Bijlage Uitgebreide methodologische verantwoording
Inleiding In deze bijlage geven we de methodologische verantwoording van het onderzoek Bestrijden witwassen en terrorismefinanciering. Na een korte weergave van de in het gehele onderzoek gehanteerde methoden en technieken, geven we een aantal kanttekeningen bij de gebruikte kwantitatieve gegevens. Daarna ga we uitgebreid in op de diverse statistische bewerkingen die in het onderzoek zijn uitgevoerd.
Gehanteerde methoden en technieken In het onderzoek bestrijden witwassen en terrorismefinanciering stond de volgende vraagstelling centraal: Realiseren de ministers en de publieke organisaties die bij het bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering betrokken zijn de beoogde doelstelling en de daarvan afgeleide prestaties? Welke verklaringen kunnen worden gegeven, indien de beoogde doelstelling en afgeleide prestaties niet gerealiseerd worden?
Voor de beantwoording van deze vragen zijn diverse onderzoeksmethoden gebruikt. Middels documentanalyse van beleids- en verantwoordingsdocumenten van de verantwoordelijke ministeries en de bij de verschillende fasen van de handhavingsketen betrokken publieke organisaties zijn de beoogde doelen en prestaties geïnventariseerd. Aanvullend zijn interviews gehouden met de verantwoordelijke ministeries, publieke organisaties en enkele bij de meldingsketen betrokken private organisaties. Voor de beantwoording van de vraag naar verklaringen voor niet gerealiseerde doelstellingen en prestaties is vooral gebruik gemaakt van de kwalitatieve informatie uit de interviews.
De resultaten en prestaties van de gehele handhavingsketen en de afzonderlijke ketenpartners zijn inzichtelijk gemaakt met de verantwoordingsgegevens van de betrokkenen en met diverse statistische analyses. De statistische analyses zijn
uitgevoerd met behulp van Excel en SPSS. Voor de analyse en visualisatie van de uitkomsten is voorts gebruik gemaakt van een geografisch informatie systeem (GIS).
De statistische analyses zijn gebaseerd op kwantitatieve data van FIU-Nederland en het OM Parket-Generaal.
Van FIU-Nederland ontvingen we geaggregeerde transactie- of subjectinformatie over ongebruikelijke transacties en verdachte transacties. De informatie over de ongebruikelijke transacties is op basis van de registratiedatum en opgesplitst naar plaats (geaggregeerd op het niveau van politieregio’s) waar de transactie plaatsvond en herkomst van de melding (geaggregeerd op het niveau van type meldingsplichtige organisaties en toezichthouders). De informatie over de verdachte transacties is op basis van de datum waarop de verdachte transactie is doorgemeld en geaggregeerd op het niveau van de opsporingsdienst aan wie wordt doorgemeld. De door FIU-Nederland geleverde informatie is afkomstig uit diverse informatiesystemen: MOTION, WINSTON, het Egmont Secure Web van FIUNederland. De informatie beslaat de periode 1 januari 2004 tot en met peildatum 30 juni 2007. Wij hebben in een aantal bewerkingen de halfjaar cijfers voor 2007 geëxtrapoleerd naar een volledig jaar.
Van het OM Parket-Generaal ontvingen we een databestand uit het procesondersteunende systeem COMPAS met alle geregistreerde strafbare feiten van witwassen (Sr 420 bis-quater), terrorismefinanciering (Sr 140a, Sanctiewet 1977 en Sanctieregeling terrorisme) en overtredingen Wet MOT, Wid en Sanctiewet 1977. Van al deze strafbare feiten is informatie beschikbaar over het behandelend (arrondissements-)parket, de aanleverende opsporingsinstantie, de OM-beslissing met betrekking tot het feit en de zaak, eindvonnissen, soort en omvang aangeboden transacties en soort en omvang opgelegde straffen. Daarnaast bevat het databestand informatie op feitniveau over ontnemingsactiviteiten, zoals de waarde en grondslag beslag, geschat wederrechtelijk verkregen voordeel, strafrechtelijk financieel onderzoek, OMbeslissing met betrekking tot de ontneming, voorgestelde transacties en schikkingen, aangebrachte ontnemingsvorderingen, vonnissen en het feitelijk geïncasseerde ontnemingsbedrag. Over het aantal en de omvang van aangebrachte en opgelegde ontnemingen met betrekking tot witwassen is tevens informatie van BOOM geraadpleegd.
