Handreiking sectorwerkstuk Aanwijzingen voor begeleiders, docenten Nederlands en coördinatoren
Voortgezet onderwijs
Handreiking sectorwerkstuk Aanwijzingen voor begeleiders, docenten Nederlands en coördinatoren
Voortgezet onderwijs
Elsbeth van der Laan Theun Meestringa Tiddo Ekens
Enschede, april 2003
Verantwoording
© 2003 Stichting leerplanontwikkeling (SLO), Enschede Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
Auteurs: Elsbeth van der Laan, Theun Meestringa, Tiddo Ekens Met dank aan: de leden van de Veldadviesgroep en Dirkje Ebbers Ontwerp omslag: ERNST bos, Enschede Fotografie omslag: Gert van de Kamp, Apeldoorn Layout: Ellie Kristens In opdracht van: VON, VDN en sectie Nederlands van de VLLT Besteladres SLO, specialisten in leerprocessen Afdeling Verkoop Postbus 2041, 7500 CA Enschede Telefoon (053) 4840 305
ISBN: 90 329 21126 AN: 1.102.8359
Inhoud
1.
Inleiding
5
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Doelgroep Overzicht van de inhoud van dit boek Wat is het sectorwerkstuk? Leerstijlen Consequenties Leeswijzer
5 6 6 8 9 10
2.
De feitelijke stand van zaken
11
2.1 2.2 2.3 2.4
Het algemene examenprogramma De eindtermen over het sectorwerkstuk Relatie met het CSE Nederlands Interpretatie
11 11 12 15
Deel 1
Begeleiding en beoordeling van het sectorwerkstuk
17
3.
Benodigde vaardigheden van leerlingen voor het sectorwerkstuk
19
3.1 3.2 3.3
Inleiding Veronderstelde (taal)vaardigheden Samenvatting
19 20 22
4.
Overzicht materialen diverse vakken
23
4.1 4.2 4.3
Vakspecifieke materialen Vakoverstijgende materialen Samenvatting
23 28 35
5.
Hoe kunnen de leerlingen gesteund worden bij het sectorwerkstuk?
37
6.
Beoordeling sectorwerkstuk
41
6.1 6.2 6.3 6.4
Beoordeling proces en product Logboek Beoordeling door twee docenten Beoordeling van verschillende presentatievormen
41 42 44 45
Deel 2
Het sectorwerkstuk en de rol van het vak Nederlands
47
7.
Het formulier gedocumenteerd schrijven
49
7.1 7.2 7.3
Het formulier invullen Rol van de docent Het schoolformulier
50 52 56
8.
De relatie met het vak Nederlands
59
8.1 8.2 8.3
Het sectorwerkstuk in het examenprogramma Nederlands Overzicht kennis en vaardigheden in methoden Nederlands Samenvatting
59 63 63
Deel 3
Het sectorwerkstuk, Nederlands en andere vakken
70
9.
Een leerlijn informatieverwervings- en verwerkingsvaardigheden
71
9.1 9.2 9.3
Welke vaardigheden in welk leerjaar? Welke eisen stellen we aan de leerlingen door de jaren heen? Wat leren leerlingen in welke lessen?
71 75 75
10.
Een schoolbrede afstemming
77
10.1 10.2 10.3
Werkgroep sectorwerkstuk Planning Schoolhandleiding sectorwerkstuk
77 77 78
Literatuur
81
Bijlagen
83
1. Inleiding
Jelle Siemonsma, docent nask 1 van het Zuyderzee College in Emmeloord beschrijft 1 zijn ervaringen met een logboek om dat te gebruiken bij het sectorwerkstuk. Een van zijn conclusies voor het vervolg is: Het vak Nederlands inschakelen. Maar wat kan het vak Nederlands doen? Wat moeten leerlingen doen? Wat moeten ze kunnen? Wat betekent het sectorwerkstuk voor de docent Nederlands? En, in onmiddellijke relatie daarmee, wat moeten de begeleiders van het sectorwerkstuk doen, gezien het feit dat het sectorwerkstuk inzet is bij het centraal examen schrijfvaardigheid Nederlands? Het sectorwerkstuk is het resultaat van een afsluitende, zelfstandig uit te voeren opdracht voor de leerlingen in de gemengde en theoretische leerweg van het vmbo. Het onderwerp of thema van het sectorwerkstuk moet vakoverstijgend zijn en passen binnen de sector waarvoor de leerling examen doet. Het maakt onderdeel uit van het schoolexamen. Tegelijkertijd is de schriftelijke informatie die de leerlingen daarbij verzamelen, of het sectorwerkstuk zelf, uitgangspunt voor de opdracht gedocumenteerd schrijven in het centraal examen Nederlands. Als schakel is daarvoor een formulier gedocumenteerd schrijven ingevoerd. De dubbelfunctie die het sectorwerkstuk gekregen heeft, roept inhoudelijke en organisatorische vragen op. Wie zorgt ervoor dat het formulier goed ingevuld wordt? Hoe kan de docent Nederlands de leerlingen goed voorbereiden op het CSE Nederlands? Dergelijke vragen stelden de veldverenigingen Nederlands (VON, VDN en VLLT, sectie Nederlands) aan de SLO. Deze handreiking is het resultaat van de studie en analyse die uitgevoerd is om deze vragen helder en duidelijk te beantwoorden. In deze handreiking over het sectorwerkstuk vmbo geven wij informatie en aanwijzingen die de sleutel kunnen zijn bij het beantwoorden van de afstemmingsvragen.
1.1 Doelgroep Dit document is bedoeld voor alle docenten van de algemene en de sectorspecifieke vakken en programma's in de gemengde en theoretische leerweg, en in het bijzonder voor de docenten Nederlands. In de afgelopen jaren is er al een aantal publicaties 2 verschenen over het sectorwerkstuk. Die publicaties gaan vooral in op de vormgeving van de opdracht, de uitvoering en de presentatie van het sectorwerkstuk. Ze bieden bijvoorbeeld een handleiding voor leerlingen en docenten, beoordelingsmodellen en organisatievoorstellen. Op het moment echter dat leerlingen het sectorwerkstuk 1
Siemonsma, J., 'Een structuur voor het doen van open onderzoek.' In: Impuls 9/4, juni 2002, p.
19 2
Kleise, R, T. Erkens & G. Wesselink, 'Vmbo in de praktijk. Het sectorwerkstuk.' Arnhem,
Citogroep, 2001. Reeks: vmbo in de praktijk
5
moeten maken, moeten ze al over voldoende onderzoeks- en presentatievaardigheden beschikken om dat te kunnen doen. Het sectorwerkstuk is namelijk een meesterproef, waarin leerlingen kunnen laten zien wat zij hebben opgedaan aan kennis en vaardigheden. Het is niet meer het moment waarop leerlingen nog moeten leren presenteren en onderzoeken. Deze handreiking biedt daarom ook inzicht in de aanloop naar het sectorwerkstuk en de bijdrage die daaraan vanuit Nederlands geleverd wordt.
1.2 Overzicht van de inhoud van dit boek Samenwerking en afstemming op school is een complexe aangelegenheid. Om zo helder mogelijk aanwijzingen en suggesties te kunnen geven, is deze publicatie opgebouwd in drie delen: 1. In het eerste deel komen de begeleiding en beoordeling van het sectorwerkstuk aan de orde. Een belangrijk deel van dit hoofdstuk is ingeruimd voor de (taal)vaardigheden waar het sectorwerkstuk een beroep op doet en hoe de begeleidende docent leerlingen kan begeleiden. Ter illustratie is er een aantal voorbeelden opgenomen van materialen voor docenten en leerlingen ten behoeve van het sectorwerkstuk. We hebben voorbeelden van vakspecifieke (economie en wiskunde) en vakoverstijgende materialen voor de begeleiding van het sectorwerkstuk. 2. In het tweede deel staat het CSE Nederlands Schrijfvaardigheid en de toeleiding ernaar centraal. Hoofdstuk 7, het werken met het formulier gedocumenteerd schrijven, is van belang voor alle docenten die leerlingen begeleiden bij het sectorwerkstuk. Het formulier is de schakel tussen het sectorwerkstuk en het centraal examen schrijfvaardigheid Nederlands. Hoe ziet het er uit? Wanneer kunnen de leerlingen het invullen? Wie helpt hen daar zonodig bij? De mentor? De docent die het sectorwerkstuk begeleidt? De docent Nederlands? In hoofdstuk 8 wordt de inhoudelijke rol van het vak Nederlands verhelderd. Wat leren de leerlingen voorafgaand aan de opdracht tot het maken van het sectorwerkstuk bij Nederlands dat zij bij het uitvoeren van de opdracht en het presenteren van het resultaat, het sectorwerkstuk, kunnen gebruiken? Heel kort gezegd gaat het daarbij om informatieverwervings- en verwerkingsvaardigheden. 3. In het derde deel gaan we in op de mogelijke positie van het vak Nederlands in relatie tot de andere vakken met betrekking tot het sectorwerkstuk. Het deel bevat een voorbeeld van een leerlijn en gaat in op verschillende rollen van de docent of sectie Nederlands bij het sectorwerkstuk, trekken ze de kar, vegen ze de baan of fungeren ze als bezemwagen? Dit deel is meer beleidsmatig en toekomstgericht van aard.
1.3 Wat is het sectorwerkstuk? Het sectorwerkstuk maakt deel uit van het schoolexamen en legt daarbij veel gewicht in de schaal. Leerlingen moeten een voldoende halen voordat ze deel mogen nemen aan het centraal examen. Met het sectorwerkstuk laten leerlingen zien dat zij informatie kunnen verzamelen en verwerken, en taal- en vakvaardigheden beheersen en kunnen integreren op hoog niveau. Bovendien moeten ze dit, volgens de eindexamenregeling, zelfstandig doen. De stappen die vmbo-leerlingen moeten zetten bij het sectorwerkstuk verschillen in principe niet van die van havo en vwo-leerlingen als zij aan het profielwerkstuk werken. Wel moeten vmbo-leerlingen het sectorwerkstuk in twintig uur voltooien, terwijl havo/vwo-leerlingen veertig tot tachtig uur tot hun beschikking hebben.
6
3
Het eindexamen onderscheidt vier fases in het onderzoek : voorbereiding, uitvoering, presentatie, evaluatie. Hieronder staat in schema welke activiteiten de leerlingen in de 4 de verschillende fases zouden moeten uitvoeren met een voorstel wat betreft tijdsindicatie per fase:
Fase
Activiteiten
de voorbereidingsfase (5 uur)
• • • • • •
keuze samenwerkingspartner(s) onderwerp bepalen doel en publiek bepalen presentatievorm kiezen relevante vragen formuleren plan van aanpak maken
de uitvoeringsfase (13 uur)
•
informatie verzamelen uit schriftelijke, mondelinge en audiovisuele bronnen informatie verwerken en deelvragen beantwoorden samenwerken met partner(s) presentatie voorbereiden
• • • de presentatiefase (1 uur)
de evaluatiefase (1 uur)
• •
eindproduct op doel- en publieksgerichte wijze presenteren samenwerken met partner(s)
• • •
beoordeling van de presentatie en/of het product beoordeling van het proces reflectie op beroep en leren
Tabel 1. Onderzoeksfases en -activiteiten Dit overzicht is tot stand gekomen, uitgaande van een (academisch) onderzoek. Leerlingen kiezen een onderwerp, bedenken er vragen bij en gaan vervolgens op zoek naar het antwoord. Dit is een tamelijk abstracte en analytische manier van onderzoeken. Leerlingen in het vmbo zullen over het algemeen niet de voorkeur geven aan zo'n analytische werkwijze. Bovendien hoeft dat in het kader van het sectorwerkstuk ook niet. Leerlingen maken eerst en vooral een werkstuk. Dit werkstuk kan van alles zijn, en hoeft niet vooraf te worden gegaan door een schriftelijk verslag (wat op school vaak verstaan wordt onder een werkstuk). Een rollenspel, videopresentatie, ontwerp of lied kunnen ook de werkstukken zijn waarmee leerlingen laten zien wat ze te weten zijn gekomen. Leerlingen die met hun handen willen werken zullen er sneller voor kiezen om iets te bouwen, leerlingen die van beelden houden, zullen sneller kiezen voor een video of powerpointpresentatie. 3
De Citogroep onderscheidt in haar brochure Vmbo in de praktijk. Het sectorwerkstuk (Kleise,
Erkens & Wesselink, 2001) drie fases, waarbij de keuze voor de presentatievorm in de uitvoeringsfase betrokken wordt. 4
Gebaseerd op informatie uit het eindexamen, het formulier gedocumenteerd schrijven en de
brochure 'Vmbo in de praktijk. Het sectorwerkstuk' (Citogroep, 2001) en aangevuld met de nietgenoemde activiteiten presentatievorm kiezen en presentatie voorbereiden.
7
De keuze voor de presentatievorm is dus erg belangrijk (fase 1) en biedt leerlingen de mogelijkheid te presenteren op een manier die past bij hun talenten. Bij dit overzicht is het goed te bedenken dat de onderscheiden fases (oriëntatie uitvoering, presentatie en reflectie) en stappen niet per se in de aangegeven volgorde uitgevoerd hoeven te worden. Als een leerling bijvoorbeeld als werkstuk een kippenhok wil maken, dan wil hij misschien onmiddellijk met de uitvoering beginnen. De vragen die hij tijdens het bouwen tegenkomt, zoals: Hoe groot moet het zijn, welke materialen zal ik gebruiken, waar zal ik de legplaats inbouwen, zijn achteraf als deelvragen te beschouwen.
1.4 Leerstijlen Of leerlingen de onderzoeksstappen in de bovenstaande volgorde doorlopen, kan sterk afhankelijk zijn van hun leerstijl. De leerstijlencyclus van Kolb biedt een goed aanknopingspunt om dit toe te lichten5. Kolb onderscheidt vier soorten leerstijlen. Leerders kunnen verschillen in hun benadering van de taak: sommigen willen meteen aan de slag (actief), anderen willen eerst observeren (reflectief). Leerders kunnen ook verschillen in de mate van abstractie: sommigen willen vooral uitgaan van concrete ervaringen (voelen), anderen van abstracte concepten (denken). Iedere leerstijl heeft zijn waarde. En iedere leerder kan alle leerstijlen gebruiken. Maar mensen hebben wel een voorkeur. Wanneer leerlingen samenwerken, kan het handig zijn om leerlingen met verschillende leerstijlen bij elkaar te zetten.
voelen (concreet) doener
beschouwer
doen
kijken uitvoerder
denker
denken (abstract)
Iedere leerder kan voor zichzelf nagaan in welk kwadrant hij of zij zich het meest thuisvoelt: • Doener: heeft een voorkeur voor doen en voelen, is concreet-actief. De handleiding bij een nieuw tv wordt niet eens ingekeken, maar al doende komt de doener er achter waar alles voor dient. De doener gebruikt zijn intuïtie, houdt van handelen en gebruikt bij problemen de analyse van anderen. • Beschouwer: heeft een voorkeur voor kijken en voelen, is concreet-reflectief. De handleiding wordt evenmin ingekeken, maar de beschouwer haalt er een expert bij en 'kijkt de kunst af'. De beschouwer kan problemen van alle kanten bekijken, gebruikt ook zijn gevoel, maar kijkt liever, verzamelt informatie en gebruikt verbeeldingskracht om problemen op te lossen.
5
www.oro.hva.nl
8
•
•
Denker: heeft een voorkeur voor kijken en denken, is abstract-reflectief. De hele handleiding wordt goed doorgenomen. Als de denker goed weet wat de tv zoal kan, begint hij hem in te stellen. De denker is vooral abstract en analytisch, houdt van algemene ideeën en leert makkelijk met een goede uitleg. Uitvoerder: heeft een voorkeur voor denken en doen, is abstract-actief. De handleiding wordt selectief geraadpleegd, afhankelijk van wat de uitvoerder nodig vindt. De uitvoerder gebruikt leren om problemen op te lossen, houdt van technische taken en is vooral toepassingsgericht bezig.
In ons onderwijssysteem zijn leerlingen die een voorkeur geven aan kijken en denken (uitvoerders en denkers) in het voordeel. De volgorde van activiteiten in tabel 1 past hun het beste. Maar waarschijnlijk hebben vmbo-leerlingen vaker een voorkeur voor doen en voelen of kijken en voelen. De onderzoeksfasen van het sectorwerkstuk kunnen doorlopen worden al naar gelang de leerstijl van de leerlingen. Maar alle stappen moeten op enig moment wel aan bod komen. • Doeners zullen bijvoorbeeld al heel snel informatie gaan verzamelen of hun presentatie voorbereiden en komen er dan al doende achter welke vragen ze precies gaan beantwoorden. • Beschouwers zullen misschien lang bezig zijn met brainstormen over het onderwerp, de keuze van de presentatievorm en het bedenken van vragen. Ze hebben behoefte aan duidelijke criteria die leidraad kunnen zijn bij het uitvoeren van de stappen. • Denkers zullen de opdracht goed doorlezen en vervolgens de aangeboden stappen in die volgorde doorlopen. • Uitvoerders zullen snel aan de slag willen met informatie verzamelen en hun presentatie uitvoeren, maar kijken vooraf wel in de opdracht om te zien waaraan ze moeten voldoen. Of leerlingen nu meteen beginnen met hun presentatie voor te bereiden (uitvoeringsfase en presentatiefase) of beginnen met een uitgebreide voorbereiding (voorbereidingsfase), alle onderzoeksstappen zullen doorlopen worden (expliciet of impliciet). Het is van belang om tijdens het proces de resultaten van de stappen vast te leggen, bijvoorbeeld in een logboek, in gesprekken met de docent en uiteindelijk op het formulier gedocumenteerd schrijven. Als de leerling bijvoorbeeld snel aan de slag gegaan is met het maken van iets (een kippenhok), dan is het belangrijk dat op enig moment de begeleidende docent met de leerling nagaat op welke (impliciete) vragen hij een antwoord heeft gezocht (en gevonden).
1.5 Consequenties De zeer beperkte tijd die voor het sectorwerkstuk beschikbaar is, heeft een aantal consequenties: • Benodigde vaardigheden. De leerlingen moeten de vaardigheden zodanig geoefend hebben in de voorgaande leerjaren, dat ze zich voldoende kunnen richten op de inhoud en presentatie. Het mag niet zo zijn dat het bedenken van deelvragen voor het eerst gevraagd wordt tijdens het maken van het sectorwerkstuk. Dit vraagt om een leerlijn vaardigheden (zie deel 3). • Overzicht van vaardigheden. De begeleiders moeten goed op de hoogte zijn van wat er door wie geleerd is. Omdat de onderzoeksvaardigheden ook een beroep doen op taalvaardigheden (zie deel 1) is het van belang dat bij (de voorbereiding
9
•
•
•
op) het sectorwerkstuk overleg gevoerd wordt met de docent Nederlands en docenten die al veel onderzoek hebben laten uitvoeren door hun leerlingen. Niet alleen moet er een leerlijn vastgesteld worden (wat wordt wanneer geleerd), bovendien moet duidelijk zijn wie wat heeft onderwezen. Op die manier weten docenten van elkaar wie primair verantwoordelijk is voor het aanleren van een bepaalde vaardigheid. Bovendien hebben docenten inzicht in welke kennis, begrippen en vaardigheden leerlingen inmiddels opgebouwd hebben. Begeleiding en structuur. De stappen in het onderzoek moeten stevig begeleid en voorgestructureerd worden door docenten. Leerlingen moeten de stappen zelf kunnen zetten, maar zodanig dat vastlopen onmiddellijk wordt opgemerkt en ondersteund door de begeleider (zie deel 1). Keuze van presentatievormen. Sommige presentatievormen kosten veel voorbereidingstijd, bijvoorbeeld omdat ze onbekend zijn voor leerlingen (rollenspel) of omdat er veel materiaal nodig is voor een paar minuten (video, hoorspel, dia's). De school moet vaststellen hoe zij hiermee omgaat: zijn er begeleiders aanwezig die leerlingen efficiënt naar zo'n soort presentatie kunnen begeleiden? Moeten bepaalde presentatievormen verboden worden? Is het mogelijk tijd te winnen voor dit soort presentaties, door andere fases in het onderzoek meer voor te structureren? Kunnen 'nieuwe' presentatievormen soepeler beoordeeld worden? (zie deel 1) Samenwerking van leerlingen. Om de leerlingen in de beperkte tijd de kans te geven iets neer te zetten dat betekenisvol en de moeite waard is, en waar ze met een zekere voldoening op kunnen terugkijken, is een samenwerking van leerlingen noodzakelijk. Een tweede argument om groepen leerlingen te laten samenwerken is dat daarmee het aantal te begeleiden en beoordelen werkstukken beheersbaar blijft.
1.6 Leeswijzer Aan de drie delen van deze handleiding gaat een korte beschrijving vooraf van de stand van zaken. Daarin zetten we de zakelijke informatie met betrekking tot het sectorwerkstuk, het formulier en het centraal examen schrijfvaardigheid op een rij. De inleiding en stand van zaken en de drie delen zijn als op zichzelf staande eenheden geschreven en kunnen los van elkaar doorgenomen worden. Deel 1 is nadrukkelijk bedoeld voor docenten van alle vakken. Deel 2 is gericht op de bijdrage van docenten Nederlands aan het sectorwerkstuk. Deel 3 is meer beleidsmatig van aard, en als zodanig geschikt voor alle docenten, in het bijzonder voor hen die een coördinerende rol op school hebben.
10
2. De feitelijke stand van zaken
In dit hoofdstuk geven we weer wat er officieel is vastgelegd over het sectorwerkstuk en het centraal examen schrijfvaardigheid Nederlands.
