Methodologische verantwoording empirisch onderzoek
In deze bijlage verantwoordt de onderzoeksorganisatie het empirische deel van haar onderzoek dat betrekking heeft op de analyse van de meldingen van seksueel misbruik en fysiek en psychisch geweld jegens minderjarige vrouwen. Leidend daarbij zijn de onderzoeksvragen zoals geformuleerd in het Voorstel voor onderzoek.1 In deze methodologische verantwoording wordt eerst een toelichting gegeven op de gehanteerde definities van seksueel misbruik en van fysiek en psychisch geweld, zoals deze in dit onderzoek zijn gehanteerd. Vervolgens wordt een verantwoording gegeven van de analyses die de onderzoeksorganisatie heeft uitgevoerd van de meldingen. 1. Definities van seksueel misbruik en fysiek en psychisch geweld Dit onderzoek heeft tot doel inzicht te bieden in seksueel misbruik en fysiek en psychisch geweld jegens minderjarige vrouwen binnen de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland in de periode 1945 tot 2012. Voor een juiste begripsvorming van de problematiek is het noodzakelijk de centrale begrippen van seksueel misbruik en van fysiek en psychisch geweld toe te lichten. Seksueel misbruik In dit onderzoek wordt in lijn met het eindrapport van de Onderzoekscommissie de volgende definitie van seksueel misbruik gehanteerd: “Onder seksueel misbruik wordt verstaan: Seksuele contacten van vertegenwoordigers van de Rooms-Katholieke Kerkprovincie – geestelijken, religieuzen, pastoraal werkers met een kerkelijk dienstverband, leken en vrijwilligers werkzaam voor de kerk –, met een kind of jongere onder de achttien jaar14, toevertrouwd aan de verantwoordelijkheid van genoemde vertegenwoordigers, zonder dat deze, als gevolg van lichamelijk of relationeel overwicht, emotionele druk, drang of geweld, het gevoel heeft (gehad) de seksuele contacten te kunnen weigeren. Onder relationeel overwicht wordt een ongelijke machtsverhouding (volwassene- minderjarige, leerkracht-leerling, leiding-jeugdlid e.d.) verstaan. Onder seksuele contacten wordt verstaan: Alle daadwerkelijke seksuele aanrakingen, van het aanraken of doen aanraken van borsten en genitaliën, kussen met seksuele bedoelingen tot en met geslachtsgemeenschap (vaginaal, oraal of rectaal), of het binnendringen van vagina of rectum met voorwerpen of vingers”2
2. Analyses van meldingen Het empirisch deel van dit onderzoek bouwt deels voort op de relevante bevindingen uit het eindrapport van de Onderzoekscommissie namelijk de bevindingen die betrekking hebben op seksueel misbruik van minderjarige vrouwen en op fysiek en psychisch geweld.3 De onderzoeksorganisatie heeft een nadere kwantitatieve analyse laten uitvoeren van bestaande gegevens van seksueel misbruik van minderjarige vrouwen binnen de Rooms-Katholieke Kerk die destijds door de Onderzoekscommissie zijn verzameld via een landelijk surveyonderzoek en een vragenlijstonderzoek onder melders. Aanvullend op deze nadere kwantitatieve analyse heeft de onderzoeksorganisatie een kwalitatieve analyse uitgevoerd op een selectie van de nieuwe meldingen die zij ontving van en over vrouwelijke slachtoffers alsmede op een selectie van de meldingen die de Onderzoekscommissie ontving van vrouwelijke en mannelijke slachtoffers, die louter betrekking hebben op fysiek en psychisch geweld en waarin geen melding wordt gemaakt van seksueel misbruik. Gesprekken met slachtoffers, daders, plegers en bestuurlijk verantwoordelijken binnen de Rooms-Katholieke Kerk maakten onderdeel uit van de kwalitatieve analyse. De bevindingen van de kwantitatieve en kwalitatieve analyses zijn beschreven in Hoofdstuk 3 van dit onderzoeksrapport. De methodologische aanpak van beide analyse wordt hierna toegelicht. 2.1 Nadere kwantitatieve analyse van bestaande gegevens De Onderzoekscommissie heeft een kwantitatieve analyse uitgevoerd om te komen tot een onderbouwde schatting van de omvang van seksueel misbruik van minderjarigen binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Daartoe is door TNS NIPO een representatieve steekproef gehouden van 34.234 Nederlanders van veertig jaar en ouder en zijn vragenlijsten afgenomen onder de Nederlandse bevolking en onder een selectie van degenen die zich als slachtoffer hadden gemeld bij de Onderzoekscommissie. Daarmee is tevens inzicht verkregen in de mate waarin sprake is van een significant verschil tussen de relatieve prevalentie (=het voorkomen) van seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk en in andere groepen alsmede in de aard, ernst, consequenties en afwikkeling van seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk vanaf 1945 en tot slot in de psychische gezondheid (en mogelijke behoefte aan hulp) van personen die seksueel zijn misbruikt in de Rooms-Katholieke Kerkprovincie. De Onderzoekscommissie heeft haar bevindingen beschreven in haar eindrapport.4 In Hoofdstuk 3 van dit onderzoeksrapport is daarvan een korte samenvatting gegeven. De kwantitatieve aanpak van de Onderzoekscommissie contrasteerde van onderzoek dat in andere landen plaatsvond naar seksueel misbruik binnen de Rooms-
Katholieke Kerk. Het onderzoek in de Verenigde Staten door het John Jay College stoelde niet op verhalen van slachtoffers en beperkte zich tot de periode 1995 tot 2002. De eerdere commissie in België en de commissie Ryan in Ierland baseerden hun onderzoeken louter op meldingen, hetgeen vragen doet rijzen omtrent de representativiteit van meldingen. In het onderzoek in Ierland uitgevoerd door de Royal College of Surgeons werden meerdere methoden ingezet waaronder surveys en diepte-interviews, hoewel de laatste beperkt informatie boden om goed zicht te krijgen op de aard van het misbruik. De aanpak in Duitsland is vergelijkbaar maar minder vergaand dan de aanpak van de Onderzoekscommissie, die een omvangrijker survey-onderzoek en diepgaander archiefonderzoek uitvoerde. Voor dit onderzoek naar seksueel misbruik en geweld jegens minderjarige vrouwen binnen de Rooms-Katholieke Kerk zijn de kwantitatieve gegevens verzameld door de Onderzoekscommissie onderworpen aan een nadere wetenschappelijke analyse door VU mc/GGZinGeest. Deze nadere analyse heeft geleid tot verdere aanscherping van het reeds verkregen beeld over de aard, ernst, omstandigheden en consequenties van seksueel misbruik en fysiek en psychisch geweld jegens minderjarige vrouwen. De uitkomsten daarvan alsmede de onderzoeksmethodiek zijn verantwoord in een wetenschappelijk onderzoeksverslag dat is opgenomen in bijlage @ van dit onderzoeksrapport en in Hoofdstuk 3 wordt hieraan gerefereerd. 2.2 Kwalitatieve analyse van bestaande en nieuwe gegevens Aanvullend op de nadere kwantitatieve analyse heeft de onderzoeksorganisatie een kwalitatieve analyse uitgevoerd van een selectie de nieuwe meldingen die zij ontving alsmede van de meldingen van de Onderzoekscommissie die louter betrekking hadden op geweld. Hierna volgt een toelichting op de dataselectie en –analyse alsmede op de gesprekken die de onderzoeksorganisatie heeft gevoerd. 2.2.1 Dataselectie Voor de kwalitatieve analyse zijn in totaal 150 meldingen geselecteerd. Dit zijn de volgende: a) 71 oude geweldsmeldingen binnen de afbakening van het onderzoek Oude geweldsmeldingen zijn de meldingen die de Onderzoekscommissie ontving van of over mannelijke en vrouwelijke slachtoffers jegens wie als minderjarige fysiek en/of psychisch geweld is gepleegd binnen de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland in de periode 1945 tot 2010, voor zover dit volgens de informatie in de meldingen niet voorkwam in combinatie met seksueel misbruik. De Onderzoekscommissie ontving tot 1 december 2011, de sluitingsdatum voor melden, in totaal 1795 meldingen van of over minderjarige slachtoffers van seksueel misbruik en/of geweld binnen de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland in de periode 1945 tot 2010. In de periode van 1 december tot 16 december 2011, de datum van
