgevolgd worden over opeenvolgende consultmomenten heen. Het verloop is niet geprotocolleerd maar gebeurt op geleide van de cliënt/patiënt. Een minimale interventiestrategie: een protocol rond stoppen met roken ontwikkeld in medische praktijken. Proactieve en systematische rookstopinterventie van huisartsen, dwz. de arts intervenieert bij alle rokers zelfs als deze geen vragende partij zijn of alarmerende tekenen hebben. Er zijn methodieken voor individuele begeleiding bij stoppen met roken. Er zijn methodieken voor rookstopbegeleiding in groep. Er is telefonische rookstopbegeleiding beschikbaar. Er is online informatie- en adviesverstrekking beschikbaar.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Voldoende en divers aanbod aan rookstopbegeleiding.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: − −
Er zijn richtlijnen en adviezen ter beschikking voor o.a. huisartsen, tandartsen, apothekers. Er is informerend en sensibiliserend materiaal.
Wat betreft implementatie en uitvoering: − −
Er is een beperkt aanbod van rookstopbegeleiding (individueel, in groep, telefonisch en online). Artsen, apothekers, cliënten en de omgeving van cliënten kunnen met hun vragen naar informatie, ondersteuning en doorverwijzing terecht bij de Tabakstoplijn.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: − − − −
Een voldoende en divers aanbod aan rookstopbegeleiding. Rookstopbegeleiding voor specifieke kansengroepen. Webbased pakket voor motiverende gespreksvoering rond tabak voor gezondheidsverstrekkers. Praktijkinstrumenten voor artsen,tandartsen en apothekers.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Sensibiliseren van artsen, tandartsen en apothekers om rond dit thema te werken. − Deskundigheidsbevordering in de beroepsopleidingen en navormingen, met o.a. motiverende gespreksvoering.
ALCOHOL EN DRUGS 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Via algemene contacten met de huisarts en specifieke consulten bij specialisten (o.a. gynaecologen, ...) kan een screening op problematisch middelengebruik worden georganiseerd zodat problematisch gebruik in een vroeg stadium kan worden gedetecteerd en aangepakt. Bij aanwijzingen van problematisch druggebruik kunnen artsen minimale en kortdurende interventies en verdere begeleiding en indien nodig doorverwijzing voorzien. Dit geldt niet alleen voor de gebruikers zelf, maar ook voor hun omgeving (partners, kinderen van ...). In de nazorg van zowel alcohol- als drugproblemen kunnen huisartsen een zeer belangrijke taak opnemen. Sommige huisartsen volgen patiënten op die specifiek voor hun problematisch middelengebruik in behandeling zijn (geweest) en zijn voor hen een ondersteunende figuur in het volhouden van abstinentie of gecontroleerd gebruik (nazorg). Artsen kunnen eveneens ingrijpen bij acute intoxicaties, desintoxicatie en het bestrijden van onthoudingsverschijnselen, terugvalpreventie en substitutiebehandeling. Artsen en apothekers hebben ook aandacht voor de belasting die het problematisch gebruik voor gezinsleden (ouders, partner, kinderen) kan betekenen en kunnen hen hierbij passend ondersteunen en/of doorverwijzen. Apothekers kunnen doelgericht cliënten identificeren en sensibiliseren, bijvoorbeeld ter gelegenheid van dagelijks apotheekbezoek voor methadonsubstitutie, of een specifieke vraag naar drugtesten die via de openbare apotheek verdeeld worden.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: − − − − − − −
Er zijn gesprekstechnieken om problematisch alcoholgebruik bespreekbaar te maken Er zijn naslagwerken (o.a. cd-rom) met achtergrondinformatie over hulpverlening bij problematisch alcoholgebruik en illegaal druggebruik. Er is een website die artsen informeren en sensibiliseren over alcohol. Er zijn dossiers en richtlijnen voor apotheken beschikbaar via het web (www.apb.be) en via vaktijdschriften. Er zijn informatieve brochures over alcohol voor de doelgroep mannen, vrouwen, partners, kinderen en probleemdrinkers. Er is een zelfhulpboekje voor partners om met cliënten rond het thema alcohol te werken. Er in een inventaris met doorverwijsadressen beschikbaar (ook digitaal).
− − −
Er zijn productinformatiefolders beschikbaar. Er is een didactisch pakket voor het geven van productinformatie. Er zijn gevalideerde screeningsinstrumenten voor alcoholproblemen.
Wat betreft implementatie en uitvoering: − − − −
−
− −
Er zijn samenwerkingsverbanden met koepels huisartsen (Domus Medica). Preventiewerkers verbonden aan de CGG ondersteunen en geven vorming op vraag en ondersteuning aan artsen en apothekers. Er is een vormingsaanbod voor huisartsenkringen (o.a. Kortdurende vaardigheidstraining) rondom screening en omgaan met alcoholgebruik in de huisartsenpraktijk. Voor huisartsenkringen is er een vormingsaanbod over de aanpak van de drugproblematiek in de huisartsenpraktijk. Mogelijke thema’s zijn: inzicht in middelenmisbruik (ook alcohol en psycho-actieve medicatie), productinformatie en hoe omgaan met druggebruikers in de huisartsenpraktijk (het relationele aspect). Het is de bedoeling de huisarts te helpen bij het vroeg detecteren van drugproblemen, het adequaat erop inspelen en het efficiënt samenwerken met belangrijke partners. VAD heeft opdracht (convenant 2006-2010) om met betrekking tot alcohol en drugs informatie ter beschikking te stellen, methodieken te ontwikkelen, de implementatie en evaluatie ervan te ondersteunen en intermediairs te vormen alsook consult en advies te verlenen aan intermediairs, overheid en wetenschappers. Er is een gedifferentieerd hulpverleningsaanbod voor mensen met alcohol en drugproblemen. Artsen,apothekers, cliënten en de omgeving van cliënten kunnen met hun vragen naar informatie, ondersteuning en doorverwijzing terecht bij De DrugLijn (www.druglijn.be en T. 078/15.10.20).
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: − − − − −
Webbased leertraject voor motiverende gespreksvoering. Trainingsmateriaal (DVD) motiverende gespreksvoering. Gevalideerde screeningsinstrumenten voor illegale druggebruik. E-interventions voor vroeginterventie en begeleiding via internet33. Een beleid in de algemene ziekenhuizen.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Meer en systematische implementatie van het bestaande aanbod naar huisartsen in samenwerking en overleg met de betrokken partners. − aandacht voor A&D in alle beroepsopleidingen en navormingen.
33 De methodiek, de bewezen effectiviteit, kosteneffectiviteit en implementeerbaarheid van de
methodiek 'Interventies bij problematisch alcohol- en druggebruik via internet of computer' staat beschreven in de fiche 'Interventies bij problematisch alcohol- en druggebruik via internet of computer' opgemaakt voor de gezondheidsconferentie tabak, alcohol en drugs, 2006.
Cluster 2: Welzijnswerkers TABAKSPREVENTIE 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Methodieken en materialen aangepast aan specifieke doelgroepen (kansarmen, allochtonen, thuislozen, ...).
Wat betreft implementatie en uitvoering: Een laagdrempelig aanbod van rookstopbegeleiding.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: − −
De beperkte methodieken/materialen ontwikkeld voor specifieke doelgroepen (kansarmen, allochtonen) zijn beschikbaar voor gebruik door welzijnswerkers. Een methodiek van rookstopbegeleiding voor kansarmen wordt ontwikkeld en uitgetest (pilootproject Antwerpen).
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Meer methodieken/materialen afgestemd op de specifieke doelgroepen van welzijnswerkers.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Verspreiden van uitgeteste models of good practice.
ALCOHOL EN DRUGS 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: −
−
−
−
De welzijnssector is ideaal geplaatst om verschillende vormen van problematisch middelengebruik te detecteren en in te schatten, door te verwijzen indien een gespecialiseerde begeleiding of behandeling nodig is en nazorg te voorzien. Meer specifiek neemt de welzijnssector taken op op het vlak van vroeginterventie en motivatie voor behandeling (1), harm reduction (2) en maatschappelijke integratie (3). Ook op preventief vlak kan de welzijnssector heel wat betekenen voor mensen die (nog) niet gebruiken. Aandacht voor specifieke risicogroepen is daarbij van belang. Denken we maar aan kinderen van ouders met een alcohol- of drugprobleem, mensen in maatschappelijk achtergestelde situaties, … (zie ook strategie doelgroepen) Problematisch middelengebruik is vaak een factor die de totale probleemsituatie van mensen sterk beïnvloedt. Meervoudige problemen op persoonlijk, relationeel en sociaal vlak beïnvloeden het problematisch gebruik en omgekeerd. De hulpverlening aan meervoudig gekwetste personen speelt in op deze onderlinge beïnvloeding. Het volstaat niet om te focussen op het problematisch gebruik alleen. In dergelijke situaties is een verwijzing naar gespecialiseerde hulp niet mogelijk en vaak ook niet gewenst. Op preventief vlak hebben welzijnswerkers een opdracht om deskundig informatie- en advies te verstrekken aan de brede bevolking en aan risicogroepen in het bijzonder. Het welzijnswerk kan ook vroegtijdig inspelen op probleemsituaties die ten gevolge van problematisch middelengebruik verder dreigen te escaleren.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: − − − − − − − − −
Er zijn gesprekstechnieken beschikbaar om problematisch alcoholgebruik bespreekbaar te maken. Er zijn naslagwerken (o.a. cd-rom) met achtergrondinformatie. Er is een website die welzijnswerkers informeren en sensibiliseren over alcohol. Er zijn informatieve brochures over alcohol voor de doelgroep mannen, vrouwen, partners, kinderen en probleemdrinkers. Er is een zelfhulpboekje voor partners om met cliënten rond het thema alcohol te werken. Er zijn zelfhulpboekjes beschikbaar die in de coaching van cliënten kunnen worden gebruikt. Er in een inventaris met doorverwijsadressen beschikbaar (ook digitaal). Er zijn productinformatiefolders en ander psycho-educatief materiaal beschikbaar. Er is een didactisch pakket voor het geven van productinformatie.
Wat betreft implementatie en uitvoering: − − − − −
− −
Er zijn samenwerkingsverbanden met de koepels welzijnswerk (SAW). Preventiewerkers verbonden aan de CGG ondersteunen en geven vorming aan welzijnswerkers (CAW, OCMW). Er is een vormingsaanbod op maat over omgaan met alcohol- en druggebruik van cliënten in de welzijnssector, rond motiverende gespreksvoering, over psycho-educatie bij problematisch middelengebruik en screeningsmethoden. Er zijn trainingen m.b.t. motiverende gespreksvoering. VAD heeft opdracht (convenant 2006-2010) om met betrekking tot alcohol en drugs informatie ter beschikking te stellen, methodieken te ontwikkelen, de implementatie en evaluatie ervan te ondersteunen en intermediairs te vormen alsook consult en advies te verlenen aan intermediairs, overheid en wetenschappers. Er is een gedifferentieerd hulpverleningsaanbod voor mensen met alcohol en drugproblemen. Intermediairs en andere sleutelfiguren uit de welzijnssector én cliënten kunnen met hun vragen naar informatie, ondersteuning en doorverwijzing terecht bij de DrugLijn (www.druglijn.be en T. 078/15.10.20).
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: − − − − − −
Webbased leertraject voor motiverende gespreksvoering. Trainingsmateriaal (DVD) motiverende gespreksvoering. Publicatie voor beleidsmatig werken in ambulante diensten (OCMW, CAW,...). E-interventions voor vroeginterventie en begeleiding via internet34. Methodieken en materialen voor specifieke doelgroepen (vb. allochtonen, kansarmen, thuislozen, ...). Een goede basisscreening in combinatie met een correcte doorverwijzing naar gepaste hulpverlening.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Meer en systematische sensibilisatie en implementatie van het bestaande aanbod in samenwerking en in overleg met de welzijnssector. − Een beter uitgewerkt partnerschap noodzakelijk om de gezondheidszorg voor thuislozen meer op maat, mobieler en meer laagdrempelig te maken35. − De zorgcircuits zijn een aanknopingspunt tot samenwerking mits daar een expliciete plaats voorzien wordt voor de welzijnszorg, naast de geestelijke gezondheidszorg. − Aandacht voor problemen van middelengebruik en aanpak ervan in de basisopleidingen.
34 De methodiek, de bewezen effectiviteit, kosteneffectiviteit en implementeerbaarheid van de
methodiek 'Interventies bij problematisch alcohol- en druggebruik via internet of computer' staat beschreven in de fiche 'Interventies bij problematisch alcohol- en druggebruik via internet of computer' opgemaakt voor de gezondheidsconferentie tabak, alcohol en drugs, 2006. 35 Hiva onderzoek ‘ Zonder (t)huis’ ( 2006).
Cluster 3: Thuiszorg TABAKSPREVENTIE 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Methodieken, informerend en sensibiliserend materiaal rond stoppen met roken en passief roken, afgestemd op de thuiszorgverleners.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: Er zijn geen methodieken/materialen beschikbaar die zich specifiek richten naar de thuisgezondheidszorg.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Thuisgezondheidswerkers, cliënten en hun omgeving kunnen met hun vragen naar informatie, ondersteuning en doorverwijzing terecht bij de Tabakstoplijn.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Meer methodieken/materialen afgestemd op de thuiszorgverleners.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
ALCOHOL EN DRUGS 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Bij alcohol- en of drugproblemen kunnen medewerkers uit de thuiszorg problemen bij hun cliënteel identificeren, hun functioneren bespreekbaar maken (omgaan met) en doorverwijzen naar o.a. huisarts voor verdere screening en begeleiding. Samenwerking en zorgplanning tussen de diverse zorgverstrekkers, in het kader van cliëntenoverleg binnen een SIT, kunnen bijdragen tot verhoogde motivatie en behandelbereidheid van de cliënt. Aandacht is nodig voor de omgeving (ouders, partners, kinderen).
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: Er zijn geen Vlaamse methodieken/materialen beschikbaar.
Wat betreft implementatie en uitvoering: − −
In verschillende regio's wordt op vraag een vormingsaanbod georganiseerd door CGGpreventiewerkers. Er is geen Vlaams vormingsaanbod. Intermediairs en cliënteel uit de thuiszorgsector kunnen met hun vragen naar informatie, ondersteuning en doorverwijzing terecht bij de DrugLijn (www.druglijn.be en T. 078/15.10.20).
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: − − − −
Onderzoek naar noden en behoeften. Aangepaste methodieken op vlak van o.a. grenzen stellen, feedback en psychoeducatie en motivatiebevordering. Een informatieaanbod op maat. Een goede basisscreening in combinatie met een correcte doorverwijzing naar gepaste hulpverlening.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Systematische implementatie van het aanbod. − Aandacht voor problemen van middelengebruik en aanpak ervan in de basisopleidingen en bijzondere aandacht voor opleiding van medewerkers Psychiatrische Thuiszorg.
Cluster 4: Straathoekwerk TABAKSPREVENTIE Het lijkt niet aangewezen om specifieke methodieken/materialen te ontwikkelen rond tabakspreventie voor het straathoekwerk. Indien nodig kunnen materialen ontwikkeld voor algemeen publiek of specifieke doelgroepen worden gebruikt.
ALCOHOL EN DRUGS 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Straathoekwerk is zeer goed geplaatst om die groepen te bereiken die geen contact (meer) hebben met de hulpverlening. Het betreft maatschappelijk kwetsbare groepen die veelal te kampen hebben met gebruik of misbruik van alcohol en/of illegale drugs. Belangrijke methodes in het werken met deze mensen zijn: 1) harm reduction, 2) peer education, 3) ondersteuning, 4) gepast doorverwijzen en eventueel 5) preventie. Preventie is vooral van belang voor de straathoekwerkers die veel jongeren bereiken of mensen die nog niet afhankelijk zijn van een of meerdere producten.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Een duidelijk uitgewerkt aanbod van opleiding naar straathoekwerkers en achteraf verder gespecialiseerde vorming in het hanteren van de methodiek straathoekwerk naar alcohol- en druggebruikers. Ook vorming rond drugs en omgaan met gebruikers is noodzakelijk.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: −
Er is een website (www.straathoekwerk.be) met alle informatie over de werkvorm.
Wat betreft implementatie en uitvoering: − −
− −
−
Opleiding en vorming binnen het straathoekwerk worden gegeven aan de hand van een cursus en visieteksten (Vlastrov). Er is een verplichte initiatiecursus (3 dagen) voor elke beginnende werker, een verplichte opvolgingscursus (3 dagen) voor elke werker die ongeveer 1 jaar bezig is en jaarlijks wordt er een workshop straathoekwerk georganiseerd voor elke ervaren werker (meer dan 3 jaar bezig). Daarnaast is er een aanbod van thematische vormingen voor elke werker en coördinator waaronder de kijk-, ruik- en tastdag en omgaan met psychische stoornissen. VAD heeft opdracht (convenant 2006-2010) om met betrekking tot alcohol- en drugs informatie te verstrekken, methodieken te ontwikkelen, de implementatie en evaluatie ervan te ondersteunen en intermediairs te vormen alsook consult en advies te verlenen aan intermediairs, overheid en wetenschappers. Er zijn samenwerkingsverbanden met spuitenruil, MSOC's en huisartsen in verband met doorverwijzing, begeleiding en opvolging van cliënten.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: − −
Er is nood aan een up to date handboek straathoekwerk (Vlastrov). Ook moet er werk gemaakt worden van het up to date houden van de website (Vlastrov).