Het databestand van het OM Parket-Generaal is op feitniveau, wat inhoudt dat alle zaken waar een of meer van de onderzochte delicten en overtredingen in vertegenwoordigd waren in het bestand opgenomen zijn. Dit ongeacht het gegeven of het gezochte feit, het eerste of zwaarste feit in de zaak was. De informatie beslaat de periode 1 januari 2002 tot en met peildatum 31 augustus 2007. Om ontwikkelingen en trends in de gegevens tot uitdrukking te laten komen hebben we voor deze ruimere periode gekozen. Dit mede omdat zaken soms pas na meerdere jaren volledig afgerond zijn. Op dit databestand zijn diverse cohortanalyses uitgevoerd, waarbij de datum van binnenkomst bij het OM als vertrekpunt is genomen. In een aantal bewerkingen is ten behoeve van vergelijkingsmogelijkheden het aantal feiten voor 2007 (8/12) naar een volledig jaar geëxtrapoleerd (12/12).
Kanttekeningen bij gebruikte kwantitatieve gegevens van het OM Ten aanzien van de volledigheid en betrouwbaarheid van de gebruikte kwantitatieve informatie van het OM en de daarop gebaseerde bewerkingen zijn de volgende kanttekeningen van belang.
Procesondersteunend systeem COMPAS is als procesondersteunend systeem in de jaren ‘90 van de vorige eeuw ontwikkeld en in latere instantie zijn er modules, zoals de module ontnemingen, aangebouwd. Ook de functie van informatiesysteem t.b.v. beleids- en verantwoordingsinformatie is in latere instantie toegevoegd. Dit maakt dat de informatie uit het systeem niet altijd sluitend aan de informatiebehoefte kan worden gemaakt of diverse bewerkingen gedaan moeten worden om de gewenste informatie te genereren. Voor beleidsinformatie relevante nuances zijn daardoor niet altijd beschikbaar binnen het systeem en bewerkingen vergen toelichting over volledigheid en betrouwbaarheid.
Registratie Al vele jaren is door de DAD en AR gewezen op risico’s van het informatiesysteem COMPAS. Om verbeteringen tot stand te brengen heeft het OM een registratieinstructie opgesteld en in de planning- en controlcyclus aandacht voor (de kwaliteit van) registratie. Toch wordt niet alles goed en consequent geregistreerd binnen COMPAS. Voor het deel over de strafrechtelijke vervolging gaat het OM uit van volledigheid van registratie. De volledigheid en betrouwbaarheid van de informatie over ontnemingen ziet het OM echter als problematisch. Er is een minder stringente controle op de invoer in de module ontnemingen, terwijl het juist een complexe materie is. De module ontneming is niet volledig gekoppeld
aan het COMPAS systeem, waardoor diverse registraties dubbel uitgevoerd moeten worden. Dit gebeurt niet altijd consequent, waardoor verschillen kunnen optreden. Daarnaast kunnen fouten uit de module in COMPAS terecht komen.
Tijdelijk register Ieder parket heeft een eigenstandige versie van COMPAS, waarin de voortgang van zaken geregistreerd wordt. Elke maand worden de mutaties doorgegeven aan het Parket-Generaal, die daarmee een totaalbeeld heeft van alle zaken. Ieder parket heeft ook een zogenaamd tijdelijk register dat uitsluitend met autorisatie (beperkt) toegankelijk is, waarin zaken worden geregistreerd die (veelal om zaakinhoudelijke overwegingen) met geheimhouding omgeven zijn. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan zware (internationale) georganiseerde criminaliteit en terrorisme(financiering).Deze zaken worden na voltooiing van het gerechtelijk vooronderzoek en beslissing over de vorm van afdoening naar het toegankelijke deel van COMPAS overgeboekt. De zaken in het tijdelijk register vallen buiten het onderzoek.
