gemeente Eindhoven
Dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer
Raadsnummer 05.RII9O.OOI Inboeknummer o4bstoo6aa Beslisdatum BBxw xg april 2005 Dossiernummer Sx6.ySx
Oplegvel Raadsvoorstel tot het wijzigen van de Bouwverordening gemeente Eindhoven. 1 Samenvatting De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft haar leden geinformeerd omtrent de negende en de tiende serie wijzigingen van de Modelbouwverordening 1992. De wijzigingen hebben betrekking op het bodemonderzoek, de Wet dualisering gemeentebestuur, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet BIBOB, de sloopvergunning in relatie tot de Huisvestingswet, het verschijnen van actuele publicaties, alsmede het herstel van kleine onvolkomenheden. Verder betreft het een integrale herziening van de brandveiligheidsvoorschriften, een aanvulling op de bepalingen over het bodemonderzoek, de introductie van de mogelijkheid tot het verlenen van een paraplusloopvergunning voor asbestverwijderingsprojecten. Het ontwerpbesluit ziet er op toe om deze serie wijzigingen behoudens enkele wijzigingen die gericht zijn op de Eindhovense situatie vast te stellen.
2 Bijlage(n) Als bijlagen bij dit voorstel behoren: ledenbrieven VNG inzake negende en tiende serie wijzigingen Modelbouwverordening 1992;
Bouwverordening gemeente Eindhoven laatstelijk gewijzigd 22 september 2003; wijzigingsvoorstel brandweer. De bijlagen liggen ter inzage in het dossier in de leeskamer.
BG05007247
gemeente Eindhoven
Dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer
Raadsnummer 05.RII9O.OOI Inboeknummer o4bstoo6gs Beslisdatum BhW xg april 2005 Dossiernummer Sr6.ySx
Raadsvoorstel tot het wijzigen van de Bouwverordening gemeente Eindhoven 1 Inleiding Middels een tweetal ledenbrieven heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten haar leden geinformeerd omtrent de negende en de tiende seriewijzigingen van de Modelbouwverordening 1992. De wijzigingen die zijn opgenomen in de negende serie wijzigingen van de Modelbouwverordening hebben betrekking op het bodemonderzoek, de Wet dualisering gemeentebestuur, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet BIBOB, de sloopvergunning in relatie tot de Huisvestingswet, het verschijnen van actuele publicaties, alsmede het herstel van kleine onvolkomenheden in zijn algemeenheid en in bijlage 10, 11 en 12 in het bijzonder. De wijzigingen die zijn opgenomen in de tiende serie wijzigingen van de Modelbouwverordening hebben betrekking op een integrale herziening van de brandveiligheidsvoorschriften, Daarnaast omvat deze serie wijzigingen een aanvulling op de bepalingen over het bodemonderzoek, de introductie van de mogelijkheid tot het verlenen van een paraplusloopvergunning voor asbestverwijderingsprojecten en het herstel van enkele kleine onvolkomenheden. Deze serie wijzigingen worden behoudens enkele wijzigingen die gericht zijn op de Eindhovense situatie, nagenoeg geheel overgenomen. Daarnaast dienen ook aanpassingen te worden gedaan die specifiek gericht zijn op de Eindhovense situatie. In de Woningwet is de verplichting tot het vaststellen van een gemeentelijke Bouwverordening vastgelegd. De Modelbouwverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de daarop volgende wijzigingen hebben model gestaan voor de Bouwverordening van de gemeente Eindhoven, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit 22 september 2003. De vaststelling en wijziging van de Bouwverordening betreft een in de Woningwet neergelegde medebewindszaak.
2 Wat willen we bereiken Met de voorgestelde wijzigingen is een goede afstemming met hogere regelgeving gegarandeerd.
rp
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
3 Wat gaan we daarvoor doen De actualisering van de brandveiligheidsvoorschriften is dermate grootschalig en omvangrijk gebleken dat de daartoe ingestelde werkgroep, waarin het Landelijk Netwerk Brandpreventie participeert, haar werkzaamheden niet geheel heeft kunnen afronden voor de tiende serie wijzigingen. Dit betekent dat u in deze serie wijzigingen een eerste gedeelte van deze actualiseringsslag aantreft. De overige brandveiligheidsvoorschriften zullen in de volgende serie wijzigingen van de Modelbouwverordening worden opgenomen. Inhoudelijk zullen de geactualiseerde brandveiligheidsvoorschriften, zoals die gaan luiden na opname in deze en de elfde serie wijzigingen, te zijner tijd de basis vormen voor een landelijk uniforme maatregel van bestuur op grond van de Woningwet waarin gebruiksvoorschriften voor bouwwerken zullen worden opgenomen
4 Wat kost het De wijziging van de Bouwverordening gemeente Eindhoven heeft geen financiele gevolgen en risico’ s. Een ontwerpraadsbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan.
Burgemeester en wethouders van Eindhoven,
C. Langerwerf, secretaris.
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 april en 10 juni 2005; gelet op artikel 8 van de Woningwet; mede gelet op de ledenbrieven van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, van 9 oktober 2003, kenmerk FEI/2003003873-Lbr03/131 en 15 december 2004 F El/2004003852-Lbr03/131;
besluit:
1 vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Bouwverordening:
Artikel A. Wijzigingen in de Bouwverordening. Artikel 1.3. Indeling van het gebied van de gemeente. In artikel 1.3, tweede lid wordt na ’kaart’ ingevoegd: archiefnr. V01 -03, centraal a rchiefnr. 65203.
Artikel 2.1.5. Het onderzoek naar bodemverontreiniging. Een nieuw artikel wordt ingevoegd: Artikel 2.1.5. Bodemonderzoek.
1. Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Woningwet bestaat uit: a. de resultaten van een recent verkennend onderzoek verricht volgens NEN 5740, bijlage B, uitgave 1999, waarbij voor een terrein dat als verdacht geldt het onderzoeksrapport daarnaast nog bestaat uit de resultaten van een onderzoek volgens het gecombineerde protocol Bodemonderzoek milieuvergunningen en BSB (SDU, uitgave oktober 1993);
b. de resultaten van het nader onderzoek, verricht volgens het Protocol Nader Onderzoek deel 1 (SDU, uitgave 1994) of de Richtlijn Nader Onderzoek deel 1 (SDU, uitgave 1995), in het geval dat de resultaten van het verkennend onderzoek uitwijzen dat sprake is van bodemverontreiniging en voor de beoordeling van de ernst van deze verontreiniging een nader onderzoek, als bedoeld in het Protocol Nader Onderzoek deel 1 (SDU, uitgave 1994) of de Richtlijn Nader Onderzoek deel 1 (SDU, uitgave 1995), onontkoombaar is; c. indien op basis van het vooronderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder mede begrepen asbestvezels, deeltjes of -stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek mede plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707, uitgave 2003.
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
2. De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 1.2.6, onderdeel e, van de Bijlage bij het Besluit indieningsvereisten geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit bouwwerken. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in het Besluit bouwwerken. 3. Burgemeester en wethouders verlenen geheel of gedeeltelijk ontheffing van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 1.2.6, onderdeel e van de Bijlage bij het Besluit indieningsvereisten, indien voor de toepassing van artikel 2.4.1 bij de gemeente reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn. 4. Burgemeester en wethouders kunnen gedeeltelijk ontheffing verlenen van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 1.2.6, onderdeel e van de Bijlage van het Besluit indieningsvereisten voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingstermijn als bedoeld in artikel 45, eerste lid van de Woningwet, indien uit het in NVN 5725, uitgave 1999, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave 1999 niet rechtvaardigen. 5. Indien het bouwen pas kan plaatsvinden nadat de aanwezige bouwwerken zijn gesloopt, dient het bodemonderzoek plaats te vinden nadat is gesloopt en voordat met de bouw wordt begonnen.
