“Rap2010”: beleid - onderzoek “student en zingeving” - voorstellen I. Voorgeschiedenis: van beleid naar onderzoek In maart 2007 publiceerde het STUK ('Studentenkern' van de Leidse Studenten Ekklesia) een “beleidsSTUK”, getiteld: “In dialoog met de toekomst”, met een toekomstvisie op het studentenwerk van de LSE. Een belangrijke notie in dit stuk is “studerend geloven”. In datzelfde voorjaar 2007 installeerde de LSE-raad een beleidscommissie die de opdracht kreeg om een beleidsplan voor de LSE als geheel te ontwikkelen, zowel voor het studentenwerk als voor de participantengemeenschap rond de Hooglandse Kerk. Om het beleid te kunnen onderbouwen organiseerde de beleidscommissie een enquête onder LSE-betrokkenen, met daarin vragen over welke betekenis men hecht aan de LSE, hoe men de activiteiten waardeert en hoe men de toekomst ziet van de LSE. De respondenten van deze enquête waren vooral de actieve betrokkenen in de gemeenschap rond de Hooglandse Kerk, veelal participanten en een kleine groep actieve studenten, pas afgestudeerden en aio's. De populatie studenten die incidenteel activiteiten bezoekt op Rap100 ontbrak onder de respondenten. Daarom werd de behoefte gevoeld om een dergelijke enquête ook breed te houden onder studenten van universiteit en hogeschool. Het rapport van de enquête verscheen in oktober 2007. Mede op basis hiervan werd het beleidsplan LSE 2008 – 2012 geschreven, onder de titel: “Om leven dat doorgaat, om dagen van morgen” (naar een hertaling van Psalm 150 door Huub Oosterhuis). Dit beleidsplan verscheen in maart 2008. In het beleidsplan staat de missie verwoord die de LSE voor zichzelf ziet in de academische wereld en in de samenleving. Daarnaast worden beleidsvoornemens op verschillende terreinen genoemd. Als missie ziet de LSE voor zichzelf: “De LSE (...) wil een breed toegankelijke ontmoetingsplek zijn op het gebied van levensbeschouwing, cultuur en persoonlijke ontwikkeling. Zij wortelt in het christendom en is verbonden met de Protestantse Kerk in Nederland, de rooms-katholieke kerk en de remonstrantse kerk. Zij wil op een onderzoekende en studerende manier leven en geloven, met een open oog en aandacht voor andere tradities en voor maatschappelijke ontwikkelingen en aldus een toegevoegde waarde hebben voor mens en maatschappij.” Bij de beleidsvoornemens onder “studenten” staat in het beleidsplan het voornemen om twee werkgroepen in te stellen: “Werkgroep 1” om onderzoek te doen naar nieuwe vormen van financiering van het studentenwerk (projectfinanciering, fondswerving). En “werkgroep 2” die zich bezighoudt met de inhoud en het imago van het studentenwerk van de LSE, met als belangrijke vraag: sluit het aanbod van de LSE wel aan bij de behoeften onder studenten? In oktober 2008 werd Nico van der Perk als freelancer aangesteld in het project “Rap2010”, dat tot doel had op deze beide terreinen (financiering en inhoud) het studentenwerk, waar nodig, te vernieuwen. Het project “Rap2010” sluit goed aan bij de opdracht van de twee werkgroepen, die in oktober 2008 aan de slag gingen. Een eerste belangrijke taak was om een breed onderzoek op te zetten naar de behoeften van studenten op het gebied van zingeving en religie, in nauwe samenwerking met het Leiden Institute for Religious Studies (LIRS) van de universiteit. In november en december 2008 werd een vragenlijst ontwikkeld, mede op basis van eerder onderzoek, o.a. van LIRS. De vragen gaan over de beleving van religie en zingeving, de behoeften op dit gebied en over het beeld dat men van de LSE heeft. Van 20 januari tot 1 maart 2009 heeft de vragenlijst online gestaan. Meer dan 700 Leidse studenten van universiteit en hogeschool hebben de enquête ingevuld. Dat is ruim boven verwachting! In de periode maart – september 2009 zijn de data geanalyseerd. Het eindrapport van het onderzoek wordt door LIRS gemaakt en zal eind december 2009 klaar zijn. Ondertussen heeft “werkgroep 2” de voorlopige resultaten van het onderzoek besproken en doordacht op de consequenties voor het studentenwerk van de LSE. Het nu volgende is een weerslag van deze doordenking. Uit deze doordenking volgt een voorstel voor concreet te zetten stappen in 2010.