Afnemen crimineel vermogen In het onderzoek maken we onderscheid tussen het afnemen en het ontnemen van crimineel vermogen. Afnemen heeft betrekking op de diverse wegen waarlangs crimineel vermogen van een veroordeelde kan worden afgenomen. Het kan daarbij gaan om een OM transactiebedrag, een door de rechter opgelegde geldboete, een verbeurdverklaring van in beslag genomen vermogen en ontneming op basis van de ontnemingswetgeving (Sr art. 36e). Uitsluitend in dit laatste geval spreken we van ontnemen. Op basis van de beschikbare gegevens konden wij de omvang van het totaal afgenomen crimineel vermogen niet vaststellen. Ten dele hing dit samen met het abstractieniveau van de gegevens uit COMPAS. Daarnaast waren de opgenomen bedragen van bijvoorbeeld de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel of de schatting van de waarde van in beslag genomen waarde niet altijd realistisch (bijvoorbeeld waarde van €1, - werd regelmatig genoemd). Tevens troffen we een foutieve notatie van een werkelijke ontnomen bedrag, waarmee het 100x hoger leek dan daadwerkelijk ontnomen. Voorts bemoeilijkte de inherente complexiteit van het proces van afnemen (verschillende momenten / verschillende partijen / soorten beslag / waarde bepaling voorwerpen etc.) de mogelijkheid om een totaal beeld van de omvang te krijgen. [zie hierover ook Deel II hoofdstuk 4.] Vanwege deze onzekerheden hebben we tevens informatie ingewonnen bij BOOM over aantal en omvang van aangebrachte en toegewezen vorderingen voor ontnemingsmaatregelen met betrekking tot witwassen. Hierbij wordt aangetekend
dat we de informatie van de twee bronnen niet sluitend met elkaar konden krijgen.
Gehanteerde begrippen en uitgevoerde statistische bewerkingen Hieronder worden een groot aantal van de in het onderzoek gehanteerde begrippen toegelicht (zie ook de begrippenlijst in het rapport) en de statistische bewerkingen uiteengezet. We behandelen dit in de volgorde van gebruik in deel 2 van het rapport.
Ongebruikelijke transacties Transacties die op basis van indicatoren uit de Wet MOT als ongebruikelijk kunnen worden aangemerkt, worden door meldingsplichtige instanties gemeld aan FIUNederland. De ongebruikelijke transacties zijn opgevraagd op basis van de registratiedatum, dat wil zeggen de datum waarop een transactie door de FIUNederland wordt geregistreerd. De door FIU-Nederland geleverde geaggregeerde gegevens zijn opgesplitst naar de plaats waar de transacties plaatsvond, geordend op het niveau van de politieregio’s. Daarnaast zijn de ongebruikelijke transacties geordend op de herkomst van de melding, dit zowel op het niveau van het type meldingsplichtige organisaties en de toezichthouders. De kwaliteit van de meldingen ongebruikelijke transacties is door FIU-Nederland als knelpunt genoemd. Zo ontbreekt nog wel eens de transactieplaats of is deze onjuist gespeld. FIU-Nederland controleert de juistheid en volledigheid van meldingen pas nadat een ongebruikelijke transactie als verdachte transactie is aangemerkt. De hoeveelheid onjuiste en onvolledige meldingen is niet bekend.
Verdachte transacties FIU-Nederland kan ongebruikelijke transacties op verschillende grondslagen verdacht verklaren: match, eigen onderzoek en op basis van een verzoek van de landelijke officier van Justitie. De verdachte transacties zijn opgevraagd op basis van de doormelddatum, dat wil zeggen de datum waarop een verdacht verklaarde transacties wordt doorgemeld naar de opsporing. Over onvolledige verdachte transacties of transacties met fouten doet FIU-Nederland navraag bij de melder. Door de gegevens in kaart te brengen op grond van de registratiedatum van ongebruikelijke transacties en de doormelddatum van verdachte transacties, wordt bijgedragen aan het scheppen van een betrouwbaar beeld van de input (wat is er in een jaar binnengekomen c.q. geregistreerd) en de output (wat is er in een jaar verdacht verklaard en ‘uitgegaan’.)
Controlekans Controlekans definiëren we als de kans dat meldingsplichtige instellingen gecontroleerd worden op naleving van de meldings- en identificatieplicht door een toezichthouder. Deze kans geeft een indruk van de mate waarin onder toezicht gestelde instellingen ook daadwerkelijk controle door een toezichthouder ondervinden en vormt hiermee tevens een indruk van de kwantitatieve prestaties van toezichthouders. De berekening van de controlekans geeft de verhouding tussen het totaal aantal onder toezicht van een toezichthouder staande organisaties en het aantal jaarlijks bezochte en onderzochte organisaties. In Deel II § 2.2.2 hebben we de gebruikte gegevens en resultaten voor het controleren van notarissen op de naleving Wid en Wet MOT door BFT opgenomen. De daar opgenomen bevinding dat BFT gemiddeld slechts 0,6% van de onder toezicht gestelde instellingen controleert op naleving Wet MOT en Wid, is gebaseerd op onderstaande gegevens.