Paragraaf 2.5. Voorschriften van Stedenbouwkundige aard. De titel van paragraaf 5 komt te luiden:
Paragraaf 5. Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheideisen. Artikel25.1. Richtlijnen voor de verlening van ontheffing van destedenbouwkundige bepalingen. Vervang de tekst van dit artikel door: ’Vervallen’. Artikel2.5.3. Bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen. In artikel 2.5.3, eerste lid wordt ’meer dan ... meter’ vervangen door: ’meer dan 10 meter’. Vervang in artikel 2.5.3, tweede lid, de tekst van punt a door een nieuwe tekst,
luidende: a. een breedte hebben van tenminste 4,5 meter, over een breedte van tenminste 3,25 meter zijn verhard en een vrije hoogte boven de kruin van de weg hebben van tenminste 4,2 meter;
Raadsnummer 05.RII90.00I
Artikel 2.5.3A. Brandweeringang. Een nieuw artikel wordt ingevoegd: Artikel 2.5.3A. Brandweeringang. 1. Indien een automatische doormelding van brand naar de alarmcentrale van de brandweer plaatsvindt, wordt, indien het gebouw over meerdere toegangen beschikt, in overleg met de brandweer tenminste een van de toegangen als
brandweeringang aangewezen. 2. Een brandweeringang moet automatisch opengaan bij een brandmelding of te openen zijn met behulp van een systeem dat in overleg met de brandweer is bepaald. Artikel2.5.8. Ontheffing voor overschrijdingen van de voorgevelrooilijn. In artikel 2.5.8, eerste lid sub i. wordt ’artikel 43, eerste lid, onder j van de Woningwet’ vervangen door ’artikel 2, onder e van het Besluit bouwwerken’. In artikel 2.5.8, tweede lid wordt ’vrijstelling’ vervangen door ’ontheffing’. Artikel 2.5.9. Bouwen op de weg. Vervang in artikel 2.5.9, sub a ’artikel 3, eerste lid, onder i’ door ’artikel 3, eerste lid, onder h’.
Artikel 2.5.14. Ontheffing voor overschrijding van de achtergevelrooi lij n. Aan artikel 2,5.14 wordt een nieuw onderdeel toegevoegd: m. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij woningen, mits: a. daartegen uit oogpunt van stedenbouw geen bezwaar bestaat; b. daartegen uit oogpunt van verkeersveiligheid geen bezwaar bestaat; c. het uitzicht vanuit naburige woningen niet onevenredig wordt aangetast; d. de bebouwingshoogte, gemeten vanaf aansluitend terrein, ten hoogste 2 meter bedraagt.
Artikel 2.5.29. Ontheffing voor overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogtein geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk beleid. Het derde lid van artikel 2.5.29 Modelbouwverordening wordt als volgt gewijzigd: ’3. Op de voorbereiding van het besluit omtrent een ontheffing, als bedoeld in het eerste lid, is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing, met dien verstande dat:
a. gedurende de termijn van ter inzage legging eenieder schriftelijk zijn zienswijze omtrent de aanvraag kan inbrengen; b. indien er zienswijzen zijn ingebracht burgemeester en wethouders de beslissing over de aanvraag om reguliere bouwvergunning met ten hoogste zes weken kunnen verdagen.’
v fi
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
Artikel2.6.1. Beginselinzake brandmeldinstallaties. Aan artikel 2.6.1 wordt na het tweede lid een nieuw lid toegevoegd: 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste en tweede lid, indien de aard en de geringe omvang van de gebruiksfunctie daartoe aanleiding geeft. Artikel 2.6.2. Aanwezigheid van brandmeldinstallaties. In artikel 2.6.2, eerste lid wordt na de tekst van onderdeel c een nieuw onderdeel
toegevoegd: Id, die is gelegen in een bouwwerk dat bestaat uit meer bouwlagen dan de in tabel 2.6.1 van bijlage 10 zijn aangegeven; Het tweede lid van artikel 2.6.2 komt te luiden:
2. in een gebruiksfunctie niet zijnde een woonfunctie of een woongebouw waar vanaf de toegang van een verblijfsruimte slechts in een richting kan worden gevlucht, dient de ruimte waardoor dient te worden gevlucht alsmede de ruimten van waaruit de betreffende vluchtroute bij brand zou kunnen worden geblokkeerd, voorzien te zijn van een brandmeldinstallatie met ruimtebewaking, indien er sprake is van Oen of meer van de volgende situaties: a. de loopafstand tussen de toegang van een verblijfsruimte en een punt vanwaar in meerdere richtingen kan worden gevlucht, bedraagt meer dan 10 meter; b. het totale oppervlak van het gedeelte van de ruimte waardoor slechts in e&n richting kan worden gevlucht alsmede de op dit gedeelte van de ruimte aangewezen verblijfsruimten is groter dan 200 m2; c. het aantal verblijfsruimten dat is aangewezen op de betreffende ruimte bedraagt meer dan 2.
Artikel2.6.3. Omvang van de bewaking door brandmeldinstallaties. In het tweede lid van artikel 2.6.3 vervalt ’ a, b, en c’.
Artikel2,6.4. Kwaliteit van brandmeldinstallatie. In het derde lid van artikel 2.6.4 wordt na ’brandmeldinstallatie’ ingevoegd: welke op grond van artikel 2.6.3, lid 2 rechtstreeks is doorgemeld naar de alarmcentrale van de
brandweer. In het derde lid van artikel 2.6.4 wordt ’Nationaal Centrum voor Preventie (NCP) te
Houten’ vervangen door: Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) in Den Haag.
rk
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
Artikel 2.6.5. Beginsel inzake on trui mingsinstallati es. Aan artikel 2.6.5 wordt na het tweede lid een nieuw lid toegevoegd:
3. Surgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in eerst en tweede lid, indien de aard en de geringe omvang van de gebruiksfunctie daartoe aanleiding geeft. Artikel 2.6.6. Aanwezigheid van ontruimingsinstallaties. Artikel 2.6.6 komt te luiden: 1. Een gebruiksfunctie die op grond van artikel 2.6.1 is voorzien van een brandmeldinstallatie, is voorzien van een ontruimingsinstallatie als bedoeld in NEN 2575, uitgave 2004. 2. In een gebruiksfunctie, waarop het gestelde in artikel 2.6.2, tweede lid van toepassing is, dienen de betreffende verblijfsruimten te zijn voorzien van een automatische ontruimingsinstallatie als bedoeld in NEN 2575, uitgave 2004. Artikel 2.6.7. Kwaliteit van ontruimingsinstallaties.
In artikel 2.6.7 eerste en tweede lid wordt ’uitgave 2000’ vervangen door ’uitgave 2004’.
Artikel2.6.8. Beginselinzake vluchtrouteaanduidingen. In artikel 2.6.8 eerste lid wordt ’voorzieningen voor de herkenning’ vervangen door ’aanduiding’. Artikel 2.6.9. Aanwezigheid van vluchtrouteaanduidingen. Vervang in artikel 2.6.9, eerste lid, de aanduiding ’... NEN 6088, uitgave 1995 en NEN 6088/Al, uitgave 1997’ door ’NEN 6088, uitgave 2002’. Artikel 2.6.9, tweede lid, vervalt.
Artikel2.6.10. Kwaliteit van vluchtrouteaanduidingen. Vervang in artikel 2.6.10, eerste lid, de aanduiding ’NEN 6088, uitgave 1995 en NEN 6088/Al, uitgave 1997’ door ’NEN 6088, uitgave 2002’.
Na het tweede lid van artikel 2.6.10 worden twee nieuw leden toegevoegd: 3. De in artikel 2.6.9 vermelde vluchtrouteaanduiding dient voor wat betreft de zichtbaarheidsaspecten te voldoen aan artikel 5.2 t/m 5.6 van NEN-EN 1838, uitgave 1999.
4. Indien in een gebruiksfunctie of een deel van een gebruiksfunctie geen noodverlichting aanwezig is, is in geval van netspanningonderbreking het gestelde in lid 3 niet van toepassing. Artikel 2.6.11. Gelijkwaardigheid. De titel en tekst van artikel 2.6.11 komt te luiden:
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
Artikel 2.6.11. Gelijkwaardigheid, 1. Voor bouwwerken waarin op grond van artikel 1.5 van het Bouwbesluit als gelijkwaardige oplossing een brandmeldinstallatie wordt toegepast, is artikel 2.6.4 van overeenkomstige toepassing. 2. Voor bouwwerken waarin op grond van artikel 1.5 van het Bouwbesluit als gelijkwaardige oplossing een ontruimingsalarminstallatie wordt toegepast, is artikel 2.6.7 van overeenkomstige toepassing. 3. Voor bouwwerken waarin op grond van artikel 1.5 van het Bouwbesluit als gelijkwaardige oplossing vluchtrouteaanduiding aanwezig is, zijn de artikelen 2,6.9, tweede lid, en 2.6.10 van overeenkomstige toepassing. 4. Voor bouwwerken waarin als gelijkwaardigheid van artikel 2.6.4 van deze verordening een gelijkwaardige oplossing wordt toegepast dienen te voldoen aan de navolgende voorwaarden: a. het object dient te worden voorzien van branddetectie conform de NEN. De
uitvoering van de branddetectie is voor verblijfsruimten de aanwezigheid van thermische melders 58’C en in de verkeersruimten dient p iedere bouwlaag minimaal een rookmelder aanwezig te zijn; b. op iedere bouwlaag dient voor het bestrijden van een beginnende brand en draagbaar blustoestel minimaal 6 kg aanwezig te zijn. Indien de gebruiksoppervlakte van het bouwwerk groter is dan 250 m2 dienen minihaspels aanwezig te zijn dusdanig geprojecteerd zodat brand in het gehele pand kan worden bestreden; c. indien de loopafstand tussen de toegang van een verblijfsruimte en de toegang van een brandcompartiment waarin die ruimte is gelegen ten hoogste 15 meter bedraagt dan dienen de verblijfsruimten te voldoen aan een WBDBO van 30 minuten; d. indien de loopafstand meer dan 15 meter bedraagt dan is tevens een tweede vluchtweg noodzakelijk of een van brand- en rook gevrijwaarde vluchtroute.