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Betere inbedding in, afstemming op en samenwerking van straathoekwerk met de hulpverlening.
Cluster 5: Categoriale hulpverlening TABAKSPREVENTIE 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft implementatie en uitvoering: − −
Er is een opleiding tot tabacoloog. Er is een terugbetaling voor individuele rookstopbegeleiding bij zwangere vrouwen en hun partners.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Een eenduidig en bereikbaar individueel aanbod aan rookstopbegeleiding. − Veralgemeende terugbetaling voor rookstopbegeleiding.
ALCOHOL EN DRUGS 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: −
−
− −
− −
De centrale doelstelling van categoriale alcohol- en drughulpverlening bij problematisch middelengebruik is het bevorderen van de levenskwaliteit op het vlak van lichamelijke en psychische gezondheid en van sociaal welzijn, met respect voor de autonomie van de cliënt. Om deze doelstelling te bereiken kunnen een aantal tussendoelen worden geformuleerd, zoals verbetering van de levenskwaliteit, beheersing van het probleem, bevordering van probleeminzicht en motivatie tot verandering. De finaliteit van hulpverlening kan variëren van schadebeperking over gecontroleerd gebruik tot abstinentie. De aanpak van problematisch middelengebruik is complex en vraagt daarom een voldoende flexibel hulpverleningsaanbod dat continuïteit kan voorzien. In de loop van een behandelingsproces hebben verschillende interventies hun plaats, vaak aangeboden door verschillende instanties. De categoriale hulpverlener ondersteunt de cliënt om vat te krijgen op het problematisch middelengebruik. Vanuit verschillende behandelingsmodellen (farmacotherapie, psychotherapie en andere therapeutische activiteiten) wordt met de cliënt gewerkt aan het middelenprobleem en aan de geassocieerde problematiek en/of pathologie.Verder richt hulpverlening zich ook op een verbetering van de levenskwaliteit van de cliënt en zijn omgeving. Ten slotte betekent een integraal behandelingsaanbod: werken aan maatschappelijke reïntegratie en aandacht schenken aan alle levensgebieden die onder het problematisch gebruik te lijden hebben gehad. Ondersteuning van en hulp aan de omgeving - ouders, partner, kinderen - zijn eveneens belangrijke factoren voor het succes van de begeleiding. Bij afhankelijkheid hebben we vaak te maken met een langdurige, chronische problematiek, waarbij de hulpverlening de cliënt helpt om het probleem te beheersen en de kwaliteit van zijn leven te verbeteren. In dat perspectief kan ook schadebeperking zijn plaats krijgen: wanneer de cliënt nog niet in staat is om met gebruik te stoppen, kunnen schadebeperkende maatregelen ervoor zorgen dat de schade ten gevolge van het gebruik zo beperkt mogelijk blijft. Afwisselend en/of gelijktijdig zijn interventies in het hulpverleningsaanbod gericht op 'cure' of 'care': soms is vooral zorg en bescherming nodig, in andere gevallen ligt de nadruk op therapie of begeleiding en op nog andere momenten is er nood aan reïntegratie. Aangezien het bij middelenmisbruik om een chronische problematiek gaat, moet in het behandelingsproces met een mogelijke terugval rekening worden gehouden. Met terugvalpreventie tracht men terugval te voorkomen of te beperken (niet laten escaleren) door de cliënt te leren omgaan met situaties die een risico op terugval betekenen.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: − − − − − − − − − −
Er zijn gesprekstechnieken beschikbaar om problematisch alcoholgebruik bespreekbaar te maken. Er zijn naslagwerken met achtergrondinformatie over alcohol en drugs. Er zijn verschillende websites die categoriale alcohol- en drughulpverleners informeren en sensibiliseren over alcohol. Er zijn informatieve brochures over alcohol voor de doelgroep mannen, vrouwen, partners, kinderen en probleemdrinkers. Er is een zelfhulpboekje voor partners om met cliënten rond het thema alcohol te werken. Er in een inventaris met doorverwijsadressen beschikbaar (ook digitaal). Er zijn productinformatiefolders beschikbaar. Er is een didactisch pakket voor het geven van productinformatie. Er zijn gevalideerde screeningsinstrumenten voor alcoholproblemen. Er bestaan beschrijvingen van behandelstrategieën die evidentie hebben bewezen (bv. APA).
Wat betreft implementatie en uitvoering: − − −
− − − − −
Er zijn (federaal georganiseerde) overlegstructuren en samenwerkingsverbanden met de verschillende koepels. Er is een gediversifieerd open vormingsaanbod (basisvorming, vervolgmodules, seminaries, train de trainer en masterclass) en een tweejarige opleiding voor hulpverleners binnen de categoriale alcohol- en drugshulpverlening. VAD heeft opdracht (convenant 2006-2010) om met betrekking tot alcohol en drugs informatie ter beschikking te stellen, methodieken te ontwikkelen, de implementatie en evaluatie ervan te ondersteunen en intermediairs te vormen alsook consult en advies te verlenen aan intermediairs, overheid en wetenschappers. Er is een gedifferentieerd hulpverleningsaanbod voor mensen met alcohol en drugproblemen. Er is een aanbod van gerechtelijke alternatieve maatregelen voor veroordeelde cliënten. Er zijn zorgcircuits voor middelengebruikers. Er zijn casemanagers. Categoriale alcohol- en drughulpverleners en hun cliënten/patiënten kunnen met hun vragen naar informatie, ondersteuning en doorverwijzing terecht bij De Druglijn (www.druglijn.be en T. 078/15.10.20).
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: − − − − − −
Webbased leertraject voor motiverende gespreksvoering. Trainingsmateriaal (DVD) motiverende gespreksvoering. Draaiboek vroeginterventie bij jongerengroepen. Meer onderzoek op vlak van evidence based strategieën. Gevalideerde screeninginstrumenten voor illegale drugs. Meetinstrumenten om de kwaliteit van werken in de categoriale hulpverlening te meten.
− − − −
E-interventions voor vroeginterventie en begeleiding via internet36. Methodiekontwikkeling langdurige ambulante nazorg drugsproblemen (bv. terugkomdagen). Ondersteunend materiaal voor de omgang met etnisch-culturele diversiteit in het hulpaanbod Ondersteunend materiaal ter bevordering van doelgroepparticipatie (o.a. oprichting van cliëntenraden, inzet van ervaringsdeskundigen, …)
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Systematisch toepassen en implementeren van bestaande methodieken. − Ondersteuning van ouders en omgeving. − Toegankelijk regionaal hulpverleningsaanbod voor vroeginterventie. − Uitbouwen van zorgcircuits voor volwassenen en voor jongeren. − Kwaliteitsmeting in de verslavingszorg. − Pilootproject ten behoeve van bereik van etnisch-culturele groepen.
36 De methodiek, de bewezen effectiviteit, kosteneffectiviteit en implementeerbaarheid van de
methodiek 'Interventies bij problematisch alcohol- en druggebruik via internet of computer' staat beschreven in de fiche 'Interventies bij problematisch alcohol- en druggebruik via internet of computer' opgemaakt voor de gezondheidsconferentie tabak, alcohol en drugs, 2006.
STRATEGIE 8: BEVORDEREN VAN EEN ONDERSTEUNINGSAANBOD INZAKE TABAK, ALCOHOL EN DRUGS NAAR SPECIFIEKE DOELGROEPEN
De strategie naar specifieke doelgroepen beoogt een ondersteuningsaanbod naar diverse doelgroepen die we met betrekking tot tabak, alcohol en illegale drugs kunnen onderscheiden. In eerste instantie clusteren we 2 grote groepen, namelijk het gezin (met diverse specifieke deelgroepen zoals zwangere vrouwen en de thuisomgeving van jonge kinderen, ouders en kinderen van ouders met een alcohol- of drugprobleem) en gebruikers (waaronder problematische gebruikers, IDGs, ex-gebruikers, ...).
Cluster Gezin Binnen de strategie 'gezin' beogen we verschillende doelgroepen te benaderen. Elke doelgroep vraagt een specifieke aanpak. Toch zal een aantal kanalen, voornamelijk op vlak van implementatie en uitvoering gemeenschappelijk kunnen worden benaderd. Hieronder bespreken we volgende subgroepen: 1. Ouders, (1-algemeen) en specifiek (2) ouders van kinderen met een alcohol- of drugprobleem en (3) ouders met een alcohol- of drugprobleem met kleine kinderen 2. Zwangere vrouwen en de thuisomgeving van jonge kinderen. 3. Kinderen van ouders met een alcohol- of drugprobleem.
GEINTEGREERDE AANPAK TABAK, ALCOHOL EN DRUGS 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan een gemeenschappelijk aanbod van methodieken en materialen en aan een globale strategie om tabak, alcohol en drugs onder de aandacht te brengen van ouders en hen te ondersteunen bij hun vragen en eventuele problemen. De vraag en de noden op het terrein zullen uiteindelijk bepalen of een strategie ten aanzien van één product (tabak, alcohol of drugs) dan wel rond een cluster of alle producten (tabak, alcohol én drugs) tegelijk wordt uitgewerkt. Er is nood aan voldoende flexibiliteit waarbij rekening wordt gehouden met de noden en verwachtingen van de doelgroep en de intermediairs die met deze doelgroep werken. Het gebruik van gemeenschappelijke strategieën en methodieken heeft tot gevolg dat de aanpak op elk ogenblik kan worden geëvalueerd, geactualiseerd en verruimd naar andere producten. −
− −
Opvoedingsondersteuning vormt een algemene basis om ouders te ondersteunen bij het voorkomen van tabak-, alcohol- en druggebruik (en -misbruik) bij hun kinderen. Opvoedingsondersteuning versterkt de beschermende factoren in de gezinscontext voor tabaks-, alcohol- en druggebruik. Het gaat om het: o versterken van de band tussen kinderen en ouders o communicatievaardigheden tussen jongeren en ouders o ondersteunen van het ouderlijk toezicht met duidelijke gezinsregels en afspraken. o inzicht in de rol van het eigen voorbeeldgedrag o ontwikkelen van het zelfvertrouwen van ouders omtrent hun deskundigheid over opvoeding en middelengebruik Ouders moeten actief betrokken worden bij preventie van roken, alcohol en drugs in andere sectoren (vb. ouderluik bij projecten TAD op school). Er is sensibiliserend materiaal en initiatieven naar ouders nodig met specifieke aandacht voor de risico's van middelengebruik op jonge leeftijd.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Gericht en toegankelijk aanbod aan opvoedingsondersteuning voor ouders. − Lokaal overleg opvoedingsondersteuning waarbij gestreefd wordt naar samenwerking tussen diensten en organisaties die een opvoedingsondersteuningsaanbod hebben naar ouders. Kenbaar maken van dit aanbod.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: − − − − − − −
Opvoedingswinkels met aanbod aan opvoedingsondersteuning. Oefenscholen voor ouders (Gezinsbond). Opvoedingslijn. Tijdschrift voor ouders vb. Klasse. Websites vb. www.oudernet.be (nieuwe online vraagbaak voor opvoeding). Algemeen welzijnwerk met consultaties voor ouders. Triple – P project in de provincie Antwerpen.
Wat betreft implementatie en uitvoering: −
Aanbod aan cursussen opvoedingsondersteuning.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Aanbod voor moeilijk bereikbare ouders (allochtone ouders, eenoudergezinnen, onthaalbureaus) en kwetsbare groepen. − Aanvullen van bestaand aanbod met specifieke invulling voor tabak, alcohol en drugs. − Foldermateriaal rond tabak, alcohol en drugs voor zwangere vrouwen en gezinnen met jonge kinderen. − Uitbreiding websites actoren (o.a. Kind en Gezin) met informatie en links rond tabak, alcohol en drugs. − Een eenduidige boodschap en werken naar consensus onder professionelen.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Sensibiliseren van beroepsgroepen
− − − − −
Deskundigheidsbevordering op specifieke vlak van tabak, alcohol en drugs bij intermediairs. Betrekken van organisaties zoals ‘Basiseducatie’ om het aanbod bij de doelgroep te krijgen. Verspreiden van foldermateriaal naar actoren (o.a. Kind en Gezin, kraamzorg, vroedvrouwen, gynaecologen, huisartsen, …). Opvoedingsondersteuning: samenwerking met nieuw opgerichte diensten en voorzieningen opbouwen. Vorming en ondersteuning van actoren (o.a. Kind en Gezin, kraamzorg, vroedvrouwen, gynaecologen, huisartsen).
(1) Ouders (algemene doelgroep) STREEFDOEL: Ouders ondersteunen hun kinderen om geen tabak, alcohol en drugs te gebruiken.
TABAKSPREVENTIE 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Ouders moeten beroep kunnen doen op opvoedingsondersteuning met het oog op het versterken van de ouder-kindrelatie, het ondersteunen van hun inspanningen om beginnen roken te voorkomen en in het opnemen van een voorbeeldfunctie inzake niet-roken en stoppen met roken. Daarnaast moet er een gemeenschappelijk aanbod van methodieken beschikbaar zijn die blootstelling van kinderen aan tabaksrook van ouders en andere volwassenen in de thuis- en leefomgeving vermindert door het invoeren van ‘huisregels’, zoals niet roken binnenshuis, niet roken in plaatsen waar het kind komt, verblijft of slaapt, niet roken in bijzijn van het kind, bezoekers vragen buiten te roken, niet roken in de wagen ed. De meest gebruikte technieken hiervoor zijn: − Ouders informeren, adviseren en ondersteunen over de mogelijkheden om blootstelling van het kind aan tabaksrook te voorkomen of te beperken. − Educatie via o.m. flyers, brochures of posters, website. − Gerichte doorverwijzing van ouders die willen stoppen met roken.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. − −
Er zijn organisaties met een duidelijke opdracht om een tabakspreventie naar ouders (mee) uit te werken en te implementeren. Er is een aanbod van rookstopbegeleiding, individueel en in groep.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: − − −
Er is een informerende folder voor ouders van tieners. Ouders kunnen voor individuele informatie en ondersteuning bij het stoppen met roken terecht bij de Tabaksstoplijn en online via bijv. de rookstopcoach. Er is een beperkt begeleidingsaanbod bij stoppen met roken voor individuen en in groep.
Wat betreft implementatie en uitvoering: −
Er wordt informatie verstrekt en gesensibiliseerd via gezinsorganisaties, huisartsen, … maar dit gebeurt niet systematisch.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Ondersteunend materiaal voor ouders. − Specifieke methodieken/materialen aangepast aan risicogroepen (allochtone ouders, kansarme ouders, …).
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Systematisch aanbieden van informatie en sensibilisering aan ouders om niet te roken in de omgeving van kinderen, om hun kinderen te ondersteunen in het niet beginnen roken en om te stoppen met roken. Deze informatie en sensibilisering moet verlopen via verschillende kanalen en via de verschillende intermediairs die met ouders in contact komen.
ALCOHOL EN DRUGS 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Ouders zijn een belangrijke doelgroep voor preventie die niet via één sector zijn te vatten. Binnen de ruime doelgroep van ouders kunnen we verschillende deelgroepen onderscheiden. Ze hebben een aangepast aanbod nodig, afhankelijk van hun specifieke noden.
Wat betreft methodiek/materiaal: (1) Ouders Opvoedingsondersteuning waarbij de beschermende factoren voor alcohol- en drugmisbruik in de gezinscontext worden versterkt. Het gaat om: − versterken van de band tussen kinderen en ouders − communicatievaardigheden tussen jongeren en ouders − ondersteunen van het ouderlijk toezicht met duidelijke gezinsregels en afspraken − inzicht in de rol van het eigen voorbeeldgedrag − ontwikkelen van het zelfvertrouwen van ouders omtrent hun deskundigheid over opvoeding en drugs (2) Problematisch alcohol- en druggebruik van één of meer kinderen in een gezin drukt een onmiskenbare stempel op het gezin: gezinsrelaties staan onder druk, het gezin gaat zich isoleren, wordt gestigmatiseerd, depressies doen zich voor. Om deze groep van ouders te ondersteunen is het nodig om deze ouders: − zelfvertrouwen te geven in hun ouderlijke rol − ondersteuningsaanbod om hen met deze gezinssituatie zo adequaat als mogelijk te leren omgaan (voor zichzelf, hun gezinsleden en de alcohol- of druggebruikende jongere). (3) Een bijzondere doelgroep vormen alcohol- of druggebruikende ouders met kinderen: vanuit hun specifieke situatie is de nood aan opvoedingsondersteuning groot. Er is nood aan: − gerichte opvoedingsondersteuning in hun opvoedingstaak, wat zowel het welzijn van de ouders als van het kind ten goede komt (voor deze laatste: zie ook kinderen van) − netwerkontwikkeling rond de gebruikende ouders
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: −
Materiaal om ouders te sensibiliseren over hun eigen rol en mogelijkheden om preventief te werken.