2.1
Het algemene examenprogramma
De eindexamenprogramma's vmbo schrijven het sectorwerkstuk voor. Puntsgewijs geformuleerd staat daar het volgende. Wie Leerlingen die examen doen in de theoretische of gemengde leerweg moeten een sectorwerkstuk maken. Inhoud Het sectorwerkstuk moet een vakoverstijgende thematiek hebben, die past binnen de sector. Beoordeling • Het sectorwerkstuk moet met voldoende of goed beoordeeld worden, pas dan mag de leerling deelnemen aan het centraal schriftelijk examen. De beoordeling van het sectorwerkstuk wordt apart vermeld op de cijferlijst en weegt niet mee in het cijfer van de afzonderlijke vakken. • De beoordeling vindt plaats door minimaal twee docenten. • De beoordelingscriteria betreffen zowel het product als het proces. • De beoordelingscriteria moeten vooraf bekend zijn bij de leerlingen. Studielast De leerling moet ten minste 20 uur besteden aan het sectorwerkstuk. Ter vergelijking: leerlingen in de tweede fase besteden 40 tot 80 uur aan het onderzoek ten behoeve van hun profielwerkstuk. CSE Nederlands De schriftelijke informatie die de leerling verzamelt voor het sectorwerkstuk, is het uitgangspunt voor de opdracht 'gedocumenteerd schrijven' in het centraal schriftelijk examen Nederlands.
2.2
De eindtermen over het sectorwerkstuk
Wat met het sectorwerkstuk wordt getoetst staat in de examenprogramma's van alle (algemene) vakken beschreven in het Verrijkingsdeel onder de eenheid: 'Verwerven, verwerken en verstrekken van informatie':
11
De kandidaat kan zelfstandig informatie verwerven, verwerken en verstrekken in het kader van het sectorwerkstuk. De kandidaat kan: In de voorbereidingsfase: • onderwerp, doel en publiek van het sectorwerkstuk bepalen; • relevante vragen formuleren, die hij/zij met het sectorwerkstuk wil beantwoorden. In de uitvoeringsfase: • informatie verwerven uit schriftelijk, mondelinge en audiovisuele bronnen, mede met behulp van informatie- en communicatietechnologie; • uit deze informatiebronnen relevante inhoudselementen kiezen en deze passend ordenen en verwoorden; • strategieën hanteren, die op het bereiken van de benodigde lees-, schrijf-, en luister-/kijkdoelen zijn afgestemd. In de afsluitingsfase: • de bewerkte informatie presenteren op een doel- en publieksgerichte wijze. In de evaluatiefase: • reflecteren op het proces van het werken aan het sectorwerkstuk en het product, het sectorwerkstuk; • het belang aangeven van het gemaakte sectorwerkstuk voor vervolgstudie en toekomstige beroepspraktijk of algemene vorming.
2.3
Relatie met het CSE Nederlands
Het Centraal Schriftelijk Eindexamen Nederlands bestaat onder andere uit een examen schrijfvaardigheid. De leerlingen van de theoretische en gemengde leerweg krijgen een examen gedocumenteerd schrijven. De bedoeling is dat leerlingen op grond van de door hun verzamelde informatie, teksten schrijven. Op deze manier schrijven ze over een onderwerp waar ze veel voorkennis over hebben. Het CSE schrijfvaardigheid Nederlands is gekoppeld aan het sectorwerkstuk. Het idee was dat de leerlingen schriftelijke informatie voor hun werkstuk zouden verzamelen in een zogenaamde documentatiemap. Deze map zouden leerlingen meenemen naar het examen als bronmateriaal. Inmiddels is de examenregeling op dit punt herzien. In principe is de documentatiemap vervangen door het formulier gedocumenteerd schrijven (zie pagina 13-15 en bijlage 1). De bedoeling is dat de leerlingen tijdens het maken van het sectorwerkstuk het formulier gedocumenteerd schrijven bijhouden of dat zij het formulier (kort) voor het examen invullen. Op het CSE Schrijfvaardigheid nemen leerlingen dit formulier mee naar het examen. Het is dan niet de bedoeling andere materialen mee te nemen die behoren bij het werkstuk.
12
Voor het maken van de schrijfopdrachten in het examen hebben leerlingen de inhoud van hun formulier gedocumenteerd schrijven nodig (zie bijlage 2: voorbeeldexamen Nederlands Schrijfvaardigheid GL/LT). Een voorbeeld van een schrijfopdracht is: 'Schrijf een artikel over de presentatie van je sectorwerkstuk voor de nieuwsbrief van je decaan. Schrijf een inleiding waarin je kort uitlegt waar je sectorwerkstuk over gaat. Gebruik ten minste twee gegevens die je op jouw Formulier gedocumenteerd schrijven 6 (bron 1) hebt ingevuld bij Presentatie, onderdelen 9a/9b/9c.' [...] De docent gebruikt bij de beoordeling van de teksten van de leerlingen desgewenst het formulier. Het formulier ziet er als volgt uit.
Formulier gedocumenteerd schrijven Je hebt dit formulier nodig om je eindexamen Nederlands te maken. Bespreek op tijd met je docent Nederlands of je dit formulier goed hebt ingevuld.
Onderwerp/onderzoeksvraag 1a. Wat is het onderwerp van je sectorwerkstuk? 1b. Als je nu terugkijkt, vind je dat je een goed onderwerp hebt gekozen voor het sectorwerkstuk? Leg je antwoord uit. 2. Wat is je onderzoeksvraag? 3a. Wat zijn je deelvragen? 3b. Welke deelvraag vond je het best? Leg uit.
Antwoorden/conclusies 4. Welke antwoorden heeft je onderzoeksvraag opgeleverd?
Bronnen 5a. Welke bronnen heb je gebruikt? Vermeld al je bronnen op bijgevoegde bronnenlijst. Weet je een van de gegevens niet, zet dan een vraagteken. 5b. Bekijk je bronnenlijst. Aan welke informatiebron heb je het meest gehad?
6
Voorbeeldexamen Nederlands Schrijfvaardigheid GL/TL, www.examengids.nl, juni 2002
13
Samenwerking 6a. Leg uit waarom je wel of niet met iemand hebt samengewerkt. 6b. Wat is je goed bevallen aan het samenwerken of aan het alleen werken? 6c. Wat is je niet goed bevallen aan het samenwerken of aan het alleen werken?
Plan van aanpak 7. Het plan van aanpak bestaat uit een aantal stappen. Leg hieronder bij elke stap uit wat jij hebt gedaan. 1. oriëntatie 2. uitwerking 3. conclusie 4. presentatie 5. evaluatie
Logboek 8. Vertel hoe jij je logboek hebt gebruikt en in hoeverre het logboek je heeft geholpen bij de planning.
Presentatie 9a. Welke presentatievorm heb je gekozen? (tentoonstelling, mondeling verslag, videopresentatie, digitale presentatie, posterpresentatie.) 9b. Vertel wat goed ging bij de voorbereiding en de uitvoering van je presentatie. 9c. Vertel wat niet goed ging bij de voorbereiding en de uitvoering van je presentatie. 9d. Wat voor reacties heb je (van leerlingen, van docenten, van anderen) op je presentatie gekregen?
Oriëntatie op leren en werken 10. Welk belang heeft je sectorwerkstuk voor je toekomstige studie en beroep?
14
Bronnenlijst bij het sectorwerkstuk Soort bron
Overige gegevens
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Toelichting • •
Bij soort bron kun je bijvoorbeeld invullen: boek, artikel, interview, enquête, website. Het is belangrijk dat je de bronnenlijst zo volledig mogelijk invult. Bijvoorbeeld: - bij een interview vermeld je de naam en het beroep van de geïnterviewde; bij een enquête vermeld je de hoeveelheid afgenomen enquêtes en de doelgroep; bij een boek vermeld je de auteur en de titel; bij een artikel vermeld je de auteur, de titel van het artikel en de naam van het tijdschrift waaruit je het artikel hebt gehaald.
Afbeelding 1. Formulier gedocumenteerd schrijven
2.4
Interpretatie
Wat betekent dit alles voor de leerlingen? Leerlingen in het derde of vierde leerjaar van het vmbo die de gemengde of theoretische leerweg volgen maken een sectorwerkstuk. Zij mogen dit in groepjes doen, maar worden individueel beoordeeld. Het sectorwerkstuk is een meesterproef, leerlingen laten zien hoe zij de in hun sector geleerde vaardigheden (en vakinhoud) kunnen gebruiken voor een onderzoek, leidend tot een product. Dit product mag allerlei vormen hebben: een schriftelijk verslag over de minnaressen van Napoleon, een powerpointpresentatie over de vervuiling van de Rijn, een video over ervaringen als migrant in Nederland of bijvoorbeeld een (ontwerp voor een) kippenhok. Maar de leerling moet in alle gevallen volgens het eindexamenprogramma
15
zelfstandig het onderwerp hebben bepaald, vragen hebben geformuleerd en uit diverse bronnen informatie hebben gehaald. Ze moeten hun product presenteren en tot slot reflecteren op wat er zoal goed ging bij het maken van een werkstuk en op het eindproduct zelf. En de leerling moet kunnen uitleggen wat het kippenhok of de vervuiling van de Rijn met hun toekomstige beroepspraktijk of algemene vorming te maken heeft. Bovendien moeten ze alle stappen gecomprimeerd formuleren op het formulier gedocumenteerd schrijven dat ze mee moeten nemen naar het examen Nederlands. Alle stappen die in het formulier worden genoemd moeten dus ook door leerlingen gezet zijn (ze moeten er op z'n minst iets zinnigs over kunnen opschrijven), en de begrippen die gehanteerd worden op het formulier (bijvoorbeeld oriëntatie, deelvragen, plan van aanpak, logboek, enzovoort) moeten voor de leerlingen vertrouwd en hanteerbaar zijn.
16
Deel 1 Begeleiding en beoordeling van het sectorwerkstuk Wat vindt u in dit deel? In dit deel vindt u een beschrijving van onderzoeksvaardigheden bij het sectorwerkstuk. Leerlingen zullen een aantal stappen moeten zetten om het onderzoek uit te kunnen voeren. In hoofdstuk 3 gaan we in op de veronderstelde (taal)vaardigheden. In de afgelopen twee jaar zijn er verschillende materialen verschenen (vakspecifiek en vakoverstijgend) voor docenten en leerlingen ten behoeve van het sectorwerkstuk. Hier geven we voorbeelden van de aanwijzingen daarin die voor het informatie verzamelen en verwerken van belang zijn omdat dat de kern is van wat bij het CSE schrijfvaardigheid gebruikt moet worden. Tot slot gaan we in op de begeleiding (welke opdrachten kunnen docenten geven bij de verschillende onderzoeksstappen) en de beoordeling van het sectorwerkstuk.
17
3. Benodigde vaardigheden van leerlingen voor het sectorwerkstuk 3.1 Inleiding Voor een overzichtelijke beschrijving van de vaardigheden die de leerlingen nodig hebben bij de uitvoering van het sectorwerkstuk gaan we uit van tabel 1 uit hoofdstuk 1.
Fase
Activiteiten
de voorbereidingsfase (5 uur)
• • • • • •
keuze samenwerkingspartner(s) onderwerp bepalen doel en publiek bepalen presentatievorm kiezen relevante vragen formuleren plan van aanpak maken
de uitvoeringsfase (13 uur)
•
informatie verzamelen uit schriftelijke, mondelinge en audiovisuele bronnen informatie verwerken en deelvragen beantwoorden samenwerken met partner(s) presentatie voorbereiden
• • • de presentatiefase (1 uur)
de evaluatiefase (1 uur)
• •
eindproduct op doel- en publieksgerichte wijze presenteren samenwerken met partner(s)
• • •
beoordeling van de presentatie en/of het product beoordeling van het proces reflectie op beroep en leren
Tabel 1. Onderzoeksfases en -activiteiten De volgorde waarin activiteiten bij de verschillende fases genoemd zijn, is geen volgorde in de tijd: beoordeling van het proces en reflectie op beroep en leren vinden bijvoorbeeld ook al plaats op het moment dat de leerlingen zich voorbereiden op het werkstuk en bij de uitvoering; en als ze een presentatievorm kiezen (voorbereiding), denken ze impliciet al na over de wijze waarop ze het sectorwerkstuk zullen presenteren (presentatiefase). De tabel geeft slechts een overzicht van de belangrijkste activiteiten van de leerlingen in de onderscheiden fases.
19
3.2
Veronderstelde (taal)vaardigheden
Voor elke activiteit in tabel 1 is een zekere vorm van taalkennis en -vaardigheid nodig. In de volgende tabel is geordend op welke taalvaardigheden bij die activiteiten een beroep wordt gedaan. Daarbij is gebruik gemaakt van de formuleringen die in de kerndoelen Nederlands voor de basisvorming en de eindtermen van de examenprogramma’s Nederlands vmbo voor de gemengde en theoretische leerweg gebruikt worden.
Fase en activiteiten
Relevante taalvaardigheden
1. de voorbereidingsfase •
keuze samenwerkingspartner
• • • • •
sociale conventies in acht nemen overleggen en onderhandelen met anderen taken verdelen rekening houden met anderen een eigen standpunt innemen en verdedigen
•
onderwerp bepalen
• •
brainstormen onderwerp kiezen en inperken
•
doel en publiek bepalen
•
(tekst/schrijf)doelen kennen: overtuigen, informeren, aansporen (tot handelen aanzetten), amuseren, mening geven tekst- of schrijfdoel kiezen publiek kiezen (in overleg met begeleidende docent): klasgenoten, andere klassen, ouders, enzovoort
• • •
presentatievorm kiezen
•
presentatievorm kiezen en voorbereiden (tentoonstelling, powerpoint, posterpresentatie, enzovoort)
•
relevante vragen formuleren
• • • •
hoofdvraag passend bij tekstdoel onderwerp en hoofdgedachte inhoudselementen bedenken inhoudselementen kiezen
•
plan van aanpak maken
een planningsdocument bevat minstens: • wat ga je doen? • met wie? • wanneer? • waartoe? (finale en semi-finale producten)
2. de uitvoeringsfase
20
•
informatie verzamelen uit schriftelijke, mondelinge en audiovisuele bronnen
• • • • • • • •
•
informatie verwerken en deelvragen beantwoorden
• • • • •
• • • •
bronnen kiezen (internet, bibliotheek) bronnotatie telefoongesprek houden met vraag om informatie schrijven van een briefje met verzoek om informatie interview afnemen opstellen van een enquête teksten oriënterend lezen en bepalen welke van belang zijn voor het sectorwerkstuk verschillende soorten bronnen gebruiken: schriftelijke, mondelinge (bijv. vraaggesprekken), audiovisuele & ict-bronnen (internet, geautomatiseerde gegevensbestanden) begrijpend lezen en luisteren spreek- en schrijfdoelen van de spreker of schrijver herkennen hoofdgedachte in luisterteksten vaststellen hoofdgedachte en deelonderwerpen in leesteksten bepalen verschillende tekstrelaties herkennen (oorzaakgevolg; doel-middel; algemene uitspraak-voorbeeld; tegenstelling; opsomming; voorwaarde; argumentenconclusie bronnen gebruiken: informatie op waarde schatten, kiezen en ordenen; informatie bewerken; samenvatten; tabel maken, schema maken de waarde en betrouwbaarheid aangeven van de informatie die door de massamedia verspreid wordt een oordeel geven over de tekst op grond van aanwijsbare tekstgegevens bepalen of (deel)vragen met betrekking tot het onderwerp beantwoord zijn
•
samenwerken met partner(s)
• • • • • • • •
sociale conventies in acht nemen overleggen en onderhandelen met anderen taken verdelen zich aan afspraken houden rekening houden met anderen kritiek geven en incasseren een eigen standpunt innemen en verdedigen een discussie voeren over … om te kunnen concluderen, enzovoort
•
presentatie voorbereiden
• •
schrijfplan/spreekplan maken en hanteren presentatie maken met schriftelijke, mondelinge, audiovisuele en ict-bronnen conventies hanteren met betrekking tot tekstsoorten, tekst- en alineaopbouw, spelling en interpunctie en uiterlijke verzorging (kopjes e.d.) (eventueel) herschrijven op basis van commentaar van anderen het spreek-/luisterdoel in de situatie tot uitdrukking brengen (informatie geven; informatie vragen; overtuigen; een mening geven; tot handelen aanzetten)
• •
3. de presentatiefase
21
•
eindproduct op doel- en publieksgerichte wijze presenteren
•
•
het spreek-/luisterdoel en taalgebruik richten op verschillende soorten publiek (taalgebruik [woordkeus; intonatie; tempo; articulatie; houding]; publiek [directe omgeving; instanties; gesprekspartners met een hogere status]) reacties van publiek ontvangen en reageren (vraagantwoordconventies)
4. de evaluatiefase •
reflecteren op proces
• •
beoordelingen geven kritiek geven en incasseren
•
reflecteren op product
• •
beoordeling geven kritiek geven en incasseren
•
reflecteren op beroep en leren
•
verband aangeven met eventueel toekomstig beroep
Tabel 2. Taalvaardigheden en de verschillende onderzoeksactiviteiten
3.3
Samenvatting
In tabelvorm geeft dit hoofdstuk een overzicht van de taalvaardigheden waarop bij het sectorwerkstuk een beroep wordt gedaan. Bij elke fase speelt de taalvaardigheid van de leerlingen een grote rol. Die taalvaardigheid moeten de leerlingen voor ze aan het sectorwerkstuk beginnen, hebben verworven. Het schoolvak Nederlands heeft daarin een bijzondere verantwoordelijkheid, die in de eindtermen van de examenprogramma's verwoord is. In hoofdstuk 8 zullen we die rol per activiteit van de verschillende fases expliciteren. Docenten van andere vakken die het sectorwerkstuk begeleiden moeten wel op de hoogte zijn van de benodigde taalvaardigheden en waar nodig deze (taal)vaardigheden kunnen ondersteunen.
22
4. Overzicht materialen diverse vakken Van de materialen die verschenen zijn voor opdrachten tot het maken van een sectorwerkstuk beschrijven we hier materialen die vanuit de vakken wiskunde, economie en Nederlands zijn verschenen. Vakoverstijgende materialen die aan bod komen zijn Route Plus van het CED en de handleiding voor het sectorwerkstuk van de Citogroep. Omdat we ons daarbij concentreren op het ‘informatie verzamelen en verwerken’ dat de bron is voor de betreffende schrijfopdracht op het CE Schrijfvaardigheid Nederlands, zullen we in deze beschrijving vooral aandacht besteden aan de aanwijzingen voor het verzamelen van informatie (met bijvoorbeeld een documentatiemap) en het bijhouden van het verloop van het proces (in bijvoorbeeld een logboek). De keuze voor deze materialen is min of meer willekeurig. Scholen of veldverenigingen publiceren soortgelijke materialen. Op www.examengids.nl staat bijvoorbeeld een aantal voorbeelden van handleidingen die door scholen gemaakt zijn in het kader van het netwerk sectorwerkstuk. Wie internet raadpleegt, komt al snel een veelvoud van voorbeelden tegen. Om praktische redenen hebben wij ons beperkt.
4.1
Vakspecifieke materialen
4.1.1 Wiskunde in het examendossier vmbo7 In de publicatie Wiskunde in het examendossier vmbo wordt een overzicht gegeven van mogelijke uitwerkingen van de examenprogramma’s wiskunde in het schoolexamen. Naast informatie over de regelgeving en vijf voorbeelden van praktische opdrachten, worden daarin drie ontwerpen voor sectorwerkstukken gepresenteerd waarin wiskunde achtereenvolgens gecombineerd wordt met aardrijkskunde, biologie of natuurkunde. Opvallend daarbij is dat de auteurs/wiskundedocenten het onderwerp en de onderzoeksvraag (met mogelijke toespitsingen op bijvoorbeeld biologie) aan de leerlingen voorschrijven. Bijvoorbeeld:
Maak een eigen onderzoek De leerlingen maken een keuze uit de opdrachten hieronder. Minstens één van onder het kopje wiskunde en één van onder het kopje biologie. Met de docent wordt vooraf overlegd over de wijze van presenteren. Wiskunde: • Onderzoek de wiskunde achter de rij van Fibonacci. • Onderzoek welke soort formule hoort bij een logische spiraal. • Onderzoek welke andere verbanden er zijn tussen de elementen van de rij van Fibonacci. 7
Zwaart, P. van der, Wiskunde in het examendossier vmbo. Enschede, SLO, 1999
23
• • • •
Maak een eigen computerprogramma dat de rij van Fibonacci genereert. Maak een eigen computerprogramma dat de logische spiraal van een bestaande plant of dier beschrijft. Maak een eigen computerprogramma dat logische spiralen laat groeien. Zelf een onderwerp kiezen in overleg met je docent.
Biologie: • Onderzoek bij welke andere planten Fibonacci een rol speelt. • Onderzoek hoeveel % van de planten in Nederland iets met Fibonacci te maken hebben. • Onderzoek of er nog soortgelijke rijen zijn en komen deze ook in de natuur voor? • Maak foto’s of verzamel afbeeldingen van dieren met logische spiralen. • Geef nog meer voorbeelden van gnomische groei • Zelf een onderwerp kiezen in overleg met je docent. Overleg met je docent of je een verslag, presentatie of poster maakt. Afbeelding 2. Voorbeeldopgave sectorwerkstuk wiskunde en biologie Van deze opdracht tot het maken van een sectorwerkstuk maken ook opdrachten deel uit waarin de leerlingen verkennen wat de betekenis van de reeks van Fibonacci is en waar die in de natuur voorkomt. Op deze wijze wordt het informatie verzamelen en verwerken sterk voorgestructureerd. Van het ‘zelfstandig uitvoeren van een opdracht’, zoals het examenprogramma voorschrijft, komt zo niet veel terecht. Over de wijze waarop de informatie verzameld en bijgehouden kan worden geeft deze publicatie geen aanwijzingen.
4.1.2 Het sectorwerkstuk bij economie 8
Op de website van de vakvereniging van economiedocenten staat een handleiding voor leerlingen met bijlagen van ruim vijftig pagina’s A4 voor het maken van een sectorwerkstuk binnen de sector economie. De handleiding begint met een oriëntatie op het sectorwerkstuk en een inleiding in de economie (wat is het vak economie, wat is economisch handelen, wat zijn economische rollen, verschijnselen, vraagstukken, enzovoort). Er worden drie soorten werkstukken onderscheiden: een veldwerkstuk, een literatuurstudie of een betoog schrijven. Van de eerste twee moet een verslag gemaakt worden. De opdracht een betoog te schrijven is uitdrukkelijk gekoppeld aan het examenprogramma Nederlands. Het is te beschouwen als een oefening voor het CE Schrijfvaardigheid Nederlands. Samenwerking met de docent Nederlands lijkt dan noodzakelijk, maar daar worden in dit document geen opmerkingen aan besteed. Er staan verschillende voorbeelden van de werkstukken in de bijlagen en in de handleiding worden diverse suggesties gegeven voor veldwerkopdrachten, literatuurstudies en vragen voor betogen. Aan het verzamelen van de gevonden informatie wordt geen aandacht besteed in deze publicatie. Er is wel een logboek dat een overzicht geeft van de activiteiten die de leerling moet ondernemen en de momenten waarop de docent de voortgang moet controleren. Hieronder volgt een deel van dat logboek ter illustratie.