Artikel2.6.12. Communicatiesysteem voor publieke hulpverleningsdiensten. Voeg na de tekst van artikel 2.6.11 een nieuw artikel in: Artikel 2.6.12. Communicatiesysteem voor publieke hulpverleningsdiensten. Indien het naar het oordeel van burgemeester en wethouders voor het goed kunnen functioneren van publieke hulpverleningsdiensten bij een calamiteit in dat bouwwerk noodzakelijk is, moet een voor het publiek toegankelijk bouwwerk zijn voorzien van een installatie die mobiele radiocommunicatie tussen hulpverleners binnen en buiten dat bouwwerk mogelijk maakt.
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
Artike/2.6.13. Beginselinzake sprinkierinstaliatie. Voeg na de tekst van artikel 2.6.12 een nieuw artikel in:
Artikel2.6.13. Beginselinzakesprinklerinstaliatie. Een te bouwen en bestaand bouwwerk hebben zodanige voorzieningen voor het bestrijden van brand, dat een brand zo snel mogelijk kan worden beheerst. Artikel 2.6.14. Aanwezigheid van sprinklerinstaliaties. Na artikel 2.6.13 wordt een nieuw artikel ingevoegd:
Artike/2.6.14. Aanwezigheid van sprinkierinstaliaties. Een gebruiksfunctie waarin bij voortduring in onzelfstandige woonruimten huisvesting wordt verleend aan meer dan vier niet in gezinsverband samenwonende personen die elk een zelfstandig huishouden voeren en gebruik maken van gemeenschappelijke voorzieningen is voorzien van een automatisch werkende sprinklerinstallatie. Artike/2.6.15. Kwaliteit van sprinkierinstaiiatie. Na artikel 2.6.14 wordt een nieuw artikel ingevoegd:
Artikel2.6.15. Kwaliteit van sprinkierinstailatie. 1. Een op grond van artikel 2.6.14 in een bouwwerk aanwezige sprinklerinstallatie voldoet aan het gestelde in hoofdstuk 6 van de publicatie "Brandbeveiligingsinstallaties", uitgegeven door het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding, 1e druk december 2002. 2. Een op grond van artikel 2.6.14 in een bouwwerk aanwezige sprinklerinstallatie is ontworpen en aangelegd overeenkomstig een door of namens burgemeester en wethouders aanvaard programma van eisen, als bedoeld in de publicatie "Brandbeveiligingsinstallaties", uitgegeven door het Nederlands Instituut voor Brandweer en Ram penbestrijding, 1 e druk december 2002. Artikel2.7.5. Aansluiting anders dan aan de openbare riolering. Wijzig in artikel 2.7.5 het eerste lid onder b van Alternatief 2 ’rottingput zonder overstort’ in ’rottingput met overstort’.
Hoofdstuk 3. Licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken. Vervang de titel van hoofdstuk 3 door ’De melding’. Vervang de titel van artikel 3.1 door ’De wijze van melden’. Vervang de titel van artikel 3.2 door ’Welstandscriteria’.
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
Artikel 5.1.2. Bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen. Vervang in artikel 5.1.2, tweede lid, de tekst van punt a door een nieuwe tekst, lui-
dende: a. een vrije breedte hebben van tenminste 4,5 meter over een breedte van tenminste 3,25 meter zijn verhard en een vrije hoogte boven de kruin van de weg hebben van tenminste 4,2 meter; In het derde lid van artikel 5.1.2 vervallen de woorden ’bedoelde gebouwen’. Artikel 5.1.3. Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten. Vervang in het tweede lid, onder c van artikel 5.1.3 de zinsnede ’de artikelen 2.39, 2.40 en 2.41 van het Bouwbesluit’ door ’de artikelen 2.39 en 2.40 van het Bouwbesluit.’ Artikel 5.2.1. Voorschriften inzake brand vei li gheidsinstallati es en vluchtroute-
aanduidingen. In artikel 5.2.1 wordt de aanduiding ’2.6.10’ vervangen door ’2.6.12’.
Artikel 6.1.1. Vergunning gebruik bouwwerk.
In het eerste lid, onder d wordt ’geestelijk’ vervangen door ’verstandelijk’. In het eerste lid, onder g wordt ’vier of meer’ vervangen door ’meer dan vier’. Artikel 6.1.1. tweede lid komt te luiden:
2. Burgemeester en wethouders kunnen aan de gebruiksvergunning slechts voorwaarden verbinden in het belang van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand. Artikel 6.1.2. Aanvraag gebruiksvergunning. In de tweede volzin van het tweede lid van artikel 6.1.2 wordt ’tweede’ vervangen door ’eerste’. Artikel 6.1.3. In behandeling nemen. Na de eerste volzin wordt een nieuwe tekst opgenomen:
Wordt bij de aanvraag niet voldaan aan de eisen gesteld aan de tekening(en) conform bijlage 2, artikel 2, dan is het ter beoordeling aan de inspecteur van de brand-
weer of met deze ’voorlopige’ tekeningen een aanvraag, vooruitlopend op de ontvangst van de tekeningen die wel voldoen aan artikel 6.1.2, in behandeling wordt genomen.
rp
Raadsnummer 05.RII90.00I
Artikel 6.2.1. Gebruikseisen voor bouwwerken.
In het tweede lid van artikel 6.2.1 wordt ’niet zijnde een woonwagen, woning of woongebouw, uitgezonderd een woonwagen, woning of woongebouw waarin sprake is van verminderde zelfredzaamheid van bewoners, in combinatie met permanente aanwezigheid van personeel en begeleiding van bewoners,’ vervangen door: ’met uitzondering van de niet-gemeenschappelijke ruimten in woonfuncties’.
Artikel 6.3.1. Gebruiksgereed houden bluswaterwinp(aatsen. De tekst van artikel 6.3.1 wordt vervangen door: ’Vervallen’. Artikel 6.4.1. Hinder in verband met de brandveiligheid. Aan hoofdstuk 6 wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd, luidende:
Paragraaf4. Hinderin verband met de brandveiligheid. Artikel6.4.1. Hinderin verband met de brandveiligheid. Onverminderd het bepaalde in of krachtens de artikelen 6.1.1 t/m 6.3.2 is het verboden in, op, of aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor: a. op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze rook, roet, walm of stof wordt verspreid; b. brandgevaar wordt veroorzaakt; c. het gebruik van vluchtmogelijkheden wordt belemmerd. Niet van toepassing is het vorenstaande, indien en voorzover het betreft hinder, terzake waarvan de Wet milieubeheer of enige in deze wet genoemde wet van toepassing is. Artikel 7,3.2. Hinder.
De tekst van artikel 7.3.2 wordt vervangen door:
Het is verboden in, op of aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor:
a. overlast wordt of kan worden veroorzaakt voor de gebruikers van het bouwwerk, het open erf of terrein; b. op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze stank, stof of vocht of irriterend materiaal wordt verspreid of overlast wordt veroorzaakt door geluid en trilling, elektrische trilling daaronder begrepen, of door schadelijk of hinderlijk gedierte, dan wel door verontreiniging van het bouwwerk, open erf of terrein; c. instortings-, omval- of ander gevaar wordt veroorzaakt. Niet van toepassing is het vorenstaande, indien en voorzover het betreft nadelige gevolgen voor het milieu waarop de Wet milieubeheer of enige in deze wet genoemde wet van toepassing is.
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
Artikel 8.1.2. Aanvraag sloopvergunning. In het tweede lid van artikel 8.1.2 wordt aan het geletterde onderdeel d aansluitend een nieuwe tekst toegevoegd, luidende: Indien de sloopwerkzaamheden bestaan uit asbestverwijdering van meer dan een bouwwerk in het kader van hetzelfde project, wordt een lijst met bedoelde kadastrale aanduidingen en huisnummers van de desbetreffende bouwwerken bijgevoegd, welke lijst ingevolge het negende lid is gewaarmerkt.
Aan het achtste lid van artikel 8.1.2 wordt een nieuwe slot toegevoegd, luidende: ... dan wel indien zij betrekking heeft op asbestverwijdering van meer dan een bouwwerk in het kader van hetzelfde project. Artikel 11.1. Stilleggen van de bouw.