− − − − − − −
Er zijn pakketten voor het geven van vormingsavonden voor ouders (draaiboeken, video's). Er zijn pakketten voor het geven van psycho-educatie voor familieleden van gebruikers. Er zijn diverse folders en brochures voor ouders (opvoedingsondersteuning, productinformatie, juridische informatie, ondersteunen met stoppen, ...). Er is een draaiboek voor groepswerkingen ter ondersteuning van ouders met druggebruikende kinderen. Er is een inventaris van groepswerkingen voor ouders van druggebruikende kinderen in Vlaanderen. Er zijn regionale (piloot) projecten (ouderwinkel en 'hulp aan huis') rond ondersteuning van ouders van kinderen die drugs gebruiken. Er zijn regionaal verspreide zelfhulpgroepen voor familieleden van drugverslaafden, vaak verbonden aan categoriale hulpverleningscentra.
Wat betreft implementatie en uitvoering: − −
−
− − − −
CGG-preventiewerkers bieden ondersteuning, o.a. bij het opzetten van een vormingsavond voor ouders en geven zelf vorming. VAD heeft opdracht (convenant 2006-2010) om informatie ter beschikking te stellen, methodieken te ontwikkelen, de implementatie en evaluatie ervan te ondersteunen en intermediairs te vormen alsook consult en advies te verlenen aan intermediairs, overheid en wetenschappers. Vanuit hun specifieke situatie is de nood aan opvoedingsondersteuning van ouders die zélf een alcohol- of drugprobleem hebben zeer groot. Heel wat hulpverleningsinstellingen geven, naast de begeleiding voor het alcohol- of drugprobleem, ook gerichte aandacht aan de ouderrol van de cliënt. Sommige organisaties hebben specifieke programma's voor ondersteuning van drugverslaafde ouders met jonge kinderen. In Antwerpen is er een organisatie die door middel van casemanagement een netwerk activeert voor gezinnen met jonge kinderen waarvan een of beide ouders met een illegaledrugprobleem kampt. Er is een ondersteuningsaanbod voor ouders met druggebruikende kinderen (opvoedings-ondersteuning, oudergroepen, zelfhulpgroepen) op maat, afhankelijk van de specifieke noden en vragen. Ouders en intermediairs kunnen met hun vragen naar informatie, naar ondersteuning, naar doorverwijzing, ... terecht bij De DrugLijn (www.druglijn.be / T. 078/15.10.20). Er is een zorg- en hulpverleningsaanbod voor ouders van jongeren met alcohol- of drugprobleem (individueel consult, groepswerking).
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Nieuwe methodieken en ruimere toepassing van bestaande methodieken voor moeilijk bereikbare ouders (o.a. tuppercare). − Ondersteuningsaanbod (stappenplan) voor zelfhulpgroepen van ouders. − Vorming voor begeleiders van (zelfhulp)groepen. − Interventiemethodiek voor eerstelijnswerkers (o.a. huisartsen) om ouders van druggebruikende kinderen te detecteren en te ondersteunen. − Ondersteuningsaanbod, bruikbare methodieken, voor hulpverleners voor de begeleiding van druggebruikende ouders met jonge kinderen. − Gratis sensibiliserend materiaal voor ouders.
−
Eenduidige boodschappen rond de mogelijkheden en de beperkingen van het gebruik van drugtesten door ouders bij hun druggebruikende kinderen.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Ruime en veralgemeende toepassing van het bestaande aanbod. − Een lokaal en regionaal netwerk om ouders te bereiken. − Sensibilisering van ouders omtrent alcohol- en druggebruik bij kinderen en jongeren en de rol van ouders. − Sensibilisering van eerstelijnswerkers voor hun rol bij de ondersteuning van ouders met druggebruikende kinderen. − Deskundigheidsbevordering voor eerstelijnswerkers inzake minimale interventies (vroeginterventie) naar ouders van druggebruikende kinderen. − Een laagdrempelig en regionaal gespreid ondersteuningsaanbod voor ouders van druggebruikende kinderen. − Uitbreiding en ondersteuning van zelfhulp-, ouder- en partnergroepen. − Een ondersteuningsaanbod voor alcohol- en druggebruikende ouders met kinderen (o.a. casemanagement, opvoedingsondersteuning).
(2) Zwangere vrouwen en de thuisomgeving van jonge kinderen STREEFDOEL: Zwangere vrouwen gebruiken geen tabak, alcohol of drugs. De thuisomgeving van jonge kinderen is rookvrij.
TABAKSPREVENTIE37 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er moet een mix van technieken beschikbaar zijn die blootstelling van heel jonge kinderen (012 m) aan tabaksrook in de thuis- en leefomgeving vermindert door het invoeren van ‘huisregels’, zoals niet roken binnenshuis, niet roken in plaatsen waar het kind komt, verblijft of slaapt, niet roken in bijzijn van het kind, bezoekers vragen buiten te roken, niet roken in de wagen ed. De meest gebruikte technieken hiervoor zijn: − Counseling door een consultatiebureau-arts of regioverpleegkundige. − Ouders informeren, adviseren en ondersteunen via een vraaggerichte dienstverlening over de mogelijkheden om blootstelling van het kind aan tabaksrook te voorkomen of te beperken. − Educatie via o.m. flyers, brochures of posters, website. − Gerichte doorverwijzing van ouders die willen stoppen met roken. Daarnaast moet er ook een mix beschikbaar zijn van activiteiten naar zwangere vrouwen en hun partner die blootstelling aan tabaksrook van de vrouw en haar ongeboren kind willen verminderen. De meest gebruikte technieken hiervoor zijn: − Ouders informeren via zwangerschapsmap, zwangerschapsnieuwsbrieven, zwangerschapskalender, website, … − Counseling door vroedvrouwen en gynaecologen. − Counseling bij kwetsbare zwangere vrouwen door een arts van een prenataal steunpunt of de regioverpleegkundige van de prenatale zorg. − Gerichte verwijzing van kwetsbare zwangere vrouwen en aanstaande ouders die willen stoppen met roken.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. − −
Er zijn organisaties met een duidelijke opdracht om een tabakspreventiebeleid in de thuisomgeving (mee) uit te werken en te implementeren. Er is een aanbod van rookstopbegeleiding bij zwangere vrouwen en hun partners.
37 De methodiek, de bewezen effectiviteit, de kosteneffectiviteit, de implementeerbaarheid zijn
uitgebreid beschreven in de fiche: ‘De rookvrije thuisomgeving en rookstop bij zwangere vrouwen’. Ter voorbereiding van de Gezonheidsconferentie 2006.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: − − −
Er is een beperkt aanbod aan informerend materiaal (wiegedood) om een rookvrije thuisomgeving te bevorderen. Er zijn interventies om een rookvrije thuisomgeving te bevorderen: informerende, sensibiliserende en ondersteunende acties. Er is een federale campagne om rookstop bij zwangere vrouwen en hun partner aan te moedigen, met aandacht voor passief roken.
Wat betreft implementatie en uitvoering: −
− −
De werking van Kind en Gezin (regioverpleegkundigen, gezinsondersteuners, artsen) is zeer geschikt om zwangere vrouwen en jonge ouders te bereiken. De modale zwangere vrouwen worden vooral bereikt via de schriftelijke communicatiedragers. De kwetsbare zwangere vrouwen worden bereikt via de dienstverlening (huisbezoeken, consulten). Er wordt rookstopadvies verstrekt aan zwangere vrouwen. Er is terugbetaling voor individuele rookstopbegeleiding voor zwangere vrouwen en hun partners.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Onderzoek naar effectieve methodieken en ontwikkeling en implementatie van deze methodieken in samenwerking met betrokken intermediairs (Kind en Gezin, kraamzorg, gynaecologen, vroedvrouwen, ziekenhuisverpleegkundigen, huisartsen, ziekenfondsen, apothekers). − Nagaan of er een programma beschikbaar is dat aangepast is aan de setting van intermediairs als gynaecologen, kinderartsen, huisartsen, vroedvrouwen of diensten/centra voor kraamzorg. Indien dit ontbreekt, dient gestart met het ontwikkelen of aanpassen van een dergelijk programma. − De voortzetting van de campagne federale overheid, uitgevoerd door VRGT. − Een eenduidige boodschap m.b.t. niet-roken tijdens de zwangerschap. − Ondersteunend materiaal naar zwangere vrouwen. − Ondersteunend materiaal naar jonge gezinnen over passief roken.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Samenwerking met andere intermediairs zoals kraamverzorgers, artsen (gynaecologen, kinderartsen, huisartsen) of vroedvrouwen, naast Kind en Gezin om de doelgroep van zwangere vrouwen te bereiken. − Sensibilisatie, advies en opleiding van deze intermediairs om de strategie in hun werking te integreren of uit te breiden. − Een eenduidig en bereikbaar rookstopaanbod voor zwangere vrouwen en hun partner.
ALCOHOL EN DRUGS38 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Een multi-componenten strategie naar zwangere/bevallen vrouwen en hun partners omvat een combinatie van enerzijds persoonsgerichte preventieve interventies (informatieverstrekking, vaardigheden aanleren en gerichte activiteiten (vb. groepsprogramma voor risicogroepen) en anderzijds hulpverlenende interventies waaronder detectie en screening van zwangere populatie, begeleiding door verschillende professionelen die in contact komen met zwangere vrouwen en begeleiden van zwangere/bevallen vrouwen thuis, ambulant en residentieel. Ondersteunend sensibiliserend en informatiemateriaal (campagne, brochures, ...)
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: Er zijn enkele folders met betrekking tot zwangerschap en alcohol en drugs beschikbaar.
Wat betreft implementatie en uitvoering: − −
Er is gespecialiseerd hulpverleningsaanbod. Artsen, intermediairs en zwangere vrouwen en hun omgeving kunnen met hun vragen naar informatie, ondersteuning en doorverwijzing terecht bij De DrugLijn (www.druglijn.be en T. 078/15.10.20).
38 De methodiek, de bewezen effectiviteit, de kosteneffectiviteit en de implementeerbaarheid zijn
uitgebreid beschreven in de strategie: ‘Publieksinformatie- en sensibilisering, deskundigheidsbevordering en begeleiding van vrouwen m.b.t. alcohol- en druggebruik tijdens zwangerschap en borstvoeding’ ter voorbereiding van de gezondheidsconferentie 2006.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: − − − − − − − −
Een globale strategie om deze doelgroep te bereiken (rechtstreeks en via intermediairs). Sensibiliserende publieksinformatie en diverse materialen (folder, affiche, website, spot, …). Een laagdrempelig hulpverleningsaanbod. Een hulpaanbod via internet. Sensibiliserende initiatieven naar intermediairs. Protocols en screeningsinstrumenten voor artsen. Een draaiboek voor begeleiding van zwaar drinkende en druggebruikende zwangere vrouwen. Een eenduidige boodschap m.b.t. niet-drinken en niet-gebruiken.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Sensibilisering van huisartsen, gynaecologen, Kind en Gezin, ... om informatie te verschaffen, probleemsituaties te herkennen en door te verwijzen. − Aanbod aan deskundigheidsbevordering voor intermediairs. − Detectie van probleemgebruikers. − Begeleiding van gebruikende zwangere vrouwen.
(3) Kinderen van ouders met een alcohol- of drugprobleem39 Kinderen van ouders met problematisch middelengebruik vormen een bijzondere risicogroep. Zo hebben kinderen wiens ouders drinken vier maal meer kans om later zelf een alcoholprobleem te ontwikkelen. In België zijn er naar schatting ongeveer 183.000 kinderen jonger dan 15 jaar die een ouder hebben met een alcoholprobleem. Schattingen over het aantal kinderen van druggebruikende ouders lopen meer uiteen. Toch blijkt – uit gegevens over druggebruikers die een beroep doen op de categoriale drughulpverlening – dat één derde tot één vierde van alle geregistreerde personen één of meer kinderen heeft. De risico’s en de gevolgen voor kinderen die in deze gezinssituatie opgroeien zijn divers: − Kinderen van ouders met een alcohol- of drugprobleem worden geconfronteerd met een ‘gezin in crisis’: dit leidt tot aanpassingsproblemen of meer permanent disfunctioneren op verschillende terreinen. − Wanneer deze problemen niet adequaat worden opgevangen ontstaat een grotere kans op transgenerationele overdracht van afhankelijkheidsproblemen. − Sommige kinderen beleven traumatische ervaringen die de verdere persoonlijkheidsontwikkeling hypothekeren. STREEFDOEL: Kinderen van ouders met een alcohol- of drugprobleem krijgen ondersteuning.
1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: − −
Interventies zijn nodig op het niveau van de kinderen, op het niveau van de ouders en van de omgeving. Vroegdetectie en begeleiding van deze kinderen is noodzakelijk. Er is zowel een individueel en groepsaanbod voor kinderen nodig.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Voldoende regionaal en laagdrempelig begeleidingsaanbod voor kinderen. − Voldoende kennis bij intermediairs om ‘kinderen van’ te herkennen, te begeleiden en door te verwijzen. − Informeren en sensibiliseren van ouders. − Netwerk voor gezinnen met een middelenprobleem.
39 De methodiek, bewezen effectiviteit, kosteneffectieviteit en implementeerbaarheid van deze
methodiek staat beschreven in de fiche: ‘Kinderen van ouders met problematisch middelengebruik’, opgemaakt voor de gezondheidsconferentie tabak, alcohol en drugs 2006.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: − −
Er is een draaiboek en er zijn werkboekjes om te gebruiken tijdens een vormingsprogramma voor kinderen van ouders met een alcoholprobleem (vijf sessies) en voor cliënten en/of partner (drie sessies) Er zijn websites voor kinderen van ouders met een alcoholprobleem met informatie, doorverwijstips, ...
Wat betreft implementatie en uitvoering: −
− − − −
Er is op verschillende echelons een beperkt aanbod voor begeleiding en ondersteuning van kinderen van ouders met een alcoholprobleem (voornamelijk pilootprojecten). Ook binnen de geestelijke gezondheidszorg zijn er verschillende initiatieven naar Kinderen van ouders met een psychiatrische problematiek (KOPP – initiatieven). Deze zijn ook gericht naar kinderen van ouders met een verslavingsprobleem. Regionale preventiewerkers CGG en hulpverleners die ervaring hebben met het werken met kinderen van ouders met een alcoholprobleem kunnen ondersteuning bieden bij het opstarten van een programma voor kinderen van ouders met een alcoholprobleem. Kinderen en intermediairs kunnen met hun vragen naar informatie, ondersteuning en doorverwijzing terecht bij De DrugLijn (www.druglijn.be en T. 078/15.10.20). Er is een vormingsaanbod voor hulpverleners en preventiewerkers in het begeleiden en ondersteunen van kinderen die een ouder hebben met een alcoholprobleem. Er is een casemanagement-programma voor illegale druggebruikers met kinderen.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Programma's (methodiek en materiaalontwikkeling) voor kinderen van ouders met een illegaledrugprobleem. − Sensibiliserend materiaal voor intermediairs. − Uitbreiding van het bestaand materiaal voor kinderen van ouders met een alcoholprobleem naar illegaledrugproblematiek. − Een zelfhulpboekje voor kinderen van ouders met een alcohol- of drugprobleem.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Algemene sensibilisering van intermediairs over de problematiek van kinderen, zodat ze gedrag en emoties beter kunnen begrijpen. − Informatie-aanbod voor intermediairs over het hulpverleningsaanbod voor kinderen. − Vorming en supervisie van intermediairs en hulpverleners (expertiseopbouw om met deze doelgroep te werken). − De bestaande programma’s zijn getest op haalbaarheid en effectiviteit. De implementatie ervan verloopt evenwel moeilijk omdat er voor deze projecten geen
− − −
structurele financiering aanwezig is en ze tussen preventie en hulpverlening uit de boot vallen. Nood aan regionaal laagdrempelig aanbod. Structurele ruimte om een een programma voor kinderen van ouders met een alcoholen drugprobleem binnen een ambulante en residentiële voorziening te implementeren. Systematisch aanbod van zowel individuele begeleiding van kinderen en groepen. Onderzoek naar de omvang van de doelgroep en onderzoek naar de noden van kinderen.
