Gedragsmeting Beter Benutten 2e meting Oktober 2013
Gedragsmeting Beter Benutten 2e meting Oktober 2013
Colofon Uitgave
I&O Research Zuiderval 70 Postbus 563, 7500 AN Enschede Rapportnummer
2013/concept Datum
Oktober 2013 Opdrachtgever
Ministerie van Infrastructuur en Milieu Postbus 20901 2500 EX Den Haag Auteurs ir. Rachel Beerepoot
drs. Janneke Dijkers
Het overnemen uit deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld .
Inhoudsopgave
pag.
Samenvatting
I
1. Inleiding
1
1.1 Aanleiding
1
1.2 Onderzoeksvraag
3
1.3 Onderzoeksopzet
3
1.4 Leeswijzer
4
2. Reizen en bereikbaarheid
6
2.1 Reizen in de regio’s
7
2.2 Files
8
2.3 Reisinformatie
11
3. Woon-werkverkeer
15
3.1 Locatie van werken
23
3.2 Buiten de spits reizen
29
3.3 Vervoermiddel
33
4. Zakelijk verkeer
40
4.1 Buiten de spits reizen
43
4.2 Vervoermiddel
46
5. Reizen van en naar onderwijsinstelling
53
5.1 Reizen in de spits
53
5.2 Vervoermiddel
54
6. Overig verkeer
57
6.1 Winkelen
57
6.2 Sociaal culturele activiteiten
59
6.3 Recreatieve activiteiten
61
6.4 Bezoek aan (tand)arts/ziekenhuis
63
6.5 Reizen buiten de spits
64
6.6 Motieven gebruik vervoermiddel
66
Bijlage 1. Onderzoeksverantwoording
72
Bijlage 2. Congestietrajecten in de regio’s
77
Samenvatting
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Samenvatting
Samenvatting Inleiding In het programma Beter Benutten werken Rijk, regio en bedrijfsleven samen om de bereikbaarheid in de drukste regio's over weg, water en spoor te verbeteren. Het doel is om reistijdverlies als gevolg van files op de drukste punten in een aantal regio’s eind 2014 te verminderen met 20 procent. Naast de inzet op verbetering van openbaar vervoer, fiets, verkeersmanagement, intelligente transportsystemen en infrastructurele maatregelen is het stimuleren van gedragsverandering van reizigers hierin heel belangrijk. Dit kan onder andere gerealiseerd worden door er voor te kiezen om tenminste één dag per week niet in de spits met de auto naar en van het werk te reizen. Door bijvoorbeeld een ander vertrektijdstip te kiezen en daardoor de spits te mijden. Of door thuis te werken of op een andere werkplek. Of door een ander vervoermiddel te gebruiken: het openbaar vervoer, de (elektrische) fiets. Of door samen te reizen met een collega of een ander persoon in een auto (carpoolen). In dit onderzoek kijken we in hoeverre er ten opzichte van oktober 2012 veranderingen zijn in het reizen in de spits met de auto. Hierbij maken we onderscheid tussen verschillende reismotieven, zoals werk en onderwijs. De onderzoeksvraag die in dit onderzoek centraal staat is:
”Wat is per reismotief (woon-werkverkeer, zakelijk verkeer, reizen van en naar onderwijsinstelling en privé activiteiten) het reisgedrag van mobilisten in Nederland en in hoeverre is dit veranderd ten opzichte van beschikbare rapportages uit 2012?” Algemeen Tijdens de spitsuren is verreweg het grootste deel van de automobilisten woon-werkverkeer. Ongeveer 10 procent van de mensen is onderweg in de spits op de weg voor privé-activiteiten. Dit aandeel ligt in de ochtendspits iets lager en in de avondspits hoger. Op de dagen dat er minder woon-werkverkeer op de weg is, is er relatief meer privé verkeer op de weg. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de avondspits op woensdag en vrijdag. Het aantal studenten en scholieren dat met de auto naar hun onderwijsinstelling gaat is zeer beperkt, zij maken voornamelijk gebruik van openbaar vervoer en de fiets. Uit het onderzoek blijkt dat op de congestietrajecten waar de regio’s zich op richten, zie bijlage 2, door circa een kwart van de mobilisten minimaal één keer per week wordt gereisd. De mensen die op de congestietrajecten reizen, komen hoofdzakelijk uit de eigen regio en omliggende regio’s. Kijken we naar de files dan is de frequentie waarmee mensen in de file hebben gestaan flink afgenomen. De groep mensen die minimaal wekelijks in de file staat voor woon-werk verkeer is met ,13 procent gedaald, van 45 procent naar 32 procent.
I
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Samenvatting
Reisinformatie kan helpen om keuzes te maken waardoor congestie kan worden ontweken. De helft van de Nederlanders gebruikt nooit reisinformatie. Onder jongeren is het gebruik van reisinformatie veel hoger, 72 procent van de jongeren tussen 18 en 25 jaar gebruikt wel eens reisinformatie. Jongeren gebruiken het zowel voor- als tijdens de reis terwijl ouderen het meer voorafgaand aan de reis gebruiken. Woon-werkverkeer Het grootste aandeel automobilisten in de spits op de weg is woon-werk verkeer. Het aantal automobilisten op de weg per spits voor woon-werk verkeer is echter wel afgenomen, per week wordt er 2.6 miljoen keer minder in de spits gereden met de auto dan in 2012. Dit is een afname van 10 procent. Deze daling wordt enerzijds verklaard door een afname van de beroepsbevolking, mede als gevolg van de crisis en anderzijds doordat het reisgedrag wordt aangepast, gemiddeld reist men minder vaak met de auto in de spits voor woon-werk verkeer. De afname van het aantal spitsmomenten in de auto wordt met name veroorzaakt doordat vaker voor de fiets wordt gekozen in plaats van te carpoolen. Het aandeel dat alleen reist met de auto is gelijk gebleven. Het buiten de spits reizen met de auto is voor een deel van de werkenden een bewuste keuze en zij hebben hun reisgedrag hierop aangepast. Voor een ander deel van de werkenden is het een logisch gevolg van de werkzaamheden die zij verrichten, bijvoorbeeld doordat hun werktijden niet samenvallen met spitstijden. De sector gezondheidszorg, waar werkenden relatief weinig in de spits met de auto reizen, is een van de weinige sectoren waar het aantal banen is toegenomen ten opzichte van 2012. Deze sector kent echter weinig tot geen veranderingen in vervoermiddel, reistijden of op een andere locatie werken. Dat er veel buiten de spits wordt gereisd, hangt voor een groot deel samen met de brede variëteit in werktijden die reizen buiten spitstijden mogelijk maken. De werkenden hebben drie gedragsalternatieven om de wijze van vervoer naar hun werk aan te passen: de locatie van werken het tijdstip van werken en het vervoermiddel waarmee gereisd wordt. Het aandeel mensen dat op een vast werkadres werkt en het aandeel dat een of meerdere dagen thuis werkt, is gewijzigd ten opzichte van 2012. Het aandeel mensen dat op een andere locatie werkt is gelijk gebleven. Er is sprake van een toename van het werken op het vaste werkadres, oftewel bij de werkgever. Dit duidt op een beperkte afname van het thuiswerken omdat het aandeel dat elders werkt of niet werkt gelijk is gebleven.
II
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Samenvatting
We kunnen dit echter niet met zekerheid zeggen omdat ook vanwege een wijziging van de definitie het thuiswerken ten opzichte van 2012 is afgenomen. Overwerken bijvoorbeeld ’s avonds of in het weekend wordt niet meer tot thuiswerken gerekend. Dit zorgt met name voor een flinke daling van het thuiswerken in de zakelijke dienstverlening. Belangrijke motieven om thuis te werken zijn het zelf kunnen indelen van werk én het niet hebben van reistijd. Een beperkt deel van de thuiswerkers (15 procent) werkt eerst een aantal uren thuis om vervolgens als het rustiger is op de weg, alsnog naar het bedrijf te rijden. Van de werkenden die niet thuiswerken, wil tweederde deel wel graag thuiswerken, maar is dit vanwege hun werkzaamheden niet mogelijk. De groep die niet thuis wil werken, geeft aan het contact met de collega’s te missen en houdt werk en privé graag gescheiden. Werktijden bepalen voor een groot deel de reistijden en daarmee ook of in de spits wordt gereisd. Ten opzichte van 2012 zijn er geen verschuivingen in werktijden. De werktijden zijn voor mensen nog steeds zo dat driekwart in de ochtendspits moet reizen, al dan niet met de auto. Een derde van de werkenden geeft aan flexibele werktijden te hebben. Toch wil niet iedereen zijn werktijden verschuiven om buiten de spits te kunnen reizen. Het gezins- en sociale leven is een belangrijke factor om de werktijden niet te verschuiven zodat buiten de spits kan worden gereisd. Mensen die wel buiten de spits reizen doen dit voor het grootste deel (62 procent) omdat hun werktijden zo zijn dat niet in de spits hoeft te worden gereisd. Daarnaast geeft 16 procent aan dat zij dit doen omdat het dan rustig is op de weg. Werktijden en minder in de file staan zijn ook de twee meest genoemde motieven om vaker buiten de spits te gaan reizen. Het gebruik van de auto om naar het werk te gaan is afgenomen ten opzichte van 2012. Dit komt doordat het carpoolen flink is gedaald en het gebruik van de fiets is toegenomen. Het aandeel mensen dat alleen in de auto naar het werk gaat is gelijk gebleven.
III
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Samenvatting
De meest genoemde motieven voor gebruik van de vier meest gebruikte vervoermiddelen zijn hieronder weergegeven: Auto
(e)-Fiets
1. Snelheid
1. Goed voor gezondheid
2. Comfort
2. Goedkoop
3. Voldoende parkeergelegenheid bij werk
3. Snelheid
4. Ook tijdens werktijd nodig
4. Goed voor milieu
5. In verband met andere bezigheden (bv. kinderen van en
5. Comfort
naar school brengen Openbaar Vervoer
Carpoolen
1. Snelheid
1. Snelheid
2. Comfort
2. Comfort
3. Hiervoor krijg ik vergoeding
3. Voldoende parkeergelegenheid bij werk
4. Geen auto beschikbaar
4 Vervoermiddel ook tijdens werktijd nodig
5. Goed voor het milieu
5. Ik heb lease auto/bedrijfswagen
De mensen die aangeven naast de auto ook andere vervoermiddelen te gebruiken, doen dit hoofdzakelijk vanwege kosten, gezondheid en het milieu. Naast deze motieven zou ook een goede verbinding met het openbaar vervoer er aan bijdragen dat vaker voor een ander vervoermiddel wordt gekozen. De noodzaak om gedrag aan te passen is voor een groot deel van de werkenden niet aanwezig, omdat men geen last heeft van files. Op het traject waar zij reizen staan bijvoorbeeld geen files of werktijden zijn zodanig dat zij niet in de spits reizen. Voor een grote groep geldt dat men niet flexibel is in werktijden of locatie van werken. Zij zijn alleen flexibel in hun vervoersmiddel. Hun werk leent zich niet voor thuiswerken of beginnen op een later tijdstip, denk bijvoorbeeld aan onderwijs en gezondheidszorg. Deze groep reist echter om andere redenen niet vaak met de auto in de spits. Hun werktijden zijn vaak zo dat zij een of meerdere spitsen kunnen mijden. Ook kunnen zij gemakkelijker dicht bij hun werk wonen, omdat het type werk bijvoorbeeld in iedere stad of dorp aanwezig is, en zij daardoor met een ander vervoermiddel, de fiets, naar hun werk kunnen reizen. Voor de mensen die wel flexibel zijn, liggen de meeste kansen in veranderingen in het vervoermiddel of bij de groep mensen die last heeft van de files. Het rustiger zijn op de weg is namelijk het meest genoemde motief om de reistijden aan te passen. Voor het wijzigen van het vervoermiddel zijn kosten, reistijd en bereikbaarheid met het openbaar vervoer belangrijke motieven om voor een ander vervoermiddel te kiezen.