Tabel 1 Controlekans financiële dienstverleners
Doelgroep
Professionals
Kantoren
Aantal
Controlekans
onderzochte
kantoren in %
kantoren 20052006 Advocatenkantoren
14.000
5.800
4
0,05
Onbekend
2.400
Notariskantoren
1.450
1.150
19
1,65
Kandidaat-notarissen
2.000
Registeraccountants
7.000
2.300
92
0,52
Administratieconsulent
7.000
2.500
13.000
13.000
Belastingadviseurs
2.900
2.900
54
1,86
Overige
2.200
2.200
19
0,86
49.550
32.250
188
0,58
Rechtskundige adviesbureaus
(na afronding)
en Administratiekantoren
administratiekantoren Totaal Bron: BFT Voor de controlekans van banken door DNB hebben we bij gebrek aan gegevens geen kwantitatieve controlekans kunnen berekenen. Wel weten we dat DNB het toezicht op de naleving van de Wet MOT en Wid heeft geïntegreerd in het reguliere
toezicht op banken uit hoofde van de WFT. Banken staan hierdoor onder permanent toezicht van DNB.
Aangeleverde strafbare feiten OM De complete dataset van het OM omvat 3191 feiten. Om dubbeltelling te voorkomen zijn feiten die door het behandelend parket overgedragen zijn aan een ander parket (en daarmee opnieuw onder een nieuw parketnummer geregistreerd worden) van het totaal aantal feiten afgehaald. De overgedragen feiten zijn wel in de stroomschema’s in Bijlage I, II en III van het rapport terug te zien.
Het databestand van het Parket-Generaal is aan de hand van de delicten opgesplitst in deelsets. De deelset witwassen omvat de delicten: •
artikel 420 bis 1a Sr
•
artikel 420 bis 1b Sr
•
artikel 420 ter Sr
•
artikel 420 quater 1a Sr
•
artikel 420 quater 1b Sr
Voor terrorismefinanciering omvat de deelset uitsluitend feiten op artikel 140a Sr. Terrorismefinanciering is niet in een zelfstandig artikel strafbaar gesteld. In de vervolgingspraktijk wordt de financiering van terroristische handelingen indirect strafbaar gesteld via artikel 46 Sr (voorbereidende handelingen) of via artikel 140a Sr (lidmaatschap van een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven). Op basis van een analyse van de zaken waarin strafbare feiten van artikel 46 Sr betrokken waren naast andere strafbare feiten, bleek onvoldoende samenhang met (financiering van) terroristische voorbereidende handelingen. Ook de artikelen 47 Sr (definitie daders) en 48 Sr (definitie medeplichtigen) worden als basis voor de strafbaarstelling van terrorismefinanciering gehanteerd. Deze artikelen hebben echter voor een statistische selectie een veel te ruime strekking. Het databestand bevatte geen strafbare feiten met betrekking tot de Sanctieregeling terrorisme (2002; 2002 II; 2007).
De derde deelset omvat overtredingen door meldingsplichtige instellingen. Het gaat daarbij om overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens: •
artikel 2, 7 en 9 van de Sanctiewet 1977;
•
artikel 9, 10, tweede lid, 11 en 19 van de Wet melding ongebruikelijke transacties;
•
artikel 2, eerste, tweede en zevende lid, 5, 6, 7 en 8 van de Wet identificatie bij dienstverlening.
Overtreding van de Wet MOT, de Wid en de Sanctiewet 1977 zijn strafbaar gesteld in de Wet op de economische delicten (WED).
In alle bewerkingen van de deelsets is de ordening primair ingericht op het jaar van binnenkomst bij het OM. Daarnaast is voor de deelset witwassen een uitsplitsing gemaakt naar de aanleverende opsporingsdiensten: regiokorpsen van de politie, DNR en FIOD-ECD. De totale deelset witwassen omvat 2787 witwasfeiten. Een deel (466 feiten) van deze dataset valt buiten de analyse van prestaties van opsporingdiensten doordat de feiten door andere diensten, zoals de KMar (281), interregionale fraude teams en belastingdiensten zijn aangeleverd. Dit deel is wel meegenomen in de analyse van de prestaties van de parketten van het OM.