8
http://www.vecon.nl/sectie/vmbo_ec/sectorwerkstuk/sws_vmbo.htm
24
Onderdeel Wat te doen? Wat inleveren?
1 Voorbereiding
- kennis nemen van wat er allemaal komt kijken bij het maken van een werkstuk - kies wat voor soort werkstuk je wil gaan maken (veldwerk, literatuurstudie, documentatieopdracht)
Wanneer Resultaat? doen? Wanneer inleveren ?
Opmerkinge n leerling
- .....
-
-
Logboek voorleggen aan begeleider(s)
2 Onderwerp kiezen
- je moet kiezen waarover het sectorwerkstuk zal gaan - het moet wel een onderwerp zijn dat bij de sector economie past (noteer je keuze ook in het onderzoeksstramien)
- ........
Logboek voorleggen aan begeleider(s)
3 Onderzoeksvraag maken
- bij het onderwerp dat je gekozen hebt, moet je zoeken naar een bepaald probleem - dat levert dan een onderzoeksvraag op (noteer in het onderzoeksstramien) - je moet nu dus het gekozen onderwerp, de onderzoeksvraag en een kleine toelichting bij die onderzoeksvraag inleveren
25
-
een goede voorbereiding waardoor het maken van een sectorwerkstuk gemakkelijker wordt keuze voor het soort werkstuk namelijk: .........
Paraaf
Datum
-
-
keuze van een onderwerp namelijk: .........
Paraaf
- .....
geef hier aan hoe je tot je keuze bent gekomen
-
geef weer aan hoe je hebt gekozen, waaruit je hebt gekozen, waarom dit onderwerp …
Datum
een onderzoeksvraag namelijk: ........ met een kleine toelichting: ............
maak weer duidelijk hoe je tot deze onderzoeksvraag bent gekomen, wie je op een idee bracht, met wie je erover gesproken hebt ...
Logboek voorleggen aan begeleider(s)
4 Deelvragen maken
- bij een onderzoeksvraag horen deelvragen waarmee je gericht naar informatie kunt gaan zoeken - je moet een lijstje (van bijvoorbeeld 5-10) deelvragen maken en inleveren (zet deelvragen ook in je onderzoeksstramien)
- ......
Logboek voorleggen aan begeleider(s)
5 - ......
- ......
- ......
Paraaf
Datum
-
-
de deelvragen zijn: 1... 2… etc.
maak duidelijk hoe gemakkelijk of hoe moeilijk je het vond om deze deelvragen te maken, waar je vooral op gelet hebt, wie je heeft geholpen ...
Paraaf
Datum
- ......
- ......
Afbeelding 3. Deel van het logboek uit ‘Het sectorwerkstuk economie’
Zoals in afbeelding 3 te zien is, geeft dit logboek een duidelijke plaats aan de begeleiding van de docent. Op gezette tijden moet de docent de voortgang bewaken door de uitwerking van de stappen door de leerlingen te controleren (procesbeoordeling). Over de criteria waaraan het product moet voldoen, schrijven de auteurs onder andere:
"Verslag:
Met een kop, een romp en een staart zodat er een duidelijk antwoord op de onderzoeksvraag is. Het kan gaan om een schriftelijk verslag, een mondelinge presentatie of bijvoorbeeld een video of computerpresentatie. Denk daarbij aan passende illustraties. Bij een mondelinge presentatie kun je bijvoorbeeld heel goed dia’s gebruiken."
De laatste bijlage van het sectorwerkstuk economie geeft het volgende beoordelingsformulier.
26
Beoordeling sectorwerkstuk van .…...............................................……………………………….
Onderdelen
Waardering ++ + ± - --
PROCES 1. Uitvoering van de onderdelen a. onderwerpkeuze en vraagstelling bedenken b. deelvragen maken c. informatie verwerven d. informatie verwerken e. verslag maken GEWICHT
CIJFER
GEWICHT
CIJFER
2. Vaardigheden a. zelfstandigheid b. werken met ict c. Nederlandse taal d. rekenen e. samenwerken
PRODUCT 3. Verslag a. opbouw b. uitvoering/vormgeving/gebruik illustraties GEWICHT
CIJFER
4. Inhoud a. beantwoording onderzoeksvraag b. het vakinhoudelijk gehalte GEWICHT
ALGEHELE BEOORDELING
CIJFER
…. x … + … x … + … x … + … x … ……
Afbeelding 4. Beoordelingsformulier uit Het sectorwerkstuk economie
27
=
4.2 Vakoverstijgende materialen 4.2.1 Vmbo in de praktijk. Het sectorwerkstuk Een aantal scholen heeft in de afgelopen jaren in samenwerking met de Citogroep geëxperimenteerd met het sectorwerkstuk. De ervaringen en resultaten werden in een netwerk uitgewisseld. De uitkomsten en materialen zijn opgenomen in de publicatie 9 Vmbo in de praktijk. Het sectorwerkstuk. In de publicatie Vmbo in de praktijk. Het sectorwerkstuk staat algemene informatie over het sectorwerkstuk, alsook handleidingen die de verschillende scholen hebben gemaakt voor het maken van een sectorwerkstuk. In vergelijking met de vakspecifieke materialen die hierboven beschreven zijn, laten ze de leerlingen veel ruimte bij de bepaling van het sectorgebonden onderwerp en de vorm van presentatie. Ze geven heel veel suggesties voor onderwerpen en presentatievormen. Sommige handleidingen bieden vooral toelichting op te zetten stappen, andere zijn zeer uitgebreid in beoordelingscriteria en -formulieren van diverse vormen van presentatie. Er zijn ook handleidingen die tegelijkertijd een verslaglegging van de fasen in het onderzoek en een logboek vormen. In het netwerk gaat men uit van de volgende tien stappen.
Het stappenplan voor het sectorwerkstuk Stap 1: samenwerken en onderwerp Stap 2: publiek en hoofdvraag Stap 3: de deelvragen Stap 4: de presentatievorm Stap 5: het plan van aanpak Stap 6: het verwerken van de deelvragen Stap 7: het voorbereiden van de presentatie Stap 8: beschrijven van de presentatie Stap 9: de beoordeling Stap 10: evaluatie In ‘Mijn sectorwerkstuk’, een handleiding voor de leerlingen die onderdeel uitmaakt van deze publicatie, wordt iedere stap voorzien van vragen die de leerlingen moeten beantwoorden waarna de docent/begeleider ze door kan laten gaan naar de volgende fase. Dit geeft de docent de mogelijkheid om aan te geven of een stap in het onderzoek naar behoren is uitgevoerd (procesbeoordeling), bijvoorbeeld door middel van een go/no go beslissing. Op de volgende pagina (29) staat daarvan een voorbeeld.
9
Kleise, R., T. Erkens en G. Wesselink, 'Vmbo in de praktijk. Het sectorwerkstuk'. Arnhem,
Citogroep 2001. Reeks: vmbo in de praktijk
28
Stap 1: Kies een onderwerp.
Onderwerp:
Geef duidelijk aan waarom je dit onderwerp hebt gekozen?
Datum: Paraaf docent Opmerkingen docent:
Beoordeling:
O/T/V
STOP
Stap 2: Vragen en trefwoorden
Schrijf een aantal vragen op die je bij jouw onderwerp kunt gaan uitzoeken en beantwoorden. Denk hierbij aan: Wie, wat, waarom, waar, welke, wanneer, hoelang, hoeveel, … Het is de bedoeling dat je deze vragen in je onderzoek gaat beantwoorden. Begin met het stellen van een HOOFDVRAAG, en verdeel je hoofdvraag in DEELVRAGEN. (Elke deelvraag is dan bijv. een hoofdstuk.) HOOFDVRAAG:
DEELVRAGEN:
Datum: Paraaf docent Opmerkingen docent:
Beoordeling:
O/T/V
Afbeelding 5. Logboek uit Het sectorwerkstuk
29
STOP
In alle voorbeelden van de scholen van het netwerk Sectorwerkstuk werken meerdere leerlingen samen aan een werkstuk of presentatie. Op internet is meer actuele informatie over het sectorwerkstuk te vinden op http://www.examengids..nl, onder > toetsing en examinering > algemene informatie > Het schoolexamen: sectorwerkstuk).
4.2.2 'Een structuur voor het doen van open onderzoek' In een artikel in Impuls10 beschrijft Jelle Siemonsma hoe zijn leerlingen met het logboek 'Onderzoek doen' in zeven stappen het hele proces van het onderzoek bijhouden. Het logboek is uitgeprobeerd in een derde klas en wordt op zijn school in aangepaste vormen bij diverse vakken gebruikt. Het formulier geeft de leerlingen op ongeveer dezelfde wijze steun bij het zetten van de stappen, als de eerder weergegeven logboeken.
Onderzoekstap 1: Een onderwerp bedenken ---------------------------------------------------------------------------------------------Wat voor onderwerp zouden jullie kunnen bedenken waar jullie onderzoek over moet gaan? Wanneer je een onderwerp bedenkt moet je wel rekening houden met de volgende punten: • • • •
Is er genoeg informatie over dit onderwerp te vinden? Zijn jullie genoeg geïnteresseerd in dit onderwerp om je er de komende periode mee bezig te houden? Hebben we goedkeuring van de docent voor dit onderwerp? Als jullie het lastig vinden om zelf een onderwerp te bedenken dan heeft jullie docent een lijst met daarop een aantal onderzoeksvragen.
De volgende onderwerpen lijken ons interessant: _____________________________________________________________________ _ _____________________________________________________________________ _ _____________________________________________________________________ _ _____________________________________________________________________ _ _____________________________________________________________________ _ Het definitieve onderwerp is:
10
Siemonsma, J. 'Een structuur voor het doen van open onderzoek'. In Impuls, nr. 4, juni 2002,
p. 17-19
30
Onderzoekstap 2: Bedenk de hoofdvraag en de deelvragen -----------------------------------------------------------------------------------Je onderzoek kan het beste gebaseerd zijn op een vraag. In de hoofdvraag staat wat je te weten wilt komen over het onderwerp. Al denkende aan je hoofdvraag kun je een aantal deelonderwerpen bedenken. Stel dat je de volgende hoofdvraag hebt bedacht: Wat kun je doen aan energiebesparing bij jou thuis? Dan zou je de volgende deelvragen kunnen bedenken: 1. Wat is er al gedaan om energie te besparen? 2. Hoe zouden we kunnen besparen op stookkosten? 3. Hoe zouden we kunnen besparen op elektriciteit? 4. Kunnen we gebruik maken van zonne-energie? 5. Wat voor investeringen zijn er nodig? 6. Hoeveel geld wordt er bespaard per jaar? Door bij elk deelgebied vragen te bedenken kun je deelgebieden in kleinere stukken delen en het probleem eenvoudiger maken. Op die manier kun je gemakkelijker de juiste informatie vinden en taken verdelen. Als je goede deelvragen hebt dan kun je ze gebruiken als hoofdstukindeling voor je verslag. Je verslag bestaat dan uit een voorwoord alle deelvragen en als conclusie het antwoord op de hoofdvraag. Vul de definitieve vragen in als jullie goed nagedacht hebben over wat je wilt onderzoeken. De hoofdvraag is: _____________________________________________________________________ __ _____________________________________________________________________ __ De deelvragen zijn: 1. _____________________________________________________________________ _ 2. _____________________________________________________________________ _ 3. _____________________________________________________________________ _ 4. _____________________________________________________________________ _
31
5. _____________________________________________________________________ _ 6. _____________________________________________________________________ _
Afbeelding 6. Fragment logboek Jelle Siemonsma Het logboek is te downloaden via www.aps.nl --> natuurtechniek, tabblad impuls.
4.2.3 Het sectorwerkstuk: Fontys Hogescholen Een ander vakoverstijgend voorbeeld komt van een groep studenten van Fontys Hogescholen in Tilburg. Onder de naam Didacticus College hebben zij een handleiding voor leerlingen gemaakt vanuit het vak scheikunde. Voorgestelde onderwerpen zijn bijvoorbeeld: • water: drinkwater, waterzuivering, slootwater, kringloop, neerslag; • licht en kleur: fotografie, verf / mengen van kleuren, regenboog, soorten licht / lampen, kleurenblindheid; • verzorging: huidverzorging, schoonmaakmiddelen, tandpasta, make-up, vitaminen.
Voorbeeld van presentatievormen voor het sectorwerkstuk zijn: • • • • • • • •
collage (samengeplakt geheel van krantenknipsels, foto’s, bladzijden van boeken enzovoort) en mondelinge toelichting diapresentatie (maak dia’s en licht deze mondeling toe) spreekbeurt (vertellen over je onderzoeksvraag, hoe je dat onderzocht hebt en de resultaten. Maak bijvoorbeeld gebruik van sheets of het bord) posterpresentatie (een poster maken over je onderzoeksvraag) powerpointpresentatie (op Powerpoint een presentatie maken die je door middel van een beamer kunt laten zien) proefopstelling en mondelinge toelichting (de opstelling van de proef opstellen en dan erbij vertellen wat je hebt gedaan) website (een eigen website maken via Frontpage) videopresentatie (je handelingen opnemen hoe je je onderzoeksvraag hebt onderzocht).
Afbeelding 7. Presentatievormen
32
Het beoordelingsformulier dat in dit materiaal gepresenteerd wordt, is vrij gedetailleerd:
Beoordelingsformulier Naam Onderwerp
datum klas
Proces
Maximaal aantal punten
Activiteiten planning
Punten
10
Urenstaatje
10
Evaluatie
10
Taakverdeling
15
Zelfwerkzaamheid
10
Sectorfile
18
Product
Maximaal aantal punten
Titel
2
Voorkaft
2
Inhoudopgave
2
Hoofdvraag/hypothese/deelvragen
8
Uitwerking hoofdvraag/hypothese/ deelvragen
25
Illustraties/ grafieken
6
Conclusie
8
Bronnenlijst
8
Presentatie
12
Punten
Totaal behaalde punten Eindpunt
Paraaf docent
Afbeelding 8. Beoordelingsformulier Fontys Hogescholen
4.2.4 Route Plus Tot slot geven we een korte weergave van materiaal dat op het CED/Het 11 Projectbureau in Rotterdam wordt ontwikkeld, Dit vakoverstijgende materiaal bestaat 11
Route Plus. CED-groep/Het Projectbureau (nog niet gepubliceerd). Informatie: Els van der
Veer, telefoon 010 4071611,
[email protected]
33
uit een cd-rom met daarop uitprintbare werkbladen die bedoeld zijn de vmbo-leerlingen steun te geven bij het zetten van stappen bij het doen van een onderzoek. De docent kiest welke opdrachtbladen hij aan de leerling aanbiedt. Een voorbeeld is het opdrachtblad deelvragen (de hoofdvraag is met een ander opdrachtblad tot stand gekomen).
Opdrachtblad Brainstorm deelvragen Naam:
klas:
Ik werk samen met:
datum:
___________________________________________________________________________________________
Brainstormen 1. Schrijf hieronder de hoofdvraag op.
Hoofdvraag: ……………………………………………………………… …………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 2. Welke deelvragen kun je bedenken om antwoord op de hoofdvraag te krijgen? Bedenk …. deelvragen over je onderwerp. Deelvragen beginnen met een vraagwoord. Vraagwoorden zijn: wie - wat - waar - wanneer - waarom - hoe, zie onderstaand schema voor nog meer vraagwoorden. wie
waar
wat
wanneer
hoe
met wie
waarom
waarmee
waaruit
hoe vaak
door wie
waarvoor
waardoor
waarop
hoe lang
tegen wie
waarheen
waartegen
waarnaar
hoeveel
Schrijf de deelvragen hieronder op.
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Kiezen 3. Welke deelvragen vind je belangrijk om antwoord te krijgen op je hoofdvraag?
1 …………………………………………………………………………………………………………………………………………………
2 …………………………………………………………………………………………………………………………………………………
3 …………………………………………………………………………………………………………………………………………………
4 …………………………………………………………………………………………………………………………………………………
5 ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Ga door op de volgende bladzijde.
Opdrachtblad Brainstorm deelvragen LET OP: •
Zijn je deelvragen voor jezelf en anderen interessant?
•
Heb je een antwoord op je hoofdvraag als deze vragen beantwoord zijn?
Ja/nee Ja/nee
34
Zo nee, verander je deelvragen of bedenk andere. Laat je deelvragen goedkeuren door je docent.
Datum: ………………….
TIP: bewaar dit opdrachtblad in je dossier.
Afbeelding 9. Opdrachtblad brainstormen over deelvragen De werkbladen vormen: • een handleiding (wat leerlingen moeten doen); • een toelichting (hoe kunnen de leerlingen dat doen); • een logboek (verslag van wat hebben de leerlingen gedaan) met beoordelings- en begeleidingsmomenten voor de docent; • een planningsdocument (ieder werkblad is voorzien van een datum waarop de taak af moet zijn).
4.3
Samenvatting
De meeste materialen voor het sectorwerkstuk die hierboven beschreven en weergegeven zijn, kunnen we als volgt karakteriseren: • de leerlingen krijgen vooral inhoudelijke steun doordat bronnen gegeven zijn, door het suggereren van onderwerpen en onderzoeksvragen en soms zelfs door inhoudelijk voorbereidende opdrachten; • de logboekontwerpen steunen de leerlingen bij het nemen van stappen; • de logboekontwerpen steunen de leerlingen en de begeleidende docent bij het monitoren van het proces van de leerlingen; • veelal krijgen de leerlingen open vragen en opdrachten voorgelegd, Route Plus geeft de leerling ook (taal- en denk)steun bij het beantwoorden en uitvoeren daarvan; • alle materialen gaan er van uit dat (meestal) een groepje leerlingen samen een sectorwerkstuk maakt. In het volgende hoofdstuk gaan we systematisch na hoe leerlingen bij de verschillende onderzoeksactiviteiten gesteund kunnen worden.
35
5. Hoe kunnen de leerlingen gesteund worden bij het sectorwerkstuk? Er zijn diverse manieren waarop de leerlingen gesteund kunnen worden bij de verschillende stappen van het sectorwerkstuk. Deze steun kan bijvoorbeeld als opdracht opgenomen worden in een leerlinghandleiding (zie hoofdstuk 4) of in een docentenhandleiding, zodat de docent weet wat voor soort opdracht hij of zij kan geven wanneer een leerling vastloopt. We geven hieronder een impressie van voorbeelden van taalsteun. Deze voorbeelden zijn afkomstig uit handleidingen voor het sectorwerkstuk, methoden Nederlands en eigen ervaringen. Fase en activiteiten
Voorbeelden van taalsteun
1. de voorbereidingsfase •
•
eerst individueel favoriete onderwerpen laten kiezen, dan leerlingen daarop matchen
•
partners koppelen op grond van leerstijlen van leerlingen
•
brainstorm laten houden met oningevulde woordspinnen rond verschillende kernwoorden van de sector
•
gebruik maken van overzichten van onderwerpen uit leerjaar 3 en 4 (bijvoorbeeld na iedere leerstofonderdeel leerlingen laten opschrijven wat hun interesse heeft)
•
doel en publiek bepalen •
publiek: klasgenoten, leerjaargenoten, tentoonstelling, ouderavond. Maak samen een keuze vooraf.
•
presentatievorm kiezen
•
•
keuze samenwerkingspartner(s)
onderwerp bepalen
relevante vragen formuleren
37
•
laat leerlingen een (voorlopige) keuze maken uit (naar keuze van de school) onbeperkte of beperkte lijst van mogelijkheden
•
geef leerlingen indien mogelijk inzicht in de tijdsinvestering per presentatievorm
•
overzicht geven van soorten vragen (vergelijken, enzovoort) en de vraagwoorden die daarbij horen.
•
een boomschema laten invullen en daar hoofdvraag en deelvragen bij laten formuleren
•
eventueel: geeft leerlingen een overzicht van verschillende soorten hoofdvragen (beschrijven, verklaren, vergelijken, probleem oplossen)
•
plan van aanpak maken •
strak stappenplan geven dat ingevuld kan worden, bijv. in de vorm van een logboek
•
formats voor activiteitenlijstjes geven (ook van belang bij samenwerken)
•
lijst geven van mogelijke bronnen (boeken, tijdschriften, tv, interviews, musea), eventueel met eis diversiteit en aantal.
•
format geven voor bronnotatie (zie ook bijlage bij het formulier gedocumenteerd schrijven)
2. de uitvoeringsfase •
•
informatie verzamelen uit schriftelijke, mondelinge en audiovisuele bronnen
informatie verwerken en • deelvragen beantwoorden •
format geven voor aantekeningen maken, bijvoorbeeld een (t-)schema schrijfkader geven voor het geven van antwoord op een deelvraag, bijvoorbeeld "Op de deelvraag ….. hebben wij het volgende antwoord gevonden ….. Belangrijke begrippen zijn ….. omdat ...."
•
•
•
geef leerlingen regels voor samenwerken: bij elkaar blijven, op elkaar reageren, taakverdeling, uitwisselingsmomenten
•
geef leerlingen taalmiddelen voor samenwerken: hoe kun je zeggen dat je het er (niet) mee eens bent, hoe kun je argumenten geven, hoe kun je vragen om extra uitleg, enzovoort
•
geef leerlingen formats voor het maken van een spreekplan of schrijfplan
•
verwijs leerlingen door naar 'deskundige' docenten voor bijvoorbeeld het maken van een video of rollenspel
•
geef leerlingen de tijd en mogelijkheid om te oefenen, van elkaar feedback te krijgen (bijvoorbeeld met beoordelingscriteria)
eindproduct op doel- en publieksgerichte wijze presenteren
•
zorg voor publiek en de mogelijkheid voor vragen en/reacties
•
zorg bijvoorbeeld voor een feestelijke presentatiebijeenkomst (met borrel na)
samenwerken met partner(s)
•
laat leerlingen nadenken over de taken tijdens de presentatie
samenwerken met partner(s)
presentatie voorbereiden
3. de presentatiefase •
•
38
4. de evaluatiefase •
beoordeling van de presentatie en/of het product
•
geef een schrijfkader bijvoorbeeld: “De presentatie ging over ..... Wat ik heel goed vond aan de presentatie was ….. Wat ik volgende keer anders zou doen is .....”