publicatie van haar eindrapport, ontving zij nog eens 121 meldingen. Binnen dit totaal van 1916 meldingen waren 98 meldingen van of over mannelijke en vrouwelijke minderjarige slachtoffers jegens wie als minderjarige fysiek en/of psychisch geweld is gepleegd binnen de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland in de periode 1945 tot 2010 en waarbij in de melding niet werd gerapporteerd over seksueel misbruik.5 Deze 98 oude geweldsmeldingen zijn door de Onderzoekscommissie niet onderworpen aan een analyse omdat geweld, wanneer dit niet voorkwam in combinatie met seksueel misbruik, buiten de afbakening van haar onderzoek viel. Deze meldingen zijn destijds benut voor andere onderzoeksdoeleinden zoals archiefonderzoek. De onderzoeksorganisatie heeft de 98 oude geweldsmeldingen betrokken in haar onderzoek dat zich in beginsel richt op seksueel misbruik en geweld jegens minderjarige vrouwen, doch daarnaast tot doel heeft inzicht te bieden in de definitievorming van het begrip excessief geweld en in de mate waarin bewijsmateriaal kan worden verkregen inzake klachtenprocedures bij de Stichting Beheer& Toezicht. De oude geweldsmeldingen kunnen hiertoe waardevolle informatie bevatten. Van het totaal van 98 oude geweldsmeldingen zijn 22 meldingen afkomstig van het voormalige Hulp& Recht. Conform de werkwijze van de Onderzoekscommissie, heeft de onderzoeksorganisatie deze meldingen niet betrokken bij de kwalitatieve analyse omdat bleek dat vaak sprake was van onjuiste registratie van deze meldingen door Hulp& Recht. Dit zou de analyse kunnen vertroebelen. 6 Daarnaast zijn nog eens vijf meldingen niet betrokken in de kwalitatieve analyse omdat sprake was van één dubbele melding en vier meldingen van onzekere aard waren waarvan onvoldoende duidelijk was of deze binnen de afbakening van het onderzoek zouden vallen of en/ of betrekking hadden op geweld. Dit resulteert in een selectie van 71 oude geweldsmeldingen relevant voor een nadere kwalitatieve analyse, waarvan twee indirecte meldingen afkomstig van andere personen dan het slachtoffer zelf. In schema 1 wordt het voorgaande weergegeven.
schema 1 1945 meldingen aan de Onderzoekscommissie tot 16 december 2011
98 meldingen van fysiek en of psychisch geweld van minderjarigen binnen de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland van 1945 tot 2010, tot 16 december 2011
71 meldingen relevant voor de kwalitatieve analyse
69 directe meldingen van mannelijke en vrouwelijke slachtoffers
2 indirecte meldingen over mannelijke en vrouwelijke slachtoffers
1847 andere berichten en meldin 16 december 2011, niet zijnde van en of psychisch geweld va minderjarigen binnen de Roo Katholieke Kerk in Nederland va tot 2010, tot 16 december 201
27 meldingen niet relevant voor de kwalitatieve analyse
22 meldingen van Hulp& Recht
4 meldingen van onzekere aard 1 dubbele melding
b) 79 nieuwe meldingen binnen de afbakening van het onderzoek Nieuwe meldingen zijn de meldingen die de onderzoeksorganisatie heeft ontvangen tot 1 juli 20127 van of over vrouwelijke slachtoffers jegens wie als minderjarige seksueel misbruik al dan niet in combinatie met fysiek en psychisch geweld is gepleegd binnen de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland in de periode 1945 tot 2012. De afbakening van het onderzoek is bepaald door: - De periode van 1945 tot 2012 in Nederland; -
De domeinen van onderzoek: pastorale context en rooms-katholieke instellingen voor opvoeding en onderwijs, jeugd- en jongerenorganisaties, de organisaties hiervan, bestuurlijke structuren en verantwoordelijkheidsrelaties, en de wijze waarop toezicht en inspectie was georganiseerd;
-
De slachtoffers: minderjarigen toevertrouwd aan de verantwoordelijkheid van vertegenwoordigers van de Rooms-Katholieke Kerk, zijnde geestelijken, religieuzen, pastoraal werkers met een kerkelijk dienstverband en leken. Wat de leeftijdsgrens voor minderjarigheid geldt in het onderzoek het Nederlands burgerlijk recht. Dat impliceert dat tot 1988 van minderjarigen gesproken wordt indien slachtoffers de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt en vanaf 1988 indien slachtoffers de leeftijd van 18 jaar niet hebben bereikt. Meerderjarigheid onder de genoemde leeftijdsgrens ten gevolge van huwelijk of registratie (cf 1.233 BW) wordt buiten beschouwing gelaten;
-
De verantwoordelijken voor slachtoffers, zijnde ouders, voogden en voogdijinstellingen;
-
De beschuldigden (en hun verantwoordelijken: bisschop of hogere overste): priesters van een bisdom, priesterreligieuzen, mannelijke laïcale religieuzen, vrouwelijke religieuzen en leken werkzaam binnen de instellingen.
Op 22 mei 2012 heeft de onderzoeksorganisatie een publieke oproep gedaan aan vrouwelijke slachtoffers tegen wie als minderjarige seksueel misbruik al dan niet in combinatie met fysiek en/of psychisch geweld is gepleegd binnen de RoomsKatholieke Kerk, om zich te melden tot de sluitingsdatum van 1 juli 2012. Aan de Nederlandse Bisschoppenconferentie (BC) en de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR) alsmede aan het Meldpunt Misbruik RKK, de Koepel Landelijke Overleg Kerkelijk Kindermisbruik (KLOKK) en de commissie Samson8 is verzocht om voor dit onderzoek relevante meldingen met instemming van de melder. De onderzoeksorganisatie ontving in de periode van 14 februari tot 1 juli 2012 zo’n vierhonderd berichten per e-mail en per schriftelijke post. Dit betrof 181 spontane meldingen aangaande het onderzoek naar seksueel misbruik en geweld jegens
minderjarige vrouwen binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Het merendeel daarvan, zo’n 160, ontving de onderzoeksorganisatie vanaf 22 mei 2012, de datum van de publieke oproep tot melden. Twintig meldingen ontving zij reeds voor die datum. De overige ruim tweehonderd berichten betroffen vragen of opmerkingen over het eindrapport van de Onderzoekscommissie; over de monitoring van de aanbevelingen in dit eindrapport en andersoortige berichten die buiten het domein van onderzoek vielen. Van het totaal van 181 spontane meldingen tot 1 juli 2012 zijn 102 meldingen niet geselecteerd voor de kwalitatieve analyse om de volgende redenen: -
-
-
20 meldingen vielen buiten de afbakening van het onderzoek; 41 meldingen van onzekere aard, die onvoldoende informatie bevatten om te bepalen of ze binnen of buiten de afbakening van het onderzoek zouden vallen. Aan het verzoek dat is meegestuurd bij de ontvangstbevestiging van de melding, om nadere feitelijke informatie te verstrekken, is bij deze meldingen niet voldaan9; 1 positieve melding; 34 zogenoemde oude meldingen afkomstig van melders die zich eerder gemeld hadden bij de Onderzoekscommissie. Wanneer dit een melding betrof van seksueel misbruik al dan niet in combinatie met fysiek en/of psychisch geweld, is de melding betrokken in de nadere kwantitatieve analyse van bestaande gegevens door VU mc/GGZinGeest. 10 Wanneer dit een melding betrof van fysiek en/of psychisch geweld zonder dat daarbij seksueel misbruik is gemeld, en deze melding binnen de afbakening van het onderzoek viel, maakte de melding reeds onderdeel uit van de selectie van oude geweldsmeldingen ten behoeve van de kwalitatieve analyse; 6 meldingen van mannelijke slachtoffers (waarvan 2 meldingen buiten de afbakening van het onderzoek vallen en 2 meldingen van onzekere aard zijn).
