Grip op psychosociale veerkracht 1. Inleiding “Vertrouwen geeft een samenleving veerkracht en daadkracht. In Nederland hebben burgers en maatschappelijke organisaties door de jaren heen bewezen grote veranderingen in de wereld en in onze eigen maatschappij te kunnen opvangen.” Zo begint in 2004 de Troonrede van de Koningin1. De Nederlandse overheid wil deze veerkracht en daadkracht onder burgers vergroten. Maar, zoals de Koningin in haar rede vervolgt: “Hernieuwd vertrouwen moet ook gebaseerd zijn op maatschappelijke samenhang. De overheid kan dat niet alléén realiseren. Het zijn burgers, maatschappelijke organisaties en sociale partners die vorm geven aan de Nederlandse samenleving”. Een uitspraak die past in de lijn van een terugtrekkende overheid die wil vertrouwen op de zelfredzaamheid van de burger. De overheid kan immers niet alles voorzien of regelen, en burgers kunnen doorgaans goed voor zichzelf zorgen. Zo ook op psychosociaal gebied. Het overgrote deel van de mensen die een mogelijk traumatische gebeurtenis meemaakt, ontwikkelt geen psychische klachten en kan na verloop van tijd weer normaal functioneren. En dat vaak zonder tussenkomst van professionals.2 Al in de jaren ’70 en ’80 werd de interesse voor psychosociale veerkracht gewekt, vooral bij sociale wetenschappers. De focus ligt hierbij op de persoonlijke eigenschappen en externe processen die ervoor zorgen dat mensen een schokkende gebeurtenis te boven komen. In die periode van veerkrachtonderzoek was er voornamelijk aandacht voor kinderen die onder zeer moeilijke omstandigheden opgroeiden, maar zich toch ontwikkelden tot evenwichtige, goed functionerende volwassen.3 Onder andere door problematiek rond klimaatverandering en geopolitieke ontwikkelingen, is veerkracht de laatste twee decennia breder op de kaart gezet. Rampen zoals Orkaan Katrina en de tsunami van 2004, en terroristische aanslagen in New York, Londen, Bali en Madrid hebben geleid tot een groeiende hoeveelheid onderzoek naar de mate waarin niet alleen individuen, maar ook sociale systemen schokken kunnen absorberen en zich kunnen aanpassen aan nieuwe situaties. Bovenal is de interesse naar de factoren die er aan ten grondslag liggen toegenomen, zodat deze capaciteiten versterkt kunnen worden.4 De toename in wetenschappelijke aandacht komt overeen met de wens vanuit de overheid om de zelfredzaamheid en de daaraan gerelateerde veerkracht van burgers te stimuleren. Voor die overheid is het van belang meer grip te krijgen op het begrip veerkracht. Veerkrachtige burgers behoeven immers in principe minder ondersteuning, zodat de overheid haar capaciteiten en middelen elders in kan zetten. Om daadwerkelijk grip te krijgen op veerkracht is het belangrijk dat een aantal vragen wordt beantwoord. Een voor de hand liggende, maar niet eenduidig beantwoorde vraag is wat veerkracht is. Hoewel de meesten van ons zich hier wel een voorstelling bij kunnen maken en er ook in de wetenschap een algemeen idee over veerkracht lijkt te bestaan, staan we nog ver van consensus over een sluitende definitie.5 In dit hoofdstuk wordt toegelicht waarom een dergelijke definitie nog niet bestaat, gevolgd door een beschouwing van overeenkomstige elementen en accentverschillen. Daarnaast gaat in dit hoofdstuk aandacht uit naar factoren die in de literatuur naar voren komen als sterk samenhangend met veerkracht. Ten slotte wordt de praktische waarde van deze kennis behandeld.
1
Troonrede, 2010. Norris et al., 2002; Te Brake et al., 2008, Van der Velden et al., 2006. 3 Luthar et al., 2000; Bonanno et al., 2006; Earvolino-Ramirez, 2007; Masten, 2007; Norris et al., 2008 4 Kelly & Adger, 2000; Connor et al., 2003; Bonanno, 2004; Bonanno et al., 2007; Berke & Campanella, 2006; Berkes, 2007; Claus-Ehlers, 2008; Norris et al., 2008; Colten et al., 2008; Moser, 2008; Ursano et al., 2008; Bonanno & Mancini, 2008; Fischer & Ai, 2008; Butler et al., 2009 5 Rutter, 1993; Tobin, 1999; Luthar et al., 2000; Bonanno, 2004; Folke, 2006; Norris et al., 2008; Masten, 2007; Moser, 2008 2
1
2. Definities van veerkracht6 Het veerkrachtonderzoek in de afgelopen decennia laat een breed scala aan definities zien. In tabel 1 is een lijst met 23 omschrijvingen van veerkracht weergegeven. Hoewel zij van elkaar verschillen, wordt na bestudering duidelijk dat alle auteurs een focus leggen op de capaciteit van individuen en gemeenschappen om terug te veren na een schokkende gebeurtenis. Ondanks deze gemeenschappelijke basis, plaatsen auteurs verschillende accenten die een verklaring bieden voor de afwezigheid van een eenduidige definitie van veerkracht. De definities verschillen op drie hoofdpunten: - veerkracht als karaktertrek versus een proces of capaciteit; - het individuele versus het gemeenschappelijke niveau; - de contextafhankelijkheid van veerkracht. Deze worden in het navolgende besproken.
6
Er is een systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd in de zoekmachines Pubmed, Embase en Picarta in de periode april – september 2009. Daarnaast zijn de referenties van sleutelpublicaties nagekeken op overige relevante bronnen. Er is gezocht naar publicaties die een focus hadden op definities van veerkracht, de theorie achter veerkracht en studies die veerkracht meetbaar probeerden te maken en daarmee een inzicht geven in de factoren die geassocieerd zijn met het concept. De focus van dit hoofdstuk ligt op psychosociale veerkracht. Dit houdt in dat gekeken is naar veerkacht vanuit het individu en naar persoonlijke eigenschappen en externe processen die het te boven komen van een schok door individuen beïnvloeden. Er zijn echter ook publicaties meegenomen die veerkracht op het schaalniveau van gemeenschappen centraal stellen. Publicaties refererend aan ecologische of economische veerkracht zijn niet opgenomen, omdat deze buiten de scope van de studie vallen. Van de in totaal 313 aangetroffen relevante publicaties, zijn er 69 opgenomen. Deze literatuur is gepubliceerd tussen 1989 en 2009, maar meer dan de helft van de publicaties (40) is afkomstig uit de periode 2005-2009. Er is grotendeels geput uit Engelstalige literatuur, hoewel ook enkele Nederlandse artikelen zijn opgenomen.