•
beoordeling van het proces
•
laat leerlingen een heldere criterialijst aanvinken
•
schrijfkader geven, bijvoorbeeld: “De samenwerking met ... bij het werken aan het sectorwerkstuk ging goed / kon beter. Wat erg goed ging, was dat ….. Wat beter had gekund, was dat .…. Als ik weer samen met een ander iets moet maken, dan wil ik ….. “
•
reflectie op beroep en leren
•
heldere criterialijst laten aanvinken
•
schrijfkader geven, bijvoorbeeld “Voor ik aan het sectorwerkstuk begon, dacht ik ….. Nu ik het werkstuk af heb, weet ik ….. En ik heb geleerd dat ik ….. “
Tabel 3. Taalsteun bij de verschillende onderzoeksactiviteiten
39
6. Beoordeling sectorwerkstuk
6.1
Beoordeling proces en product
De beoordeling van het sectorwerkstuk moet zowel betrekking hebben op het proces van het maken ervan als op het resultaat: het product en/of de feitelijke presentatie. Het sectorwerkstuk moet worden beoordeeld met een voldoende of goed. Pas als dat het geval is mag de leerling meedoen aan het centraal schriftelijk eindexamen. De leerling moet, volgens het examenprogramma, vooraf bekend zijn met de beoordelingscriteria. Deze eis van transparantie betekent dat de criteria voor zowel het proces als het product bekend zijn. Over de verdere uitwerking van de beoordeling en bijvoorbeeld de weging van de beoordelingen voor proces en product is niets vastgelegd. Een school kan cijfers geven en die volgens een bepaalde verdeelsleutel wegen (bijvoorbeeld het proces twee keer wegen, het product een keer). Maar een school kan er ook voor kiezen dat zowel het proces als het product beiden voldoende moeten worden beoordeeld. Dit laatste voorkomt dat bij een ongelijke verdeelsleutel (bijvoorbeeld het proces telt voor 60% van het eindoordeel mee) bij een voldoende voor een van beide, de leerling feitelijk geslaagd is (dus als het proces goed is gegaan, dan hoeft de presentatie nergens meer op te lijken, want de voldoende is al binnen). We geven hieronder een aantal mogelijke beoordelingsaspecten per activiteit van het sectorwerkstuk. In de in hoofstuk 4 genoemde materialen vindt u een veelvoud van beoordelingsaspecten.
Fase
Activiteiten
de voorbereidingsfase keuze samenwerkingspartner
41
Beoordelingsaspecten goede samenwerking (o.a. aan afspraken houden)
onderwerp bepalen
eisen vak/sector, originaliteit, onderzoekbaarheid (afbakening)
doel en publiek bepalen
goed omschreven publiek en doel
presentatievorm kiezen
passend bij doel en publiek, inzicht in consequenties
relevante vragen formuleren
duidelijke, onderzoekbare hoofdvraag, goede deelvragen
plan van aanpak maken
reëel, taken goed verdeeld, volgens eisen docent, bijgesteld indien nodig
informatie verzamelen uit schriftelijke, mondelinge en audiovisuele bronnen
adequate bronnen, goede zoekstrategie, verschillende soorten bronnen, bronnotatie
informatie verwerken en deelvragen beantwoorden
inzicht in hoofd- en bijzaken, samenvattingen, schema's, enzovoort mate waarin deelvragen worden beantwoord, helderheid van antwoord, eigen inbreng (eigen woorden, eigen ideeën)
presentatie voorbereiden
inzicht in mogelijkheden presentatievorm, taakverdeling, vormgeving
de presentatiefase
eindproduct op doel- en publieksgerichte wijze presenteren
uiterlijke verzorging, goede inhoudelijke opbouw, beantwoording hoofdvraag, duidelijk voor publiek, gebruik apparatuur, stem- en taalgebruik, eigen mening en dergelijke
de evaluatiefase
beoordeling van de presentatie/product
mate waarin leerling reflecteert, reëel, zelfstandigheid bij totstandkoming product
beoordeling van het proces
mate waarin leerling reflecteert op samenwerking en dergelijke, reëel, zelfstandigheid bij totstandkoming product
reflectie op beroep en leren
mate waarin leerling reflecteert op zijn sectorwerkstuk in verband met beroep en vervolgonderwijs
de uitvoeringsfase
Tabel 4. Beoordelingsaspecten per activiteit van het sectorwerkstuk
6.2
Logboek
Een logboek geeft docenten en leerlingen inzicht in en houvast tijdens het proces. Hoe gaat het met het onderzoek, gaat er wat mis en hoe kan dat hersteld worden door de leerlingen? In de logboeken die intussen op internet te vinden zijn (bijvoorbeeld via www.examengids.nl of de eerder genoemde www.aps.nl, natuurtechniek tabblad impuls), worden logboek en inhoudelijke verslaglegging van de stappen aan elkaar gekoppeld. Docenten en leerlingen hebben met zo'n logboek een document in handen
42
waarmee ze zowel de voortgang als de inhoudelijke kwaliteit inzichtelijk kunnen maken en bespreken.
43
Voorbereiding Blok 1 ________________________________________________
Blok 1 Beoordeling/advies begeleiders
A Ga je met iemand samenwerken? Zo ja, met wie?
B Waarom ga je met deze persoon samenwerken of waarom werk je liever alleen?
C Over welk onderwerp gaat je sectorwerkstuk?
D Waarom heb je dit onderwerp gekozen?
Stop / GO Datum: Afbeelding 10. Logboek 'Mijn sectorwerkstuk' in Het sectorwerkstuk, Citogroep, 2001
6.3
Beoordeling door twee docenten
Het sectorwerkstuk moet worden beoordeeld door twee docenten. Dit betekent dat voor beide docenten de criteria waarop beoordeeld wordt (en de gebruikte begrippen en begeleiding) duidelijk moeten zijn. Beide docenten moeten het proces kunnen volgen en aanwezig kunnen zijn bij de presentatie. Het volgen van het proces kan eventueel op afstand met behulp van een logboek waarin zowel de inhoud van het werkstuk, als de beoordeling van de stappen en samenwerking zijn opgenomen (zie 4.2). De keuze van de twee docenten is ten eerste afhankelijk van de sector waarbinnen de leerling het werkstuk maakt. Daarnaast kunnen er andere factoren een rol spelen. • Het is misschien efficiënt om de docent Nederlands de tweede beoordelaar te laten zijn. De leerlingen maken straks per slot van rekening een schrijfexamen, waarbij de informatie uit het sectorwerkstuk de belangrijkste informatiebron is. De begeleiding van de docent Nederlands dient dan twee doelen: hij is op de hoogte van de inhoud van de werkstukken en hij kan de leerlingen goed begeleiden bij het invullen van het formulier 'gedocumenteerd schrijven'. Tenslotte, als leerlingen kiezen voor 'talige' presentatievormen, zoals een verslag of een spreekbeurt, dan is de docent Nederlands degene die daar het meest verstand van heeft.
44
•
•
De tweede docent kan ook degene zijn die het meeste verstand heeft van een bepaalde presentatievorm. Als leerlingen een collage willen maken, dan kunnen ze misschien het beste de begeleiding krijgen van een docent beeldende vakken. Als leerlingen een video willen maken, dan is het handig een docent te zoeken die daar ervaring mee heeft. Tenslotte is niet denkbeeldig dat de beschikbare tijd van docenten bepaalt wie de leerlingen begeleidt.
Hoe dan ook, in ieder geval moeten de beoordelingscriteria duidelijk zijn voor docenten en leerlingen (zie 2.1).
6.4
Beoordeling van verschillende presentatievormen
Het sectorwerkstuk mag gepresenteerd worden op de manier die de leerling wil. Een verslag, een proefopstelling, een posterpresentatie, een video, een sketch, een rollenspel, een diapresentatie, een powerpointpresentatie, een hoorspel, in principe is alles geoorloofd. De school kan ervoor kiezen de keuzemogelijkheden te beperken, maar de presentatie moet wel daadwerkelijk uitgevoerd worden en leerlingen moeten de reacties van het publiek kunnen weergeven (zie vraag 9d van het formulier gedocumenteerd schrijven, bijlage 1). Sommige presentatievormen worden bij het vak Nederlands in de loop der jaren geleerd (het houden van een interview en schrijven van een verslag daarover bijvoorbeeld), andere bij andere vakken. Een aantal presentatievormen komt in het curriculum (nog) niet aan bod. In de verschillende leerjaren van de methoden Nederlands leren leerlingen net name schrijfopdrachten en mondelinge presentaties te beoordelen naar aanleiding van bepaalde criteria. Bij de overige presentatievormen is dat minder of niet het geval. In de laatste leerjaren wordt het sectorwerkstuk in de methoden Nederlands vooral gekoppeld aan een geschreven werkstuk. De leerlingen zijn in principe vrij in hun keuze. De school moet wel beoordelingscriteria kunnen hanteren voor de presentatievorm, zodat de leerling weet waar hij op beoordeeld wordt. Als een leerling niet vertrouwd is met een bepaalde presentatievorm, dan moet een docent de leerling kunnen begeleiden op die presentatievorm. Scholen zijn ook vrij in het beperken van de presentatievormen. De scholen die in het netwerk sectorwerkstukken hebben uitgeprobeerd, hebben bij een aantal presentatievormen die daadwerkelijk door leerlingen uitgevoerd zijn beoordelingcriteria ontwikkeld. Hieronder staan voorbeelden van dergelijke beoordelingscriteria (Het sectorwerkstuk, Citogroep, 2001). POWER POINT, WEBSITE 1. Is er een logische opbouw van de presentatie? 2. Is er een goede selectie van de beelden? 3. Voldoet het aantal beelden? 4. Geven de beelden een rustig beeld? 5. Zijn het actuele beelden? 6. Is er voldoende tekst, grafieken,
45
MAQUETTE 1. Staan de onderdelen op een logische plaats? 2. Staat er niet teveel, maar wel voldoende? 3. Werkt het kleurgebruik mee aan de overzichtelijkheid? 4. Zijn de belangrijkste zaken op 3
tekeningen? 7. Wordt de apparatuur deskundig bediend? 8. Is de tekst duidelijk? 9. Is er een vloeiende voortgang? 10. Geluid voldoende? 11. Is er een goede opbouw in het verhaal? 12. Zijn er thema's? 13. Opsomming van feiten of beschrijving van feiten? 14. Conclusie 15. Lay-out, kleurgebruik 16. Non-verbale communicatie 17. Verbale communicatie 18. Zorg dat je er staat (ben enthousiast) 19. Hoe lang duurt de presentatie? 20. Stem- en taalgebruik in orde 21. Vermijd voorlezen en opzeggen uit je hoofd.
meter afstand te zien? 5. Hoe is de afwerking? 6. Heeft de maquette voldoende grootte? 7. Hebben de gebruikte gebouwen nut? 8. Is het duidelijk waar de maquette over gaat? 9. Titel 10. Wat is de meerwaarde van de maquette? 11. Goede opbouw maquette 12. Thema's 13. Goed onderbouwd met theoretische kennis? 14. Opsomming of een beschrijving? 15. Conclusie 16. Non-verbale communicatie 17. Verbale communicatie 18. Zorg dat je er staat (ben enthousiast) 19. Niet te snel/ op tijd stilte inlassen 20. Stem- en taalgebruik in orde 21. Vermijd voorlezen en opzeggen uit je hoofd.
Afbeelding 11. Beoordelingscriteria uit Het sectorwerkstuk, Citogroep, 2001
46
Deel 2 Het sectorwerkstuk en de rol van het vak Nederlands Wat vindt u in dit deel? In hoofdstuk 7 gaan we in op het gebruik van het formulier gedocumenteerd schrijven dat bij het ce schrijfvaardigheid Nederlands verplicht gesteld is. Hoe verhoudt het formulier zich tot het examen? Hoe kunnen docenten de leerlingen begeleiden bij het invullen van het formulier? Welke docent moet het begeleiden: de docent Nederlands of de vakdocent? In hoofdstuk 3 geeft tabel 2 (pag. 22) een overzicht van de taalvaardigheden waarop bij het sectorwerkstuk een beroep wordt gedaan. Bij elke fase speelt de taalvaardigheid van de leerlingen een grote rol. Die taalvaardigheid moeten de leerlingen voor ze aan het sectorwerkstuk beginnen, hebben verworven. Het schoolvak Nederlands heeft daarin een bijzondere verantwoordelijkheid, die in de eindtermen van de examenprogramma's verwoord is. In hoofdstuk 8 zullen we die rol per activiteit van de verschillende fases expliciteren.
47
7. Het formulier gedocumenteerd schrijven In paragraaf 2.3. is het formulier gedocumenteerd schrijven gepresenteerd (zie afbeelding 1). Dit formulier is ontwikkeld door de Citogroep naar aanleiding van de ervaringen van docenten in een pilot Sectorwerkstuk. Inmiddels is vastgesteld (bij algemeen verbindend voorschrift van 19 september 2002) dat dit formulier tijdens het examen als hulpmiddel gebruikt mag worden. In de toelichting op dit besluit staat het volgende. “Het centraal examen schrijfvaardigheid grijpt voor een deel terug op het sectorwerkstuk. Leerlingen krijgen schrijfopdrachten waarin zij informatie met betrekking tot het sectorwerkstuk nodig hebben. Voor het overzichtelijk noteren van de eventueel benodigde informatie is er een formulier ontworpen. De leerling kan dat tijdens of na het maken van zijn sectorwerkstuk invullen. Op het centraal examen heeft de leerling dit formulier nodig, omdat in zijn schrijfproduct aantoonbaar gebruik moet zijn gemaakt van informatie die op dit formulier is vermeld. De leerling kan dus niet volstaan met het uit zijn hoofd weten van de betreffende informatie. In de pilot sectorwerkstuk is dit formulier geleidelijk ontwikkeld. Daarbij is expliciet nagegaan of allerlei verschillende uitvoeringen en soorten van het sectorwerkstuk in dit formulier passen. Niettemin is het denkbaar dat een kandidaat een sectorwerkstuk maakt waar dit formulier niet goed op past. In dat geval is het toegestaan dat de kandidaat een gelijkwaardig, door de school vastgesteld formulier op het schoolexamen gebruikt. Het formulier zal als bijlage bij deze regeling worden gepubliceerd op www.eindexamen.nl en in november aan alle scholen worden toegezonden 12 (novemberbrieven). ” Het formulier lijkt (naast de computer en het woordenboek) dus het enige hulpmiddel dat de leerling mag gebruiken als transportmiddel van zijn informatieverzamelen en verwerken bij het sectorwerkstuk naar het centraal examen. Deze tekst biedt echter ruimte voor een ruimere interpretatie, scholen mogen namelijk een eigen formulier ontwerpen. Het bestaande formulier heeft een bijlage (bronnenlijst), dus is het aannemelijk dat het schoolspecifieke formulier ook bijlage(n) mag omvatten. Wij denken dat deze interpretatie noodzakelijk is, zoals we in de volgende paragraaf zullen toelichten. De leerling moet met het formulier aantoonbaar kunnen maken dat hij gebruik maakt van de voor het sectorwerkstuk gevonden informatie. De kandidaat moet het voorafgaand aan het examen ingevuld hebben, op zo’n manier dat hij daarmee aan de eisen van het examen kan voldoen. Dit roept enkele prangende vragen op: • Wanneer kan dit formulier het beste ingevuld worden? • Wat is de rol van de begeleidende docent of de docent Nederlands daarbij? 12
'Hulpmiddelen bij Centraal examen Nederlands voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
(vmbo)'. In: Uitleg, Gele katern, nummer 22, p. 4-5, 2 oktober 2002
49
• En welke andere opties zijn er (een door de school vastgesteld formulier’)? Deze drie vragen komen in dit hoofdstuk aan bod.
7.1
Het formulier invullen
Wanneer kan de leerling het formulier gedocumenteerd schrijven het beste invullen? Om die vraag te beantwoorden, moeten we het formulier zorgvuldig bekijken.
De vragen op het formulier gedocumenteerd schrijven
Opmerkingen
1a. Wat is het onderwerp van je sectorwerkstuk? 1b. Als je nu terugkijkt, vind je dat je een goed onderwerp hebt gekozen voor het sectorwerkstuk? Leg je antwoord uit.
1. De eerste twee vragen gaan over het onderwerp en de onderzoeksvraag. • het formulier impliceert dat leerlingen het onderwerp zelf kiezen • met name vraag 1b (en 3b) kan de leerling pas beantwoorden nadat hij het sectorwerkstuk heeft afgerond. Het antwoord op de andere vragen kan hij overnemen van de materialen die hem bij de opdracht zijn verstrekt, bijvoorbeeld van het logboek of de werkkaart hoofd- en deelvragen.
2. Wat is je onderzoeksvraag?
2. • •
het formulier gaat ervan uit dat het sectorwerkstuk een onderzoek betreft onder onderzoek moeten we hier verstaan alles wat met informatie verzamelen en verwerken te maken heeft.
3a. Wat zijn je deelvragen? 3b. Welke deelvraag vond je het best? Leg uit.
3. Vraag 3a. kan worden overgenomen uit het logboek. Vraag 3b. kan achteraf beantwoord worden.
4. Welke antwoorden heeft je onderzoeksvraag opgeleverd?
4. Deze vraag betreft de antwoorden of conclusies. • deze vraag kan het best na oplevering van het werkstuk, of aan het eind van het maken ervan beantwoord worden.
5a. Welke bronnen heb je gebruikt? Vermeld al je bronnen op bijgevoegde bronnenlijst. Weet je een van de gegevens niet, zet dan een vraagteken. 5b. Bekijk je bronnenlijst. Aan welke informatiebron heb je het meest gehad?
5. Deze groep vragen gaat over de gebruikte bronnen:
50
•
•
opnieuw wordt de leerling gevraagd te reflecteren, nu op de gebruikte bronnen. Ook dit kan hij het beste beoordelen aan het eind van de rit de leerling kan met het beantwoorden van deze vragen niet voldoende ‘aan-
•
toonbaar maken' dat hij de informatie op het ce niet uit zijn hoofd haalt een documentatiemap van het sectorwerkstuk als bijlage bij het examen lijkt daarom wenselijk te zijn als controlemiddel.
6a. Leg uit waarom je wel of niet met iemand hebt samengewerkt. 6b. Wat is je goed bevallen aan het samenwerken of aan het alleen werken? 6c. Wat is je niet goed bevallen aan het samenwerken of aan het alleen werken?
6. Het formulier vervolgt met drie vragen over de samenwerking met andere leerlingen. • de vraagstelling laat de mogelijkheid open het werkstuk alleen te maken, ook al is dit niet gebruikelijk • het gaat opnieuw om een reflectie achteraf.
7. Het plan van aanpak bestaat uit een aantal stappen. Leg hieronder bij elke stap uit wat jij hebt gedaan. 1. oriëntatie 2. uitwerking 3. conclusie 4. presentatie 5. evaluatie
7. In deze vraag over ‘het plan van aanpak’ moet de leerling vijf vragen beantwoorden.
8. Vertel hoe jij je logboek hebt gebruikt en in hoeverre het logboek je heeft geholpen bij de planning.
8. Ook over het logboek gaat een vraag.
• • •
• •
•
•
9a. Welke presentatievorm heb je gekozen? (tentoonstelling, mondeling verslag, videopresentatie, digitale presentatie, posterpresentatie….) 9b. Vertel wat goed ging bij de voorbereiding en de uitvoering van je presentatie. 9c. Vertel wat niet goed ging bij de voorbereiding en de uitvoering van je presentatie.
51
de activiteiten kunnen overgenomen worden uit het logboek ‘conclusie’ suggereert dat er een betoog gehouden of geschreven is het is verstandig ‘conclusie’ hier ruim op te vatten: het kan ook een uitkomst of resultaat zijn.
de vraagstelling gaat uit van het gebruik van een logboek de vraagstelling suggereert dat het logboek wel eens niet geholpen zou kunnen hebben bij de planning de vraag is te beantwoorden door in te gaan op de functies van een logboek: overzicht geven voor de leerling, verantwoording afleggen voor de activiteiten, communicatiemiddel met de begeleidende docent de vraag kan pas na afloop goed beantwoord worden.
9. Deze groep vragen gaat over de presentatie van het werkstuk. • de vraagstelling gaat ervan uit dat leerlingen zelf een presentatievorm hebben gekozen • het is verstandig om bij de presentatie aantekeningen te (laten) maken van de reacties • ook deze vragen kunnen pas na afloop goed beantwoord worden.
9d. Wat voor reacties heb je (van leerlingen, van docenten, van anderen) op je presentatie gekregen?
10. De laatste vraag gaat in op de 10. Welk belang heeft je sectorwerkstuk betekenis van het sectorwerkstuk voor voor je toekomstige studie en beroep? de leerling wat betreft zijn of haar toekomstbeeld. •
•
deze vraag is lastig omdat er een macroperspectief van de leerling verlangd wordt op de mogelijke relatie van het sectorwerkstuk met de gekozen vervolgopleiding lees de vraag als: Weet je nu beter wat je wilt worden? Heeft het werken aan het sectorwerkstuk je gesterkt in je keuze voor een opleiding of een beroep?
Tabel 5. Opmerkingen bij het formulier gedocumenteerd schrijven Uit bovenstaande analyse van het formulier is af te leiden dat het volgende noodzakelijk is: • laat het formulier na (de presentatie van) het sectorwerkstuk invullen; • zorg ervoor (dit is voor het beantwoorden van de vragen handig): dat de leerlingen systematisch, stap voor stap aan het sectorwerkstuk werken; dat zij een documentatiemap bijhouden; dat zij een logboek bijhouden. • ondersteun en begeleid de leerlingen bij het beantwoorden van de vragen (zie voor voorbeelden de volgende paragraaf); • zorg ervoor dat na invulling van het formulier de docent Nederlands controleert of het formulier voldoende informatie bevat voor het centraal schriftelijk examen. Kies er eventueel voor dat de docent Nederlands met de leerlingen het formulier invult (hij bereidt de leerlingen voor op het ce schrijfvaardigheid Nederlands en heeft kennis en voorbeelden van dat examen (zie www.examengids.nl); • de docent kan bij het invullen van het formulier leerlingen steun geven. Deze steun kan bestaan uit verheldering van de vragen en het geven van schrijfhulp bij de beantwoording, zoals goede voorbeelden van antwoorden, schrijfkaders, enzovoort. Zie voor ideeën de volgende paragraaf; • neem eventueel de (goed verzorgde) documentatiemap op als bijlage bij het formulier (anders is het ‘aantoonbaar gebruik maken’ van de verworven informatie wel heel erg lastig); • neem eventueel ook het (goed verzorgde) logboek op als bijlage; • overweeg of de school gebruik moet maken van de ruimte die de toelichting op de regelgeving geeft om het formulier niet te gebruiken (zie paragraaf 7.3).
