Godsdienstsociologie en zingeving Empirisch onderzoek naar hedendaagse zingevingssystemen H e n riW .A . Hilhorsten Ellen J .S . Hijmans*
Summary Meaning and the sociology o f religion. Empirical research on contemporary meaning system s In this article we present an overall picture o f recent sociological research on mea ning. This research is mainly to be fo u n d in the sociology o f religion, because religion and meaning are usually bracketed together: religion has been and actually is consi dered to be the prim ary source o f meaning. Today, whereas religion in western so ciety is in a process o f transition, modern sociology o f religion has developed new theoretical and methodological perspectives based on a functional definition o f reli gion. In this respect attention has been focu sed on Luckmann’s ‘invisible religion’, leading to a research interest in human meaning and meaning systems, that individu als make use o f in order to make sense o f everyday life. Folio wing the presentation oj this overall picture and the discussion o f sociological research on meaning systems, we argue in favou r o f a qualitative research strategy in the sociology o f religion and meaning.
* H .W .A . H ilhorst (1946) studeerde sociologie aan de Rijksuniversiteit te U trecht (RUU) van 1967-1973. Van 1973-1982 was hij aldaar wetenschappelijk m edewerker en onderzoeker in de vakgroep Cultuursociologie van het Sociologisch Instituut. Van 1980-1982 (part-tim e) en 19821984 doceerde hij algemene en theoretische sociologie aan de Landbouw universiteit te Wageningen (LUW ). Sinds 1984 is hij gewoon hoogleraar godsdienstsociologie aan de Katholieke Theologische Universiteit U trecht (KTUU). Hij is gespecialiseerd in de theoretische sociologie en de godsdienstsociologie m et een specifieke belangstelling voor de interpretatieve sociologie en de kwalitatieve onderzoeksm ethodiek. Ellen Hijm ans (1953) studeerde sociologie in Nijmegen (KUN). Studeerde in 1980 a f als onder wijssocioloog en verrichtte d aarna onderzoek in diverse projecten van de universiteiten van Nij megen, Utrecht en Tilburg. M om enteel werkzaam aan de KTUU op het N W O-project: Heden daagse vorm en van (religieuze) zingeving.
178
Inleiding Het godsdienstsociologisch on d erzo ek is van o ud s in hoge m ate geconcentreerd o p de godsdienstige kenm erken van de w esterse sam enleving, w aarin - evenals in de socio logische theorievorm ing zelf - het verschijnsel go dsdienst o f religie uitslu iten d o f in ieder geval v o o rnam elijk w o rd t geïdentificeerd m et de christelijk-kerkelijke, in stitu tionele godsdienst en de d aarb ij b eh o ren d e geloofs- en g edragskenm erken. P as de laatste jaren is o n d er invloed van ingrijp en d e en v o o rtg aan d e v eranderingen in kerk en godsdienst(igheid) in de w esterse sam enleving de a a n d ac h t van de g odsdienstsoci ologen m eer en m eer uitgegaan n a a r b u iten k erk elijk e godsdienst en religiositeit en naar niet-christelijke en andere altern atiev e godsdienstverschijnselen. S to n d eertijds de inhoudelijke o f substantiële defin itie van godsdienst (w at is religie?) cen traal m et een sterke identificatie m et en referen tie aan de conventionele ch ristelijke godsdienst, zo is de aan d ach t de laatste ja re n m eer gericht op de in h o u d elijk e verbreding v an het godsdienstbegrip o n d er invloed van de functio n ele definiëring v an godsdienst (hoe werkt godsdienst?). M et een functionele religiedefinitie is de godsdienstsocioloog in staat het functioneren van de g o dsdienst in de w esterse sam enleving eveneens te o n derzoeken zo nder inperking to t de conventionele godsdienst. H et o b ject bereik van de godsdienstsociologie veran d ert d aarm ee in g rijp en d en v erbreedt zich van de ver schijnselen godsdienst en kerk (m et christelijke co n n o taties) to t h et verschijnsel reli gie in sociaal-antropologische zin, to t niet-in stitu tio n ele, geprivatiseerde en gesubjectiveerde vorm en van religie (cf. B erger, 1967), to t allerh an d e sociale vorm en van ‘invisible religion’ (cf. L uck m an n , 1967), to t zingeving en zingevingssystem en (‘m eaning systems’). Met de verbreding van h et o b jectb ereik is oo k h et w erkterrein van de g odsdienstso ciologie verbreed to t een kennis- en cu ltuursociologie van de m enselijke zingeving, waardoor deze subdiscipline opnieuw aan slu itin g v in d t bij de cen trale vraagstellin gen van de klassieke en algem ene sociologie. H e t o n d erzo ek n a a r de ‘on zich tb are godsdienst’ en n a a r zingeving b evindt zich evenw el, zowel in theo retisch als in em pi risch opzicht, nog in een beginfase, m a a r v o rm t ontegenzeglijk een nieuw e uitdaging voor de m oderne godsdienstsociologie in het tijd v ak van de geseculariseerde sam en leving.
Luckmanns ‘invisible religion’ Luckmanns notie van de ‘invisible relig io n ’ (L u ck m a n n , 1967) stoelt o p de fu n c tio nele godsdienstopvatting v an D u rk h eim . D u rk h eim a c h t de sociale functie v an de godsdienst verankerd in de sam enleving, u iteindelijk als een so o rt in h eren te reflectie van het groeps- o f sam enlevingsgebeuren zelf. D at b ete k e n t, d a t godsdienst p rim air een entiteit is die b e staat bij de g ratie van het sam enleven, zo d at elke sam enlevingsordening per definitie w o rd t g ek en m erk t d o o r g odsdienst. W el d e vo rm en en zelfs de uiterlijke w aarn eem baarheid v an de religie k u n n en veran d eren , also o k de g o d s dienstige in h o u d en , en zelfs k u n n e n de vo rm en v a n de religie v erdw ijnen, m aa r niet Mensen M aatsch ap p ij, 64e ja a rg a n g , n r. 2, m ei 1989
179
de godsdienst zelf als functionele entiteit van het groepsleven. M et de veranderende expressievorm en van het sam enleven, v eran d ert o o k de g odsdienst. A ldus D urkheim . L uck m an n h an tee rt in feite eenzelfde u itg an g sp u n t als D u rk h eim , zij het dat hij zijn aan d a c h t niet p rim air rich t o p de sociale functie van de godsdienst, m aar m eer op de perso o n lijk -an tro p o lo g isch e functie. Religiositeit is an tro p o lo g isch ge fu n d eerd; het individu h a n tee rt sym bolische in terp retatiesch em a’s (zingevingssystem en) ten aanzien van zichzelf en de w ereld o m h et b iologisch-functionele niveau van de alledaagse ervaring te k unnen o v erstijgen en d aarm ee id en titeit en c o n tin u ïteit tot stan d te k unnen brengen . L u ck m an n stelt, d a t individuen in de lo o p van h u n identi teitsontw ikkeling zingevingssystem en (d o o r h em v a a k aan g ed u id m et ‘w orld views’) intern aliseren die h u n leven integreren in die zin, d a t het individu verleden, heden en to ek o m st sam enbrengt in een m oreel relevante b io g rafie . Z ingevingssystem en lopen als een so o rt leidraad d o o r iem ands b estaan , w a ard o o r d it b estaan v o o r het individu sam en hang en betekenis (zin) k rijg t. D e godsdienst v o rm t - in w elke v o rm d an ook - trad itio n eel de overheersende b ro n van integratieve zingevingssystem en. De di verse vorm en van de zgn. geïnstitutionaliseerde religie representeren volgens Luck m an n specifieke historische uitingen en neerslagen van ‘sym bolische u n iv ersa’, w aar a an u iteindelijk de m enselijke capaciteit to t zingeven ten g rondslag ligt. In de m odern-w esterse sam enleving is evenwel o n d er invloed van verscheidene m odernise ringsprocessen als sociale d ifferen tia tie , w aard en p lu rifo rm iserin g , individualisering en secularisering, de godsdienstige zingeving m eer en m eer een zaak gew orden van in dividuele keuze in plaats van een zaak van voorgegeven cu ltu u ro v e rd rac h t. De religie is geprivatiseerd en vo rm t niet langer h et collectief gedeelde zingevingssysteem van v o orheen. D iverse andere zingevingssystem en zijn in de geseculariseerde samenle ving v o o rh an d en o p basis w aarv an individuen h u n han d elen n a a r subjectieve voor k eu r en behoefte coherentie en betekenis k u n n en verlenen. N aast de trad itio n ele zingevingsbron van de conventionele (christelijke) godsdienst n o em t L u ck m an n als mo gelijke and ere zingevingsbronnen: zelfexpressie, zelfverw erkelijking, m o b iliteit, sek sualiteit en gezinsleven. Deze laatste zingevingsbronnen w orden d o o r Luckmann aan g eduid m et de term ‘invisible relig io n ’. H ierm ee k om en theo retisch alle integra tieve zingevingssystem en onder een functionele d efinitie van religie te vallen, d.w.z. zingeving en godsdienst vervullen v o o r m ens en sam enleving dezelfde integratieve functies, zij het d at onze historisch-culturele godsdienst n iet in h o u d elijk samenvalt m et zingeving. De godsdienstsocioloog w o rd t d a n o o k d o o r L u ck m an n u itg en o d ig d ‘religion’ op het sp oo r te k om en in nieuw e sociale vorm en van religie in term en van hedendaagse zingevingssystem en. M ethodologisch en o n d erzoekstechnisch gezien zou de socio loog de ‘invisible religion’, deze nog veelal im pliciete, geprivatiseerde en gesubjectiveerde godsdienst, in de vo rm v an zingevingssystem en o p h et sp o o r dienen te komen d o o r ze in het alledaagse m enselijke h andelen te lokaliseren en ze d a a ru it te destille ren. D it kan volgens L uckm ann het best geschieden d o o r g ebruik te m ak en van kwa litatieve o n d erzoeksm ethoden. H ij b ep erk t zijn eigen activiteiten evenw el to t theore tische beschouw ingen, w aard o o r h e t em pirisch on d erzo ek n a a r de ‘invisible religion’ overgelaten w o rd t aa n anderen.