2
Tabel 1: Een overzicht met veerkrachtdefinities Auteur
Analyseniveau
Definitie
1
Adger, 2000
Gemeenschap
2
Adger et al. 2005
Systeem
3
Ahmed et al., 2004
Individu
4
Ahmed et al., 2004
Gemeenschap
5
APA, 2010
Individu
6
Block & Kremen, 1996 Bonanno & Mancini, 2008
Individu
8
Butler et al., 2007
Individu
9
Colten et al., 2008
Gemeenschap
10
Egeland et al., 1993 in: Sonn & Fisher, 1998 Ganor & Ben-Lavy, 2003
Individu
The ability of groups or communities to cope with external stresses and disturbances as a result of social, political and environmental change. The capacity of linked social-ecological systems to absorb recurrent disturbances such as hurricanes or floods so as to retain essential structures, processes, and feedbacks. The observation that some individuals, in spite of adverse circumstances, do not develop negative outcomes but overcome life’s hazards. Those features of a community that in general promote the safety of its residents and serve as a specific buffer against injury and violence risks and, more generally, adversity. Process of adapting well in the face of adversity, trauma, tragedy, threats or even significant sources of stress – such as family and relationship problems, serious health problems or workplace and financial stressors. It is bouncing back from difficult experiences. A personality trait characterized by the stable ability to overcome negative experiences and to adapt to a permanently changing world. The ability of adults in otherwise normal circumstances who are exposed to an isolated and potentially highly disruptive event such as the death of a close relation or a violent or life-threatening situation to maintain relatively stable, healthy levels of psychological and physical functioning, as well as the capacity for generative experiences and positive emotions. Maintenance or achievement of a relatively low level of distress and/or a high level of psychological well-being. A community or region’s capability to prepare for, respond to and recover from significant multihazard threats with minimum damage to public safety and health, the economy and national security. The capacity for successful adaptation, positive functioning or competence…despite high-risk status, chronic stress, or following prolonged or severe trauma. The ability of individuals and communities to deal with a state of continuous, long-term stress, which causes gaps between environment stimuli and their functional coping behaviour. The persistence of relationships within a system; a measure of the ability of these systems to absorb changes of state variables, driving variables, and parameters, and still persist. The process of, capacity for, or outcome of successful adaptation despite challenging or threatening circumstances. Resilience could be viewed as the intrinsic capacity of a system, community or society predisposed to a shock or stress to adapt and and survive by changing its non-essential attributes and rebuilding itself. The capacity to withstand change for some time, but also, past a certain point, to transform while continuing or regaining the ability to provide essential functions, services, amenities or qualities. A dynamic process encompassing positive adaptation within the context of significant adversity. A process linking a network of adaptive capacities (resources with dynamic attributes) to adaptation after a disturbance or adversity. The personal and community characteristics and processes that promote a capability to ‘bounce back’ and to use physical and economic resources effectively to aid recovery following exposure to hazard activity. The ability of community members to take meaningful, deliberate, collective action to remedy the impact of a problem, including the ability to interpret the environment, intervene and move on. The phenomenon that some individuals have a relatively good outcome despite suffering risk experiences that would be expected to bring about serious sequelae Capacity of a system to absorb disturbance and reorganize while undergoing change so as to still retain essentially the same function, structure, identity and feedbacks. A positive personality characteristic enhancing individual adaptation The capacity to cope with unanticipated dangers after they have become manifest, learning to bounce back.
7
11
Individu
Individu/ gemeenschap
12
Holling, 1973 in: Folke, 2006
Systeem
13
Masten et al., 1990
Individu
14
Manyena, 2006
Systeem
15
Moser, 2008
Individu/gemee nschap
16
Luthar et al., 2000
Individu
17
Norris et al. 2008
Gemeenschap
18
Paton, 2001
Gemeenschap
19
Pfefferbaum, 2005 in: Norris et al., 2008 Rutter, 2007
Gemeenschap
21
Walker, 2004 in: Berkes, 2007
Systeem
22 23
Wagnild, 2003 Wildavsky, 1991 in: Manyena, 2006
Individu Individu
20
Individu
3
3. Veerkracht: karaktertrek of proces? Een van de prangende vragen waarover in de afgelopen jaren veel discussie is gevoerd, is of veerkracht een (karakter)eigenschap is of een proces. Dit onderscheid is essentieel. Wanneer veerkracht als dispositioneel kenmerk wordt gezien betekent dit dat externe processen weinig tot geen directe invloed hebben op het ontstaan van veerkracht – de sleutel daartoe zit immers al besloten in iemands persoonlijkheid. Volgens deze opvatting zijn het andere positieve karaktereigenschappen die veerkracht tot stand brengen na een schokkende gebeurtenis, zoals doorzettingsvermogen, zelfvertrouwen en ‘zin in het leven’.7 Aan de andere kant wordt veerkracht in de literatuur ook wel omschreven als een proces dat doorlopen kan worden door mensen die een schokkende gebeurtenis hebben meegemaakt. Door gebruik te maken van hun eigen capaciteiten en sociale netwerken kunnen mensen in staat zijn gezond te blijven functioneren. In deze benadering wordt een belangrijke rol ingeruimd voor externe sociale, culturele en institutionele processen. Bijvoorbeeld, in culturen waar er ruimte is voor het uiten van emoties, kan veerkracht versterkt worden.8 De afgelopen jaren is de voorkeur steeds meer uitgegaan naar de procesmatige kijk op veerkracht. Een argument daarvoor is dat ervaringen met potentieel traumatische gebeurtenissen naar verwachting een voortdurende invloed uitoefenen op het functioneren van mensen en hun capaciteiten om nieuw trauma af te wenden. Of iemand veerkracht kan vertonen heeft in die optiek niet alleen te maken met het soort gebeurtenis en de intensiteit daarvan, maar ook met zijn/haar persoonlijke geschiedenis.9 Dit zal in het volgende deel verder toegelicht worden. Van belang is verder notie te nemen van het gegeven dat de twee benaderingen, met enerzijds veerkracht als een karaktertrek en anderzijds als een proces, onverenigbaar lijken. Er heeft zich een “nature versus nurture” debat ontwikkeld, waarbij de invloed die wordt toegedicht aan externe processen een scheidslijn vormt. De twee benaderingen hebben echter gemeenschappelijk dat de aanwezigheid van een steunende context cruciaal is: De aanwezigheid van personen waarop teruggevallen kan worden voor hulp en ondersteuning wanneer een individu het gevoel heeft zijn/haar problemen niet meer aan