7.2
Rol van de docent
De docent Nederlands moet controleren of het formulier goed is ingevuld met het oog op het centraal schriftelijk examen. Dat is de minimumeis. Gezien de vraagstelling en het belang van het formulier voor het ce Schrijfvaardigheid lijkt het handig dat de docent Nederlands ook de begeleiding en ondersteuning van de leerlingen hierbij op
52
zich neemt. Maar het invullen van het formulier neemt wel tijd in beslag (2 à 3 lesuren). Bovendien heeft de docent niet altijd kennis van het onderzoek. Dit kunnen argumenten zijn om de docent die het sectorwerkstuk heeft begeleid, ook de begeleiding van de invulling van het formulier gedocumenteerd schrijven op zich te laten nemen. Het formulier gedocumenteerd schrijven is een medium tussen het werken aan het sectorwerkstuk en het ce schrijfvaardigheid. Voor de leerlingen mag dit geen extra, zware belasting betekenen. Ook mogen zij op het ce Schrijfvaardigheid niet benadeeld worden door een onjuist of onvoldoende ingevuld formulier. Dit betekent dat het de leerlingen zo eenvoudig mogelijk gemaakt moet worden het formulier goed in te vullen en ervoor te zorgen dat zij met een goede bagage naar het centraal examen gaan. In dit hoofdstuk doen we daarom per vraag suggesties die de leerlingen hierbij kunnen steunen. Het is voor leerlingen vaak lastig om antwoord te geven op de vraag waarom ze iets goed of slecht vinden. Ze zijn daar niet in geoefend, waardoor hun antwoorden blijven steken bij ik vond het gewoon 'mooi', 'leuk' of 'niet interessant'. De onderstaande suggesties geven leerlingen onder andere taalmiddelen om hun gedachten of gevoelens beter te verwoorden.
Didactische suggesties
De vragen op het formulier gedocumenteerd schrijven 1a. Wat is het onderwerp van je sectorwerkstuk?
•
laat dit overnemen uit het logboek, of een werkblad dat ze gebruikt hebben.
1b. Als je nu terugkijkt, vind je dat je een goed onderwerp hebt gekozen voor het sectorwerkstuk? Leg je antwoord uit.
•
geef leerlingen een keuze van argumenten voor een goed onderwerp: - ik kon er veel/makkelijk informatie over vinden, namelijk.... - ik wist er al veel van af, namelijk... - iedereen was het met dit onderwerp eens - anders, namelijk.......
2. Wat is je onderzoeksvraag?
•
laat dit overnemen uit het logboek, of een werkblad dat ze gebruikt hebben.
3a. Wat zijn je deelvragen?
•
laat dit overnemen uit het logboek, of een werkblad dat ze gebruikt hebben.
3b. Welke deelvraag vond je het best? Leg uit.
•
geef als steun keuzemogelijkheden voor argumenten voor een goede deelvraag: - ik kon er veel/makkelijk informatie over vinden, namelijk... - ik kon het antwoord goed begrijpen en in eigen woorden vertellen, bijvoorbeeld... - ik vond de vraag erg interessant, omdat...
53
4. Welke antwoorden heeft je onderzoeksvraag opgeleverd?
•
laat dit overnemen uit de documentatiemap of logboek.
5a. Welke bronnen heb je gebruikt? Vermeld al je bronnen op bijgevoegde bronnenlijst. Weet je een van de gegevens niet, zet dan een vraagteken.
•
gebruik de bijlage bij het formulier gedocumenteerd schrijven of een gelijkwaardig overzicht.
5b. Bekijk je bronnenlijst. Aan welke informatiebron heb je het meest gehad?
•
geef als steun alternatieve criteria op grond waarvan ze een bron goed kunnen vinden, bijvoorbeeld - ik heb er snel informatie in gevonden, bijvoorbeeld... - ik kon er makkelijk in opzoeken, omdat... - de bron had veel illustraties - de bron had een goed register - de bron had heel veel links/verwijzingen naar..
6a. Leg uit waarom je wel of niet met iemand hebt samengewerkt.
Geef leerlingen alternatieven, bijvoorbeeld: - ik moest van de docent samenwerken - leerlingen met hetzelfde onderwerp werkten samen - ik vind samenwerken wel/niet prettig omdat...
6b. Wat is je goed bevallen aan het samenwerken of aan het alleen werken?
•
geef een schrijfkader, bijvoorbeeld: “De samenwerking met .../ het alleen werken bij het werken aan het sectorwerkstuk ging goed / kon beter. Wat goed ging, was dat ... Als ik weer samen met een ander iets moet maken dan wil ik .... “
•
geef argumenten op grond waarvan samen/alleen werken prettig kan zijn: - geen rekening hoeven houden met iemand - eigen tempo bepalen - overleggen en zo meer te weten kunnen komen - taken verdelen en zo beter 1 ding kunnen uitzoeken.
54
6c. Wat is je niet goed bevallen aan het samenwerken of aan het alleen werken?
•
geef een schrijfkader, bijvoorbeeld: “De samenwerking met .../ het alleen werken bij het werken aan het sectorwerkstuk ging goed / kon beter. Wat beter had gekund, was dat ... Als ik weer samen met een ander iets moet maken dan wil ik .... “
•
geef argumenten waarom samen/alleen werken prettig kan zijn: - op anderen moeten wachten - overleggen ging niet (kregen ruzie) - alles alleen moeten doen - presentatievorm beperkt.
• •
laat leerlingen dit overnemen uit het logboek. benoem voor de leerlingen de stappen uit de oriëntatiefase, gebruik eventueel het overzicht van taken uit tabel 1.
2. uitwerking
•
idem
3. conclusie
•
idem
4. presentatie
•
idem
5. evaluatie
•
idem
•
Het logboek kan geholpen hebben, maar dat hoeft niet. Geef een schrijfkader: "Ik heb het logboek als volgt bijgehouden. Ik.... Het voordeel hiervan was... Het nadeel was... Het logboek heeft wel/niet geholpen bij de planning, omdat..." laat leerlingen uitspraken doen over de functies van het logboek: - overzicht van activiteiten en resultaten - duidelijkheid over contactmomenten met de docent - afspraken maken met groepsgenoten
7. Het plan van aanpak bestaat uit een aantal stappen. Leg hieronder bij elke stap uit wat jij hebt gedaan. 1. oriëntatie
8. Vertel hoe jij je logboek hebt gebruikt en in hoeverre het logboek je heeft geholpen bij de planning.
•
9a. Welke presentatievorm heb je gekozen? (tentoonstelling, mondeling
55
•
laat dit overnemen uit het logboek of de documentatiemap.
verslag, videopresentatie, digitale presentatie, posterpresentatie….) 9b. Vertel wat goed ging bij de voorbereiding en de uitvoering van je presentatie.
•
•
laat leerlingen eventueel gebruik maken van de criteria waarop hun presentatie beoordeeld is laat leerlingen gebruik maken van de reacties van anderen op hun presentatie.
9c. Vertel wat niet goed ging bij de voorbereiding en de uitvoering van je presentatie.
•
idem
9d. Wat voor reacties heb je (van leerlingen, van docenten, van anderen) op je presentatie gekregen?
•
laat leerlingen dit overnemen uit hun logboek of documentatiemap laat leerlingen ook voorbeelden opschrijven, bijvoorbeeld: "een klasgenoot vond onze presentatie erg leuk, hij zei...." geef een overzicht van mogelijke reacties: applaus, vragen, beoordeling, geschreven opmerkingen, opmerkingen achteraf.
•
•
10. Welk belang heeft je sectorwerkstuk voor je toekomstige studie en beroep?
•
schrijfkader geven, bijvoorbeeld “Voor ik aan het sectorwerkstuk begon, dacht ik ... Nu ik het werkstuk af heb, weet ik .... En ik heb geleerd dat ik .... “
Tabel 6. Didactische suggesties bij het formulier gedocumenteerd schrijven
7.3
Het schoolformulier
Het staat de school vrij om een eigen formulier te ontwerpen dat de leerlingen mee mogen nemen naar het examen. Complicerende factor daarbij is dat het voorbeeldexamen Schrijfvaardigheid Nederlands verwijst naar de vraagnummers en begrippen uit het formulier gedocumenteerd schrijven. Opdracht 1 Een artikel Schrijf op examenpapier een artikel over de presentatie van je sectorwerkstuk voor de nieuwsbrief van je decaan. Schrijf een inleiding waarin je in het kort uitlegt waar je sectorwerkstuk over gaat. Gebruik ten minste twee gegevens die je op jouw Formulier gedocumenteerd schrijven (bron 1) hebt ingevuld bij Presentatie, onderdelen 9a/9b/9c. Vertel daarnaast iets over hoe er op jouw presentatie werd gereageerd. Gebruik hiervoor onderdeel 9d bij Presentatie van je Formulier gedocumenteerd schrijven. Geef de lezers ten minste twee adviezen waarmee ze hun presentatie tot een succes kunnen maken. Je spreekt de hoop uit dat de lezers allemaal over zullen gaan naar
56
klas 4 en dat ze dan veel aan jouw informatie zullen hebben. Zet boven elk nieuw deel van je artikel een tussenkopje. Gebruik voor je artikel ongeveer 200 woorden. Veiligheidshalve moet een 'schoolformulier' dus uitgaan van dezelfde begrippen als het formulier gedocumenteerd schrijven. Ergo: het formulier is feitelijk onmisbaar door de vraagstelling in het eindexamen. Een schoolformulier met dezelfde vraagnummers en begrippen laat in onze interpretatie ruimte voor het toevoegen van bijlagen. Dat kan het voor leerlingen makkelijker maken om op een goede manier tekst te formuleren op het eindexamen.
57
58
8. De relatie met het vak Nederlands Dit hoofdstuk geeft per activiteit precies weer welke eindterm van het examenprogramma Nederlands voor de gemengde en theoretische leerweg van het vmbo in verband staat met de voorbereiding, uitvoering, presentatie en evaluatie van het sectorwerkstuk. Daarna geeft dit hoofdstuk weer op welk moment in de eerste jaren van het vmbo methodes Nederlands aandacht besteed wordt aan deze vaardigheden (in paragraaf 8.2).
8.1 Het sectorwerkstuk in het examenprogramma Nederlands Bij het werken aan het sectorwerkstuk onderonderscheiden wij vier fases: voorbereiding, uitvoering, presentatie en evaluatie. Bij elke fase hoort een aantal activiteiten. Alle activiteiten zijn in onderstaande tabel (7) gerelateerd aan de eindtermen van het examenprogramma Nederalnds vmbo.
Fase
Activiteite n
Voorbereiding
Keuze samenwerkingspartner
basisvaardigheden 5
in het leer- en werkproces adequaat omgaan met zichzelf en anderen
Onderwerp bepalen
verrijking 1, sectorwerkstuk
onderwerp van het sectorwerkstuk bepalen
verrijking 2, schrijven op basis van documentatie
onderwerp bepalen dan wel aflezen uit verstrekte schrijfopdracht
leervaardigheden 1
strategieën kiezen en hanteren, die afgestemd zijn op lees-, schrijf-, luister- en kijkdoelen
verrijking 1, sectorwerkstuk
doel en publiek bepalen
verrijking 2, schrijven op basis van documentatie
doel, publiek en tekstsoort bepalen dan wel aflezen uit verstrekte eindopdracht
verrijking 1, sectorwerkstuk
relevante vragen formuleren
Doel en publiek bepalen
Domein en eindterm
Presentatievorm kiezen Relevante vragen formuleren
59
Plan van basisvaardigheden 1 aanpak maken basisvaardigheden 5
Uitvoering
Informatie basisvaardigheden verzamelen uit Ne/K/2, 2 schriftelijke, mondelinge en audiovisuele bronnen
Informatie verwerken en deelvragen beantwoorden
60
zelfstandig leren en werken in het leer- en werkproces adequaat omgaan met zichzelf en anderen werken met informatie- en communicatietechnologie
basisvaardigheden 3
de Nederlandse taal functioneel gebruiken
basisvaardigheden 4
vaardig omgaan met verbale en cijfermatige informatie
leervaardigheden 1
strategieën kiezen en hanteren, die afgestemd zijn op lees-, schrijf-, luister- en kijkdoelen
leervaardigheden 3 luisteren 2, spreken 2, lezen 2, schrijven 2
compenserende strategieën kiezen wanneer de eigen taal- of communicatieve kennis tekortschiet
leervaardigheden 4
oordeel geven over teksten, programma's en fictie
luisteren 1, spreken 1, lezen 1, schrijven 1
luister-, spreek-, lees- en schrijfstrategieën hanteren
luisteren 3
het doel van de makers van een programma aangeven
luisteren 4
het hoofdonderwerp van een programma weergeven
verrijking 1, sectorwerkstuk
informatie verwerven
basisvaardigheden 3
de Nederlandse taal functioneel gebruiken
basisvaardigheden 4
informatie bewerken
luisteren 3
het doel van de makers van een programma aangeven
luisteren 4, lezen 7
het hoofdonderwerp van een programma/ tekst (hoofdgedachte) weergeven
61
luisteren 7
de waarde en betrouwbaarheid van informatie aangeven
spreken 5, lezen 4
het spreek-, schrijfdoel van anderen herkennen/aangeven
lezen 3
functie van beeld en opmaak in een tekst herkennen
lezen 5
een tekst indelen in eenheden als inleiding, kern en slot
lezen 6
van de kern van een tekst de verschillende deelonderwerpen beschrijven, hoofdgedachte en functie van tekstdelen benoemen
lezen 8
op eenvoudig niveau verschillende tekstrelaties herkennen
lezen 9
talige middelen herkennen die een schrijver hanteert om zijn of haar doel te bereiken
lezen 10
een oordeel geven over de tekst op grond van tekstgegevens
verrijking 1, sectorwerkstuk
uit informatiebronnen relevante inhoudselementen kiezen en passend ordenen en verwoorden
verrijking 2, schrijven op basis van documentatie
relevante inhoudselementen selecteren en deze passend ordenen en verwoorden
Samenwerken met partner(s)
basisvaardigheden 5
in het leer- en werkproces adequaat omgaan met zichzelf en anderen
Presentatie voorbereiden
leervaardigheden 3 spreken 2, schrijven 2
compenserende strategieën kiezen wanneer de eigen taal- of communicatieve kennis tekortschiet
Presentatie
Evaluatie
62
Eindproduct op basisvaardigheden 5 doel- en publieksgerichte wijze presenteren
samen met anderen werk uitvoeren en presenteren
leervaardigheden 1, verrijking 1, sectorwerkstuk, verrijking 2, schrijven op basis van documentatie
strategieën kiezen en hanteren, die afgestemd zijn op lees-, schrijf-, luister- en kijkdoelen
schrijven 2
compenserende strategieën kiezen en hanteren wanneer de eigen taalkennis tekortschiet
schrijven 3, spreken 3
het spreek-/schrijfdoel in de situatie tot uitdrukking brengen
spreken 4, schrijven 4
het spreek-/schrijfdoel en taalgebruik richten op verschillende soorten publiek
spreken 6
in spreeksituaties inspelen op in Nederland voorkomende taalvarianten
schrijven 5
conventies hanteren m.b.t. tekstsoorten, tekst- en alinea-opbouw, interpunctie en uiterlijke verzorging
schrijven 6
beschikbare elektronische hulpmiddelen gebruiken
verrijking 1, sectorwerkstuk
informatie presenteren op doel- en publieksgerichte wijze
verrijking 2, schrijven op basis van documentatie
informatie presenteren op doel- en publieksgerichte wijze overeenkomstig de voor de tekstsoort geldende conventies
Samenwerken met partner(s)
basisvaardigheden 5
in het leer- en werkproces adequaat omgaan met zichzelf en anderen
Beoordeling van de presentatie/ product
verrijking 1, sectorwerkstuk
reflecteren op proces van het werken aan het sectorwerkstuk
verrijking 1, sectorwerkstuk
reflecteren op het product sectorwerkstuk
Beoordeling basisvaardigheden van het proces Ne/K/2, 1
een eenvoudige producten procesevaluatie maken
Reflectie op beroep en leren
zich bewust worden van interesses e.d. en deze weergeven, vaardigheden inzetten ten behoeve van het keuzeproces
oriëntatie op leren en werken N/K/1, 1 + 6:
Tabel 7. Samenhang tussen activiteiten bij het sectorwerkstuk en het examenprogramma Nederlands
8.2 Overzicht kennis en vaardigheden in methoden Nederlands De beschreven leergangen zijn: • Nieuw Nederlands (Wolters-Noordhoff); • Taallijnen (Malmberg); • Op niveau plus (ThiemeMeulenhoff); • Schoolslag (ThiemeMeulenhoff). De keuze voor de eerste drie methodes is gebaseerd op het feit dat ze op dit moment veel gebruikt worden. Daarnaast is Schoolslag bekeken omdat het een vernieuwende methode is. Om praktische redenen moesten wij ons beperken tot vier methodes. In bijlage 3 vindt u een leeg scoringsformulier. Op die manier kan elke methode (Nederlands of anderszins) geanalyseerd worden. In de tabel op de pagina's 59-63 geven we een globaal overzicht. Daarnaast geven we een korte inhoudelijke karakterisering op welke manier de taalvaardigheden in de methode worden behandeld. In bijlage 4 vindt u een gedetailleerde analyse per methode, met daarin verwijzingen naar paginanummers.
8.3
Samenvatting
In dit hoofdstuk hebben we een overzicht gegeven van de taalkennis en -vaardigheden die leerlingen nodig hebben bij het sectorwerkstuk. Er liggen heel veel aanknopingspunten met het onderwijsprogramma Nederlands waarvan de afsluiting in het examenprogramma Nederlands voor de gemengde en theoretische leerweg neergelegd is. In tabel 7 gaven we een overzicht van deze aanknopingspunten. Dat die aanknopingspunten bestaan, wordt ook duidelijk uit de analyse van vier methodes Nederlands. Veel van de gevraagde taalvaardigheden komen in de leerjaren 1 tot en met 3 aan bod, maar niet alle vaardigheden worden in elke methode even uitvoerig behandeld. Met het overzicht in de hand kan de docent of sectie Nederlands besluiten eventueel noodzakelijk geachte aanvullingen of bijstellingen te verzorgen. Het overzicht kan binnen school ook gebruikt worden in de afstemming met de docenten van andere vakken.