Dit resulteert in een selectie van 79 nieuwe spontane meldingen voor de kwalitatieve analyse. Daarvan zijn 68 meldingen afkomstig van vrouwelijke slachtoffers zelf (directe meldingen) en 11 11meldingen afkomstig van een ander persoon dan het vrouwelijke slachtoffer (indirecte meldingen). In onderstaand schema 2 is de hiervoor beschreven verdeling weergegeven. Nieuwe meldingen niet geselecteerd voor kwalitatieve analyse De onderzoeksorganisatie ontving in de periode van 1 juli 2012 tot 1 december 2012 nog een aantal spontane meldingen. Deze meldingen zijn op eenzelfde wijze geregistreerd als de spontane meldingen van voor 1 juli 2012 maar niet meer betrokken in de kwalitatieve analyse. Dit heeft de onderzoeksorganisatie vanaf het moment dat zij een publieke oproep tot melden deed op 22 mei 2012 bekend gemaakt
via haar website en per email. Deze meldingen zijn ingezet voor andere onderzoeksdoeleinden waaronder archiefonderzoek. De onderzoeksorganisatie ontving naar aanleiding van haar schriftelijke verzoek geen meldingen via de BC. Via de KNR ontving zij op 19 juli 2012 en later op 17 september een overzicht van 49 congregaties en orden en het aantal bij hen bekende circa 46g gevallen van seksueel misbruik en/of geweld. Het betrof een getalsmatig overzicht van gevallen die reeds in behandeling of afgehandeld waren via de Stichting Beheer & Toezicht, het voormalige Hulp & Recht of via rechtstreeks contact tussen het slachtoffer en de congregatie of orde. Via het Meldpunt Misbruik RKK ontving de onderzoeksorganisatie op 19 juli en 14 augustus 2012 in totaal 31 meldingen. Daarvan waren 28 meldingen reeds bekend bij de onderzoeksorganisatie en drie nieuwe meldingen. Het Meldpunt maakte gebruik van een vragenformulier dat zij aan melders toezond en dat zich specifiek richtte op het vergaren van informatie over lichamelijke en geestelijke mishandeling. Het ging om informatie over de periode en locatie waar de mishandeling had plaatsgevonden, de naam van de pleger en de leeftijd van het slachtoffer ten tijde van de mishandeling. Over de aard van de mishandeling en of dit al dan niet voorkwam in combinatie met seksueel misbruik waren geen vragen opgenomen. KLOKK heeft lopende het onderzoek personen die zich bij haar meldden gewezen op dit onderzoek en op de mogelijkheid een melding op eigen initiatief te doen bij de onderzoeksorganisatie. Deze meldingen maken onderdeel uit van de spontane nieuwe meldingen van de onderzoeksorganisatie. De commissie Samson droeg in juni 2012 zeven meldingen over aan de onderzoeksorganisatie na instemming van de melders. Dit betrof vijf nieuwe meldingen en twee meldingen van melders die zich reeds spontaan bij de onderzoeksorganisatie hadden gemeld. Aan de commissie Samson heeft de onderzoeksorganisatie na schriftelijke instemming van de melder in de periode juli tot medio augustus 2012 in totaal 16 meldingen overgedragen die mogelijk relevant zouden zijn voor het onderzoek van deze commissie naar seksueel misbruik van minderjarigen die onder verantwoordelijkheid van de overheid zijn geplaatst in instellingen en pleeggezinnen. De onderzoeksorganisatie sprak met de commissie Samson af dat melders van wie zij nog geen schriftelijke instemming van overdracht had ontvangen voor 19 juli 2012, de sluitingsdatum voor melden van de commissie Samson, ook na die datum zouden worden overgedragen. Deze melders ontvingen van de commissie Samson het bericht dat hun melding wel zou worden geregistreerd in het onderzoek, doch niet betrokken in de nadere analyse van de meldingen. Voor drie meldingen die de onderzoeksorganisatie na 19 juli 2012 ontving en die mogelijk relevant waren voor de commissie Samson gold dat aan deze melders geen verzoek tot overdracht is
gedaan, maar uitsluitend de melder is geattendeerd op het onderzoek van commissie Samson via de ontvangstbevestiging van de melding door de onderzoeksorganisatie. Wanneer de melder op eigen initiatief contact zou opnemen met het meldpunt van de commissie Samson, is deze melding door het onderzoekssecretariaat van deze commissie geregistreerd ten behoeve van het nieuwe meldpunt (de Hulplijn Seksueel Misbruik) dat op 1 oktober 2012 in werking is gesteld.12 De meldingen afkomstig van de KNR, het Meldpunt Misbruik RKK en de commissie Samson zijn in lijn met de aanpak van de Onderzoekscommissie niet betrokken bij de kwalitatieve analyse omdat deze meldingen op andere wijze zijn binnengekomen en geregistreerd dan in dit onderzoek. Wat registratie betreft ging het dus om meldingen in een andere vorm dan de meldingen die spontaan bij de onderzoeksorganisatie zijn binnengekomen.13 Deze meldingen zijn benut voor andere onderzoeksdoeleinden, waaronder voor het archiefonderzoek.
schema 2
400 berichten aan onderzoeksorganisatie tot 1 juli 2012
220 berichten buiten het domein van onderzoek
7 meldingen van de commissie Samson
181 meldingen t.b.v. onderzoek naar seksueel misbruik en geweld jegens minderjarige vrouwen binnen de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland van 1945 tot heden
79 meldingen relevant voor de kwalitatieve analyse
68 directe meldingen van vrouwelijke slachtoffers
11 indirecte meldingen over vrouwelijke slachtoffers
102 meldingen niet relevant voor de kwalitatieve analyse
20 meldingen buiten de afbakening van het onderzoek
41 meldingen van onzekere aard 1 positieve melding 34 oude meldingen reeds betrokken in nadere kwantitatieve analyse of als oude geweldsmelding
6 meldingen van mannelijke slachtoffers
Vertekeningen van meldingen De onderzoeksorganisatie heeft er rekening mee gehouden dat de oude geweldsmeldingen en de nieuwe meldingen die zijn onderworpen aan een kwalitatieve analyse vertekeningen konden vertonen. De meldingen bleken zeer divers. Melders konden hun melding spontaan toesturen hetgeen betekent dat een melder zich op eigen initiatief kon melden en geheel vrij was om zelf te bepalen welke informatie op welke wijze werd gemeld. Melden op eigen initiatief impliceert een kans op onderrapportage, bijvoorbeeld omdat niet gemeld wordt uit schaamte. Ook is het denkbaar dat men geen behoefte heeft om een pijnlijk verleden op te rakelen. Van overrapportage kan sprake zijn wanneer personen zich melden die niet zelf direct slachtoffer zijn. Bovendien heeft een groot deel van de melders zich gemeld naar aanleiding van een publieke oproep die daartoe is gedaan. In het onderzoek van de Onderzoekscommissie richtte die oproep zich specifiek op seksueel misbruik. Meldingen over geweld, wanneer dit niet voorkwam in combinatie met seksueel misbruik, vielen buiten de afbakening van het onderzoek van de Onderzoekscommissie. Dit doet de vraag rijzen omtrent de representativiteit van die meldingen. Mogelijk voelden geweldsslachtoffers zich niet aangesproken te melden, of werd louter melding gemaakt van seksueel misbruik waar ook sprake was van geweld. De Onderzoekscommissie benadrukte al dat het beeld over de aard en omvang van het gemelde seksueel misbruik van minderjarigen binnen de RoomsKatholieke Kerk bij benadering representatief is. Daarnaast stelde zij vast dat waar sprake is van seksueel misbruik dit in tal van gevallen gepaard ging met (excessief) fysiek of psychisch geweld.14 Dat melders vrij waren naar eigen inzicht te melden en de meldingen betrekking hadden op ervaringen die plaatsvonden in het verleden, leidden ertoe dat meldingen zelden alle feitelijke details bevatten over de aard van het misbruik en/ of geweld en waar, wanneer en door wie dit plaatsvond. Op het schriftelijk verzoek dat melders ontvingen bij de ontvangstbevestiging van de melding, om indien mogelijk en wenselijk nadere detailinformatie van feitelijke aard te verstrekken, is niet in alle gevallen geen gehoor gegeven. Uit gesprekken met melders is gebleken dat men zich feitelijke informatie niet altijd meer kan herinneren, hoe graag men dat soms ook zou willen. Het geheugen is een niet altijd feilloze gids, zeker niet als het gaat om gebeurtenissen die vele jaren terug hebben plaatsgevonden. Sommige melders gaven aan dat het melden van hun persoonlijke en vaak pijnlijke ervaringen hen reeds veel kruim had gekost. Het oplepelen van feitelijke informatie ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek zou teveel pijnlijke herinneringen naar boven kunnen brengen. De vertekening van de meldingen die hier aan de orde is, is die van de omissie.