1
II. De voorlopige resultaten van het onderzoek A. Studenten en hun beleving van en interesses in zingeving 1– Er is een grote diversiteit in de levensbeschouwelijke identiteit van de studenten die hebben gereageerd. Ruim een kwart is christen, een kwart heeft geen religie, eenvijfde is atheïst en een derde heeft een andere levensbeschouwing (o.a. moslims, nieuwe spirituelen). Ook het godsbeeld is divers. Beelden die hoog scoren zijn: liefde, bron van leven, mysterie, schepper. De diverse levensbeschouwelijke identiteit is er niet alleen binnen de studentenpopulatie als geheel, maar ook binnen individuele studenten: 12 % kruist meerdere levensbeschouwelijke identiteiten aan. 2 - Ook de waardering van religie en levensbeschouwing is meerduidig. Een meerderheid vindt het belangrijk in het eigen leven, maar niet belangrijk voor het aangaan van sociale contacten. In de samenleving wordt religie gezien als belangrijk, goed, richtinggevend, maar daarnaast ook als ‘tweedracht’, ‘macht’ en ‘niet emanciperend’. Opvallend is dat studenten die zelf geen religieuze achtergrond hebben, beduidend negatiever zijn over religie dan anderen. Maar voor het overige is de diversiteit in wat studenten ‘vinden’ van religie niet te herleiden naar specifieke groepen, zoals geslacht, studierichting of opleiding, leeftijd etc. 3 – Met inachtneming van de diversiteit zijn er toch enkele globale kenmerken te noemen van de levensbeschouwing(en) van studenten: studerend: nadenkend, kritisch, open voor anderen, open voor verandering, ruimte voor vragen en voor onzekerheid, liever geen stelligheid beleving: focus op eigen beleving, gevoel, inspiratie, meer dan op tradities; aandacht voor persoonlijke ontwikkeling weinig traditioneel: lage scores op “rituelen doen”, “overgave aan het hogere”, “gericht op het hiernamaals”, “heilige boeken lezen” ethiek: nadruk op goed en zinvol leven genuanceerd: traditionele tegenstellingen worden gecombineerd, zoals gevoel – nadenken, vragen – antwoorden, sociaal – individueel. M.a.w.: 'en – en' i.p.v. 'of – of'. 4 – Studenten hebben een grote levensbeschouwelijke interesse. Maar liefst 80% houdt zich bezig met levensbeschouwelijke activiteiten. En 70% heeft belangstelling voor een organisatie die zich met levensbeschouwing bezighoudt, maar slechts 20% is daadwerkelijk betrokken bij een dergelijke organisatie. De ideale levensbeschouwelijke organisatie volgt qua kenmerken veelal het patroon van de eigen levensbeschouwing (zie punt 3). 5 – Wat betreft de activiteiten waar studenten belangstelling voor hebben scoren qua vorm hoog: lezing, cultureel bezoek met gesprek, samen eten, ontmoeting tussen verschillende levensbeschouwingen. Traditionele vormen van studentenpastoraat (liturgische bijeenkomst, meditatie, gesprek met begeleider of coach) hebben opvallend lage scores. Qua inhoud (onderwerp) scoren hoog: filosofie, persoonlijke ontwikkeling, wetenschap – geloof, wetenschap – ethiek, overeenkomsten tussen levensbeschouwingen, boeddhisme, islam, kunst. Ook hier is sprake van meerduidigheid: Enerzijds blijken studenten behoefte te hebben aan activiteiten waar ontmoeting een belangrijke rol speelt, anderzijds wil men kennis verwerven over bepaalde onderwerpen op het gebied van religie en filosofie. 6 – Push- en pull-factoren: Studenten komen niet naar activiteiten als er een te groot commitment wordt gevraagd (entreegeld, lidmaatschap, e.d.), als men denkt dat er sprake is van stelligheid en weinig ruimte voor twijfel en discussie. Men komt wel als het laagdrempelig is, als de sfeer open is, als er leuke mensen komen.