Cluster Gebruikers (IDG, problematische gebruikers, ex-gebruikers) Intraveneuze druggebruikers (IDG), problematische alcohol- en druggebruikers en exgebruikers zijn belangrijke doelgroepen voor preventie en hebben specifieke noden. Spuitenruil en maatschappelijke integratie zijn 2 methodieken die in een preventief beleid vanuit de gemeenschappen kunnen worden ontwikkeld en uitgevoerd. Daarnaast zijn er nog andere methodieken, zoals substitutiebehandeling, hervalpreventie, die binnen de veelal gespecialiseerde hulpverlening worden georganiseerd en met federale middelen worden gefinancierd. Zij worden hieronder niet verder uitgewerkt maar vormen een essentiële schakel in een globaal beleid ten aanzien van de alcohol en drugproblematiek. 1. Spuitenruil Spuitenruil is op de eerste plaats een gezondheidsinitiatief en situeert zich op het niveau van harm reduction. Harm reduction is preventie die plaats heeft op het moment (m.a.w. in de periode van het actieve injecteren) dat een probleem of risico zich reeds gemanifesteerd heeft en richt zich op meer specifieke doelgroepen. Dit wil zeggen dat spuitenruil zich richt op mensen die reeds drugs gebruiken en injecteren (recent of reeds langere tijd) en wil werken rond de risico’s en schades die gepaard gaan met het gebruiken van drugs. Spuitenruil is in eerste instantie gestart als één van de strategieën die mogelijk antwoord kunnen bieden op HIV besmetting via het delen van injectiemateriaal. Spuitenruilprogramma’s hebben een cruciale rol in preventie naar bloedoverdraagbare aandoeningen. 2. Maatschappelijke integratie Verslaving is een chronische recidiverende ziekte en gaat gepaard met andere psychische ziekten of stoornissen (co-morbiditeit). Personen met afhankelijkheidsproblemen kunnen tegelijkertijd op verschillende domeinen in de problemen komen en doen dan beroep op meerdere diensten: OCMW, woonbegeleidingsdiensten, CAW, MSOC, sociale tewerkstelling, straathoekwerk, huisartsen, ... Effectieve en efficiënte zorg en hulpverlening vereist dat deze zorgverstrekkers samen met de cliënt, samenwerken om de zorgcontinuïteit te waarborgen en om ervoor te zorgen dat het ondersteuningsaanbod zo optimaal mogelijk op elkaar is afgestemd. Een aantal cliënten slaagt erin na een behandeling en/of ondersteuning door zelfhulp hun verslaving blijvend onder controle te houden en een normaal leven te leiden. Anderen wisselen ‘droge’ periodes af met periodes van herval maar hebben rondom zichzelf een voldoende groot en sterk sociaal netwerk om deze hervalperiodes te overbruggen. Dit is veel minder het geval voor personen uit maatschappelijk zwakkere groepen. Zij en hun omgeving hebben – zeker in periodes van crisis – nood aan maatschappelijke zorg. De maatschappelijke integratie van (ex-)gebruikers is niet evident. Afhankelijkheid wordt al te vaak als uitsluitingscriterium gebruikt voor de toegankelijkheid van diensten op het vlak van wonen, tewerkstelling, enz. Maatschappelijke voorzieningen die zich wel voor deze doelgroep willen engageren hebben niet altijd voldoende omkadering en missen de nodige opleiding. STREEFDOEL: Beperken van gezondheidsschade als gevolg van druggebruik bij gebruikers en de algemene bevolking en ondersteunen van (ex)gebruikers bij maatschappelijke integratie.
SPUITENRUIL40 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: − − − − −
Het aanbod van informatieve folders rond harm reduction en spuitenruil moet up to date gehouden worden en verruimd naar andere thema's binnen de harm reduction. Er is nood aan nieuwe methodieken om de verborgen populatie van injecterende druggebruikers te bereiken en te sensibiliseren. Het gebruiken van spuit-automaten (cfr. Frankrijk, Australië, …). Een aparte spuitenruil-website voor intermediairs. Discussie forum via internet.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Een toegankelijk en laagdrempelig aanbod aan spuitenruil, gedragen door een netwerk van actoren. − Er is nood aan extra personeel (in bepaalde regio's) om de verborgen populatie van injecterende druggebruikers te bereiken en te sensibiliseren.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: − − −
Er is een Vlaams aanbod aan informatieve folders over harm reduction. Er zijn draaiboeken voor vorming en ondersteuning van intermediairs. Er is de methodiek van peer support.
Wat betreft implementatie en uitvoering: − −
Spuitenruil wordt Vlaams aangestuurd en gecoördineerd om een goede afstemming en een gelijk preventieaanbod te kunnen bieden in elke Vlaamse provincie. De provinciale coördinatoren staan in voor de ondersteuning en organisatie van spuitenruil in de drughulpverlening, in aparte ruilpunten, bij apothekers en artsen, straathoekwerk, medewerkers thuislozenzorg, ... en voor vorming en ondersteuning van hulpverleners en intermediairs
40 De methodiek, bewezen effectiviteit, kosteneffectiviteit en implementeerbaarheid van deze
methodiek staat beschreven in de fiche ‘Spuitenruil aanbieden aan injecterende druggebruikers, door drughulpverleners, apothekers, en straathoekwerkers, met de bedoeling de gezondheidsschade door infecties te verminderen bij gebruikers en omgeving, en de doorstroming naar de hulpverlening te verbeteren’, opgemaakt voor de gezondheidsconferentie tabak, alcohol en drugs
− −
Via de spuitenruil worden problematische druggebruikers bereikt en kan informatie worden verstrekt, vaardigheden worden aangeleerd en aanzetten worden gegeven voor verdere doorverwijzing naar zorg- en hulpverlening. Er wordt ondersteuning geboden aan IDG, o.a. via de methodiek van peer support.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Spuitautomaten als middel om verborgen populaties van IDG's te bereiken.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Voldoende structurele middelen om de exponentiële stijging binnen het project op te vangen. − Aandacht voor de methodiek harm reduction en meer specifiek spuitenruil in verschillende opleidingen en bij verschillende doelgroepen. − Aparte en autonome spuitenruil (eventueel los van drughulpverlening). − Straathoekwerk/outreach naar injecterende druggebruikers (dus niet territoriaal). − Peer support en peer education. − Degelijk onderzoek naar de grootschaligheid en de noden van de populatie van injecterende druggebruikers in Vlaanderen. − Mogelijkheid tot lokaal testen van producten op structurele basis, dit om pro-actief waarschuwingen te kunnen geven rond samenstelling producten en niet na ongevallen/schade. − Verdere uitbouw van het aanbod van spuitenruil via het netwerk van de openbare apothekers.
MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE VAN (EX)GEBRUIKERS 1. WAT ZOU ER MOETEN ZIJN OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: −
Een gevarieerd aanbod om (ex)-gebruikers terug in de maatschappij te integreren.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Samenwerking om het aanbod van de verschillende diensten zo optimaal mogelijk op elkaar af te stemmen, eventuele leemtes te detecteren, gemeenschappelijke initiatieven te nemen, afspraken te maken rond doorverwijzing (m.a.w. uitbouw van regionale zorgcircuits tussen categoriale diensten en diensten die werken rond tewerkstelling, wonen, …). − Per regio is een omgevingsanalyse nodig die de aanwezigheid van de problematiek en de diensten in kaart brengt. − Structurele aanpak maatschappelijke integratie (wonen, werk, ...). − Deskundigheidsbevordering intermediairs (vorming én supervisie) en consult. − Een ketengerichte aanpak op lokaal, regionaal en provinciaal niveau die samenwerking tussen zorg- en hulpverleners stimuleert en die samen met de cliënt een zorgtraject uit werken en opvolgen. − Laagdrempelig aanbod aan begeleiding en ondersteuning (hervalpreventie). − Ondersteuning van (ex)-gebruikers op vlak van tijdsbesteding, administratie, juridische problemen. − Sociale activering van (ex-)gebruikers. − Het inzetten van gebruikers in peer-support en peer- educationprojecten (vb spuitenpatrouilles om zwerfspuiten terug te dringen). − Voldoende omkadering van diensten die zich met (re)integratie van (ex)gebruikers bezighouden.
2. WAT IS ER MOMENTEEL? Wat betreft methodiek/materiaal: De methodiek van casemanagement.
Wat betreft implementatie en uitvoering: − − −
Binnen een aantal diensten zijn er trajectbegeleiders. Er is aandacht voor de problematiek van ex-gebruikers. Er zijn heel wat regionale aanzetten om met deze doelgroep te werken. Het aanbod is evenwel afhankelijk van regio tot regio en is veelal experimenteel.
− −
Naar tewerkstelling bestaan er een aantal projecten die zich aansluiten bij de sociale economie. De meeste categoriale hulpverleningscentra besteden aandacht aan sociale integratie, tewerkstelling, wonen en vrijetijdsbesteding, enz. in de afrondingsfase van hun behandelingstraject.
3. WAT ONTBREEKT ER NOG OM HET STREEFDOEL TE BEREIKEN? Wat betreft methodiek/materiaal: Er is nood aan: − Sensibiliserende initiatieven (weerstand wegwerken) voor zorgverstrekkers om met deze doelgroep te werken en zijn essentieel in de begeleiding en zorg voor deze doelgroep. − Instrument voor omgevingsanalyse.
Wat betreft implementatie en uitvoering: Zie randvoorwaarden bij implementatie inleidende tekst actieplan. Daarnaast is er nood aan: − Structurele aanpak van een aantal problemen op vlak van maatschappelijke integratie (o.a. wonen sociale huisvesting; werken - openstellen sociale economie, enz.). − Omgevingsanalyse per regio: aanwezigheid van de problematiek, aanwezigheid van diensten, ... − Stimuleren van een ketengerichte aanpak op lokaal regionaal en provinciaal vlak om een continuüm van zorg te garanderen voor de verschillende levensdomeinen waarmee mensen met afhankelijkheidsproblemen kampen. − Verdere uitbouw en ondersteuning van netwerken (zorgcircuits). − Ondersteuning van diensten en organisaties bij het opstellen van een aangepast drugbeleid. − Ondersteuningsaanbod voor diverse actoren uit de gezondheids- en welzijnssector in het kader van terugvalpreventie.
VOORSTEL VAN PRIORITEITEN UIT HET ACTIEPLAN TABAK, ALCOHOL EN DRUGS 2008-2015
DOELSTELLINGEN De gezondheidsconferentie (november 2006) formuleerde volgende gezondheidsdoelstelling met betrekking tot middelengebruik: "Het realiseren van gezondheidswinst op bevolkingsniveau door tegen het jaar 2015 het gebruik van tabak, alcohol en illegale drugs terug te dringen". Deze algemene doelstelling werd verder specifiek omschreven per middel: Tabak: - Bij personen van 15 jaar en jonger is het percentrage rokers niet hoger dan 11%. - Bij personen van 16 jaar en ouder is het percentage rokers niet hoger dan 20%. Alcohol: - Bij personen van 15 jaar en jonger is het percentage dat meer dan 1 keer per maand drinkt niet hoger dan 14%. - Bij de 15-tot 25-jarigen ligt het percentage jongeren dat minstens 1 keer per week 6 glazen op 1 dag drinkt niet hoger dan 13%. - Bij de mannen van 16 jaar en ouder is het percentage dat meer dan 21 eenheden per week drinkt niet hoger dan 10%. - Bij de vrouwen van 16 jaar en ouder is het percentage dat meer dan 14 eenheden per week drinkt niet hoger dan 4%. Illegale drugs: - Bij personen van 17 jaar en jonger is het percentage dat ooit cannabis of een andere illegale drug heeft gebruikt niet hoger dan 14%. - Bij personen van 17 jaar en jonger is het percentage dat 12 maanden voor de bevraging cannabis of een andere illegale drug heeft gebruikt niet hoger dan 7%. - Bij 18- tot 35-jarigen is het percentage dat 12 maanden voor de bevraging cannabis of een andere illegale drug heeft gebruikt niet hoger dan 8%. Het gaat om streefdoelen die, afhankelijk van de kenmerken van de doelgroep, verder dienen te worden geconcretiseerd.
EEN INTEGRALE AANPAK41 Er bestaat weinig twijfel over de wijze waarop men deze doelstellingen het meest efficiënt kan realiseren. De beste resultaten worden behaald als gelijktijdig een integrale reeks van elkaar ondersteunende maatregelen worden genomen, de zogenaamde integrale strategie (WHO). In de integrale aanpak vertrekken we van een beleidsmatige aanpak van tabak-, alcohol- en illegale druggebruik, waarin persoonsgerichte en omgevingsgerichte interventies of strategieën thuishoren. Samen vormen zij de basis voor een effectief beleid. Om een integrale benadering met betrekking tot roken, alcohol- en drugmisbruik te realiseren werden 8 strategieën afgebakend die in een gezamenlijke aanpak op middellange termijn, de beoogde doelstellingen moeten realiseren. 5 strategieën zijn gericht op het bevorderen van een preventiebeleid inzake tabak, alcohol en drugs in verschillende sectoren, namelijk onderwijs, de werkplek, de vrije tijd sectoren, residentiële instellingen voor jongeren en gevangenissen. Daarnaast werden 3 strategieën geformuleerd die zich richten naar het lokale vlak. Eén strategie beoogt een preventiebeleid op lokaal niveau, de andere beogen een ondersteuningsaanbod door welzijns- en gezondheidswerkers en een aanbod naar specifieke doelgroepen. In de beschrijving van elke strategie wordt vertrokken van de bestaande evidentie over de beleidsmatige aanpak van deze problematiek in 'wat zou er moeten zijn om dit streefdoel te bereiken'. Daarna volgt een beschrijving van wat er momenteel voorhanden is en tenslotte worden de noden in kaart gebracht. We beschrijven zowel een geïntegreerde aanpak voor tabak, alcohol en drugs als een specifieke aanpak voor tabak enerzijds en alcohol en drugs anderzijds.
41
Zoals uitgebreid beschreven in de visietekst.
DE PRIORITEITEN SAMENGEVAT 1. STRUCTURELE PRIORITEITEN Om een integrale aanpak van tabak, alcohol- en drugproblemen in Vlaanderen te implementeren zijn een aantal essentiële randvoorwaarden nodig, die afhankelijk van sector, doelgroep of thema verder moeten worden geconcretiseerd. Prioriteit 1:
Een duidelijk organogram ontwikkelen dat de taakverdeling tussen de verschillende actoren vastlegt − − − −
Prioriteit 2:
Verhogen van de capaciteit voor implementatie en uitvoering van het actieplan − − − − −
Prioriteit 3:
Continueren van een Vlaamse werkgroep tabak, alcohol en drugs als formele expertise- en overlegggroep die de overheid adviseert en de brug slaat tussen overheid en werkveld. Duurzame samenwerkingsverbanden tussen relevante overheden en relevante partners op federaal, Vlaams, provinciaal en lokaal niveau. Coördinatie van implementatie en uitvoering op Vlaams, loco-regionaal en lokaal niveau. Participatie van de doelgroepen.
Ondersteuning en stimulans door de Vlaamse regering voor een preventiebeleid rond tabak, alcohol en drugs, geconcretiseerd in meerjarige beleidsplannen met een meerjarige financiële onderbouwing. Meer professionele gezondheidswerkers om de kadermethodieken te helpen implementeren. Meer middelen en deskundige medewerkers ter beschikking van de organisaties die de opdrachten uitvoeren. Voldoende middelen voor organisaties die een vormings- en adviesaanbod op maat kunnen bieden. Een regionaal gespreid aanbod voor rookstopondersteuning, vroeginterventie en een gedifferentieerd hulpverleningsaanbod.
Voorzien in monitoring van het beleid en wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van acties -
Opvullen van leemtes in de registratie van belangrijke gegevens die nodig zijn om het beleid te monitoren, in het bijzonder sectorspecifieke gegevens over gedrag. Voorzien van voldoende financiële middelen voor onpartijdig wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van gefinancierde acties.
Algemeen is er dringend nood aan de verdere uitwerking van het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid. Voor de onderdelen die betrekking hebben op de erkenning en subsidiëring van de structuren (partnerorganisaties, organisaties met terreinwerking, Logo’s, zorgaanbieders) zijn uitvoeringsbesluiten nodig die zorgen voor een duidelijke taakverdeling, heldere mandaten en opdrachten, en voldoende structurele financiering, zoals hierboven is aangehaald. Het is duidelijk dat een integrale benadering, dus met aandacht voor verschillende soorten van maatregelen, de investering van voldoende financiële middelen veronderstelt. Een rapport van het Europees Netwerk voor Tabakspreventie (ENSP) uit 2007 beveelt een investering aan van minstens 3 euro per hoofd voor tabakspreventie. Uit hun onderzoek blijkt dat
slechts enkele Europese landen meer dan 1 euro per hoofd spenderen aan tabakspreventie. België doet het nog minder goed met slechts 0,37 euro per hoofd. Voor drugs beschikken we niet over een Europese aanbeveling. Wel werd door De Ruyver et al (2007) onderzocht hoeveel de overheid in 2004 in België investeerde in het drugbeleid. Per inwoner werd 28.57 euro besteed aan de drugproblematiek, waarvan 1.09 euro aan preventie, 11.41 euro aan hulpverlening en 16.07 euro aan repressie en veiligheid. (ter vergelijking: in Nederland werd in 2003 134.4 euro per inwoner besteed, waarvan 2.58 euro aan preventie). De discrepantie tussen preventie en hulpverlening en veiligheid en repressie is bijzonder groot. Voor alcoholpreventie is geen enkele berekening beschikbaar.