Daarnaast kunnen vertekeningen van meldingen optreden als gevolg van de zogenoemde commissiefout, wanneer onjuiste details worden toegevoegd aan de melding. Hoewel een dergelijke vertekening minder vaak voorkomt, moet dit niet worden uitgesloten bijvoorbeeld vanwege het contact tussen melders onderling dat met de oprichting van de Koepel Landelijk Overleg Kerkelijk Kindermisbruik tijdens dit onderzoek is geïntensiveerd ten opzichte van het onderzoek van de Onderzoekscommissie. Ook van invloed is het optreden van personen die namens slachtoffers die daartoe niet in staat bleken, een schriftelijke melding maakten aan de hand van een gesprek tussen beiden. Daarnaast is denkbaar dat het bestaan van een klachten- en compensatieprocedure en daarmee de aanwezigheid van een kans op financiële genoegdoening waarbij zo volledig en feitelijk mogelijke informatie en steunbewijs verstrekt dient te worden, een rol speelt. In dat kader wordt collaborative storytelling genoemd: “a cumulative process of the mutual reinforcement of ideas, which occurs among people during the interpretation of ambivalent information. Confronted with information that cannot be verified by direct observation, people tend to base their subjective certainty about what was the case on the judgement of others. Conformation by others who were there or for some other reason may be considered knowledgeable about what happened or must have happened tends to strenghten our conviction that we are recalling and evaluate an experience properly. So we talk about it, and together, bit by bit, we become clear in our minds about what happened and the role that we and others played in the matter.”15 In lijn hiermee kan vertekening van meldingen als gevolg van hindsight bias worden genoemd. Melders verklaren met de kennis van nu wat hen destijds is overkomen. Die verklaring kan bijvoorbeeld beïnvloed zijn door publiciteit rondom het onderzoek of door beelden in de media. Zo was de beeldvorming in de media tijdens het onderzoek van de Onderzoekscommissie dominant voor de meldingen die zij ontving en voor het publieke debat en vooral gericht op seksueel misbruik van minderjarige jongens in instellingen. De media baseerden zich daarbij op verhalen van personen die zich bij hen hadden gemeld. Nader onderzoek van de Onderzoekscommissie toonde aan dat dit beeld in de media op een aantal punten bijgesteld diende te worden. Het proces van framing waarbij door de media een bepaalde benadering en definiëring van de problematiek wordt gehanteerd en daarmee een bepaald beeld wordt gecreëerd, is in dit onderzoek minder aan de orde. De omvang van de berichtgeving in de media over dit onderzoek en over seksueel misbruik en geweld jegens minderjarigen binnen de Rooms-Katholieke Kerk is geringer gebleken dan in voorgaande jaren en dan tijdens het onderzoek van de Onderzoekscommissie.
2.2.2 Data-analyse Argumentatie voor een kwalitatieve analyse De onderzoeksorganisatie heeft gekozen voor een kwalitatieve benadering van de selectie van in totaal 150 meldingen. Zij noemt daarvoor een aantal argumenten: In de eerste plaats is de keuze voor een kwalitatieve analyse gemotiveerd vanuit het relatief kleine aantal meldingen ten opzichte van het aantal meldingen in het onderzoek van de Onderzoekscommissie. Dit kleinere aantal is grotendeels verklaarbaar vanuit het feit dat dit onderzoek zich toespitst op een specifieke en kleinere groep slachtoffers. Bovendien had een deel van deze slachtoffers zich reeds gemeld bij de Onderzoekscommissie. Een cijfermatige analyse van een klein aantal meldingen, zoals met steekproeven en uitdrukkingen in percentages, zou onterecht de indruk kunnen wekken dat uitspraken over een klein totaal generiek geldend zouden kunnen zijn voor alle vrouwen die als minderjarige slachtoffer zijn geworden van seksueel misbruik en geweld binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Bovendien zou een cijfermatige benadering van een klein totaal een mogelijk risico kunnen hebben dat meldingen relatief eenvoudig herleidbaar zijn naar personen. De onderzoeksorganisatie heeft meldingen in vertrouwelijkheid ontvangen en heeft gestreefd naar zo groot mogelijke waarborg van de privacy van melders lopende en na het onderzoek, in lijn met de aanpak van de Onderzoekscommissie. Bovendien geldt dat cijfermatig gezien de nieuwe meldingen voor zover deze betrekking hadden op seksueel misbruik van minderjarigen binnen de RoomsKatholieke Kerk in de periode 1945 tot 2010, reeds vervat zijn in de kwantitatieve analyse die de Onderzoekscommissie liet uitvoeren naar de aard en omvang van dit misbruik. Deze analyse had immers betrekking op de totale populatie van zowel mannen als vrouwen tezamen, die als minderjarige seksueel zijn misbruikt binnen de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland in de periode 1945 tot 2010. Een gering aantal meldingen kan een beperking opleveren voor statistische generalisatie omdat onderzoeksbevindingen niet per definitie representatief zijn voor alle gevallen van seksueel misbruik en geweld jegens minderjarige vrouwen binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Een gering aantal meldingen maakt het wel mogelijk te komen tot analytische generalisatie waarbij op basis van empirische resultaten niet zozeer gegeneraliseerd wordt naar een populatie maar meer naar begrippen en verschijnselen zoals die van seksueel misbruik en geweld binnen de RoomsKatholieke Kerk. Een gering aantal meldingen maakt het daarbij mogelijk meer uitvoerig de specifieke karakteristieken van situaties in kaart te brengen, om zodoende de analytische generaliseerbaarheid van de onderzoeksbevindingen beter te duiden. Met een gering aantal meldingen gelden de onderzoeksbevindingen niet per definitie voor de gehele populatie, maar is wel specifieker geduid onder welke omstandigheden deze bevindingen zich voordeden.