te kunnen. Hier wordt in het navolgende verder op ingegaan.10 4. Veerkracht: analyseniveau Een ander obstakel dat het komen tot één algemeen geldende definitie in de weg lijkt te staan, is dat veerkracht op verschillende schaalniveaus kan worden gemeten. De overtuiging dat individuele psychosociale veerkracht wordt beïnvloed door externe sociale, culturele en economische processen, heeft geleid tot verhoogde interesse in de veerkracht van gemeenschappen na rampen en schokkende gebeurtenissen. Het is voorstelbaar dat processen op dit niveau een weerslag hebben op individuen. Denk bijvoorbeeld aan het verlies aan werkgelegenheid veroorzaakt door een ramp. Werkloosheid schaadt de dagelijkse routine van burgers en zorgt bovendien voor nieuwe problemen wanneer financiële verplichtingen niet meer nagekomen kunnen worden. Het herbouwen van een gemeenschap na een ramp kan bewoners helpen veerkracht te tonen .11 De relevantie van het gemeenschapsniveau heeft tot nieuwe definities voor veerkracht geleid die zich specifiek richten op het zogenoemde “community resilience”.12 Dit impliceert dat veerkracht voor gemeenschappen wezenlijk anders is dan individuele veerkracht. Het overzicht van definities in tabel 1 laat niettemin zien, dat dit onderscheid overbodig is. Wanneer definities op beide niveaus naast elkaar worden gezet, bijvoorbeeld Colten et al., Pfefferbaum and Norris et al. tegenover Masten, Bonanno & Mancini, Moser, Luthar et al., en Egeland et al., dan vallen drie dingen op. Allereerst omvatten deze definities allen het vermogen tot aanpassing en positief functioneren. Ten tweede is veerkracht pas aan de orde nadat een potentieel traumatische gebeurtenis zich heeft voorgedaan. Veerkracht 7
Block & Kremen, 1996; Luthar et al., 2000; Wagnild, 2003 Sonn & Fisher, 1998; Tobin, 1999; Adger, 2000; Luthar et al., 2000; Ahmed et al., 2004; Bonanno, 2004; Tusaie & Dyer, 2004; Folke, 2006; Rutter, 2007; Colten et. al, 2008; Clauss-Ehlers, 2008; Bonanno & Mancini, 2008 9 Rutter, 1993; Heldring, 2004; Masten, 2007; Rutter, 2007; Maeseele et al., 2008; Bonanno & Mancini, 2008 10 Rutter, 1993; Friborg et al., 2003; Connor & Davidson, 2003; Van der Velden et al., 2006; Te Brake et al., 2008 11 Sonn & Fisher, 1998; Tobin, 1999; Luthar & Cicchetti, 2000; Ahmed et al., 2004; Paton et al., 2001; Ganor & Ben-Lavy, 2003; Cutter & Emrich, 2006; Norris & Stevens, 2007; Norris et al., 2008; Colten et al., 2008; Ursano et al., 2008; Moser, 2008 12 zie Norris et al., 2008 voor een overzicht 8
4
verwordt daarmee tot een retrospectief concept dat vooraf moeilijk te bepalen is. Ten derde komt veerkracht door vergelijkbare interne en externe processen tot uiting.13 Gezien deze overeenkomsten lijkt het creëren van nieuwe definities gericht op gemeenschappen niet nodig of nuttig. 5. Veerkracht: context Ten slotte hangt veerkracht af van de context. De soort schokkende gebeurtenis en de blootstelling eraan hebben effect op het vermogen van mensen normaal te kunnen blijven functioneren. Rampen en schokkende gebeurtenissen zijn nooit identiek, en dit geldt al helemaal voor de manier waarop zij door mensen worden beleefd. Het is goed mogelijk dat iemand veel veerkracht vertoont na een natuurramp, maar zware psychosociale klachten ontwikkelt na de dood van een geliefde. De onvoorspelbaarheid die omstandigheden met zich meebrengen maken dat veerkracht moeilijk vast te stellen is voordat er ook daadwerkelijk iets is gebeurt.14 In wetenschappelijk onderzoek is een differentiatie terug te zien naar verschillende soorten rampen en schokkende gebeurtenissen, zoals natuurrampen15 en (opzettelijk) door de mens veroorzaakte calamiteiten. In de laatste categorie is er in toenemende mate onderzoek gedaan naar de relatie tussen terrorismedreiging en veerkracht.16 Een vraag blijft of een definitie van veerkracht in meerdere specifieke contexten kan worden toegepast of dat hier een onderscheid in gemaakt moet worden, vooral aangezien onderzoek heeft uitgewezen dat de impact van door de mens veroorzaakte rampen aanzienlijk groter is.17 Echter, hoewel variatie in context en effect totstandkoming van veerkracht kunnen bemoeilijken, leiden zij niet tot andersoortige veerkracht. De essentie van het concept veerkracht – het te boven komen van tegenslag – veranderd niet. Het herdefiniëren van veerkracht voor verschillende contexten voegt dan alleen maar toe aan de onduidelijkheid en de lange lijst definities die nu al bestaat. Samenvattend geldt dat ook voor de andere twee genoemde punten (karaktertrek of proces en analyseniveau). Het scheppen van een eenduidige, allesomvattende definitie van veerkracht blijkt een complex en doorlopend proces, waarbij accenten de aandacht van de hoofdzaak, het ‘terugveren’, afleiden. 6. Factoren die veerkracht beïnvloeden Hoewel de discussie over één algemeen geaccepteerde definitie voort duurt, is er in de literatuur wel degelijk consensus over de factoren die geassioceerd zijn met (het vermogen tot) veerkracht. Bij de bespreking van deze factoren, wordt eerst aandacht besteed aan de factoren die op individueel niveau spelen, daarna komen factoren aan bod die op gemeenschapsniveau invloed kunnen uitoefenen op individuen.Ten slotte komen een aantal contextspecifieke aspecten aan de orde. Factoren op individueel niveau Het merendeel van de factoren, volgens de literatuur sterk gerelateerd aan veerkracht, heeft betrekking op de persoonlijkheid van individuen. Mensen die beschikken over relatief veel zelfvertrouwen, autonomie en flexibiliteit, blijken beter in staat om te gaan met crises dan anderen die deze kenmerken in mindere mate bezitten. Het vertrouwen dat deze mensen in zichzelf en hun eigen capaciteiten hebben, resulteert in relatief weinig psychosociale klachten en normale niveaus van functioneren.18 In de door Verleye et al in 2006 ontworpen ResiScope worden deze factoren
13
Masten, 1990; Sonn & Fisher, 1998; Luthar et al., 2000; Bonanno & Mancini, 2008; Colten et al., 2008; Moser, 2008; Norris et al., 2008 14 Bonanno, 2004; Berkes, 2007; Norris et al., 2008; Ursano et al., 2008 15 Paton et al., 2001; Adger et al., 2005; Cutter & Emrich, 2006; O’Brien et al., 2006; Seplaki et al., 2006; Moser, 2008; Colten et al., 2008; Keim, 2008 16 Durodié & Wessely, 2002; Ganor & Ben-Levy, 2003; Archetti & Taylor, 2004; Barnett, 2004; Heldring, 2004; Lemyre et al., 2005; Wessely, 2005; Martin, 2006; Fischer & Ai, 2008; Maeseele et al., 2008; Maguen et al., 2008; Hobfoll et al., 2009 17 Norris et al., 2002; Fischer & Ai, 2008; Ursano et al., 2008 18 Bonanno, 2004; APA, 2010; Bonanno & Mancini, 2008
5
