Handleiding
Sectorwerkstuk
2012
‐2013
1
Inhoud
1.
2.
Instructie
sectorwerkstuk
.................................................................................................
4
Het
stappenplan
................................................................................................................
5
Stap
1:
Het
samenstellen
van
tweetallen
binnen
de
sector.
................................................
5
Stap
2:
Keuze
van
het
onderwerp
.........................................................................................
5
Stap
3:
De
onderzoeksvraag
/
deelvragen
............................................................................
5
Stap
4:
De
vorm
....................................................................................................................
6
Stap
5:
Het
plan
van
aanpak
.................................................................................................
7
Informatie
verwerven
.......................................................................................................
8
Informatie
verwerken
.......................................................................................................
8
Antwoord
en
conclusie
formuleren
..................................................................................
8
Stap
7:
De
eindpresentatie
...................................................................................................
8
Stap
8:
De
nabespreking
.......................................................................................................
9
BIJLAGE
1
Het
logboek
............................................................................................................
10
BIJLAGE
2
Bronnenlijst
bij
het
sectorwerkstuk
.......................................................................
16
BIJLAGE
3
Het
schriftelijke
verslag
..........................................................................................
18
Uiterlijke
verzorging
van
het
(papieren)
werkstuk
.............................................................
19
BIJLAGE
4
Het
tijdpad
en
de
beoordeling
...............................................................................
20
BIJLAGE
5
Het
beoordelingsformulier
.....................................................................................
21
BIJLAGE
6
Toelichting
bij
het
gebruik
van
het
beoordelingsformulier
presentatie
................
22
BIJLAGE
7
De
groepsindeling
..................................................................................................
23
2
Inleiding
Voor
eindexamenkandidaten
van
de
Mavo
is
het
maken
van
een
sectorwerkstuk
een
verplicht
onderdeel
van
het
examen.
Het
sectorwerkstuk
is
een
soort
bekroning
van
datgene
wat
je
aan
kennis
en
vaardigheden
hebt
geleerd
binnen
de
door
jou
gekozen
sector.
Het
sectorwerkstuk
is
allereerst
bedoeld
om
na
te
gaan
of
je
in
voldoende
mate
beschikt
over
zogenaamde
‘algemene
vaardigheden’.
Dit
zijn
vaardigheden
die
je
bij
alle
vakken
nodig
hebt
en
die
je
later
tijdens
je
vervolgopleiding
goed
van
pas
komen.
Je
moet
hierbij
denken
aan
vaardigheden
als:
samenwerken,
plannen,
raadplegen
van
informatiebronnen,
presenteren
enz.
Het
werkstuk
moet
door
je
begeleider(s)
als
voldoende
of
goed
beoordeeld
worden.
Bij
het
beoordelen
van
het
sectorwerkstuk
wordt
zowel
de
inhoud
als
de
manier
waarop
je
het
gemaakt
hebt
beoordeeld
(zie
beoordelingsmodel).
Een
onvoldoende
beoordeling
betekent
geen
diploma.
De
beoordeling
en
de
titel
van
het
sectorwerkstuk
worden
apart
op
je
diploma
vermeld.
Daarnaast
telt
het
werkstuk
mee
als
cijfer
voor
een
praktische
opdracht
voor
het
vak
Nederlands.
De
mondelinge
presentatie
telt
mee
als
pta‐toets,
ook
voor
het
vak
Nederlands.
De
beoordeling
wordt
dus
altijd
gedaan
door
twee
docenten
(een
docent
van
een
van
de
sectorvakken
en
door
een
docent
Nederlands).
Een
negatieve
beoordeling
krijg
je
als
overduidelijk
blijkt
dat
je
niet
zelf
het
onderzoek
hebt
gedaan
en
niet
het
werkstuk
(of
delen
ervan)
hebt
geschreven.
Dan
is
er
sprake
van
fraude.
Fraude
wordt
gemeld
bij
de
examencommissie.
3
1. Instructie
sectorwerkstuk
Algemeen
• Het
werkstuk
moet
per
leerling
een
studielast
van
minimaal
20
klokuren
omvatten.