In de tweede plaats is de keuze voor een kwalitatieve analyse gemotiveerd vanuit de aard van de meldingen, die zich kenmerkt door verhalende beschrijvingen van het misbruik en/of geweld. Melders hebben gedetailleerde beschrijvingen gegeven van hun levensloop, waar het misbruik en/of geweld soms maar een klein onderdeel van uitmaakt. Het ging om beschrijvingen van gezinssituaties, onderlinge relaties en ervaringen en belevingen tijdens de jeugd in het gezin en andere onderwijs- en opvoedsituaties. Daarnaast ging het om hoe de melder het misbruik en/ of geweld heeft ervaren en beleefd als kind en binnen welke context en sfeer dit plaatsvond. In mindere mate is in de nieuwe meldingen sprake van plastische beschrijvingen van de aard van de misbruik- en/of geweldshandelingen jegens het slachtoffer en van feitelijkheden zoals tijdvak en locatie van het misbruik/ geweld. De aard van de handelingen zijn veelal omfloerst beschreven en slachtoffers hebben meervoudige misbruik- of geweldservaringen gemeld waarbij misbruik en geweld gelijktijdig plaatsvonden, op meerdere momenten in de jeugd en door meerdere plegers. Naast de ervaringen en belevingen in het verleden zijn beschrijvingen gegeven van de impact van het misbruik en/of geweld voor het volwassen leven van het slachtoffer en diens omgeving. In gesprekken met de onderzoeksorganisatie hebben slachtoffers benadrukt er veel waarde aan te hechten wanneer in het onderzoek specifiek aandacht zou worden besteed aan de context en sfeer waarbinnen het misbruik en/of geweld plaatsvond, en zoals dat voor vele melders is beschreven. Soms is een bedreigende sfeer waarbinnen het misbruik en/ of geweld plaatsvond ernstiger en ingrijpender ervaren dan de feitelijke handelingen die zijn gepleegd. Middels een kwalitatieve analyse van meldingen is in beschrijvende zin een beeld te genereren van de specifieke situaties waarmee slachtoffers te maken hebben (gehad) en van de wijze waarop zij dit ervaren en beleefd hebben. Daarmee biedt een kwalitatieve beschrijving een rijke aanvulling op de nadere kwantitatieve analyse van de reeds bestaande gegevens. Het geeft diepgang en kleur aan het cijfermateriaal in bewoordingen zoals door slachtoffers zelf gemeld. In de derde plaats is in dit onderzoek een kwalitatieve benadering gekozen omdat relatief weinig theoretische en empirische gegevens beschikbaar zijn over seksueel misbruik en fysiek en psychisch geweld jegens minderjarige vrouwen binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Bovendien kenmerkt deze problematiek zich door subjectieve elementen van belevingen, ervaringen, interpretatie en gevoelens. Een kwalitatieve aanpak met een diepgaande en beschrijvende benadering van het onderzoeksonderwerp op een beperkt aantal criteria, leidt dan tot beter inzicht in deze elementen dan een louter kwantitatieve aanpak. Bovendien wordt het daarmee mogelijk om ook de invloed van de [veranderende] context in ogenschouw te nemen want: “social sciences (...) studies self- reflecting humans and must therefore take
account of changes in the interpretations of the objects of study (...) good narratives typically approach the complexities and contradictions of real life.” 16 Een kwalitatieve aanpak betekent niet dat geen ordening wordt aangebracht of dat de wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek ter discussie moet staan. Het is van belang dat de onderzoeksopzet voldoet aan wetenschappelijke standaarden alsmede de begrippen in het onderzoek en de bevindingen ten aanzien van deze begrippen zo helder, precies en eenduidig mogelijk worden toegelicht en via meerdere onderzoeksmethoden worden onderzocht. Hieraan is middels deze methodologische verantwoording invulling gegeven. Teneinde de wetenschappelijke kwaliteit te waarborgen heeft de onderzoeksorganisatie een klankbordgroep ingesteld die fungeerde als onafhankelijke leescommissie. Codesheet kwalitatieve analyse Voor de uitvoering van de kwalitatieve analyse zijn de geselecteerde meldingen gecodeerd op een aantal criteria afgeleid van het eindrapport van de Onderzoekscommissie en aanvullend een aantal criteria afgeleid van de onderzoeksvragen van dit onderzoeksrapport. Daartoe is een codesheet opgesteld welke is opgenomen in bijlage. Het codesheet heeft gediend als instrument en als procedure ten behoeve van de kwalitatieve analyse van de meldingen. De meldingen zijn afzonderlijk van elkaar geanalyseerd alsmede is gezocht naar patronen, naar overeenkomsten en verschillen tussen de meldingen en naar de mogelijkheid om te komen tot meer generieke uitspraken over seksueel misbruik en geweld jegens minderjarige vrouwen binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Het codesheet heeft bijgedragen aan de beantwoording van de onderzoeksvragen, fungeerde als semi- gestructureerde vragenlijst ten behoeve van de gesprekken die de onderzoeksorganisatie voerde en bood een format voor de rapportage van de onderzoeksbevindingen. Het codesheet heeft bijgedragen aan de controleerbaarheid en betrouwbaarheid van de kwalitatieve analyse van de geselecteerde meldingen en daarmee van dit onderzoek als geheel. Controleerbaarheid heeft betrekking op de mate waarin anderen dan de onderzoeker de onderzoeksgegevens kunnen verifiëren en de mate waarin het onderzoeksproces reconstrueerbaar is. Dit betekent dat de stappen die zijn genomen in het onderzoek en de bronnen die zijn geraadpleegd inzichtelijk zijn. De methodologische verantwoording van het empirische deel van dit onderzoek en als onderdeel daarvan het codesheet, geeft inzicht in de genomen onderzoeksactiviteiten. Voor het historisch deel van dit onderzoek is de methodologische verantwoording opgenomen in een bijlage die ook op de website van de onderzoeksorganisatie is gepubliceerd. Alle verzamelde data zijn opgeslagen in een digitale database en in een fysiek archief.
De betrouwbaarheid van onderzoeksbevindingen wordt bepaald door de mate waarin bevindingen onafhankelijk zijn van de onderzoeker en van het meetinstrument. Voor de betrouwbaarheid van een kwalitatieve analyse kan gelden dat de interpretaties van de onderzoeker van invloed kunnen zijn. De aanwezigheid van een codesheet met een nadere definiëring en uitleg van de verschillende codeercriteria draagt bij aan het vergroten van de betrouwbaarheid. Het codesheet van dit onderzoek bestaat uit veertien criteria waarop de geselecteerde meldingen zijn gecodeerd. Een aantal criteria spreekt voor zich, zoals het geslacht van het slachtoffer en bij een aantal criteria is een nadere toelichting opgenomen. De veertien criteria zijn afgeleid van het onderzoek van de Onderzoekscommissie en van de onderzoeksvragen uit het Voorstel voor onderzoek.17 Het codesheet kent een drietal uitgangspunten die de onderzoeksorganisatie heeft gehanteerd bij het coderen van de 150 geselecteerde meldingen: 1. Het codesheet is ingevuld op basis van de informatie zoals gerapporteerd in de melding. Deze informatie is niet bewerkt of aangevuld ten behoeve van de volledigheid van het coderen.18. Bijvoorbeeld wanneer in een melding de leeftijd van het slachtoffer niet vermeld is, maar wel een geboortedatum en een jaartal van misbruik zijn genoemd, is geen berekening uitgevoerd ten behoeve van het coderen van de leeftijd van het slachtoffer; 2. Meldingen zijn beoordeeld op kwaliteit conform de werkwijze van de Onderzoekscommissie.19 Het betreft de aanwezigheid van problematische karakteristieken in de melding. Daarbij is gebruik gemaakt van de richtlijnen die de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ) hanteert. Het betreft meldingen met de volgende ingrediënten: o Hervonden herinneringen: Hiervan is sprake als iemand zegt in het verleden seksueel misbruik en/of geweld te hebben ondervonden, dat lange tijd compleet te hebben vergeten en de herinneringen eraan vervolgens te hebben hervonden. Het hervinden van de herinneringen kan plaatsvinden in therapie, maar ook daarbuiten; o Ritueel misbruik: Het gaat hier om beschrijvingen van bizarre en macabere vormen van seksueel misbruik en/of geweld. Macabere aspecten hebben betrekking op een cultus (maskers, kruizen, ceremonies, gewaden), het toebrengen van letsel (snijden, krassen in het lichaam) en de dood (drinken van bloed, abortus, offeren). Meestal handelt dit type melding over meerdere daders en meerdere slachtoffers;