ondergebracht onder de noemer ego-resiliency.19 Dit is is een karaktereigenschap waarover mensen beschikken waarbij het meemaken van een schokkende gebeurtenis niet noodzakelijk is.20 Een andere terugkerende factor is de zogenoemde hardiness. Volgens Bonanno bestaat hardiness uit drie componenten: 1) vastberadenheid in het vinden van een zinvolle invulling aan het leven, 2) het geloof de eigen omgeving en de uitkomst van gebeurtenissen te kunnen beïnvloeden en 3) het geloof te kunnen leren en groeien van zowel positieve als negatieve ervaringen.21 Mensen die over hardiness beschikken kunnen beter omgaan met potentiële traumatische situaties, omdat het een positieve insteek aan dergelijke gebeurtenissen geeft.22 Het aanpassingsvermogen van mensen is een derde factor die positief gerelateerd is aan veerkracht. Dit kan gedefinieerd worden als “the capacity of any human system from the individual to humankind to increase (or at least maintain) the quality of life of its individual members in a given environment or range of environments”.23 Folke (2006) voegt hier aan toe dat deze aanpassingen aan een veranderende omgeving moeten plaatsvinden op een geïnformeerde wijze. Zij moeten niet toevalligerwijs totstandkomen, maar bewust op basis van de voorhanden zijnde informatie. Wanneer individuen dit kunnen, dan zullen zij waarschijnlijk veerkracht vertonen na tegenslag.24 De aanwezigheid van een steunende context, bestaande uit familie en/of vrienden, en het onderhouden van deze contacten behoort ook tot een van de individuele factoren die (het vermogen tot) veerkracht beïnvloeden. Het is een vorm van sociaal kapitaal dat een vangnet biedt aan mensen die het gevoel hebben de gevolgen van een stressvolle situatie niet meer de baas te kunnen. Het vertrouwen dat mensen plaatsen in dit vangnet en ook daadwerkelijk opgevangen worden, zorgt ervoor dat mensen het gevoel hebben niet alleen te staan na een schokkende gebeurtenis, wat een positief effect heeft op hun functioneren.25 De hier bovengenoemde factoren staan centraal in verschillende veerkracht-schalen die tot nu toe zijn ontwikkeld en getest.26 De focus van deze schalen ligt dus hoofdzakelijk op het psychische aspect van veerkracht. Een groeiend aantal onderzoeken wijst echter uit dat ook sociaal-economische factoren een rol spelen. Zaken als geslacht, leeftijd, inkomen, opleiding en etniciteit bepalen ten dele de mate waarin mensen een schok te boven kunnen komen. Zo blijkt dat vrouwen kwetsbaarder zijn dan mannen, onder andere doordat zij rampen en schokkende gebeurtenissen negatiever benaderen. De meest kwetsbare mensen in de samenleving blijken moeders van kleine kinderen, van een etnische minderheid met een laag opleidingsniveau te zijn.27 Een kanttekening die hierbij geplaatst moet worden, is dat de literatuur het niet altijd eenduidig is over deze factoren en of zij veerkracht negatief of positief beïnvloeden. Etniciteit is een voorbeeld van een factor dat onderwerp van discussie is. Tobin (1999) beargumenteert dat het behoren tot een etnische minderheid een negatieve invloed heeft op veerkracht, onder andere door hun vaak achtergestelde positie in de samenleving. Ook Norris & Elrod (2006) hebben in hun literatuurstudie gevonden dat de meeste door hun geraadpleegde onderzoeken een negatief verband aantonen tussen veerkracht en etnische minderheden. Aan de andere kant toont Claus-Ehlers (2008) aan dat vrouwen van een etnische minderheid een sterke etnische indentiteit kunnen hebben, wat volgens haar studie een positief effect zou hebben op veerkracht. Bonanno & Mancini (2008) wijzen erop dat er weinig publicaties voorhanden zijn, maar refereren aan een onderzoek waarin Chinezen een grotere kans hadden veerkrachtig te zijn naar aanleiding van 11 september dan andere etniciteiten. Seplaki et al. (2006) ten slotte, vinden geen significante relatie tussen etniciteit en de aanwezigheid van symptomen van depressie na een aardbeving in Taiwan.28 Steeds meer aandacht wordt ook besteed aan religie en de rol van spiritualiteit. Dit laatste kan gedefinieerd worden als “…a belief in a power apart from one's own existence and implies a 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Verleye et al., in press Luthar et al., 2000 Bonanno, 2004, pp.25 Connor & Davidson, 2003; Bonanno, 2004; Lundman et al., 2007 Gallopín, 2006, pp. 300 Ployhart & Bliese, 2006; Folke, 2006; Gallopín, 2006 Beardslee, 1989; Caplan, 1990; Fukuyama, 2001; APA, 2010; Maeseele et al., 2008; Butler et al., 2009 Wagnild & Young, 1993; Connor & Davidson, 2003; Friborg et al. 2003; Lundman et al., 2007 Fischer & Ai, 2005; Norris & Elrod, 2006; Norris et al., 2007; Bonanno et al., 2007 Tobin, 1999; Norris & Elrod, 2006; Bonanno & Mancini; 2008; Seplaki et al.; 2006
6
connection with a universal force transcending everyday sense-bound reality […] the search for purpose and meaning”.29 Rampen en schokkende gebeurtenissen kunnen een grote impact hebben op het leven van mensen en door hun onvoorspelbare en willekeurige aard, kan het moeilijk zijn voor mensen om ze te accepteren en om te gaan met de gevolgen. Religie en spiritualiteit zouden grip en een gevoel van controle kunnen geven, omdat ze een uitleg geven waarom iets gebeurt.30 Onderzoek gedaan in de Verenigde Staten heeft uitgewezen dat maar liefst 90 procent van de deelnemers teruggrijpen op het geloof om te kunnen omgaan met de terrorismedreiging.31 Interessant is dat een ander onderzoek heeft uitgewezen dat het hebben van sterk religieuze overtuigingen juist negatief correleert met psychosociale gezondheid.32 Ten slotte suggeren diverse auteurs dat eerder meegemaakte traumatische ervaringen een belangrijke rol spelen in veerkracht. Indien verwerkt, kunnen eerdere traumatische ervaringen individuen de kracht en het vertrouwen geven om met nieuwe, potentieel traumatische, gebeurtenissen om te gaan. Zij hebben immers in het verleden al eens tegenslag overwonnen. Bovendien kunnen mensen op deze eerdere ervaringen teruggrijpen voor manieren om de gevolgen het hoofd te bieden.33 Echter, in hun onderzoek naar de veerkracht van New Yorkers na de aanslagen van 11 september, tonen Bonanno et al. aan, dat respondenten zonder traumatische ervaringen de meeste kans hebben om een schok te boven te kunnen komen. In tegenstelling tot respondenten die meerdere traumatische ervaringen in hun leven hebben meegemaakt, waarvan slechts eenderde veerkrachtig bleek te zijn.34 Eerdere traumatische ervaringen kunnen dus een belemmering vormen.35 Hoewel geraadpleegde literatuur geen eenduidigheid biedt over de invloed van bijvoorbeeld religie en etniciteit, is er in grote lijnen overeenstemming over de individuele factoren die naar verwachting gerelateerd zijn aan veerkracht. Factoren op gemeenschapsniveau Hoewel de meeste veerkrachtschalen zich richten op het individu en hun eigenschappen, is er in literatuur bovendien aandacht voor de invloeden die het behoren tot een groep of “community” in de samenleving op een persoon hebben. Met “communities” worden afgebakende geografische gebieden bedoeld waarbinnen mensen een band hebben met elkaar én met de omgeving. In dit verband vinden we factoren die de interactie tussen mensen reflecteren, die gegroepeerd kunnen worden onder sociaal kapitaal. Sociaal kapitaal beschrijft Fukuyama als “an instantiated informal norm that promotes co-operation between two or more individuals”.36 Het draait hierbij om informele netwerken waarbij mensen samenkomen op basis van gezamenlijke waarden. Voorbeelden hiervan zijn familie, vrienden, buren, collega’s en leden van een vereniging. Dergelijke netwerken kunnen (hulp)middelen en steun verstrekken aan iemand die een moeilijke tijd doormaakt. Er zijn twee categorieën van sociaal kapitaal die toegepast kunnen worden op het gemeenschapsniveau: sociale steun en gemeenschapsbanden.37 Het belang van sociale steun is behandeld in de vorige sectie en verschilt hier niet significant van wat is besproken. Gemeenschapsbanden behelzen de relaties die bewoners van een gemeenschap met elkaar en de plek zelf onderhouden. Hoe hechter een gemeenschap en hoe sterker de band met de plek, hoe groter de kans op veerkracht voor zowel de groep als het individu.38 Deze banden kunnen onderverdeeld worden in i) gemeenschapszin: in hoeverre voelen bewoners zich verbonden met hun buren en vertrouwen ze elkaar, ii) verbondenheid met de plaats: in hoeverre hebben mensen een emotionele connectie met de geografische plek en iii) burgerparticipatie: in hoeverre participeren bewoners in activiteiten die worden georganiseerd. De aanwezigheid van deze factoren bevorderen in 29