Deze
uren
moet
je
in
een
logboek
verantwoorden.
• Het
sectorwerkstuk
moet
over
een
onderwerp
gaan
dat
binnen
een
vak
van
je
sector
past.
De
sectoren
zijn:
Zorg
en
Welzijn
;
Techniek
;
Economie
of
Landbouw.
Het
onderwerp
moet
verder
te
maken
hebben
met
je
vervolgopleiding
of
latere
beroep.
• Een
sectorwerkstuk
wordt
meestal
gemaakt
door
tweetallen
die
in
dezelfde
sector
zitten.
Beide
leerlingen
dienen
een
logboek
bij
te
houden.
Je
mag
het
werkstuk
ook
alleen
maken.
• Het
sectorwerkstuk
heeft
de
vorm
van
een
schriftelijk
verslag
en
een
mondelinge
presentatie
aan
de
hand
van
een
PowerPointpresentatie.
• In
een
logboek
wordt
door
de
leerling
en
door
de
begeleider
en
de
docent
Nederlands
bijgehouden
hoever
je
met
je
werkstuk
bent
gevorderd,
welke
afspraken
gemaakt
worden
en
wat
de
tussentijdse
beoordelingen
zijn.
• Je
krijgt
een
docent
van
een
van
de
sectorvakken
als
begeleider
toegewezen.
Daarnaast
wordt
ook
tijdens
de
lessen
Nederlands
aandacht
aan
het
maken
van
het
sectorwerkstuk
besteed.
• Je
zult
verschillende
stappen
moeten
zetten
om
tot
een
goed
resultaat
te
komen.
Die
opeenvolging
van
de
diverse
stappen
heet
het
stappenplan.
Al
het
materiaal
wordt
aangeleverd
via
It’s
Learning.
• In
het
sectorwerkstuk
moet
minstens
één
sectorvak
aan
bod
komen.
• De
begeleider
beoordeelt
het
schriftelijke
verslag.
Het
cijfer
daarvoor
telt
mee
als
praktische
opdracht
voor
het
vak
Nederlands.
De
docenten
Nederlands
beoordelen
de
mondelinge
presentatie.
De
presentatie
telt
mee
als
pta‐toets
voor
het
vak
Nederlands.
Samen
vormen
de
toegekende
punten
voor
het
verslag
en
de
mondelinge
presentatie
de
eindbeoordeling
onvoldoende,
voldoende
of
goed.
Bij
een
onvoldoende
beoordeling
krijg
je
geen
diploma.
4
2. Het
stappenplan
Je
volgt
in
totaal
8
stappen.
Je
houdt
bij
elke
stap
een
logboek
bij.
Het
logboek
vind
je
in
bijlage
1.
Stap 1: Het samenstellen van tweetallen binnen de sector.
•
Bepaal
eerst
met
wie
je
je
onderzoek
wilt
doen.
Je
kunt
natuurlijk
een
vriend(in)
vragen
om
met
je
samen
te
werken,
maar
het
is
maar
de
vraag
of
je
dezelfde
belangstelling
voor
bepaalde
onderwerpen
hebt
en
of
jullie
kwaliteiten
elkaar
aanvullen.
Het
kan
heel
handig
zijn
als
je
iemand
kiest
binnen
je
klas,
maar
het
is
niet
verplicht.
•
Beoordelingscriteria
‐
Tweetal
samen
in
dezelfde
klas?
‐
Zelfde
belangstelling?
Stap 2: Keuze van het onderwerp
• • • • •
Kies
zelf
een
onderwerp.
Neem
vooral
iets
wat
je
interesseert
en
iets
wat
te
maken
heeft
met
je
toekomstige
studierichting
of
beroep.
Denk
aan
actuele
onderwerpen
die
aansluiten
bij
je
sector.
Als
je
er
helemaal
niet
uitkomt
kun
je
bij
je
mentor
of
de
begeleidende
docenten
aankloppen.