o Herinneringen aan seksueel misbruik en/ of geweld van voor het derde levensjaar: Het betreft hier herinneringen aan misbruik en/of geweld dat zich zou hebben afgespeeld voor de derde verjaardag en dat de melder zich pas veel later herinnert. De leeftijd van drie jaar wordt beschouwd als ondergrens voor verbale herinneringen aan gebeurtenissen uit de vroege jeugd. Een melding is gezien als één onderzoekseenheid dat meerdere misbruik- of geweldsincidenten, meerdere plegers en meerdere tijdvakken kan omvatten. Een melding, en daarmee de ervaringen van het slachtoffer, is als geheel geanalyseerd en in beginsel niet ontleed in van elkaar geïsoleerde misbruik- of geweldsincidenten tenzij dat in de melding als zodanig expliciet is omschreven. Noch zijn ervaringen in andere dan Rooms-Katholieke setting zoals in de thuissituatie geëxcludeerd in de analyse van een melding. De reden hiervoor is dat de kwalitatieve analyse van de meldingen tot doel heeft een diepgaand en breed inzicht te bieden in de (soms complexe) ervaringen van slachtoffers en in situaties waarin zij zich bevonden. Uitsplitsing naar afzonderlijke handelingen of gebeurtenissen binnen een melding waarin sprake is van meervoudig misbruik en/ of geweld zou tot een kunstmatige benadering van de melding en daarmee van de ervaringen van de melder kunnen leiden en mogelijk tot een onvolledig totaalbeeld van het gemelde misbruik en geweld. Wel is in de kwalitatieve analyse onderscheid gemaakt tussen de directe en de indirecte meldingen omdat de ervaringen en belevingen van het slachtoffer zouden kunnen verschillen van die van de omgeving en juist beide verhalen een completer beeld kunnen geven van de specifieke situaties waarin slachtoffers en hun omgeving zich bevonden in relatie tot het misbruik en/of geweld. Daarnaast is bij het coderen van de geselecteerde meldingen onderscheid gemaakt tussen de oude geweldsmeldingen en de nieuwe meldingen omdat de oude geweldsmeldingen specifiek betrokken zijn in dit onderzoek ten behoeve van begripsvorming inzake excessief geweld. Bovendien zijn de oude geweldsmeldingen gerapporteerd in een andersoortige context dan de nieuwe meldingen, namelijk die van het eerste onderzoek in Nederland naar seksueel misbruik van minderjarigen binnen de Rooms-Katholieke Kerk en naar aanleiding van een specifieke oproep hiertoe. Teneinde een diepgaander inzicht te verkrijgen in misbruik- en geweldservaringen van slachtoffers, in de setting/ context waarbinnen dit plaatsvond, in de relatie tussen slachtoffer en pleger(s) en in de impact die dit volgens de melder heeft of heeft gehad voor de rest van het leven, is in vergelijking tot het codesheet van de Onderzoekscommissie20 de codeeroptie ‘meerdere items, namelijk’ toegevoegd aan een aantal codeercriteria, alsmede de optie om kwalitatieve toelichting op te nemen bij een aantal criteria. Dit betekent tevens dat, hoewel dit niet primair onderwerp van onderzoek is ook misbruik- en/of geweldservaringen in een andere dan Rooms-
Katholieke setting zijn betrokken wanneer deze voorkwamen in combinatie met misbruik- en/of geweldservaringen die wel binnen de Rooms-Katholieke setting plaatsvonden. Bijvoorbeeld in geval van een slachtoffer dat psychisch geweld heeft ondervonden door een non en gelijktijdig seksueel is misbruikt door de vader. Het psychisch geweld door de non is primair onderwerp van onderzoek, doch het seksueel misbruik door de vader wordt daarbij in ogenschouw genomen. Deze wijzigingen van de codeercriteria die zijn afgeleid van het codesheet van de Onderzoekscommissie betreffen de volgende: o bij de codeercriteria leeftijd, tijdvak, frequentie en duur is de codeeroptie ‘meerdere items, namelijk’ toegevoegd. Dit ten behoeve van diepgaand inzicht in meervoudige misbruik- en geweldservaringen van een slachtoffer. Bijvoorbeeld wanneer een slachtoffer op het zesde levensjaar in de jaren vijftig eenmalig seksueel is misbruikt en later op het tiende levensjaar in de jaren zestig gedurende enkele maanden fysiek geweld heeft ondervonden. Wanneer ‘meerdere items, namelijk’ is gecodeerd, is een nadere kwalitatieve toelichting opgenomen over deze meervoudige ervaringen; o bij het codeercriterium setting/ context waarbinnen het misbruik en/of geweld plaatsvond is in alle gevallen een kwalitatieve toelichting opgenomen; bij het codeercriterium de relatie van het slachtoffer tot de pleger(s) is deze relatie uitsluitend in kwalitatieve zin beschreven. Met name bij meervoudige misbruik- en/of geweldservaringen kan het lastig zijn de vaak diffuse relatie tussen slachtoffer en pleger te vervatten in een beperkt aantal voorgeschreven codeeropties. Bovendien kan dit het risico met zich meebrengen dat een eenzijdige of beperkte weergave wordt gegeven van deze relatie. De relatie van het slachtoffer tot plegers(s) heeft betrekking op de aard van deze relatie en de functie en rol van de pleger(s) daarin. Het kan gaan om meerdere relaties (de pastoor die tevens huisvriend was) en verschillende rollen (de pastoor die tevens organisator bij de jeugdvereniging was). Ten behoeve van de vergelijkbaarheid van de meldingen is, voor zover de informatie uit de meldingen dat toeliet, bij de kwalitatieve beschrijving van de relatie een aantal vaste onderdelen opgenomen zijnde 1) naam en functie van de pleger(s) 2) geslacht van de pleger(s) (tenzij dit voor zich sprak) en 3) per pleger de aard van het misbruik (bijvoorbeeld pastoor pleegde in zijn hoedanigheid als huisvriend seksueel misbruik en non pleegde in haar hoedanigheid als onderwijzeres psychisch geweld). o bij het codeercriterium de impact van het misbruik en/of geweld is de impact uitsluitend in kwalitatieve zin beschreven. Impact heeft betrekking op de invloed die het misbruik en/of geweld heeft of heeft gehad op het leven van
het slachtoffer en diens omgeving, zoals gerapporteerd in de melding. Nadrukkelijk wordt hier vermeld dat vanwege de complexiteit van risicofactoren het onmogelijk is om stellige uitspraken te doen over de psychische gevolgen van seksueel misbruik en/of geweld, zoals de Onderzoekscommissie al constateerde in haar eindrapport.21 In dit onderzoeksrapport worden dan ook geen uitspraken gegaan over een eventuele causale relatie tussen het gepleegde misbruik of geweld en de klachten die slachtoffers nu rapporteren. Uitsluitend wordt een beschrijving gegeven van de impact van het misbruik en/of geweld zoals melders dat zèlf hebben gemeld. Ten behoeve van de vergelijkbaarheid van de meldingen is bij de kwalitatieve beschrijving van impact een aantal vaste onderdelen opgenomen, voor zover de informatie uit de meldingen dit toeliet, zijnde 1) psychische en/of lichamelijke klachten door misbruik 2) mate waarin het functioneren in relatie tot werk is verstoord en 3) of het slachtoffer ooit zelfmoordpoging heeft gedaan; o het codeercriterium ergens gemeld, over de mate waarin het misbruik of geweld ergens gemeld is of iemand in de omgeving van het slachtoffer op de hoogte had moeten of kunnen zijn van het misbruik en/ of geweld. Indien “had moeten/ kunnen weten” of “ja, namelijk” is gecodeerd, is een kwalitatieve toelichting opgenomen. Ten behoeve van de vergelijkbaarheid van de meldingen is, voor zover de informatie uit de meldingen die toeliet, bij de kwalitatieve toelichting in elk geval de volgende onderdelen opgenomen: 1) wie heeft gemeld of had het moeten/ kunnen weten 2) bij wie is gemeld 3) wanneer is gemeld en 4) wat het resultaat van melding was.
2.2.3 Gesprekken Als onderdeel van de kwalitatieve analyse van de geselecteerde meldingen heeft de onderzoeksorganisatie gesprekken gevoerd met slachtoffers, daders en plegers, gezagsdragers of voormalige gezagsdragers, deskundigen en personen die in hun hoedanigheid betrokken zijn of waren bij vraagstukken van dit onderzoek. Deze gesprekken dienden verschillende onderzoeksdoeleinden zoals het verkrijgen van nadere informatie over en begrip van hetgeen gerapporteerd in een melding en het verkrijgen van nader inzicht in de wijze waarop bestuurlijk verantwoordelijken omgingen met de problematiek van misbruik en geweld. Tevens is middels gesprekken ruimte geboden aan betrokkenen voor het delen van hun ervaringen en in sommige gevallen zelfs ‘het luchten van het hart’. De gevoerde gesprekken zijn kwalitatief van aard. Dit betekent dat de keuze van de onderzoeksorganisatie met wie zij heeft gesproken en wat de inhoud van het gesprek was, iteratief en lopende het onderzoek werd bepaald. Dit mede ingegeven door groeiende inzichten en uitkomsten uit verschillende onderzoeksbronnen zoals literatuurstudies en archiefonderzoek. Het codesheet van de kwalitatieve analyse fungeerde in een aantal gevallen als semi-gestructureerde vragenlijst en daarmee als richtinggevend hulpmiddel voor de onderzoeksorganisatie. Van een gestructureerde vragenlijst is afgezien om het open karakter van de gesprekken en flexibiliteit van het onderzoek te behouden. Van de gesprekken zijn verslagen gemaakt die ter aanvulling en verbetering aan de betrokkenen zijn voorgelegd. In deze gesprekken is ruimte geboden voor het doen van vertrouwelijke mededelingen. Vanwege deze vertrouwelijkheid worden de verslagen niet gepubliceerd.