Connor et al., 2003, pp.487 Connor et al., 2003; Kaplan et al. 2005; Walsh, 2007; Greeff & Loubser, 2008 31 Fischer & Ai, 2005 32 Connor et al., 2003 33 Connor & Davidson, 2003; Walsh, 2007 34 Bonanno et al., 2007 35 Rutter, 2007; Bonanno & Mancini, 2008, Fischer & Ai, 2008: Maguen et al., 2008 36 Fukuyama, 2001, pp.7 37 Fukuyama, 2001; Norris et al., 2008 38 Luthar et al., 2000; Kimweli & Stilwel, 2002; APA, 2010; Berke & Campanella, 2006; Berkes, 2007; Norris & Stevens, 2007; Norris et al., 2008 30
7
algemene zin (het optreden van) veerkracht. Gemeenschapszin, bijvoorbeeld, geeft aan in hoeverre er sprake is van fragmentatie. Wanneer een buurt in grote mate gefragmenteerd is, is het naar verwachting moeilijker om gezamenlijk op te treden tijdens en direct na een ramp of schokkende gebeurtenis. In sommige gevallen kunnen deze factoren ook een belemmerende werking hebben. Wanneer mensen erg gehecht zijn aan hun buurt, kan dit ertoe leiden dat zij niet willen evacueren of dat zij moeilijk kunnen aarden in een nieuwe omgeving. Dit zijn aspecten die een negatieve uitwerking op de psychosociale gezondheid kunnen hebben.39 Hoewel de literatuur zich voornamelijk toespitst op buurten, kunnen deze factoren tot zekere hoogte ook toegepast worden op verenigen en werk. De nadruk in de geraadpleegde literatuur wordt gelegd op het feit dat een gemeenschap meer is dan de som van haar bewoners. Door collectief actie te ondernemen, kan gezamenlijk een ramp of schokkende gebeurtenis het hoofd geboden worden, wat naar verwachting ook de individuele bewoners ten goede zal komen.40 Factoren met betrekking tot rampen en schokkende gebeurtenissen Bij de bespreking van de overeenkomsten en accentverschillen rondom de definiëring van veerkracht kwam de relatie met rampen en schokkende gebeurtenissen al direct en indirect aan de orde. Veerkracht is een relevant verschijnsel binnen de nafase van rampen en schokkende gebeurtenissen. Onderzoeken naar manieren waarop veerkracht kan worden vergroot, kunnen bijdragen aan mogelijkheden om de impact van dergelijke gebeurtenissen zo beperkt mogelijk te houden.41 De link tussen veerkracht en rampen en schokkende gebeurtenissen zorgt echter voor een context waarbinnen additionele factoren een rol gaan spelen in het optreden van veerkracht. Ten eerste, moet de aard en omvang van de ramp of schokkende gebeurtenis in ogenschouw worden genomen. Zo blijkt dat het voor getroffenen relatief gemakkelijker is een natuurramp te boven te komen, dan een terroristische aanslag.42 Daarnaast is van belang hoe omvangrijk de ramp is geweest. Een grotere omvang impliceert een grotere psychosociale impact op mensen, waar de mate van blootstelling aan de gebeurtenis meespeelt. Wanneer iemand langdurig is blootgesteld of de intensiteit van de blootstelling is hoog geweest, dan is de kans op het ontwikkelen van psychosociale klachten, zoals Posttraumatisch Stress Syndroom of depressie, verhoogd.43 Niet alleen directe blootstelling is dan van belang. Ook indirecte blootstelling via (herhaalde) mediabeelden verhoogt het risico op klachten.44 Ten tweede neemt ook de overheid op een aantal manieren een prominente rol in. Allereerst, is de wederzijdse relatie tussen burgers en overheid van belang. Vertrouwen is hierin cruciaal. De mate waarin burgers geloven in de capaciteiten van de overheid én de informatie die zij verspreidt, heeft invloed op de potentie tot veerkracht. Het bepaalt deels in hoeverre mensen naar advies van de overheid zullen handelen. Wanneer het vertrouwen laag is, is het waarschijnlijk dat informatie van de overheid genegeerd wordt en mensen vertrouwen op andere bronnen zoals de media, vrienden en familie. Dit kan schadelijk zijn voor de fysieke én de psychische gezondheid van burgers.45 Hier direct aan gerelateerd is de manier waarop de overheid met het publiek communiceert. Informatie moet snel komen, feitelijk, duidelijk en niet tegenstrijdig zijn. Dit draagt er toe bij dat mensen zo goed mogelijk geïnformeerd zijn en geeft hen de mogelijkheid te reageren op een manier die hun veiligheid en (lange termijn) welzijn bevordert.46 Essentieel is dat de overheid ook eerlijk aangeeft wat zij niet weet en zich niet laat verleiden tot het doen van valse geruststellende uitspraken.47 Dat dit weleens misgaat, laat het onderzoek van Archetti & Taylor uit 2004 zien. Een aantal casestudies wordt aangehaald waarbij de Britse overheid zich tijdens periodes van verhoogde terrorismedreiging en aanslagen op alarmerende en tegenstrijdige manieren uitliet over de situatie. Zulke uitspraken boden 39
Paton et al., 2001; Kimweli & Stilwel, 2002; Norris et al., 2008 Tobin, 1999; Adger et al., 2005; Folke, 2006; Ahmed et al., 2007 41 Paton et al., 2001; Seplaki et al., 2001; Heldring, 2004; Colten et al., 2008 42 Norris et al., 2002 43 Norris et al., 2002; Connor & Davidson, 2003; MacFarlane & Norris, 2006; Gallopín, 2006; Bonanno et al., 2006; Ursano et al., 2008 44 Butler et al., 2009; Fischer & Ai, 2008; MacFarlane & Norris, 2006 45 Archetti & Taylor, 2004; Heldring, 2004; Lemyre et al., 2005; Wessely, 2005; Maeseele et al., 2008 46 Heldring, 2004 47 Rogers et al., 2007 40
8
ruimte aan geruchten en speculatie en zorgden er bovendien voor dat burgers op zoek gingen naar andere (mogelijk onbetrouwbare) bronnen van informatie.48 Onderzoek uitgevoerd in België heeft aangetoond dat wanneer de bevolking geen vertrouwen plaatst in wat de overheid communiceert, zij in verschillende media op zoek zullen gaan naar informatie. Echter, hoe actiever andere bronnen worden geraadpleegd, des te groter de kans dat zij klachten zullen ontwikkelen en hoe banger zij zich voelen onder de dreiging.49 Tabel 2 biedt een samenvattend overzicht van enkele factoren die op grond van de literatuur in verband worden gebracht met veerkracht in het licht van rampen en schokkende gebeurtenissen. De factoren in de linkerkolom zijn naar verwachting van invloed op veerkracht op het individuele niveau, de in de middelste kolom op het gemeenschapsniveau, en de factoren in de rechterkolom beïnvloeden waarschijnlijk de veerkracht op beide niveaus.