Het godsdienstsociologisch o n d erzo ek a la L u c k m a n n zou gericht dienen te w o r den op ‘invisible m eaning system s’, nieuw e vorm en van zingeving, die volgens L u ck mann per definitie functioneel ‘go d sd ien stig ’ van k a ra k te r zijn , o m d a t ze de functie vervullen van alle godsdienst. D e conventionele w esterse religie is d a arv a n een speci fieke cultureel-historische vo rm . W il m en zich in de godsdienstsociologie evenwel niet verliezen in een o n v ru ch tb a re defin ito risch e co n tro v erse m et b etrek k in g to t de vraag w at bij v o o rb a a t godsdienst g enoem d d ien t te w orden en w at n iet, d an ligt het voor de h an d bij sociologisch o n d erzo ek n a a r zingeving de a a n d a c h t p rim air te rich ten op alle zingevingssystem en in het alledaagse han d elen van m ensen, o f deze n u van onzichtbare (niet-geïnstitutionaliseerde, im pliciete) o f zich tb are (geïn stitu tio n ali seerde, expliciete) a a rd zijn, alsm ede o f deze n u v an godsdienstige o f niet-godsdienstige aa rd zijn. H et zingevingsonderzoek ligt sinds de beschouw ingen v an L u ck mann als uitdaging v o o r ons.
Sociologisch zingevingsonderzoek De laatste ja re n zijn dan ook diverse o n d erzoekspogingen o n d ern o m en n a a r de th e matiek van de ‘invisible religio n ’, n a a r ‘m eaning system s’. W ij geven h iero n d er in kort bestek een overzicht v an d it em pirische o n d erzo ek , w aarbij wij n a g a a n op welke wijze de verschijnselen zingeving en zingevingssysteem in d it ond erzo ek a an b o d k o men en w at dit a an inzichten o p lev ert. Sociologisch ond erzo ek n a a r ‘invisible reli gion’ en zingevingssystem en, kortw eg hier aan g ed u id als sociologisch zingevingson derzoek, staat nog in de kinderschoenen en is to t o p heden v o o rn am elijk verrich t in het buitenland. H et b etreft zingevingsonderzoek van Y inger, W u th n o w , M cC ready & Greeley, G lock & Piazza, Bellah et al. (A m erika), C o ttrell (E ngeland) en B ibby (Canada). W ij zullen d it o n derzo ek de revue laten passeren. Yinger heeft g etrach t de w at hij n o em t ‘n o n -d o c trin a l relig io n ’ em pirisch op het spoor te kom en m et behulp v an een schaal m et u itsp rak en . G o d sdienst definieert hij als ‘a system o f beliefs a n d practices by m eans o f w hich a g ro u p o f people struggle with the ultim ate p ro b lem s o f life’ (Y inger, 1970, 7). H et g aat om tw ee b elangrijke componenten: ultiem e problem en (lijden, d o o d , o n rech t) en ‘system en’ om deze u l tieme problem en het h o o fd te bied en . M et geb ru ik m ak in g van een v ragenlijst legt Yinger zeven gesloten en vier o p en vragen vo o r a a n univ ersiteitsstu d en ten om zicht te krijgen op ‘h et b elangrijkste probleem w aar de m ensheid m ee g eco n fro n teerd wordt’. Hij vindt aldus een a a n ta l ultiem e p ro b lem en van sociale, in terp erso o n lijk e, individuele en doelstellige aa rd (Y inger, 1969). W at hij in d it ond erzo ek vaststelt is de betrokkenheid van individuen o p een a a n ta l ultiem e p ro b lem en o f levensvragen (die hij buiten de conventionele go dsdienst om godsdienstig no em t), m a a r over de even tuele zingevingssystem en om deze ultiem e p ro b lem en te h an teren w o rd t niets em pi risch vastgesteld. B ovendien b lijk t d a t deze b etro k k en h eid bij ultiem e pro b lem en het meest voorkom t bij individuen die conventioneel k erkelijk godsdienstig zijn. Yingers ‘non-doctrinal religion’ als een systeem van g elo o fso p v attin g en en -p rak tijk en in de zin van een m ogelijk zingevingssysteem n aast d at van de trad itio n ele christelijke reliMens en M aatsch ap p ij, 64e ja a rg a n g , n r. 2, m ei 1989
181
gie w o rd t in d it on d erzo ek niet a a n g e to o n d . V erg elijk b aar survey-onderzoek m et ge b ru ik m ak in g van Y ingers godsdien std efin itie e n /o f operatio n alisering en b lijk t aan hetzelfde euvel te lijden (N elsen et a l., 1976; R o o f et a l., 1977). O o k deze vervolg on d erzoeken stellen elem enten van ultiem e zingeving vast, m a a r helderen niets op over eventuele zingevingssystem en. E en eveneens vergelijkbare, m aa r verd erg aan d e, o n derzoekspoging is o n d ern o m en d o o r M achalek en M artin . Z ij g eb ru ik ten d a ta uit interview s m et 112 volwassen resp o n denten (M achalek & M artin , 1976). O m n a a st uiteindelijke levensvragen (‘ultim a te con cern s’) ook op het sp o o r te kom en van de zingevingssystem en, w aarm ee individuen deze levensvragen h a n te re n , v erbreedden zij Y ingers d efinitie van gods dienst in een poging de geïm pliceerde referenties aan de trad itio n ele religiositeit van de institutioneel-christelijke godsdienst u it te sluiten. Z ij v o n d en Y ingers definitie te exclusief en herfo rm u leerd en aldus: ‘Religion represents (a) an a c to r’s acknow ledgem en t o f the existence o f one o r m o re u ltim ate concerns in his o r h er life, an d (b) the ideas an d actions, w hen p resent, w hich th e a cto r em ploys in a ttem p tin g to cope with these concerns’ (M achalek & M a rtin , 1976, 314). D o o r m iddel van interview s met g estru ctureerde en o pen vragen w o rd en d a ta verkregen over tran scen d en te en im m a n en te ‘u ltim ate co n cern s’, ‘coping strateg ies’ en een a a n ta l achtergrondvariabelen. U ltiem e levensvragen (‘u ltim ate co n cern s’) zijn die levensvragen die de respondent ziet als fund am en tele en perm an en te vragen over h et m enselijke b e staan , vragen die de tijd elijkheid en onm iddellijk h eid van alledaagse levensvragen te boven gaan: ‘W h a t are th e basic, p erm an en t concerns o f life ? ’. Probleem oplossingsstrategieën (‘coping strategies’) zijn de o p een fo rm ele, in fo rm ele o f geen g ro ep gebaseerde stra tegieën die resp o n d en ten h an tere n om het h o o fd te bieden a a n specifieke ultiem e le v ensproblem en: ‘H ow do you deal o r cope w ith these co n cern s?’ (M achalek & M ar tin , 1976, 314-315). E en g ro o t deel van de resp o n d en ten bleek ultiem e levensvragen g eprivatiseerd-im m anent in te vullen, hetgeen o o k gold v o o r de a n tw o o rd en o p de p ro bleem oplossingsstrategieën: 17,9% tran scen d en te a n tw o o rd en versus 23,2% g eprivatiseerd-im m anente an tw o o rd en , terw ijl zelfs 67,5% van de ‘coping strategy’an tw o o rd en een im m an en t k a ra k te r d ra a g t. Deze u itk o m sten betekenen o n d er meer, d a t ultiem e levensvragen k ennelijk steeds m eer geseculariseerd w orden (nam elijk van tran scen d en t im m an en t w orden) en d a t de conventionele godsdienst geen mono- t poliepositie bezit m et betrekking to t het definiëren v an ultiem e levensvragen en ook n iet (langer) v o o r iedereen voorziet in p ro bleem oplossingsstrategieën v o o r ultieme levensproblem en. H et betekent eens te m eer, d a t de godsdienstsocioloog zijn godsdienstonderzoek niet k an beperk en to t het terrein van de conventionele, geïnstitutio naliseerde godsdienst en godsdienstigheid. M ach alek en M artin on d ersteu n en met deze onderzoek sresultaten L u ck m an n s these over het b estaan van vorm en van gepri vatiseerde ‘invisible religion’ in de h edendaagse w esterse sam enleving. T o ch b lijft in d it on derzoek de validiteitsvraag, nam elijk w o rd t er gem eten w at de onderzoekers willen m eten, een p u n t van discussie. De o n derzoekers denken godsdienstige zinge ving o p het sp o o r te zijn gekom en, m a a r g a a t h et eigenlijk wel om zingevingssyste m en e n /o f religie o f ook om alledaagse sociale pro b lem en m et de d aa rb ij behorende p robleem oplossingen? (cf. B ibby, 1983, 104).