Bijlage Codesheet kwalitatieve analyse
1. Melder
Toelichting
o direct o indirect, namelijk
Directe meldingen zijn meldingen die de onderzoeksorganisatie rechtstreeks van het slachtoffer ontvangen. Indirecte meldingen zijn meldingen afkomstig van andere personen dan het slachtof
2. Geslacht slachtoffer
o niet gemeld o man o vrouw
3. Kwaliteit melding
o in beginsel plausibel o het slachtoffer zegt jonger te zijn geweest dan 2/3 jaar
o het slachtoffer zegt misbruik- en/of geweldsherinneringen tijdens therapie te he hervonden
o het slachtoffer zegt misbruik- en/of geweldsherinneringen te hebben waarin kel clowns, sedatie, groepsverkrachting etc. een prominente rol spelen
o de auditu meldingen o "zou-het-kunnen-dat?" meldingen o "het moet zo geweest zijn dat" meldingen o "ik ben pedoseksueel en dat komt omdat" meldingen
Toelichting
Criteria voor de beoordeling van de kwaliteit van een melding zijn conform die in het onderzoek Onderzoekscommissie.22 Het betreft de aanwezigheid van problematische karakteristieken in de m Daarbij is gebruik gemaakt van de richtlijnen die de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ) hanteert. Het betreft meldingen met de volgende ingrediënten: - Hervonden herinneringen: Hiervan is sprake als iemand zegt in het verleden seksue misbruikt te zijn, dat lange tijd compleet te hebben vergeten en de herinneringen era vervolgens te hebben hervonden. Het hervinden van de herinneringen kan plaatsvin therapie, maar ook daarbuiten. - Ritueel misbruik: Het gaat hier om beschrijvingen van bizarre en macabere vormen seksueel misbruik. Macabere aspecten hebben betrekking op een cultus (maskers, kru ceremonies, gewaden), het toebrengen van letsel (snijden, krassen in het lichaam) en (drinken van bloed, abortus, operen). Meestal handelt dit type melding over meerde en meerdere slachtoffers. - Herinneringen aan seksueel misbruik van voor het derde levensjaar: Het betreft hier herinneringen aan misbruik dat zich zou hebben afgespeeld voor de derde verjaardag de melder zich pas veel later herinnert. De leeftijd van drie jaar wordt beschouwd al ondergrens voor verbale herinneringen aan gebeurtenissen uit de vroege jeugd.
4. Aard van het gemelde misbruik en/of geweld
o o o o o o o o
seksueel misbruik fysiek geweld psychisch geweld seksueel misbruik en fysiek geweld seksueel misbruik en psychisch geweld seksueel misbruik en fysiek en psychisch geweld fysiek en psychisch geweld niet nader gespecificeerd
5. Ernst van het gemelde seksueel misbruik
o o o o o o
onbekend ernstcategorie 1: zeer licht ambigue gebeurtenissen ernstcategorie 2: licht eenmalige of enkele betastingen, gluren, exhibitionisme ernstcategorie 3: matig herhaalde of meerdere betastingen ernstcategorie 4: ernstig verregaande seksuele handelingen, penetratie, dwang ernstcategorie 5: zeer ernstig herhaald of langdurig, verregaande seksuele hand penetratie, dwang, fysiek geweld
Toelichting
De ernstindeling is conform die in het onderzoek van de Onderzoekscommissie.23
6. Ernst van het geweld al (geef omschrijving van handelingen) dan niet gecombineerd met seksueel misbruik (invullen in geval van anders dan alleen seksueel misbruik) 7. Leeftijd van het slachtoffer waarop het misbruik en/ of geweld voor het eerst plaatsvond
Toelichting
o o o o o o o o
niet gemeld jonger dan 6 jaar tussen 6 en 12 jaar tussen 12 en 14 jaar tussen 14 en 16 jaar tussen 16 en 18 jaar tussen 18 en 21 jaar meerdere items, namelijk
Leeftijd wordt gecodeerd wanneer dit als zodanig vermeld staat in melding. Bij het coderen is lee achterhaald of berekend aan de hand van andere gemelde informatie bijvoorbeeld geboortedatum van het misbruik.
“Meerdere items, namelijk” wordt ingevuld indien sprake is van meerdere misbruik en/of geweldsincidenten die op verschillende leeftijden van het slachtoffer hebben plaatsgevonden en v losstaande incidenten zijn. Bij het coderen wordt vervolgens een kwalitatieve toelichting gegeve Bijvoorbeeld: seksueel misbruik op tiende levensjaar en fysiek geweld op 12 e levensjaar. Wanneer sprake was van een aaneenschakeling van incidenten van verschillende aard door vers
8. Tijdvak waarop het misbruik en/ of geweld begon.
Toelichting
plegers, is de leeftijd waarop het misbruik of geweld voor het eerst plaatsvond gecodeerd. o niet gemeld o voor 1950 o jaren vijftig o jaren zestig o jaren zeventig o jaren tachtig en daarna o meerdere items, namelijk
Het tijdvak dat wordt gecodeerd heeft betrekking op het moment waarop het misbruik en/of gewe het eerst begon. Wanneer bijvoorbeeld gemeld is dat het misbruik plaatsvond eind jaren vijftigjaren zestig, is gecodeerd: jaren vijftig.
“Meerdere items, namelijk” wordt ingevuld indien sprake is van meerdere misbruik en/of geweldsincidenten die in verschillende tijdvakken hebben plaatsgevonden en volledig losstaande incidenten zijn. . Bij het coderen wordt vervolgens een kwalitatieve toelichting gegeven. Bijvoor seksueel misbruik in de jaren vijftig en fysiek geweld in de jaren zeventig. Wanneer sprake is va aaneenschakeling van incidenten van verschillende aard door verschillende plegers, is het tijdva het misbruik of geweld voor het eerst plaatsvond gecodeerd. 9. Frequentie van het misbruik/ geweld
Toelichting
10. Duur van het misbruik en of geweld
Toelichting
o o o o
niet gemeld eenmalig herhaald meerdere items, namelijk
“Meerdere items, namelijk” wordt ingevuld indien sprake is van meerdere misbruik en/of geweldsincidenten die in verschillende tijdvakken hebben plaatsgevonden en volledig losstaande incidenten zijn. Bij het coderen wordt vervolgens een kwalitatieve toelichting gegeven. Bijvoorb seksueel misbruik in de jaren vijftig en fysiek geweld in de jaren zeventig. Wanneer sprake was v aaneenschakeling van incidenten van verschillende aard door verschillende plegers, is als freque herhaald gecodeerd.
o o o o o
niet gemeld korter dan een jaar een half jaar tot een jaar langer dan een jaar meerdere items, namelijk
De duur die wordt gecodeerd heeft betrekking op de duur van het misbruik en/of geweld per pleg “Meerdere items, namelijk” wordt gecodeerd wanneer het misbruik en/ of geweld door meerdere werd gepleegd en volledig losstaande incidenten zijn. Bij het coderen wordt vervolgens een kwal toelichting gegeven. Bijvoorbeeld seksueel misbruik gepleegd door broeder X was eenmalig en ps geweld door non Y duurde langer dan een jaar. Wanneer sprake was van een aaneenschakeling v incidenten van verschillende aard door verschillende plegers, is als de totale duur gecodeerd.
11. Situatie/ context waar het misbruik/ geweld heeft plaatsgevonden
Toelichting
o o o o o o o o
niet gemeld parochie onderwijsinstelling (intern en extern en bijzonder onderwijs) andere instelling dan onderwijs instelling waarvan functie onbekend bij het slachtoffer thuis Overig meerdere situaties/ contexten, namelijk
Instelling waarvan functie onbekend heeft betrekking op instellingen waarvan uit de melding ni of het om een onderwijs- of zorginstelling gaat.