48 49
Durodié & Wessely, 2002; Archetti & Taylor, 2004; Wessely, 2005, Maeseele et al., 2008 Verleye et al., in press; Maeseele et al., 2008
9
Tabel 2 Consensus over factoren in relatie to rampen en schokkende gebeurtenissen Individueel niveau
Gemeenschapsniveau
Beide niveaus
Ego-resiliency Hardiness
Sociale steun Gemeenschapszin
Aanpassingsvermogen
Verbondenheid met plaats Burgerparticipatie
Aard van de gebeurtenis Omvang/intensiteit van de gebeurtenis (In)directe blootstelling
Sociaal netwerk Eerdere traumatische ervaringen Geslacht Opleiding Inkomen Huishoudsamenstelling Etniciteit* Religiositeit* Leeftijd* Vertrouwen in overheidscapaciteiten Vertrouwen in overheidsinformatie Mate waarin geïnformeerd (al dan niet op basis van overheidsinformatie)
* Over deze factoren bestaat in de geraadpleegde literatuur geen consensus over de aard van de invloed
7. Discussie In dit hoofdstuk is geprobeerd licht te werpen op het concept psychosociale veerkracht. Wat is het en waardoor wordt het beïnvloed? Zichtbaar is in de literatuur dat accentverschillen een eenduidige definitie van veerkracht in de weg staan. Er zijn drie verklaringen aan te voeren voor de variatie. Ten eerste is er de afgelopen jaren een min of meer fundamenteel debat gevoerd over de wijze waarop veerkracht benaderd zou moeten worden. Moet het worden gezien als een aangeboren persoonlijkheidstrek, of eerder als een vermogen dat beïnvloed wordt door interne én externe processen? Een tweede ontwikkeling is dat het onderzoek naar veerkracht is uitgebreid van het niveau van individuen naar hele gemeenschappen. Dit heeft geleid tot nieuwe definities die zich specifiek op dit ‘community’ aspect richtten. Een laatste ontwikkeling die wij waarnemen, is dat veerkracht in de loop der tijd binnen verschillende (onderzoeks-)contexten is toegepast. Begon het in de jaren ’70 met kinderen die onder moeilijke omstandigheden opgroeiden, nu richt onderzoek zich steeds vaker op veerkracht na schokkende gebeurtenissen, zoals het overlijden van een naaste, misdrijven, natuurrampen, technologische rampen en terrorisme. Deze variatie in context heeft geleid tot een even grote variatie in de manier om veerkracht te conceptualiseren. Uit bovenstaande volgt dat het aanpassen van het begrip veerkracht aan specifieke omstandigheden in de diversiteit aan onderzoek ertoe heeft geleid dat we door de bomen het bos niet meer zien. Desondanks menen wij dat het mogelijk (en noodzakelijk) is te komen tot een eenduidige omschrijving van veerkracht, die losstaat van zijn exacte toepassing. De oplossing hiervoor ligt in de consensus die bereikt is over de factoren die samenhangen met veerkracht. Om deze factoren in kaart te brengen is een uitgebreid literatuuronderzoek uitgevoerd. De factoren die wij vonden zijn in een aantal groepen onder te brengen. Op het individuele niveau vinden we psychologische aspecten zoals ego-resiliency, hardiness, aanpassingsvermogen en steunende context. Deze vormen ook het hart van een aantal meetinstrumenten welke de afgelopen jaren zijn ontwikkeld: de Wagnild-Young schaal, de ConnorDavidson schaal en de Block-Kremen schaal. Op gemeenschapsniveau beïnvloeden diverse processen de mate waarin mensen een schok te boven kunnen komen, zoals gemeenschapszin, burgerparticipatie en verbondenheid met plaats. In het geval van rampen en schokkende gebeurtenissen hebben we gezien dat de wederzijdse relatie tussen burger en overheid en de crisiscommunicatie invloed uitoefenen op veerkracht. Deze aspecten worden echter niet meegenomen
10
in bovengenoemde instrumenten. Dit vormt naar onze mening een belangrijke lacune, waardoor geen coherent en volledig beeld wordt gegeven van de psychosociale veerkracht van mensen. De overheid wil minder reguleren en meer overlaten aan de burger. Er is aanleiding tot deregulering. Zo blijkt dat ongeveer 80 procent van getroffenen goed in staat is op eigen kracht te herstellen na een ramp of schokkende gebeurtenis. Blijkbaar bestaat er een hoge mate van veerkracht. We moeten de kleine groep mensen voor wie dit niet geldt echter nooit uit het oog verliezen. De vraag is alleen hoe we deze groep kunnen bereiken. Het model van veerkracht dat wij in dit hoofdstuk presenteren, kan een basis vormen voor het antwoord op die vraag. In dit hoofdstuk is een breed scala aan factoren benoemd die van invloed zijn op veerkracht. Hoewel deze lang niet allemaal door een overheid te beïnvloeden zijn, is dit voor een aantal wel mogelijk. Zo heeft onderzoek aangetoond dat de aanwezigheid van een steunende context en sociale cohesie in gemeenschappen sterk samenhangt met individuele veerkracht. Overheden kunnen proberen dit te stimuleren, bijvoorbeeld door lokale burgerinitiatieven als buurtfeesten te stimuleren. Op dit moment geeft 1 op de 3 gemeenten subsidies aan dergelijke initiatieven en 65 procent biedt ondersteuning in natura door bijvoorbeeld het beschikbaar stellen van dranghekken.50 Het blijven steunen van een actief verenigingsleven en buurthuizen waar mensen kunnen samenkomen, zijn nuttige dingen die op dit moment al worden gedaan. Een groot deel van de Nederlanders steekt zijn of haar vrije tijd in het deelnemen aan een verenigingsleven. In 2008 was 45 procent van de Nederlanders minimaal 1 keer per maand actief betrokken bij verenigingsactiviteiten.51 Veel wordt dus al gedaan. Maar wat kan de overheid nog meer doen om de veerkracht van mensen te bevorderen? Allereerst is het belangrijk om nog beter in kaart te brengen welke factoren met veerkracht samenhangen in de Nederlandse context en hoe deze factoren zich onderling verhouden. Om dit inzichtelijk te maken, is Impact, gefinancierd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bezig met het ontwikkelen van een veerkracht monitor. In dit instrument moeten de factoren die in dit hoofdstuk benoemd zijn, samengevoegd en geëxpliciteerd worden in een vragenlijst die op individueel niveau ingevuld kan worden. Daarmee hopen wij voor het eerst een allesomvattende operationalisatie van het concept veerkracht te ontwikkelen. Een dergelijke monitor, die herhaaldelijk kan worden ingezet, bestaat op dit moment nog niet, en zal in eerste instantie specifiek op Nederland worden toegespitst. Daartoe worden experts uit wetenschap en beleid bij de verdere ontwikkeling betrokken. Het instrument dat hieruit voortvloeit, zal overheden handvatten aanreiken voor het bepalen van beleid. Het geeft grip op veerkracht. Wanneer een uitkomst is dat Nederlanders voor hun psychosociale veerkracht in grote mate steunen op gemeenschappen waar zij onderdeel van uitmaken, zoals een religieuze gemeenschap, kan er voor gekozen worden dergelijke groepen actief te betrekken in het hele traject van crisisbeheersing. Daarnaast kan een veerkracht monitor ook gelinkt worden aan andere meetinstrumenten en bijdragen aan een totaal beeld van wat burgers kwetsbaar en zelfredzaam maakt, zowel tijdens als na rampen en schokkende gebeurtenissen.