IV
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Samenvatting
Ontwikkelingen bij sectoren waar veel met de auto in de spits wordt gereisd: Bouw: Er is een afname van het aantal werkenden in de bouw en ook het aantal spitsmomenten in de auto is gedaald van gemiddeld 6,5 naar 6,2 keer per week, waardoor ook het absolute aantal spitsmomenten in de auto afneemt. Het thuiswerken in de bouw is ongeveer gelijk gebleven en het gebruik van de auto als meest gebruikte vervoermiddel is afgenomen. ICT/Zakelijke dienstverlening: het aantal banen in deze sector neemt iets af. De flexibiliteit is vaak groot, maar het thuiswerken is sterk gedaald. Het gebruik van de auto is gelijk gebleven en het reizen tijdens de spitstijden ongeacht het vervoermiddel is iets toegenomen. Mogelijk dat werknemers in deze sector als gevolg van de crisis en angst voor hun baan hun gezicht vaker en langer op kantoor willen laten zien. Industrie: In de industrie is ook sprake van een afname van het aantal banen waardoor het aantal spitsmomenten in de auto in deze sector ook afneemt. Daarnaast is ook het gebruik van de auto afgenomen en heeft plaatsgemaakt voor het gebruik van de fiets ook tijdens spitstijden. Het thuiswerken is iets afgenomen en er is geen grote verandering in werktijden. Verschillen tussen regio’s met betrekking tot het met de auto buiten de spits reizen lijken sterk samen te hangen met de opbouw van de werkgelegenheid over de verschillende sectoren in een regio en de bijbehorende reispatronen per sector. Zakelijk verkeer Naast woon-werk verkeer is het zakelijk verkeer onderzocht, verkeer buiten het woon-werk verkeer om bijvoorbeeld naar een afspraak met een klant te gaan. Het zakelijk verkeer neemt toe ten opzichte van 2012, maar het aandeel frequente zakelijke reizigers neemt af. Sectoren die veel voor woon-werkverkeer met de auto in de spits reizen hebben ook relatief veel frequente zakelijke reizigers. Denk hierbij aan de sectoren bouw, vervoer en zakelijke dienstverlening. Bij zakelijk verkeer is buiten de spits reizen gebruikelijker dan voor woon-werkverkeer, maar ten opzichte van 2012 is het buiten de spits reizen wel iets afgenomen. Afspraken met klanten/leveranciers zijn een belangrijk motief om in de spits te reizen. Het wordt in 2013 ten opzichte van 2012 minder op ontbreken van flexibiliteit van de werkgever geschoven. Als afspraken met klanten/leveranciers anders zouden kunnen worden ingepland zou men ook vaker buiten de spits gaan reizen.
V
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Samenvatting
Er is geen verandering in gebruik van het meest gebruikte vervoermiddel, de auto wordt nog steeds het meest gebruikt. Hoewel meer mensen alternatieven voor het gebruik van de auto zien is het incidentele gebruik van alternatieven voor de auto wel sterk afgenomen. Per saldo is het gebruik van de auto voor zakelijk verkeer dus toegenomen. Snelheid en comfort zijn nog steeds de belangrijkste motieven bij de keuze van vervoermiddelen. Dit geldt voor zowel de auto als het openbaar vervoer. Hoewel onbereikbaarheid met het openbaar vervoer niet als motief wordt gegeven voor de huidige keuze van het vervoermiddel geven autogebruikers wel aan dat zij vaker voor een alternatief vervoermiddel, bijv. het openbaar vervoer zouden kiezen als er een goede verbinding met het openbaar vervoer zou zijn naar de locatie waar zij naar toe moeten. Ook reistijd speelt bij de keuze voor een alternatief vervoermiddel een belangrijke rol. Bij zakelijk reizen wordt meer aan multitasken tijdens het reizen gedaan dan bij woon-werkverkeer. Dit geldt voor alle typen vervoermiddelen, in de auto voert ruim een derde van de zakelijke reizigers wekelijks of vaker telefonisch overleg. In het openbaar vervoer wordt weer vaker gebruik gemaakt van internet of worden documenten gelezen. Hier liggen kansen voor het openbaar vervoer waarbij het uitvoeren van andere activiteiten veiliger is. Reizen naar onderwijsinstelling Het openbaar vervoer is net als in 2012 het meest gebruikte vervoermiddel om naar de onderwijsinstelling te reizen. Het bezit van een OV studentenkaart is een veelgenoemde reden om met het openbaar vervoer te reizen. Wel is het deel van de studenten/scholieren dat met het openbaar vervoer reist iets gedaald. Het gebruik van de auto door studenten/scholieren is zeer beperkt, slechts 4 procent gebruikt de auto om naar de onderwijsinstellingen te gaan. Zij reizen dus ook minimaal op de congestietrajecten zoals weergegeven in bijlage 2. Studenten en scholieren reizen vaker in de ochtendspits dan in de avondspits, bijna de helft reist in de ochtendspits en ongeveer een derde in de avondspits. Een verschuiving van de onderwijstijden vindt slechts een kwart van de studenten en scholieren een goed plan. De studenten die dit geen goed plan vinden, geven aan dat zij bang zijn dat zij bij het verschuiven van de onderwijstijden in de avondspits terecht komen. Ze vinden dat zij dan te laat thuis komen én ze hebben geen probleem met het reizen in de ochtendspits. Reizen voor privé activiteiten Naast het reizen voor werk of voor studie zijn er ook nog tal van andere privé motieven waarvoor gereisd kan worden. In de ochtendspits reist 3 procent van de Nederlanders voor privé doeleinden met de auto. Dit zijn 350.000 spitsmomenten per ochtendspits. In tegenstelling tot woon-werkverkeer reist in de avondspits een groter aandeel Nederlanders voor privé doeleinden met de auto, tussen de 4 procent op maandag en 6 procent op vrijdag. Dit zijn 600.000 tot ruim 800.000 spitsmomenten.
VI
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Samenvatting
In het algemeen zijn de verschillen tussen 2012 en 2013 op het gebied van privéreizen klein. Men reist ook in 2013 het vaakst privé in de spits met de auto voor het bezoek aan familie en vrienden, gevolgd door het reizen om te winkelen en bezoek aan een (tand)arts/ziekenhuis. Het grootste aandeel reizigers heeft bestemmingsregio’s voor het bezoek aan familie/vrienden in de Randstad, met name Amsterdam en Rotterdam (ieder 15 procent van de Nederlanders). Ten opzichte van 2012 is het aandeel mensen dat reist in de spits voor bezoek aan vrienden en familie en voor bezoek aan (tand)arts/ziekenhuis wel toegenomen, respectievelijk met 7 en 2 procent. Het aandeel mensen dat reist in de spits om te gaan winkelen is afgenomen met 5 procent. De auto en het openbaar vervoer zijn de meest gebruikte vervoermiddelen. Bij het winkelen zien we een toename van de fiets als vervoermiddel, en bij sociaal culturele activiteiten wordt vaker dan in 2012 met het openbaar vervoer gereisd, voor medische bezoeken geldt juist weer dat men vaker de auto neemt in plaats van het openbaar vervoer. De privéreizigers kunnen in een op de tien gevallen niet buiten de spits reizen. Bijna 80 procent zou dit wel doen, mits het tijdstip van de activiteit anders zou kunnen zijn. Men kiest vooral voor de auto vanwege de snelheid en het comfort, en in mindere mate vanwege de af te leggen afstand en het vervoer van spullen, zoals koffers. Overall conclusies Ongeacht het reismotief blijkt dat we minder in de file staan en ook reizen we minder met de auto in de spits. We pakken vaker de fiets voor woon-werk verkeer, dit sluit aan bij de grote bekendheid en de grote tevredenheid van de fietsmaatregelen waar door de Beter Benutten regio’s op is ingezet, wat blijkt uit het gebruikersonderzoek van Beter Benutten. Toch werken we minder thuis. Uit het gebruikersonderzoek van Beter Benutten blijkt ook dat maatregelen als SLIM prijzen invloed hebben op het mobiliteitsgedrag van mensen. Dit sluit aan bij de bevindingen uit dit onderzoek waarbij mensen aangeven dat kosten een belangrijk motief zijn in de keuzes die zij maken in het reizen. Daarnaast is reistijd voor alle reismotieven een belangrijk aspect bij de afweging voor de wijze waarop men gaat reizen. Tenslotte is ongeveer 10 procent van de automobilisten in de ochtendspits en rond de 20 procent van de automobilisten in de avondspits op de weg voor privé doeleinden. De flexibiliteit om buiten de spits te reizen blijkt groter dan bij het woon-werkverkeer. Hier ligt dus een mogelijkheid om deze mensen uit de auto of uit de spits te krijgen.
VII
Hoofdstuk
Inleiding
1
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Inleiding
1. Inleiding 1.1 Aanleiding In het programma Beter Benutten werken Rijk, regio en bedrijfsleven samen om de bereikbaarheid in de drukste regio's over weg, water en spoor te verbeteren. Het doel is om reistijdverlies als gevolg van files op de drukste punten in een aantal regio’s eind 2014 te verminderen met 20 procent. Hiertoe zijn in tien regio’s punten aangewezen waar de verkeersdruk groot is. In figuur 1.1. zijn deze regio’s weergegeven. Naast de inzet op verbetering van openbaar vervoer, fiets, verkeersmanagement, ITS en infrastructurele maatregelen is het stimuleren van gedragsverandering van reizigers hierin heel belangrijk. Dit kan gerealiseerd worden door er voor te kiezen om tenminste één dag per week niet in de spits met de auto naar en van het werk te reizen, door bijvoorbeeld een ander vertrektijdstip te kiezen en daardoor de spits te mijden. Of door thuis te werken of op een andere werkplek. Of door een ander vervoermiddel te gebruiken: het openbaar vervoer, de (elektrische) fiets. Of door samen te reizen met een collega of een ander persoon in een auto (carpoolen).
1
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Inleiding
Figuur 1.1. De tien beter benutten regio’s.
2
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Inleiding
Om meer inzicht te krijgen in de ontwikkeling van het reisgedrag van mobilisten en de motieven en belemmeringen die daarbij een rol spelen vindt een onderzoek plaats. In oktober 2012 heeft een nulmeting plaatsgevonden en in september 2013 een één meting. In deze rapportage worden de resultaten van het onderzoek weergegeven.
1.2 Onderzoeksvraag In dit onderzoek staat de volgende onderzoeksvraag centraal:
“Wat is per reismotief (woon-werkverkeer, zakelijk verkeer, reizen van en naar onderwijsinstelling en privé activiteiten) het reisgedrag van mobilisten in Nederland en in hoeverre is dit veranderd ten opzichte van beschikbare rapportages uit 2012?”
1.3 Onderzoeksopzet Het onderzoek heeft plaatsgevonden door middel van een online onderzoek onder leden van een landelijk panel. Het gaat om werkenden en niet-werkenden in het algemeen in Nederland. Dus niet specifiek om mensen die met maatregelen in aanraking zijn gekomen. De nulmeting heeft plaatsgevonden gedurende de maand oktober 2012, de meting in 2013 vond plaats in de maand september. De onderzoeksverantwoording vindt u in de bijlage. Gekeken wordt naar ontwikkelingen en verschillen tussen beide metingen. In het rapport wordt gesproken over de subjectieve inschatting van respondenten. Ten opzichte van de meting in 2012 zijn in 2013 de spitstijden geobjectiveerd door te vragen naar tijdstippen waarop wordt gereisd. Toch blijven de redenen die respondenten opgeven voor bijvoorbeeld het wel of niet buiten de spits kunnen reizen hun eigen beleving. Aan de meting in 2012 hebben 12.655 respondenten meegewerkt, in 2013 hebben 11.059 mensen de vragenlijst ingevuld. De respondenten zijn in 2013 in de leeftijd van 18 t/m 85 jaar. Een analyse van de respons vindt u in de bijlage met onderzoeksverantwoording.
3
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Inleiding
Ten opzichte van 2012 hebben een aantal wijzigingen plaatsgevonden om het onderzoek aan te scherpen, het is echter goed hier rekening mee te houden bij het lezen van het rapport en het interpreteren van de resultaten: De afbakening van de regio Amsterdam is gewijzigd. Er zijn 21 gemeentes toegevoegd, met name in de regio Haarlem en Hilversum. De regio Haaglanden is uitgebreid met de gemeente Leiden. De regio Overig NL is gewijzigd omdat de vroegere Slim Werken Slim Reizen regio’s nu onder overig NL vallen. Daarnaast behoorden de 21 gemeenten die nu bij Amsterdam hoorden eerst bij de regio Overig NL. De leeftijdscategorie waarin respondenten zijn geënquêteerd is uitgebreid van 18 tot 65 jaar naar 18 tot 85 jaar. Dit heeft met name gevolgen voor het motief privé activiteiten. Er is een scherpere afbakening genomen voor de doelgroepen onderwijsinstelling en werkenden. Alleen wanneer de hoofdbezigheid werk of school was zijn de betreffende vragen voorgelegd. Voor werkenden zijn de resultaten van 2012 herberekend. Voor het reizen naar onderwijsinstelling betekent het dat alleen de resultaten worden weergegeven voor studenten en scholieren en niet voor werknemers van deze instellingen. Bij het thuiswerken is alleen nog gevraagd of op reguliere werkdagen wordt thuisgewerkt, het overwerken in het weekend of op niet-werkdagen is daarom niet meegenomen in het thuiswerken.
1.4 Leeswijzer Het rapport is zo ingericht dat per reismotief uit de onderzoeksvraag een hoofdstuk is gemaakt. Voorafgaand aan deze reismotieven wordt in hoofdstuk twee een beschrijving gegeven van reizen en bereikbaarheid in het algemeen. Vervolgens wordt in hoofdstuk drie het woon-werkverkeer beschreven, in hoofdstuk vier het zakelijk verkeer buiten woon-werkverkeer om, in hoofdstuk vijf het reizen naar onderwijsinstellingen door studenten en scholieren en tenslotte in hoofdstuk zes het reizen voor privé activiteiten.