2. INHOUDELIJKE PRIORITEITEN Ook al wordt de grootste effectiviteit van de integrale benadering bereikt door een gelijktijdige aanpak in alle sectoren en naar alle doelgroepen, toch moeten we in de realisatie ervan prioriteiten leggen en een gefaseerde aanpak uitwerken met het oog op het realiseren van de specifieke gezondheidsdoelstelling voor tabak, voor alcohol en voor drugs. VERNIEUWENDE, GEÏNTEGREERDE AANPAK TABAK, ALCOHOL EN DRUGS Momenteel bestaat er nauwelijks een geïntegreerde aanpak voor middelenpreventie (tabak én alcohol én drugs). Er bestaat wel een geïntegreerde aanpak voor gezondheidsbevordering, de zgn. kadermethodieken voor een gezondheidsbeleid, waarop een geïntegreerde aanpak voor tabak, alcohol en drugs moet worden geënt. Inspelend op de lokale noden zal in de periode 2009-2015 voor het eerst een geïntegreerde aanpak tabak, alcohol en drugs (d.i. een aanpak over de thema’s heen) worden uitgewerkt voor volgende doelgroepen/sectoren: Prioriteit 4:
Ontwikkelen van gemeenschappelijke methodieken naar artsen, tandartsen en apothekers (cluster 1 van strategie 7) Artsen, tandartsen en apothekers zijn omwille van hun frequente contacten met de algemene bevolking, belangrijke intermediairs uit de gezondheidssector. Zij kunnen een belangrijke rol opnemen op het vlak van zowel preventie als rookstop en het vroegtijdig herkennen van problemen en interveniëren bij alcohol- en drugproblemen. De methodieken om deze rol op te nemen voor tabak, alcohol en drugs zijn vrij gelijklopend en kunnen in een gezamenlijke strategie naar deze doelgroep worden opgenomen.
Prioriteit 5:
Ontwikkelen van een gemeenschappelijk ondersteuningsaanbod voor de doelgroep zwangere vrouwen, naar gezondheidssector en van sensibiliseringscampagnes (strategie 8) Naar de doelgroep zwangere vrouwen zijn preventieboodschappen en -initiatieven met betrekking tot tabak, alcohol en drugs via gemeenschappelijke kanalen en met gemeenschappelijke instrumenten te realiseren. Voor deze doelgroep kan een gemeenschappelijk aanbod worden ontwikkeld en geïmplementeerd.
Voor de sector onderwijs is de afgelopen periode een start gemaakt met de ontwikkeling van een geïntegreerde aanpak. Deze acties moeten worden verder gezet.
MEER EN BETERE IMPLEMENTATIE EN UITVOERING VAN BESTAANDE METHODIEKEN De beleidsmatige aanpak van tabak-, alcohol- en illegale drugproblemen kent in Vlaanderen reeds een lange geschiedenis, vooral in de traditioneel goed georganiseerde sectoren onderwijs, werk, en lokaal beleid. Voor alcohol en drugs kan daar ook het georganiseerd jeugdwerk, de bijzondere jeugdzorg en de uitgaanssector bijgerekend worden. De ondersteuning van een beleidsmatige aanpak vertaalt zich in activiteiten als netwerking, pro-actieve en vraaggestuurde sensibilisering, informatie- en adviesverstrekking, vorming, begeleiding, en eventueel bijkomende methodiekontwikkeling of –aanpassing. Prioriteit 6:
Continueren van de implementatie en ondersteuning van een beleidsmatige aanpak van tabak, alcohol en drugs binnen de sectoren waarin reeds verschillende jaren op een beleidsmatige manier wordt gewerkt (strategieën 1, 2, 3, 4 en 6) Op dit ogenblik zijn er al heel wat op evidentie gebaseerde strategieën en methodieken voorhanden die een integrale benadering van roken, alcohol- en drugmisbruik ondersteunen. We vertrekken voor de periode 2008-2015 van de actuele situatie en willen wat goed is verder zetten, maar ook ruimer en meer systematisch implementeren, met aandacht voor kwaliteitsverbetering en evaluatie. Daarbij moet permanent aandacht zijn voor vernieuwing van methodieken (om aandacht vast te houden) en voor het inspelen op nieuwe evoluties en trends in het gebruik van tabak, alcohol en drugs.
Prioriteit 7:
Continueren van spuitenruil Het spuitenruilproject in Vlaanderen is een succesvol project dat zowel gericht is op gezondheidsbescherming van de algemene bevolking als schadebeperking en gezondheidsbevordering bij injecterende druggebruikers. Deze strategie moet zeker worden gecontinueerd en zowel het netwerk als het permanent op zoek gaan naar verborgen populaties zijn prioritaire aandachtspunten.
NIEUWE ACCENTEN IN DE WERKING NAAR SECTOREN EN DOELGROEPEN Tabak Prioriteit 8:
Versterken van het lokaal beleid voor tabakspreventie (strategie 6) Het welslagen van een integrale strategie van tabakspreventie wordt mee bepaald door de bijdrage van de lokale actoren. Ook op lokaal niveau is een beleidsmatige aanpak van tabakspreventie noodzakelijk. Zowel om een éénduidige boodschap m.b.t. tabakspreventie te formuleren als om de intersectorale samenwerking onder de lokale actoren te regisseren. Het lokale beleid neemt hierin een coördinerende en regisserende rol op. Momenteel wordt deze beleidsmatige aanpak nog veel te weinig toegepast.
Prioriteit 9:
Versterken van het lokale ondersteuningsaanbod voor stoppen met roken gericht op verschillende doelgroepen (over de strategieën heen, link met prioriteiten 4, 5, 10, 15) Het lokale ondersteuningsaanbod voor stoppen met roken is momenteel ontoereikend, onvoldoende toegankelijk en onvoldoende afgestemd op specifieke doelgroepen (groepen met lage socio-economische status, allochtonen, langdurige/zware rokers, …). Om iedereen die wil stoppen met roken de hulp te kunnen bieden die hij nodig heeft is de uitbreiding van het bestaande ondersteuningsaanbod noodzakelijk en moet dit aanbod goed gestructureerd zijn
(gecoördineerd aanbod, lokaal gespreid). Prioriteit 10: Ontwikkelen van een beleid voor tabakspreventie en rookstop in de jeugdwerksector (strategie 3, link met prioriteit 8 en 9) Voorkomen dat jongeren beginnen roken en jongeren ondersteunen om te stoppen met roken is essentieel binnen tabakspreventie. Het jeugdwerk is een belangrijke sector om deze jongeren te bereiken. Momenteel is er nog geen beleidsmatige aanpak voor tabakspreventie en geen aanbod voor stoppen met roken. Samen met de jeugdwerksector dient dit te worden opgezet. Op deze manier kan de jeugdwerksector de bestaande regelgeving kaderen en informerende en sensibiliserende activiteiten opzetten rond tabakspreventie en rookstopondersteuning. Alcohol en drugs Prioriteit 11: Versterking en uitbreiding van de werking naar de doelgroep jongeren (strategieën 1, 3, 8) Jongeren vormen een belangrijke doelgroep voor preventie van alcohol- en drugproblemen. Ook al zijn naar deze doelgroep reeds diverse strategieën en methodieken ontwikkeld, toch zijn er nog diverse noden en vragen ter ondersteuning van de werking naar specifieke doelgroepen en specifieke sectoren. Hierbij wordt ingespeeld op de signalen van preventiewerkers en intermediairs in de sectoren. Prioriteit 12: Vroeginterventie (strategieën 6, 7 + over de strategieën heen) Vroeginterventie is een zeer effectieve strategie om problemen in een zeer vroeg stadium te identificeren en aan te pakken. Vroeginterventie vormt een integraal onderdeel van een beleidsmatige aanpak in alle maatschappelijke sectoren, maar vraagt specifieke expertise en ondersteuning (instrumenten, vorming, modellen en coaching en supervisienetwerken). Prioriteit 13: Zorgaanbod voor problematische gebruikers (strategie 8) Het zorgaanbod voor problematische gebruikers is op dit ogenblik in Vlaanderen ruim onvoldoende. Druggebruik is vaak een exclusiecriterium voor opname en zorg, omwille van de ernstige problematiek, die een voldoende omkadering vereist, die vaak niet voorhanden is in de bestaande opvangvoorzieningen. Nochtans is het verbeteren van de leefsituatie van deze doelgroep essentieel om de alcohol- en drugproblematiek aan te pakken en maatschappelijke (re)integratie mogelijk te maken. Prioriteit 14: Initiatieven met betrekking tot alcohol (ECAT, NAAP) De maatschappelijke kost van alcoholproblemen is bijzonder groot en alcohol staat de laatste tijd hoger op de maatschappelijke agenda. De voorbereiding van een Nationaal Alcohol Actie Plan (NAAP) voorziet in een globale aanpak van alle evidence based interventies met betrekking tot de alcoholproblematiek. Vanuit Vlaanderen zijn op het vlak van preventie en vroeginterventie heel wat initiatieven op lokaal niveau te bundelen. Pro memorie: Versterking en uitbreiding van de werking naar bedrijven (strategie 2) afhankelijk van en ter opvolging van een eventueel wetgevend initiatief met betrekking tot alcohol en drugs op het werk.
Tabak, alcohol en drugs Prioriteit 15: Brede, terugkerende publiekscampagnes (gekoppeld aan strategie 6) Om de problematiek met betrekking tot tabak, alcohol en drugs op de maatschappelijke agenda te plaatsen en te houden, zijn brede, in de tijd regelmatig terugkerende publiekscampagnes nodig, die zich richten op specifieke producten en/of specifieke doelgroepen en bij voorkeur mee gedragen worden door het lokale niveau.
FASERING VAN DE UITVOERING De uitvoerige lijst van prioriteiten toont aan dat er op preventief vlak erg veel gerealiseerd kan worden. Voor elke prioriteit zijn er duidelijke argumenten en motieven maar men heeft allicht niet de materiele mogelijkheden om al deze plannen onmiddellijk uit te voeren. Wel weet men dat de resultaten groter zijn indien men gelijktijdig meerdere prioriteiten aan bod laat komen. Men kan dan immers rekenen op een belangrijke factor van synergie. Maar een tijdspad is alleszins wenselijk. Ook uit de geselecteerde prioriteitenfiches blijkt dat de noodzakelijke investeringen groot zijn. Voorlopig blijft de invulling van deze fiches zeer tentatief. Indien men tot een meer concrete keuze komt, mede in functie van een meerjarige planning, kan men deze gegevens meer exact uitwerken. De Vlaamse werkgroep voor TAD is van mening dat de eerste 3 prioriteiten van het actieplan de meest belangrijke zijn, namelijk het creëren van een duidelijk organogram, het verhogen van de capaciteit en het mogelijk maken van monitoring en onderzoek naar de effecten (prioriteiten 1, 2 en 3). Men benadrukt dat het weinig zin heeft om andere acties op te starten wanneer er niet voldaan is aan deze fundamentele structurele voorwaarden tot implementatie. Deze strategieën zouden dus best als eerste worden opgestart. Sommige elementen brengen geen meerkost mee, andere passen duidelijk in een meerjarig budgettair groeipad. In tweede instantie vraagt de werkgroep aandacht voor een reeks bestaande positieve initiatieven. Waardevolle acties die nu al worden uitgevoerd in diverse sectoren moeten breder en meer intensief geïmplementeerd worden (prioriteiten 6 en 7). Zij verdienen continuïteit en versterking. Op de derde plaats kan er gekeken worden naar volledig nieuwe acties, o.m. omwille van de grote blinde vlekken in het globale aanbod. Men denkt dat er o.m. een prioritair aanbod moet gecreëerd worden voor rookstop en vroeginterventie bij alcohol- en drugproblemen. Deze initiatieven moeten op een doordachte wijze worden uitgebouwd, verankerd in de verschillende sectoren (prioriteiten 9 en 12). Bijkomende argumenten hiervoor vindt men op basis van “elementen van evidence”, ook op vlak van de kosteneffectiviteit. Bepaalde initiatieven i.v.m. alcohol zullen wellicht ook geïntegreerd worden in het nationaal Alcohol Actieplan. Omwille van deze bijzondere opportuniteit kunnen ze nu reeds opgestart worden (prioriteit 14). Voor de inhoudelijke commentaren, de motivering van deze keuze, het aangeven van bepaalde bevoegdheden en elementen voor een voorlopige tijdspad verwijzen wij naar de ruimere bespreking in het deel over de prioriteiten en de projectfiches. Ten slotte wil de Vlaamse werkgroep één en ander verduidelijken via onderstaand werkschema.
2008
2007
2009
2010
2011
2012
2013
2014
P1 - organogram uitbreiding EVTE CGG indicatoren, LLnB werking in sectoren spuitenruil
P2 – capaciteitsverhoging P3 - monitoring P6 - continuïteit sectoren P7 - continuïteit spuitenruil P9 - Rookstop P12 - vroeginterventie AD P14 – alcohol (NAAP) Pro memorie: P 4, 5, 8, 10, 11, 13; 15
nieuwe middelen continuering
2015
FICHE PER PRIORITEIT
STRUCTURELE PRIORITEITEN Prioriteit 1:
Een duidelijk organogram ontwikkelen dat de taakverdeling tussen de verschillende actoren vastlegt
Doelstellingen: Er is een duidelijke werkstructuur, met complementaire opdrachten en bevoegdheden van alle actoren in het werkveld, als basis voor de effectieve implementatie van het Vlaams actieplan TAD. Doelgroep: Alle actoren in de sector TAD. Implementatie: WAT: - Uitwerken van de uitvoeringsbesluiten van het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid. - Expliciteren van duidelijke opdrachten van partnerorganisaties, Logo’s, preventiewerkers CGG en van de terreinorganisaties. - Coördinatie van implementatie en uitvoering op Vlaams, provinciaal, loco-regionaal en lokaal niveau. - Expliciteren van samenwerkingsrelaties met provinciale coördinatoren, lokale preventiewerkers - Expliciteren van opdrachten en samenwerkingsrelaties met intermediairs in de maatschappelijke sectoren (onderwijs, bedrijven, jeugdwerk, lokale gemeenschappen, specifieke doelgroepen, …). - Opdrachtverklaring en samenstelling van Vlaamse werkgroep TAD. WIE: - De Vlaamse overheid in samenwerking met alle betrokken beleidsniveaus: Federale overheid Provinciale overheid Lokale overheid - De Vlaamse overheid in samenwerking met alle betrokken, uitvoerende actoren: − Partnerorganisaties − CGG preventiewerkers − Logo’s − Terreinorganisaties − Individuele zorgaanbieders − Provinciale coördinatoren − Lokale preventiewerkers − Straathoekwerkers − Intermediairs in de maatschappelijke sectoren (welzijn, zorg en gezondheid, onderwijs, bedrijven, jeugdwerk, lokale gemeenschap, specifieke doelgroepen, …) − Categoriale hulpverlening TIMING: - 2008 KOSTPRIJS: - Geen INDICATOREN: - Uitvoeringsbesluiten - Performante structuur (organogram)
STRUCTURELE PRIORITEITEN Prioriteit 2:
Verhogen van de capaciteit voor implementatie en uitvoering van het actieplan
Doelstellingen: - Er zijn voldoende professionele gezondheidswerkers voor het realiseren van het Vlaams actieplan TAD. - Er zijn voldoende intermediairs (binnen de eigen organisaties en/of daarbuiten) die een beleidsmatige aanpak in de maatschappelijke sectoren kunnen uitwerken. - Er is een uitgebreid aanbod aan deskundigheidsbevordering voor intermediairs en professionele gezondheidswerkers. - Er is een permanent aanbod van nieuwe en geactualiseerde methodieken en materialen, inspelend op nieuwe trends en noden van het werkveld. - Er is een regionaal gespreid aanbod aan vroeginterventie en een gedifferentieerd hulpverleningsaanbod rond alcohol en drugs. - Er is een regionaal gespreid aanbod aan rookstopondersteuning. Als bijkomend aandachtspunt: voor de realisatie van een dergelijke uitbreiding moet ook voldoende capaciteit aanwezig zijn bij de Vlaamse administratie, om aansturing en opvolging te kunnen garanderen. Doelgroep: Intermediairs in maatschappelijke sectoren en de algemene bevolking. Implementatie: WAT: - Middelen voor bijkomende uitvoerders en ondersteuning van deze uitvoerders. WIE: - Meer preventiewerkers rond tabak, alcohol en drugs die ondersteuning geven bij de implementatie van het actieplan op het terrein. Op basis van het Nederlands model is dit 1 FTE op 100.000 inwoners, alleen al voor alcohol en drugs. - Lokale pool van uitvoerders die met de doelgroepen werken rond tabak, alcohol en drugs, in cofinanciering met provinciale en lokale overheden. - Meer medewerkers binnen VIG en VAD die rond het thema tabak, alcohol en drugs, de preventiewerkers ondersteunen (in verhouding tot versterking van de preventiewerkers). - Meer tijd en ruimte voor intermediairs om rond tabak, alcohol en drugs te werken. Onderwijs: CLB-medewerkers, pedagogische begeleiders, … Werk: medewerkers interne en externe diensten voor welzijn en bescherming op het werk, HRprofessionals, … Jeugdwerk: medewerkers in de koepels, medewerkers lokale jeugddiensten, … Bijzondere jeugdzorg: medewerkers OSBJ, … Welzijns- en gezondheidssector: medewerkers Kind en Gezin, OCMW, CAW, straathoekwerkers, huisartsen, apothekers, tandartsen, verpleegkundigen, thuiszorg, gynaecologen, vroedvrouwen, pediaters, … TIMING: - Groeipad tot 2015 KOSTPRIJS: - Een uitbreiding met minimaal 50 FTE preventiewerkers.