Laat
het
onderwerp
dat
je
hebt
gekozen
goedkeuren
door
de
vakdocent
(van
het
vak
waar
je
onderwerp
over
gaat)
voordat
je
verder
gaat.
Let
er
goed
op
dat
je
onderwerp
niet
te
breed
is.
Dus
niet
“milieuverontreiniging”
maar
bijvoorbeeld
“
Hoe
is
in
onze
gemeente
de
afvalscheiding
geregeld?”.
Beoordelingscriteria
‐
Past
het
onderwerp
in
de
sector?
‐
Is
het
een
origineel
onderwerp?
‐
Kun
je
er
voldoende
informatie
over
vinden?
Stap 3: De onderzoeksvraag / deelvragen
Bij
elk
sectorwerkstuk
hoort
een
onderzoeksvraag.
Zonder
een
goede
vraagstelling
is
het
onmogelijk
een
goed
product
te
maken.
Het
resultaat
van
je
werkstuk
is
afhankelijk
van
een
goede
vraagstelling.
Zorg
er
voor
dat
je
vraagstelling
niet
te
algemeen
is.
Je
moet
met
je
vraagstelling
echt
naar
een
bepaald
probleem
vragen.
5
Er
zijn
verschillende
typen
onderzoeksvragen:
• Beschrijvend:
op
basis
van
een
onderzoek
beschrijf
je
een
persoon,
bedrijf
of
situatie.
Bijvoorbeeld:
Hoe
ziet
een
werkdag
van
een
kraamverzorgster
eruit?
• Vergelijkend:
bekijk
overeenkomsten
en
verschillen.
Bijvoorbeeld:
Wat
is
het
verschil
tussen
een
directiesecretaresse
en
een
administratief
medewerkster?
• Verklarend:
je
zoekt
antwoord
op
de
vraag:
“Hoe
komt
het
dat
…..?”
Bijvoorbeeld:
Hoe
werkt
een
elektrische
installatie
van
een
woonhuis?
• Voorspellend:
je
onderzoekt
hoe
iets
in
de
toekomst
zal
kunnen
zijn.
Bijvoorbeeld:
Heeft
mobiel
internet
toekomst?
• Probleemoplossend:
doe
een
voorstel
om
een
probleem
op
te
lossen.
Is
er
een
oplossing
voor
het
energieprobleem?
• Beoordelend:
aangeven
waarom
iets
wel
of
niet
nuttig
of
goed
is.
Bijvoorbeeld:
Is
het
voor
mij
rendabel
om
een
eigen
zaak
te
beginnen?
Kies
de
hoofdvraag;
een
vraag
die
de
inhoud
van
je
sectorwerkstuk
samenvat.
Die
hoofdvraag
splits
je
op
in
een
aantal
deelvragen
die
het
onderwerp
verder
uitdiepen.
Deze
vragen
kunnen
prima
dienen
als
(hoofdstuk)indeling
van
je
werkstuk.
Stap 4: De vorm
Nu
je
onderwerp
en
onderzoeksvraag
vaststaan,
kies
je
de
juiste
vorm
(zie
schema
hieronder).
Kies
wel
een
vorm
waarvan
je
weet
dat
het
je
zal
lukken
om
een
goed
sectorwerkstuk
te
maken.
Beoordelingscriteria
‐
Past
mijn
onderzoeksvraag
bij
één
van
de
typen?
Voorbeelden
van
de
vorm
en
de
vraagstelling
bij
een
sectoronderzoek
Sector
Vorm
Onderwerp
Hoofdvraag
Zorg/welzijn
Vergelijkend
Pleeggezin
of
Wat
is
het
verschil
adoptie
tussen
het
adopteren
van
een
kind
en
het
plaatsen
van
een
kind
in
een
pleeggezin?
Techniek
Verklarend
Elektrische
Hoe
werkt
een
installatie
elektrische
installatie?
6
Deelvragen
Wat
is
adoptie?
Wat
is
een
pleeggezin?
Is
er
een
verschil
tussen
de
kinderen?