63
De mate waarin diverse methodes aandacht besteden aan taalvaardigheden met betrekking tot het sectorwerkstuk: - geen aandacht + incidenteel of alleen in één leerjaar ++ herhaaldelijk +++ herhaaldelijk en intensief
Fase
Activiteit
1. voorbereiding onderwerp en vragen
onderwerp (kiezen)
doel en publiek (kiezen)
64
Nieuw Nederlands
Op niveau plus
Taallijnen
Schoolslag
+ zowel bij lezen als bij schrijven wordt onderwerp en hoofdgedachte vastgesteld; minder aandacht voor de keuze
-/+ vooral in hoofdstuk 1 van leerjaar 1
++ zowel bij lezen als schrijven wordt onderwerp vastgesteld. Eind leerjaar 3 en 4 aandacht voor keuze
++ bij verschillende taken, met name bij onderzoek doen
++ met name in leerjaar 2 veel aandacht voor doelgerichtheid zowel bij lezen als bij schrijven
-/+ vooral in leerjaar 1, zowel bij lezen, schrijven als spreken, kijken en luisteren
++ in leerjaar 1, 2 + 3. Eerste twee leerjaren zijn doel en publiek gegeven, in leerjaar 3 vrije keuze
+ vooral in leerjaar 3 bij presentatie en kijken/luisteren
hoofdvraag (formuleren)
deelvragen (formuleren)
plan van aanpak
65
+ in leerjaar 1 en 4 worden hoofd- en deelvragen aangestipt in het kader van werkstuk en onderzoek
alleen leerjaar 4 bevat tips over het opstellen van onderzoeksvragen
++ in leerjaar 1 + 2 gegeven, in leerjaar 3 + 4 bedenken de leerlingen de hoofdvraag zelf
+++ hoofdvraag herkennen (in tekst) en hoofdvraag bedenken. Zowel bij spreken, schrijven, lezen als luisteren komt de hoofdvraag steeds terug
+ in leerjaar 1 en 4 worden hoofd- en deelvragen aangestipt in het kader van werkstuk en onderzoek
deelvragen worden niet expliciet genoemd, alleen onderzoeksvragen
+ in leerjaar 1 gegeven, in leerjaar 2 leren leerlingen w+hvragen stellen (zonder expliciete koppeling naar deelvragen). In leerjaar 3 bedenken leerlingen zelf
+++ subvragen herkennen en bedenken. Ook in taken als samenvatten
+ stapsgewijze aanpak wordt met name bij schrijven gedemonstreerd
+ met name bij schrijven is er een driedeling van voorbereiden, uitvoeren, elkaars werk bekijken
++ stapsgewijze aanpak voor schrijven, lezen, onderzoeken, onderzoeksplan voor in groep werken
+++ altijd in taakaanpak: voorbereiden, uitvoeren, terugkijken. Daarnaast ook plannen ten behoeve van groepswerk
2. de uitvoeringsfase - informatie verzamelen - informatie verwerken (selecteren en ordenen) - samenwerken met partner(s) - conclusies trekken
bronnen kiezen (internet, bibliotheek, interview, enquête, teksten, gesprek) verschillende soorten bronnen gebruiken begrijpend lezen & luisteren informatie bewerken: samenvatten, tabel maken, schema maken overleggen informatie begrijpelijk uitleggen reageren op elkaar afspraken maken
66
+++ veel aandacht voor zowel geschreven, gesproken als digitale bronnen; ook aandacht voor zoektechnieken
+++ veel aandacht voor zowel geschreven, gesproken als digitale bronnen; ook aandacht voor zoektechnieken
+++ veel aandacht voor (zoeken in) allerlei soorten bronnen
++ aandacht voor verschillende soorten bronnen en bronvermelding
-/+ met name in leerjaar 3 aandacht voor herkennen van tekstverbanden; echter nauwelijks bewerkingsvaardigheden
-/+ in leerjaar 4 frequente aandacht voor samenvatten
+++ veel aandacht voor samenvatten, informatie ordenen, schematiseren in hoofd- en bijzaken bij lezen, schrijven, spreken en luisteren
+++ veel aandacht voor samenvatten en aantekeningen maken. Altijd in relatie met hoofd- en subvragen
++ met name bij spreken en luisteren in de vorm van overleg, discussie, vergadering; bij schrijven impliciet als onderdeel van evaluatie
+ + bij spreken en luisteren in leerjaar in leerjaar 1 bij interviewen 3 en 4
+++ regels voor samenwerken. Rolverdeling in groepswerk taalmiddelen: wat kun je zeggen om een mening te geven, te vergelijken, opsommen, kritiek te geven, enzovoort
de waarde en betrouwbaarheid aangeven van de informatie, bepalen of (deel)vragen met betrekking tot het onderwerp beantwoord zijn 3. de presentatiefase - presenteren van informatie
voorbereiden presentatie
doel- en publieksgericht presenteren
reacties van publiek ontvangen (& reageren)
67
+/++ nadruk op betrouwbaarheid van bronnen; enige aandacht in leerjaar 3 meer aandacht in leerjaar 4
++ nadruk op tekstverbanden en (soorten) argumenten
+ alleen wat betreft het antwoord op deelvragen
+ met name wat betreft antwoord op deelvragen. In leerjaar 3: punten om betrouwbaarheid informatie te bepalen
++ veel aandacht voor vorm en inhoud van de presentatie, vooral gericht op schriftelijke presentaties
++ veel aandacht voor vorm en inhoud van de presentatie, met name van de spreekbeurt, ook specifieke aandacht sectorwerkstuk
++ bij schrijven en spreken: schrijfplan, spreekplan. Ook: schrijven en herschrijven
+++ veel aandacht voor vorm en inhoud van presentatie. Ook: spreekplan, schrijfplan, opbouw artikel, brief, enzovoort
+ zowel schrijven als spreken en luisteren, veelal gekoppeld aan schrijversdoelen
+ vooral in relatie tot schrijfdoelen en spreekbeurt
+ leerjaar 2 en 3 bij spreken en presenteren
+ vooral in realtie tot mondelinge presentatie
-/+ alleen impliciet bij evaluatie van schrijf- en spreek/luisteropdrachten
-
-/+ in leerjaar 2 in een nabespreking impliciet bij beoordeling schrijfen spreekopdrachten
++ elkaars producten beoordelen en bespreken
4. de evaluatiefase - proces en product
-
-
++ na onderzoeksthema's nabespreking over samenwerking
+++ na iedere taaltaak in het logboek. Bij taakaanpak ook bij onderdeel 'terugkijken'
+ vaak als onderdeel van evaluatie van schrijf- en spreek-/luisteropdrachten
-/+ werkwijzers voor het beoordelen van je eigen of elkaars werk
++ beoordelen van eigen of elkaars werk naar aanleiding van punten
+++ na iedere taaltaak criteria voor beoordeling
-/+ in leerjaar 4 oriëntatie op toekomst
-
-
reflecteren op proces
reflecteren op product
reflecteren op beroep en leren
Tabel 8. Overzicht van kennis en vaardigheden in methoden Nederlands met betrekking tot activiteiten bij het sectorwerkstuk
68
69
Deel 3 Het sectorwerkstuk, Nederlands en andere vakken Wat vindt u in dit deel? Wat is er nodig voor een goede afstemming van de onderwijsactiviteiten door de lessen en de jaren heen, ter voorbereiding op het sectorwerkstuk? In ieder geval inzicht in de vaardigheden die de leerlingen per leerjaar onderwezen krijgen, in het niveau waarop ze dat krijgen en de verdeling daarvan over de vakken. Hoofdstuk 9 gaat over deze drie aspecten. Het afsluitende hoofdstuk 10 gaat ten slotte kort in op wat de schoolleiding kan doen en de instrumenten die zij heeft om een schoolbrede afstemming en samenwerking tot stand te brengen.
70
9. Een leerlijn informatieverwervings- en verwerkingsvaardigheden De belangrijkste reden om het sectorwerkstuk in het vierde en niet in het derde leerjaar te laten uitvoeren is dat leerlingen in dat geval drie jaar de tijd hebben om de benodigde informatieverwervings- en verwerkingsvaardigheden aan te leren. Leerlingen hebben 20 uur beschikbaar voor het profielwerkstuk. Wanneer die tijd deels besteed zou moeten worden aan het aanleren van vaardigheden, dan blijft er geen tijd over voor het inhoudelijke werk. Voor een goede opbouw van deze informatievaardigheden door de jaren en over de lessen heen, zouden docenten een afstemming moeten bereiken over de aan te leren vaardigheden die van belang zijn voor het sectorwerkstuk. Dit kan in drie stappen door samen de volgende vragen te beantwoorden: 1. Welke vaardigheden leren leerlingen per leerjaar? 2. Welke eisen stellen we op school aan de uitvoering? 3. En bij welke vakken leren de leerlingen de vaardigheid en bij welke oefenen ze die? In de volgende paragrafen lichten we deze drie stappen toe.
9.1
Welke vaardigheden in welk leerjaar?
Eerst moet vastgesteld worden welke vaardigheden leerlingen per leerjaar leren. Bijvoorbeeld: In het eerste jaar wordt wel van leerlingen verwacht dat ze leren om een hoofdvraag te herkennen, maar het zelf vinden van bronnen wordt door docenten pas in het tweede leerjaar verwacht. Door het invullen van de volgende tabel (9) kan men tot een vakoverstijgende leerlijn te komen voor de informatieverwerving en -verwerking.
71
Activiteiten
Leerjaar 1
Leerjaar 2
Leerjaar 3
de voorbereidingsfase •
keuze samenwerkingspartner
•
onderwerp bepalen
•
doel en publiek bepalen
•
presentatievorm kiezen
•
relevante vragen formuleren
•
plan van aanpak maken
de uitvoeringsfase •
informatie verzamelen uit schriftelijke, mondelinge en audiovisuele bronnen
•
informatie verwerken en deelvragen beantwoorden
•
samenwerken met partner(s)
•
presentatie voorbereiden
de presentatiefase •
eindproduct op doel- en publieksgerichte wijze presenteren
•
samenwerken met partner(s)
de evaluatiefase •
beoordeling van de presentatie en/of het product
•
beoordeling van het proces
•
reflectie op beroep en leren Tabel 9. Een leerlijn informatieverwerving en - verwerking
72
Leerjaar 4
Een leerlijn informatieverwerving en -verwerking kan er dan als volgt uitzien:
Activiteiten
Leerjaar 1
Leerjaar 2
Leerjaar 3
Leerjaar 4
de voorbereidingsfase •
keuze samenwerkingspartner
leren samenwerken
leren samenwerken
kunnen samenwerken
kunnen samenwerken
•
onderwerp bepalen
onderwerp vastgesteld, keuze uit aantal
keuze uit aantal, zelf leren bepalen
zelf leren bepalen (n.a.v. criteria)
zelf bepalen (n.a.v. criteria)
•
doel en publiek bepalen
doel en publiek leren herkennen
doel en publiek herkennen en leren kiezen
doel en publiek leren kiezen
doel en publiek kiezen
•
presentatievorm kiezen
verschillende vormen leren
verschillende vormen leren
presentatievorm leren kiezen
presentatievorm kunnen kiezen
•
relevante vragen formuleren
hoofd- en deelvragen leren herkennen. vragen leren formuleren
hoofd- en deelvragen leren herkennen. verschillende soorten hoofdvragen leren herkennen. vragen leren formuleren
verschillende soorten hoofdvragen en deelvragen leren formuleren
verschillende soorten hoofd- en deelvragen kunnen formuleren
•
plan van aanpak maken
activiteitenlijstje en planning leren maken
activiteitenlijstje en planning leren maken
activiteitenlijstje, activiteitenlijstje, planning en logboek planning en leren maken logboek kunnen maken
bronnen leren zoeken in bibliotheek, internet, interviews, e.d. bronvermelding (auteur, jaar, titel)
bronnen leren zoeken in bibliotheek, internet, e.d.
bronnen kunnen zoeken in bibliotheek, internet, e.d.
bronnen kunnen zoeken in bibliotheek, internet, e.d.
bronvermelding (auteur, jaar, titel)
bronvermelding (auteur, jaar, titel, uitgever, druk)
bronvermelding (auteur, jaar, titel, uitgever, druk, plaats)
leren samenvatten, schematiseren, verslag van proefjes, interviews enzovoort --> gerelateerd aan deelvragen
leren samenvatten, schematiseren, verslag van proefjes, interviews enzovoort --> gerelateerd aan deelvragen
leren samenvatten, schematiseren, verslag van proefjes, interviews enzovoort --> gerelateerd aan deelvragen
kunnen samenvatten, schematiseren, verslag van proefjes, interviews enzovoort --> gerelateerd aan deelvragen
de uitvoeringsfase •
•
informatie verzamelen uit schriftelijke, mondelinge en audiovisuele bronnen
informatie verwerken en deelvragen beantwoorden
73
•
samenwerken met partner(s)
•
presentatie voorbereiden presentievormen leren kennen, vastgestelde presentatievorm leren uitvoeren
leren samenwerken
leren samenwerken
kunnen samenwerken
kunnen samenwerken
presentievormen leren kennen, vastgestelde presentatievorm leren uitvoeren
presentievormen presentievormen leren kennen, keuze kunnen kiezen en uit uitvoeren presentatievormen en uitvoeren
de presentatiefase •
eindproduct op doel- en publieksgerichte wijze presenteren
leren doel- en publieksgerichte presentaties herkennen. Voor vastgesteld doel en publiek leren presenteren
leren doel- en publieksgerichte presentaties herkennen. Voor vastgesteld doel en publiek leren presenteren
leren doel- en publieksgerichte presentaties herkennen. Keuze uit doel en publiek, leren presenteren, voor zelfgekozen doel en publiek leren presenteren
doel- en publieksgericht kunnen presenteren
•
samenwerken met partner(s)
leren samenwerken
leren samenwerken
kunnen samenwerken
kunnen samenwerken
leren beoordelen van producten van anderen. Eigen product leren beoordelen (bijv. goed-matigslecht met suggesties, voor anderen)
leren beoordelen van producten van anderen. Eigen product leren beoordelen
leren beoordelen van producten van anderen. Eigen product leren beoordelen
de evaluatiefase •
beoordeling van de presentatie/product
(met motivatie en suggesties voor anderen en zichzelf)
kunnen beoordelen van producten van anderen. Eigen product leren beoordelen (motivatie en (motivatie en suggesties voor suggesties voor anderen en zichzelf) zichzelf en anderen)
•
beoordeling van het proces
leren reflecteren op eigen proces (goed-matigslecht en suggesties voor zichzelf en anderen)
leren reflecteren op eigen proces (motivatie en suggesties voor zichzelf en anderen)
•
reflectie op beroep en leren
oriënteren op de relatie van leren en beroep
oriënteren op de leren bepalen wat kunnen bepalen relatie van leren en relatie is met beroep wat relatie is met beroep en leren beroep en leren
leren reflecteren op eigen proces (motivatie en suggesties voor zichzelf en anderen)
kunnen reflecteren op eigen proces (motivatie en suggesties voor zichzelf en anderen)
Tabel 10. Voorbeeld van een leerlijn informatieverwerving en -verwerking
74
9.2 Welke eisen stellen we aan de leerlingen door de jaren heen? Per leerjaar kunnen de docenten afspreken welke eisen ze aan de te leren vaardigheid willen stellen. Voorbeeld: In leerjaar 1 wordt van leerlingen verwacht dat ze de belangrijkste informatie kunnen halen uit drie door de docent opgegeven bronnen. In leerjaar 2 dat leerlingen uit acht door de docent opgegeven bronnen de voor hun onderzoek relevante bronnen kunnen halen. In leerjaar 3 dat leerlingen zelf bronnen kunnen zoeken in de bibliotheek, enzovoort. Het is van belang dat de docenten van de school onder elkaar ongeveer een globaal beeld hebben van wat ze van de leerlingen minimaal kunnen verwachten. Dat beeld wordt scherper als onderling overlegd en uitgewisseld wordt wat er (al) in de verschillende vakken gedaan wordt. En wat gedaan kan worden.
9.3
Wat leren leerlingen in welke lessen?
Wanneer op school overeenstemming is over de vaardigheden en de globale eisen per leerjaar, kunnen docenten afspraken maken wie de vaardigheden aanleert. Dat kan de docent Nederlands zijn, als in zijn methode de informatievaardigheden goed ingebed zijn. Het kan ook zijn dat een docent van een ander vak het voortouw neemt, bijvoorbeeld aardrijkskunde of natuurkunde omdat in die vakken leerlingen vaker onderzoeken doen, (kleine) verslagen maken of presenteren. Het is in ieder geval belangrijk dat docenten ervan op de hoogte zijn welke ervaringen en kennis leerlingen hebben met betrekking tot informatievaardigheden. In deze ronde is het ook van belang stil te staan bij de begrippen die in de lessen gehanteerd worden. Voorkeur verdient het als er een gemeenschappelijk begrippenapparaat gebruikt wordt. Het minste is wel dat leerlingen opmerkzaam gemaakt worden op het bestaan van verschillende begrippen voor hetzelfde. De ene methode hanteert bijvoorbeeld het begrip 'deelvraag', de andere 'subvraag'. Voorbeeld 1: De docent aardrijkskunde laat leerlingen drie keer per jaar een onderzoekje doen, waarbij leerlingen zelf de onderzoeksvraag mogen bedenken. In de methode Nederlands wordt het bedenken van onderzoeksvragen pas in leerjaar 2 aangeleerd en wordt bovendien de term 'hoofdvraag' gebruikt. Op school wordt afgesproken dat bij Nederlands de begrippen van aardrijkskunde worden gebruikt (dus onderzoeksvraag) en dat leerlingen bij de onderzoekjes die in leerjaar 1 bij Nederlands worden gedaan ook zelf een onderzoeksvraag mogen bedenken. Voorbeeld 2: Bij tekenen leren leerlingen in leerjaar 1 en 2 posterpresentaties maken. Wanneer een leerling kiest om zijn sectorwerkstuk te presenteren in de vorm van een poster, overlegt de begeleidende docent met de docent tekenen om inzicht te krijgen in wat leerlingen al geleerd hebben en of verdere begeleiding nodig is.
75
10. Een schoolbrede afstemming
10.1 Werkgroep sectorwerkstuk De leerlingen krijgen bij het maken van een sectorwerkstuk te maken met twee begeleidende docenten. Daarnaast krijgen ze in ieder geval te maken met andere 'begeleiders', zoals de mediatheekmedewerker of de ict-beheerder. Voor de leerlingen en de begeleiders is het belangrijk dat er helderheid is over de gemeenschappelijke begrippen en over wat de leerlingen wel of niet kunnen of mogen doen. Een werkgroep Sectorwerkstuk kan zorgen voor schoolbrede afstemming. Mogelijke taken van een werkgroep zijn: • een leerlijn voor informatievaardigheden (zie hoofdstuk 9) initiëren; • een voorstel maken voor een handleiding 'sectorwerkstuk' (op basis van bestaand materiaal bij Nederlands en andere vakken); • overleg voeren met de schoolleiding over roosters, lokalen, taakuren voor begeleidende docenten, enzovoort; • een overzicht maken van gekozen onderwerpen zodat de mediatheekmedewerker gericht kan helpen bij het vinden van bronnen; • het doorgeven van roosters waarop aan het sectorwerkstuk zal worden gewerkt; • het bepalen van een presentatiemiddag. Idealiter zijn daarom in een werkgroep Sectorwerkstuk in ieder geval vertegenwoordigd: • een of twee docenten die ervaring hebben met informatievaardigheden; • een docent Nederlands; • de mediatheekmedewerker; • de ict-beheerder; • een lid van de schoolleiding.
10.2
Planning
Scholen mogen kiezen of ze de leerlingen in het derde of vierde leerjaar tijd geven om aan het sectorwerkstuk te werken. Wij stellen voor om het sectorwerkstuk in het vierde leerjaar te laten uitvoeren. Het sectorwerkstuk is een meesterproef waarin leerlingen laten zien wat ze hebben opgestoken aan kennis en vaardigheden. In leerjaar 1 tot en met 3 zal alle energie uit moeten gaan naar het aanleren van de benodigde vaardigheden. Bovendien zit er dan niet te veel tijd tussen het afronden van het werkstuk en het examen Nederlands waarin ze moeten schrijven over of naar aanleiding van hun sectorwerkstuk. Een derde argument is dat leerlingen samenwerken aan hun sectorwerkstuk, en om te voorkomen dat groepjes of begeleiding om organisatorische redenen uit elkaar vallen,
77
bijvoorbeeld door zittenblijven, is het handig om de samenwerking aan het sectorwerkstuk in het laatste leerjaar te laten plaatsvinden. Scholen kunnen verschillende organisatievormen kiezen. Handig is om op geplande dagen docenten en leerlingen in te roosteren om aan het werkstuk te werken. Op deze ingeroosterde momenten zijn begeleiders in de buurt, kunnen leerlingen klaslokalen in en uit lopen (voor bijvoorbeeld mediatheek bezoek) en kunnen de lokalen ingericht worden voor groepswerk. Er zijn verschillende mogelijkheden, bijvoorbeeld de volgende. 1. Het is mogelijk leerlingen langere tijd aan het werkstuk te laten werken (in een tijdsbestek van acht of tien weken). In die weken kan een wekelijks dagdeel beschikbaar zijn voor het uitvoeren van het sectorwerkstuk. 2. Een andere optie is om leerlingen tijdens twee projectweken te laten werken aan het sectorwerkstuk, drie à vier dagdelen per week. In dit geval kan bijvoorbeeld in week 1 gedurende twee of drie dagdelen begonnen worden met de toelichting, onderwerpskeuze, groepsvorming en dergelijke voor alle leerlingen, in de tweede helft van de week gaan leerlingen informatie zoeken. In week 2 (bijvoorbeeld drie weken later) zijn alle begeleiders en leerlingen weer twee of drie dagdelen bezig met het werkstuk. Het prettige aan deze organisatievorm is dat alle begeleiders op vast omschreven en voor die taak ingeroosterde dagdelen op school zijn, in de buurt van de leerlingen. Dit maakt overleg en procesbewaking in die twee weken eenvoudiger. Omdat het om twee projectweken gaat, drukt het sectorwerkstuk in de overige weken niet zo erg op de overige schooltaken.
10.3
Schoolhandleiding sectorwerkstuk
Uit ervaringen van de netwerkscholen blijkt het belang van een schoolhandleiding sectorwerkstuk. Leerlingen moeten kunnen zien wat er van hun verwacht wordt, op welke criteria ze beoordeeld worden en hoe ze stappen kunnen uitvoeren. De docenten moeten instrumenten hebben om het proces van leerlingen te kunnen volgen en beoordelen. Een schoolhandleiding moet in ieder geval de volgende onderdelen bevatten: • informatie over activiteiten binnen het sectorwerkstuk (zie tabel 1); • informatie over beslismomenten: wanneer moet iets beoordeeld worden door de docent?; • een taakverdelingsformulier; • beoordelingscriteria voor de gekozen presentatievorm; • informatie over de mediatheek: bijvoorbeeld een werkkaart hoe je iets op kunt zoeken en aan welke regels je je moet houden; • informatie over het computerlokaal (idem). Het verdient aanbeveling voor de handleiding een stramien te maken dat door de vier leerjaren heen te gebruiken is. Door onderdelen in de handleiding aan te passen kan de handleiding passen bij de eisen en de leerlijn van het leerjaar. Zo leren leerlingen vanaf leerjaar 1 om te gaan met de handleiding, het begrippenapparaat en de onderzoeksvaardigheden. Route Plus (zie hoofdstuk 4) biedt hiervoor een mogelijkheid. Informatie verwerven, verwerken en verstrekken bij onderzoeken, practica en werkstukken vindt plaats bij diverse vakken en activiteiten op school, vanaf de eerste klas tot en met het schoolexamen. Voor afstemming, opbouw en taakverdeling is enige regie noodzakelijk. Met een leerlijn en een gemeenschappelijke handleiding met
78
gemeenschappelijke beoordelingscriteria voor verschillende presentatievormen, heeft de schoolleiding instrumenten ter beschikking om een opbouw door de lessen en de jaren heen te bewerkstelligen en de leerlingen in de gelegenheid te stellen hun schoolloopbaan met onder andere een geslaagd sectorwerkstuk goed te laten afsluiten.