182
In reactie op deze vervolg-onderzoeken in navolging v an Y ingers o n d erzo ek n a a r ‘ultim ate co n cern s’, heeft Y inger zelf n ad ien opnieuw zingevingsonderzoek verricht, waarin hij p o o g t de term ‘u ltie m ’ te lo kaliseren in een d rietal ken m erk en , die hij teza men o pvat als de gem eenschappelijke stru c tu u r van alle godsdiensten: de v o o rtd u rende ervaring v an o n rech t, lijden en zinloosheid. D e geop eratio n aliseerd e o n d e r zoeksvraagstelling a an u n iversiteitsstu d en ten in verscheidene lan d en en cu ltu ren b e stond uit het bepalen van ‘the o n e m o st fu n d a m e n ta l o r im p o rta n t issue fo r th e human race’ en de an tw o o rd en d a a ro p bevestigden zijn v eronderstelling (Y inger, 1977), hoewel vergelijkbaar onderzoek d o o r an d ere o n d erzo ek ers uitgevoerd deze driev o u dige ‘stru c tu u r van godsdienst en zingeving’ niet k o n bevestigen (W right & d ’A n to nio, 1980). B ovendien b lijft zingeving in dit on d erzo ek to ch w eer gesitueerd binnen de traditionele religie opgevat als uiteindelijk a n tw o o rd . Y ingeriaans on d erzo ek n a ar de universele, an tropologische co n stan ten in religie en dus o o k in zingeving (volgens Yingers functionele religie-opvatting) h eeft zich g econcentreerd o p het zoeken n a a r de aard van uiteindelijke zingeving in de v o rm van ultiem e levensproblem en (i.c. zin geving op het m eest algem ene niveau), m a a r datze lfd e o n d erzo ek geeft w einig in fo r matie over de a a rd en het functio n eren van zingevingssystem en. Een a an ta l an d ere onderzoek ers h eeft vervolgens o p an d ere w ijze g etra c h t zinge vingssystemen em pirisch m eer te verhelderen. H et b e tre ft zingevings- en w aard en o n derzoek van W u th n o w , G lock & P iazza , M cC ready & G reeley en Bellah et al. Wuthnow definieert zingevingssystem en in zijn o n d erzo ek als ‘ov erarching sym bolic frames o f reference (. . .) by w hich peo p le com e to grips w ith th e b ro a d e r m eaning and purpose o f th eir lives’ (W u th n o w , 1976, 2-3). O verkoepelende referentiekaders dus met een sym bolisch k a ra k te r m et b ehulp w aarv an m ensen v at krijgen o p de die pere zin en h et doel van het leven. Z ingevingssystem en zou d en een integratieve w er king voor het individuele b estaan hebben; ze in tegreren de afzo n d erlijk e sferen van het persoonlijk leven en voorzien in een referen tiek ad er, w aarb in n en individuele b e tekenissen h u n zinvolle p laats k rijgen (W u th n o w , 1976, 77). In een o n d erzo ek o n d er 1000 respondenten tra c h tte W u th n o w d o o r m iddel v an interview s h edendaagse zin gevingssystemen te ach terh alen en on d erlin g te vergelijken. D e on d erzo ek sresu ltaten leveren een typologie op van actuele (A m erikaanse) zingevingssystem en: vier g ro te, relatief eenduidige taalsym boo lclu sters op vragen d o o r w elke m ach t o f k rac h t het le ven geleid w o rd t, benoem d als theïsm e, individualism e, sciëntism e (v oornam elijk vanuit een sociaal-w etenschappelijk taalrefere n tie k a d e r) en m ysticism e, alsm ede nog drie overwegend gem engde sym boolclusters. H et theïstische zingevingssysteem w erd gedestilleerd uit vragen die betrek k in g h a d d en o p G o d als de schepper van de wereld en de w erkelijkheid, die het leven betekenis geeft en de zin ervan u itm a a k t (15% ). Het individualistische zingevingssysteem w erd geïndiceerd d o o r vragen ro n d de opvatting, d a t de m ens zelf p rim air v eran tw o o rd elijk is v o o r zijn d ad e n en b estem ming (8% ). H et (sociaal-)w etenschappelijke zingevingssysteem w erd gedestilleerd u it vragen betreffende de o p v attin g van re sp o n d en ten , d a t de w erkelijkheid significant wordt bepaald d o o r sociaal-culturele en sociaal-psychologische facto ren (14% ). H et ‘mystieke’ zingevingssysteem w erd g ereco n stru eerd uit vragen, w aarv an de kern Mensen M a atsch ap p ij, 64e ja a rg a n g , n r. 2, mei 1989
183
I
w o rd t gevorm d d o o r de o p v attin g , d a t de inn erlijk e ervaring inzicht geeft in de le ven sk racht, zo d at de zin van het leven evengoed d o o rg ro n d k an w o rd en m et behulp van intense piekervaringen als d o o r m eer verstan d elijk e begripsvorm ing (13% ). Vele overige resp o n d en ten blijken m eer d a n één zingevingssysteem te h an tere n (plm . 50% ) o f zijn niet in deze typologie o n d e r te brengen. H oew el er volgens W u th n o w in de U SA nog geenszins sprake is v an een cu ltu u ro m slag vo o r w at b e tre ft de zingevingssystem en, ach t hij een geleidelijke culturele vernieuw ing heel wel m ogelijk d o o r de aan g eto o n d e sterke afn am e van de theïstische (conventioneel godsdienstige) en de individualistische zingevingen ten gun ste van de to e n a m e v an de ‘w etenschappelijke en m ystieke’ zingevingen. W uthnow s on d erzo ek to o n t tevens a a n , d a t de v ero n derstelling van de aanw ezigheid van integratieve zingevingssystem en bij iedereen niet langer k an w orden volgehouden; er is sp rak e van verschillende zingevingssystem en, w aa ro n d er het godsdienstige zingevingssysteem , m a a r individuen b lijken o o k m eer dere o f zelfs geen (a an to o n b are) zingevingssystem en to t uiting te brengen. In een vergelijkbaar vervolg-onderzoek w orden de resu ltaten van d it zingevingsonderzoek van W u th n o w aangevallen en sterk gerelativeerd d o o r B ainbridge & S tark. Zij stellen, d a t uitsluitend het theïstisch-godsdienstige zingevingssysteem als een o verkoepelend (integratief) zingevingssysteem k a n w orden bevestigd; an d ere over k oepelende zingevingssystem en b lijk en er volgens hen niet te zijn in de w erkelijkheid (B ainbridge & S tark , 1981). W u th n o w repliceert, d a t B ainbridge en S tark in h u n o n d erzo ek alleen hebben g etrach t geloofssystem en (‘beliefs’) en geen sym bool- o f zin gevingssystem en ( ‘m eanings’) em pirisch te ach te rh alen . D a t k o m t d o o r h u n th eo reti sche u itgangspositie: zij staan een dualistische w etenschapstheoretische benadering v o o r in tegenstelling to t de d o o r W u th n o w v o orgestane en gebruikte ‘holistische’ we ten sch apsbenadering. V anu it an d ere uitgangsstellingen kom en o n derzoekers to t de keuze v o o r and ere onderzoeksstrategieën en to t een an d ere analyse en interpretatie van de d a ta (W uthnow , 1981, 1987; M ach alek , 1977). D it neem t niet weg, d at ook aa n W u th n o w de vraag gesteld k an w orden n a a r de in d icato ren op basis w aarvan hij zijn taalsym bolische zingevingssystem en heeft gere c o n stru eerd . B ovendien h o u d t W u th n o w zich n iet bezig m et h e t fu n ctio n eren van het zingevingssysteem v o o r het individu in term en van integratie van het handelen. V o o rts blijft o o k de vraag open o f overkoepelende zingevingssystem en d o o r indivi duen te co n stru eren en te h an d h av en zijn zo n d er de (m inim ale) on d ersteu n in g door sociale stru ctu ren o f verb an d en , w aarin deze individuen m aatsch ap p elijk zijn opge n o m en o f w aarto e zij affin iteit heb b en . O f an d ers gezegd: zijn individuele zinge vingssystem en d e n k b a a r zonder enige m ate van intersubjectief-collectieve, sociale veran kering, en zo ja , w aarom en w anneer k an de socioloog d an nog van ‘system en’ sprek en. In dit v erb an d k an ged ach t w orden aan B ergers begrip ‘plausibility structu re ’ (geloofw aardigheidsstructu u r): zo n d er sociale o n d ersteu n in g k an geen indivi dueel zingevingssysteem in stan d blijven (B erger, 1967). Een an d er zingevingsonderzoek w erd o n d ern o m en d o o r G lock en P iazza. Deze o n derzoekers w ilden ‘reality stru c tu re s’ o p sp o ren , w aa ro n d e r zij v erstaan : de manier w aaro p m ensen stru ctu u r o f o rd en in g en b etekenis geven aan de werkelijkheid (G lock & P iazza , 1978). D o o r m iddel van een v ragenlijst w erd aan de respondenten
184