Wat
zijn
de
kosten?
Welke
materialen?
Wat
zijn
de
kosten?
Wie
installeert?
Hoe
werkt
het
geheel?
Hoe
wordt
gecontroleerd?
Hoe
zie
de
bouwtekeningen
eruit?
Techniek
Probleem‐
oplossend
Energie
Is
er
een
oplossing
voor
het
energieprobleem?
Economie
Waarde‐
bepalend
Een
eigen
zaak
Is
het
aantrekkelijk
voor
mij
om
een
eigen
zaak
te
beginnen?
Economie
Voorspellend
Mobiele
telefonie
Heeft
de
mobiele
telefonie
toekomst?
Landbouw
Beschrijvend
Tuinaanleg
Hoe
leg
je
een
tuin
aan?
Welke
soorten
energie
zijn
er?
Hoeveel
olie
is
er
nog?
Wat
is
er
mogelijk
in
Nederland?
Wat
is
groene
energie?
Waar
haal
ik
vergunningen?
Welke
opleidingen?
Wat
zijn
de
kosten?
Wat
voor
zaak
wil
ik?
Wil
ik
personeel?
Hoe
kom
ik
aan
personeel?
Wat
is
mobiele
telefonie?
Wat
zijn
de
voordelen?
Wat
zijn
de
nadelen?
Wat
zijn
de
kosten?
Voor
we
beginnen….
Wat
zijn
de
kosten?
Welke
planten
en
materialen?
Hoe
is
de
indeling?
Wie
legt
de
tuin
aan?
Stap 5: Het plan van aanpak
Als
je
de
onderzoeksvraag
hebt
geformuleerd,
moet
je
een
plan
gaan
bedenken
om
die
vraag
te
gaan
beantwoorden.
In
zo’n
plan
moet
bijvoorbeeld
iets
staan
over:
• Het
verzamelen
van
informatie
over
je
onderwerp
in
een
documentatiemap;
• Het
ordenen
van
gegevens
die
je
nodig
hebt;
• Het
voorbereiden
van
de
presentatie,
het
maken
van
het
verslag;
• Het
maken
van
het
sectorwerkstuk
• Bij
het
verzamelen
van
de
juiste
informatie
kun
je
gebruik
maken
van
verschillende
bronnen:
boeken,
tijdschriften,
kranten,
naslagwerken,
interview,
enquête,
dvd’s,
televisie
en
internet.
Van
al
je
bronnen
bewaar
je
kopieën
of
samenvattingen
in
een
documentatiemap.
• Je
bent
bovendien
verplicht
de
gebruikte
bronnen
op
een
aparte
bronnenlijst
te
vermelden.
Vermeld
bij
een
krant
dus
ook
de
datum,
bij
een
tijdschrift
het
nummer,
bij
een
internetpagina
het
complete
adres,
enz.
Neem
nooit
letterlijk
iets
over
uit
een
bron,
want
dat
is
strafbaar.
Je
mag
wel
citeren
maar
dan
moet
je
erbij
zetten
uit
welke
bron
je
citaat
is.
7
Je
kunt
bovenstaande
activiteiten
onder
elkaar
zetten
en
gaan
plannen
hoeveel
tijd
je
nodig
denkt
te
hebben
voor
elk
onderdeel
van
je
plan
en
wanneer
je
denkt
aan
dat
onderdeel
te
gaan
werken.
Schrijf
de
ingeroosterde
data
op
(uiterste
data
van
beoordelingen
per
onderdeel
vind
je
in
bijlage
5,
het
beoordelingsformulier).
Let
erop
dat
je
bij
een
opdracht
die
je
wilt
uitvoeren
in
je
plan
van
aanpak
de
taken
goed
verdeelt.
Het
sectorwerkstuk
dient
op
maandag
11
maart
klaar
te
zijn!!
Houd
daar
in
het
plan
van
aanpak
rekening
mee.
Stap 6: Het onderzoek Informatie
verwerven
Maak
je
niet
afhankelijk
van
één
bron,
bijvoorbeeld
van
digitale
informatie
(internet).