50 51
Nieuwsloket, 2010 Centraal Bureau voor de Statistiek, 2010
11
Literatuurlijst:
1. Adger, W.N. (2000) Social and ecological resilience: are they related? Progress in Human Geography, Vol. 24, No. 3, pp. 347-364. 2. Adger, W.N.; Hughes, T.P.; Folke, C.; Carpenter, S.R., Rockström, J. (2005). Socialecological resilience to coastal disasters. Science, Vol. 309, pp.1036-1039. 3. Ahmed, R.; Seedat, M.; Van Niekerk, A.& Bulbulia, S. (2004). Discerning Community Resilience in Disadvantaged Communities in the context of violence and injury prevention. South African Journal of Psychology, Vol. 34, No. 3, pp. 386-408. 4. American Psychological Association (2010). The road to resilience. [online]. [geciteerd op 2804-2009]. Beschikbaar op het World Wide Web op < http://www.apa.org/helpcenter/road-resilience.aspx> 5. Archetti, C. & Taylor, P.M.T. (2004) Managing Terrorism After 9/11: the War On Terror, The Media, and the Imagined Threat [online], [geciteerd op 27-04-2009]. Beschikbaar op het World Wide Web op
6. Barnett, M. (2004), Congress must recognize the need for psychological resilience in an age of terrorism. Families, Systems and Health, Vol. 22, No. 1., pp. 64-66. 7. Beardslee, W.R. (1989). The role of self-understanding in resilient individuals: The Development of a perspective. American Journal of Orthopsychiatry, Vol. 59, pp. 266-278. 8. Berke, P.R. & Campanella, T.J. (2006). Planning for Postdisaster Resiliency. The Annals of the American Academy for Political and Social Science, vol. 604, pp.192-207. 9. Berkes, F. (2007). Understanding uncertainty and reducing vulnerability: lessons from resilience thinking. Natural Hazards, Vol. 41, pp. 283-295. 10. Block, J. and Kremen, A.M. (1996). IQ and Ego-Resiliency: Conceptual and Empirical Connections and Separateness. Journal of Personality and Social Psychology, Vol. 70, No. 2, pp. 349-361. 11. Bonanno, G. A. (2004). Loss, Trauma and Human Resilience: have we underestimated the human capacity to thrive after extremely aversive events? American Psychologist, Vol. 59, pp. 20-28. 12. Bonanno, G.A.; Galea, S.; Bucciarelli, A. & Vlahov, D. (2006). Psychological Resilience After Disaster: New York City in the Aftermath of the September 11th Terrorist Attack. Psychological Science, Vol. 17, No. 3, pp. 181-186. 13. Bonanno, G.A.; Galea, S.; Bucciarelli, A. & Vlahov, D. (2007). What predicts psychosocial resilience after disaster? The role of demographics, resources and life stress. Journal of Consulting and Clinical Psychology, Vol.75, No. 5, pp.671-682. 14. Bonanno, G.A. & Mancini, A.D. (2008). The human capacity to thrive in the face of potential trauma. Pediatrics, Vol. 21, pp. 369-375. 15. Brake, H. te; Post, M. van der & Ruijter, A. de (2008). Veerkracht. Van concept naar praktijk. Tijdschrift voor Fysieke Veiligheid, Vol. 7, No. 2, pp. 54-68. 16. Butler, L.D.; Koopman, C.; Azarow, J.; Blasey, C.M; Magdalene, J.C; DiMiceli, S; Seagraves, D.A.; Hastings, T.A.; Chen, X.H.; Garlan, R.W.; Kraemer, H.C.& Spiegel, D. (2009). Psychosocial Predictors of Resilience After the September 11,2001 Terrorist Attacks. Journal of Nervous and Mental Disease, Vol. 197, No. 4, pp. 266-273.
12
17. Caplan, G. (1990). Loss, stress, and mental health. Community Mental Health Journal, Vol. 26, pp. 7-48. 18. Centraal Bureau voor de Statistiek (2010). Statline: Centraal Bureau voor de Statistiek. Vrije tijd; sport, hobby, cultuur, recreatie, vakantie [online]. [geciteerd op 22-02-2010]. Beschikbaar op het World Wide Web op
19. Clauss-Ehlers, C.S. (2008). Sociocultural facors, resilience and coping: support for a culturally sensitive measure of resilience. Journal of Applied Developmental Psychology, Vol. 29, pp.197-212. 20. Colten, C.E.; Kates, R.W. & Laska, S.B. (2008). Community resilience: lessons from New Orleans and Hurricane Katrina [online]. [geciteerd op 25-04-2009]. Beschikbaar op het World Wide Web op < http://www.resilientus.org/library/FINAL_COLTEN_9-25-08_1223482263.pdf> 21. Connor, K.M. & Davidson, J.R.T. (2003). Development of a new Resilience Scale: The Connor-Davidson Resilience Scale (CD-RISC). Depression and Anxiety, Vol. 18, pp. 76-82. 22. Connor, K.M.; Davidson, J.R.T. & Lee, L.C. (2003). Spirituality, Resilience, and Anger in Survivors of Violent Trauma: A Community Survey. Journal of Traumatic Stress, Vol. 16, No.5, pp. 487-494. 23. Cutter, S.L. & Emrich, C.T. (2006). Moral Hazard, Social catastrophe: the changing face of vulnerability along the hurricane coasts. The Annals of the American Academy of Political and Social Science, No. 604, pp. 102-112. 24. Durodié, B. & Wessely, S. (2002). Resilience or panic? The public and terrorist attack. The Lancet, Vol. 360, pp. 1901-1902. 25. Earvolino-Ramirez, M. (2007). Resilience: A Concept Analysis. Nursing Form, Vol. 42, No. 2, pp. 73-82. 26. Fischer, P. & Ai, A.L. (2008). International terrorism and mental health: recent research and future directions. Journal of Interpersonal Violence, Vol. 23, No. 3, pp. 339-361. 27. Folke, C. (2006). Resilience: the emergence of a perspective for social-ecological systems analyses. Global Environmental Change, Vol. 16., pp. 253-267. 28. Friborg, O.; Hjemdal, O.; Rosenvinge, J.H. & Martinussen, M. (2003). A new rating scale for adult resilience: what are the central protective resources behind healthy adjustment? International Journal of Methods in Psychiatric Research, Vol. 12, No. 2, pp. 65-76. 29. Fukuyama, F. (2001). Social capital, Civil Society and Development. Third World Quarterly, Vol. 22, No. 1, pp. 7-20. 30. Gallopín, G.C. (2006). Linkages between vulnerability, resilience and adaptive capacity. Global Environmental Change, Vol. 16, pp. 293-303. 31. Ganor, M. & Ben-Lavy, Y. (2003). Community resilience: lessons derived from Gilo under fire. Journal of Jewish Communal Service, pp. 105-108. 32. Greeff, A.P. & Loubser, K. (2008). Spirituality as a Resiliency Quality in Xhosa-speaking Families in South-Africa. Journal of Religious Health, Vol. 47, pp. 288 – 301. 33. Heldring, M. (2004). Talking to the public about terrorism: promoting health and resilience. Families, Systems and Health, Vol. 22, pp. 67-71.