een aantal p ro blem atische situaties o p sociaal, individueel en p erso o n lijk vlak v o o r gelegd en gevraagd om toelich ten d co m m en taar. U it de an tw o o rd e n reconstrueerden de onderzoekers een zestal ty p en van ‘w e rk elijk h eid sstru ctu ren ’ van uiteenlopende aard, w aaro n d er ‘stru c tu re n ’ m et tran scen d en te zow el als im m an en te kenm erken. Dit sterk exploratieve o n derzo ek b iedt w elisw aar enig zicht o p de w ijze w aaro p in d i viduen p ro b eren zin te geven aan h u n w erkelijkheid (u itera ard gepro jecteerd o p de hun door de onderzoekers voorgelegde situaties), m a a r zijn ‘reality stru c tu re s’ ook zingevingssystemen, laat sta a n overkoepelende zingevingssystem en? D aarv an blijk t niet veel. H et o n d erzoek van G lock en P ia zz a b iedt w einig h o u v ast v o o r inzicht in aard en fu n ctioneren van zingevingssystem en, m a a r het b ied t daaren teg en wel a a n wijzingen v o o r h et gegeven, d a t individuen m eerdere p artiële zingevingen h an teren afhankelijk van de vraag om w elke concrete hand elin g ssitu atie het g a a t, d an wel in welke sociale context de betekenisverlening fu n ctio n eert. Nog weer an d er zingevingsonderzoek rich t zich m eer n a d ru k k elijk o p w aard en en w aardenoriëntaties. E en em pirisch on d erzo ek van M cC read y en G reeley ligt o p het vlak van de uiteindelijke o f ultiem e w aard en in relatie to t g odsdienst. D e o n d erzo e kers trach tten de ‘godsdienstige in terpretatiev e sch em a’s ’ te a ch te rh alen , die A m eri kanen (een representatieve stee k p ro e f uit de bevolking) h an teren m et b etrekking to t ultieme levensvragen (M cC ready & G reeley, 1976). D e resp o n d en ten w erd gevraagd te antw oorden op v ijf voorgelegde hy p o th etisch e situaties: de m ogelijke d o o d van hun ouders, v an hun kind o f v an henzelf, een geestelijk g eh an d icap t kind krijgen en het plotselinge verlies van in k o m en o f v erm ogen. U it d e an tw o o rd en reco n stru eerd en de onderzoekers v ijf typen van ultiem e w aard en in relatie to t religie, geclusterd in de interpretatieve schem a’s van de godsdienstige o p tim isten (22% ), de godsdienstige hoopvolle m ensen (22% ), de n iet-godsdienstige, w ereldlijke op tim isten (14% ), de pessimisten (24% ) en de diffu se m ensen (18% ). D eze typologische indeling kw am to t stand vanuit de w ijze w aaro p de godsdienstige orië n ta tie van de resp o n d en t de v o o r gelegde hypothetische situatie k o n rech tv aard ig en : een positieve zin k u n n en verlenen vanuit de g odsdienst, h o o p p u tte n u it de g odsdienst, een positieve zin k u n n en verle nen zonder d a t de godsdienst een rol speelt, geen enkele zin k u n n en verlenen o f ver woorden, en het niet w eten o f zeer vaag a n tw o o rd en . Ten aanzien van de resultaten van d it o n d erzo ek k an m en zich afvragen in w elke mate de gevonden ultiem e w aard en o riën taties o f godsdienstige in terpretatieve schema’s overeenkom en m et (overkoepelende) zingevingssystem en? D e resp o n d en ten geven eerder an tw o o rd op u iterst perso o n lijk e zinvragen, w aarb ij h u n g elo o fso p vattingen een rol k u nnen spelen, d a n d a t er sp rak e is van zingevingssystem en. W el licht w ordt niets an ders d an een u iterst individualistisch type van religiositeit v ast gesteld (cf. N eal, 1978). B ovendien w o rd t h ier h e t probleem van de relatie tussen waarden, religie en zingeving z ic h tb aa r, m a a r geenszins to t verheldering gebracht. Een laatste A m erik aan s zingevingsonderzoek b e tre ft het o n derzoek van Bellah en anderen n a a r de m orele w aard en v an de A m erik an en (Bellah et a l., 1985). D it b e schrijvende o n d erzoek m et de cen trale vraag: ‘H ow to preserve o r create a m orally coherent life?’ is m ede gebaseerd o p m ateriaal van z o ’n 200 interview s, aangevuld met participerende observatie u it de p erio d e 1979-1984. D e onderzoekers spreken Mens en M a atsch ap p ij, 64e ja a rg a n g , n r. 2, m ei 1989
185
van een cultuurstudie naar waarden: ‘The primary focus o f our research was not psy chological, or even primary sociological, but rather cultural. We wanted to know
what resources Americans have for making sense of their lives, how they think about themselves and their society, and how their ideas relate to their actions’ (Bellah et al., 1985, preface x). U itgangspunt van onderzoek vormt de veronderstelling, dat de Amerikaanse sa menleving in hoge mate onderhevig was en is aan het individualiseringsproces: wat betekent de individualisering thans voor de domeinen van het private en publieke le ven (met betrekking tot identiteit, huwelijk en gezin, godsdienst en burgerschap)? Het onderzoek geeft een beeld van de doorwerking van dit proces op deze terreinen: men kiest meer en meer de religiositeit die bij de eigen behoefte en identiteit past; in huwelijk en gezin gaat men em otioneel-affectieve relaties aan, waarbij de identiteit van beide partners centraal blijft staan; en ten aanzien van het burgerschap maakt men staat en overheid grotendeels ondergeschikt aan individuele belangen. Gerede neerd vanuit de centrale waarde individualisering, hetgeen volgens de onderzoekers ( staat voor zelfontplooiing, individuele vrijheid, morele autonom ie, toegenomen eigen verantwoordelijkheid en individuele gedragsopties, wijzen de resultaten op de toegenom en subjectivering van de zingeving, waarbij een k lo o f wordt geconstateerd tussen privé-wereld (individualisme) en publieke sfeer (gem eenschapszin). D e heden daagse gedifferentieerde Amerikaanse samenleving met deze k lo o f tussen private en publieke sfeer (‘culture o f separation’) wordt volgens Bellah et al. desondanks in stand gehouden door een aantal gedeelde waarden en tradities, een soort ‘American civil religion’, met betrekking tot de vraag wie wij mensen zijn (Bellah et al., 1985, 277-283). ' Het onderzoek is uiteindelijk gericht op het vinden van de centrale morele waarden van de Am erikaanse samenleving én van de samenbindende elementen o f coherentie in deze cultuur. D e auteurs menen, dat deze coherentie en daarmee de sociale integra tie van de samenleving thans verloren dreigt te gaan door de voortgaande fragmenta risering van de moderne cultuur. Daarom besluiten zij hun onderzoek met een plei d ooi voor een sociale wetenschap als sociale filosofie (‘public philosophy’), waarin de nieuwe sociale mores van de toekom st uiteengezet kunnen worden. Dit in navol ging van Tocqueville’s Democracy in America (1830), waarin deze mores werden aangeduid als ‘habits o f the heart’. H et onderzoek van Bellah et al. werpt licht op de waarden in de Amerikaanse sam enleving, opgespoord met het oog op de culturele continuïteit van deze samenleving en cultuur. H et geeft daarentegen geen inzicht in de vraag naar de relatie tussen deze waarden en de aard van de individuele zingeving, noch in de aard o f het functioneren van zingevingssystemen. Hiermee is het Amerikaanse zingevingsonderzoek in de godsdienstsociologie in het kort de revue gepasseerd. Resten nog een Engels en een Canadees zingevingsonder zoek, alvorens over te gaan naar de situatie in eigen land. In Engeland gaat het om een onderzoek van Cottrell naar de door Luckmann aangegeven bronnen van ‘invisi ble religion’ als m ogelijk nieuwe zingevingssystemen. D oor middel van interviews met 34 personen, die hun levensgeschiedenis aan de onderzoekster vertelden, wordt
getracht op h et sp o o r te k o m en v an em pirisch a a n to o n b a re zingevingssystem en (Cottrell, 1980), die uit het b io grafische m ate riaa l g ereconstrueerd zouden k u nnen worden. De conclusie v an het o n d erzo ek luid t n o g al v errassen d, d a t de o n d erzo ch ten buiten het herk en b are zingevingssysteem van de trad itio n ele g o dsdienst geen verge lijkbare, and erso o rtig e zingevingssystem en h a n teren . Nieuw e sociale vorm en van ‘invisible religion’ o f van welk overkoepelend niet-godsdienstig zingevingssysteem dan ook blijken volgens C o ttre ll niet em pirisch a a n to o n b a a r, d an wel niet o p gespoord te k unnen w orden. H et lijk t ero p , d a t de o n d erzo ek ster v o o ral doen d e is om met k rach t de these van de ‘invisible relig io n ’ v an L u ck m an n te w eerleggen. In haar analyse w o rd t een aan v e c h tb a a r onderscheid g em aa k t tussen godsdienstige en seculiere betekenissen en tussen th eo rie en p ra k tijk , concluderend d a t ‘m ean in g ’ (zingeving) geen th eo retisch , m a a r een p rak tisch item is, d at v eran k erd ligt in h et alle daagse leven van m ensen. E n d a t is n u ju ist w at o o k is geïm pliceerd in L uckm anns these van de ‘invisible religio n ’. Religie is vo o r L u ck m an n im m ers geen buitenempirische categorie, zoals C o ttrell ten o n rech te lijk t te v eronderstellen in h a a r o n derzoeksconclusie, d at niet-godsdienstige m ensen geen