Schriftelijke
informatie
(een
goed
boek
of
een
geschikte
documentatiemap)
is
vaak
net
zo
handig.
En
vergeet
zeker
niet
om
mondelinge
informatie
in
te
winnen.
Een
interview
met
een
deskundige
bijvoorbeeld,
levert
je
in
korte
tijd
een
berg
informatie
op.
Maak
in
je
logboek
(bijlage
1)
aantekeningen
over
het
verwerven
van
de
informatie,
ook
van
dingen
die
niet
helemaal
gelukt
zijn.
Juist
van
de
dingen
die
misgaan
kun
je
veel
leren.
Vergeet
niet
in
je
bronnenlijst
(bijlage
2)
op
te
schrijven
waar
je
de
informatie
gevonden
hebt.
Zonder
bronvermelding
is
je
onderzoek
onbetrouwbaar.
Hoe
je
een
bron
vermeldt,
zie
je
in
bijlage
3.
Informatie
verwerken
Dit
is
een
moeilijke
stap.
Met
de
informatie
die
je
gevonden
hebt,
moet
je
de
onderzoeksvraag
en
deelvragen
beantwoorden.
Van
een
gevonden
informatiebron
gebruik
je
dus
alleen
stukjes
informatie
die
passen
bij
jouw
deelvraag
of
deelvragen.
Van
die
gevonden
informatie
maak
je
een
samenvatting:
het
antwoord
op
je
deelvraag.
Die
samenvatting
neem
je
op
in
je
onderzoeksdossier
ofwel
documentatiemap.
Antwoord
en
conclusie
formuleren
Je
documentatiemap
sluit
je
af
met
een
samenvatting.
Dat
is
het
antwoord
op
je
hoofdvraag,
je
onderzoeksvraag.
En
je
voegt
er
een
conclusie
aan
toe.
Dat
is
de
slotsom:
wat
vind
je
nu
je
dit
allemaal
weet?
Stap 7: De eindpresentatie
Wat
je
weet,
ga
je
nu
op
een
nette
manier
aan
anderen
overdragen.
Je
maakt
een
eindpresentatie.
Er
zijn
verschillende
mogelijkheden.
In
ieder
geval
maak
je
een
schriftelijke
presentatie.
Hoe
die
eruit
moet
zien
lees
je
in
bijlage
3.
Daarnaast
geeft
je
een
mondelinge
presentatie.
De
presentaties
moeten
passen
bij
je
onderwerp
en
bij
je
publiek.
Hoe
die
mondelinge
presentatie
beoordeeld
wordt,
zie
je
in
bijlage
6.
8
Stap 8: De nabespreking
Je
kunt
een
aanpak
alleen
verbeteren
als
je
kritisch
kijkt
naar
wat
je
gedaan
hebt.
9
BIJLAGE
1
HET
LOGBOEK
Het
logboek
van:
………………………………………..…………………………………………………
Stap
1
en
2:
de
start
Datum
Tijdsduur
Wat
heb
je
gedaan?
Beoordeling/advies
begeleider
Wie
wordt
mijn
begeleider?
Wat
wordt
mijn
onderwerp?
Vakdocent
akkoord?
Waarom
kies
ik
dit
onderwerp?
Met
wie
werk
ik
aan
mijn
onderzoek?
Datum
Tijdsduur
Begeleider
akkoord?
GO!
10
Het
logboek
van:
……………………………………………………………………………
Stap
3:
de
vraagstelling
Datum
Tijdsduur
Wat
heb
je
gedaan?
Datum
Tijdsduur
Hoofdvraag
Deelvraag
1
Deelvraag
2
Deelvraag
3
Deelvraag
4
Deelvraag
5
Deelvraag
6
Beoordeling/advies
begeleider
Begeleider
akkoord?
GO!
11
Het
logboek
van:
……………………………………………………………………………
Stap
4:
de
vorm
Datum
Tijdsduur
Wat
heb
je
gedaan?
In
welke
vorm
maak
ik
mijn
onderzoek?