2
B. Hoe kan de LSE beter aansluiten op de wensen en behoeften van studenten? Enkele bevindingen die van belang zijn voor de LSE: Van alle respondenten heeft 50 % van de LSE gehoord en 50% dus nog niet. 10 % van de totale groep respondenten heeft al eens een activiteit van de LSE bezocht. Deze groep is homogener en specifieker dan de totale groep. Het beeld dat men van de LSE heeft is divers: niet negatief, maar ook niet uitgesproken positief. Blijkbaar communiceert de LSE geen eenduidigheid, of studenten pikken slechts dat op wat aansluit bij hun eigen beeld of ervaringen. Het beeld dat men heeft van de LSE correspondeert slechts voor een deel met het beeld dat men heeft van de ideale organisatie op het gebied van levensbeschouwing. Een kleine meerderheid van de respondenten ziet de LSE als “traditioneel christelijk” (meer antwoorden dan vragen, voorbeeldfiguren volgen, rituelen doen). Dat past niet bij het beeld dat de LSE naar studenten toe wil neerzetten en ook niet bij de behoeften van studenten. Mogelijke kansen voor de LSE liggen in: Veel studenten hebben interesses op levensbeschouwelijk gebied . Het bestaande aanbod van de LSE sluit echter qua vorm en inhoud niet op alle punten goed aan op de gesignaleerde behoeften van studenten. Nu deze zijn geïnventariseerd is hierin verbetering mogelijk. Van de studenten die van de LSE hebben gehoord, maar nog geen activiteit hebben bezocht, geeft 45 % aan wel eens (“misschien”, “waarschijnlijk” of “zeker”) een activiteit te zullen gaan bezoeken - dat wil overigens nog niet zeggen dat ze dit ook werkelijk zullen gaan doen. Maar wel is van hen nu bekend welke inhoud en vorm zij wensen en ook welke combinaties van inhoud en vorm hoog scoren. Zie de tabellen in de bijlagen. Studenten die al eens een activiteit van de LSE hebben bezocht, hebben een positiever beeld van de LSE dan studenten die dat nog niet hebben gedaan. Deelname aan de LSE stelt het beeld blijkbaar in positieve zin bij. Onderzocht is welke communicatiemiddelen effectief zijn. Dat zijn: blackboard, internet, digitale nieuwsbrief universiteit, mond-tot-mond- (of mail-tot-mail-)reclame, posters. Advertenties in Mare en programmaboekjes blijken over het geheel genomen minder effectief, hoewel ze wel ondersteunend kunnen werken. Het begrip “geestverruimend” waarmee de LSE zichzelf presenteert wordt gewaardeerd.
III. Wat betekent dit voor de LSE? De resultaten van het onderzoek zijn in “werkgroep 2” verder doordacht op de consequenties voor de LSE. Daarbij ging het o.a. over: 1. Voor wie wil de LSE er zijn? En wat betekent dat voor het aanbod? Moet het aanbod van de LSE net zo divers zijn als de gesignaleerde behoeften? Met andere woorden: Is het “U vraagt, wij draaien”, of gaat de LSE op bepaalde behoeften ook niet in? Hoe verhoudt de LSE zich tot andere aanbieders van zingeving? 2. Hoe kijkt de LSE naar de wenselijkheid en mogelijkheid van gemeenschap en binding van studenten? 3. Een belangrijke vraag hierachter is: Wat ziet de LSE als haar identiteit en missie in het studentenwerk? Voldoet – gezien de resultaten van het onderzoek – de missie in het beleidsplan (2008) nog? Ad 1. In principe wil de LSE er zijn voor iedere “zinzoekende” student. Maar wat betekent dat in de praktijk? Gaat de LSE haar programma-aanbod aanpassen aan de gesignaleerde behoeften? Zo geven studenten bijv. aan meer te willen weten over religie en filosofie, terwijl ze minder geïnteresseerd blijken te zijn in meditatie. De ervaring van de LSE is precies omgekeerd: De meditaties lopen goed, terwijl avonden over algemene thema's rond filosofie en religie veelal slecht worden bezocht.