13
34. Hobfoll, S.E.; Johnson, R.J.; Hall, B.J.; Palmieri, P.A.; Canetti-Nisim, D.; Galea, S. (2009). Trajectories of Resilience, Resistance and Distress During Ongoing Terrorism: The Case of Jews and Arabs in Israel. Journal of Consulting and Clinical Psychology, Vol. 77, No. 1, pp. 138-148. 35. Kaplan, Z.; Matar, M.A.; Kamin, R.; Sadan, T. & Cohen, H. (2005). Stress-related Resonses After 3 Years of Exposure to Terror in Israel: Are Ideological-Religious Factors Associated with Resilience? Journal of Clinical Psychiatry, Vol. 66, No. 9, pp. 1146 – 1154. 36. Keim, M.E. (2008). Building Human Resilience: The Role of Public Health Preparedness and Response as an Adaptation to Climate Change. American Journal of Preventive Medicine, Vol. 35, pp. 508-516. 37. Kelly, P.M. & Adger, W.N. (2000). Theory and Practice in Assessing Vulnerability to Climate Change andFacilitating Adaptation. Climate Change, Vol. 47, No. 4, pp. 325-352. 38. Kimweli, D.M.S. & Stilwell, W.E. (2002). Community Subjective Well-Being, Personality, Traits and Quality of Life Therapy. Social Indicators Research, Vol. 60, pp. 193-225. 39. Lemyre, L.; Clément, M.; Corneil, W.; Craig, L.; Boutette, P.; Tyshenko, M., Karyakina, N.; Clarke, R. & Krewski, D. (2005). A Psychosocial Risk Assessment and Management Framework to Enhance Response to CBRN Terrorism Threats and Attacks. Biosecurity and Bioterrorism: Biodefense Strategy, Practice and Science, Vol. 3, No. 4, pp. 316-330. 40. Lundman,B.; Strandberg, G.; Eisemann, M.; Gustafson, Y. & Brulin, C. (2007). Psychometric properties of the Swedish version of the Resilience Scale. Scandinavian Journal of Caring Science, Vol. 27, pp. 229-237. 41. Luthar, S.S.; Cicchetti, D. & Becker, B. (2000). The Construct of Resilience: a critical evaluation and guidelines for future work. Child Development, Vol. 71, No. 3, pp. 543-562. 42. Luthar, S.S. & Cicchetti, D. (2000). The construct of resilience: implications for interventions and social policies. Development and Psychopathology, Vol. 12, pp. 857-885. 43. MacFarlane, A.X. & Norris, F.H. (2006). Definitions and Concepts in Disaster Research. In: Norris, F.H.; Galea, S.; Friedman, M.J. & Watson, P.J. (eds), Methods for Disaster Mental Health Research. Guildford Press: New York. 44. Maeseele, P.A.; Verleye, G.; Stevens, I. & Speckhard, A. (2008). Psychosocial resilience in the face of a mediated terrorist threat. Media, War & Conflict, Vol. 1, No. 1, pp. 51-70. 45. Maguen, S.; Papa, A. & Litz, B.T. (2008). Coping with the threat of terrorism: A review. Anxiety, Stress and Coping, Vol. 21, No. 1, pp.15-35. 46. Manyena, S.B. (2006). The concept of resilience revisited. Disasters, Vol. 30, No. 4, pp. 433450. 47. Martin, B. (2006). Instead of Repression. Social Alternatives, Vol. 25, No. 1, pp. 62-66. 48. Masten, A.S.; Best, K. & Garmezy, N. (1990). Resilience and development: contributions from the study of children who overcome adversity. Development and Psychopathology, Vol. 2, No. 4, pp. 425-444. 49. Masten, A.S. (2007). Resilience in developing systems: progress and promise as the fourth wave rises. Development and Psychopathology, Vol. 19, pp. 921-930. 50. Moser, S.C. (2008). Resilience in the face of global environmental change [online]. [geciteerd op 25-04-2009]. Beschikbaar op het World Wide Web op < www.resilientus.org/library/Final_Moser_11-11-08_1234883263.pdf>
14
51. Nieuwsloket (2010). Een op de drie gemeenten verstrekt subsidie voor straat-, wijk- of buurtfeesten [online]. [geciteerd op 22-02-2010]. Beschikbaar op het World Wide Web op
52. Norris, F.H. & Elrod, C.L. (2006). Psychological consequences of disaster: a review of past literature. In: Norris, F.H.; Galea, S.; Friedman, M.J.; Watson, P.J. (eds). Methods for Disaster Mental Health Research. The Guilford Press: New York. 53. Norris, F.H.; Friedman, M.J.; Watson, P.J.; Byrne, C.M.; Diaz, E. & Kaniasty, K. (2002). 60,000 Disaster Victims Speak: Part I. An Empirical Review of the Empirical Literature, 19812001. Psychiatry Vol 65, No. 3, pp. 207-239. 54. Norris, F.H. & Stevens, S.P. (2007). Community Resilience and the Principles of Mass Trauma Intervention. Psychiatry, Vol. 70, No. 4, pp. 320-328. 55. Norris, F.H.; Stevens, S.P.; Pfefferbaum, B.; Wyche, K.F. & Pfefferbaum, R.L. (2008). Community Resilience as a Metaphor, Theory, Set of Capacities, and Strategy for Disaster Readiness. American Journal for Psychology, Vol. 41, pp. 127-150. 56. O’Brien, G.; O’Keefe, P.; Rose, J. & Wisner, B. (2006). Climate change and disaster management. Disasters, Vol. 30, pp. 64-80. 57. Paton, D.; Millar, M. & Johnston, D. (2001). Community Resilience to Volcanic Hazard Consequences. Natural Hazards, Vol. 24, pp. 157-169. 58. Ployhart, R.E. & Bliese, P.D. (2006). Individual ADAPTability (I-ADAPT) Theory: Conceptualizing the antecedents, consequences, and measurement of individual differences in adaptability. In: S. Burke, L. Pierce, & E. Salas (Eds.), Understanding Adaptability: a Prerequisite for Effective Performance Within Complex Environments. Elsevier Science: Oxford. 59. Rogers, M.B.; Amlôt, R.; Rubin, G.J.; Wessely, S. & Krieger, K. (2007). Mediating the social and psychological impacts of terrorist attacks: The role of risk perception and risk communication. International Review of Psychiatry, Vol. 19, No. 3, pp. 279–288. 60. Rutter, M. (1993). Resilience: Some conceptual considerations. Journal of Adolescent Health, Vol. 14, pp. 626 – 631. 61. Rutter, M. (2007). Resilience, competence and coping. Child Abuse and Neglect, Vol. 31, pp. 205-209. 62. Seplaki, C.L.; Goldman, N.; Weinstein, M. & Lin, Y.H. (2006). Before and after the 1999 ChiChi earthquake: Traumatic events and depressive symptoms in an older population. Social Science Medicine, Vol. 62, pp. 3121-3132. 63. Sonn, C.C. & Fisher, A.T. (1998). Sense of community: community resilient responses to oppression and change. Journal of Community Psychology, Vol. 26, No. 5, pp. 457-472. 64. Tobin, G.A. (1999). Sustainability and community resilience: the holy grail of hazards planning? Environmental Hazards, vol. 1, pp. 13-25. 65. Troonrede.nl (2010). De tekst van de troonrede 2004 [online]. [geciteerd op 22-02-2010]. Beschikbaar op het World Wide Web op 66. Tusaie, K. & Dyer, J. (2004). Resilience: a historical review of the construct. Holistic Nursing Practices, Vol. 18, No. 1, pp. 3-8.
15
67. Ursano, R.J.; Fullerton, C.S. & Terhakopian, A. (2008). Disasters and Health: distress, disorders and disaster behaviors in communities, neighborhoods and nations. Social Research, Vol. 75, No. 3, pp. 1015-1028. 68. Velden, P. van der; Loon, P. van; Ijzermans, J. & Kleber, R. (2006). Psychosociale zorg direct na een ramp. De Psycholoog, December 2006, pp. 658-663. 69. Verleye G., Maeseele, P., Stevens I. and Speckhard A. (forthcoming). Resilience in an Age of Terrorism: Psychology, Media, and Communication. In: B. Rogers, C.A. Lewis, K.M. Loewenthal, R. Amlôt, M. Cinnirella and H. Ansari (eds), Aspects of Terrorism and Martyrdom: Dying for Good, Dying for God. British Psychological Series. The Edwin Mellen Press: Lampeter. 70. Wagnild, G. (2003). Resilience and Successful Ageing: Comparison among low and high income older adults. Journal of Gerontological Nurses, Vol. 29, No. 12, pp.42-49. 71. Wagnild, G. & Young, H.M. (1993). Development and psychometric evaluation of the Resilience Scale. Journal of Nursing Measurement, Vol. 1, No. 2, pp. 165-177. 72. Walsh, F. (2007). Traumatic Loss and Major Disasters: Strengthening Family and Community Resilience. Family Process, Vol. 46, No. 2, pp. 207-227. 73. Wessely, S. (2005). Don’t panic! Short and long-term psychological reactions to the new terrorism: the role of information and the authorities. Journal of Mental Health, Vol. 14, No. 1, pp.1-6.
16