zingevingssysteem nodig blij ken te hebben. M et nam e in dit o n d erzo ek b lijk t de taalk u n d ig e m oeilijkheid (zowel voor onderzoeker als o nderzo ch ten ) nieuw e zingevingssystem en te verw oorden b u i ten het reeds b estaan d e en in de sociale stru c tu u r en c u ltu u r v eran k erd e zingevings systeem van de conventionele g o dsdienst om . U ite ra ard zo er ü b e rh a u p t sp rak e is van het ontstaan v an alternatieve zingevingssystem en in sam enlevingen, w aarin het ge vestigde godsdienstige zingevingssysteem bij vele m ensen a a n w aard e heeft ingeboet of irrelevant is gew orden v o o r h u n alledaagse h an d elen . Bibby, een C anadese godsdienstsocioloog, d en k t de zingevingsproblem atiek geheel anders te ku nnen aan p ak k en . In een k o rte bespreking van het gros van het hierboven aangehaalde onderzoek (B ibby, 1983, 101-106; cf. V an T illo, 1987, 2-6) concludeert Bibby allereerst - ons inziens terech t - d at (godsdienst)sociologisch o n derzoek to t op heden nauw elijks overtuigende em pirische aanw ijzingen h eeft opgeleverd vo o r Luckmanns ‘invisible m eaning system s’. In zijn eigen ond erzo ek o n d er een represen tatieve steekproef uit de C anadese bevolking stelt B ibby vervolgens v o o r niet zonder meer lukraak o p zoek te gaan n a a r nieuw e o f altern atiev e zingevingssystem en, m aar te beginnen bij de nog aanw ezige trad itio n ele g o dsdienst (B ibby, 1983,107). Terw ijl onderzoekers th an s geneigd zijn aa n de trad itio n ele (christelijke) godsdienst weinig of geen aan d ach t m eer te besteden, wil hij ju ist v an u it de ‘zich tb are religie’ n ag aan , in hoeverre de traditionele go dsdienst in sta a t is te voorzien in een zingevingskader, waarmee individuen hun b estaan zinvol k u n n en in terp reteren . V an d a a ru it k an d an gezocht w orden n a a r m inder d u id elijk g earticuleerde o f m oeilijker em pirisch w a a r neembare zingevingssystem en, die individuen h ed en ten d ag e m ogelijkerw ijs h a n te ren. In zijn onderzoek tra c h t B ibby een a a n ta l relevante th e m a ’s te id entificeren, die eventueel verw ijzen n a a r zingevingssystem en, zoals enerzijds h et th e m a v an de co n ventionele (christelijke) godsdienst en an d erzijd s L u ck m an n iaan se culturele th e m a ’s zoals gezinsleven (fam ilism e), sek su aliteit, h u m an ism e, fem inism e, sciëntism e, mysticisme en p aran o rm alism e. D it m et uitsluiting van m ogelijk an d ere relevante Mens en M aatsch ap p ij, 64e ja a rg a n g , nr. 2, m ei 1989
187
them a’s zoals zelfexpressie, zelfverwerkelijking en politiek activisme, om dat de reeds beschikbare data een adequate ‘meting’ van deze them a’s niet toelieten. Allereerst wordt dus nagegaan, in hoeverre de respondenten het thema van de traditionele gods dienst (nog) onderschrijven; vervolgens wordt met behulp van de overige thema’s na gegaan, welke zingeving bij de expliciet niet-godsdienstige respondenten aanwezig is. Daarbij wordt bekeken in welke mate deze them a’s zingevingssystemen represente ren waarmee het menselijk bestaan wordt geïnterpreteerd, door twee zingevingsniveaus te onderscheiden: 1. het zingevingsniveau van het overkoepelende referentie kader, dat als een soort leidraad door de diverse sectoren van iemands leven loopt en een integratieve werking heeft, en dat gehanteerd wordt om alledaagse levensproble m en op te lossen. Technisch gesproken gaat het hierbij om de vraag in welke mate persoonlijkheidsintegratie plaatsvindt in het kader van de maatschappelijke roldifferentiatie, waaraan het individu blootstaat. En 2. het zingevingsniveau dat te maken heeft met de effectieve hantering door het individu van ultieme levensvragen zoals de zin van het leven en de realiteit van lijden en dood. D e resultaten van B ibby’s onder zoek bevestigen, dat de traditionele (christelijke) godsdienst voor vele individuen nog steeds dienst doet als zingevingssysteem. De ‘zichtbare religie’ vormt voor 43% van de Canadezen een reëel en potentieel zingevingssysteem op basis waarvan zij hun le ven interpreteren. De overige respondenten hanteren elementen van andersoortige zingevingssystem en, waaronder onconventioneel-godsdienstige, maar niettemin transcendente systemen, humanistisch-immanente systemen o f zingevingselementen als het fam ilism e als basis (21% ), het feminisme (7% ), sciëntisme (7% ), mysticisme (7 % )o f g elo o f in het paranormale (7% ). Opvallend is evenwel, dat de mate van inte gratie o f coherentie van de gehanteerde zingevingssystemen over de gehele linie niet erg groot blijkt te zijn. Bibby veronderstelt immers, dat een zingevingssysteem een in tegrerende werking vervult in het leven van het individu en aldus samenhang (cohe rentie) brengt in de verschillende levensdom einen o f rollen. D e door diverse onder zoekers veronderstelde integratieve functie van zingevingssystemen dient gerelati veerd en nader empirisch onderzocht te worden. Bovendien blijkt ook uit dit onder zoek, dat voorzover coherentie in het handelen van de respondenten empirisch aan toonbaar is, de meerderheid van deze respondenten deze coherentie vertoont zonder enige verwijzing naar welk (godsdienstig o f humanistisch georiënteerd) zingevings systeem dan ook. Bibby denkt, dat nader onderzoek zal aantonen dat integratie van levensdom einen som s op een zingevingssysteem gebaseerd zal zijn en som s ook niet. ‘Perhaps the w hole idea that all people have to have integrative meaning systems is erroneous’ (Bibby, 1983, 116). In de moderne westerse samenleving, waarin indivi duen hebben geleerd te leven met roldifferentiatie en rolsegmentatie, met waarden en normen van uiteenlopende aard in de diverse sectoren van het maatschappelijke le ven, zou het wel eens zo kunnen zijn, dat individuen putten uit verscheidene zingevingsbronnen die ze nodig hebben in uiteenlopende handelingssituaties en -rollen teneinde allerhande persoonlijke doeleinden te realiseren, zoals gezondheid, wel vaart, welzijn en succes. In deze theoretische overwegingen concretiseert Bibby in feite een opvatting van Luckmann met betrekking tot de functie van zingevingssyste men bij de persoonlijke identiteitsontwikkeling, waarbij Bibby tevens oog heeft voor
188
de com plexe aa rd van de m od ern e gedifferen tieerd e sam enleving w aarin h et individu concreet h an d elt. E venals de hedendaagse m aatsch ap p elijk e integratie het gevolg is van de interd ep en d en tie van de diverse (relatief au to n o m e ) m aatsch ap p elijk e secto ren, zo zou eenzelfde w aarneem b are integratie bij het individu o o k aanw ezig k u nnen zijn door het op e lk aa r afstem m en van verschillende ro llen , benodigd v o o r h et berei ken van perso o n lijk e doelen; in teg ratie dus, niet d o o r de aanw ezigheid van overk o e pelende zingevingssystem en o f th e m a ’s van zingeving, m a a r concreet d o o r p ra g m a ti sche rolinterdependentie. Z o zou o o k de specifiek godsdienstige zingeving d o o r het individu eerder selectief en frag m en tarisch b en u t k u n n en w orden n a a r perso o n lijk e keuze om b ep aald e biografisch e doeleinden te bereiken in specifieke situaties, b ij voorbeeld bij h et on d erg aan van kerkelijke ‘rites de passag e’ zoals d o o p , huw elijk en uitvaart. G odsdienst als zingevingssysteem fu n ctio n eert in h et leven van het individu dan als één van de zingevingsbronnen w aaru it g ep u t k an w orden n aast vele andere mogelijke b ro n n en van uiteen lo p en d e a a rd . D it v e rk laart w ellicht o o k het gegeven, dat vele m ensen zich godsdienstig blijven no em en , terw ijl ze strik t opgevat de g ods dienst niet langer gebruiken als een in teg ratief-co h eren t zingevingssysteem v o o r al hun opvattingen en gedragingen. D a t b etek e n t eveneens, d a t n iet langer trad itio n ele godsdienstige (zingevings)system en p e r d efinitie de an tw o o rd en a an d rag en vo o r de ultieme en alledaagse levensvragen v an h et ind iv id u , m a a r d at deze an tw o o rd en ook afkomstig zijn uit and erso o rtig e zingevingen en u it m eerdere zingevingen en geselec teerde en partiële w aarden- en opvattingensystem en. B ibby vero n d erstelt zelfs, d at de m eerderheid van de m ensen in de m odern-w esterse sam enleving wel eens zou k u n nen bestaan u it ‘people w ho h o ld bits an d pieces o f religious beliefs an d h u m an ist values, yet have unclear in terp re ta tio n s o f th eir existence’ (B ibby, 1983, 118).