-
-
Lokale uitvoerders: 1 FTE per 4 gemeenten (77 FTE in totaal) op basis van overleg en in cofinanciering met provinciale en lokale overheden (bvb: 1/3e gefinancierd door Vlaanderen op voorwaarde dat 2/3e door de provincie en de lokale overheid wordt betaald). In de provincies Limburg, Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant bestaat momenteel al een aanzet tot een dergelijke manier van werken, voornamelijk voor alcohol en drugs, in samenwerking tussen provincie en lokale overheid. VIG: meer medewerkers naar analogie met bestaande personeelsondersteuning voor alcohol en drugs bij VAD en met groeipad volgens versterking lokale implementatie. Intermediairs: budgetten vrijgemaakt door de betreffende sectoren om het actieplan in de eigen sector te implementeren (interdepartementale onderhandelingen).
INDICATOREN: - Implementatiegraadmeting van beleidsmatige aanpak in de maatschappelijke sectoren - Vormingsaanbod, participatie aan vormingen en evaluatie. - Tevredenheidsmeting intermediairs op vlak van aanbod nieuwe methodieken, consult en advies.
STRUCTURELE PRIORITEITEN Prioriteit 3:
Voorzien in monitoring van het beleid en wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van acties
Doelstellingen: - Er is voldoende kennis over de kenmerken, omvang van gebruik en probleemgebruik van verschillende doelgroepen (zwangere vrouwen, werknemers, kwetsbare jongeren, ouderen, ...) en een opvolging van evoluties en trends. - Er is wetenschappelijke ondersteuning bij indicatorenmeting van het Vlaams actieplan. - Er is effectmeting van gevoerde acties in actieplan. Doelgroep: Overheid, partnerorganisaties, professionele gezondheidswerkers. Implementatie: WAT: − Uitbreiden van de indicatorenmeting bij scholen en bedrijven (VIG/Logo’s) met bevraging naar alcohol en drugs ifv monitoring beleid (VAD/CGG preventiewerkers). − Koppeling van resultaten indicatorenmeting aan onderzoek naar individueel gedrag (HBSC, bevraging VAD enz.) Ifv effectmeting en internationale vergelijking. − Uitbreiden van het onderzoeksplatform A&D (VAD) tot een onderzoeksplatform tabak, alcohol en drugs (VAD en VIG) om beleid, werkveld en onderzoeksinstellingen samen te brengen rond onderzoeksnoden en –resultaten. − Permanent budget/fonds (naar analogie met Fonds ter ondersteuning van onderzoek Federale drugnota 2001) voor onderzoek en registratie. WIE: − Universiteiten en onderzoeksinstellingen − Partnerorganisaties − Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin − Werkveld (preventie en hulpverlening) TIMING: − 2008-2015 KOSTPRIJS: - Jaarlijks budget van 500.000 € (dit is 1/2 van het bedrag van het huidige FOD-budget wetenschapsbeleid, enkel voor drugs) INDICATOREN: − Driejaarlijkse indicatorenbevraging − Jaarlijkse call for tender − Rapportering en voorstelling van onderzoeksresultaten − Operationeel onderzoeksplatform
INHOUDELIJKE PRIORITEITEN: GEINTEGREERDE AANPAK TABAK, ALCOHOL EN DRUGS Prioriteit 4:
Ontwikkelen van gemeenschappelijke methodieken naar artsen, tandartsen en apothekers (cluster 1 van strategie 7)
Doelstellingen: Het verhogen van kennis en vaardigheden bij gezondheidswerkers m.b.t. Minimale Interventiestrategieën en Kortadvies, gebaseerd op onder andere het Trans-Theoretisch-Model en Motiverende Gespreksvoering, teneinde de methodiek gedragsverandering in de eigen praktijksetting te kunnen toepassen in het kader van rookstopondersteuning en vroeginterventie. Doelgroep: Iedere afgestudeerde Vlaamse gezondheidswerker die als opdracht heeft binnen organisaties of individuele praktijk, gedragsverandering te bewerkstelligen en te consolideren bij rokers en bij riskante en problematische alcohol- en druggebruikers. 1. Ontwikkelingsfase: WAT: - Het ontwikkelen van een webbased leertraject voor tabak, alcohol en drugs teneinde alle zorgverleners dezelfde basiskennis en éénzelfde basisvaardigheid te verstrekken. Dit betekent dat het webbased leertraject dat momenteel ontwikkeld wordt (2007-2008) via het federale fonds ter bestrijding van verslavingen voor alcohol en drugs moet worden uitgebreid met toepassingen naar tabak. - Het ontwikkelen van een opvolgmodule in de vorm van vaardigheidstrainingen teneinde het omzetten van theoretische vaardigheden naar praktisch praktijkhandelen bij de zorgverlener mogelijk te maken. - Het ontwikkelen van materiaal afgestemd op de doelgroepen (interactief, audio-visueel, …) ter ondersteuning van deze opleiding. - Het ontwikkelen van een train-de-trainersopleiding. WIE: - VAD, VIG, Domus Medica, experten in motiverende gespreksvoering en vroeginterventie. - Betrekken van andere beroepsgroepen (apothekers, gynaecologen, …) mede ook in functie van realiseren strategie 6, 8 en 12. TIMING: - 2008-2009 afwerking methodiek/materiaal en ontwikkeling opleiding - 2009-2011 uitbreiding methodiek en opleiding met tabak en ontwikkeling opvolgmodule KOSTPRIJS: - Webbased leren (uitbreiding tabak): - Ontwikkelen opvolgmodule (training) en train-de-trainer (TAD): - Audiovisueel materiaal (TAD):
77.000 € 30.000 € 150.000 €
2. Implementatiefase: WAT: - Bekendmaking ondersteuningsaanbod in alle betrokken sectoren van gezondheidssector (Vlaams en lokaal). - Opleiding van regionale trainerspool. - Organisatie van vormingsaanbod.
-
Het verstrekken van de nodige persoonlijke feedback in dit proces om de efficiëntie van het leertraject te ondersteunen via intervisiegroepen. Evaluatie van het aanbod + opvolgen noden van de zorgverstrekkers. Verdere implementatie van reeds bestaande methodieken (Minimale Interventie Strategie, Kortadvies).
WIE: - Op Vlaams niveau: VAD, VIG, Domus Medica Koepels van eerstelijnswerkers, VVSG, koepels thuiszorg, koepels van tandartsen, apothekers, bedrijfsartsen, CLB-artsen, ... − Op regionaal/lokaal niveau: Logo's, preventiewerkers CGG, huisartsenkringen, bedrijfsartsen, … TIMING: - 2009-2012 - Eventueel gefaseerd in deelsectoren: nl. eerst artsen, dan andere zorgverstrekkers KOSTPRIJS: - Op voorwaarde van realisatie structurele prioriteit 2 (verhogen capaciteit implementatie). - Kostprijs vormingen • Train-de-trainer: 2.800 € per vorming (3 dagen, 15 deelnemers) • Dagdeel vorming: 454 € per vorming (1 dagdeel, 25 deelnemers) INDICATOREN: - De methodieken zijn ontwikkeld. - Het aanbod is gekend bij de doelgroepen (implementatiegraadmeting). - Aantal vormingen per jaar/per regio, aantal deelnemers en evaluatie van de deelnemers. - Aantal bezoekers webbased leren-website. - Aantal bijeenkomsten intervisiegroepen.
INHOUDELIJKE PRIORITEITEN: GEINTEGREERDE AANPAK TABAK, ALCOHOL EN DRUGS Prioriteit 5:
Ontwikkelen van een gemeenschappelijk ondersteuningsaanbod voor de doelgroep zwangere vrouwen, naar gezondheidssector en van sensibiliseringscampagnes (strategie 8)
Doelstellingen: - Zwangere vrouwen zijn gesensibiliseerd met betrekking tot het niet gebruik van tabak, alcohol en drugs. - De gezondheidssector is gesensibiliseerd om actief, met een uniforme boodschap, naar de doelgroep zwangere vrouwen te communiceren over de risico’s van tabak, alcohol en drugs tijdens de zwangerschap. - De gezondheidssector voelt zich competent om zwangere vrouwen en hun partners te informeren, adviseren, ondersteunen, counselen en door te verwijzen. - De gezondheidssector wordt ondersteund om problematisch gedrag met betrekking tot tabak, alcohol en drugs bij zwangere vrouwen en hun partners te detecteren, te begeleiden en gericht door te verwijzen. Doelgroep: - Zwangere vrouwen en hun omgeving (voor, tijdens en na de zwangerschap) met bijzondere aandacht voor kwetsbare zwangeren. - Gezondheidssector die met deze doelgroepen werkt. 1. Ontwikkelingsfase: WAT: - Eenduidige boodschap m.b.t. niet-roken, passief roken, niet-drinken en niet-gebruiken van drugs voor, tijdens en na de zwangerschap (en borstvoeding). - Sensibiliserende publieksinformatie en diverse ondersteunende materialen. - Aangepaste e-interventies via internet. - Vormingsaanbod voor intermediairs die met de doelgroep werken (motivatiebevordering, ondersteunen van gedragsverandering – link met prioriteit 4). - Protocols voor artsen en de andere gezondheidszorgverstrekkers, met aandacht voor doorverwijzing ( oa. naar regionale referentiecentra voor rookstop, zie ook prioriteit 9). - Draaiboek voor begeleiding van zwaar drinkende en drugsgebruikende zwangere vrouwen. - Verder onderzoek naar effectieve methodieken en ontwikkeling en implementatie van deze methodieken in samenwerking met betrokken intermediairs. - Monitoring. WIE: - Partnerorganisaties in samenwerking met beroepsgroepen (artsen, Kind & Gezin, gynaecologen, vroedvrouwen, pediaters, kraamzorg, …) TIMING: - 2009-2011 (gefaseerd) KOSTPRIJS: − Cfr strategie gezondheidsconferentie − Uitwerken protocol:
60.000 €
2. Implementatiefase: WAT: - Sensibilisering van huisartsen, gynaecologen, Kind & Gezin, … om informatie te verschaffen, probleemsituaties te herkennen en door te verwijzen. - Deskundigheidsbevordering van deze intermediairs. - Sensibiliseringscampagne naar doelgroep (als onderdeel binnen de alternerende campagne: prioriteit 15). - Verder zetten van de federale campagne om rookstop bij zwangere vrouwen en hun partners aan te moedigen, met aandacht voor passief roken. - Begeleiding van zwangere vrouwen die roken, drinken en drugs gebruiken door eerste lijngezondheidswerkers, en doorverwijzing naar tweede lijn. WIE: - Preventiewerkers CGG - Logo’s - Netwerk lokale preventiewerkers - Kind en Gezin, beroepsgroepen van artsen, gynaecologen, vroedvrouwen, … - Categoriale hulpverlening/aanbieders van rookstopondersteuning - VRGT TIMING: - 2010-2013 (gefaseerd) KOSTPRIJS: - Op voorwaarde van realisatie structurele prioriteit 2 (verhogen capaciteit implementatie). - Voortzetting federale campagne ‘rookstop zwangere vrouwen en hun partners’ (uitgevoerd door VRGT met middelen van tabaksfonds) - Kostprijs vormingen • Train-de-trainer: 2.800 € per vorming (3 dagen, 15 deelnemers) • Dagdeel vorming: 454 € per vorming (1 dagdeel, 25 deelnemers) - Kost campagne (zie prioriteit 15) - Begeleiding (op voorwaarde van realisatie prioriteit 2) INDICATOREN: - Er is een eenduidige boodschap. - Aantal sensibiliseringsinitiatieven, inclusief materialen en bereik ervan. - Er is een e-interventie aanbod, aantal gebruikers van het aanbod. - Aantal vormingen voor betrokken intermediairs, aantal deelnemers en evaluatie van de deelnemers. - Er is een ondersteuningsaanbod, aantal gebruikers van het aanbod. - Er is onderzoek naar effectieve methodieken (als onderdeel van prioriteit 3). - Daling van het aantal zwangere vrouwen die roken, drinken en drugs gebruiken (als onderdeel van prioriteit 3).
INHOUDELIJKE PRIORITEITEN: CONTINUEREN TABAK, ALCOHOL EN DRUGS Prioriteit 6:
Continueren van de implementatie en ondersteuning van een beleidsmatige aanpak van tabak, alcohol en drugs binnen de sectoren waarin reeds verschillende jaren op een beleidsmatige manier wordt gewerkt (strategieën 1, 2, 3, 4 en 6)
Doelstellingen: Het ondersteunen van de implementatie van een beleidsmatige aanpak van tabak, alcohol- en drugsproblemen in onderwijs, bedrijven en lokaal beleid en voor alcohol- en drugprblemen ook in jeugdwerk, uitgaanssector en de bijzondere jeugdzorg. Doelgroep: Organisaties en intermediairs in onderwijs, bedrijven, lokaal beleid en in jeugdwerk, uitgaanssector en bijzondere jeugdzorg. 1. Ontwikkelingsfase: - De kadermethodieken voor een beleidsmatige aanpak in deze sectoren zijn aanwezig. - Voor specifieke doelgroepen zijn (lokale en specifieke) aanpassingen nodig (vb. vertaling beleidsmatige aanpak in jeugdwerk naar werkingen met maatschappelijk kwetsbare jongeren) - Op basis van noden van het werkveld moeten desgevallend nieuwe (of vernieuwde) methodieken worden ontwikkeld. 2. Implementatiefase: WAT: - Sensibiliseren van betrokken sectoren en organisaties (draagkracht tot pro-actief benaderen). - Opzetten van netwerken en samenwerkingsverbanden. - Organisatie van een vormingsaanbod voor intermediairs/interne begeleiders. - Begeleiden van organisaties bij de ontwikkeling van een tabaks-, alcohol-, drugbeleid. - Actieve opvolging van de beleidsmatige aanpak. - Evaluatie van het aanbod. WIE: - Op Vlaams niveau: • VAD, VIG in samenwerking met relevante organisaties • Koepelorganisaties in onderwijs, werk, jeugdwerk, bijzondere jeugdzorg en gemeenten - Op regionaal/lokaal niveau: • Preventiewerkers CGG • Lokale preventiewerkers • Logo’s • Mutualiteiten • Voor onderwijs: CLB-medewerkers, pedagogische begeleidingsdiensten, … • Voor werk: interne en externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, VRGT, … • Voor jeugdwerk: jeugdwerkers, jeugdconsulenten, … • Voor uitgaanssector: horecacoachen (beperkt aanwezig in Vlaanderen), … • Voor lokaal beleid: preventieambtenaar en schepen bevoegd voor gezondheid TIMING: - 2009-2015 KOSTPRIJS: - Hiervoor is versterking nodig van het aantal uitvoerders: zie fiche structurele prioriteiten 2: meer
draagkracht (groeipad). INDICATOREN: - Ginger (VAD, CGG-preventiewerkers, lokale preventiewerkers) • Aantal scholen, bedrijven, .... die ondersteund werden in beleidsontwikkeling • Aantal vormingen, ... - Indicatorenmeting VIG-Logo’s naar bedrijven en scholen - RAIL (registratie Logo werking)
INHOUDELIJKE PRIORITEITEN: CONTINUEREN DRUGS Prioriteit 7:
Continueren van spuitenruil
Doelstellingen: Voorkomen van gezondheidsrisico’s als gevolg van hergebruik van spuiten. Doelgroep: - Algemene bevolking (prikaccidenten) - IDG-gebruikers 1. Ontwikkelingsfase: WAT: - Onderzoeken van effectiviteit van spuitautomaten als middel om verborgen populaties van IDGs te bereiken. - Permanente actualisering van sensibiliserend en informatief materiaal voor gebruikers en intermediairs. - Onderzoeken van mogelijkheden tot lokaal testen van drugs op structurele basis (om pro-actief waarschuwingen te kunnen geven over samenstelling en mogelijke schade). WIE: - Vlaamse coördinatie spuitenruil i.s.m. MSOC-partners - VAD (EWS) TIMING: - 2009-2015 KOSTPRIJS: - Indien strategie 8 (onderzoeken effectiviteit, onderzoeken testing van drugs ed,…) geïmplementeerd wordt in de huidige reguliere werking van de Vlaamse spuitenruil is er een extra ½ time nodig, met werkingsmiddelen. Op jaarbasis: Vlaams coördinaat wordt uitgebreid met 35 000€. - Indien er een degelijk wetenschappelijk onderzoek naar verborgen populaties van riskante gebruikers dient er zelfs een uitbreiding van 2 full times te gebeuren, met voldoende middelen om het onderzoek te bekostigen. 2. Implementatiefase: WAT: - Onderhouden van toegankelijk laagdrempelig aanbod aan spuitenruil, gedragen door een netwerk van actoren en uitbreiding (om Vlaamse dekking te krijgen). - Sensibiliseren en ondersteunen van betrokken actoren (artsen, apothekers, straathoekwerkers, categoriale hulpverlening). - Vormingsaanbod voor betrokken actoren. - Ondersteuning van peer support methodiek. - Onderzoek naar verborgen populaties van riskante gebruikers. - Evaluatie van het aanbod. WIE: - Free Clinic (Vlaamse coördinatie) - Spuitenruilcoördinatoren (MSOCs)
- Apothekers, straathoekwerkers, categoriale hulpverleners TIMING: - 2008-2015 KOSTPRIJS: - Reguliere werking van spuitenruil. • Vlaams coördinaat: loonkost: 35 000€ • Provinciale spuitenruil: loonkost: 70 000 € voor de provincies: Limburg, Oost Vlaanderen, Vlaams Brabant en West Vlaanderen en 105 000€ voor de provincie Antwerpen • Totaal: 2009: 420 000€ - Totaal aan werkingsmiddelen (aankoop materialen specifiek voor spuitenruil) dit is een prognose obv huidige registratiegegevens, het kan zijn dat deze nog sneller stijgen of eventueel stabiliseren. • 2009: 181 520 € • 2010: 199 585€ • 2011: 208 150€ - Groeipad voorzien om exponentiële stijging van het aantal spuiten op te vangen. INDICATOREN: - Onderzoek naar kenmerken van personen die participeren aan spuitenruil - Aantal verstrekte spuiten, aantal gerecupereerde spuiten - Aantal folders enz. met preventieboodschappen - Aantal vormingen aan intermediairs
INHOUDELIJKE PRIORITEITEN: NIEUWE ACCENTEN TABAK Prioriteit 8:
Versterken van het lokaal beleid voor tabakspreventie (strategie 6)
Doelstelling: - Gemeenten en steden hebben een lokaal beleid voor tabakspreventie met een eenduidige boodschap over niet roken, stoppen met roken en passief roken, met aandacht voor specifieke doelgroepen (mensen met lage SES, allochtonen, zwangere vrouwen, jonge kinderen). - Gemeenten en steden regisseren hierbij de intersectorale samenwerking tussen de diverse lokale en regionale actoren. - Gemeenten en steden werken actief mee aan het verminderen en voorkomen van passief roken. Doelgroep: - Het lokale beleid (gemeente/stad en OCMW) - Lokale en regionale actoren (o.m. Logo’s, huisartsen, gynaecologen, pediaters, kraamzorg, verpleegkundigen van ziekenhuizen, vroedvrouwen, Kind en Gezin (regioverpleegkundige, gezinsondersteuner, arts), mutualiteiten, apothekers, tandartsen, wijkgezondheidscentra, minderhedencentra, centra voor mensen in armoede, buurtwerkingen, allochtone gemeenschappen, jeugdwerkingen, interne en externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, interne preventieadviseur, lokale preventiewerkers, …) - Inwoners van steden en gemeenten 1. Ontwikkelingsfase: − WAT: - Ontwikkelen van een kadermethodiek voor een lokaal tabakspreventiebeleid passend binnen het lokale gezondheidsbeleid en afgestemd op het lokale alcohol- en drugsbeleid. - Formuleren van een eenduidige boodschap over niet roken, stoppen met roken en passief roken in het kader van het lokale tabakspreventiebeleid. - Ontwikkelen van afgeleide methodieken en materialen voor interventies en acties in het kader van het lokale tabakspreventiebeleid. - Ontwikkelen van methodieken en technieken om passief roken te voorkomen bij jonge kinderen en zwangere vrouwen42, met aandacht voor specifieke doelgroepen. WIE: - VIG - In samenwerking met VVSG, Kind en Gezin, en koepelorganisaties (jeugdwerk, samenlevingsopbouw, armoedeorganisaties, beroepsgroepen) - In samenwerking met Logo’s Kostprijs: - Ontwikkeling kadermethodiek, afgeleide methodieken, bijhorende materialen en vorming: 70.000 € per methodiek
In 2006 werden in Vlaanderen meer dan 65.500 baby’s geboren. Wat betreft passief roken dienen alle ouders van deze pasgeborenen te worden gesensibiliseerd en geïnformeerd.