“Overig” wordt gecodeerd wanneer wel een duidelijke setting of context is genoemd, maa in de andere opties te plaatsen is.
“Meerdere situaties/ contexten, namelijk” wordt gecodeerd wanneer misbruik en/ of geweldserv zich in meerdere situaties/ contexten voordeden. Bijvoorbeeld seksueel misbruik bij het slachtoffe en fysiek geweld op het internaat. Ook ervaringen misbruik- en/of geweldservaringen in een and Rooms-Katholieke setting zijn betrokken, bijvoorbeeld incest, wanneer dit plaatsvond in combin misbruik en/of geweld in Rooms-Katholieke setting (en logischerwijs bij meldingen die binnen d onderzoeksafbakening vallen en aan codering zijn onderworpen). In alle gevallen wordt bij het c een kwalitatieve toelichting gegeven. 12. Relatie van het slachtoffer tot pleger(s) Toelichting
o niet gemeld o gemeld namelijk, Geef een omschrijving van de relatie van het slachtoffer tot de pleger(s)
Relatie van het slachtoffer tot plegers(s) heeft betrekking op de aard van deze relatie en de functi van de pleger(s) daarin. Het kan gaan om meerdere relaties (de pastoor die tevens huisvriend wa verschillende rollen (de pastoor die tevens organisator bij de jeugdvereniging was). Het coderen vanwege de complexiteit van dit aspect van een melding uitsluitend in kwalitatieve beschrijvend gedaan. Ten behoeve van de vergelijkbaarheid van de meldingen kent de kwalitatieve beschrijvin relatie in elk geval een aantal vaste onderdelen zijnde, 1) naam en functie van de pleger(s), 2) g van de pleger(s) (tenzij dit voor zich spreekt) en 3) per pleger de aard van het misbruik. 13. Impact van het misbruik en/of geweld zoals door de melder beschreven Toelichting
o niet gemeld o gemeld namelijk (geef een omschrijving van het misbruik en/of geweld zoals da de melder is gerapporteerd
Impact heeft betrekking op de invloed die het misbruik en/of geweld heeft of heeft gehad op het le het slachtoffer en diens omgeving, zoals gerapporteerd in de melding. Het coderen wordt uitslui kwalitatieve beschrijvende zin gedaan Ten behoeve van de vergelijkbaarheid van de meldingen k kwalitatieve beschrijving van impact in elk geval een aantal vaste onderdelen (voor zover bekend 1) psychische en/of lichamelijke klachten door misbruik 2) mate waarin het functioneren in relat werk is verstoord en 3) of het slachtoffer ooit zelfmoordpoging heeft gedaan.
14. Ergens gemeld
Toelichting
o o o o
niet gemeld (staat niets over vermeld in de melding) nee “had moeten/ kunnen weten” ja, namelijk
Ergens gemeld heeft betrekking op de situatie dat het misbruik en/of geweld ooit door iemand is De codeeroptie “had moeten/ kunnen weten” betreft de situatie dat in de melding wordt aangege iemand in de omgeving van het slachtoffer op de hoogte had kunnen of moeten zijn van het misb geweld.
Indien “had moeten/ kunnen weten”of “ja, namelijk” wordt gecodeerd, wordt een kwalitatieve toelichting opgenomen. Ten behoeve van de vergelijkbaarheid van de meldingen kent de kwalitat toelichting in elk geval de volgende onderdelen (voor zover bekend uit de melding): 1) wie heeft g had moeten/ kunnen weten 2) bij wie is gemeld 3) wanneer is gemeld en 4) wat het resultaat van was.
Voorstel voor onderzoek, 31 augustus 2012 (www.onderzoekrk.nl). Seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk. (16 december 2011), p 18. 3 Seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk. (16 december 2011), Hoofdstuk 3. 4 Seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk. (16 december 2011), Hoofdstuk 3. 5 De Onderzoekscommissie ontving 95 geweldsmeldingen voor 1 december 2011 en drie meldingen tussen 1 december en 16 december 2011. Op pagina 572 van het eindrapport van de Onderzoekscommissie wordt gerapporteerd over 94 geweldsmeldingen. Bij het nader analyseren van deze meldingen ten behoeve van dit onderzoek bleek er sprake te zijn van één dubbele melding. Daarnaast bleken nog twee oude geweldsmeldingen van voor 1 december 2011 destijds niet opgeteld bij het totaal van 94 meldingen, doch wel relevant te zijn voor dit onderzoek. Dit resulteert in een totaal van 95 relevante oude geweldsmeldingen van voor 1 december 2011 6 Seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk. (16 december 2011), p55 7 Op 22 mei 2012 deed de onderzoeksorganisatie een publieke oproep aan vrouwelijke slachtoffers tegen wie als minderjarige seksueel misbruik en.of fysiek en/of psychisch geweld was gepleegd binnen de Rooms-Katholieke Kerk, om zich te melden tot 1 juli 2012. 8 De commissie Samson deed onderzoek deed naar seksueel misbruik van minderjarige die onder verantwoordelijkheid van de overheid zijn geplaatst in instellingen en pleeggezinnen. Op 8 oktober 2012 presenteerde de commisie Samson haar eindrapport ‘Omringd door zorg, toch niet veilig’(http://www.onderzoek-seksueel-kindermisbruik.nl). 9 Bij de ontvangstbevestiging van meldingen heeft de onderzoeksorganisatie de melder geattendeerd op de mogelijkheid om nadere en bij voorkeur feitelijk informatie over het gemelde misbruik en geweld toe te sturen die van belang zou kunnen zijn voor het onderzoek. De onderzoeksorganisatie heeft tot 1 september 2012 aanvullende informatie die melders toestuurden verwerkt ten behoeve van de kwalitatieve analyse. Die aanvullende informatie kon ertoe leiden dat een melding die initieel van onzekere aard was vanwege het ontbreken van bepaalde gegevens alsnog binnen de afbakening van het onderzoek viel. Aanvullende informatie die de onderzoeksorganisatie na 1 september 2012 ontving is benut voor andere onderzoeksdoeleinden zoals archiefonderzoek. 10 De nadere kwantitatieve analyse door VUmc/GGZinGeest is uitgevoerd over de meldingen die de Onderzoekscommissie ontving tot de sluitingsdatum van melden van 1 december 2011. De meldingen die zij in de periode tot 16 december 2011 ontving, de datum van publicatie van het eindrapport, zijn niet verwerkt in de kwantitatieve analyses maar wel gebruikt voor andere onderzoeksdoeleinden. In: Seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk. (16 december 2011). p577 11 Drie melders hebben zich enkel telefonisch bij de Onderzoeksorganisatie gemeld. Deze meldingen zijn als indirecte meldingen beschouwd, omdat de schriftelijke weergaven van deze meldingen door een medewerker van het onderzoeksecretariaat zijn opgesteld 12 http://www.onderzoek-seksueel-kindermisbruik.nl/meldpunt/index.aspx 13 Seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk. (16 december 2011), p 55, 56 14 Seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk. (16 december 2011). p18. 15 Uit: Wagenaar, W.A. en H.F.M. Crombag (2005) The popular policeman and other cases: psychological perpectives on legal evidence. Amsterdam: Amsterdam University Press 1 2
Bent Flyvbjerg. (2001). Making Social Science Matter: Why Social Inquiry Fails and How It Can Succeed Again. p32, 84. 17 Voorstel voor onderzoek, 31 augustus 2012.(www.onderzoekrk.nl) 18 Ten behoeve van het archiefonderzoek heeft de onderzoeksorganisatie in een aantal gevallen informatie over congregaties en ordes opgezocht wanneer dit niet letterlijk vermeld stond in de melding maar deze melding daartoe duidelijke aanwijzingen gaf. 19 Seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk. (16 december 2011). p555 20 In het codesheet meldingen selectie en categorisering van de Onderzoekscommissie, gepubliceerd op www.onderzoekrk.nl. 21 Seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk. (16 december 2011). p429 22 Seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk. (16 december 2011). p555 23 Seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk. (16 december 2011). p58 16