Datum
Tijdsduur
Begeleider
akkoord?
12
Beoordeling/advies
begeleider
GO!
Het
logboek
van:
……………………………………………………………………………
Stap
5:
plan
van
aanpak
Wat
ga
je
achtereenvolgens
doen?
Wanneer?
Welke
voorbereiding
is
er
nodig?
Klaar
op:
13
Het
logboek
van:
……………………………………………………………………………
Stap
6:
het
onderzoek
Datum
Tijdsduur
Wat
heb
je
gedaan?
Datum
Tijdsduur
Start
het
echte
onderzoek
op.
Verzamel
informatie.
Leg
een
bronnenlijst
aan
en
vul
het
logboek
steeds
in
als
je
aan
je
onderzoek
werkt.
Zorg
ervoor
dat
je
wekelijks
contact
hebt
met
je
begeleider.
Houd
per
week
je
logboek
bij.
Begeleider
akkoord?
Beoordeling/advies
begeleider
GO!
14
Het
logboek
van:
……………………………………………………………………………
Stap
7:
de
presentatie
Datum
Tijdsduur
Wat
heb
je
gedaan?
Datum
Tijdsduur
Beoordeling/advies
begeleider
Begeleider
akkoord?
15
GO!
BIJLAGE
2
Bronnenlijst
bij
het
sectorwerkstuk
Soort
bron
Overige
gegevens
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
16
Toelichting
• •
Bij
soort
bron
kun
je
bijvoorbeeld
invullen:
boek,
artikel,
interview,enquête,website
Het
is
belangrijk
dat
je
de
bronnenlijst
zo
volledig
mogelijk
invult.
Bijvoorbeeld:
- bij
een
interview
vermeld
je
de
naam
en
het
beroep
van
de
geïnterviewde;
- bij
een
enquête
vermeld
je
de
hoeveelheid
afgenomen
enquêtes
en
de
doelgroep;
- bij
een
boek
vermeld
je
de
auteur
en
de
titel;
- bij
een
artikel
vermeld
je
de
auteur,
de
titel
van
het
artikel
en
de
naam
van
het
tijdschrift
waaruit
je
het
artikel
hebt
gehaald.
17
BIJLAGE
3
Het
schriftelijke
verslag
Het
schriftelijke
gedeelte
van
je
onderzoek
dient
te
bevatten:
1. Titelpagina
Titel,
naam,
sector,
begeleider(s),
datum
van
afsluiting
2. Inhoudsopgave
Hoofdstukken
en
paginanummers
3. Inleiding
Waarom
heb
je
dit
onderwerp
gekozen?
De
algemene
onderzoeksvraag
(hoofdvraag)
en
de
deelvragen.
De
vorm
van
het
onderzoek:
beschrijvend,
vergelijkend
enz.
4. Kern
(het
middenstuk)
Elk
hoofdstuk
krijgt
een
toepasselijke
titel.
Elk
hoofdstuk
vormt
een
afgerond
geheel
en
gaat
in
op
één
deelvraag.
5. Nawoord
(slot)
Hierin
geef
je
een
samenvatting
van
het
antwoord
op
de
belangrijkste
onderzoeksvragen
of
een
conclusie
die
uit
het
onderzoek
kan
worden
getrokken.
6. Bronnenlijst
Deze
lijst
bevat
een
overzicht
van
alle
informatiebronnen
die
bij
het
onderzoek
zijn
gebruikt.
De
vermelding
moet
in
alfabetische
volgorde
staan.
Bronvermelding
gaat
als
volgt.
• Bij
een
kranten‐
of
tijdschriftartikel
bijvoorbeeld:
o H.
Raaimaker,
“Je
bent
geweldig.”
In:
De
Volkskrant,
12
april
2007
o K.
Nooitgedagt,
“Help
mij
toch.”
In:
BreakOut,
nr.
13,
mei
2004
• Bij
een
boek
bijvoorbeeld:
o C.