4
2
Hoofdstuk
Reizen en bereikbaarheid
5
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Reizen en bereikbaarheid
2. Reizen en bereikbaarheid In de spitsuren is het grootste aandeel van de automobilisten op de weg woon-werkverkeer. Toch is ook ongeveer 10 procent van de mensen in de spits op de weg voor privé-activiteiten. Dit aandeel ligt in de ochtendspits iets lager en in de avondspits hoger. Op de dagen dat er minder woon-werkverkeer op de weg is, is er relatief meer privé verkeer op de weg. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de avondspits op woensdag en vrijdag. Het aantal studenten en scholieren dat met de auto naar hun onderwijsinstelling gaat is zeer beperkt, zij maken voornamelijk gebruik van openbaar vervoer en de fiets. Uit het onderzoek blijkt dat op de congestietrajecten waar de regio’s zich op richten, zie bijlage 2, door een kleine groep (20 tot 30 procent van de mensen die in een regio reist) wekelijks of vaker wordt gereisd. De mensen die op de congestietrajecten reist, komt hoofdzakelijk uit de eigen regio en omliggende regio’s. Kijken we naar de files dan is de frequentie waarmee mensen in de file hebben gestaan flink afgenomen. De groep mensen die minimaal wekelijks in de file staat voor woon-werk verkeer is met 13 procent gedaald, van 45 procent naar 32 procent. Reisinformatie kan helpen om keuzes te maken waardoor congestie kan worden vermeden. De helft van de Nederlanders gebruikt nooit reisinformatie. Onder jongeren is het gebruik van reisinformatie veel hoger. Zij zijn ook meer aan het multitasken tijdens het reizen, bijvoorbeeld door te internetten of te bellen maar gebruiken ook veel reisinformatie onderweg, via meerdere kanalen.
Kleine toename van het zakelijk verkeer In Nederland reist bijna iedereen wel eens voor een of meerdere doeleinden. Bijna alle werkenden reizen om naar hun werk te gaan en een derde (32 procent) van de werkenden reist voor zakelijk verkeer. Dit is verkeer buiten woon-werkverkeer om, bijvoorbeeld om een klant te bezoeken. Hiermee is het zakelijk verkeer ten opzichte van 2012 iets gestegen met 2 procent. Voor niet werkgerelateerde reizen zijn er flinke veranderingen in het aandeel mensen dat voor een bepaald reisdoel reist. Dit wordt mogelijk veroorzaakt doordat in de meting van 2013 ook respondenten boven de 65 jaar zijn uitgenodigd bij de niet-werkenden. Daarnaast zijn bij het reizen naar een school/onderwijsinstelling dit maal alleen de scholieren/studenten meegerekend en niet de werknemers van de onderwijsinstellingen. Winkelen en/of boodschappen doen is het doel dat het meeste voorkomt onder de Nederlandse bevolking, gevolgd door sociaal-culturele activiteiten. Maar ook nog ruim een de helft van de Nederlandse bevolking heeft in de afgelopen maanden gereisd voor een bezoek aan een (tand)arts en/of ziekenhuis.
6
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Reizen en bereikbaarheid
Tabel 2.1. Reisdoeleinden van Nederlanders niet gerelateerd aan werk. 2012
2013
winkelen/boodschappen
74%
75%
sociaal-culturele activiteiten
63%
72%
recreatieve activiteiten
56%
66%
bezoek (tand)arts/ziekenhuis
36%
53%
school/onderwijsinstelling
14%
3%
In dit hoofdstuk gaan wij in op de mate waarin Nederlanders te maken hebben met files, in welke regio ze reizen en de wijze waarop zij reisinformatie verzamelen.
2.1 Reizen in de regio’s Gevraagd is in welke regio’s de mensen voornamelijk reizen. De meeste mensen reizen in hun eigen regio. Maar uit het hele land reizen mensen ook relatief vaak in Amsterdam en Utrecht. Opvallend is het relatief kleine aandeel mensen dat in de eigen regio reist in Zwolle-Kampen, 80 procent.
Tabel 2.2. Percentage inwoners van de regio dat in de regio’s reist.
In geen van bovenstaande regio’s
Groningen-Assen
Zwolle-Kampen
Twente
Arnhem-Nijmegen
Provincie Noord-Brabant
Maastricht en omgeving
Provincie Utrecht
Rotterdam en omgeving
Amsterdam
Haaglanden/Leiden
Regio waarin gereisd wordt
Woonregio Haaglanden
92%
29%
45%
19%
5%
11%
5%
2%
3%
4%
2%
Amsterdam
18%
90%
14%
34%
5%
10%
8%
4%
5%
5%
5%
Rotterdam
28%
20%
96%
19%
4%
15%
5%
2%
2%
2%
1%
Utrecht
11%
41%
17%
94%
4%
13%
15%
5%
6%
5%
1%
Maastricht
3%
20%
9%
12%
94%
24%
7%
0%
1%
2%
3%
Brabant
7%
20%
19%
20%
13%
91%
18%
3%
3%
3%
2%
Arnhem-Nijmegen
7%
23%
9%
25%
5%
23%
92%
6%
5%
4%
4%
Twente
6%
22%
7%
17%
3%
7%
14%
91%
15%
10%
2%
Zwolle-Kampen
4%
25%
8%
24%
3%
5%
16%
14%
80%
20%
5%
Groningen-Assen
6%
19%
7%
16%
3%
5%
7%
6%
16%
92%
4%
Overig Nederland
20%
31%
30%
27%
16%
15%
19%
8%
17%
13%
8%
7
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Reizen en bereikbaarheid
De mensen die in de regio’s Haaglanden/Leiden, Rotterdam, Brabant en Twente reizen, rijden het vaakst ook op de congestietrajecten. In de regio’s Groningen-Assen, Zwolle-Kampen, Arnhem-Nijmegen, Utrecht en Amsterdam wordt het minst vaak op de congestietrajecten gereisd. In bijlage 2 wordt per regio aangegeven wat de congestietrajecten zijn. Figuur 2.1. Frequentie waarmee op de congestietrajecten in de regio’s wordt gereisd.
2.2 Files Bijna twee derde van de Nederlanders heeft het afgelopen jaar in de file gestaan op een snelweg, 35 procent op provinciale wegen en 28 procent op 50 km wegen. Dit is lastig te vergelijken met vorig jaar omdat toen ook naar oponthoud werd gevraagd en dit jaar is specifiek gevraagd of men in de file heeft gestaan.
8
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Reizen en bereikbaarheid
Hoe verder van de Randstad hoe minder last van files Grofweg kunnen we zeggen dat de inwoners van de Randstad het meeste te maken hebben met files. De regio’s die verder van de Randstad liggen, Maastricht, Arnhem-Nijmegen, Twente, Zwolle-Kampen, en Groningen-Assen hebben het minst te maken met files op de snelweg. Frequentie waarmee men in de file staat is afgenomen In de file staan en met name wanneer dit vaker voorkomt, kan een stimulator zijn om reisgedrag aan te passen. Tussen de nul- en de éénmeting is de frequentie van in de file staan afgenomen. Een groter aandeel staat nooit of zelden in de file. Dit geldt zowel voor woon-werkverkeer als voor privé ritten. In 2013 staat ruim een derde zelden of nooit in de file, in 2012 was dit nog ruim een kwart. Ook zien we dat voor privéritten reizenden minder vaak in de file staan dan voor woon-werkverkeerritten. Mogelijk is men daarom eerder geneigd verandering aan te brengen die gevolgen hebben voor woonwerkverkeer dan voor privéritten, die al vaker plaatsvinden op momenten dat er geen file staat, bijvoorbeeld in het weekend of ’s avonds. Van de werkenden staat ruim een derde (36 procent) zelden of nooit in de file voor woon-werkverkeer. Bijna een derde (32 procent) staat 1 of meerdere keren per week in de file, dit was in 2012 nog 45 procent. De overigen staan wel eens in de file, maar niet wekelijks, zie figuur 2.2 op de volgende bladzijde. Tijdens privéritten staat 10 procent van de Nederlanders wekelijks in de file in 2013, in 2012 was dit nog 19 procent. In 2013 stond daarnaast 36 procent zelden of nooit in de file in 2013 voor privé ritten. Twee tot drie keer per maand staat 14 procent van de Nederlanders in de file tijdens privé ritten en 40 procent staat minder dan één keer per maand in de file.
9
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Reizen en bereikbaarheid
Figuur 2.2. Aantal maal dat men in de file staat voor woon-werkverkeer en voor privé ritten.
Acceptatie en berusting meest voorkomende gevoelens in de file Wanneer men in de file staat, zijn acceptatie en berusting veel voorkomende gevoelens, maar ook irritatie en frustratie worden veel genoemd. Gevoelens die minder vaak voorkomen zijn boosheid, bezorgdheid, ontspanning en stress. Zie onderstaande tabel.
10
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Reizen en bereikbaarheid
Tabel 2.3. Gevoelens die opkomen wanneer men in de file staat. acceptatie
2012 42%
2013 43%
berusting
38%
42%
irritatie
35%
33%
frustratie
22%
20%
stress
15%
13%
ontspanning
7%
6%
boosheid
6%
6%
bezorgdheid
7%
6%
2.3 Reisinformatie Reisinformatie helpt mensen bij het plannen van hun reis. Zowel vooraf als tijdens de reis helpt het de reiziger keuzes te maken voor een vervoermiddel of route. Daarnaast helpt het de reiziger om overzicht te behouden in de aankomsttijd. Reisinformatie kan op verschillende manieren worden gegeven. De helft van de mensen gebruikt (bijna) nooit reisinformatie en 15 procent dagelijks. Mannen gebruiken vaker reisinformatie dan vrouwen. En ook jongere mensen gebruiken vaker reisinformatie dan oudere mensen. In de leeftijdscategorie 18 tot en met 25 jaar gebruikt 72 procent maandelijks of vaker reisinformatie, dit is in de groep 65 jaar en ouder slechts 40 procent. Figuur 2.3: Frequentie waarmee mensen reisinformatie gebruiken
De meeste reizigers die reisinformatie gebruiken zoeken voorafgaand aan hun reis reisinformatie (62 procent). Een kwart zoekt zowel voor als tijdens de reis naar reisinformatie en het overige deel alleen tijdens de reis. Hier zijn wel verschillen in tussen de verschillende leeftijdscategorieën. Hoe ouder de reiziger hoe groter het aandeel dat vooraf naar reisinformatie zoek. In de jongere leeftijdscategorieën wordt ook vaak zowel voor als tijdens de reis naar reisinformatie gezocht. Mogelijk dat deze leeftijdscategorieën ook vaker de beschikking hebben over middelen om tijdens de reis naar reisinformatie te zoeken zoals bijvoorbeeld een smartphone.
11
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Reizen en bereikbaarheid
Figuur 2.4: Frequentie waarmee mensen reisinformatie gebruiken
De meest gebruikte manier waarop reisinformatie wordt verkregen is een website, radio en navigatie. Krantenadvertenties en televisie worden zeer beperkt gebruikt. De meest bezochte websites voor reisinformatie zijn: 92920v.nl, ns.nl, anwb.nl, fileindex.nl, filemelding.nl, tomtom.nl, nu.nl, vid.nl, vananaarbeter.nl, routeplanner.nl, routenet.nl en sites van de lokale vervoerders. De meest gebruikte apps voor op de telefoon zijn: 9292ov, anwb, buienradar, fileflits, connexxion, apps voor flitsers (bv. flitsmeister), verkeer pro, navigon, ns, reisplanner extra, nu en vid. Tabel 2.4. Wijze waarop reisinformatie wordt verkregen 2013 website
45%
radio
34%
navigatie
29%
borden boven de weg
26%
app
24%
teletekst
18%
op het station of bij de bus/tram/metrohalte
16%
informatie schermen in de bus/trein/tram/metro
12%
televisie
7%
krantenadvertenties
3%
anders, namelijk
1%
12
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Reizen en bereikbaarheid
Op basis van de reisinformatie passen de meeste mensen die reisinformatie gebruiken doorgaans hun vertrektijd aan (47 procent) gevolgd door het aanpassen van de route. Slechts een heel klein deel (1 procent) gaat niet op reis. In de categorie anders wordt voornamelijk genoemd dat de informatie voor kennisgeving wordt aangenomen of dat het sterk afhankelijk is van de situatie. Figuur 2.5: Wijze waarop mensen hun reis aanpassen op basis van reisinformatie
13
3
Hoofdstuk
Woon-werkverkeer
14
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
3. Woon-werkverkeer Het grootste aandeel automobilisten in de spits op de weg is woon-werk verkeer. Het aantal automobilisten op de weg per spits voor woon-werk verkeer is echter wel afgenomen, per week wordt er 2.6 miljoen keer minder in de spits gereden met de auto dan in 2012. Deze daling wordt enerzijds verklaard door een afname van de beroepsbevolking, waarschijnlijk als gevolg van de crisis en anderzijds doordat het reisgedrag wordt aangepast en er gemiddeld minder vaak met de auto in de spits wordt gereisd voor woon-werk verkeer. De afname van het aantal spitsmomenten in de auto wordt met name veroorzaakt doordat vaker voor de fiets wordt gekozen in plaats van dat men gaat carpoolen. Het alleen reizen met de auto is gelijk gebleven. Het buiten de spits reizen met de auto is voor een deel van de werkenden een bewuste keuze en zij hebben hun reisgedrag hierop aangepast. Voor een ander deel van de werkenden is het een logisch gevolg van de werkzaamheden die zij moeten verrichten, bijvoorbeeld doordat hun werktijden zo zijn dat zij niet altijd in de spits hoeven te reizen. De sector gezondheidszorg waar relatief weinig in de spits met de auto wordt gereisd is een van de weinige sectoren waar het aantal banen is toegenomen ten opzichte van 2012. Deze sector kent echter weinig tot geen veranderingen in vervoermiddel, reistijden of op een andere locatie werken. Dat er veel buiten de spits wordt gereisd is mogelijk te verklaren doordat werktijden zo zijn dat niet in de spits hoeft te worden gereisd. De werkenden hebben drie gedragsalternatieven om de wijze van vervoer naar hun werk aan te passen: • de locatie van werken • het tijdstip van werken • en het vervoermiddel waarmee gereisd wordt. In de locatie van werken zijn er verandering ten opzichte van 2012 in het aandeel mensen dat op het vaste werkadres werkt en het aandeel dat een of meerdere dagen thuis werkt. Het aandeel mensen dat op een andere locatie werkt is gelijk gebleven. Er is sprake van een toename van het werken op het vaste werkadres, oftewel bij de werkgever. Dit duidt op een beperkte afname van het thuiswerken omdat het aandeel dat elders werkt of niet werkt gelijk is gebleven. We kunnen dit echter niet met zekerheid zeggen omdat ook vanwege een wijziging van de definitie het thuiswerken ten opzichte van 2012 is afgenomen. Overwerken bv. ’s avonds of in het weekend wordt niet meer tot thuiswerken gerekend. Dit zorgt met name voor een flinke daling van het thuiswerken in de zakelijke dienstverlening. Belangrijke motieven om thuis te werken zijn dat mensen hun werk zelf in kunnen delen of omdat ze geen reistijd hebben. Het eerst een aantal uren thuiswerken en vervolgens naar het werk rijden als het rustiger is op de weg wordt nog maar door een klein deel van de thuiswerkers gedaan, 15 procent.