79
Literatuur
'Hulpmiddelen bij Centraal examen Nederlands voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo)'. In: Uitleg, Gele katern, nummer 22, p. 4-5, 2 oktober 2002 Kleise, R, T. Erkens en G. Wesselink, Het sectorwerkstuk. Arnhem, Citogroep, 2001. Reeks: vmbo in de praktijk Route Plus. Rotterdam: CEDgroep/Het Projectbureau (nog niet gepubliceerd). Informatie: Els van der Veer, 010 4071611,
[email protected] Siemonsma, J. 'Een structuur voor het doen van open onderzoek'. In: Impuls, 9/4, juni 2002, p. 19 Zwaart, P. van der, Wiskunde in het examendossier vmbo. Enschede, SLO, 1999
Geraadpleegde internetadressen www.vecon.nl/sectie/vmbo_ec/sectorwerkstuk/sws_vmbo.htm www.examengids.nl (toetsing en examinering > algemene informatie > Het schoolexamen: sectorwerkstuk) www.oro.hva.nl
81
Bijlagen
Bijlage 1
Het formulier gedocumenteerd schrijven
Bijlage 2
Voorbeeldexamen Nederlands schrijfvaardigheid GL/TL
Bijlage 3
Scoringsformulier informatieverwervings- en verwerkingsvaardigheden 97
Bijlage 4
Overzicht kennis en vaardigheden in methoden Nederlands
83
85 91
101
Bijlage 1 Het formulier gedocumenteerd schrijven Handleiding bij het formulier gedocumenteerd schrijven De leerlingen dienen het formulier gedocumenteerd schrijven voorafgaand aan het CSE schrijfvaardigheid Nederlands GL/TL in te vullen. Tijdens de examenzitting hebben zij het formulier tot hun beschikking. Het is niet toegestaan om andere materialen die behoren bij het sectorwerkstuk mee te nemen. Het is een leerling altijd toegestaan om andere en/of uitgebreidere informatie in de schrijfopdracht te verwerken dan die op het formulier. De leerlingen leveren het formulier in na het maken van het examen. De docent is niet verplicht het formulier te gebruiken bij het nakijken van het examen schrijfvaardigheid Nederlands. Het is van belang dat docenten hun leerlingen ertoe aanzetten het formulier zo uitgebreid en zinvol mogelijk in te vullen, aangezien de informatie op het formulier ter ondersteuning dient op het examen. Daarbij zal de docent die de leerling begeleidt bij het sectorwerkstuk de leerling de meeste ondersteuning bieden bij het invullen van het formulier. Het verdient aanbeveling de docent Nederlands een laatste controle te laten uitvoeren op volledigheid en zinvolheid van de antwoorden in relatie tot de bijbehorende schrijfopdrachten in het CSE schrijfvaardigheid Nederlands GL/TL. Enkele richtlijnen bij het invullen van het formulier gedocumenteerd schrijven: Ad 1b: de leerling kan vertellen of hij/zij het onderwerp interessant vond, of hij/zij interessante informatie heeft gevonden en of hij/zij er iets van heeft opgestoken. Ad 3b: de leerling kan vertellen dat een deelvraag onverwachte informatie heeft opgeleverd, of dat een deelvraag heel veel informatie heeft opgeleverd. Ad 7: de leerling kan voor het invullen van dit onderdeel het logboek gebruiken. Ad 7.1: de leerling kan ingaan op de zoektocht naar het onderwerp en naar informatie (in de mediatheek, in gesprekken met docent, op het internet). Ad 7.2: de leerling kan de handelingen noemen om informatie te verkrijgen (interview afnemen, taakverdeling maken, op het internet kijken). Ad 7.3: de leerling kan ingaan op de beantwoording van de onderzoeksvraag en de deelvragen. Ad 7.4: de leerling kan ingaan op de voorbereiding en uitvoering van de presentatie. Ad 7.5: de leerling kan vertellen over evaluatiegesprekken met docent en/of met medeleerlingen. Ad 10: de leerling kan beschrijven in hoeverre het sectorwerkstuk van invloed is geweest op de keuze van een vervolgopleiding of in hoeverre hij/zij beter geïnformeerd is geraakt over een toekomstig beroep.
85
NAAM: EXAMENNUMMER: Formulier gedocumenteerd schrijven Je hebt dit formulier nodig om je eindexamen Nederlands te maken. Bespreek op tijd met je docent Nederlands of je dit formulier goed hebt ingevuld. Onderwerp/onderzoeksvraag 1a.
Wat is het onderwerp van je sectorwerkstuk?
1b.
Als je nu terugkijkt, vind je dat je een goed onderwerp hebt gekozen voor het sectorwerkstuk? Leg je antwoord uit.
2.
Wat is je onderzoeksvraag?
3a.
Wat zijn je deelvragen?
3b.
Welke deelvraag vond je het best? Leg uit.
Antwoorden/conclusies 4.
Welke antwoorden heeft je onderzoeksvraag opgeleverd?
86
Bronnen 5a.
Welke bronnen heb je gebruikt? Vermeld al je bronnen op bijgevoegde bronnenlijst. Weet je een van de gegevens niet, zet dan een vraagteken.
5b.
Bekijk je bronnenlijst. Aan welke informatiebron heb je het meest gehad?
Samenwerking 6a.
Leg uit waarom je wel of niet met iemend hebt samengewerkt.
6b.
Wat is je goed bevallen aan het samenwerken of aan het alleen werken?
6c.
Wat is je niet goed bevallen aan het samenwerken of aan het alleen werken?
7.
Het plan van aanpak bestaat uit een aantal stappen. Leg hieronder bij elke stap uit wat jij hebt gedaan.
Plan van aanpak
1. oriëntatie
2. uitwerking
3. conclusie
4. presentatie
5. evaluatie
87
Logboek 8.
Vertel hoe jij je logboek hebt gebruikt en in hoeverre het logboek je heeft geholpen bij de planning
9a.
Presentatie Welke presentatievorm heb je gekozen? (tentoonstelling, mondeling verslag, videopresentatie, digitale presentatie, posterpresentatie...)
9b.
Vertel wat goed ging bij de voorbereiding en de uitvoering van je presentatie.
9c.
Vertel wat niet goed ging bij de voorbereiding en de uitvoering van je presentatie.
9d.
Wat voor reacties heb je (van leerlingen, van docenten, van anderen) op je presentatie gekregen?
Oriëntatie op leren en werken 10.
Welk belang heeft je sectorwerkstuk voor je toekomstige studie en beroep?
88
BRONNENLIJST BIJ HET SECTORWERKSTUK. Soort bron
Overige gegevens
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12. TOELICHTING • •
Bij Soort bron kun je bijvoorbeeld invullen: boek, artikel, interview, enquête, website. Het is belangrijk dat je de bronnenlijst zo volledig mogelijk invult. Bijvoorbeeld: bij een interview vermeld je de naam en het beroep van de geïnterviewde; bij een enquête vermeld je de hoeveelheid afgenomen enquêtes en de doelgroep; bij een boek vermeld je de auteur en de titel; bij een artikel vermeld je de auteur, de titel van het artikel en de naam van het tijdschrift waaruit je het artikel hebt gehaald.
89
90
Bijlage 2
91
92
93
94
95
96
Bijlage 3 Scoringsformulier informatieverwervings- en verwerkingsvaardigheden Fase/stap
Activiteit
1. Voorbereiden: • onderwerp en vragen
• onderwerp kiezen
• doel en publiek kiezen
• hoofdvraag formuleren
• deelvragen formuleren
• (plan van aanpak)
97
Leerjaar 1
Leerjaar 2
Leerjaar 3
Leerjaar 4
2. Uitvoeren: • informatie verzamelen
• bronnen kiezen (internet, bibliotheek, interview, enquete, teksten, gesprek) • verschillende soorten bronnen gebruiken: schriftelijke, mondelinge audio-visuele en ict-bronnen
• informatie verwerken (selecteren en ordenen)
• begrijpen lezen & luisteren • informatie bewerken: samenvatten, tabel maken,schema maken
• informatie uitwisselen uitwisselen van informatie met groepsgenoten
• overleggen • informatie begrijpelijk uitleggen • reageren op elkaar • afspraken maken
• conclusies trekken
• de waarde en betrouwbaarheid aangeven van de informatie • bepalen of (deel)vragen met betrekking tot het onderwerp beantwoord zijn
3. Presenteren: • presenteren van informatie
• voorbereiden presentatie
• doel- en publieksgericht presenteren
• reacties van publiek ontvangen (& reageren)
98
4. Evalueren: • op proces en product
• reflecteren op proces
• reflecteren op product
• reflecteren op beroep en leren
99
100
Bijlage 4 Overzicht kennis en vaardigheden in methoden Nederlands Overzicht kennis en vaardigheden in Nieuw Nederlands vmbo ster-editie, deel 1, 2001, Groningen, Wolters-Noordhoff, ISBN 90-01-44371-0 vbo/mavo, deel 2, 1998, Groningen, Wolters-Noordhoff, ISBN 90-01-44313-3 mavo/vmbo, deel 3, 1999, Groningen, Wolters-Noordhoff, ISBN 90-01-44307-9 mavo/vmbo kgt, deel 4, 1999, Groningen, Wolters-Noordhoff, ISBN 90-01-78158-6 mavo/vmbo, examenvoorbereiding c/d niveau, 2000, ISBN 90-01-44348-6 Fase
Activiteit
Leerjaar 1
Leerjaar 2
Leerjaar 3
1. de voorbereidingsfase - onderwerp en vragen
onderwerp (kiezen)
1 p.9, lezen, onderwerp van een tekst 1 p.14, schrijven, schrijven over een onderwerp 5 p.172, schrijven, werkstuk: onderwerp kiezen
1 p.6, lezen, onderwerp en hoofdgedachte van een tekst 1 p.12, schrijven, onderwerp en hoofdgedachte kiezen
1 p.6, lezen, onderwerp / hoofdgedachte / samenvatting
2 p.37, lezen, doel van de schrijver 2 p.43, schrijven, doelgericht schrijven 3, p.67, lezen, publiek/doelgroep van een tekst 3 p.72, schrijven, publiekgericht schrijven
1 p.35, lezen, doel en publiek 2 p.40, schrijven, vier schrijfdoelen en publiek (interesse + voorkennis)
doel en publiek (kiezen)
hoofdvraag (formuleren)
101
5 p.172, schrijven, werkstuk: vragen bedenken
Leerjaar 4: examenmodule sectorwerkstuk
4 p.104, lezen, doel en tekstsoort
1 p.32, informatie, onderzoek doen (hoofd- en deelvragen)
deelvragen (formuleren)
5 p.172, schrijven, werkstuk: vragen bedenken
plan van aanpak
5 p.172, schrijven, werkstuk: uitwerken in vijf stappen
1 p.12 schrijven, schrijfplan maken
1 p.12 schrijven, stap voor stap schrijven (voorbereiden, schrijven, controleren, verbeteren)
1 p.32, informatie, onderzoek doen (hoofd- en deelvragen)
1 p.21, informatie, voorbeelden van informatiebronnen 1 p.60, informatie, zoeken met gidswoorden en trefwoorden, alfabetische of chronologische volgorde 2 p.57, spreken en luisteren, luisteren: vragen stellen en aantekeningen maken 3 p.97, spreken en luisteren, vragen stellen + doorvragen 4 p.144, informatie, verzamelen in vier stappen 5 p.179, informatie, zoeken met internet op drie manieren 6 p.225, informatie, zoeken met behulp van inhoudsopgave en register
1 p.15 spreken en luisteren, goed luisteren 1 p.32, informatie, drie soorten informatiebronnen: personen, geschreven of gedrukte media, elektronische media 2 p.61, informatie, documentatiemappen 3 p.92, informatie, zoeken in de bibliotheek 4 p.120, informatie, encyclopedie 5 p.133, spreken en luisteren, interviewvragen 6 p. 214, spreken en luisteren, officieel gesprek voorbereiden 8 p.228, informatie, internet (scherm lezen + zoekwoorden bedenken)
1 p.255 informatie, informatie en amusement (massamedia, nieuws, achtergrondinformatie, amusement) 2 p.56 informatie, televisie: informatieve tv-programma’s 3 p.84, informatie, de krant (landelijk, regionaal, populair, serieus, rubrieken) 4 p.112, informatie, bronnen en betrouwbaarheid 7 p.213 informatie, internet: zoek programma’s, emailgidsen + nieuwsgroeplijsten
1 p.15, spreken, luisteren en kijken, kritisch luisteren en kijken 1 p.32, informatie, onderzoek doen (documentatiemap) 2 p.49, spreken, luisteren en kijken, gesprekken voeren 2 p.66, informatie, zoekstrategieën (brede en smalle trefwoorden, bronnen, zoekstrategie, trefwoorden combineren) 3 p.70, lezen, verbanden in een tekst: signaalwoorden + diverse tekstrelaties 3 p.82, spreken, kijken en luisteren, intensief luisteren en kijken 4 p.114, schrijven, enquêteformulier opstellen
2. de uitvoeringsfase bronnen kiezen - informatie (internet, bibliotheek, interview, enquete, verzamelen teksten, gesprek) verschillende soorten bronnen gebruiken: schriftelijke, mondelinge, audiovisuele en ict-bronnen
102
1 p.32, informatie, onderzoek doen (hoofd- en deelvragen)
- informatie verwerken (selecteren en ordenen)
begrijpen lezen en luisteren
- samenwerken met partner(s)
overleggen informatie begrijpelijk uitleggen reageren op elkaar afspraken maken
103
informatie bewerken: samenvatten, tabel maken,schema maken
1 p.9, lezen, het onderwerp van een tekst 1 p.46, lezen, kijken naar een tekst
2 p.46 spreken en luisteren, aantekeningen maken herkennen van tekstrelaties: 4 p.95, lezen, doel en middelen 5 p. 125, lezen, feiten en meningen 6 p.153, lezen, argumenten 7 p.180, lezen, verwijswoorden 8 p.207, oorzaak en gevolg
3 p.62, lezen, oriënterend en globaal lezen 4 p.90, lezen, zoekend lezen 5 p.125, lezen, algemene uitspraken en voorbeelden 5 p.150, informatie, documentatiemap maken (ook bronvermelding) 6 p.154, lezen, argumenten, ook conclusie en tegenstellingen 6 p.180, informatie, informatie verwerken selecteren o.b.v. doel, hoofdgedachte en publiek 7 p.185, lezen, adviezen: doel, middel, voorwaarde 8 p.217, lezen, oorzaak en gevolg 8 p.240, informatie, grafieken en tabellen
1 p.7, lezen, leesstrategieën 2 p.40, lezen, samenvatten (hoofdgedachte en alineaindeling) 3 p.70, lezen, verbanden in een tekst 5 p.138, lezen, kritisch lezen
3 p. 75 spreken en luisteren, een instructie begrijpen en een instructie zelf geven 4 p.103 spreken en luisteren, overleggen om een doel te bereiken
7 p.195, spreken en luisteren, vergaderen (agenda, voorzitter, besluitvorming) 8 p.227, spreken en luisteren, discussiëren
2 p.49, spreken, luisteren en kijken, gesprekken voeren 5 p.149, spreken, luisteren en kijken, discussie (beeldvormend en besluitvormend)
- conclusies trekken
de waarde en betrouwbaarheid aangeven van de informatie bepalen of (deel)vragen met betrekking tot het onderwerp beantwoord zijn
3. de presentatiefase - presenteren van informatie
voorbereiden presentatie
doel- en publieksgericht presenteren
104
1 p.15, schrijven, onderwerp en hoofdgedachte
4 p.112, informatie, bronnen en betrouwbaarheid
4 p.133, informatie, betrouwbaarheid van informatie (medium, bronnen, deskundigheid, onafhankelijkheid) 5 p.138, lezen, kritisch lezen 5 p.149, spreken, luisteren en kijken, discussie (beeldvormend en besluitvormend)
1 p.14, schrijven, verzorgd schrijven, fouten verbeteren 2 p.55, schrijven, verzorgd schrijven, alinea’s maken 3 p.95, schrijven, verzorgd schrijven, zinnen splitsen 4 p.138, schrijven, verzorgd schrijven, letters en opmaak 4 p.141, spreken en luisteren, spreekbeurt voorbereiden, o.a. met spiekbriefje 5 p.174, verzorgd schrijven, tekstverwerken en opmaak 6 p.220, verzorgd schrijven, formeel en informeel
4 p.100, schrijven, het uiterlijk van een tekst 5 p130, schrijven, tekstverwerken 6 p.158, schrijven, begin en slot 7 p.185, schrijven, herschrijven
2 p.43, spreken en luisteren, spreekbeurt 3 p.67, schrijven, je woorden kiezen 7 p.190, schrijven, verslag (persoonlijk, zakelijk, chronologisch)
1 p.12, schrijven, verslag 3 p.78, schrijven, artikel 3 p.99, informatie, informatie presenteren, onder andere tekst en beeld 4 p.116, spreken, luisteren en kijken, betogende spreekbeurt 5 p.168, informatie, opiniëren examenvoorbereiding: spreekbeurt met vragen een discussie een gesprek
1 p.19, spreken en luisteren, vertellen, rekening houden met luisteraars
2 p.43, schrijven, doelgericht schrijven 3 p.72, schrijven, publiekgericht schrijven
2 p.40, schrijven, vier schrijfdoelen en publiek (interesse + voorkennis) 2 p.43, spreken en luisteren, spreekbeurt 5 p.133, spreken en luisteren, presentatie: tips en aanwijzingen
4 p.104, lezen, doel en tekstsoort
reacties van publiek ontvangen (en reageren) 4. de evaluatiefase - proces en product
reflecteren op proces Reflecteren op product reflecteren op beroep en leren
105
2 p.43, spreken en luisteren, spreekbeurt
Overzicht kennis en vaardigheden in Taallijnen vbo.mavo (De cijfers verwijzen naar hoofdstukken) Fase
Activiteit
Leerjaar 1
Leerjaar 2
Leerjaar 3
Leerjaar 4: examenmodule sectorwerkstuk
1. de voorbereidingsfase - onderwerp en vragen
onderwerp (kiezen)
5, p. 108, lezen: wat is het onderwerp? thema 2, p. 150: orientatie op onderwerp
1. p.10: lezen, onderwerp tekst 3, p. 59: spreken, onderwerp (=beschrijving van ..) gegeven. thema 1: ond. gegeven, brainstormen met w+h vragen 4, p.89: schrijven, onderwerp gegeven 6: p. 135: interview (keuze uit drie onderwerpen) thema 2: ond. gegeven, orienteren met w+hvragen
2, p.37: schrijven, onderwerp gegeven thema 1: onderwerp kiezen (uit 8)
orienteren op onderwerp en taak 1) bedenk een onderwerp
106
5, p. 133: spreken en luisteren, ond. voor beoordeling kiezen (met voorbeeld)
doel en publiek (kiezen)
5, p. 108: lezen, voor wie is tekst bedoeld? 6, p. 130: lezen, schrijver heeft doel (info geven, mening, overtuigen) 7, p. 162: lezen: doel van de schrijver
1, p. 10: lezen, bedoeling van de schrijver 1, p. 11: schrijven, publiek 4, p 89: schrijven: doel en publiek (gegeven)
2, p. 37: schrijven, doel + publiek gegeven thema 1: gegeven (klas en informatie geven) 4, p. 89: schrijven, keuze uit 3 5, p. 113: spreken en luisteren: keuze uit 5? 6, p. 138: schrijven, gegeven
hoofvraag (formuleren)
thema 1: onderzoeksvraag (gegeven) thema 2: onderzoeksvraag (gegeven) 7,p. 162, lezen: wat is de hoofdgedachte?
2, p. 30: lezen, hoofdgedachte schrijver thema 1: onderzoeksvraag (gegeven) thema 2: onderzoeksvraag (gegeven)
thema 1, p. 79: onderzoeksvraag bedenken (een goede vraag is een ruime vraag
deelvragen (formuleren)
thema 1: vragen bij onderzoeksvraag (gegeven) thema 2: vragen bij onderrzoeksvraag (gegeven)
3,p .56: schrijven, w+h vragen (meer voorkennis, dan als deelvragen. 4, p. 89, idem
thema 1: onderzoeksvraag in deelvragen opsplitsen (kun je vraagwoorden voor gebruiken)
voorbereiden: 2) bedenk een onderzoeksvraag
2. de uitvoeringsfase - informatie verzamelen
plan van aanpak
thema 2: afspraken maken voor het verzamelen van informatie
thema 1: onderzoeksplan (activiteitenlijst en werkverdeling)
thema 1: onderzoeksplan (naam, taken en planning)
voorbereiding: 3) maak met de groep een onderzoekplan en houd een logboek bij
bronnen kiezen (internet, bibliotheek, interview, enquete, teksten, gesprek) verschillende soorten bronnen gebruiken: schriftelijke, mondelinge audio-visuele en ictbronnen
thema 1: gegevens verzamelen thema 2: interview (voorgeschreven, vragen ook) 7, p. 174: register
2, p.44: opzoeken: inhoud en register thema 1: artikelen en boeken en mondelingen info 4, p. 89: schijven: w en h vragen (voorkennis) diverse hoofdstukken kennismaking met: internet, encyclopedie, bibliotheek, audiovisuele info 5, p. 120, opzoeken: zoeken en info selecteren 6, p. 135: spreken/luisteren: interview, vragen bedenken en stellen
2, p. 37: brainstormen w en h vragen 3, p.60: schrijven, bronvermelding thema 1: internet en overige p. 212 e.v.: nieuwe media (ook zoeken op internet
uitvoering: 4) verzamel gegevens, noteer waar je ze gevonden hebt
1, p.15: luisteren: t-schema 2, p.30, lezen: samenvatting 3, p. 59: spreken: onderwerpen ordenen thema 1: dossier 6, p. 142: opzoeken: t-schema hoofd- en bijzaken
3, p. 56: lezen: hoofdzaken samenvatten per alinea teham 1: info ordenen in eigen woorden
uitvoering: 5) bewerk (verwerk) gegevens: inhoudselementen selecteren, bij elkaar leggen, gevonden info in eigen woorden samenvatten
thema 1: in onderzoeksdossier: antwoord op onderzoeksvragen
thema 1: dossier + antwoord op onderzoeksvraag
uitvoering: 6) stel je antwoord/conclusie op
- informatie verwerken begrijpen lezen en luisteren (selecteren en ordenen) informatie bewerken: samenvatten, tabel maken,schema maken
- samenwerken met partner(s)
overleggen informatie begrijpelijk uitleggen reageren op elkaar afspraken maken
- conclusies trekken
de waarde en betrouwbaarheid aangeven van de informatie
107
thema 1: elkaar vertellen wat je met het interview te weten bent gekomen
bepalen of (deel)vragen met betrekking tot het onderwerp beantwoord zijn 3. de presentatiefase - presenteren van informatie
voorbereiden presentatie
Doel- en publieksgericht presenteren
2, p. 34: schrijven, schrijfplan: (wat schrijf je per alinea) schrijven en herschrijven 2, p. 27, spreken: voornaamste punten op papier thema 1: overzicht; wat moet in verslag
thema 1: keuze poster, spreekbeurt, folder
2, p. 37: schrijven en herschrijven
5, p. 113: oefenen spreken (opbouw van een beoordeling (waarbij oordeel & argumenten)
thema 1: keuze uit brochure, spreekbeurt, tentoonstelling
3, p. 57: schrijfwijzer (geen oefening)
3, p. 59, spreken: spreken voor publiek
thema 1: 4, p. 91: presenteren + overtuigen
reacties van publiek ontvangen (& reageren)
4. de evaluatiefase - proces en product
108
thema 1: in nabespreking wordt gevraagd naar wat klasgenoten ervan vonden
reflecteren op proces
thema 1: nabespreking: ging samenwerking goed? tevreden over gevonden info? thema 2: nabespreking: interview en dossier: ging goed/matig/slecht?
thema 1: nabespreking
thema 1: nabespreking
Reflecteren op product
thema 1: vind je het werkstuk goed? thema 2: we vinden onze krand goed/matig/slecht
thema 1: nabespreking
tehma 1: nabespreking. onderzoeksdossier en schriftelijke eindpresentatie
reflecteren op beroep en leren
uitvoering: 7) verstrek de gevonden informatie in een presentatie
reflectie: 8) bespreek met je groep het werk na.