Kaketoe,
Leer
vliegen
in
5
minuten,
uitgeverij
Kwartel,
Den
Haag
2005
o Bij
een
deel
van
een
boek
of
naslagwerk
ook
de
paginanummers
vermelden.
• Bij
een
internetpagina
bijvoorbeeld:
o www.ikleerlezen.nl
• Bij
een
interview
bijvoorbeeld:
o C.
Evers,
makelaar
te
Den
Haag
• Bij
televisie
of
dvd
bijvoorbeeld:
o “Mag
het
licht
uit?”
RTL
5,
4
december
2003
18
Uiterlijke verzorging van het werkstuk
-
getypt
in
Word
A‐4
formaat
netjes
en
verzorgd
titelpagina
en
illustraties
mogen
in
kleur
cursiveren
en
vet
zijn
toegestaan,
maar
wees
er
zuinig
mee
lettergrootte
niet
meer
dan
12
regelafstand
1
(standaard)
na
kop
of
titel
een
witregel
invoegen
elk
hoofdstuk
begint
op
een
nieuwe
pagina
pagina’s
doorlopend
nummeren
taalgebruik
en
spelling
dienen
correct
te
zijn
Bewaar
zelf
een
digitale
kopie.
Inleveren
via
It’s
Learning.
19
BIJLAGE
4
Het
tijdpad
en
de
beoordeling
Datum
deadlines
28
november
2012
Beoordelingsmoment
12
december
2012
BM1
19
december
2012
6
februari
2013
BM1
her
BM2
13
februari
2013
13
maart
2013
BM2
her
BM3
20
maart
2013
11
t/m
15
maart
2013
20
maart
2012
BM3
her
BM4
Onder
voorbehoud!!!
evaluatie
22
maart
2012
Eindcijfer
(behaalde
punten
gedeeld
door
105)
20
Inhoud
Start
maken
sectorwerkstuk
(stap
3
en
stap
5
voorbereiden).
Onderzoeksvraag
en
deelvragen
(stap
3)
Plan
van
aanpak
(stap
5).
Stap
6:
het
onderzoek
/
documentatie
Stap
7:
de
schriftelijke
presentatie
(werkstuk)
Stap
7:
de
mondelinge
presentatie
Logboek/nakomen
afspraken
Score
Maximaal
10
punten
Maximaal
20
punten
Maximaal
40
punten
Maximaal
25
punten
Maximaal
10
punten
Maximaal
105
punten
BIJLAGE
5
Het
beoordelingsformulier
Naam:
Onderwerp:
Begeleider:
Onderdeel
Beoordelingsmoment
1
Plan
van
aanpak
Onderzoeksvraag
en
deelvragen
Beoordelingsmoment
2
Is
er
voldoende
informatie?
Beoordelingsmoment
3
Verzorging
Taalgebruik
Opbouw
(logisch,
goede
omvang,
bronvermelding)
Beoordelingsmoment
4
Afspraken
nagekomen
met
begeleider
(logboek)
Eindresultaat
Cijfer
21
Max.
score
5
pnt.
(her
4
pnt.)
5
pnt.
(her
4
pnt.)
totaal
20
pnt.
(her
10
pnt.)
totaal
10
pnt.
(her
8
pnt.)
20
pnt.
(her
10
pnt.)
10
pnt.
(her
8
pnt.)
totaal
25
pnt.
(geen
her)
10
pnt.
(geen
her)
totaal
totaal
totaal
score
BIJLAGE
6
Toelichting
bij
het
gebruik
van
het
beoordelingsformulier
presentatie
Het
formulier
telt
8
categorieën,
welke
zijn
behandeld
tijdens
de
lessen
Nederlands.
Voor
elke
categorie
kunnen
max.
3
punten
behaald
worden,
behalve
voor
het
criterium
verstaanbaarheid.
Daarvoor
kunnen
max.
4
punten
behaald
worden.
Het
maximaal
aantal
te
behalen
punten
is
25.
Om
een
cijfer
te
bepalen
wordt
het
aantal
punten
gedeeld
door
2,5
en
de
uitkomst
afgerond
op
een
heel
getal.