42
2. Implementatiefase: WAT: - Brede bekendmaking van de kadermethodiek voor een lokaal tabakspreventiebeleid, en van de andere methodieken, in alle steden en gemeenten via door gemeenten en steden gekende en gebruikte communicatiekanalen. - Motiveren en sensibiliseren van lokale overheid via individuele gesprekken met mandatarissen en ambtenaren en via informatie- en vormingssessies op regionaal/provinciaal niveau. - Consultancy en coaching van gemeenten en steden bij het invullen van het beleid in hun gemeente/stad. - Organiseren van het overleg en de samenwerking tussen de verschillende lokale actoren. - Identificeren van specifieke doelgroepen op basis van lokaal relevante data. WIE: - VIG - VVSG - Logo’s - Netwerk lokale preventiewerkers - Steden en gemeenten (307): gemeentelijke preventieambtenaar, bevoegde schepen - Lokale actoren: huisartsen, gynaecologen, pediaters, kraamzorg, verpleegkundigen van ziekenhuizen, vroedvrouwen, Kind en Gezin (regioverpleegkundige, gezinsondersteuner, arts), mutualiteiten, apothekers, tandartsen, wijkgezondheidscentra, minderhedencentra, centra voor mensen in armoede, buurtwerkingen, allochtone gemeenschappen, jeugdwerkingen, interne en externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, interne preventieadviseur, lokale preventiewerkers, …) KOSTPRIJS: - Op voorwaarde van realisatie structurele prioriteit 2 (verhogen capaciteit implementatie). - Kostprijs vormingen (leren werken met nieuwe methodieken): ½ FTE voor 1 jaar per methodiek - Volgen vorming en opnemen van regie door gemeente/stad: 1/12 FTE à 1/6 FTE medewerker per gemeente in eerste werkjaar, daarna onderdeel van reguliere gemeentelijke werking TIMING: - 2009 – 2011 INDICATOREN: - Er is een kadermethodiek en afgeleide methodieken/materialen. - Er is een vormingsaanbod. - Aantal informatie- en vormingssessies, deelnemers en tevredenheid deelnemers. - Aantal consultancy’s en coachings. - Aantal gemeenten en steden dat een rookbeleid heeft.
INHOUDELIJKE PRIORITEITEN: NIEUWE ACCENTEN TABAK Prioriteit 9:
Versterken van het lokale ondersteuningsaanbod voor stoppen met roken gericht op verschillende doelgroepen (over de strategieën heen, link met prioriteiten 4, 5, 10, 15)
Doelstelling: Gemeenten en steden hebben een toegankelijk en toereikend, gezamenlijk aanbod van rookstopondersteuning43 (individueel en in groep) met aandacht voor specifieke doelgroepen. Doelgroep: - Gemeenten en steden - Inwoners van gemeenten/steden waaronder specifieke doelgroepen −
1. Ontwikkelingsfase:
WAT: Versterken en uitbreiden van een toegankelijk en toereikend aanbod van rookstopondersteuning in groep of individueel door: - Overleg en samenwerking tussen de aanbieders van effectieve rookstopondersteuning over het rookstopaanbod (vooral Vlaams niveau). - Verhogen van het aantal gezondheidswerkers en intermediairs die de vorming tabacologie volgen om individueel of in groep rookstopondersteuning aan te bieden vanuit een organisatie of als zelfstandige. - Organisatie van de terugbetaling van rookstopondersteuning voor alle opgeleide tabacologen. - Aanduiden van regionale referentiecentra waar rookstopondersteuning wordt aangeboden en overleg en samenwerking opgezet (cf. Centres d’aide aux fumeurs in Wallonië). - Identificeren, ontwikkelen en/of aanpassen van effectieve methodieken en materialen voor stoppen met roken voor specifieke groepen (mensen in armoede, zwangere vrouwen, allochtonen, jongeren, …). - Ontwikkelen en/of aanpassen van een methodiek (minimale interventiestrategie) en materialen voor ondersteuning van gezondheidswerkers en intermediairs (cardioloog, longarts, tandarts, gynaecoloog, verpleegkundige en vroedvrouw, kraamzorg). - Ontwikkelen van sensibiliseringscampagnes: in kader van 31 mei werelddag tegen tabak, initiatief “24 uur niet-roken”, “quit & win-wedstrijd”, … WIE: - VIG (coördinatie en ontwikkeling methodieken) - Kind en Gezin - Aanbieders van rookstopondersteuning (individueel, in groep, sensibilisering): • VRGT • STK • Mutualiteiten • Liga Leven en Gezondheid • VLK • Domus Medica Rookstopondersteuning wordt vooral door Vlaamse/nationale organisaties opgezet en verzorgd. De inspanning op het lokale niveau betreft het inplannen en promoten van de interventies. Het lokaal/regionaal organiseren van rookstopondersteuning versterkt de Vlaamse rookstopondersteuning en vergroot de geografische spreiding (toereikend en toegankelijk). Het lokale beleid werft de deelnemers en organiseert de ondersteuning. Om rookstopondersteuning in de gemeente te promoten is het aan te raden geregeld sensibiliseringscampagnes (cfr. brede, terugkerende campagne, prioriteit 15) te voeren. 43
-
• Universitaire ziekenhuizen Beroepsverenigingen cardiologen, longartsen, tandartsen, pediaters, gynaecologen, verpleegkundigen, vroedvrouwen Overkoepelende organisaties: Wetenschappelijke verenigingen, Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen, Vereniging van Wijjgezondheidscentra, …
TIMING: - 2009-2010 KOSTPRIJS: - Ontwikkeling methodieken (aangepast voor groepen met lage SES, allochtonen, verschillende MIS’en aangepast aan beroepsgroep) en afgeleide materialen: 50.000 € per methodiek - Methodiek 24uur niet-roken: 139.700 € - Organisatie van netwerk van regionale referentiecentra: 50.000 € 2. Implementatiefase: WAT: - Regionale referentiecentra: aanbieden van individuele en groepsbegeleiding bij stoppen met roken en verzekeren van een regionaal gespreid toegankelijk rookstopaanbod. - Gemeenten en steden: • Regisseren de intersectorale samenwerking tussen de diverse lokale en regionale actoren rond het lokale aanbod van rookstopondersteuning in samenwerking met de referentiecentra. • Identificeren prioritaire risicogroepen m.b.t. stoppen met roken (kansarmen, zwangere vrouwen, allochtonen, jongeren, …). • Promoten het aanbod van rookstopondersteuning via de lokale, gekende en gebruikte communicatiekanalen, via sensibiliseringscampagnes zoals de werelddag zonder tabak (31 mei) en 1 januari, via Vlaamse projecten zoals “24uur niet roken”, “Quit & Win-wedstrijd” , ... - Consultancy en coaching van gemeenten en steden bij het invullen en promoten van het aanbod in hun gemeente/stad. WIE: - VIG - VVSG - Logo’s - Netwerk van lokale preventiewerkers - Referentiecentra - Steden en gemeenten (307): gemeentelijke preventieambtenaar, bevoegde Schepen - Lokale actoren: huisartsen, gynaecologen, pediaters, kraamzorg, verpleegkundigen van ziekenhuizen, vroedvrouwen, Kind en Gezin (regioverpleegkundige, gezinsondersteuner, arts), medewerkers van diensten voor kraamzorg, mutualiteiten, apothekers, tandartsen, wijkgezondheidscentra, minderhedencentra, centra voor mensen in armoede, buurtwerkingen, allochtone gemeenschappen, jeugdwerkingen, interne en externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, interne preventieadviseur, lokale preventiewerkers, …). TIMING: - Implementatie: vanaf 2009, geleidelijk aan optimalisatie van het aanbod en brede implementatie ervan.
KOSTPRIJS: - Op voorwaarde van realisatie structurele prioriteit 2 (verhogen capaciteit implementatie). - Terugbetaling rookstopondersteuning (federaal)44. - Specifiek: volledige terugbetaling farmacologische producten voor mensen in armoede. - Schatting kostprijs per deelnemer aan een rookstopcursus: 133 €. - Overleg in gemeente/stad: 4 x ½ dag overleg per jaar. - Organisatie en deelname aan vorming tabacologen (vorming STK-VRGT en universiteiten): subsidie tabaksfonds 48.000 € voor 2006, 500 € inschrijvingsgeld en 6 dagen tijdsinvestering per deelnemer. - Implementatie van methodieken voor groepen met lage SES, allochtonen, MIS’en,…: bekendmaking, sensibilisering en leren werken met methodieken: 1FTE per jaar. - Coördinatie van regionale referentiecentra: 1 FTE per jaar. - Werking van regionale referentiecentra: co-financiering overheid, mutualiteiten, steden en gemeenten, universiteiten, VRGT … - Volgen van vorming en opnemen van regie door gemeente/stad: 1/12 FTE à 1/6 FTE medewerker. INDICATOREN: - Het aantal regionale referentiecentra in werking. - Het aanbod van rookstopondersteuning. - Het aantal deelnemers/gebruikers van het aanbod van rookstopondersteuning. - Het aantal tabacologen dat gevormd is. - Ontwikkelde methodieken voor specifieke doelgroepen. - Het aantal en gebruik van methodieken voor specifieke doelgroepen. - Ontwikkelde methodieken voor gezondheidswerkers: mis. - Het aantal gezondheidswerkers dat MIS gebruikt. - Het aantal rokers dat gestopt is met roken.
44 Volgens cijfer van het Centrum voor Perinatale Epidemiologie rookt 28% van de vrouwen, 12% stopt met roken na een zwangerschapstest, 16% blijft roken. Dit betekent dat ongeveer 10.500 zwangere vrouwen in aanmerking komen voor een stoppen met rokenbegeleiding. Over partners van zwangere vrouwen bestaan geen cijfers. Terugbetaling van rookstop volgens het nationaal kankerplan: terugbetaling forfait 30,00 € voor 1ste raadpleging, terugbetaling forfait 20,00 € voor maximum 8 raadplegingen, bij zwangere vrouwen 30,00 €. Kostprijs terugbetaling rookstops =190,00 € ; voor zwangere vrouwen = 270,00 €. Project zwangere vrouwen VRGT: forfaitaire tussenkomst van 120 € in de rookstopbegeleiding van de zwangere vrouw, idem voor haar partner; daarnaast forfaitaire tussenkomst van 55 € in de medicamenteuze ondersteuning van de partner.
INHOUDELIJKE PRIORITEITEN: NIEUWE ACCENTEN TABAK Prioriteit 10: Ontwikkelen van een beleid voor tabakspreventie en rookstop in de jeugdwerksector (strategie 3, link met prioriteit 8 en 9) Doelstellingen: - Ontwikkelen van een beleidsmatige aanpak voor tabakspreventie en rookstopondersteuning in verschillende jeugdwerkvormen. Op deze manier kan de jeugdwerksector de bestaande regelgeving kaderen en informerende en sensibiliserende activiteiten opzetten rond tabakspreventie. - Creëren van een aanbod inzake tabakspreventie en rookstopondersteuning binnen jeugdwerksector. Doelgroep: - Gemeentelijk, provinciaal en landelijk jeugdwerk. - Gemeenten en steden in kader van lokaal tabakspreventiebeleid (strategie 6). 1. Ontwikkelingsfase: WAT: - Ontwikkelen van een kadermethodiek voor tabakspreventie en stoppen met roken in de jeugdwerksector. - Ontwikkelen van een aangepast, toegankelijk en goed gestructureerd aanbod inzake tabakspreventie en rookstopondersteuning in de jeugdwerksector. WIE: - VIG in samenwerking met koepelorganisaties in het jeugdwerk, Steunpunt Jeugd, VVJ, MJA, Logo’s, eventueel andere sleutelorganisaties of - personen TIMING: 2009-2010 KOSTPRIJS: − Methodiek- en materiaalontwikkeling: 50.000 €r per methodiek 2. Implementatiefase: WAT: - Lobbyen voor structurele verankering binnen de gemeentelijke overheid, politiek engagement - Consultancy en coaching van steden en gemeenten. - Bekendmaking van het aanbod o.a. via de lokale communicatiekanalen, organiseren van evenement in het gemeentelijk jeugdwerk. - Evaluatie van het aanbod. - Samenwerkingsverbanden met koepels en structuren van jeugdwerk. - Samenwerkingsverbanden met steden en gemeenten: organisatie en ondersteuning vanuit het lokaal beleid. WIE: - Op Vlaams niveau: • VIG • Koepelorganisaties in het jeugdwerk (Formaat, Chiro, Scouts en Gidsen Vlaanderen, …)
-
• Steunpunt Jeugd • VVJ • VVSG • MJA • JIP Op regionaal/lokaal niveau: • Logo’s • Netwerk van lokale preventiewerkers • Steden en gemeenten • Verschillende Vlaamse jeugdwerkvormen: jeugdbewegingen, met als belangrijkste exponenten Chiro, Scouting (VVKSM en FOS), KSJ/VKSJ/KSA; jongerenbewegingen, met als voorbeelden KLJ, KAJ, MJA ...; vakantiespeelpleinverenigingen; politieke jongerenverenigingen; jeugdhuizen of –clubs: verenigingen voor jongerenontmoeting; jeugdverenigingen voor amateuristische kunstbeoefening (bijv. jeugdfanfares, koren ...); studentenverenigingen; jeugdateliers; jeugdmuziekateliers; jeugdwerk voor kansarme jeugd, verenigingen die zich expliciet op maatschappelijk achtergestelde categorieën richten; jeugdwerk voor de vorming van laaggeschoolde, werkende jongeren; kinderboerderijen; zelforganisaties van migrantenjeugd; jeugdbioscopen; jeugdwerk voor kinderen en jongeren met een handicap • Jeugdwerkers, jeugdconsulenten, jeugdambtenaren, …
TIMING: - 2008-2009: draagvlak creëren, sensibiliseren binnen provinciaal en landelijk jeugdwerk. - 2009-2010: pilootprojecten binnen gemeenten en steden om de ontwikkelde kadermethodiek en het aanbod uit te testen. - Vanaf 2011: brede implementatie van de ontwikkelde kadermethodiek en aanbod. KOSTPRIJS: - Op voorwaarde van realisatie structurele prioriteit 2 (verhogen capaciteit implementatie). - 1 FTE per jaar VIG: draagvlak creëren, sensibilisatie sector, vorming intermediairs, consultancy en coaching steden en gemeenten. - Gemeenten en steden (ruim 50% van alle gemeenten beschikt over een ‘autonome’ jeugddienst, kan ook gebeuren door gemeentelijke preventieambtenaar, …): 1/12 FTE per jaar: lokaal overleg gemeente/stad en verschillende jeugdwerkvormen, bekendmaking en organisatie binnen gemeente of stad. INDICATOREN: - Er is een beleidsmatige aanpak voor tabakspreventie en stoppen met roken in de jeugdwerksector. - Er is een aanbod m.b.t. tabakspreventie in het jeugdwerk (informatie en sensibilisatie). - Er is een aanbod voor rookstopondersteuning in het jeugdwerk. - Er is op jongeren afgestemde informatie over de wetgeving. - Het aanbod inzake tabakspreventie en rookstopondersteuning is gekend in steden en gemeenten en in het jeugdwerk. - Aantal consultancy’s en coachings. - Aantal informatie- en vormingssessies.