Vervang artikel 11.1, sub c door ’op grond van het bepaalde bij of krachtens artikel 43 of 44, tweede lid van de Woningwet en er niettemin wordt geconstateerd dat er wordt gebouwd in afwijking van het Bouwbesluit . Artikel 12.1. Straf-, overgangs- en slotbepalingen.
Vervang de tekst van artikel 12.1 door ’Overtreding van de voorschriften genoemd in de artikelen 4.2, 4.5, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, eerste t/m vierde lid, 4.11, 4.12, 4.13, 4.14, 5.2.1, 5.4.1, 6.1.1, eerste lid, 6.1.7, 6.2.1, eerste en tweede lid, 6.2.2, eerste lid, 6.2.3, 6.3.1, 6.3.2, 7.1.1, 7.1.2, 7.2.1, 7.2.2, 7.2.3, 7.3.2, 7.4.1, 7.5.1, 7.6.1, 8.1.1, eerste lid, 8.2.1, negende en tiende lid, 8.3,1, 8.3.2, 8.3.3, 8.3.4, 8.3.5, 8.4.1, geldt als strafbaar feit en
wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie’. Artikel 12.2. Overgangsbepaling bodemonderzoek. In artikel 12.2 wordt ’1.2.6, onder e van de bijlage behorende bij het Besluit indieningsvereisten’ vervangen door 2.1.5.
Artikel 12.5. Overgangsbepaling sloopmelding. Vervang de tekst van dit artikel door: ’Vervallen’.
Bijlage 2. Gegevens en bescheiden aanvraag gebruiksvergunning. In onderdeel b wordt na ’Een bouwkundige ....van tenminste 1:100’ de volgende zinsnede ingevoegd: en maximaal A2 formaat (tenzij anders overeengekomen met de inspecteur van de brandweer). Bijlage 3. Gebruikseisen voor bouwwerken. Bijlage 3 komt te luiden:
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
Bijlage 3. Gebruikseisen voor bouwwerken. Artikel 1. Vrijhouden van terreingedeelten. In artikel 1, eerste lid, wordt ’bluswaterwinplaatsen moeten worden vrijgehouden voor blusvoertuigen’ vervangen door ’bluswaterwinplaatsen moeten voldoende
worden vrijgehouden’. Artikel 1, tweede lid, vervalt.
Artikel 1, derde lid, wordt vernummerd en komt te luiden:
2. De verbindingsweg, bedoeld in de artikelen 2.5.3, eerste en tweede lid, en 5.1.2, eerste en tweede lid en de bijbehorende opstelplaatsen voor brandweervoertuigen moeten over de volle hoogte en ter breedte van de verharding worden vrijgehouden. Hekwerken die deze verbindingswegen en opstelplaatsen afsluiten, moeten snel en gemakkelijk kunnen worden geopend.
Artikel 2. Yerlichtinglelektrischeinstallatie. Artikel 2 komt te luiden: Artikel 2. Elektrische installaties en toestellen.
1. Het is verboden een verlichtingsinstallatie of een verlichtingstoestel te gebruiken, indien dat gebruik door de eigenschappen van die installatie of dat toestel gevaar oplevert voor het ontstaan van brand. 2. Het is verboden een verlichtingsinstallatie of een verlichtingstoestel op zodanige wijze te gebruiken, dat het gebruik door de wijze waarop die installatie of dat toestel is opgesteld of aangebracht, gevaar oplevert voor het ontstaan van brand. 3. De bij of krachtens enig wettelijk voorschrift vereiste noodverlichtingsinstallatie wordt tenminste eenmaal per jaar door een terzake kundige gecontroleerd op de goede werking. Het nodige onderhoud wordt verricht. Artikel 3. Installaties voor verwarming en kookdoeleinden. Artikel 3, tweede t/m vijfde lid, komt te luiden:
2. Een opening ten behoeve van de toevoer van verbrandingslucht, op grond van enige regeling geeist, wordt niet afgesloten. 3. Het is verboden een verwarmingsinstallatie of verwarmingstoestel te gebruiken, indien dat gebruik door de eigenschappen van die installatie of dat toestel zelf gevaar oplevert voor het ontstaan van brand. Het bedoelde gevaar als gevolg van de eigenschappen wordt niet geacht aanwezig te zijn bij het gebruik vanffi:
centraleverwarmingsinstallaties die voldoen aan de veiligheidseisen centraleverwarmingsinstallaties, opgenomen in NEN 3028, uitgave 2004;
Raadsnnmmer 05.RII9O.OOI
centraleverwarmingsinstallaties voor het stoken van gas dat wordt gedistribueerd door middel van pijpleidingen welke installaties bovendien voldoen aan de gasinstallatievoorschriften, opgenomen in NEN 1078, uitgave 1999; niet op de centrale distributienetten aangesloten installaties voor het stoken met vloeibaar gas die voldoen aan de eisen in NEN 1078, uitgave 1999. 4. Het is verboden een verwarmingsinstallatie of verwarmingstoestel te gebruiken, indien dat gebruik door de wijze waarop die installatie of dat toestel is opgesteld of aangebracht gevaar oplevert voor het ontstaan van brand. 5. Het is verboden een verwarmingstoestel dat bedoeld is te functioneren met een
rookgasafvoer te gebruiken zonder een doeltreffende voorziening voor de afvoer van rook.
Artikel 3, zesde lid, vervalt.
Artikel 4. Voorzieningen voor de afvoer van rook. De titel van artikel 4 komt te luiden:
Artikel 4. Voorzieningen voor de afvoer van rookgassen. In artikel 4, eerste, tweede en vierde lid, wordt ’rookkanaal’ vervangen door ’voorziening voor afvoer van rook’.
In artikel 4, derde lid, wordt ’een rookkanaal of gasafvoerkanaal’ vervangen door ’een voorziening voor afvoer van rook’ en ’dat rookkanaal of dat gasafvoerkanaal’ door ’de voorziening voor afvoer van rook’. Artikel 4, vijfde lid, vervalt, Artikel 5. Verbod voor roken en open vuur.
In artikel 5, eerste lid, wordt ’in gebruik als opslagplaats’ vervangen door ’bestemd voor de opslag’. Na artikel 5, tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt: 3. Het rookverbod c.q. open vuur verbod wordt op opvallende plaatsen duidelijk zichtbaar aangegeven door middel van het opschrift ’VERBODEN TE ROKEN’ of ’VERBODEN VOOR OPEN VUUR’, dan wel door middel van een gestandaardiseerd
symbool overeenkomstig het gestelde in de norm NEN 3011, uitgave 2004. Artikel 6. Droge blusleiding. De titel van artikel 6 komt te luiden: Artikel 6. Bluslei dingen en de bijbehorende pompinstallati es.
In artikel 6, eerste lid, wordt ’droge blusleidingen’ vervangen door ’blusleidingen en de eventueel bijbehorende pompinstallaties’.
w/i
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
Artikel 6, tweede lid, vervalt.
Artikel 6, derde lid, wordt vernummerd en komt te luiden:
2. Bij oplevering van de installatie en daarna eenmaal per vijf jaar wordt de droge blusleiding getest conform NEN 1594, uitgave 1991 en NEN 1594/A1, uitgave 1997.
Artikel 6, vierde lid, vervalt.
Artikel 6, vijfde lid, wordt vernummerd tot derde lid en ’droge blusleiding’ wordt vervangen door ’blusleiding’. Artikel 6, zesde lid, wordt vernummerd tot vierde lid en ’pompinstallatie voor de droge blusleiding’ wordt vervangen door ’blusleiding en de bijbehorende pompinstallatie’. Artikel 7. Brandweerlift.
Artikel 7, eerste lid, vervalt.
Artikel 7, tweede lid, wordt opgenomen als enig lid van artikel 7. Artikel 8. Brandmeldinstallatie. Artikel 8 komt te luiden: Met betrekking tot het gebruik van de bij of krachtens hoofdstuk 2 vereiste brandmeldinstallatie met verplichte doormelding naar de brandweer moet te allen tijde een geldig certificaat kunnen worden overgelegd, dat is verleend door een door burgemeester en wethouders aanvaarde instelling. Artikel 9. On trui mi ngsalarminstallati e.
In artikel 9, eerste lid, wordt de tweede volzin vervangen door: Het beheer, de controle en het onderhoud van de ontruimingsalarminstallatie wordt geregeld conform NEN 2654-2, uitgave 2004. Artikel 9, tweede en derde lid, vervallen. Artikel 9, vierde lid, wordt vernummerd en komt te luiden:
De gebruiker van het bouwwerk waarin bij of krachtens enig wettelijk voorschrift een ontruimingsalarminstallatie is geeist, stelt een ontruimingsplan op ten behoeve van de in het bouwwerk aanwezige personen. Het ontruimingsplan wordt opgesteld volgens de relevante delen van de NTA 8112. Artikel 9, vijfde en zesde lid, vervallen.