1.
Is
het
doel
duidelijk?
slecht
(0
p)
matig
(1
p)
voldoende
(2
p)
goed
(3
p)
2.
Publieksgerichtheid
slecht
(0
p)
matig
(1
p)
voldoende
(2
p)
goed
(3
p)
3.
Spreek‐
/
schrijftaal
slecht
(0
p)
matig
(1
p)
voldoende
(2
p)
goed
(3
p)
4.
Verstaanbaarheid:
tempo
onvoldoende
(0
p.)
voldoende
(0,5
p.)
volume
onvoldoende
(0
p.)
voldoende
(0,5
p.)
intonatie
onvoldoende
(0
p.)
voldoende
(0,5
p.)
uitspraak
onvoldoende
(0
p.)
voldoende
(0,5
p.)
oogcontact
onvoldoende
(0
p.)
voldoende
(0,5
p.)
houding
onvoldoende
(0
p.)
voldoende
(0,5
p.)
pauzes
onvoldoende
(0
p.)
voldoende
(0,5
p.)
taalgebruik
onvoldoende
(0
p.)
voldoende
(0,5
p.)
5.
Voorlezen
/
los
van
de
tekst
slecht
(0
p)
matig
(1
p)
voldoende
(2
p)
goed
(3
p)
6.
Structuur
slecht
(0
p)
matig
(1
p)
voldoende
(2
p)
goed
(3
p)
7.
Gebruik
van
hulpmiddelen
slecht
(0
p)
matig
(1
p)
voldoende
(2
p)
goed
(3
p)
afwijking
max.10
%
=
goed
(3
p)
8.
Tijd
(afwijking
van
streeftijd,
10
afwijking
10‐20
%
=
voldoende
(2
p)
minuten
per
persoon)
afwijking
20‐30
%
=
matig
(1
p)
afwijking
meer
dan
30
%
=
slecht
(0
p)
Totaal
behaalde
aantal
punten:
…………….
Evt.
cijfer
.................
22
BIJLAGE
7
De
groepsindeling
23
Indeling
sectorwerkstuk
Vakdocent/begeleider
Naam
Klas
ZM4A
ZM4A ZM4A ZM4A ZM4A ZM4A ZM4A ZM4A ZM4A ZM4A ZM4A ZM4A ZM4A ZM4A ZM4A ZM4A ZM4A ZM4A
Adem
Kösedag
Anass
Alioui
Boutaina
el
Yousfi
Cem
Sahin
Iliass
Azahnoun
Ismail
Aakil
Khalid
Ouali
Kwabena
Bonsu
Miryam
el
Hajjami
Mouhsin
Bouchahbar
Nevin
Arslantas
Salwa
Chtatou
Sanjay
Sant
Seher
Kösedag
Siham
Hedi
Souhail
Aoulad
Ali
Theresia
Druiventak
Yasmina
Ben
Ali
Adnan
Akbas
Furkan
Eren
Habib
Karnaz
Hasan
Öner
Heba
Heba
Abaas
Gaber
Sleem
A.
Jamil
Wiashi
Jason
Dogah
Karima
Azahriw
Kinza
Hussain
Meggie
Korstanje
Rabha
Daouayry
Saad
Brahimi
Salima
Azahnoun
Séfora
Bernabela
Shemaila
Duvesmeen
Ahmed
Viteshkoemar
Nandkoemar
Zekeriya
Ülgen
24
ZM4B
ZM4B ZM4B ZM4B ZM4B ZM4B ZM4B ZM4B ZM4B ZM4B ZM4B ZM4B ZM4B ZM4B ZM4B ZM4B ZM4B
docent
Nederlands
/
mentor
NTM
NTM
NTM
NTM
NTM
NTM
NTM
NTM
NTM
NTM
NTM
NTM
NTM
NTM
NTM
NTM
NTM
NTM
HLN
HLN HLN HLN HLN HLN HLN HLN HLN HLN HLN HLN HLN HLN HLN HLN HLN