Godsbeeld en persoonlijkheidsproblematiek Onderzoek lectoraat Zorg en Zingeving Henk Stulp
Onderzoek Hanneke Schaap-Jonker (2002): • Godsconcept en Godsbeeld (steunende God; God als rechter, passieve God; positieve en negatieve gevoelens m.b.t. God) • Godsbeeld houdt verband met persoonlijkheidspathologie: A-cluster: C-cluster: B:-cluster:
God wordt gezien als passiever God wordt vaker gezien als straffende rechter Geen specifiek godsconcept; wel vaker negatieve gevoelens
Patiënten uit Gereformeerde gezindte: God vaker gezien als straffende rechter
Hoe verklaar je dit verband? • Godsbeeld -> persoonlijkheidspathologie? (Koenig: religie heeft doorgaans positief effect op geestelijke gezondheid en welbevinden) • Persoonlijkheid -> godsbeeld?
• Theorie: • Vroege ervaringen met verzorgers leiden tot grotendeels onbewuste sjablonen die iemands latere opstelling in relaties bepalen • Gehechtheidstheorie: God is te beschouwen als ultieme gehechtheidsfiguur
Eigen onderzoek bij DE SPRENG/ELEOS: • Zijn godsbeelden ook veranderd na behandeling van persoonlijkheidsproblematiek? • expliciete en impliciete metingen van godsbeelden • 70 patiënten voor en na behandeling; + vergelijkbare controlegroep • Godsrepresentaties • Persoonlijkheid/relationeel functioneren • Stresscoping • Welbevinden
Expliciete metingen van gehechtheid aan God • Angst voor verlating door God: • Ik pieker veel over mijn relatie met God • Als ik niet kan zien dat God in mijn leven aan het werk is, raak ik overstuur of word ik boos. • Ik ben er jaloers op dat God meer om anderen lijkt te geven dan om mij • Soms voel ik dat God meer van anderen houdt dan van mij
• Angst voor intimiteit in relatie met God: • Ik voel gewoon niet zo’n sterke behoefte om dicht bij God te zijn • Ik ben voor veel in mijn leven afhankelijk van God • Het is voor mij niet gebruikelijk om te huilen wanneer ik zaken deel met God • Mijn ervaringen met God zijn intiem en emotioneel
Impliciete metingen Vertel een verhaal bij deze afbeelding: • Vertel wat er gebeurt, wat eraan voorafging en hoe het afloopt • Ga daarbij in op wat de mensen denken en voelen • En op wat God denkt en voelt • en op wat Hij doet en waarom
Nadelen expliciete metingen/zelfrapportage • sociale wenselijkheid • doctrine-effecten • zelfde methode-variantie • patientgroepen met verstoord zelfbeeld • bewust-onbewust
Scoring impliciete godsbeelden: • Complexiteit van de representatie van God eenvoudig-complex • Gevoelstoon van de relatie met God negatief- positief • Emotionele investering in de relatie met God egocentrisch-wederkerig • Visie op handelen van God passief- actief /met specifieke bedoelingen
Scoring impliciete gehechtheid aan God: God als Veilige Haven: ZSG: wel of niet hulp bij God zoeken bij dreiging en gevaar HAG: God is al dan niet helpend aanwezig God als Veilige Basis (GVB) al dan niet kracht putten uit Gods aanwezigheid en leiding
Verschillen tussen controle- en patiëntgroep Instrumenten • Angstige gehechtheid aan God (expl) • Vermijdende gehechtheid aan God (expl) • Zoeken van steun van God (impl) • God helpend aanwezig (impl) • God als veilige basis (impl) • Interpersoonlijke onveilige gehechtheid • Interpersoonlijke vervreemding • Relationeel functioneren
Controlegroep (n=22)
46,3 44,1 1,41 1,92 1,05 6,0 45,8 5,2
Patiëntgroep (n=44)
68,7 52,6 1,38 1,79 0,91 21,4 55,1 3,6
**
** * *
** ** **
Relationele functies
Intimiteit
Gewaardeerd voelen
-,14
,08
,08
,00
,10
-,20
-,20
,16
,11
,07
,19
-,30*
-,36**
,26*
,21
,22
,23
,41**
,52**
-,32**
-,14
-,33**
-,35**
,45**
,28*
-,31*
-,26*
-,28*
-,28*
gehechtheid
Onveilige gehechtheid
0,18
Duurzame relaties/
Vervreemding
Verbanden
TAT-GB (impliciet)
ZSG HAG GVB AGI (expliciet) Angst Vermijding
Verbanden
,09
,29 ,52**
Verbanden
,40** ,39 ,45**
Verbanden
-,36*
-,36**
-,14
Kortom: Deel uitmaken van de klinische groep gaat samen met: • hogere scores op onveilige interpersoonlijke gehechtheid en vervreemding • lagere scores op relationeel functioneren • hogere scores op (expliciet gemeten) angst en vermijding in de relatie met God
Kortom: • Al dan niet deel uitmaken van de klinische groep verklaart grotendeels de gevonden relatie tussen: onveilige interpersoonlijke gehechtheid en expliciet gemeten angstige gehechtheid aan God (want binnen de klinische groep is dit verband niet meer aanwezig). • Onveilige interpersoonlijke gehechtheid hangt binnen de klinische groep wél negatief samen met de impliciet gemeten mate waarin God als veilige basis wordt ervaren • De overall relatie tussen interpersoonlijke vervreemding en expliciet gemeten vermijdende gehechtheid aan God is ook binnen de klinische groep te vinden
Discussie • Is het wel O.K. om onderzoek te doen naar psychische factoren die manier van geloven beinvloeden? • Mag je in therapie ‘sleutelen’ aan een (negatief) godsbeeld? • Kun je in therapie ‘sleutelen’ aan een (negatief) godsbeeld?