15
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
Van de werkenden die niet thuiswerken is het over het algemeen geen onwil, tweederde van hen geeft aan wel thuis te willen werken, maar hun werkzaamheden kunnen niet thuis uitgevoerd worden. De groep die niet thuis wil werken mist het contact met collega’s en houd werk en privé graag gescheiden. Werktijden bepalen voor een groot deel de reistijden en daarmee ook of in de spits wordt gereisd. Ten opzichte van 2012 zijn er geen verschuivingen in werktijden. De werktijden zijn voor mensen nog steeds zo dat driekwart in de ochtendspits moet reizen, al dan niet met de auto. Een derde van de werkenden geeft aan flexibele werktijden te hebben. Toch wil niet iedereen zijn werktijden verschuiven om buiten de spits te kunnen reizen. Het gezins- en sociale leven is een belangrijke factor om de werktijden niet te verschuiven zodat buiten de spits kan worden gereisd. Mensen die wel buiten de spits reizen doen dit voor het grootste deel (62 procent) omdat hun werktijden zo zijn dat niet in de spits hoeft te worden gereisd. Daarnaast geeft 16 procent aan dat zij dit doen omdat het dan rustig is op de weg. Werktijden en minder in de file staan zijn ook de twee meest genoemde motieven om vaker buiten de spits te gaan reizen. Het gebruik van de auto om naar het werk te gaan is afgenomen ten opzichte van 2012. Dit komt doordat het carpoolen flink is gedaald en het gebruik van de fiets is toegenomen. Het aandeel mensen dat alleen in de auto naar het werk gaat is gelijk gebleven. De meest genoemde motieven voor gebruik van de vier meest gebruikte vervoermiddelen zijn hieronder weergegeven:
Auto 1. Snelheid 2. Comfort 3. Voldoende parkeergelegenheid bij werk 4. Ook tijdens werktijd nodig 5. In verband met andere bezigheden (bv. kinderen van en naar school brengen)
(e)-Fiets 1. Goed voor gezondheid 2. Goedkoop 3. Snelheid 4. Goed voor milieu 5. Comfort
Openbaar Vervoer 1. Snelheid 2. Comfort 3. Hiervoor krijg ik vergoeding 4. Geen auto beschikbaar 5. Goed voor het milieu
16
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
Carpoolen 1. Snelheid 2. Comfort 3. Voldoende parkeergelegenheid bij werk 4 Vervoermiddel ook tijdens werktijd nodig 5. Ik heb lease auto/bedrijfswagen De mensen die aangeven naast de auto ook andere vervoermiddelen te gebruiken doen dit hoofdzakelijk vanwege kosten, gezondheid en het milieu. Naast deze motieven zou ook een goede verbinding met het openbaar vervoer er aan bijdragen dat vaker voor een ander vervoermiddel wordt gekozen. De noodzaak om gedrag aan te passen is voor een groot deel van de werkenden niet aanwezig, omdat men geen last heeft van files. Op het traject waar zij reizen staan bijvoorbeeld geen files of werktijden zijn zodanig dat zij niet in de spits reizen. Voor een grote groep geldt dat men niet flexibel is in werktijden of locatie van werken. Zij zijn alleen flexibel in hun vervoersmiddel. Hun werk leent zich niet voor thuiswerken of beginnen op een later tijdstip, denk bijvoorbeeld aan onderwijs en gezondheidszorg. Deze groep reist echter om andere redenen niet vaak met de auto in de spits. Hun werktijden zijn vaak zo dat zij een of meerdere spitsen kunnen mijden. Ook kunnen zij gemakkelijker dicht bij hun werk wonen, omdat het type werk bijvoorbeeld in iedere stad of dorp aanwezig is, en daardoor met een ander vervoermiddel, de fiets, naar hun werk kunnen reizen. De mensen die wel flexibel zijn, liggen de meeste kansen in veranderingen in het vervoermiddel of bij de groep mensen die last heeft van de files. Het rustiger zijn op de weg is namelijk het meest genoemde motief om de reistijden aan te passen. Voor het wijzigen van het vervoermiddel zijn kosten, reistijd en bereikbaarheid met het openbaar vervoer belangrijke motieven om voor een ander vervoermiddel te kiezen. Ontwikkelingen bij sectoren waar veel met de auto in de spits wordt gereisd: Bouw: Er is een afname van het aantal werkenden in de bouw en ook het aantal spitsmomenten in de auto is gedaald van gemiddeld 6,5 naar 6,2 keer per week. Waardoor ook het absolute aantal spitsmomenten in de auto afneemt. Het thuiswerken in de bouw is ongeveer gelijk gebleven en het gebruik van de auto als meest gebruikte vervoermiddel is afgenomen. ICT/Zakelijke dienstverlening: het aantal banen in deze sector neemt iets af. De flexibiliteit is vaak groot maar het thuiswerken is sterk gedaald. Het gebruik van de auto is gelijk gebleven en het reizen tijdens de spitstijden ongeacht het vervoermiddel is iets toegenomen. Mogelijk dat werknemers in deze sector als gevolg van de crisis en angst voor hun baan hun gezicht vaker en langer op kantoor willen laten zien.
17
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
Industrie: In de industrie is ook sprake van een afname van het aantal banen waardoor het aantal spitsmomenten in de auto in deze sector ook afneemt. Daarnaast is ook het gebruik van de auto afgenomen en heeft plaatsgemaakt voor het gebruik van de fiets ook tijdens spitstijden. Het thuiswerken is iets afgenomen en er is geen grote verandering in werktijden. De flexibiliteit hierin is beperkt in deze sector. Verschillen tussen regio’s met betrekking tot het met de auto buiten de spits reizen lijken sterk samen te hangen met de opbouw van de werkgelegenheid over de verschillende sectoren in een regio en de bijbehorende reispatronen per sector. In het programma Beter Benutten werken Rijk, regio en bedrijfsleven samen om de bereikbaarheid in de drukste regio's over weg, water en spoor te verbeteren. Het doel is om files op de drukste punten in 2014 te verminderen met 20 procent. Het beter benutten van de bestaande wegen is hierin heel belangrijk. Dit kan bijvoorbeeld door niet in de spits met de auto naar en van het werk te reizen. Bijvoorbeeld door een ander vertrektijdstip te kiezen en daardoor niet in de spits te reizen, door thuis te werken of een andere werkplek die dichter bij huis is of door een ander vervoermiddel dan de auto te kiezen om naar het werk te reizen. Afname van werkenden in de auto in de spits voor woon-werkverkeer De omvang van de werkende beroepsbevolking is met 106.000 personen afgenomen van 7.384.000 in mei 2012 naar 7.278.000 in mei 2013. Maar ook het aantal spitsen dat met de auto wordt gereisd is afgenomen. Was dit in 2012 nog gemiddeld 4.11 spitsmomenten in de week, in 2013 is dit gedaald naar 3.8 spitsmomenten in de week. Wanneer we de totale beroepsbevolking vermenigvuldigen met het gemiddeld aantal spitsmomenten komt dit neer op een daling van 2.6 miljoen spitsmomenten in de week. Gemiddeld zijn er per spits 2,8 miljoen werkenden in de auto. Hier kan per dag enige variatie in zijn, woensdag en vrijdag zijn bijvoorbeeld dagen waarop vaker niet of thuis wordt gewerkt.
1
Dit is gecorrigeerd ten opzichte van de rapportage van 2012. In 2012 werd iedereen meegenomen die ook maar paar uur
in de week werkte. Nu is het alleen berekend voor de mensen die hebben aangegeven dat hun hoofdbezigheid baan in loondienst of zelfstandig ondernemer is.
18
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
Tabel 3.1. Percentage spitsmomenten dat in de spits met de auto voor woon - werkverkeer wordt gereisd. 2012 totaal aantal spitsen in de auto in de week Brabant
2013 percentage
spitsmomenten in de
5.1 miljoen
auto 48%
totaal aantal spitsen in de auto in de week
percentage spitsmomenten in de auto
4.8 miljoen
51% 49%
Maastricht
280.000
44%
270.000
Twente
990.000
40%
960.000
45%
Zwolle-Kampen
330.000
37%
350.000
44%
Utrecht
2.3 miljoen
41%
2.2 miljoen
43%
Arnhem-Nijmegen
1.1 miljoen
39%
1.1 miljoen
42%
Rotterdam
1.9 miljoen
39%
1.8 miljoen
41%
2.5 miljoen
32%
3.9 miljoen
40%
700.000
34%
650.000
37%
1.6 miljoen
35%
1.6 miljoen
37%
10.9 miljoen
51%
10.4 miljoen
51%
2
Amsterdam
Groningen-Assen Haaglanden Overig Nederland
Bron: LISA en gegevens enquête, Bewerking I&O In tabel 3.1 is per jaar in de linker kolom het totaal aantal spitsen in de auto naar regio te zien. In de rechterkolom is het aandeel van het mogelijk aantal spitsmomenten, daarbij wordt ervan uitgegaan dat iedere werkdag twee mogelijke spitsten kent, dat ook daadwerkelijk met de auto in de spits wordt gereden3. Zo wordt in Brabant in 2013 51 procent van alle mogelijke spitsmomenten ook daadwerkelijk in de auto in de spitstijden gereisd, 49 procent van de spitsen wordt dus gemeden door buiten de spits te reizen, een ander vervoermiddel te kiezen of helemaal niet te reizen. Tussen de regio’s zijn grote verschillen in het totaal aantal spitsen dat per week in de auto wordt gereden. Dit komt enerzijds door de verschillen in de omvang van de werkende beroepsbevolking en anderzijds door verschillen in het aandeel werkenden dat in de spits in de auto reist. In de regio’s Noord-Brabant en Maastricht is het gemiddeld aantal spitsen dat in de auto wordt gereden het hoogst. Je ziet dit ook terug in het percentage spitsmomenten in de auto. Afname van werkenden die een of meerdere keren per week in de auto in de spits reist Ruim een derde van de werkenden reist een of meerdere keren per week in de auto in de spits. Deze mensen gaan dus tussen 6.00 uur en 9.00 uur of van 16.00 uur tot 19.00 uur, met de auto naar of van het werk. Ten opzichte van 2012 is dit een afname van 6 procent. Daarnaast reist nog 12 procent van de werkenden vijf dagen in de week zowel ’s ochtends als ’s avonds met de auto in de spits.
2
De afbakening van de regio Amsterdam is in 2013 gewijzigd ten opzichte van 2012. De werkende beroepsbevolking is
daardoor flink toegenomen maar ook het gemiddeld aantal spitsen in de auto. 3 Bij de berekening van het percentage spitsmomenten in de auto is er vanuit gegaan dat iedere werkdag van een werknemer twee potentiële spitsmomenten in de auto oplevert. Het aantal keren dat daadwerkelijk in de auto in de spits wordt gereden is daarbij gedeeld op het aantal potentiële spitsmomenten.