Overzichtverzicht kennis en vaardigheden in Op Niveau plus Methode Op nieuw niveau (deel 1), Op niveau plus (deel 2, 3 en 4), vmbo-k/g/t /vm Op nieuw niveau, mbo-k/g/t deel 1, 2002, Utrecht/Zutphen, ISBN 90-06-10043-9 Op niveau plus, vm, deel 2, 1998, Utrecht /Zutphen, ISBN 90-03-23105-2 Op niveau plus, vmbo/mavo gemengd, theoretisch, deel 3, 1998, Utrecht /Zutphen, ISBN 90-03-23120-6 Op niveau plus, vmbo/mavo gemengd, theoretisch, deel 4, 1998, Utrecht /Zutphen, ISBN 90-03-23135-4 Fase
Activiteit
Leerjaar 1
1. de voorbereidingsfase - onderwerp en vragen
onderwerp (kiezen)
1 p.20, lees vaardig, onderwerp en titel 1 p.25, schrijf vaardig, onderwerp en titel
doel en publiek (kiezen)
3 p.84, over lezen, bedoelingen van schrijvers (zes voorbeelden van doelen) 4 p.135 lees vaardig, publiek en tekstdoel (vijf tekstdoelen) 4 p.139, schrijf vaardig, publiek en tekstdoel (drie voorbeelden) 5 p. 181, spreken, kijken en luisteren, overtuigen en overhalen (spreekdoelen)
2. de
109
Leerjaar 2
2 p.69, schrijfwijzer, publiek en doel (drie doelen)
Leerjaar 3
Leerjaar 4: examenmodule sectorwerkstuk
1 p.32, schrijf wijzer, onderwerp en hoofdgedachte
p.207 het sectorwerkstuk: onderwerp kiezen en afbakenen
1 p.29, zakelijk lezen, publiek, doel, tekstsoort
1 p.33, zakelijk lezen: tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen
hoofdvraag (formuleren)
p.207 het sectorwerkstuk: onderzoeksvragen opstellen
deelvragen (formuleren)
p.207 het sectorwerkstuk: onderzoeksvragen opstellen
plan van aanpak
bij schrijf vaardig in ieder blok: voorbereiden, uitvoeren, elkaars werk bekijken p.232, werkwijzer schrijfvaardigheid
bij schrijfwijzer in ieder blok: voorbereiden, uitvoeren, hoe ging het? p.240, werkwijzer spreekbeurt
bronnen kiezen
1 p.21, lees vaardig, manieren
1 p.29, snuffelen, informatie en
1 p.57, verrijking + 3 p.151 verrijking + 4 p.204, verrijking : oefenopdracht (sector)werkstuk in drie stappen: voorbereiding, uitvoering, afsluiting en evaluatie) p.208 het sectorwerkstuk: een schrijfplan maken 1 p.22, spreken en luisteren, een
2 p.106, oriëntatie op je
uitvoeringsfase - informatie verzamelen
(internet, bibliotheek, interview, enquete, teksten, gesprek) verschillende soorten bronnen gebruiken: schriftelijke, mondelinge audiovisuele & ict-bronnen
- informatie verwerken (selecteren en ordenen)
begrijpend lezen & luisteren
110
informatie bewerken: samenvatten, tabel maken,schema maken
van lezen (zoekend, globaal, grondig, studerend) 1 p.29, informatie, informatie en informatiebronnen (woordenboek en internet) 2 p.62, schrijf vaardig, informatie verzamelen en kiezen (woordweb) 2 p.70, informatie, bibliotheek (soorten informatie) 3 p.105, informatie, bibliotheek (onderwerpen van informatieve boeken) 4 p.148, informatie, internet als informatiebron (websites, zoekmachines en e-mail)
informatiebronnen 2 p.73, snuffelen, naar de bibliotheek (drie zoekingangen) 3 p.109, schrijf wijzer, stof verzamelen (brainstormen, vragen stellen, discussiëren, interviewen, stof opzoeken) 3 p.113, snuffelen, krant, radio, televisie en internet 4 p.136, spreken, luisteren en kijken, gegevens verzamelen en ordenen van tv-programma’s (incl. spreekbeurt) 4 p.152, snuffelen, inhoud en register p.241 werkwijzer het houden van een interview
enquête houden 1 p.35, schrijf wijzer, stof verzamelen en ordenen (brainstormen, vragen stellen, dicussiëren, iemand interviewen, stof opzoeken) 2 p.62, kijken, spreken, luisteren, een discussie houden 3 p.190, spreken en luisteren, interview p.276, het interview: voorbereiding, uitvoering, verwerking
toekomst: interview en groepsgesprek 4 p.201, oriëntatie op je toekomst: verslag en interview p.209 het sectorwerkstuk: info verzamelen en zoekstrategieën bedenken p.209 het sectorwerkstuk: een tijdplanning maken p.230 zakelijk lezen: oriënteren, studerend lezen, evaluatie
4 p.164, snuffelen, gegevens ordenen (filmtitels)
1 p.36, samenvatten (acht stappen) 1 p.58, oefenopdracht gedocumenteerd schrijven 2 p.89, zakelijk lezen, samenvatten 2 p.110, schrijven op basis van documentatie 3 p.134, samenvatten 4 p.183, samenvatten p.209 het sectorwerkstuk: informatie verzamelen en opbergen in een documentatiemap p.210 het sectorwerkstuk: informatie verwerken in een kladversie
- samenwerken met overleggen partner(s) informatie begrijpelijk uitleggen reageren op elkaar afspraken maken - conclusies trekken
de waarde en betrouwbaarheid aangeven van de informatie bepalen of (deel)vragen met betrekking tot het onderwerp beantwoord zijn
3. de presentatiefase - presenteren van informatie
voorbereiden presentatie
111
6 p.236, spreken. luisteren en kijken, vergaderen: overleggen en beslissen
3 p.101, spreken, kijken en luisteren, spreekbeurt houden (m.n. voorbereiden, reflectie vooral op taalgebruik)
2 p.73, spreken, luisteren en kijken: vergaderen
3 p.98, spreken en luisteren, feit 3 p.116, tekstverbanden, of mening + mening en redenen oorzaak/gevolg, tegenstelling, 5 p.178, bewering en argument middel/doel 3 p.105, spreken en luisteren, soorten argumenten (feiten, ervaring, moreel, emotioneel) 4 p.154, zakelijk lezen, tekstverbanden
1 p.34, zakelijk lezen, tekstverbanden 2 p.84, zakelijk lezen: inleiding en slot 2 p.87, zakelijk lezen, tekstverbanden 3 p.123, spreken, luisteren en kijken, soorten argumenten (zakelijk, moreel, emtioneel) 3 p.131, zakelijk lezen, tekstverbanden: opsomming en voorwaarde p.230 zakelijk lezen: evaluatie
1 p.15, spreken en luisteren, een spreekbeurt voorbereiden 4 p.148, schrijf wijzer, begin en eind van een tekst 6 p.214, spreken, luisteren en kijken, een discussie houden (regels, argumenten) werkwijzer zakelijke tekst schrijven
1 p.21, spreken en luisteren, de spreekbeurt: beoordelingsschema voor schoolonderzoek p.211 het sectorwerkstuk: de netversie schrijven p.228, werkwijzer de spreekbeurt: stappenplan voorbereiding p.229, werkwijzer het interview: voorbereiding, uitvoering, verwerking p.231 zakelijke tekst schrijven: voorbereiding, uitvoering, schrijfdoelen, (zelf) beoordelen, info zoeken, verzamelen en beoordelen, vermelding infobronnen
1 p.21, spreken en luisteren, de spreekbeurt (voorbereiden, beluisteren en beoordelen, evaluatie) 2 p.74, schrijf wijzer, opbouw van een tekst 3 p.118, schrijf wijzer, betoog – artikel 5 p.206, schrijf wijzer, artikel p.274, de spreekbeurt, stappenplan voorbereiding p.279, zakelijke tekst schrijven: voorbereiding, uitvoering
doel- en publieksgericht presenteren
5 p.179, schrijf vaardig, tekstsoort, tekstdoel, hoofd- en bijzaken 6 p.225, over taal, lichaamstaal
2 p.57, spreken, luisteren en kijken, een spreekbeurt houden (begin en eind + tips) werkwijzer schrijfdoelen
p.279, zakelijke tekst schrijven: voorbereiding, uitvoering p.280, schrijfdoelen (verhalend en zakelijk)
p.246 werkwijzer voor het beoordelen van je eigen of elkaars werk
1 p.21, spreken en luisteren, de spreekbeurt (voorbereiden, beluisteren en beoordelen, evaluatie) p.280, beoordelen van je eigen of elkaars werk bij zakelijk schrijven
p.214 schema sectorwerkstuk: indeling, uiterlijke verzorging, controlelijst
reacties van publiek ontvangen (& reageren) 4. de reflecteren op proces evaluatiefase - proces en product reflecteren op product
reflecteren op beroep en leren
112
2 p.106, oriëntatie op je toekomst: interview en groepsgesprek 4 p.201, oriëntatie op je toekomst: verslag en interview
Overzicht kennis en vaardigheden in Schoolslag Methode Schoolslag 1 vm/vmbo, 1998, Amsterdam, Meulenhoff Educatief, ISBN 90 280 1113 7 2 vm/vmbo, 1999, Amsterdam, Meulenhoff educatief , ISBN 90 280 5949 0 3/4 vmbo, 2000, Amsterdam, Meulenhoff educatief , ISBN 90 280 55638 6 Naslag Examenmodule Fase
Activiteit
Leerjaar 1
Leerjaar 2
Leerjaar 3/4
Leerjaar 4: examenmodule sectorwerkstuk
naslag (voor alle leerjaren)
1. de voorbereidingsfase onderwerp en vragen
onderwerp (kiezen)
p. 110 schrijven: brainstormen p. 112 bruikbare woorden in een brainstorm selecteren p. 245: voorbereiden en uitvoeren van een onderzoek: onderwerp kiezen
p. 190: onderzoek doen: keuze uit 4 onderwerpen, ll mogen ook zelf bedenken
p. 117 e.v. onderzoek doen: onderwerp bedenken
p. 170: voorbeelden van onderwerpen die twee vakken bestrijken
p. 98: interview: bepaal onderwerp p. 99: presentatie: bedenk onderwerp p. 105: onderzoek doen: bepaal onderwerp p. 110: zakelijke brief: bepaal onderwerp
doel en publiek (kiezen)
113
p. 64: doel van een creatieve p. 170: stappenplan: presentatie. onderwerp, doel en p. 138: luisteren en kijken: publiek kiezen doel en publiek van tvprogramma's herkennen
p. 99: presentatie: bedenk wat doel en publiek is p. 105: onderzoek doen: bepaal doel en doelgroep p. 107: samenvatten: bedenk wat doel en doelgroep van de tekst is p. 110: zakelijke brief: bepaal doel en publiek
hoofdvraag (formuleren)
p.55: lezen: hoofdvraag bedenken bij een informatietekst (door te lezen krijg je antwoord op vragen. p. 125 hoofdvraag van een interview p. 202: schrijven: hoofdvraag bedenken voor het schrijven van een verslag p. 245 onderzoek: hoofdvraag bedenken voor het uitvoeren van een onderzoek
p. 5: interview, voorspel de hoofdvraag p. 15: interview, stappen p. 57 informatie opzoeken: hoofdvraag bedenken voor onderzoekje p. 75: presentatie: hoofdvraag bedenken p. 191: onderzoek doen: hoofdvraag bedenken
p.118: onderzoek doen: hoofdvraag bedenken p. 229: opbouw ingezonden brief: in inleiding onderwerp & hoofdvraag
p.171: examentip: beperk p. 98: interview: schrijf je hoofdvraag op je hoofdvraag p. 99: bedenk hoofdvraag p. 105: onderzoek doen: bedenk hoofdvraag (uitgebreide criteria) p. 107: samenvatting: schrijf hoofdvraag van de tekst op
deelvragen (formuleren)
p. 88: lezen: hoofdvragen en subvragen vinden in een tekst p. 92 + 95: idem p. 202: schrijven: subvragen bedenken voor het schrijven van een verslag p. 245: onderzoek: subvragen bedenken voor het doen van onderzoek
p. 55 subvragen bedenken p. 57 informatie opzoeken: subvragen bedenken voor een onderzoekje p. 75: presentatie, subvragen bedenken p. 191: onderzoek doen: subvragen bedenken
p.118: onderzoek doen: subvragen bedenken p. 229: opbouw ingezonden brief: in kern subvragen beantwoorden p. 271: hulp bij subvragen vaststellen in een tekst p.285: hulp bij subvragen bedenken
p. 170: in stappenplan: relevante onderzoeksvragen formuleren
p. 99: presentatie: bedenk subvragen p. 105: bedenk subvragen (uitgebreide cirateria) p. 107: schrijf subvragen van de tekst op
p. 81: presentatie, plannen in je agenda
div. plekken: in groep afspraken maken over taakverdeling
p. 173: formulier voor planning sectorwerkstuk
p. 98: interview: aanpak p. 99: presentatie: aanpak p. 105: onderzoek doen: aanpak ook: bedenk hoe je informatie gaat
plan van aanpak
p. 173: examentip: houd je planning in de gaten
114
verzamelen p. 107: samenvatting: aanpak p. 110: zakelijke brief: aanpak ook: bepaal welke aanpak je kiest: schrijfplan of zonder schrijfplan 2. de uitvoeringsfase - informatie verzamelen
bronnen kiezen (internet, bibliotheek, interview, enquete, teksten, gesprek) verschillende soorten bronnen gebruiken: schriftelijke, mondelinge audiovisuele & ict-bronnen
p. 125-131: interview: opbouw van een interview & vragen stellen
p. 7 e.v.: oefenen met interviewen p. 51: eenvoudige bronnotatie p. 55 in naslagwerken p. 176: interview: zoeken op zoek naar opbouw, vragen antwoord op subvraag stellen & verslag p. 57: informatie uitbrengen opzoeken, naslagwerken voor p. 245: onderzoek: onderzoekje informatie p. 191: eigen verzamelen & soorten onderzoek doen: bronnen informatie verzamelen
p. 119: onderzoek doen: informatie verzamelen en samenvatten p. 121 onderzoek doen: interviewen p.213:informatie zoeken over films p. 216: bronvermelding p. 286: hulp bij informatie verzamelen
p. 172: naslagwerken raadplegen p. 171: informatie verzamelen: teksten samenvatten en schematiseren p. 172: kijken en luisteren, interview houden p. 172: omgaan met moeilijke woorden p. 172: bronnotatie: een titelbeschrijving maken
p. 98: interview: bepaal wie je gaat interviewen p. 99: presentatie: bepaal welke bronnen je gaat raadpleren, bepaal waar je informatie gaat zoeken p. 105: verzamel informatie en vat die samen
- informatie verwerken (selecteren en ordenen)
begrijpen lezen & luisteren informatie bewerken: samenvatten, tabel maken, schema maken
p. p. 23: lezen: tekst verkennen en onderwerp voorspellen p. 46: luisteren: stappen voor precies/selectief luisteren naar uitleg P. 125 verslaglegging van een interview p. 246: onderzoek uitvoeren: achter
p. 12-17: samenvatten: m.b.v. hoofd- en subvragen uit tekst p. 13: aantekeningen maken bij subvragen uit tekst p. 27-29: samenvatten p. 34: stappen voor samenvatten p.122: informatie ordenen p.271: hulp bij aantekeningen maken p.273: hulp bij inhoud en
p. 171: informatie verzamelen: teksten samenvatten en schematiseren p. 172: kijken en luisteren, interview houden
p. 98: interview, uitveren: schrijf antwoorden op
115
p. 52, 56; aantekeningen maken, antwoord op subvragen p. 92: lezen en aantekeningen maken: hoofd- en subvragen in een schema, daarbij de antwoorden aantekenen p. 165: een schema maken: informatie in een tekst in schema
p. 172: omgaan met moeilijke woorden
p. 105: onderzoek doen: orden de informatie p. 107: samenvatting: maak aantekeningen van de informatie bij hoofden subvragen
- samenwerken met partner(s)
116
overleggen informatie begrijpelijk uitleggen reageren op elkaar afspraken maken
subvragen de belangrijkste informatie noteren p. 247: onderzoek uitvoeren: informatie samenvatten
zetten, gebruikmakend vorm samenvatting van hoofd- en subvragen van die tekst p. 170: luisteren, aantekeningen maken van uitleg, gebruik makend van een schema met hoofd- en subvragen p. 191: informatie in een gegevensbestand zetten
p. 15: regels voor samenwerken p. 243 samenwerkend leren: rolverdeling bij samenwerken (voorzitter, regelaar, verslaggever, tijdbewaker en coach) p. 248: onderzoek uitvoeren: informatie uitwisselen
p. 27: samenwerken, meningen p. 28: taken voorzitter p. 49: rol van regelaar p. 94: rol van verslaggever p. 131: de rol van coach p. 122: informatie uitwisselen en presenteren, onderzoekje, leerlingen wisselen gevonden uit
p. 168: een werkoverleg houden: de bedoeling van de spreker * wat je kunt zeggen: om een mening te geven ,voorstel te doen (p.168), verschil aangeven (p. 191) opsomming geven (p. 194), vergelijken (p. 217), wel of niet eens zijn (p. 227), voorstel (p. 248), uitleggen woord/begrip (p. 258), niet uitgesproken zijn, niet begrijpen wat iemand bedoelt (p. 265) p. 296: hulp bij informatie vragen en geven
- conclusies trekken
de waarde en betrouwbaarheid aangeven van de informatie bepalen of (deel)vragen met betrekking tot het onderwerp beantwoord zijn
3. de presentatiefase - presenteren van informatie
voorbereiden presentatie
p. 229: opbouw in ingezonden brief: in slot conclusie p. 247: betrouwbare informatie: punten om betrouwbaarheid te beoordelen
p. 199: schrijven: een schrijfplan maken met een groepje p. 202 schrijfplan voor een verslag p. 248: onderzoek uitvoeren: een schrijfplan maken met een groepje
doel- en publieksgericht presenteren
117
p. 251: schrijven verslag onderzoek: criterai voor goed verslag
p. 72, 75: een presentatie houden, spreekplan, inleidingkern-slot p. 194: verslag van onderzoek, 1e versie laten lezen door leerlingen met criteria en verbeteren
p. 73, 77: presentatie: manieren om je verhaal boeiend maken
p. 59 e.v. blok 3: creatieve presentatie (toneel, cabaret, presenteren gedicht) beschouwen en daarna uitvoeren p. 123: schrijfplan maken, (aanpak 1), of schrijven en later verbeteren (aanpak 2) p. 238: opbouw van een artikel p. 305: hulp bij oopbouw van een artikel p. 291: hulp bij schrijfproduct verbeteren
p. 98: interview: terugkijken: bedenk of je tevreden bent over het resultaat
p. 172: een verslag schrijven p.173: een presentatie houden
p.99: presentatie: maak een spreekplan p. 101: schrijven, schrijfaanpak. 2 Aanpakken: m.b.v. schrijfplan, of meteen schrijven en later goede ordening p. 105: onderzoek doen: schrijf een verslag of breng verslag uit p. 107: schrijf de samenvatting p. 110: zakelijke brief: schrijf de brief p. 99: presenteren: criteria voor presenatatie (interessant etc)
reacties van publiek ontvangen (& reageren)
4. de evaluatiefase - proces en product
p. 204: schrijven: herschrijven n.a.v. reacties van anderen p. 253: onderzoek uitvoeren: herschrijven van verslag op basis van commentaar medeleerlingen
reflecteren op proces na iedere taak in logboek vragen over hoe leerlingen het hebben aangepakt en wat ze moeilijk vonden
Reflecteren op product
Op div. plekker elkaar beoordelen en bespreken
na ieder thema: vragen over hoe leerlingen het hebben aangepakt, wat ze moeilijk vonden, enz. na iedere taak in logboek vragen over hoe leerlingen het hebben aangepakt en wat ze moeilijk vonden
p. 204: schrijven: p. 83: presentatie: criteria voor een goed criteria waaraan goede presentatie voldoet verslag p. 254: onderzoek uitvoeren: elkaars verslag beoordelen Na iedere taaltaak in logboek reflecteren op product
118
p. 29: elkaars samenvatting beoordelen en bespreken met behulp van vragen.
p. 194: verslag van onderzoek: vragen over vorm en inhjoud van het verslag Na iedere taaltaak in logboek reflecteren op product
p. 63: wat je kunt zeggen als je een oordeel geeft
p. 240: criteria voor een goed artikel
p. 98: interview: bedenk of je tevreden bent, dingen anders aan gaat pakken p. 99: presentatie: idem p. 105: onderzoek doen: idem p. 107: idem p. 110:zakelijke brief: p. 181 docentenhandleiding: criteria voor een schriftelijk werkstuk
p. 98: interview, terugkijken, bedenk of je tevreden bent over het resultaat, criteria voor een goed resultaat p. 182 p. 99: presentatie idem docentenhandleiding: p. 105: onderzoek doen: criteria voor een idem sectorwerkstuk in de p. 107: samenvatting vorm van een presentatie idem, + taalmiddelen voor opsomming, argument, conclusie p. 110: zakelijke brief: terugkijken, bedenk of je tevreden bent over het resultaat, criteria voor
een goed resultaat taalmiddelen voor opsomming, tijdsvolgorde, samenvatten reflecteren op beroep en leren
119