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
Artikel 10. Brandblusinstallatie. De titel van artikel 10 komt te luiden:
Artikel 70, Automatische brandblusinstallatie.
Na de eerste volzin wordt een nieuwe tekst opgenomen: De beheerder, van een op grond van artikel 2.6.12 in het bouwwerk aanwezige sprinklerinstallatie, dient zorg te dragen voor een juiste wijze van beheer, controle en onderhoud van de sprinklerinstallatie. Dit moet gebeuren door een erkende installateur bij verandering van eigenaar of een keer in de drie jaar. Artikel 11. Pompinstallaties ten behoeve van brandslanghaspels (hydrofoor). De titel van artikel 11 komt te luiden:
Artikel 11. Brandslanghaspels en de bijbehorende pompinstallatie. Artikel 11, eerste lid, komt te luiden: De pompinstallatie van een bij of krachtens enig wettelijk voorschrift aanwezige brandslanghaspel moet tenminste eenmaal per maand worden gecontroleerd op een goede werking en zo nodig worden gerepareerd.
In artikel 11, tweede lid, wordt voor ’pompinstallaties’ ingevoegd ’de brandslanghaspel en de daarbijbehorende pompinstallatie’. Artikel 72. Automatisch werkende vluchtdeuren. Artikel 12 komt te luiden: Artikel 12. Automatisch werkende deuren.
1. Automatisch werkende deuren in een vluchtroute mogen de ontvluchting niet belemmeren. 2. Bij aanwezigheid van een sluisconstructie worden voorzieningen getroffen, zodat in geval van brand de sluiswerking teniet wordt gedaan. Artikel 12A. Vluchtdeuren van overdruktrappenhuizen. Artikel 12A komt te luiden: Artikel 12A. Deuren van overdruktrappenhuizen.
De deuren die op de verdiepingen van gebouwen leiden naar een overdruktrappenhuis, als bedoeld in NEN 6092, uitgave 1995, moeten op ooghoogte zijn voorzien van een herkenbaar opschrift waaruit blijkt dat het een overdruktrappenhuis is.
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
Artikel 13, Kwaliteit van transparanten. Artikel 13 komt te luiden:
Artikel 13. Kwaliteit van vluchtrouteaanduiding. 1. De vluchtrouteaanduiding, die bij of krachtens enig wettelijk voorschrift is vereist, dient altijd goed zichtbaar te zijn. 2. De vluchtrouteaanduiding die bij of krachtens enig wettelijk voorschrift is vereist, wordt tenminste eenmaal per jaar gecontroleerd en zo nodig gerepareerd. Artikel 14. Flessengasinstallatie. De titel en het eerste lid van artikel 14 komen te luiden: Artikel 14. Gasf lessen.
1. Een flessengasinstallatie moet voldoen aan de eisen in NEN 1078, uitgave 1999. Artikel 14, tweede lid, vervalt. Artikel 14, derde lid, wordt vernummerd tot artikel 14, tweede lid, en na ’110 liter’ wordt ingevoegd ’tenzij bij of krachtens enig wettelijk voorschrift anders is bepaald’. Artikel 14, vierde lid, wordt vernummerd tot artikel 14, derde lid en ’Dienst van het Stoomwezen’ wordt vervangen door ’Lloyd’s Register - Stoomwezen’. Artikel 14, vijfde lid, wordt vernummerd tot artikel 14, vierde lid en ’Dienst van het Stoomwezen’ wordt vervangen door ’Lloyd’s Register - Stoomwezen’. Artikel 14, zesde lid, wordt vernummerd tot artikel 14, vijfde lid.
Artikel 14, zevende lid, wordt vernummerd en komt te luiden: 6. Tussen de opslag voor gasf lessen en een besloten ruimte wordt een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van tenminste 60 minuten gerealiseerd. Artikel 15. Rook- en warmteafvoerinstallatie. Artikel 15 komt te luiden:
Artikel 15. Rookbeheersingssystemen. Met betrekking tot het gebruik, het onderhoud en de controle van het bij of krachtens enig wettelijk voorschrift vereiste rookbeheersingssysteem moet te allen tijde een geldig certificaat kunnen worden overgelegd, dat is verleend door een door burgemeester en wethouders aanvaarde instelling. Artikel 16. Overdrukinstallatie. De tekst van artikel 16 komt te luiden: ’Vervallen’.
rA
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
Artikel 17. Luchtbehandelingsinstallatie. Artikel 17 komt te luiden: Artikel 17. Onderhoud van rook- en brandscheidingen. 1. Voorzieningen in doorvoeren door een wand waarvoor een rookwerendheidseis en/of brandwerendheidseis geldt, worden tenminste eenmaal per maand gecontroleerd op een goede werking en zo nodig gerepareerd. 2. Tenminste eenmaal per jaar wordt door een terzake kundige het nodige onderhoud verricht en een controle gehouden op de goede werking van de voorzieningen in doorvoeren door een wand waarvoor een rookwerendheidseis en/of
een brandwerendheidseis geldt. Artikel 18. Brandweeringang. Na de eerste volzin wordt een nieuwe tekst opgenomen: De sleutelbuis/-kluis is ingemetseld in een muur tussen 1,8 tot 2 meter hoogte vanaf het aansluitend terrein. Voor de plaatsing van deze voorziening dient contact te worden opgenomen met het team preparatie van de brandweer. Artikel 19. Register. Artikel 19 komt te luiden:
Artikel 19. Logboek.
1. De historie van de brandbeveiligingsvoorzieningen, de werkzaamheden en het onderhoud bij of krachtens enig voorschrift uit deze verordening inclusief bijlagen vereist, worden in een logboek vermeld. 2. Het logboek ligt in het bouwwerk ter inzage en wordt onmiddellijk aan de met toezicht belaste personen getoond. Artikel20. Werkzaamheden, niet behorend tot de normale bedrijfsuitoefening. De tekst van artikel 20 komt te luiden:
Voordat er onderhouds-, herstellings-, wijzigings- of sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd, waarbij stoffen als bedoeld in de Regeling bouwbesluit 2003, of gereedschappen worden gebruikt, in, op of aan een bouwwerk of installatie van een bouwwerk dat vanwege zijn kunstwaarde, wetenschappelijk of maatschappelijk belang bijzondere bescherming behoeft tegen brandgevaar, wordt dit door de rechthebbende van dat bouwwerk aan burgemeester en wethouders gemeld. Artikel 21. Rookmelders in woningen. Na de toelichting op artikel 20 wordt een nieuw artikel 21 ingevoegd, dat luidt als volgt:
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
Artikel 21. Rookmelders in woningen. De op grond van artikel 2.146, lid 7 van het Bouwbesluit 2003 aanwezige rookmelders moeten adequaat functioneren volgens NEN 2555, uitgave 2002. Artikel 22. Roltrap.
Na de toelichting op artikel 21 wordt een nieuw artikel 22 ingevoegd, dat luidt als volgt: Artikel 22. Roltrap.
Een terugloopruimte van een roltrap wordt ter voorkoming van brand vrijgehouden van vuil en stof. Deze ruimte wordt daartoe overeenkomstig NEN-EN 13015, uitgave 2001, tenminste eenmaal per kwartaal onderhouden en gereinigd. Artikel 23. Garan ti ecerti fi caat.
Na de toelichting op artikel 22 wordt een nieuw artikel 23 ingevoegd, dat luidt als volgt: Artikel 23. Garantiecertificaat.
Constructieonderdelen die uitsluitend met aanvullende behandelingen de benodigde prestaties kunnen garanderen, zijn voorzien van een geldig certificaat. Het certificaat wordt opgenomen in het logboek. Artikel 24. Opslag van goederen in rookvrije vluchtroutes. Na de toelichting op artikel 23 wordt een nieuw artikel 24 ingevoegd, dat luidt als volgt: Artikel 24. Opslag van goederen in rookvrije vluch troutes. De aanwezige materialen in rookvrije vluchtroutes voldoen aan de eisen die voor constructieonderdelen worden gesteld in afdeling 2.12 en 2.15 van het Bouwbesluit.
Artikel25. Bluswaterwinplaats op eigen terrein. Na de toelichting op artikel 24 wordt een nieuw artikel 25 ingevoegd, dat luidt als volgt: Artikel 25. Bluswaterwinplaats op eigen terrein. De rechthebbende op een bouwwerk, ten behoeve waarvan een bluswaterwinplaats aanwezig is, is verplicht deze zodanig te onderhouden, dat daaruit te allen tijde over voldoende bluswater kan worden beschikt.