19
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
Ruim een kwart werkenden reist altijd met de auto in de spits en vier op de tien altijd buiten de spits met de auto Om te kijken in hoeverre mensen flexibel zijn in het reizen buiten de spits met de auto is gekeken naar de verhouding tussen het aantal werkdagen en het aantal keer dat ze in de spits rijden met de auto. Het uitgangspunt daarbij is dat er per werkdag twee spitsmomenten zijn waarin gereisd kan worden. Vier op de tien werkenden reist dan altijd buiten de spits op basis van werkelijke spitstijden en een kwart rijdt altijd in de spits met de auto. Dit is vergelijkbaar met de frequentie waarmee vorig jaar in de spits gereisd werd. Het grote aandeel mensen dat altijd buiten de spits reist is deels te verklaren doordat in bepaalde sectoren, bijv. de horeca maar ook in sectoren waar veel in ploegendiensten wordt gewerkt door de werktijden automatisch al buiten de spits wordt gereisd. Figuur 3.1. Frequentie waarmee in de spits wordt gereden met de auto naar regio.
20
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
Verschillen per regio groot De verschillen in het rijden in de spits met de auto zijn groot. In Groningen-Assen en Haaglanden, reist minder dan een kwart van de werkenden altijd met de auto in de spits. Terwijl dit in Brabant en Maastricht ongeveer een derde is. Verschillende factoren kunnen deze verschillen veroorzaken. Bijvoorbeeld de noodzaak om buiten de spits te reizen, als men weinig vertraging ervaart, is die noodzaak waarschijnlijk kleiner. Een ander aspect zijn de branches die actief zijn in de regio. De flexibiliteit in werktijden verschilt per branche, wanneer de werktijden flexibel zijn in een branche, dan is het gemakkelijker om buiten de spits te reizen. Om te kijken welke groep werkenden nu vaak in de spits reist en welke niet kijken wij voor een aantal kenmerken of zij vaak in de spits in de auto reizen. Daarnaast wordt gekeken of de groep die vaak met de auto in de spits reist specifieke motieven heeft om dit te doen. Zakelijke dienstverlening branche waar grootste resultaat is te behalen Om te kijken op welke branches gericht moet worden om meer mensen uit de spits te krijgen is gekeken naar welke branches groot in omvang zijn en in welke branches een groot aandeel meer dan de helft van de week in de auto in de spits reist. De ICT/zakelijke dienstverlening zijn de branches die groot zijn in omvang en waar relatief veel mensen in de spits in de auto reizen. Daarnaast zien we in deze branche juist weer een toename van het aantal momenten dat in de spits met de auto wordt gereisd.
Top 3 branches met meeste werkenden 1. 2. 3.
Handel (18 procent)
Gezondheidszorg (16 procent)
ICT/Zakelijke dienstverlening (15 procent)
Top 5: Reist meer dan de helft van de keren in de spits met
Top 5: Reist minder dan de helft van de keren in de spits
auto
met auto 1.
Bouwnijverheid (58 procent)
1.
Horeca (74 procent)
2.
Nutsbedrijven (47 procent)
2.
Cultuur (67 procent)
3.
ICT (45 procent)
3.
Openbaar bestuur (65 procent)
4.
Industrie (43 procent)
4.
Onderwijs (62 procent)
5.
Zakelijke dienstverlening (43 procent)
5.
Overige dienstverlening (59 procent)
Hoe meer men werkt hoe vaker in de auto in de spits Mensen die vijf dagen in de week werken reizen veel vaker meer dan de helft van hun mogelijke spitsen in de auto naar het werk dan mensen die maar één dag in de week werken. Hierbij is gecorrigeerd voor het aantal dagen dat wordt gewerkt, de dagen dat men niet werkt tellen dus niet mee als spitsen die gemeden worden. We zien hierin nauwelijks verschuivingen ten opzichte van 2012.
21
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
Figuur 3.2. Frequentie waarmee in de spits wordt gereden met de auto naar aantal werkdagen.
Iets meer mannen dan vrouwen en in de leeftijd van 26 tot en met 45 jaar Van alle mannen reist 38 procent meer dan de helft van de spitsen in de auto, bij de vrouwen is dit 32 procent. Als we naar de groep kijken die altijd met de auto in de spits reist, is 61 procent man. Dit beeld is hetzelfde als in 2012. Daarnaast is in de groep die meer dan de helft van de keren met de auto in de spits reist de groep tussen de 26 en 45 jaar groter dan in de andere groepen. Figuur 3.3. Samenstelling van de leeftijdscategorieën van de verschillende groepen die in de spits reizen
22
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
Meerderheid van de mensen woont binnen een straal van 20 kilometer van zijn werk Ongeveer twee derde van de mensen woont binnen een straal van 20 kilometer van zijn werk. Mensen die in de regio Amsterdam, Utrecht, Zwolle-Kampen of Overige NL werken wonen vaker verder van hun werk. Een op de vijf werkenden in Utrecht woont meer dan 50 km van zijn werk. In Amsterdam, ZwolleKampen en Overig NL. is dit ongeveer een op de zeven. En in bijna alle andere regio’s ligt dit rond de een op de 20. Figuur 3.4. Enkele reisafstand voor woon-werkverkeer
De werkenden hebben drie gedragsalternatieven om de wijze van vervoer naar hun werk aan te passen: de locatie van werken het tijdstip van werken en het vervoermiddel waarmee gereisd wordt. In navolgende paragrafen gaan we dieper in op deze gedragsalternatieven.
3.1 Locatie van werken Door te variëren in de locatie van werken, kan het aantal kilometers in de auto in de spits worden beperkt. Er kan bijvoorbeeld een of meerdere dagen thuis gewerkt worden, ook is een optie eerst thuis of op een andere locatie te werken, om vervolgens naar kantoor te gaan.
23
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
Kleine toename van werkenden die de mogelijkheid heeft om thuis te werken De werkgever kan verschillende mogelijkheden bieden om niet in de spits in de auto te rijden, 27 procent geeft aan dat hij van zijn werkgever de mogelijkheid krijgt om thuis te werken en 11 procent kan op een andere locatie werken. Dit was in 2012 nog respectievelijk 25 en 10 procent. Thuiswerken staat in de top drie van de meest genoemde mogelijkheden om niet in de spits met de auto te reizen. Twaalf procent van de werkenden werkt een of meerdere dagen per week thuis Doordeweeks werken op vrijdag de minste mensen, gevolgd door woensdag. De vrijdag is ook een populaire dag om thuis te werken. Iedere doordeweekse dag werkt rond de 5 procent van de mensen een (gedeelte van de) dag thuis. Rond de 10 procent werkt op een andere locatie dan het vaste werkadres of thuis. In totaal werkt 12 procent van de werkende Nederlanders een of meerdere dagen per week thuis. Dit is een flinke daling ten opzichte van 2012, toen nog 19 procent thuiswerkte. Deze daling wordt waarschijnlijk (deels) veroorzaakt doordat we nu alleen voor de reguliere werkdagen hebben gevraagd of iemand thuiswerkt. Wanneer iemand dus om over te werken een dag thuis werkt, bijvoorbeeld in het weekend of op een dag in de week waarop hij normaal vrij is, wordt dit niet als thuiswerken meegerekend. In het weekend zie je dus ook de grootste daling van het aantal thuiswerkenden. Tabel 3.2. Werklocatie(s) op de dagen in de week. elders
elders
thuis
thuis
vast
vast
werkadres
werkadres
niet
niet
2012
2013
2012
2013
2012
2013
2012
2013
zondag
3%
2%
8%
1%
11%
9%
79%
89%
maandag
10%
9%
8%
5%
77%
82%
11%
10%
dinsdag
12%
11%
8%
5%
77%
82%
9%
9%
woensdag
11%
11%
8%
5%
72%
74%
14%
15%
donderdag
12%
12%
8%
5%
76%
80%
10%
10%
vrijdag
10%
10%
10%
6%
69%
70%
16%
19%
zaterdag
4%
3%
8%
1%
18%
15%
71%
83%
Aandeel thuiswerkers verschilt sterk per branche, hoog: ICT en zakelijke dienstverlening Binnen de sectoren zijn de verschillen groot, in de financiële dienstverlening is het aandeel dat thuis werkt meer dan tweemaal zo groot als in de bouw en industrie. Ook binnen de sectoren zijn er grote verschillen tussen de branches. In de commerciële dienstverlening is het aandeel hoog in de ICT en financiële dienstverlening en laag in de handel, horeca en vervoer. Opvallend is de grote daling van het aandeel mensen dat thuiswerkt in de zakelijke dienstverlening (van 30 procent naar 19 procent). Mogelijk dat juist in deze branche veel thuis wordt overgewerkt.
24
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
Top 3 grootste aandeel thuiswerken
Top 3 laagste aandeel thuiswerken
1. ICT (28 procent)
1. Bouwnijverheid (5 procent)
2. Openbaar bestuur (24 procent)
2. Horeca (5 procent)
3. Financiële dienstverlening (20 procent)
3. Industrie / vervoer (6 procent)
Aandeel thuiswerkenden neemt toe naarmate men meer werkt Ongeveer de helft van de thuiswerkenden (6 procent van alle werkenden) werkt één dag in de week thuis. Het percentage werkenden dat thuis werkt, neemt toe naarmate men meerdere dagen per week werkt. Onder de mensen die drie dagen per week werken, is dit 9 procent terwijl het onder de mensen die 5 dagen per week werken 14 procent is. Aandeel thuiswerkenden hoog in regio’s met groot aandeel werkenden in de commerciële dienstverlening Ook hier zien we dat het aandeel thuiswerkenden in een regio samenhang vertoont met de branches waarin de werkenden in de regio werken. In Amsterdam waar bijna twee derde van de werkenden in de commerciële dienstverlening werkt, is het aandeel werkenden dat een of meerdere dagen per week thuis werkt hoog. In de regio’s waar het aandeel werkenden in de bouw en industrie hoog is, Twente en Brabant is het aandeel thuiswerkenden laag. Binnen de branches zijn er echter ook verschillen tussen de regio’s. In de bouw en industrie is het aandeel thuiswerkenden in Utrecht en Arnhem-Nijmegen relatief hoog. In Utrecht kan dit mogelijk verklaard worden door een aantal grote bouwbedrijven hun hoofdkantoor heeft in de provincie Utrecht. In de commerciële dienstverlening is het aandeel thuiswerkenden in Utrecht en Amsterdam hoog. Mogelijk wordt dit verklaard doordat de grote banken en consultancybedrijven hun hoofdkantoor in deze regio’s hebben. Tenslotte is in de niet-commerciële dienstverlening het aandeel thuiswerkenden in Utrecht en overig Nederland relatief hoog en in Arnhem-Nijmegen vrij laag.
25
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
Tabel 3.3. Percentage werkenden dat één of meerdere dagen per week thuis werkt. bouw en
bouw en
commerciële
commerciële
niet-
niet-
industrie
industrie
dienstver-
dienstver-
commerciële
commerciële
lening
lening
dienstver-
dienstver-
lening
lening 2013 14%
2013 21%
2012 20%
2012 22%
2013 18%
Utrecht Amsterdam
11%
7%
27%
19%
22%
11%
24%
14%
Overig Nederland
9%
5%
24%
17%
23%
16%
20%
14%
Zwolle-Kampen*
21%
13%
19%
15%
25%
8%
22%
12%
Haaglanden
15%
4%
23%
14%
16%
11%
19%
12%
Rotterdam
9%
8%
15%
13%
15%
11%
14%
12%
Maastricht*
5%
8%
26%
14%
22%
9%
21%
11%
Groningen-Assen
4%
6%
19%
15%
20%
10%
17%
11%
Twente
2%
4%
22%
15%
18%
10%
15%
10%
Arnhem-Nijmegen
21%
11%
20%
11%
17%
6%
19%
9%
7%
5%
18%
11%
17%
10%
15%
9%
10%
7%
22%
16%
19%
11%
19%
12%
totaal
2012 27%
totaal
2012 9%
Brabant
2013 12%
totaal
* deze percentages per branche zijn een indicatie omdat ze gebaseerd zijn op zeer beperkt aantal waarnemingen
3.1.1
Motieven om thuis te werken
Het grootste deel van de mensen werkt op vaste dagen of dagdelen thuis. Dertien procent van de thuiswerkenden geeft aan eerste thuis te werken om de spits te mijden om vervolgens naar kantoor te gaan. Deze manier van thuiswerken is dus nog niet zo gebruikelijk. Meer dan de helft heeft vaste thuiswerkdagen of dagdelen. Deze manier van thuiswerken komt het meest voor. Figuur 3.5. Wat is het meest van toepassing op de manier van thuiswerken (n=807)
26
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
Zelf je werktijd in kunnen delen en geen reistijd hebben meest genoemde reden voor thuiswerken Buiten de spits kunnen reizen is voor een op de tien mensen een reden om thuis te werken. Zelf je werktijd in kunnen delen, geen reistijd hebben en de rust hebben om door te kunnen werken zijn de meest genoemde reden om thuis te werken. Figuur 3.6. Waarom werkt u wel eens thuis (n=857)
De mensen die niet thuiswerken doen dit omdat het niet kan Bij de mensen die niet wekelijks thuiswerken is het over het algemeen geen onwil dat ze niet thuiswerken. Bijna twee derde van de werkenden geeft aan dat hun werkzaamheden thuiswerken niet toelaten. Dit aandeel is veel hoger (driekwart tot 80 procent) in de sectoren industrie, bouw, handel, horeca, onderwijs, gezondheidszorg en vervoer.