Het Nederlandse zingevingsonderzoek Hiermee k u n n en wij het overzicht en de b espreking van het sociologisch zingevings onderzoek d a t in het bu iten lan d is verrich t, afslu iten . In N ed erlan d is nog nauw elijks sprake van expliciet zingevingsonderzoek, hoew el enkele godsdienstsociologen (o .a . Van Tillo en H ilh o rst) n ad ru k k e lijk o p de w enselijkheid ervan hebben gewezen. Toch verschijnen de laatste tijd o o k hier on d erzo ek sresu ltaten uit survey-onderzoek, die van belang zijn v o o r het zingevingsonderzoek. M en is da arb ij op zoek n a a r w aardenoriëntaties, n a a r levensbeschouw elijke o p v attin g en en godsdienstige geloofs systemen, zond er d a t direct duid elijk w o rd t o f hierm ee zingevingssystem en gem oeid zijn. K enm erkende voorbeelden v an survey-onderzoek n a a r w aard en o riën taties van Nederlanders vorm en o .a . het E u ro p ese w aard en o n d erzo ek (H alm an e .a ., 1987) en het Nijmeegse n atio n ale w aard en o n d erzo ek (Felling, P eters en S chreuder, 1983). Met nam e een deelonderzoek van Felling, P eters en S chreuder stellen wij hier k o rt aan de orde, o m d a t hierin a a n d a c h t w o rd t besteed a an de levensbeschouw elijke oriëntatie van m ensen. D e o n derzoekers gaan in een re p resen tatief o n derzoek m et een aselecte steek p ro ef van 1007 personen u it de N ed erlan d se bevolking n a , in h o e verre de traditionele christelijke godsdienst nog fu n ctio n eert als w ereld- en levensbeMens en M a atsch ap p ij, 64e ja a rg a n g , n r. 2, mei 1989
189
schouw ing en in w elke m ate niet-godsdienstige levensbeschouw elijke oriëntaties d a a rv o o r in de p laats zijn gekom en . G o d sd ien st als levens- en w ereldbeschouw ing w o rd t gedefinieerd als ‘een com plex van o v ertuigingen, die m ensen h an te ren om hun b estaa n u iteindelijk zin te geven’ (F elling, P eters & S ch reu d er, 1982,41). R esp o n d en ten kregen vo o rg estru ctu eerd e vragen voorgelegd over g elo o f in het b estaan van een hogere w erkelijkheid, over de zin van h et leven en over de betekenis van lijden en d o o d . D eze vragen v o oronderstellen de aanw ezigheid van verscheidene w ereld- en levensbeschouw ingen, w aarvan de o n d erzo ek ers v ijf ty p en aangeven: v an u it christe lijke zingeving, v an u it algem een-transcendente zingeving, v an u it binnenw ereldlijke (im m anente) zingeving, v anuit het o p e n h o u d en van de zinvraag (agnosticism e) of tw ijfel aan zin (scepticism e) en v an u it de ervaring v an zinloosheid en de ontkenning van zin (nihilism e). De conclusie van d it o n d erzo ek luid t: er b esta a t in N ed erlan d nog een du id elijk christelijke w ereld- en levensbeschouw ing (die fu n g eert als overkoepe lend zingevingskader), m aar de v eronderstelde altern atiev e, niet-godsdienstige le vensbeschouw elijke oriëntaties b lijken als co h eren te (overkoepelende) zingevingskaders niet em pirisch aanw ezig in het m enselijk han d elen ; h o o g u it k u n n en p artiële zin gevingen m et betrekking to t leven, lijden en d o o d w orden vastgesteld. W el wordt d a a rb ij de ten d en s geconstateerd , d a t de godsd ien stig -tran scen den te zingeving af neem t ten gunste van allerlei niet-godsdienstige zingevingen. V astgesteld w o rd t dat specifieke w aard en o riën taties (en gedragingen) g erelateerd k u n n en w o rd en aan een ch ristelijk-godsdienstige levensbeschouw ing en d a t de christelijke levensbeschou w ing aan k rach t in b o et. W at d a a rv o o r in de p laats k o m t, is nog o n d u id elijk en b e sta at u it diverse partiële zingevingen van uiteen lo p en d e a a rd . O f wij hierbij van nieuw e zingevingssystem en zoud en k u n n en spreken, b lijft on d u id elijk , evenals de re latie tussen de begrippen w aard en o riën taties, w ereld- en levensbeschouw ing en (godsdienstige) zingevingssystem en. E en eerste poging in ons lan d to t expliciet sociologisch zingevingsonderzoek m et df n a d ru k op godsdienstige verand erin g v o rm t het survey-onderzoek m et een selecte steek p ro ef v an 206 personen n a a r h et v o o rk o m en van nieuw e typen levensbeschou w ing, uitgevoerd d o o r een groep N ed erlan d se g o dsdienstsociologen (T hung et al., 1985). In navolging van Y inger en o p basis van p roefinterview s in de voorbereidings fase van het onderzoek w erd een a a n ta l item s aa n de resp o n d en ten voorgelegd mei b etrek k in g to t ultiem e w aard en o riën taties en levensvragen, geo p eratio n aliseerd rond p ro b leem situaties als ziekte, lijden , d o o d en de zin v an het leven. M et b eh u lp van eer facto ranalytische bew erking w erd via clusering een a c h tta l typen levensbeschouwing d o o r de onderzoekers gevonden, die v o o r individuen m ogelijkerw ijs fu n ctio n eren als o v erkoepelend referen tiek ad er (i.c. zingevingssysteem ) v o o r h u n han d elen . H et be treft twee levensbeschouw ingen m et een relatief consistent en coherent k arak ter, name lijk de traditioneel-christelijke en de agnosticistische. N ieuw ere levensbeschouw in gen (‘w orld view s’) vorm en de so ciaal-radicale o f m a atsch ap p ijk ritisch e, die van de b u rg erlijke ethiek en het arbeid seth o s, die van h et g elo o f in een buiten-empirische w erkelijkheid, die van de contem platieve w ereldbeschouw ing, die van het hedonisme (‘pleasure in life’) en die van de o n tk en n in g (nihilism e en de accep tatie van zinloos-
190
heid). G odsdienst w o rd t in d it on d erzo ek b reed gedefinieerd in term en van ‘w orld view’ (levensbeschouw ing), zijnde een zingevingssysteem w aarin vier elem enten zijn opgenomen: h oogste w aarden (‘u ltim ate values’), h e t g elo o f in een la a tste w erkelijk heid, o pvattingen over lijden en d o o d , en o p v attin g en over het leven als zodanig, kortweg w aard en , g elo o f en in terp re taties gen o em d in het o n d erzo ek . De v ero n derstelling van de onderzoekers is h ierb ij, d a t een ‘w orld view ’ b esta a t u it een cohe rent (en onderzoekstechnisch consistent) geheel van w aard en , geloofso p v attin g en en interpretaties. E lem enten van bovengenoem de ach t typen levensbeschouw ing bleken aantoonbaar in de em pirische w erkelijkheid, zij h et d a t van een g ro te m ate van cohe rentie tussen gelo o fso p v attin g en , ultiem e w aard en en in terp re taties v an leven, lijden en dood w elhaast in geen der gevonden levensbeschouw ingen gesp ro k en kan w orden, met uitzondering v an de expliciet christelijk-godsdienstige levensbeschouw ing, waarbij de v o oronderstelde co h eren tie tussen de aangegeven elem enten van ‘zinge ving’ nog het m eest aanw ezig b lijk t te zijn . T eg elijk ertijd geven de resu ltaten van dit survey-onderzoek aanw ijzingen, d a t de traditioneel-godsdienstige (christelijke) le vensbeschouwing zich w ijzigt in de rich tin g v an een ‘algem een th eïsm e’ (d .w .z. een niet-gespecificeerd geloof in G od) en zelfs van een ‘globaal geloof van transcendentie’ (d.w.z. een niet-gespecificeerd g elo o f in een h ogere m ach t o f iets b u iten de m ens). De veronderstelling, d a t er w ellicht nieuw e ‘zingevingssystem en’ o n tsta a n in term en van sam enhangende w aarden, g elo o fso p v attin g en en in terp re taties, w o rd t eigenlijk in dit onderzoek niet bevestigend b e an tw o o rd . E r b lijk t eerder een frag m en tariserin g van zingevingselementen op te tre d e n , w aarbij gelo o fso p v attin g en en in terpretaties veelal los k om en te staan van allerlei w aard en o riën taties. H ierbij valt m et nam e o p , dat de in h o u d van deze w aard en o riën taties een sterk im m an ent k a ra k te r d raag t: im manentie in de betekenis van b in n enw ereldlijke w aard en van egocentrische, deels ook wel altruïstische, hedonistische en m aterialistische a a rd . M inder co h eren te, im manente zingevingssystem en lijk en de tra d itio n e le, tran scen d en te ‘w o rld view s’ te verdringen. M en kan een teru g g an g co n stateren van tran scen d en t-ch ristelijk e in ter pretaties en g elo o fso p v attin g en , m a a r teg elijk ertijd o o k de om zetting d aa rv a n in im m anent-christelijke, im m an en t niet-christelijke en im m an en t niet-godsdienstige noties. M en zou n a a r aanleiding van h et o n d erzo ek van T h u n g et al. k u n n en v ero n derstellen, d a t individuen th a n s niet alleen ten d eren n a a r u iterst vage, ongespecifi ceerde en algem ene zingevingsnoties v an transcendentie o f zelfs n a a r louter im m anentwereldlijke zingeving, m aar d a t zij o o k in diverse co ncrete sociale situaties lijken te wisselen van zingevingssysteem o f d aa rb ij u it p rag m atisch e overw egingen kiezen uit zingevingselementen nu allerlei (veelal niet erg coh eren te) ‘w orld view s’ van zeer u it eenlopend k a ra k te r m aatsch ap p elijk v o o rh an d en zijn. Met dit overzicht van b uitenlan d s en N ederlands godsdienstsociologisch zingevingsonderzoek en de k o rte bespreking d aa rv a n zijn wij g ekom en aan het p u n t, d a t wij de balans van dit on d erzo ek k u n n en o p m a k en d o o r de belan g rijk ste k enm erken ervan te bespreken.1
Mens en M a a tsc h a p p ij, 64e ja a rg a n g , n r. 2, m ei 1989
191
Naar kwalitatief-sociologisch zingevingsonderzoek U it d it overzicht van het em pirisch zingevingsonderzoek b lijk t, d a t er m instens sp rak e is van zeer u iteenlopend on d erzo ek n a a r d atg en e w at sociologisch m et zinge ving en zingevingssystem en aan g ed u id zou k u n n en w orden. In g ro te lijnen k an dit zingevingsonderzoek getypeerd w orden d o o r een v iertal kenm erken: 1. E r is sp rak e v an begripsm atige o n d u id elijk h eid . In veel zingevingsonderzoek gaat h et uiteindelijk om het vaststellen van ‘u ltim ate co n cern s’, de d o o r individuen ge no em de m eest belangrijke pro b lem en van h et m enselijk b estaan . D a a rn aa st o o k om w aa rd en o riën taties o f om levensbeschouw elijke o p v attin g en (‘w orld view s’) van in d ividuen, w aarbij de relatie to t het verschijnsel religie o f godsdienst al d a n niet expli ciet w o rd t v o o ro n d ersteld in verw ijzingen n a a r een tran scen d en te o f m eta-em pirische w erkelijkheid. W at zingeving is o f w at zingevingssystem en zijn en hoe deze fu n ctio n eren , d a t b lijft vaag, w o rd t o p u iteen lo p en d e w ijzen b eh an d eld o f slechts zijdelings aan g ero erd . Z ingeving w o rd t geassocieerd m et betekenisverlening, met in terp re tatiek ad ers die individuen h an te ren in h u n alledaagse h an d elen . Zingeving k an b etro k k en zijn op het individu als een c o g n itief b ew u stz ijn sa ttrib u u t, o p indivi- ' d uen in interactie (zingeving als reciproke g ed rag sin te rp retatie) o f op individuen te zam en in de v o rm v an een gedeeld zingevingssysteem m et geobjectiveerde kenm er ken. De psycholoog zal m et nam e geïnteresseerd zijn in de individuele zingeving als in stru m en t to t identiteitsvorm in g , terw ijl de socioloog eerder a a n d a c h t zal hebben v o o r de intersubjectieve, interactio