Gebruik transactie-informatie Het gebruik van de informatie uit de meldketen door de opsporingsinstanties hebben we op verschillende manieren in beeld gebracht. We hebben het aantal ongebruikelijke transacties in 2006 (172.865) en het aantal processen-verbaal waarin informatie over verdachte transacties gebruikt is (1.553) en het aantal LOvJ verzoeken (8.928) aan elkaar gerelateerd. De LOvJ verzoeken betrekken we in deze berekening omdat transacties die op grond van een LOvJ-verzoek verdacht verklaard worden, per definitie bruikbaar zijn in opsporingsonderzoek en rechtstreeks teruggekoppeld worden aan de indienende opsporingsinstantie. In 2006 zijn per LOvJ verzoek gemiddeld 8 transacties verdacht verklaard.
Figuur 1 Gebruik informatie ongebruikelijke transacties 2006
Bron: FIU-Nederland
((1.553 + 8.928) / 172.865) 100= 6%
Hieruit volgt dat in het jaar 2006 6% van de ongebruikelijke transacties in een proces-verbaal gebruikt worden.
Om verschillen in het gebruik van informatie over verdacht verklaarde transacties door de verschillende opsporingsinstanties in beeld te brengen hebben we de verhouding tussen het gebruik van VT-informatie en het aantal aan betreffende opsporingsdienst doorgemelde verdachte transacties berekend. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen het aantal keer dat het Intranet Verdachte Transactie door een opsporingdienst geraadpleegd wordt en het aantal keer dat informatie over verdachte transacties in processen-verbaal van een opsporingdienst wordt gebruikt. Een door FIU als verdacht aangemerkte transactie wordt via het IVT doorgemeld aan de opsporingsdiensten waarvoor zij het meeste relevant lijkt. Drie maanden later is deze informatie voor alle opsporingsdiensten toegankelijk. De opsporingdiensten kunnen het IVT raadplegen (IVT-raadpleeg) door na te gaan of bepaalde subjecten er in voorkomen of transacties hebben plaatsgevonden. De Opsporingsdiensten kunnen deze informatie van het IVT zonder nadere toestemming van FIU-Nederland voor een proces-verbaal gebruiken. Het gebruik in processen-verbaal wordt wel door FIU-Nederland geregistreerd (PV’s met VT informatie).
In figuur 3.3 is de uitkomst van deze analyse weergegeven voor de gezamenlijke regiokorpsen, FIOD-ECD en KLPD-DNR.
In figuur 3.4 is het gebruik van informatie over verdachte transacties door de regiokorpsen van de politie verder uitgesplitst naar de diverse regiokorpsen en met behulp van GIS geografisch weergegeven per regio en afgezet tegen de witwasdichtheid per regio. De witwasdichtheid representeert het aantal verdachte transacties en wordt weergegevens op basis van de locatie waar de verdachte transacties heeft plaatsgevonden.
In figuur 3.5 hebben we het aantal processen-verbaal met informatie over verdachte transacties van de regiokorpsen van de politie naast het aantal witwasfeiten dat deze regiokorpsen aan het OM aanleveren geplaatst. Op basis van deze weergave wordt duidelijk dat de informatie uit de meldketen een verschillende rol voor de afzonderlijke regiokorpsen vervuld en dat ook via andere wegen signalen van witwassen opgepakt worden en tot processen-verbaal van witwasfeiten leiden (zie ook Deel I figuur 1).
Opsporingskans (verdachte transacties/feiten OM) Opsporingskans definiëren we als de kans dat verdachte transacties leiden tot vastgestelde strafbare witwasfeiten. De opsporingskans geeft de verhouding weer tussen het aantal opgespoorde strafbare feiten witwassen die bij het OM aangeleverd worden en het aantal ongebruikelijke transacties dat FIU-Nederland als verdacht heeft aanmerkt. Het is van belang te melden dat door FIU-Nederland verdacht verklaarde transacties en bij het OM aangeleverde strafbare feiten witwassen niet geheel gelijksoortig zijn. In de praktijk zullen vaak meerdere verdachte transacties aan een verdachte, een strafbaar feit of een strafzaak gekoppeld zijn. Anderzijds worden er strafbare feiten witwassen bij het OM aangeleverd die buiten de meldketen ongebruikelijke transacties om door de opsporingsinstanties opgepakt worden. (zie Deel I figuur 1 en Deel II figuur 3.5) Bij de in het onderzoek gehanteerde indicator ‘opsporingskans’ kan derhalve, waar het de relatie tussen de verdacht verklaarde ongebruikelijke transacties en de aangeleverde strafbare feiten witwassen betreft, zowel sprake zijn van over- als onderregistratie. Desondanks geeft de indicator wel inzicht in de prestaties en resultaten van de handhavingsketen. De voor de verschillende opsporingsdiensten berekende opsporingskans in 2006 hebben we in drie categorieën opgedeeld (Tabel 3.1 en figuur 3.6). In Deel I figuur 2 zijn de waarden van de opsporingskans samen met de sanctiekans en de witwasdichtheid per regiokorps van de politie weergegeven.