27
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
Figuur 3.7. Waarom werkt u niet wekelijks thuis (n=5975)
Het scheiden van privé en werk is de meest genoemde reden om niet thuis te werken Het beperkte deel van de werkenden die niet thuis wil werken doet dit vaak vanuit persoonlijke motieven als het scheiden van werk en privé en het missen van sociaal contact. Slechts bij 13 procent van de werkenden die niet thuis willen werken komt dit omdat de werkgever het technisch niet ondersteund. Figuur 3.8. Waarom wilt u niet thuiswerken (n=290)
28
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
3.2 Buiten de spits reizen Een tweede mogelijkheid om niet in de auto in de spits te reizen, is door buiten de spits om te reizen. Dit kan door eerder te beginnen of juist later. De spits wordt hierbij gedefinieerd van 6.00 uur tot 9.00 uur en van 16.00 uur tot 19.00 uur. In deze paragraaf wordt in zijn algemeenheid gesproken over buiten de spits reizen dus ook met andere vervoermiddelen. Bijna een derde van de werkenden is flexibel in zijn werktijden Van de werkenden geeft 29 procent aan dat zij flexibele werktijden hebben. Zij hebben dus de mogelijkheid om te schuiven met werktijden om buiten de spits te kunnen reizen. Het niet flexibel zijn in werktijden betekent niet per definitie dat in de spits hoeft te worden gereisd. De begin- en eindtijd kunnen ook dusdanig zijn dat juist automatisch buiten de spits wordt gereisd. Bijvoorbeeld wanneer een ploegendienst begint om 6.00 uur ’s ochtends en eindigt om 14.00 uur ’s middags. Sectoren waarin de werktijden voor een relatief groot aandeel werkenden flexibel zijn, zijn openbaar bestuur, financiële dienstverlening, zakelijke dienstverlening, ict en cultuur. De sectoren waar een relatief groot aandeel werkenden geen flexibele werktijden heeft, zijn industrie, bouwnijverheid, handel, horeca, vervoer, onderwijs en gezondheids- en welzijnszorg. Op basis van de aard van de werkzaamheden lijkt dit logisch, immers als je als onderwijzer voor de klas staat, moet je aanwezig zijn wanneer de school begint en de kinderen in de klas zitten. Dit beeld is niet gewijzigd ten opzichte van 2012. Driekwart van de werkenden heeft per dag een begin en/of eindtijd in de ochtend- en/of avondspits De meeste werkenden hebben een begin en/of eindtijd tussen 6.00 uur en 9.00 uur waardoor de kans groot is dat in de ochtendspits wordt gereisd. Bijna driekwart heeft een begintijd in de ochtendspits. Als men dan naar het werk reist is dit overigens niet altijd met de auto, maar kan ook met het openbaar vervoer zijn. In de avondspits is dit aandeel iets lager, bijna 70 procent, heeft een eindtijd tussen 16.00 uur en 19.00 uur. Het aandeel werkenden dat in de ochtend- en avondspits zijn begin- en/of eindtijd heeft, is tussen 2012 en 2013 niet verandert. Opvallend is dat op de dagen dat relatief veel werkenden niet werken of thuis werken ook meer werkenden een begin- of eindtijd hebben die buiten de spitstijden ligt. Tabel 3.4. Percentage werkenden dat op deze dag een begin- of eindtijd heeft die in de spitstijden ligt. ochtendspits
avondspits
buiten de spits
2012
2013
2012
2013
2012
maandag
74%
74%
72%
71%
42%
42%
dinsdag
74%
73%
70%
70%
43%
44%
woensdag
72%
72%
69%
68%
46%
47%
donderdag
73%
73%
69%
69%
44%
44%
vrijdag
72%
72%
67%
66%
48%
49%
29
2013
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
Iedere dag reist rond de veertig procent van de werkenden met de auto in de ochtendspits en een kwart in de avondspits Het aandeel werkenden dat op een werkdag in de ochtendspits (tussen 6.00 uur en 9.00 uur) reist om naar het werk te gaan ligt rond de veertig procent. Op maandag en dinsdag is dit aandeel het hoogst en op woensdag en vrijdag het laagst. In de avondspits (tussen 16.00 uur en 19.00 uur) ligt dit aandeel flink lager en rijdt rond een kwart in de spits. Ook hier geldt dat woensdag en vrijdag de rustigste dagen zijn. Slecht 2 procent van de werkenden geeft aan eerst een paar uur thuis te werken en vervolgens buiten de spits naar zijn bedrijf te reizen. Deze 2 procent doet dit ook niet iedere dag. Tabel 3.5. Percentage werkenden dat op deze dag met de auto op betreffend tijdstip reist. 00.00 uur - 6.00
6.00 uur - 9.00
9.00 uur - 16.00
16.00 uur - 19.00
19.00 uur - 24.00
uur
uur
uur
uur
uur
maandag
6%
43%
13%
24%
3%
dinsdag
5%
43%
13%
25%
3%
woensdag
5%
38%
13%
22%
4%
donderdag
5%
41%
14%
25%
4%
vrijdag
5%
37%
13%
21%
4%
zaterdag
2%
5%
4%
3%
3%
zondag
1%
3%
3%
1%
2%
Werktijden en drukte op de weg belangrijke motieven om buiten de spits te reizen De reden dat men buiten de spits reist, is hoofdzakelijk dat de begin- en eindtijden van het werk zodanig zijn dat niet in de spits hoeft te worden gereden. Daarnaast is een belangrijke reden dat het dan rustig is op de weg en men niet in de file staat. Ook in de categorie anders geeft nog een groot deel van de mensen aan dat de ploegendienst of het dienstrooster er voor zorgen dat niet in de spits wordt gereisd. Ook geeft een deel aan toch in de spits te reizen ondanks dat de begintijd buiten de spits ligt.
30
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
Figuur 3.9. Redenen om buiten de spits te reizen.
Aan de personen die in de spits reizen, is gevraagd of zij ook buiten de spits willen reizen, indien dit mogelijk zou zijn. De helft (51 procent) geeft aan buiten de spits te willen reizen wanneer dit mogelijk is, een derde geeft aan dit niet te willen en 16 procent weet het niet. De werkenden die niet buiten de spits willen reizen willen dit veelal niet omdat dan gezin of privé activiteiten in het gedrang komen. Ook heeft een groot deel geen last van files dus ziet geen reden zijn gedrag aan te passen. In de categorie anders wordt ook aangegeven dat het gezinsleven andere tijden vaak niet toelaat, het vervoermiddel (fiets/brommer/ov) geen files met zich mee brengt en geeft een deel aan dat werktijden buiten de spits reizen niet toelaten. Tabel 3.6. Redenen waarom werkenden niet buiten de spits willen. 2013 dan ben ik ’s avonds te laat thuis om bijv. met gezin te eten of voor andere activiteiten
44%
er is geen file op het traject waar ik reis
40%
dan moet ik te vroeg opstaan
21%
ik vind het geen probleem om in de file te staan
2%
anders, namelijk
26%
Van de werkenden die buiten de spits zou willen reizen geeft een derde aan dit niet te kunnen, bijna twee derde geeft aan soms of altijd buiten de spits te kunnen reizen.
31
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
Figuur 3.10. De mogelijkheid om buiten de spits te reizen voor de mensen die willen.
De reden die het meeste genoemd wordt om niet buiten de spits te kunnen reizen, is volgens de respondenten dat men gebonden is aan een dienst/les/werkrooster en dat de werktijden niet flexibel zijn. Daarnaast zijn de werkcultuur en het niet op een andere locatie (bijvoorbeeld thuis) kunnen werken nog relatief vaak genoemd. Tussen de sectoren zien we op een paar vlakken grote verschillen. Bij de reden ‘passen binnen de werkcultuur’ zien we dat het in de bouw en industrie minder geaccepteerd is om afwijkende werktijden te hanteren dan in de commerciële en niet-commerciële dienstverlening. En in de niet-commerciële dienstverlening is men duidelijk vaker gebonden aan dienst-, les-, of werkroosters. Tabel 3.7. Redenen waarom niet buiten de spits kan worden gereisd 4. bouw en industrie
commerciële dienstverlening
2012
2013
2012
2013
niet-commerciële dienstverlening 2012
2013
ik ben gebonden aan de beginen eindtijden van mijn
53%
47%
70%
dienst/les/werkrooster ik mag van mijn werkgever niet flexibel zijn in mijn begin- en
75%
32%
72%
33%
78%
22%
24%
21%
24%
20%
28%
23%
eindtijden niet op andere locatie (bv. thuis) kunnen werken in verband met afspraken, bereikbaarheid van klanten of
18%
23%
16%
toeleveranciers het verschuiven van werktijden wordt op mijn werk niet
27%
21%
23%
17%
19%
11%
geaccepteerd door mijn collega’s 4
De antwoordcategorieën zijn in 2013 verder gespecificeerd ten opzichte van 2012 waardoor verschuivingen in de redenen
waarom niet buiten de spits kan worden gereisd kunnen plaatsvinden.
32
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
bouw en industrie
commerciële
niet-commerciële
dienstverlening
dienstverlening
2012
2013
2012
2013
2012
2013
7%
4%
11%
9%
9%
7%
reis samen met anderen
3%
5%
3%
2%
2%
2%
anders
2%
5%
4%
5%
4%
4%
gebonden aan de tijden van opvang, school of crèche van kinderen
De meeste genoemde motieven om vaker of wel buiten de spits te reizen, zijn wanneer men daardoor minder in de file zou staan, als begin- en eindtijden van dienst/les/werkrooster daar de mogelijkheid voor zouden geven of als men flexibeler werktijden zou hebben. Een aantal antwoordopties is dit jaar voor het eerst voorgelegd. Daardoor zijn er enkele verschuivingen ten opzichte van 2012 opgetreden maar is de categorie anders ook kleiner geworden. In de categorie anders geeft een deel aan al buiten de spits te reizen, dit kan zijn omdat de spits anders beleefd wordt of dat men bijvoorbeeld om 6.00 uur begint en dus daarvoor reist. Tabel 3.8. Motieven om vaker/wel buiten de spits te reizen. als ik daardoor minder in de file zou staan
2012
2013
39%
26%
als ik door de begin- en eindtijden van mijn dienst/les/werkrooster buiten de
22%
spits zou kunnen reizen als ik flexibeler werktijden zou hebben
25%
20%
als het geaccepteerd wordt op mijn werk
19%
19%
als er geen afspraken/overleggen met collega’s zijn ingepland als ik thuis zou kunnen werken
19% 20%
als ik niet gebonden zou zijn aan tijden van opvang, school of crèche van mijn
18% 6%
kinderen als ik op een andere werklocatie zou kunnen werken
9%
wanneer ik hiervoor een financiële vergoeding zou krijgen
6% 6%
anders
17%
9%
3.3 Vervoermiddel Werkgevers stimuleren het gebruik van andere vervoermiddelen maar dit gebeurt nog vrij beperkt. Het stimuleren van het gebruik van de fiets gebeurt het vaakst (15 procent) gevolgd door het stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer. Bij 13 procent van de werkenden wordt dit gestimuleerd. Het stimuleren van carpoolen gebeurt het minst vaak, bij 3 procent van de werkenden. Gebruik van de fiets toegenomen in 2013 Het meest gebruikte vervoermiddel om naar het werk te gaan is ook in 2013 de auto, 55 procent van de mensen gebruikt dit vervoermiddel hoofdzakelijk om naar het werk te gaan. De fiets is daarna het meest gebruikte vervoermiddel om naar het werk te reizen. Dit is ook toegenomen ten opzichte van 2012 met ongeveer 5%. Het carpoolen is behoorlijk afgenomen ten opzichte van 2012.