n ele en geobjectiveerde zingevingssystem en, die zich bij individuen als collectief gedeelde m aatsch ap p elijk e zingevingssystem en pre senteren. In h o u d elijk zijn vele term en in o m lo o p als h et g a at over zingeving: levensbeschou w ing, w ereldbeeld, religie, g eloo fso p v attin g en , w aard en o riën taties, ideologie, men taliteit, en z., m a a r h oe al deze begripen zich to t e lk aa r v erh o u d en , b lijft vooralsnog o n d u id elijk . A ls h et in o n derzo ek over zingeving o f liever gezegd over zingevings system en gaat, d an zou een onderscheidend conceptueel elem ent gevonden kunnen w orden in de g raad van structurering en institutionalisering: in de m ate w aarin zinge ving zich m anifesteert als een gedeeld interpretatiekader o p basis w aarvan individuen hun bestaan betekenis verlenen, zou gesproken kunnen w orden van zingevingssyste m en. D it zingevingskader kan allerlei elem enten bevatten van o .a . (geloofs-)opvattingen, w aarden, religie, w ereldbeelden. D aarm ee is tegelijkertijd de veronderstelde func tie van zingeving in beeld gekom en: zingeving structureert en integreert menselijke er varing, zowel individueel als collectief, in een voor het individu betekenisvol geheel, w a a rd o o r het alledaagse m enselijke b estaan en het m enselijk han d elen richting en voortgang krijgen. H o e zingeving evenwel concreet a a n to o n b a ar is, d a t w ordt in empi risch o n derzoek op diverse w ijzen geo p eratio n aliseerd en vastgesteld. A fhankelijk van de inho u d elijk e definitie v an religie v o rm t de godsdienst een specifiek zinge vingssysteem , w aarm ee niet gezegd is d a t alle zingeving op de een o f an d ere wijze ‘re ligieus’ genoem d kan w o rd en , hetgeen som m ige o n d erzo ek ers n ogal eens suggereren. D e subjectieve en geïnstitutionaliseerd e religie k a n ond erd eèl u itm ak en van zinge-
192
vingssystemen al n a a r gelang het individu religie expliciet g eb ru ik t in diens handelen. Daarmee is zingeving van religie o n d ersch eid en , zij h et d a t een bevredigende a fb a k e ning m oeilijk b lijft, zolang er o n enigheid b lijft b estaan over de v raag w at theoretisch en em pirisch o n d er religie v erstaan d ie n t te w o rd en (c f. D o b b elaere, 1982). O ver het algemeen neem t m en in het sociaal-w etenschappelijke zingevingsonderzoek a a n , d at religie en dus o o k godsdienstige zingeving em pirisch zich tb aa r w o rd t aan de grenzen van het m enselijk b estaan , i.e. in crisissituaties, bij bio g rafisch e b reu k v lak k en , bij gevoelsmatige en reflexieve in k eerm o m en ten , en d ergelijke. V an d aar de co n cen tratie in het zingevings- en g o dsdien sto n d erzo ek o p uitein d elijk e levensvragen, w aarbij de onderzoeker het gevaar lo o p t zingeving en religie o p het niveau van h et alledaagse handelen van ind ividuen u it h e t o o g te verliezen. 2. Er is sprake van o n d u idelijk h eid in zingevingsonderzoek over het onderscheid tu s sen w aardenoriëntaties en zingevingssystem en. W a ard en o riën taties w orden in relatie gebracht m et individuele zingeving, m a a r d aaren teg en weer afgescherm d v an het ver schijnsel religie. W aard en vorm en individuele en collectieve, no rm atiev e o riëntaties die houdingen en handelingen van individuen m edebepalen. Z ij k u n n en als zodanig basiselementen v an zingeving v o rm en , n et als o p v attin g en , godsdienstige en levens beschouwelijke voorstellingen, w ereldbeelden e .d ., die het individu in diens zingevingssysteem kan o pnem en. Z ingevingssystem en k u n n en derhalve zijn opgebouw d uit diverse elem enten: religie, w aard e n , levensbeschouw ing, enz. 3. Het sociaal-w etenschappelijke zingevingsonderzoek b estaa t to t o p heden (m et u it zondering van enkele ond erzo ek en ) v o o rn am elijk uit survey-onderzoek m et behulp van vragenlijsten, w aarbij de resp o n d en t reag eert o p v o o rg estru ctu reerd e vragen, waarin de operationalisaties v an ‘godsdienst- en zingevingstheorieën’ van de o n d e r zoeker zijn opgenom en. O m o p h et sp o o r te k o m en van zingeving en m et nam e van godsdienstige zingeving co n cen treren o n d erzo ek ers h u n vragen n ad ru k k elijk rondom ultiem e probleem situ aties, w aarin de (godsdienstige) zingeving v an indivi duen geacht w o rd t aanw ezig en a a n to o n b a a r te zijn . D aarb ij reag eren de resp o n d en ten op voorgegeven taalfo rm u lerin g en , w aarb ij zij weinig an ders k u n n en d oen dan de taalform ulering v an de ond erzo ek er te beam en o f v an de h a n d te w ijzen. H e t lijk t er vooralsnog o p d a t de m eeste o nderzoekers allereerst vaststellen w at zingeving en/of godsdienstige zingeving zoal in h o u d t om vervolgens de resp o n d en ten o p deze voorgegeven en geselecteerde in h o u d te b evragen. R efereert de resp o n d en t d aarb ij aan de cultureel v erankerde taalfo rm u le rin g en v an de institu tio n ele g o d sd ien st, d an zou er sprake zijn van ‘godsdienstige zingeving’, zo niet, d an zou er sp rak e zijn van andersoortige zingeving o f van o n g odsdienstigheid, w aarb ij de on d erzo ek er som s ge neigd is te concluderen, d a t er helem aal geen sp rak e (m eer) is v an zingeving. H oew el de kwantitatieve o n d erzoeksb en ad erin g (het survey-onderzoek) to t n u to e de b oven toon voert in het zingevingsonderzoek, kiezen som m ige o n derzoekers (w aaronder ook wij) voor een kw alitatieve o n derzo ek sb en ad erin g in h et zingevingsonderzoek. Daarbij staat niet het ‘theoretisch p ersp ectief’ v an de o n d erzo ek er c en traal in de vraagstellingen aa n de resp o n d e n t, m a a r het w erkelijk h eid sp ersp ectief van de o n d e r Mensen M aatsch ap p ij, 64e ja a rg a n g , n r. 2, m ei 1989
193
zochte acto r. D iens gedragsuitingen en verbaliseringen over diens eigen denken, d o en , laten en voelen staan cen traal en het is de creatieve ta a k van de o n d erzo ek er om in d it (geverbaliseerde) handelen v an de a c to r zingeving e n /o f zingevingssystem en te o n td ek k en en th eoretisch inzichtelijk te m ak en . U itera a rd steeds in de v eronderstel ling, d a t zingeving en o o k godsdienstige zingeving d o o r de a c to r op v o o r de o n d er zoeker ‘v ersteh b are’ w ijze to t u itd ru k k in g g eb rach t k u n n en w orden. 4. In veel zingevingsonderzoek w o rd t niet d u id elijk g em aa k t o p w elke wijze Luckm an n s conceptie van de ‘invisible relig io n ’ een leid raad v o rm t bij de operatio n alise ring van zingeving. De onderzoek ers zijn in feite veelal o p zoek n a a r ‘nieuw e vorm en van religie’, die n a a r verw achting nog n iet o f o n v o ld o en d e zijn geïnstitutionaliseerd in die m ate, d a t zij o o k d o o r de resp o n d en ten gearticuleerd en v erw oord k u n n en wor d en . M et nam e in het gebruikelijke survey-onderzoek n a a r ‘invisible relig io n ’ en zin geving blijven onderzoekers en resp o n d en ten g eb o n d en a a n vrag en lijsten , w aarin de cultureel v aststaan d e, traditionele g o d sd ienstverw oordingen u itg an g sp u n t en refe re n tiek ad er vorm en van de sociologische zoekactie n a a r w ellicht (nog) niet te ver w o o rd en zingeving en zingevingssystem en. V a n d aa r o o k d a t L u ck m an n reeds in de b egin jaren ’70 h eeft opgem erkt, d a t de (kw antitatieve) survey-onderzoeksm ethode niet geschikt is om de hedendaagse vo rm en van ‘invisible relig io n ’ o p h et sp o o r te ko m en. E en kw alitatieve o f interpretatiev e on d erzo ek sstrateg ie k an d aaren teg en eerder geëigend w orden beschouw d o m de h edendaagse gesubjectiveerde godsdienstige zin geving in het zicht te krijgen, o m d a t een dergelijke ond erzo ek sstrateg ie u itg aat van het p erspectief van de ond erzo ch ten zelf o m vervolgens - niet v o o ra f opgelegd, m a a r ontd ek k en d erw ijs - de (godsdienstige) zingeving van de o n d erzo ch ten te re co n stru eren u it h u n eigen verw oordingen en gedragsw ijzen. A ldus k an de onderzoe ker u it deze d a ta een em pirisch-gegrondveste th eo rie a la de ‘g ro u n d ed th e o ry ’ van G laser en Strauss form uleren over zingeving en zingevingssystem en. Volgens Luck m an n k unnen d aarb ij allerlei kw alitatieve o n d erzo ek sm eth o d en w o rd en ingezet: in terp retatiev e tekstanalyse, o pen interview s, p articip eren d e ob serv atie, biografische m eth ode. H et zingevingsonderzoek in de sociale w etenschap w o rd t to t o p heden geconfron teerd m et een a a n ta l problem en van theoretische (d efin itorisch-conceptuele) en me th odologische (onderzoeksstrategische en onderzoekstechnische) a a rd , die wellicht m eer bevredigend opgelost k u nn en w o rd en d o o r geb ru ik te m ak en van een kwalita tieve o f interpretatief-sociologisch e ond erzo ek sstrateg ie m et b etrek k in g to t de vraag stelling n a a r L u ckm anns ‘invisible relig io n ’ en h ed en d aag se vo rm en van (godsdien stige) zingeving. N a L uck m an n heb b en inm iddels verscheidene godsdienstsociologen m et n ad ru k gepleit voor een ‘in terp retatiev e godsdien stso cio lo g ie’ (R obertson S C am p bell, 1972; Blasi & W eigert, 1976; R yan, 1978) o m o p h et sp o o r van heden daagse vorm en van zingeving te kom en. In ons la n d vertegenw oordigen H ilhorst er V an T illo ieder o p eigen w ijze de in terp retatiev e tra d itie in de godsdienstsociologii (H ilh o rst, 1985a, 1985b, 1988a, 1988b; V an T illo , 1980,1987). H oe evenwel kwalita tie f zingevingsonderzoek concreet in zijn w erk g aat en w at de onderzoeksresultater
194
- in vergelijking m et die van h et g eb ru ik elijk e survey-onderzoek n a a r godsdienst en zingeving — opleveren, d aaro v er is to t o p heden in o n s lan d nog n iet g erap p o rteerd door (godsdienst)sociologen. De auteurs van dit artikel hopen b in n en afzienbare tijd de eerste resu ltaten te k u nnen ra p p o rte re n van een kw alitatief-sociologisch o n d er zoek n a a r hedendaagse vorm en van (godsdienstige) zingeving, een on d erzo ek w aarin getracht w o rd t de hier aa n de o rd e gestelde vragen bevredigend te b ean tw o o rd en door de co nsequente toepassing van een kw alitatieve o n d erzo ek sstrateg ie.2
Noten
1. In de godsdienstpsychologie in ons land is eveneens een recente belangstelling te constateren voor de relatie religie-zingeving en voor zingevingssystemen. Van der Lans bepleit een objectverbreding van de godsdienstpsychologie, w aardoor ook onderzoek naar zingevings systemen mogelijk w ordt (Van der Lans, 1986; Van der Lans & Berger, 1987). De gods dienstpsycholoog Van Uden heeft ook daadwerkelijk empirisch onderzoek verricht naar (de psychologische functies van) het zingevingssysteem voor het individu (Van Uden, 1985, 1986). 2. Het betreft kw alitatief onderzoek, waarvan de data verkregen uit open interviews m .b.v. het com puterprogram m a KW ALITA N worden geanalyseerd: STEGON -onderzoeksproject van het V F-program m a M A REN (M aatschappij en Religie in N ederland), in uitvoering bij de vakgroep Sociale W etenschappen van de KTUU.