Sanctiekans De sanctiekans berekenen we door het aantal feiten dat opsporingsinstanties bij het Openbaar Ministerie hebben aangeleverd te vergelijken met het aantal feiten dat leidt tot een sanctie. Onder sanctie verstaan we transacties door het OM en strafoplegging door de rechter in eerste aanleg. We hebben zowel voor witwassen als voor overtredingen Wet MOT, Wid en Sanctiewet 1977 de sanctiekans berekend. Hiervoor hebben we het totaal aantal feiten van de twee deelsets min het aantal feiten dat nog in behandeling is gerelateerd aan het aantal feiten dat binnen de twee deelsets met een OMtransactie of een strafoplegging afgedaan is (zie Bijlage I en III in rapport).
Strafoplegging+OM transactie
.
X 100
OM feiten – overgedragen – voegen – geen beslissing feit - geen beslissing zaak – geen vonnis
Voor witwassen ziet de berekening er als volgt uit:
((961 + 141) / (2787-45-91-60-800)) 100 = 61,53% (afgerond 62%)
Voor overtredingen Wet MOT, Wid en de Sanctiewet 1977 ziet de berekening er als volgt uit:
((35 + 279) / (371-7-1-7)) 100 = 88,2% (afgerond 88%)
Naast deze totale sanctiekans hebben we tevens de sanctiekans witwassen berekend voor de verschillende opsporingsinstanties over het jaar 2006. Voor dat jaar is gekozen omdat het jaar 2006 het meest recente volledige jaar is en er ten opzichte van voorgaande jaren beduidend meer strafbare feiten witwassen door de onderzochte opsporingsinstanties aangeleverd zijn, nl. 767. Dit aantal geeft een statistisch verantwoorde basis voor de berekening van de sanctiekans. Over een deel van de strafbare feiten die in 2006 zijn aangeleverd heeft het OM nog geen beslissing genomen en, of de rechter nog geen vonnis gesproken. Deze feiten hebben we, zoals hierboven in de formule weergegeven, buiten de berekening gehouden. De beslissingen van het OM en de rechter over deze feiten kunnen de in Deel I figuur 2 gepresenteerde percentages nog wijzigen.
Strafkans De strafkans is een deel van de sanctiekans en geeft de verhouding tussen het totaal aantal feiten minus de feiten die nog in behandeling zijn en het aantal feiten dat met een strafoplegging afgedaan worden. Ook hier is de berekening voor de
deelset witwassen en de deelset overtredingen Wet MOT, Wid en Sw 1977 uitgevoerd. Strafoplegging
.