3
De verklaring hiervan is niet duidelijk. Het kan eraan liggen dat de PR van de LSE minder aansprekend is voor mensen met algemene interesses, of dat zij daarmee niet worden bereikt. Ook kan het zijn dat de wensen op het gebied van de vorm en die op het gebied van de inhoud van activiteiten niet op elkaar aansluiten. Dat kan nu overigens worden verbeterd met behulp van de onderzoeksresultaten. Maar het meest waarschijnlijk is dat, als mensen aangeven dat ze interesse hebben in filosofie, dat nog niet betekent dat zij ook daadwerkelijk de stap zetten om naar een activiteit op dit gebied toe te gaan. Die stap is voor studenten met algemene interesses kennelijk minder makkelijk te zetten dan voor studenten die meer uitgesproken behoeften hebben aan bijv. meditatie,studiereis of vrijwilligerswerk. Helaas geeft het onderzoek geen uitsluitsel over de verklaring van de discrepantie tussen aangegeven behoeften en feitelijk gedrag. De vraag is tenslotte of de LSE de aangewezen organisatie is om te voorzien in de gesignaleerde behoefte aan kennisverwerving op het gebied ‘religie’ en ‘filosofie . Kennisoverdracht alleen is voor de LSE immers geen kernactiviteit, maar staat steeds in relatie tot de eigen beleving en persoonlijke ontwikkeling van studenten. De vraag is hoe de LSE deze verbinding (tussen kennis en eigen beleving) legt en hoe ze dat communiceert naar studenten. Ad 2. Studenten geven aan dat levensbeschouwing weliswaar belangrijk is in hun leven, maar niet belangrijk voor het aangaan van sociale contacten. Uit de vraag naar push- en pullfactoren blijkt zelfs een allergie voor binding en sociale verplichtingen. Aan de andere kant scoort 'als er leuke mensen komen' hier ook als reden om naar een activiteit te komen. En bij de gewenste type activiteiten scoren 'gezellige ontmoeting' en 'samen eten' eveneens hoog. De relatie tussen levensbeschouwing en het belang van sociale contacten is dus ambivalent. Dat vraagt om doordenking van de vraag naar de wenselijkheid van meer 'gemeenschap' en 'binding'. Afgezien van de (weinige) studenten die actief worden in de LSE-geloofsgemeenschap , is voor de meeste studenten de LSE een (veelal tijdelijk) netwerk en heeft men geen behoefte aan meer 'gemeenschap'. De LSE kiest ervoor om zich qua karakter te onderscheiden van een studentenvereniging, juist omdat ze geen mensen wil uitsluiten. Dat neemt niet weg dat het voor de LSE een optie is om – meer dan ze tot nu toe doet – gebruik te maken van reeds bestaande netwerken van studenten, zoals verenigingen, opleidingen, huisgenoten, vriendennetwerken en internetcommunities (zoals Hyves en Facebook). De eigen netwerken van studenten kunnen een belangrijk middel voor communicatie en mobilisatie zijn voor de LSE (mond-tot-mond- of mail-tot-mail). Ad 3. Op de identiteit en missie van de LSE wordt in de hoofdstukken IV en V ingegaan.