Bijlage 4. Gebruikseisen voor bouwwerken, niet zijnde een- en meergezinshuizen en woonwagens, behalve voor een- en meergezinshuizen en woonwagens waarin sprake is van een verminderde zelfredzaamheid van bewoners in combinatie met permanent toezicht op en begeleiding van bewoners. De titel van bijlage 4 komt te luiden:
rk
Raadsnummer 05.RII90. OOI
Bijlage 4. Gebruikseisen voor bouwwerken met uitzondering van de niet-gemeenschappelijke ruimten in woonfuncties. Artikel l. Uitgangen en vluchtwegen. Artikel 1 komt te luiden: Artikel 1. Uitgangen en vluchtroutes. 1. Een deur in de vluchtroute wordt bij aanwezigheid van personen in het bouwwerk uitsluitend zodanig gesloten, dat de deur ten behoeve van deze personen van
binnen uit ogenblikkelijk over de minimaal vereiste breedte kan worden geopend zonder dat hiertoe gebruik moet worden gemaakt van een sleutel of een ander los voorwerp. 2. Deuren en luiken die een brandwerende en/of rookwerende functie hebben, worden niet langer in geopende stand gehouden dan voor het verkeer van personen of het vervoer van goederen noodzakelijk is, tenzij door middel van automatische inrichtingen die de deuren, respectievelijk luiken, loslaten zodra een toestand intreedt waarin deze als brandwering en/of rookwering moeten dienen. 3. Een deur die in een vluchtroute ligt van een ruimte waarin meer dan 100 personen zullen verblijven en een deur in een doorgang of uitgang bestemd voor ontvluchting van meer dan 100 personen wordt niet anders gesloten dan door middel van: a. een sluiting, waarbij de deur opengaat door een lichte druk tegen de deur, in de vluchtrichting gezien; b. een sluiting waarvan de bedieningsinrichting bestaat uit een op de deur, in de vluchtrichting gezien, op minimaal een meter boven de vloer, over de volle breedte van de deur aangebrachte stang, waarbij de deur opengaat door een lichte druk tegen deze stang (panieksluiting). Artikel2. Stoffering en versiering. Artikel 2 komt te luiden: Artikel 2. Bekleding, stoffering en versiering.
1. Stoffering en versiering worden vrijgehouden van spots en andere warm wordende apparatuur. De temperatuur ter plaatse van de versiering is niet hoger dan 90 ’C.
2. Tussen het vloeroppervlak van een ruimte en de aangebrachte versiering blijft een vrije ruimte over van minimaal 2,5 meter. 3. De versiering als bedoeld in het vorige lid is in geval van brand niet gemakkelijk ontvlambaar, in geval van brand vindt geen druppelvorming plaats. 4. Met brandbaar gas gevulde ballonnen zijn binnen een bouwwerk niet aanwezig. 5. De toe te passen materialen en aankledingproducten hebben in vluchtroutes een navlamduur van ten hoogste 15 seconden en een nagloeiduur van ten hoogste 60 seconden.
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
6. De toegepaste bekleding, stoffering en versiering voldoen ten minste aan de eisen ten aanzien van de brand- en rookklassen, zoals gesteld in afdeling 2.12 en 2.15 van het I3ouwbesluit 2003 die op die locatie gelden voor constructieonderdelen. Artike/3. Installaties. Artikel 3. Elektrische verlichting. Indien een ruimte de mogelijkheid met zich meebrengt dat deze tijdens de aanwezigheid van personen wordt verduisterd, is in die ruimte, indien er meer dan 50 per-
sonen gelijktijdig verblijven, elektrische verlichting aanwezig van zodanige sterkte dat een redelijke orientering mogelijk is. Artikel 4. Blusmiddelen. Artikel 4 komt te luiden:
Artikel4. Aanduiding van blusmiddelen. Een blusmiddel dat bij of krachtens enig wettelijk voorschrift aanwezig is, is voldoende herkenbaar of zichtbaar aangegeven. Artikel 5. Verbod voor roken en open vuur. Artikel 5 komt te luiden:
Artikel 5. Toepassen van vuurwerk binnen een gebouw. Voor het afsteken van vuurwerk in bouwwerken wordt 14 dagen van tevoren een overzicht bij burgemeester en wethouders ingediend, waaruit blijkt dat die activiteit op veilige wijze zal plaatsvinden. Artikel 6. Opstellingsplannen. De titel van artikel 6 komt te luiden: Artikel 6. Opstelling van inventaris. Artikel 6, tweede lid, komt te luiden:
2. In rijen opgestelde zitplaatsen, waarbij sprake is van: meer dan 4 stoelen in een rij, en meer dan 4 rijen, en een ruimte waarin meer dan 100 stoelen aanwezig zullen zijn, zijn zo gekoppeld dan wel aan de vloer bevestigd dat deze ten gevolge van gedrang niet kunnen verschuiven of omvallen. Artikel 6, vijfde en zesde lid, komen te luiden: 5. De inrichting van een ruimte, met inbegrip van door personen bezette stoelen, neemt tot een hoogte van 2,5 meter slechts zodanige oppervlakten in beslag-
ufo
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
gemeten in loodrechte projectie op de vloer - dat tenminste: 0,25 m vloeroppervlakte beschikbaar blijft voor iedere persoon waarvoor geen zitplaats aanwezig is; 0,30 m2 vloeroppervlakte beschikbaar blijft voor iedere persoon waarvoor een zitplaats aanwezig is die zodanig is of is aangebracht dat deze ten gevolge van gedrang niet kan verschuiven of omvallen; 0,50 m2 vloeroppervlakte beschikbaar blijft voor iedere persoon waarvoor een zitplaats aanwezig is die niet zodanig is of is aangebracht dat deze ten gevolge van gedrang niet kan verschuiven of omvallen. 6. Inrichtingen in een ruimte waarin personen verblijven, zijn, indien de vrije vloeroppervlakte minder dan 0,5 m per persoon bedraagt, zodanig aangebracht dat zij ten gevolge van gedrang niet kunnen verschuiven of omvallen. Artikel 6, zevende lid, vervalt. Artikel 7. Afval.
De tekst van artikel 7 wordt vervangen door: ’Vervallen’.
Artikel8. Periodieke controle. Artikel 8 komt te luiden: Artikel 8. Periodieke controle van draagbare blustoestellen. Tenminste eenmaal per jaar wordt door een terzake kundige het nodige onderhoud verricht conform NEN 2559, uitgave 2001 en een controle gehouden op de reinheid en de goede werking van draagbare blustoestellen. indien nodig worden deze gerepareerd.
Artikel 9. Aanwezigheid bouwkundige tekening. Voeg na de tekst van artikel 8 een nieuw artikel in: Artikel 9. Aanwezigheid bouwkundige tekening. In het bouwwerk dient een bouwkundige tekening (voor de specifieke eisen zie bijlage 2, artikel 2 van de Bouwverordening gemeente Eindhoven) van het bouwwerk aanwezig te zijn met daarop aangegeven de wettelijk verplichte brandveiligheids-
voorzieningen.
Raadsnummer Og.RZZgO.OOZ
Bijlage 5. Toegestane hoeveelheid brandgevaarlijke stoffen. Vervang de tabellen in bijlage 5 door: loeistoffen onform de Richtlijn betreffende het opslaan voor huishoudelijk ebruik van brandbare vloeistoffen (opgenomen als bijlage 6 paragraaf 3)
onform de hiervoor bij groep 1 genoemde Richtlijnen
1 Tot maximaal 225 liter: conform de hiervoor bij groep 1 genoemde Richtlijnen;
2 Van 225 liter t/m 400 liter: 2.1 Bovengronds: uitsluitend op de plaatsen, genoemd in de gevallen 3.4.1.a t/m 3.4.1.d van de bij groep 1 genoemde
richtlijnen: in goed gesloten metalen vaatwerk bestemd to
toffen genoemd onder roep 1 t/m d
roep 2
aste stoffen In totaal 1 kilogram, met uitzondering van bij kamertemperatuur
an zelfontbranding onderhevige stoffen In totaal 4 kilogram
E t/m j
roep 3
Niet van toepassing
roep 3
Niet van toepassing
roep 4
Niet van toepassing
Mt/m p
roep u
Niet van toepassing
Raadsnummer Ota.RrrgO.OOX
roep X R
assen
amengeperst of tot vloeistof verdicht: en behoeve van het gebruik in een installatie; in flessen van maximaal 45 liter tot een totaal van maximum twee flessen; in losse flessen van maximaal 10 liter tot een totaal van maximum 0 liter.
amengeperst of tot vloeistof verdicht tot een maximum van 15
liter Niet van toepassing
Niet van toepassing
Niet van toepassing
Niet van toepassing
Niet van toepassing
Bijlage 9. Reglement van orde van de welstandscommissie. Voeg na de eerste zin en nieuwe alinea toe: ’In de praktijk blijken er grote verschillen in werkwijze tussen de (provinciale) welstandsorganisaties, waardoor het vrijwel onmogelijk is om een universeel toepasbare tekst voor een Reglement van orde op te nemen in de Modelbouwverordening. De verschillen hebben onder meer betrekking op het al dan niet werken met rayonarchitecten, het al niet gebruik van subcommissies en het al dan niet samenwerken met een monumentencommissie. Een Reglement van orde, afgestemd op de eigen werkwijze, stellen gemeenten in het algemeen op in samenwerking met de provinciale welstandsorganisaties waarbij zij zijn aangesloten’.