33
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
Tabel 3.9. Meest gebruikte vervoermiddel om naar het werk te reizen. bouw en industrie
commerciële dienstver-
niet-commerciële dienstver-
lening
lening
2012
2013
2012
2013
2012
2013
auto
64%
60%
54%
59%
46%
49%
carpoolen
14%
9%
16%
3%
15%
3%
motor
1%
1%
0%
1%
1%
1%
openbaar vervoer
3%
3%
9%
9%
6%
7%
bromfiets/scooter
2%
3%
2%
2%
2%
2%
fiets
13%
19%
13%
18%
22%
27%
elektrische fiets
1%
1%
1%
1%
2%
3%
combinatie fiets/lopend/auto en ov
2%
3%
5%
7%
6%
7%
lopend
0%
0%
1%
1%
1%
1%
anders
1%
1%
0%
1%
1%
1%
De fiets wordt het meest gebruikt in de niet-commerciële dienstverlening, het openbaar vervoer in de commerciële dienstverlening. In de niet-commerciële dienstverlening wordt minder vaak de auto gebruikt en vaker de fiets. In de bouw en industrie wordt juist vaker de auto gepakt en minder vaak de fiets. Het openbaar vervoer wordt in de bouw en industrie het minst vaak gebruikt en in de commerciële dienstverlening het vaakst. Motieven om voor (e) fiets te kiezen wijken af van andere meest gebruikte vervoermiddelen In onderstaand overzicht is de top 5 van argumenten weergegeven waarom voor het betreffende vervoermiddel wordt gekozen. Bij drie van de vier meest gebruikte vervoermiddelen staan snelheid en comfort op de nummers 1 en 2. Het openbaar vervoer wordt ook veel gebruikt omdat men geen auto heeft. De motieven om de (e)-fiets te gebruiken wijken sterk af van de andere veel gebruikte vervoermiddelen. De auto wordt veel gebruikt omdat men hem voor of na het werk nog nodig heeft. Auto
(e)-Fiets
1. Snelheid
1. Goed voor gezondheid
2. Comfort
2. Goedkoop
3. Voldoende parkeergelegenheid bij werk
3. Snelheid
4. Ook tijdens werktijd nodig
4. Goed voor milieu
5. In verband met andere bezigheden (bv. kinderen van en
5. Comfort
naar school brengen) Openbaar Vervoer
Carpoolen
1. Snelheid
1. Snelheid
2. Comfort
2. Comfort
3. Hiervoor krijg ik vergoeding
3. Voldoende parkeergelegenheid bij werk
4. Geen auto beschikbaar
4 Vervoermiddel ook tijdens werktijd nodig
5. Goed voor het milieu
5. Ik heb lease auto/bedrijfswagen
34
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
Bijna de helft van de werkenden gebruikt minimaal één dag in de week ander vervoermiddel dan auto Het aandeel van de werkenden dat minimaal één dag in de week een ander vervoermiddel dan de auto gebruikt voor woon-werkverkeer is 48 procent. Dit aandeel is vergelijkbaar met het aandeel in 2012. Het aandeel dat met een ander vervoermiddel dan de auto reist is het hoogst in de niet-commerciële dienstverlening en het laagst in de bouw en industrie. In de regio’s waar het aandeel werkenden in de niet-commerciële dienstverlening groot is, is het aandeel dat ook met een ander vervoermiddel reist ook hoog. Veranderingen in het aandeel mensen dat ook een ander vervoermiddel gebruikt dan de auto voor woon-werkverkeer kunnen in een aantal gevallen worden verklaard maar in een aantal gevallen is de verklaring minder makkelijk te vinden. Zo is de regio Amsterdam flink uitgebreid met 21 gemeenten die vaak ook verder van Amsterdam liggen. Dit verklaart waarschijnlijk ook waardoor er vaker met de auto wordt gereisd. De toename in overig NL kan ook door een andere regio indeling worden verklaart. Er vallen nu meer stedelijke regio’s onder overig NL waarin de toegankelijkheid van openbaar vervoer beter is en er dus minder met de auto wordt gereisd. De sterke stijging van het gebruik van andere vervoermiddelen in de bouw en industrie in Twente is minder makkelijk te verklaren evenals de afname in dezelfde sector in Rotterdam. Tabel 3.10. Percentage werkenden dat minstens één dag in de week een ander vervoermiddel gebruikt dan de auto voor woonwerk-verkeer. bouw en
commerciële
niet-
industrie
dienstver-
commerciële
lening
dienstver-
totaal
lening 2012
2013
2012
2013
2012
2013
2012
2013
Haaglanden
44%
48%
52%
52%
63%
63%
56%
56%
Groningen-Assen
38%
39%
57%
53%
60%
59%
55%
53%
Rotterdam
44%
34%
48%
48%
61%
59%
52%
49%
Amsterdam
46%
47%
50%
44%
71%
59%
55%
49%
Arnhem-Nijmegen
48%
48%
45%
40%
54%
57%
49%
48%
Utrecht
37%
38%
47%
46%
57%
55%
49%
48%
Zwolle-Kampen*
33%
47%
48%
42%
63%
54%
51%
48%
Twente
44%
53%
39%
39%
45%
46%
42%
45%
Overig Nederland
27%
37%
26%
36%
45%
52%
33%
41%
Brabant
40%
41%
35%
40%
44%
43%
39%
41%
Maastricht*
29%
35%
46%
36%
53%
41%
46%
38%
totaal
39%
42%
44%
44%
55%
55%
47%
48%
* deze percentages zijn een indicatie omdat ze gebaseerd zijn op zeer beperkt aantal waarnemingen
Kosten, gezondheid en milieu ook in 2013 belangrijke motieven voor keuzen vervoermiddel Ook bij de motieven voor het kiezen van een ander vervoermiddel naast de auto zijn kosten, gezondheid en milieu belangrijke redenen. Weersomstandigheden en de beschikbaarheid van een auto zijn redenen die in 2013 voor het eerst als antwoordcategorie zijn meegenomen en die relatief vaak worden genoemd.
35
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
Figuur 3.11. Percentage werkenden dat deze reden geeft om naast de auto ook ander vervoermiddel te gebruiken.
Kosten en reistijd zijn belangrijke motieven om voor een ander vervoermiddel te kiezen. Daarnaast is de antwoordcategorie “Als er een goede verbinding met het openbaar vervoer naar mijn werklocatie zou zijn” toegevoegd in 2013. Dit blijkt voor een kwart van de werkenden een reden te zijn om vaker of wel voor een ander vervoermiddel, in dit geval het openbaar vervoer, te kiezen. Tabel 3.11. Percentage werkenden dat reden geeft om vaker voor een ander vervoermiddel dan de auto te kiezen. 2012
2013
de reistijd met een ander vervoermiddel korter is
33%
32%
de kosten voor een ander vervoermiddel lager zijn
33%
29%
als er een goede verbinding met het openbaar vervoer naar mijn werklocatie zou
26%
zijn de reistijd met een ander vervoermiddel gelijk is
24%
als ik dichter bij mijn werk zou wonen
23% 20%
ik zou nooit voor een ander vervoermiddel dan de auto kiezen het comfort met een ander vervoermiddel groter is
18% 18%
als er openbaar vervoer zou rijden op tijden dat ik van en naar mijn werk ga
36
16% 15%
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
2012 ik de auto tijdens werktijd niet nodig zou hebben
2013 14%
ik de auto vlak na of voor werktijd niet nodig zou hebben voor andere activiteiten (bv. boodschappen, kinderen halen/brengen)
18%
11%
als het minder zou regenen
9%
wanneer ik hiervoor een financiële vergoeding zou krijgen
8%
wanneer ik geen lease auto zou hebben
4%
de veiligheid met een ander vervoermiddel groter is
4%
3%
anders
12%
4%
3.3.1
Multitasken tijdens het reizen
Ongeveer een kwart van de werkenden voert tijdens het reizen ook frequent andere activiteiten uit. Bij het uitvoeren van andere activiteiten valt op dat zowel op de heenreis als op de terugreis dit of frequent gebeurt of niet. Het maandelijks of enkele keren per jaar uitvoeren van andere activiteiten gebeurt vrijwel niet. In de activiteiten die verricht worden is er geen groot verschil tussen de heen- en de terugreis. Over het algemeen worden vaker privé activiteiten uitgevoerd dan activiteiten voor het werk. Figuur 3.12. Frequentie waarmee werkenden andere activiteiten uitvoeren tijdens de reis van huis naar werk
37
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Woon-werkverkeer
Figuur 3.13. Frequentie waarmee werkenden andere activiteiten uitvoeren tijdens de reis van werk naar huis
OV-reizigers multitasken het vaakst Kijken we naar het vervoermiddel waar het meest mee wordt gereisd dan zien we dat de werkenden die meestal met het openbaar vervoer reizen het vaakst multitasken. De privé activiteiten worden door meer dan de helft van de ov-reizigers dagelijks of wekelijks gedaan. Alle activiteiten op telefonisch overleg na worden vaker door ov reizigers gedaan dan door werkenden die met een ander vervoermiddel reizen. Alleen bellen wordt vaker door autoreizigers gedaan dan door ov reizigers. Tabel 3.12. Percentage werkenden dat tijdens heen- of terugreis wekelijks of dagelijks betreffende activiteit uitvoert. Heenreis
Terugreis
auto alleen
OV
fiets incl. e-fiets
gebruik maken van internet voor mijn werk (bv. e-mail, informatie zoeken)
14%
34%
9%
12%
31%
6%
lezen van of werken aan documenten voor mijn werk
10%
32%
7%
8%
28%
4%
telefonisch overleg voeren voor mijn werk
22%
19%
8%
20%
17%
5%
overige werkactiviteiten
12%
21%
7%
10%
19%
4%
privé contacten onderhouden
23%
51%
12%
22%
55%
10%
lezen (boeken, kranten)
8%
72%
8%
7%
66%
5%
gebruik maken van internet voor privé activiteiten
13%
57%
11%
11%
55%
9%
overige privé activiteiten
13%
46%
10%
12%
47%
10%
38
auto alleen
OV
fiets incl. e-fiets
4
Hoofdstuk
Zakelijk verkeer
39
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Zakelijk verkeer
4. Zakelijk verkeer Naast woon-werk verkeer is er zakelijk verkeer voor werkenden. Dit is verkeer buiten het woon-werk verkeer om bijvoorbeeld om naar een afspraak met een klant te gaan. Het zakelijk verkeer neemt toe ten opzichte van 2012 maar het aandeel frequente zakelijke reizigers neemt af. Sectoren die veel voor woon-werkverkeer met de auto in de spits reizen hebben ook relatief veel frequente zakelijke reizigers. Denk hierbij aan de sectoren bouw, vervoer en zakelijke dienstverlening. Bij zakelijk verkeer is buiten de spits reizen gebruikelijker dan voor woon-werkverkeer maar ten opzichte van 2012 is het buiten de spits reizen wel iets afgenomen. Afspraken met klanten/leveranciers zijn een belangrijk motief om in de spits te reizen. Het wordt in 2013 ten opzichte van 2012 minder op ontbreken van flexibiliteit van de werkgever geschoven. Als afspraken met klanten/leveranciers anders zouden kunnen worden ingepland zou men ook vaker buiten de spits gaan reizen. Er is geen verandering in gebruik van het meest gebruikte vervoermiddel, de auto wordt nog steeds het meest gebruikt. Hoewel meer mensen alternatieven voor het gebruik van de auto zien is het incidentele gebruik van alternatieven voor de auto wel sterk afgenomen. Per saldo is het gebruik van de auto voor zakelijk verkeer dus toegenomen. Snelheid en comfort zijn nog steeds de belangrijkste motieven bij de keuze van vervoermiddelen. Dit geldt voor zowel de auto als het openbaar vervoer. Hoewel onbereikbaarheid met het openbaar vervoer niet als motief wordt gegeven voor de huidige keuze van het vervoermiddel geven autogebruikers wel aan dat zij vaker voor een alternatief vervoermiddel, bijv. het openbaar vervoer zouden kiezen als er een goede verbinding met het openbaar vervoer zou zijn naar de locatie waar zij naar toe moeten. Ook reistijd speelt bij de keuze voor een alternatief vervoermiddel een belangrijke rol. Bij zakelijk reizen wordt meer aan multitasken tijdens het reizen gedaan dan bij woon-werkverkeer. Dit geldt voor alle typen vervoermiddelen, in de auto voert ruim een derde van de zakelijke reizigers wekelijks of vaker telefonisch overleg. In het openbaar vervoer wordt weer vaker gebruik gemaakt van internet of worden documenten gelezen. Hier liggen kansen voor het openbaar vervoer waarbij het uitvoeren van andere activiteiten veiliger is.
40
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Zakelijk verkeer
Kleine toename van het zakelijk verkeer Van de werkenden reist 32 procent zakelijk. Dit is verkeer buiten het woon-werkverkeer om, bijvoorbeeld om naar een afspraak bij een klant te gaan. Dit is een toename van 3 procent ten opzichte van 20125. Binnen de sectoren zit de toename in de sectoren commerciële dienstverlening en nietcommerciële dienstverlening, hier is zakelijk respectievelijk met 2 en 3 procent gestegen. In Twente, overige Nederland en Rotterdam is er een flinke stijging van het zakelijk verkeer. In Groningen-Assen en Maastricht een daling. Tabel 4.1. Aandeel van werkenden dat zakelijk reist. bouw en industrie
commerciële
niet-commerciële
dienstverlening
dienstverlening
totaal
2012
2013
2012
2013
2012
2013
2012
2013
Amsterdam
44%
32%
39%
39%
27%
31%
35%
35%
Utrecht
31%
39%
35%
38%
28%
31%
32%
35%
overig Nederland
34%
24%
31%
40%
25%
35%
30%
34%
Haaglanden
23%
39%
35%
36%
28%
29%
30%
33%
Twente
27%
28%
32%
38%
23%
31%
27%
33%
Brabant
26%
27%
34%
36%
29%
27%
30%
31%
Rotterdam
26%
26%
27%
31%
23%
27%
25%
29%
Maastricht*
32%
17%
38%
37%
29%
26%
33%
29%
Groningen-Assen
26%
22%
34%
28%
30%
29%
31%
28%
Zwolle-Kampen*
25%
23%
25%
32%
30%
24%
28%
27%
Arnhem-Nijmegen
31%
34%
28%
27%
22%
24%
25%
27%
totaal
29%
29%
33%
35%
26%
29%
30%
32%
* deze percentages zijn een indicatie omdat ze gebaseerd zijn op zeer beperkt aantal waarnemingen
Aandeel zakelijke reizigers neemt toe maar frequentie neemt af Bijna de helft van de zakelijke reizigers (44 procent) reist een of meerdere dagen per week voor zakelijk verkeer. Hiermee neemt het aandeel frequente zakelijke reizigers binnen de zakelijke reizigers af met 5 procent ten opzichte van 2012. In de sectoren bouw, vervoer en zakelijke dienstverlening is het aandeel frequente zakelijke reizigers het grootst. De helft of meer van de zakelijke reizigers reist daar ook frequent. In de sectoren financiële dienstverlening, openbaar bestuur en onderwijs reizen de zakelijke reizigers het minst frequent, minder dan een derde reist frequent. Top 3 Branches frequent zakelijk verkeer
Top 3 Branches minst frequent zakelijk verkeer
1. Bouw
1. Financiële dienstverlening
2. Vervoer
2. Openbaar bestuur
3. Zakelijke dienstverlening
3. Onderwijs
5
Het aandeel zakelijk verkeer voor 2012 is herberekent voor alleen die personen die aangeven dat hun hoofdbezigheid
baan in loondienst of zelfstandig ondernemer is.