X 100
OM feiten – overgedragen – voegen – geen beslissing feit - geen beslissing zaak – geen vonnis
De strafkans voor witwassen is:
((961) / (2787-45-91-60-800)) 100 = 53,66% (afgerond 54%)
De strafkans voor overtredingen Wet MOT, Wid en de Sanctiewet 1977 is:
((35) / (371-7-1-7)) 100 = 9,83% (afgerond 10%)
De sanctie- en strafkans zijn in figuur 4.3 voor het jaar 2006 op het niveau van de arrondissementsparketten van het OM in beeld gebracht. In het totaal zijn dat jaar 883 witwasfeiten bij het OM aangeleverd en geregistreerd. Op basis van de parketnummerreeks (codering OM-onderdelen) zijn de zaken die door het FP en het LP zijn behandeld hiervan afgehaald. De resterende 754 witwasfeiten zijn door de arrondissementsparketten behandeld. Op vergelijkbare wijze als hierboven zijn de sanctie- en strafkans berekend. Ook voor het FP en LP zijn deze berekeningen uitgevoerd. Hieruit volgt een sanctiekans van 70% voor het FP en van 76% voor het LP. De strafkans komt uit op 65% voor het FP en 76% voor het LP. Voor de berekening van de sanctie- en strafkans over 2006 voor de verschillende parketten geldt, net als hiervoor behandeld, dat over een deel van de strafbare feiten die in 2006 zijn aangeleverd, het OM nog geen beslissing heeft genomen en, of de rechter nog geen vonnis heeft gesproken. Deze feiten zijn niet in de berekening meegenomen. De beslissingen van het OM en de rechter over deze feiten kunnen de gepresenteerde percentages nog wijzigen. Ontnemingsactiviteit
Het OM rekent, binnen het registratiesysteem, de volgende activiteiten als ontnemingsactiviteit: •
een machtiging conservatoir beslag vorderen;
•
een strafrechtelijk financieel onderzoek vorderen;
•
een schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel maken;
•
een werkelijk ontnomen bedrag invullen.
Op het totaal van de deelset witwassen vindt bij 27% (741) een of meer van bovenstaande activiteiten plaats. Op basis van de deelset is een berekening gemaakt van het aandeel van ontnemingsactiviteiten tijdens de verschillende fasen van vervolging en het percentage feiten waarbij het uiteindelijk tot een ontnemingsmaatregel komt. De feiten waarover de rechter nog geen uitspraak heeft gedaan zijn geëxtrapoleerd, tussen haakjes zijn deze aantallen opgenomen. Dit levert de volgende percentages op:
Tabel 2 ontnemingsactiviteiten en ontnemingsmaatregelen
Fase
Aantal
percentage
1
Witwasfeiten totaal
2742
100,0
ontnemingsactiviteit
741
27,0
Dagvaarden
623
22,7
Schuldig in strafzaak (sopl)
346
Nog geen vonnis strafzaak
248
Vordering of schikking ontneming
213
Nog geen vonnis ontneming
164
Ontnemingsmaatregel
19
(+229=575)
12,6
(+141=354)
7,8
(21%)
9,0 (12,9%)
6,0 (+64=83)
0,7
(3,0%)
Bron: OM Parket-Generaal
Verhouding vorderingen en opgelegde vorderingen Op basis van de BOOM gegevens, zoals weergegeven in tabel 4.1 van het rapport, zijn twee verhoudingen berekend: (1) de verhouding tussen het aantal door het OM ingediende vorderingen en het aantal door de rechter in eerste aanleg opgelegde vorderingen; en (2) de verhouding tussen de waarde van de door het OM ingediende vorderingen en de waarde van de door de rechter in eerste aanleg opgelegde vorderingen. Hierbij is 2007 niet meegenomen, omdat over de aangebrachte vorderingen nog geen gerechtelijke uitspraak is gedaan. Hieruit volgt de verhouding in aantallen:
((6+13+19) / (15+23+21)) 100 = 64,4%.
1
In totaal zijn er in de onderzochte periode van 2002 t/m augustus 2007 2787 witwasfeiten bij het OM
binnengekomen. Van deze 2787 zijn 45 feiten overgedragen aan andere parketten. Ter voorkoming van dubbeltelling zijn deze buiten de analyses gehouden en is gewerkt met een totaal aantal van 2742 feiten (zie ook toelichting aangeleverde feiten OM)
Uitgedrukt in waarde is de verhouding:
(€2.545.014/€10.572.487) 100 = 24,1%
Sancties en vonnissen In de bijlage I, II en III zijn stroomschema’s opgenomen van de drie onderzochte deelsets. De sancties die in deze bijlagen zijn vermeld, zijn sancties op zaakniveau. Dit impliceert dat er sprake is van gecombineerde vonnissen die niet per definitie uitsluitend voor de onderzochte feiten zijn opgelegd. De vonnissen kunnen ook betrekking hebben op andere strafbare feiten die in dezelfde zaak aan de rechter zijn voorgelegd. Daarnaast zijn vonnissen veelal samengesteld uit meerdere componenten. Naast een (voorwaardelijke) vrijheidsstraf of werkstraf wordt een (voorwaardelijke) geldboete opgelegd. Hierdoor tellen de onderscheiden componenten in de stroomschema’s niet op tot het totaal zoals genoemd bij strafoplegging.