L iteratu u r
Bainbridge, W .S., & R. Stark (1981). The consciousness reform ation reconsidered. Journalfo r the Scientific Study o f Religion (JSSR), 20 (1981) 1, 1-16. Beckford, J.A . (1987). Is the sacred a sociological category? Journal o f Oriental Studies , 26 (1987) 1, 33-39. Bellah, R .N ., et al. (1985). Habits o f the heart. Individualism and commitment in American life. University o f California Press, Berkeley, 1985. Berger, P . L . (1967). The sacred canopy. Elements o f a sociological theory o f religion .D o u b le day, Garden City, N .Y ., 1967. Bibby, R.W . (1983). Searching for invisible thread: meaning systems in contem porary Canada. JSSR, 22 (1983) 2, 101-119. Blasi, A .J., & A .J. W eigert (1976). Tow ards a sociology o f religion: an interpretive sociology approach. Sociological Analysis, 37 (1976) 3, 189-204. Cottrell, M. J. (1980). Invisible religion and the middle class. Paper presented at the T hird C on sultation on Im plicit Religion, Ilkley, U .K ., 1980. Dobbelaere, K. (1982). G odsdienst, religie en zingevingssystemen. Tijdschrift voor Sociologie, 3(1982) 1,25-43. Felling, A ., J. Peters & O . Schreuder (1982). Gebroken identiteit: een studie over christelijk en onchristelijk N ederland. Jaarboek Katholiek Documentatie Centrum, no. 11-1981, Nijme gen, 1982,25-81. Felling, A ., J. Peters & O. Schreuder (1983). Burgerlijk en onburgerlijk Nederland. Een natio naal onderzoek naar waardenoriëntaties op de drempel van dejaren tachtig. Van Loghum Slaterus, Deventer, 1983. Mens en M a a tsc h a p p ij, 64e ja a rg a n g , n r. 2, m ei 1989
195
G lock, C .Y ., & T. Piazza (1978). Exploring reality structures. Transaction, M ay-June, 1978. H alm an, L ., F. H eunks, R. de M oor & H . Zanders (1987). Traditie, secularisatie en individuali sering. Een studie naar de waarden van de Nederlanders in een Europese context. Tilburg University Press, Tilburg, 1987. H ilhorst, H .W .A . (1976). Religie in verandering. Een kritische analyse en evaluatie van de so ciologische optiek van P.L. Berger en T. Luckmann. Elinkwijk, U trecht, 1976. H ilhorst, H .W .A . (1985a). Van kerkelijke participatie tot zingevingsvraagstukken. Een be schouwing over ontwikkelingen in de godsdienstsociologie. KTUU, U trecht, 1985. H ilhorst, H .W .A . (1985b). De godsdienstsociologie op zoek naar nieuwe vorm en van religie. In: P . Stouthard & G. van Tillo (red.), Katholiek Nederland na 1945. A m bo, Baarn, 1985, 114-130. H ilhorst, H .W .A . (1988a). Ingezonden brieven. Een interpretatieve inhoudsanalyse. In: H. Coenen, P . Pennartz& F. W ester (red.), Nasporingen. Structuren van interpretatiefsociaal wetenschappelijk onderzoek. SISW O, Am sterdam , 1988, 132-154. H ilhorst, H .W .A . (1988b). Sociologisch zingevingsonderzoek onder de loep; de ontwikkelings gang in theorie en onderzoek van een interpretatief socioloog. Paper W ISW O/Studiedag ‘Betekenisonderzoek in Theorie en P ra k tijk ’, 9 dec. 1988 te Utrecht. Lans, J.M . van der (1986). Two opposed viewpoints concerning the object o f the psychology of religion. Introductory statem ents to the plenary debate. In: J.A . van Belzen & J.M . van der Lans (eds.), Current issues in the psychology o f religion. Rodopi, A m sterdam , 1986, 67-81. Lans, J. van der, & W. Berger (1987). De religieuze behoefte in het sociaal-wetenschappelijk on derzoek. In: D. H utsebaut & J. Corveleyn (red.), Over de grens. De religieuze behoefte kri tisch onderzocht. Universitaire Pers, Leuven, 1987, 19-37. L uckm ann, T. (1967). The invisible religion. The problem o f religion in modern society. Mac m illan, L ondon, 1967. M achalek,R .(1977). D efinitional strategies in the study of religion. JSSR, 19(1977)4,395-401. M achalek, R., & M . M artin (1976). ‘Invisible’ religions: some prelim inary evidence. JSSR, 15 (1976)4,311-321. M cCready, W .C ., & A .M . Greeley (1976). The ultimate values o f the American population. Sage, Beverley Hills, C al., 1976. Neal, M .A . (1978). Review o f ‘The ultim ate values o f the Am erican population’ by W.C. M cCready and A .M . Greeley. JSSR, 17 (1978) 3, 330-332. Nelsen, H .M ., et al. (1976). A test o f Yinger’s m easure o f non-doctrinal religion: implications for invisible religion as a belief system. JSSR, 15 (1976) 3, 263-267. R obertson, R ., & C. Campbell (1972). Religion in Britain: the need for new strategies. Social Compass, 19(1972)2, 185-197. R oof, W .C ., et al. (1977). Yinger’s measure o f non-doctrinal religion: a N orth-eastern test. JSSR, 16(1977)4,403-408. Ryan, J.M . (1978). Ethnoscience and problem s o f m ethod in the social scientific study o f reli gion. Sociological Analysis, 39 (1978) 3, 241-249. Tillo, G .P .P . van (1980). N aar een interpretatieve analyse van het verschijnsel anti-papisme. In: W . G oddijn (red.), Godsdienst R.K. A m bo, Baarn, 1980, 184-203. Tillo, G .P .P . van (1987). De kwalitatieve dimensie. Een methodologisch perspectief voorde godsdienstsociologie. Van Gorcum , Assen, 1987. Thung, M .A ., et al. (1985). Exploring the new religious consciousness. A n investigation o f reli gious change by a Dutch working group. Free University Press, Am sterdam , 1985. U den, M .H .F . van (1985). R eligie in de crisis van de rouw. Een expioratief onderzoek doormid del van diepte-interviews. Dekker & Van de Vegt, Nijmegen, 1985.
196
Uden, M . van (1986). A social psychological model o f the individual m eaning system. In: J.A . van Belzen & J.M . van der Lans (eds.), Current issues in the psychology o f religion. Rodopi,
Amsterdam, 1986,264-271. Wright, S .A ..& W .V. D ’A ntonio (1980). Substructures o f religion. JSSR, 19(1980) 2,292-298. W uthnow, R. (1976). The consciousness reformation. University o f California Press, Berkeley, 1976. W uthnow, R. (1981). T w o traditions in the study o f religion. JSSR, 20(1981) 1, 16-32. W uthnow, R. (1987). Meaning and moral order. Explorations in cultural analysis. University of California Press, Berkeley, 1987. Yinger, J.M . (1969). A structural exam ination o f religion. JSSR, 8 (1969) 2, 88-99. Yinger, J.M . (1970). The scientific study o f religion. M acm illan, New Y ork, 1970. Yinger, J.M . (1977). A com parative study o f the substructures o f religion. JSSR, 19 (1977) 1, 67-86.
Mens en M a a tsc h a p p ij, 64e ja a rg a n g , n r. 2, m ei 1989
197