IV. Overwegingen over identiteit en missie van de LSE Uit het onderzoek blijkt dat het beeld dat studenten hebben van de LSE “christelijk” is. De LSE zegt van zichzelf dat ze “wortelt in het christendom” en “verbonden is met de kerken”. Studenten hechten hier echter niet aan. De vraag is welke identiteit de LSE wil communiceren naar studenten en wat de LSE als haar missie ziet in het studentenwerk. De vraag is ook: Wil de LSE transformeren naar een algemeen “centrum voor zingeving en persoonlijke ontwikkeling” voor studenten, waarbij de “christelijke wortels” niet meer expliciet worden gemaakt? Of wil de LSE die “christelijke wortels” toch niet loochenen? Is “wortels” eigenlijk wel een goede term om onze verhouding met het christendom te benoemen? En hoe gaat de LSE om met de gesignaleerde behoeften op het gebied van nieuwe spiritualiteit en andere religies? Dat zijn allemaal vragen die te maken hebben met de identiteit en de missie van de LSE. In “werkgroep 2” is een eerste aanzet gegeven in de doordenking van deze vragen. Daaruit kwamen de volgende overwegingen: De LSE laat op een onderzoekende en studerende manier de eigen levensvragen van studenten aan bod komen. De christelijke traditie is een middel om in gesprek te gaan over die levensvragen, maar
4
is geen “antwoord” (zoals bv. het geval is in de Alpha-cursus). Het gaat bij de LSE niet om informatieoverdracht alleen, er is altijd een relatie met de eigen beleving. Dat geldt ook voor ons aanbod op het gebied van nieuwe spiritualiteit en andere religies. Dan gaat het om het ontwikkelen van een houding hoe je daarmee omgaat, hoe je jezelf staande houdt in het hedendaagse “bombardement” van religieuze uitingen. Hoe haal je daaruit wat je inspireert? Hoe maak je keuzes? Hoe selecteer je wat waardevol is en wat niet? Een houding die dus open staat voor alle vormen van religie en spiritualiteit, maar die tegelijk kritisch is en distantie bewaart (studerend en onderzoekend). De persoonlijke ontwikkeling van studenten staat dus steeds centraal. Dat heeft twee elementen: cognitief (informatie-overdracht) en belevend (met daarin ook aandacht voor lichamelijkheid en creativiteit). Voor de LSE is daarnaast maatschappelijke relevantie belangrijk. Persoonlijke ontwikkeling staat niet los van de maatschappij. Maatschappelijk engagement wordt vooral beleefd door het te doen. Dit draagt bij aan de persoonlijke ontwikkeling van studenten.
V. Vertaling naar de missie Bovenstaande overwegingen zijn vervolgens vertaald naar een pakkende tekst die zal worden gebruikt in de communicatie naar studenten. Daarbij is ervoor gekozen om het studentenwerk van de LSE te communiceren als “Rap100”. Onderstaande tekst is door “werkgroep 2” vastgesteld en zal worden voorgelegd aan een focusgroep van studenten die de LSE niet kennen.
Wat is onze missie? Op Rap100 wordt je geest verruimd door workshops, lezingen, gesprekken, cultuur, meditatie, reizen en gezelligheid. Voor en door studenten van universiteit en hogeschool Leiden. Zeven redenen waarom Rap100 geestverruimend is: 1. Wij bieden kennis en ervaringen die je blik verruimen. Vanuit diverse religies, levenswijzen, spiritualiteit, humanisme, ethiek, filosofie, wetenschap. 2. Wij geloven dat het goed is om je te bezinnen op wat je ten diepste bezighoudt. Op keuzes in het leven, zin, motivatie. Dat zijn vragen die steeds terug komen: in je studie, relaties, loopbaan en vrijwilligerswerk. Op Rap100 vind je de ruimte om te ontdekken hoe je wilt leven, om jezelf te ontwikkelen en je inspiratie te vinden. 3. Wij onderzoeken samen diverse wegen. Maar anderen vertellen je niet welke weg uiteindelijk bij jou hoort. Je vindt zelf je eigen weg. 4. Wij zien vrijheid en verantwoordelijkheid als de geestverruimende boodschap van de christelijke traditie. Daarom zoeken wij geregeld naar voorbeelden en kritische discussies binnen het christendom. 5. Wij kijken in alle vrijheid onderzoekend en kritisch naar het christendom en naar andere religies en levenswijzen. Zo ontwikkelen we onszelf en onze kijk op het leven. 6. Wij geloven dat dat hand in hand gaat met verantwoordelijkheid. We voelen ons geraakt door mensen in moeilijke situaties en daarom streven we naar een rechtvaardige en vrije wereld. 7. Wij bieden ruimte aan alle ruime geesten, en aan wie (nog) ruimer wil worden. Ongeacht wie je bent of wat je achtergrond is. Rap100 is zo ruim, dat je er wel actief, maar geen lid kunt worden.
Rap100. Geestverruimend.
Rap100 is onderdeel van de Leidse Studenten Ekklesia.