Raadsnummer O cs. RrZ g O. OOT
Bijlage 10. Tabel 2.6.1 behorende bij artikel 2.6.1 (brandmeldinstallatiesl. Vervang de gehele tabel door onderstaande tabel met onderschrift.
rtikelen van toepassing
renswaarden
mvang van bewaking
E I
Cl
Ul N
Cl
0
Ig
Artikel Lid
’4 0
.6.2 2.6.3 2.6.4
Cl
+ QJ
Cl
2Ql
4-
00
E0 a QJ
O. O.
Ol
00
2.6.2
la
E
JD IN
E
P L J
fg lil
1b 1c 500
oonfunctie bestemd voor minder elfredzarne personen in combinatie met permanent toezicht
oonfunctie bestemd voor minder
elfredzame personen zonder permanent toezicht
verig woonfunctie
Bijeenkomstfunctie 500
Bijeenkomstfunctie niet zijnde de
bijeenkomstfunctie voor het anschouwen van sport
1000 1 5000 5<13 13<50
50<70
200
Bijeenkomstfunctie voor de opvang an kinderen jonger dan 4jaar. 2,4
ezondheidszorgfunctie
L
Ql
Ol fg
0
Lf
zfg
Ig
ld
Ol
E
0
Ig
0
2.6.2 2.6.2 2.6.2
oonfunctie oonfunctie niet van een
00
QJ
Cl J
oonwagen
verige bijeenkomstfunctie elfunctie
Ql
0
Sl Of
Ol E
)fg Ig
E O a
QJ
QJ
Ol QJ
Cl
K .6.3 1a
0
Cl
E
0 0
.6.3 .6.3 2.6.3
1b 1c 2
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
ezondheidszorgfunctie voor aan
bed gebonden patienten 500
ezondheidszorgfunctie voor niet an bed gebonden patienten
20<50 50<70
verige gezondheidszorgfunctie Industriefunctie 1000
Industriefunctie niet zijnde een lichte industriefunctie
20
verige industriefunctie Kantoorfunctie
500
20<50 50<70
Logiesfunctie Logiesgebouw
250
verige logiesfunctie 500
nderwijsfunctie 20<50 50<70
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
4)++ Leden van toepassing
renswaarden
mvang van bewaking
E
I
lil
{\}
’0 QJ
Ul N QJ
Z
Ul CUl C
Lid
QJ
IQ IQ
Artikel 2.6.2 2.6.3
QJ
+ QJ
QJ
2Ql
4IJI
0 0
00 2.6J4
E0 QJ
CL CL
QJ
E
15
JD
E
la
13<50
50<70
inkelfunctie
1000
<13 5000 <13 10000 13<50 1000 13<50 5000 13<50 10000 50<70
verlge gebruiksfunctie verige besloten gebruiksfunctie
1000
oor het stallen van
rnotorvoertuigen 2500
verige gebruiksfunctie voor het
1000
personenvervoer
2500 13
ndere overige gebruiksfunctie
Bouwwerk geen gebouw zijnde
P J C JJI
IQ QJ
1b 1c 1000
5<13
12
C
Ql U{\}
LJ
0
E 0 N
Ul
IQ
IQ
’O
E
C
Ql
)0
CI
0
Ul C
IQ
IQ
JO
QJ
Ql
00
2.6.2 .6.2 2.6.2 2.6.2 2.6.3 2.6.3 2.6.3 2.6.3
portfunctie
10
J0
JO
0
Ql 0{\}
0E a
QJ
0 Ul
C
ld
1a lb 1c 2
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
v f+ Voor een nadere verklaring van de desbetreffende voorschriften zie de toelichting op de artikelen 2.6.1 t/m 2.6.4. Bij de toepassing van de in de artikelen 2.6,1 t/m 2.6.4 van dit hoofdstuk gegeven voorschriften wordt in tabel 2.6.1 verstaan onder: dit lid is niet van toepassing; + : het hele artikel is van toepassing; ) : alle waarden groter dan de achter dit teken aangegeven waarde; y’ : alle waarden kleiner of gelijk aan de achter dit te ken aangegeven waarde; F : in dit geval is volstaan met het geven van de functionele eis in artikel 2.6.1, eerste lid, in afwachting van mogelijk nog te ontwikkelen nadere criteria;
a : zonder doormelding naar een brandweeralarmcentrale; 1: indien in combinatie met een grenswaarde in m : deze voorziening dient altijd aanwezig te zijn, ongeacht de grootte van het vloeroppervlak 1=1: meer dan aantal verblijfsruimten bestemd voor bezoekers. Wanneer in de tabel twee grenswaarden of prestatie-eisen in dezelfde rij van de tabel worden gegeven, moet aan beide criteria worden voldaan. Voorbeeld: Bij de winkelfunctie komt in tabel 2.6.1 van bijlage 10 het meest duidelijk tot uitdrukking dat aan het vereiste van twee criteria moet worden voldaan voordat een brandmeldinstallatie nodig is. Bijeenkomstfunctie niet zijnde de bijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport - wanneer het gebruiksoppervlak groter is dan 1.000 m2 en er meer dan 1 verblijfsruimte bestemd voor bezoekers is, dan is gedeeltelijke bewaking en doormelding noodzakelijk.
Wanneer in de tabel grenswaarden of prestatie-eisen in verschillende regels van de tabel worden gegeven, moet aan een van de criteria worden voldaan. Voorbeeld: Bijeenkomstfunctie voor de opvang van kinderen jonger dan 4 jaar - wanneer het gebruiksoppervlak groter is dan 200 m of er een vloer op een hoogte ligt van meer dan 2,4 meter ten opzichte van het meetniveau, dan is volledige bewaking en doormelding vereist.
Raadsnummer 05.RII90.00I
Bijlage 11. Tabel 2.6.5 behorende bij artikel 2.6.5 (ontruimingsinstallaties). Tabel 2.6.5 met toelichting komt te luiden:
ebruiksfunctie
rtikelen van toepassing
Artikel 2.6.6 2.6.7 Lid
oonfunctie oonfunctie niet van een woonwagen bestemd
oor minder zelfredzame personen
Bijeenkomstfunctie
elfunctie
ezondheidszorgfunctie Industriefunctie industriefunctie niet zijnde een lichte industriefunctie
Kantoorfunctie
Logiesfunctie Logiesgebouw
nderwijsfunctie portfunctie 10
inkelfunctie
verige gebruiksfunctie verige besloten gebruiksfunctie voor het stallen
an motorvoertuigen verige gebruiksfunctie voor het
personenvervoer ndere overige gebruiksfunctie 12 Bouwwerk geen gebouw zijnde
+4+
Raadsnummer OcS.RngO.OOZ
Voor een nadere verklaring van de desbetreffende voorschriften zie de toelichting op de artikelen 2.6.6 en 2.6.7. Voor de toepassing van de in de artikelen 2.6.5 t/m 2.6.7 van dit hoofdstuk gegeven voorschriften wordt in tabel 2.6.5 verstaan onder: -: dit lid is niet van toepassing; ’. het hele artikel is van toepassing.
Bijlage 12. Tabel 2.6.8 behorende bij artikel 2.6.8 (vluchtrouteaanduiding). Tabel 2.6.8 met toelichting komt te luiden:
ebruiksfunctie
rtikelen van t
:12 CJ
Ql N GJ
Artikel Lid
oonfunctie oongebouw Sijeenkomstfunctie
elfunctie
ellengebouw ezondheidszorgfunctie Industriefunctie industriefunctie niet zijnde een lichte industriefunctie
Kantoorfunctie
Logiesfunctie Logiesgebouw
nderwijsfunctie portfunctie 10
inkelfunctie
verige gebruiksfunctie 12 Bouwwerk geen gebouw zijnde
unnel of tunnelvormig bouwwerk voor verkeer
nder bouwwerk geen gebouw zijnde
2.6.9
Raadsnummer 05.RII9O.OOI
Voor een nadere verklaring van de desbetreffende voorschriften zie de toelichting op de artikelen 2.6.9 en 2.6.10. Voor de toepassing van de in de artikelen 2.6.8 t/m 2.6.10 van dit hoofdstuk gegeven voorschriften wordt in tabel 2.6.8 verstaan onder: -: dit lid is niet van toepassing; ": het hele artikel is van toepassing; F: in dit geval is volstaan met het geven van de functionele eis in artikel 2.6.8, eerste lid, in afwachting van mogelijk nog te ontwikkelen nadere criteria.