INHOUDELIJKE PRIORITEITEN: NIEUWE ACCENTEN ALCOHOL EN DRUGS Prioriteit 11: Versterking en uitbreiding van de werking naar de doelgroep jongeren (strategieën 1, 3, 8) Doelstellingen: Verruimen van het bereik naar jongeren, met als doelstellingen gebruik van alcohol en drugs te voorkomen, beginleeftijd uit te stellen, verantwoordelijke omgang met alcohol en drugs te ondersteunen, vroegtijdige interventies aan te bieden en hulp te verlenen. Doelgroep: - Jongeren - Omgeving van jongeren (ouders, opvoeders, intermediairs in op jongeren gerichte sectoren) 1. Ontwikkelingsfase: WAT: - Ontwikkelen van spelmateriaal met minder verbale werkvormen voor gebruik in diverse sectoren. - Verkennen en ontwikkelen van methodiek van peer education voor toepassing in diverse sectoren. - Onderwijs: Ontwikkelen kadermethodiek voor basisonderwijs. Ontwikkelen van lessenpakket 3de graad basisonderwijs over alcohol. Ontwikkelen van e-learning modules voor hoger onderwijs. - Vrijetijd: • Opzetten van monitoring van producten (pilltesting) met oog op harm reduction (EWS, informatieverstrekking) + ontwikkelen gegevensdatabank. • Ontwikkelen van model van beleidsmatige aanpak voor horeca. • Wetgevende initiatieven voor regelgeving in uitgaanssector (temperatuurregeling, gratis waterverstrekking, chill out, EHBO-normen). WIE: - VAD (partnerorganisatie) i.s.m. CGG-preventiewerkers en intermediairs in de betrokken sectoren TIMING: - 2008-2011 KOSTPRIJS: - Spelmateriaal: - Peer education: - Lespakket basisonderwijs + kadermethodiek: - E-learning: - Pilltesting (incl. implementatie): - Aanpak horeca: - Coördinatie methodiekontwikkeling:
100.000 € 35.000 € 30.000 € 30.000 € 250.000 € 35.000 € 50.000 €/jaar Totaal: 680.000 € - 170.000 €/jaar
2. Implementatiefase: WAT: - Onderwijs: Implementatie van het aanbod basisonderwijs en hoger onderwijs Vorming en ondersteuning intermediairs Implementatie van de nieuwe methodieken (spelmateriaal, peer education) - Vrije tijd: Ondersteunen uitgaanssector om preventief beleid te voeren (op basis van wetgeving) Ondersteunen horeca bij implementatie beleidsmatige aanpak Vormingsaanbod voor actoren in vrijetijdssector Implementatie nieuwe methodieken: spelmateriaal, peer education) Monitoringssysteem pilltesting + onderhouden gegevensdatabank - Bijzondere jeugdzorg: Implementatie nieuwe methodieken (spelmateriaal, peer education) - Ouders: Regionaal gespreid aanbod aan begeleiding van oudergroepen van beginnende druggebruikers Ondersteuning van ouders (via opvoedingsondersteuning – netwerking met bestaande initiatieven) - Kinderen van ouders met een afhankelijkheidsprobleem Uitbouwen van een toegankelijk begeleidingsaanbod voor KOAP (ism KOPP) Gerichte sensibilisering naar intermediairs voor instroom WIE: - CGG-preventiewerkers en ambulante hulpverlening - VAD (netwerking en consult en advies) - Intermediairs naar jongeren - Netwerk lokale preventiewerkers TIMING: - 2009-2015 KOSTPRIJS: - Op voorwaarde van realisatie structurele prioriteit 2 (verhogen capaciteit implementatie). - Kostprijs vormingen (leren werken met nieuwe methodieken) • Train-de-trainer: 2.800 € per vorming (3 dagen, 15 deelnemers) • Dagdeel vorming: 454 € per vorming (1 dagdeel, 25 deelnemers) - Regionaal gespreid aanbod oudergroepen en kindergroepen • Vorming begeleiders groepen: 2 dagen aan 25 deelnemers: 982 € per vorming • Aanbod groepsprogramma KOAP: 1/2 T medewerker + werkingskosten: 35.000 €/centrum (2 per provincie) • Aanbod oudergroepen: idem INDICATOREN: - De te ontwikkelen strategieën zijn gerealiseerd. - Aantal initiatieven naar jongeren. - Aantal vormingen aan intermediairs.
INHOUDELIJKE PRIORITEITEN: NIEUWE ACCENTEN ALCOHOL EN DRUGS Prioriteit 12: Vroeginterventie (strategieën 6, 7 en over de strategieën heen) Doelstellingen: Het ondersteunen van de implementatie van vroeginterventie als onderdeel van een beleidsmatige aanpak van alcohol- en andere drugproblemen in alle relevante maatschappelijke sectoren en het opzetten van een laagdrempelig vroeginterventienetwerk voor alcohol- en drugproblemen. Doelgroep: - Experimenterende en beginnend problematische gebruikers en hun omgeving. - Sleutelfiguren op de eerstelijn. 1. Ontwikkelingsfase: WAT: - Ontwikkelen van een model van beleidsmatige aanpak voor ambulante welzijnsdiensten - Ontwikkelen van een aanpak voor korte interventies voor de thuiszorg. - Pilootproject met o.a. Methodiekontwikkeling voor drempelverlaging categoriale hulpverlening voor doelgroep allochtonen - ism andere sectoren (instroom en voorkomen drop out). - Ontwikkeling van gevalideerde screeningsinstrumenten voor illegale drugs voor toepassing in de algemene gezondheidssector en ambulante categoriale hulpverlening. - Ontwikkeling van een vormingsaanbod. - Ontwikkelen van module voor ouders in het kader van vroeginterventie-initiatieven voor jongeren. WIE: - VAD als partnerorganisatie i.s.m. deskundigen uit de sectoren. TIMING: - Gefaseerd tussen 2008-2011 KOSTPRIJS: - Ontwikkeling model van beleidsmatige aanpak in ambulante welzijnssector: - Ontwikkelen model korte interventies thuiszorg: - Methodiekontwikkeling doelgroep allochtonen: - Kostprijs ontwikkeling vorming: - Ontwikkelen en valideren van screeningsinstrumenten: - Module voor ouders in kader van vroeginterventie: - Coördinatie methodiekontwikkeling
50.000 € 20.000 € 35.000 € 15.000 € 100.000 € 20.000 € 50.000 €/jaar
Totaal: 440.000 € - 110.000 €/jaar 2. Implementatiefase: WAT: - Versterken en uitbreiden van een toegankelijk regionaal gespreid netwerk aan vroeginterventie-initiatieven. - Opzetten van een intervisienetwerk voor het coachen van lokale actoren op het vlak van vroeginterventie. - Ondersteunen van intermediairs bij de implementatie van vroeginterventie en motivationeel
-
werken (specifiek alcohol en drugs) vanuit een welzijnsperspectief (CAW, OCMW, thuislozensector). Ondersteunen van de implementatie van vroeginterventie als onderdeel van een beleidsmatige aanpak in de maatschappelijke sectoren. Uitgebreid vormingsaanbod ter ondersteuning van intermediairs om vroeginterventie in de praktijk toe te passen.
WIE: - Preventiewerkers CGG - Sleutelfiguren uit gezondheids- en welzijnssector - Hulpverleners in de maatschappelijke sectoren (CLB, bedrijfsartsen, huisartsen, welzijnswerkers, begeleiders in de bijzondere jeugdzorg, ...) TIMING: - 2009-2015 KOSTPRIJS: - Inclusief prioriteit 2 (voor intervisie/ondersteuning intermediairs - 1 FT/provincie) - Uitbouw netwerk lokale uitvoerders (zie prioriteit 2); naast drugpreventie is ook vroeginterventie een deel van hun opdracht - Kostprijs vormingen: • Train-de-trainer: 2.800 € per vorming (3 dagen, 15 deelnemers) • Dagdeel vorming: 454 € per vorming (1 dagdeel, 25 deelnemers)prijs per vorming INDICATOREN: - Er zijn draaiboeken voor toepassing van vroeginterventie voor specifieke sectoren en doelgroepen. - Er zijn gevalideerde screeningsinstrumenten. - Er is een vormingsaanbod. - De actoren zijn competent. - Er is een netwerk van vroeginterventie. - Het netwerk is gekend. - De doelgroep wordt via het netwerk bereikt. - Er is een supervisie-aanbod voor eerstelijnswerkers.
INHOUDELIJKE PRIORITEITEN: NIEUWE ACCENTEN ALCOHOL EN DRUGS Prioriteit 13: Zorgaanbod voor problematische gebruikers (strategie 8) Doelstellingen: Het verbeteren van de leefsituatie van problematische gebruikers van alcohol en drugs, met als doel een aanzet te geven om hun leefsituatie te verbeteren en te werken aan maatschappelijke (re)ïntegratie. Doelgroep: Problematische gebruikers van alcohol en drugs. 1. Ontwikkelingsfase: WAT: - Ontwikkeling van een model om om te gaan met alcohol- en druggebruikers in de sociale economie. - Ontwikkelen van een vormingsaanbod voor zorgverstrekkers. - Uitwerken van een instrument voor omgevingsanalyse, gericht op de opvang van deze doelgroep. WIE: - Partnerorganisatie in samenwerking met de sector TIMING: - 2010-2011 KOSTPRIJS: - Ontwikkelen model sociale economie: - Vormingsaanbod: - Instrument omgevingsanalyse:
35.000 € 15.000 € 60.000 € Totaal: 110.000 €, 55.000 €/jaar
2. Implementatiefase: WAT: - Voldoende omkadering voor de opvang van problematische gebruikers in de bestaande structuren (onthaalcentra, beschut wonen, zorgboerderijen). - Samenwerkingsverbanden om het aanbod van verschillende diensten optimaal op elkaar af te stemmen (regionale zorgcircuits). - Aanbod aan deskundigheidsbevordering voor de actoren die met deze doelgroep te werken (sociale economie, welzijnssector, gezondheidssector). - Er zijn voldoende straathoekwerkers die vindplaatsgericht werken en deze doelgroep ondersteunen. - structurele aanpak van problemen zoals huisvesting, tewerkstelling, tijdsbesteding, ... - Er is ondersteuning van netwerken (zorgcircuits). - Er is voldoende aanbod aan hervalpreventie. WIE: - Actoren in welzijns- en gezondheidssector (CAW, Beschut wonen, ...) en sociale economie - CGG preventiewerkers voor ondersteuning - Categoriale hulpverlening voor netwerking
TIMING: - 2010-2015 KOSTPRIJS: - Regulariseren van straathoekwerkers (nu Binnenlandse Zaken) 41 VTE x 48.000 € = 1.968.000 € - Beschut wonen (nu 14 % verslaafden -> 25 %; in de psychiatrie is dit +/- 33 % !) Versterking omkadering: voor verslaafden 1/5 bewoners (anderen +/- 1/7,5) 19 VTE x 48.000 € = 912.000 € - Ondersteuning CAW’s (mits een duidelijk alcohol en drugbeleid) ½ VTE x 27 CAW x 48.000 € 648.000 € - Ondersteuning initiatieven sociale economie 1 VTE x 5 prov. X 48.000 € 240.000 € - Ondersteuning MSOC’s ( voor niet verzekerde ptn, andere via ziekteverzekering betaald) 1 VTE voor Antwerpen en Gent, ½ voor Oostende, Brabant en Limburg 3,5 VTE x 48.000 € 168.000 € - Ondersteunen netwerk zorgaanbod 2 VTE X 5 prov X 48.000 € 480.000 € INDICATOREN: - Er is een omgevingsanalyse per regio. - Er is een ketengerichte aanpak op lokaal, regionaal en provinciaal vlak die een continuüm van zorg garandeert. - Er is voldoende omkadering in de diensten die met deze doelgroep werken. - Er zijn voldoende straathoekwerkers. - Er is een vormings- en ondersteuningsaanbod. - Er is een model van aanpak voor de sociale economie. - Er is een instrument voor omgevingsanalyse.
INHOUDELIJKE PRIORITEITEN: NIEUWE ACCENTEN ALCOHOL Prioriteit 14: Initiatieven met betrekking tot alcohol (ECAT, NAAP) Doelstellingen: Gemeenten hebben een alcoholbeleidsplan waarin een globaal pakket aan maatregelen en initiatieven zijn gebundeld ter ondersteuning van een lokaal alcoholbeleid. Doelgroep: - Lokale beleidsmakers en actoren - De algemene bevolking 1. Ontwikkelingsfase: WAT: - Permanent vernieuwend aanbod aan communicatiematerialen in het kader van 'bekijkheteensnuchter' die bruikbaar zijn op lokaal niveau voor verschillende doelgroepen. - Permanent ondersteuningsaanbod naar lokale beleidsmakers en gangmakers om alcohol op het agenda te zetten en te houden. - Ontwikkelen van sensibiliserend materiaal voor implementatie van de maatregelen in het kader van het NAAP (lokaal beleid, lokale voortrekkers, horeca, maatschappelijke sectoren). - Ontwikkelen van monitoringsinstrumenten. WIE: - Partnerorganisatie TIMING: - 2008-2015 KOSTPRIJS: - Sensibiliserend materiaal: - Opvolging en afstemming: inclusief prioriteit 2 - Monitoringinstrument:
tss 50.000 € en 100.000 €/jaar 50.000 €
Totaal: tussen 450.000 € en 850.000 €; 150.000 € in 2008; nadien tussen 50.000 en 100.000 €/jaar 2. Implementatiefase: WAT: - Systematische uitbreiding van het aantal gemeenten dat met de ECAT strategie een lokaal alcoholbeleid voert. - Ondersteuning van de ECAT-gemeenten. - Ondersteuning stakeholders op basis van lokale analyse (quick scan). - Sensibilisering van stakeholders voor implementatie van deelaspecten van NAAP. - Toepassing van monitoringinstrumenten. WIE: - CGG-preventiewerkers - Netwerk lokale preventiewerkers - Al naargelang doelgroep: ouders, opvoeders, eerstelijnswerkers, ... - VAD naar koepels van stakeholders
TIMING: - 2008-2015 KOSTPRIJS: - Per gemeente (80 dagen preventiewerker) + beperkt werkingsbudget: 30.000 €/gemeente INDICATOREN: - Aantal ECAT-gemeenten - Beschikbaar materiaal voor sensibilisering + gebruik van het materiaal - Monitoring gegevens
INHOUDELIJKE PRIORITEITEN: NIEUWE ACCENTEN TABAK, ALCOHOL EN DRUGS Prioriteit 15: Brede, terugkerende publiekscampagnes (gekoppeld aan strategie 6) Doelstellingen: In de tijd gespreide, maar regelmatige terugkerende en voldoende intensieve Vlaamse sensibiliseringscampagne over de risico’s van tabak, alcohol of drugs (vnl. cannabis) gelinkt aan de uitbouw van een lokaal beleid met betrekking tot TAD. Doelgroep: De algemene bevolking of specifieke doelgroepen. 1. Ontwikkelingsfase: WAT: - Ontwikkelen van een campagne met aandacht voor materiaal dat lokaal kan worden gebruikt. WIE: - Overheid in samenwerking met de partnerorganisaties en in overleg met andere relevante partners TIMING: - 2008-2015 2. Implementatiefase: WAT: - Om effectief te zijn is een grote visibiliteit en een duidelijk implementatieplan (gericht op intermediairs) noodzakelijk. WIE: - Netwerk lokale preventiewerkers - Logo’s - Terreinorganisaties (o.a. mutualiteiten) - Betrokken sectoren (gemeenten en steden, bedrijven, onderwijs, …) TIMING: - 2008-2015 KOSTPRIJS: - 600.000 euro per campagne INDICATOREN: - Evaluatie van effectiviteit van de campagne. - Aantal activiteiten die lokaal plaatsvonden ter ondersteuning van de campagne.