5
VI. Vertaling naar de praktijk Uit het onderzoek is naar voren gekomen wat de behoeften van studenten zijn qua inhoud en qua vorm en wat de gewenste combinaties zijn van inhoud en vorm. Dat kan de LSE gebruiken om het programma-aanbod meer vraaggericht te maken, voor zover dat past binnen de missie van het studentenwerk van de LSE (zie IV en V). Daarbij is het van belang te doordenken wat het unieke aanbod van de LSE ('unique selling point') is in vergelijking tot wat anderen (kerken, studentenverenigingen, studium generale, etc.) al bieden. Zie de tabellen in de bijlagen. Richtlijnen voor het studentenprogramma De resultaten van het onderzoek dienen vertaald te worden in concrete 'richtlijnen voor het studentenprogramma', te gebruiken door pastores, programmacommissie en STUK. Deze richtlijnen omvatten: De inhoudelijke onderdelen die in ieder activiteitenprogramma aan bod zouden moeten komen en de variaties op de vorm. Bewaken van het evenwicht tussen de verschillende gewenste thema's en vormen, die zich uit in een optimale mix. De tabellen in de bijlagen vormen hiervoor de basisinformatie. De expertises die hiervoor nodig zijn. Welk type aanbod hoort specifiek bij de pastores en welk type aanbod vraagt om andere expertises? Hoe komen we aan deze expertises ('expertbank')? Waar moet je aan denken als je deze experts inzet (zoals contracten, vergoedingen voor vrijwilligers en freelancers, e.d.)? Expertbank De geïnventariseerde behoeften van studenten zullen worden geclusterd rond een aantal thema's of 'zuilen'. Elke 'zuil' krijgt een 'vraagbaak'. Deze 'vraagbaken' hebben expertise en een groot relatienetwerk op het terrein van de 'zuil' en zij kennen de doelgroep, de universiteit en/of de hogeschool. De 'vraagbaken' worden gezocht binnen de participanten van de LSE-gemeenschap. Zij zijn te consulteren door de programmacommissie en de pastores om: op ideeën te komen voor activiteiten binnen de 'zuil', welke mensen hiervoor te in te zetten zijn (als inleider, cursusleider, organisator, enz.). en hoe studenten effectief kunnen worden benaderd om deel te nemen aan de activiteiten binnen de 'zuil' De pastores blijven eindverantwoordelijk voor het programma, in nauw overleg met programmacommissie en STUK. Concrete stappen We stellen voor om in 2010 een aantal concrete stappen te zetten. In de periode januari – maart 2010 zal “werkgoep 2”: de missie van Rap100 (d.i. het studentenwerk van de LSE) actief gaan communiceren de richtlijnen voor het studentenprogramma opstellen, op basis van de uitkomsten van het onderzoek en de vastgestelde missie de thema's van de 'zuilen' vaststellen de 'expert-bank' opzetten, door voor elke 'zuil' geschikte 'vraagbaken' binnen de LSEgemeenschap te zoeken In de periode april – mei 2010 zullen de programmacommissie en de pastores bij het opstellen van het najaarsprogramma 2010: de richtlijnen voor het studentenprogramma en de 'expert-bank' voor het eerst gaan gebruiken minimaal twee eenmalige of kortdurende activiteiten in het najaar programmeren die worden uitgevoerd door de inzet van extern (d.w.z. door fondsen) gefinancierde freelancers
6
Tenslotte zullen in het jaar 2010 in het kader van “Rap2010”: twee langer durende pilotprojecten worden uitgevoerd, eveneens met de inzet van een extern gefinancierd e freelancer (Nico van der Perk), nl. een pilot rond 'levenskunst' (i.s.m. A.S.V. Prometheus) en een pilot rond een 'diaconaal studenten-netwerk' (i.s.m. studentenverenigingen en Diaconaal Centrum De Bakkerij) In december 2010 vindt een evaluatie plaats van: de missie van Rap100 de richtlijnen voor het studentenprogramma de inzet van de 'expertbank' t.b.v. het najaarsprogramma de inzet van extern gefinancierde freelancers in het najaarsprogramma en de pilotprojecten