Artikel B. Overgangsbepalingen. Op een aanvraag om bouwvergunning, vrijstelling of toestemming anderszins, die is ingediend voor het tijdstip waarop deze wijzigingsverordening van kracht wordt en waarop op genoemd tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de Bouwverordening van toepassing, zoals deze luidden voor de onderhavige wijziging, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast. Artikel C. Inwerkingtreding. Te bepalen dat de wijziging van de Bouwverordening gemeente Eindhoven in werking treedt de eerste dag na de bekendmaking.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 juni 2005.
A. Sakkers, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
BG05006257
gemeente Eindhoven
Griffie gemeenteraad Commissiesecretariaat
Retouradres Postbus goxgo, S6oo RB Eindhoven
Raadsnummer 05.RII90.002
Aan de leden van de raad van de gemeente Eindhoven.
Behandeld door M Honing Telefoon (oho) 238 se 88
Ons kenmerk griffie Verzenddatum xg mei zooS
Commissieadvies Betreft cie Rp: Raadsvoorstel tot het wijzigen van de Bouwverordening gemeente Eindhoven.
De commissie Ruimtelijke pijler heeft in haar vergadering van 18 mei 2005 beraadslaagd over het bovengenoemde onderwerp.
Nagenoeg commissiebreed is opgemerkt dat niet is aangegeven wat de gevolgen, met name de financiele consequenties, van de wijzigingen zijn. Hierbij zijn genoemd de gevolgen voor bijvoorbeeld schoolgebouwen en andere aan de gemeente gelieerde instellingen en gebouwen.
Toezegging: Wethouder M. Schreurs heeft toegezegd in een nadere toelichting de wijzigingen duidelijk aan te zullen geven (vergelijking bestaand/nieuw) en wat de (financiele) gevolgen zijn, met name voor de gemeente.
De secretaris van de commissie, M. Honing
Bezoekadres Stadhuisplein xo Eindhoven Openingstijden
Postadres Postbus gorgo 36oo RB Eindhoven
ma t/m vr g.oo-16.oo uur
Telefonisch bereikbaar
Bereikbaar per openbaar vervoer
9.00-12.30 en 13.30-16.00 uuf Pax (oho) 263 35 83
met bus 7
gemeente Eindhoven
Dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer
Raadsnummer 05.RII90.003 Inboeknummer oSbstoo6sa Beslisdatum Bikw xo juni aooS Dossiernummer S.aoyy
Nadere toelichting bij raad svoorstel Betreft wijzigen van de bouwverordening gemeente Eindhoven. De commissie ruimtelijke pijler heeft in haar vergadering van 18 mei 2005 beraadslaagd over het bovengenoemde onderwerp.
Nagenoeg cornmissiebreed is opgemerkt dat niet is aangegeven wat de gevolgen, met name de financiÃńle consequenties, van de wijzigingen zijn. Hierbij zijn genoemd
de gevolgen voor bijvoorbeeld schoolgebouwen en andere aan de gemeente gelieerde instellingen en gebouwen. Gelet op de gestelde vragen zal globaal per installatie worden aangegeven wat de consequenties ten opzichte van de huidige bouwverordening zijn en welke invloed deze hebben op de publieke gebouwen, kamerverhuurpanden en overige gebouwen.
Kamerbewoning. De eisen ten aanzien van een sprinklerinstailatie zijn van toepassing voor de kamerverhuurpanden die op grond van artikel 6.1.1 gebruiksvergunningsplichtig zijn. Hierin zijn meer dan vier niet in gezinsverband samenwonende personen gehuisvest. Deze sprinklerinstallatie is een ingreep om in de kamerverhuur nadere eisen te kunnen stellen zonder het bouwbesluit te overstijgen. Ten aanzien van kamerverhuurpanden zijn overigens afzonderlijke brandveiligheidseisen gesteld omdat deze vorm van bewoning in belangrijke mate afwijkt van de reguliere bewoning. Kamerbewoning kenmerkt zich onder meer door individuele bewoning hetgeen veelal met zich meebrengt dat de afzonderlijke verblijfsruimten minder toegankelijk zijn. Mede gelet hierop is het vanuit het oogpunt van brandveiligheid gewenst om aan kamerbewo-
ning nadere eisen te stellen teneinde te bewerkstelligen dat de bewoners in geval van calamiteit het pand kunnen ontvluchten. Hieraan is de mogelijkheid gegeven om een gelijkwaardige oplossing uit te voeren. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 2.6.1 1 Gelijkwaardigheid. Vrijwel alle kamerverhuurders zullen de gelijkwaardigheid uitvoeren in verband met de kosten van een sprinklerinstallatie. Waar de voorzieningen om welke reden dan ook niet uitgevoerd kunnen worden biedt de sprinklerinstallatie voldoende veiligheid.
Raadsnummer 05.RII90.003
Als gelijkwaardigheid voor de sprinklerinstallatie kunnen de voorwaarden uitgevoerd worden zoals genoemd in artikel 2.6.11 lid 4. Hiermee wordt een nagenoeg zelfde veiligheidsniveau gecreÃńerd als de sprinklerinstallatie. De kosten zijn zeer afhankelijk van de onderhoudstoestand en bouwjaar van het pand. Het is ondoenlijk om hiervoor een representatieve uitspraak te doen. Dit is te afhankelijk van de staat van het pand. Indicatief en ervan uitgaande dat alle voorzieningen moeten worden uitgevoerd voor een pand met vijf verblijfsruimten zullen de kosten op ca 610.000;- komen.
Overige gebouwen. Ten aanzien van de overige, hierna te noemen, voorgestelde wijzigingen kan in zijn algemeenheid worden gesteld dat deze een kostenneutraal effect ressorteren. Door
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten wordt deze conclusie bevestigd. Overigens gaat ons college het VNG-bestuur verzoeken om bij komende modelwijzigingen tevens de financiele consequenties versus het maatschappelijk rendement aan haar leden voor te houden. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de voorgestelde wijzigingen vanuit maatschappelijk, economisch en veiligheidsoogpunt alleszins verantwoord zijn. Met betrekking tot de brandmeldinstallaties zijn er twee belangrijke wijzigingen. Als eerste is de loopafstand waar slechts in een richting kan worden gevlucht verlengd. Dit houdt in dat er minder snel een brandmeldinstallatie wordt ge0ist. Daarnaast is een brandmeldinstallatie met gedeeltelijke of volledige bewaking pas noodzakelijk bij een gebouwhoogte van hoger dan 20 meter. In veel publieke gebouwen zal hiermee meestal alleen een handbrandmeldinstallatie vereist zijn zonder doormelding naar de regionale meldkamer, voorheen de ontruimingsinstallatie type C. Ten tweede is de ontruimingsinstallatie type C een brandmeldinstallatie met hand-
brandmelders zonder doormelding geworden. Dit is ontstaan met de wijziging van de NEN 2575. Hierdoor is er meer duidelijkheid en de norm is vereenvoudigd van drie types naar een type ontruimingsinstallatie. Dit heeft geen gevolgen voor de publieke
gebouwen. De ontruimingsinstallaties moeten voldoen aan de NEN 2575, hier is in de modelbouwverordening naar verwezen. Dit heeft geen consequenties voor de publieke gebouwen (zie brandrneldinstallaties).
De wijzigingen ten aanzien van de vluchtroute aanduidingen hebben betrekking op de zichtbaarheidseisen. Dit is een redactionele wijziging,
Daarnaast zijn er enkele mogelijkheden aangegeven hoe een vluchtrouteaanduiding uitgevoerd kan worden. De gebruiker kan zelf invullen hoe aan de luminantie (verlichtings-)eis van de NEN 1838 wordt voldaan. Hiervoor worden enkele mogelijkheden gegeven. Belangrijk hierbij is dat de foto-luminiserende (zelfoplichtende) vluchtrouteaanduidingen toegepast mogen worden.
Raadsnummer 05.RII90.00$
Dit is een verlichting ten opzichte van de huidige Bouwverordening en zal zeker voor publieksgebouwen veelal toegepast gaan worden in verband met de kosten.
De overige wijzigingen in de bouwverordening zijn voornamelijk aanpassingen van cosmetische aard. Er zijn vooral wijzigingen doorgevoerd om alle brandveiligheidseisen in hen hoofdstuk samen te brengen.
Burgemeester en wethouders van Eindhoven,
C. Langerwerf, secretaris
BG05010975