VII. PR, communicatie en relatie-netwerken Ook op het gebied van PR, communicatie en relatie-netwerken stellen we een aantal concrete stappen voor. In januari 2010 wordt: Een stagiair (student Communicatie) aangetrokken voor een periode van minimaal 3 maanden, om samen met betrokkenen in de LSE een PR-plan voor het studentenwerk van de LSE te maken, waarin onderstaande en andere PR-acties worden opgenomen, en de LSE te ondersteunen bij de uitvoering ervan. Een plan gemaakt voor het beheren en onderhouden van de externe relatie-netwerken: lijst relevante organisaties en contactpersonen (universiteit, hogeschool, studentenorganisaties, maatschappelijke organisaties) Vanaf januari 2010 wordt gestart met: De actieve inzet van internet ('web 2.0') om de missie en de activiteiten van de LSE te communiceren. De studentenpastores worden actiever op sociale netwerksites (Hyves, Facebook, Linked In, Twitter, weblogs, evt. Seeker City 1) door daar zichtbaar en persoonlijk aanwezig te zijn, content toe te voegen, actief te netwerken en te linken naar de LSE-site. Het loskoppelen van de website van de LSE van die van de universiteit, waardoor er meer mogelijkheden worden gecreëerd om zelf actief de site in te zetten voor de PR; er blijft wel een infopagina van de LSE op de universitaire website (onder het oude webadres); vandaar wordt gelinkt naar de nieuwe, eigen site van de LSE Concrete punten voor het gehele jaar 2010: Er wordt actiever gebruik gemaakt van de digitale nieuwsbrief van de universiteit en het blackboard van de hogeschool om activiteiten van de LSE te communiceren Er wordt actiever gebruik gemaakt van bestaande (offline) netwerken van studenten om activiteiten mee te ontwikkelen en deze te communiceren: verenigingen, opleidingen, studentenhuizen, vriendennetwerken. Ook wordt het netwerk met wetenschappers en docenten aan universiteit en hogeschool uitgebouwd en beter benut voor het ontwikkelen, afstemmen en communiceren van activiteiten.
Werkgroep 2 van de LSE: Joël Vos, Hanno Wisse, Elise Woertman, Nico van der Perk Leiden, december 2009
1 Seekercity is een initiatief van studentenpastoraat Arnhem en wordt mogelijk landelijk opgezet. Zie voor meer info: http://seekercity.wordpress.com/
7
Bijlage 1: Tabel: Behoeften van studenten wat betreft vorm In het onderzoek is de vraag gesteld naar de gewenste vorm waarin activiteiten zouden moeten worden aangeboden. In onderstaande tabel staan de 10 hoogst scorende antwoorden ( > 15%). Tussen haakjes staat de score voor mensen die al eens eerder aan een activiteit van de LSE hebben deelgenomen. Type activiteit
Score in %
Lezing
28,7 (46,9)
Gezellige ontmoeting met mogelijkheid voor gesprek
28,7 (40,8)
Tentoonstelling, film, concert, met gesprek daarover
25,7 (46,9)
Ontmoeting van mensen van verschillende religies en levensbeschouwingen
25,1 (46,9)
Samen eten
20,9 (32,7)
Discussiebijeenkomst, debat
18,7 (38,8)
Studiereis
18,5 (38,8)
Cursus van meerdere bijeenkomsten
17,9 (30,6)
Maatschappelijk vrijwilligersproject
16,8 (26,5)
Muziek maken, zingen
16 (22,4)
Minder dan 15% scoorden: kloosterbezoek, meditatiebijeenkomst, bezoek van religieuze samenkomsten en persoonlijk gesprek met geestelijk begeleider of coach. Dat zijn overigens activiteiten die de LSE wel in haar aanbod heeft en die doorgaans ook goed bezocht worden. Blijkbaar is de groep geïnteresseerden hierin relatief klein, maar wel trouw in het gebruik van dit aanbod. Het antwoord “Geen, want geen interesse” scoort 29,2 % (4,1%)
De vraag naar de vorm van de gewenste activiteiten is in het onderzoek ook gecorreleerd aan respondenten die aangeven interesse te hebben in de activiteiten van de LSE en de intentie hebben om een activiteit te bezoeken. Deze respondenten zouden graag ( > 30%) een ‘lezing’, ‘tentoonstelling, film, concert, theater (met gesprek daarover)’, ‘gezellige ontmoeting met mogelijkheid voor gesprek’ of ‘een ontmoeting van mensen van verschillende religies/levensbeschouwingen’ georganiseerd willen zien.
8
Bijlage 2: Tabel: Behoeften van studenten wat betreft inhoud Onderwerp, thema (“Ik zou best meer willen weten over...”)
Score in %
Aanbod 'Unique selling point' LSE najaar 09
1. Filosofie
40,8 (57,1) +
Laagdrempelig; niet te academisch; relatie met levensvragen
2. Persoonlijke ontwikkeling
34,6 (51,0) +
Laagdrempelig, gepopulariseerd, niet te therapeutisch
3. Overeenkomsten tussen levensbeschouwingen / geloven
33,8 (61,2) +
Oriëntatie; ontmoeting; relatie met levensvragen; maatschappelijke relevantie
4. Boeddhisme
31,8 (42,9) -
Zie bij 3
5. Islam
30,5 (38,8) +
Zie bij 3
6. Wetenschap en geloof
30,8 (42,9) -
Levensbeschouwelijke reflectie
7. Wetenschap en ethiek
29,1 (51,0) -
Levensbeschouwelijke reflectie
8. Kunst
27,4 (49,0) +
Relatie met levensvragen
9. Jodendom
25,9 (38,8) +
Zie bij 3
10. Christendom
25,8 (44,9) +
Oriëntatie en verdieping; relatie met levensvragen
11. Meditatie
22,2 (36,7) +
Relatie met levensvragen
12. Hindoeïsme
21,6 (32,7) -
Zie bij 3
13. Spirituele zaken (zoals chakra's, aura's, tarot, handlezen, astrologie)
21,1 (32,7) -
Ontwikkelen van een houding hoe ermee om te gaan; relatie met levensvragen
14. Humanisme
20,3 (49,0) -
Zie bij 3
15. Vrijwilligerswerk buitenland
18,4 (36,7) +
Relatie met levensvragen; maatsch. relevantie
16. Maatschappelijke betrokkenheid religies
16,9 (38,8) +
Relatie met levensvragen; maatsch. relevantie; oriëntatie èn 'doen'
17. Interreligieuze dialoog
16,9 (46,9) +
Zie bij 3
18. Muziek en spiritualiteit/ religie 16,4 (32,7) -
Oriëntatie; relatie met levensvragen
-
Oriëntatie; relatie met levensvragen
19. Religieuze aspecten pop. cultuur (muziekstijlen, games, media, fantasy)
20. Atheïsme
16 (30,6)
15,4 (24,5) -
Zie bij 3
Minder dan 15% scoorden: mystiek, religie in literatuur, mogelijkheden vrijwilligerswerk in Leiden. Onder mensen die al eens eerder aan een activiteit van de LSE hebben deelgenomen scoorden deze activiteiten overigens > 30 %. Het antwoord “Geen” scoorde 13,3 % (4,1%)
Een correlatie met respondenten die aangeven interesse te hebben in de activiteiten van de LSE en de intentie hebben om een activiteit te bezoeken levert op dat deze respondenten graag (>30%) meer willen weten over: ‘filosofie’, ‘persoonlijke ontwikkeling’, ‘wetenschap en geloof’, 'overeenkomsten levensbeschouwingen/ geloven’, ‘Islam’, ‘Jodendom’, ‘Christendom’, ‘wetenschap en ethiek’, ‘Boeddhisme’ en ‘kunst’. Er is ook gezocht naar correlaties tussen gewenste vorm en inhoud. Enkele bevindingen: Een cursus leent zich goed voor onderwerpen als ‘Jodendom’, ‘Boeddhisme’, ‘persoonlijke ontwikkeling’ en ‘wetenschap en geloof’. Het onderwerp ‘wetenschap en geloof’ is tevens geschikt voor een discussiebijeenkomst of debat. De onderwerpen ‘Maatschappelijke betrokkenheid van religies’ en ‘Interreligieuze dialoog’ kunnen het beste aan bod komen tijdens een ontmoeting van mensen van verschillende religies/levensbeschouwingen.
9