41
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Zakelijk verkeer
Zakelijke reizen vinden voornamelijk plaats in de Randstad en Brabant De zakelijke reizen vinden voornamelijk plaats in de Randstad en Brabant. Het aandeel van de zakelijke reizigers dat in deze regio zijn eindbestemming heeft is ook toegenomen. Reizigers werken niet per definitie in deze regio’s. Figuur 4.1. Regio waarin zakelijk verkeer plaatsvindt.
Van de zakelijke reizigers heeft meer dan de helft de afgelopen drie maanden weleens te maken gehad met files. Ruim een derde heeft geen files gehad.
42
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Zakelijk verkeer
Figuur 4.2. Percentage zakelijke reizigers dat te maken heeft gehad met files de afgelopen 3 maanden.
4.1 Buiten de spits reizen In de bouw en industrie reizen de meeste zakelijke reizigers in de spits Van de zakelijke reizigers reist ruim een derde (39 procent) normaal gesproken in de ochtendspits en een kwart in de avondspits. Een groot deel reist ook buiten de spits. Het is daarbij wel mogelijk dat mensen zowel in de ochtend en/of avondspits als doordeweeks buiten de spits reizen. Figuur 4.3. Momenten van zakelijk verkeer naar sector.
43
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Zakelijk verkeer
Dertig procent van de zakelijke reizigers die in de spits reist geeft aan niet buiten de spits te willen reizen, 58 procent wil dit wel en 12 procent weet het niet. De meest genoemde reden om niet buiten de spits te willen reizen is net als bij het woon-werkverkeer dat men nog andere activiteiten heeft ’s avonds. Bijna een kwart heeft geen last van files waardoor zij geen noodzaak zien buiten de spits te reizen. In de categorie anders wordt veelal aangeschreven dat afspraken voor vergaderingen of met klanten zodanig worden gepland dat in de spits moet worden gereisd. Figuur 4.4: Redenen waarom zakelijke reizigers niet buiten de spits willen reizen (n=299)
Van de zakelijke reizigers die wel buiten de spits willen reizen geeft driekwart aan dit ook soms of altijd te kunnen. Een vijfde wil wel maar kan niet buiten de spits reizen voor zakelijke reizen. De reden dat deze personen niet buiten de spits kunnen reizen is hoofdzakelijk dat afspraken met en bereikbaarheid van klanten en/of leveranciers dit niet toelaat. Ook in de categorie anders wordt nog vaak genoemd dat afspraken voor het werk zo worden gepland dat wel in de spits moet worden gereisd. Opvallend is de daling in het aantal mensen dat aangeeft dat de werktijden niet flexibel zijn. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat de vraagstelling iets gewijzigd is. In de 2012 werd niet specifiek vermeld dat men van de werkgever niet flexibel mocht zijn. Ook bij het verschuiven van de werktijden wordt niet geaccepteerd door collega’s zien we een daling. Dit werd vorig jaar nog geformuleerd als past niet binnen de werkcultuur wat iets algemener is.
44
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Zakelijk verkeer
Figuur 4.5: Redenen waarom niet buiten de spits kan worden gereisd.
Ook als reden om vaker of wel buiten de spits te reizen voor de mensen die dat willen wordt aangegeven dat afspraken met anderen de grootste belemmering zijn. Ook minder in de file staan is een belangrijke motivator om buiten de spits te gaan reizen. Tabel 4.2: Motieven om vaker/wel buiten de spits te reizen. 2012 er geen afspraken/overleggen met klanten/leveranciers zijn ingepland
2013 38%
als ik daardoor minder in de file zou staan
37%
33%
het verschuiven van werktijden geaccepteerd zou worden op mijn werk door mijn collega’s
16%
15%
als ik van mijn werkgever flexibel zou mogen zijn in mijn begin- en eindtijden
17%
12%
ik thuis zou kunnen werken
14%
12%
ik op een andere werklocatie zou kunnen werken
7%
9%
ik niet gebonden zou zijn aan tijden van opvang, school of crèche van mijn kinderen
6%
wanneer ik hiervoor een financiële vergoeding zou krijgen
4%
anders
13%
45
7%
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Zakelijk verkeer
4.2 Vervoermiddel Auto meest gebruikte vervoermiddel voor zakelijke reizen Het meest gebruikte vervoermiddel voor zakelijke reizen is ook in 2013 de auto. Daarnaast zien we in de niet-commerciële dienstverlening dat het openbaar vervoer veel wordt gebruikt en in de bouw en industrie relatief veel wordt gecarpoold. In het meest gebruikte vervoermiddel zijn ten opzichte van 2012 geen grote verschuivingen opgetreden. Figuur 4.6: Meest gebruikte vervoermiddel voor zakelijke reizen.
Snelheid en comfort belangrijk voor keuze vervoermiddel voor zakelijke reizen Comfort en snelheid zijn bij alle vervoermiddelen die het meeste gebruikt worden de belangrijkste motieven om voor dit vervoermiddel te kiezen. Slechts 10 procent geeft bij de keuze voor de auto aan dat het bezoekadres niet met het openbaar vervoer bereikbaar is. Wel zijn vervoer van bagage, de auto nodig hebben tijdens werktijd en het hebben van een lease auto nog veel genoemde redenen voor het gebruik van de auto. Bij het openbaar vervoer wordt nog vaak aangegeven dat men kan werken tijdens het reizen.
46
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Zakelijk verkeer
Auto
Carpoolen
1. Snelheid
1. Snelheid
2. Comfort
2. Comfort
3. Ook tijdens werktijd nodig
3. Ook tijdens werktijd nodig
Openbaar Vervoer
(e)-Fiets
1. Comfort
1. Goed voor gezondheid
2. Snelheid
2. Goed voor het milieu
3. Vergoeding door werkgever
3. Snelheid
Toename van zakelijke reizigers dat alternatief vervoermiddel ziet Het aantal reizigers dat een alternatief vervoermiddel ziet voor zijn zakelijke reis is met 5 procent toegenomen. Deze alternatieven zijn voornamelijk openbaar vervoer. De trein is voor een vijfde van de zakelijke reizigers die met de auto gaat een alternatief en de bus/tram/metro voor een op de tien. Tabel 4.3. Mogelijkheid voor alternatief vervoermiddel voor zakelijke reizen. 2012
2013
trein
18%
21%
bus/tram/metro
9%
11%
carpoolen
7%
8%
fiets
5%
5%
combinatie van vervoermiddelen
4%
5%
motor
4%
4%
bromfiets/scooter
1%
1%
elektrische fiets
1%
1%
lopend geen alternatief
1%
1%
64%
59%
Hoewel iets meer mensen een alternatief ziet, is het gebruik ervan sterk gedaald. Waar in 2012 nog 50 tot 60 procent een alternatief vervoermiddel gebruikte is dat nu niet meer dan een derde. Ook de frequentie van het gebruik is afgenomen. Ongeveer 10 procent van de zakelijke reizigers die een alternatief vervoermiddel zien gebruikt dit ook met enige regelmaat.
47
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Zakelijk verkeer
Tabel 4.4. Gebruik van andere vervoermiddelen als daar mogelijkheid toe is. 1 keer per week
enkele keren per
minder dan 1
of vaker
maand
keer per maand
nooit
weet niet
trein
4%
6%
14%
71%
5%
bus/tram/metro
4%
7%
carpoolen
3%
6%
17%
67%
5%
21%
66%
5%
Vermijden van files belangrijke reden om ander vervoermiddel te kiezen voor zakelijke reizen Het vermijden van files is een belangrijke reden om een ander vervoermiddel te kiezen voor zakelijke reizen die meestal met de auto reizen. Daarnaast spelen ook praktische redenen als geen parkeergelegenheid, goede bereikbaarheid met het open vervoer en een korte reistijd mee om voor een ander vervoermiddel te kiezen. Figuur 4.7. Redenen voor gebruik van andere vervoermiddelen als voor zakelijke reizen.
48
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Zakelijk verkeer
Snelheid en bereikbaarheid belangrijk bij kiezen voor alternatief van de auto Reistijd is ook in 2013 een belangrijke reden wanneer wordt overwogen een ander vervoermiddel te kiezen. Echter een goede bereikbaarheid met het openbaar vervoer zou voor een vijfde van de zakelijke reizigers een reden zijn om vaker het openbaar vervoer te gebruiken. Een op de vijf zakelijke reizigers kiest nooit voor een alternatief voor de auto. Tabel 4.5. Percentage zakelijke reizigers dat reden geeft om vaker voor een ander vervoermiddel dan de auto te kiezen. de reistijd met een ander vervoermiddel korter is
2012
2013
49%
31% 22%
als er een goede verbinding met het openbaar vervoer naar de locatie(s) waar ik moet zijn is
19%
ik zou nooit voor een ander vervoermiddel dan de auto kiezen de reistijd met een ander vervoermiddel gelijk is
30%
19%
de kosten voor een ander vervoermiddel lager zijn
35%
18%
het comfort met een ander vervoermiddel groter is
23%
16%
ik de auto tijdens werktijd niet nodig zou hebben
15%
als er openbaar vervoer zou rijden op tijden dat ik op de locatie(s) moet zijn
12%
als de locaties waar ik heen moet, dichter bij zouden zijn
7%
als ik geen bagage zou moeten vervoeren
7%
wanneer ik geen lease auto/bedrijfswagen zou hebben ik de auto vlak na of voor werktijd niet nodig zou hebben voor andere activiteiten (bv. boodschappen, kinderen halen/brengen)
7% 6%
wanneer ik hiervoor een financiële vergoeding zou krijgen
4%
als het minder zou regenen
4%
de veiligheid met een ander vervoermiddel groter is
3%
2%
anders
13%
3%
Een van de technische mogelijkheden die voor minder reizen voor werken kan zorgen is televergaderen of online vergaderen. Bij 8 procent van de werkenden zijn deze mogelijkheden er. Voor de mensen die de mogelijkheid hebben om online te vergaderen geeft 20 procent aan dat er een toename is in 2013 ten opzichte van 2012 en dat dit ook heeft geleid tot minder reizen. Dit is bij 1,5 procent van het totaal aantal werkenden.
49
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Zakelijk verkeer
Figuur 4.8. Is er een toename van televergaderen/online vergaderen in 2013 t.o.v. 2012 (n=519)
De werkenden die minder zijn gaan reizen door het telewerken, reizen over het algemeen één keer per week of één keer per maand minder ongeacht of dit in de spits is of niet. Tabel 4.6: Frequentie waarmee werkenden minder zijn gaan reizen. % tenminste één keer per week
39%
tenminste één keer per maand
50%
tenminste één keer per half jaar
9%
tenminste één keer per jaar
2%
50
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Zakelijk verkeer
4.2.1
Multitasken tijdens zakelijk reizen
Tijdens zakelijke reizen komt het multitasken vaker voor Tijdens zakelijke reizen voert een groter aandeel van de reizigers ook andere activiteiten uit, werkzaamheden zijn ook vaker werkgerelateerd. Zo voert een derde frequent telefonisch overleg voor zijn of haar werk. Maar ook het internet wordt door een vijfde gebruikt voor het werk. Op het telefonisch overleg na worden activiteiten door ov-reizigers vaker uitgevoerd dan door auto rijders. In de auto wordt juist vaker telefonisch overlegd maar ook de andere activiteiten vinden in de auto plaats. Figuur 4.9. Frequentie waarmee werkenden andere activiteiten uitvoeren tijdens de zakelijke reizen
51
5
Hoofdstuk
Reizen van en naar onderwijsinstelling
52
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Reizen van naar onderwijsinstelling
5. Reizen van en naar onderwijsinstelling Studenten en scholieren reizen niet naar hun werk maar naar hun onderwijsinstelling. Het openbaar vervoer is net als in 2012 het meest gebruikte vervoermiddel om naar de onderwijsinstelling te reizen door studenten en scholieren. Het bezit van een OV studentenkaart is een veelgenoemde reden om met het openbaar vervoer te reizen. Wel is het deel van de studenten/scholieren dat met het openbaar vervoer reist iets gedaald. Het gebruik van de auto door studenten/scholieren is zeer beperkt, slechts 4 procent gebruikt de auto om naar de onderwijsinstellingen te gaan. Zij reizen dus ook minimaal op de congestietrajecten zoals weergegeven in bijlage 2. Studenten en scholieren reizen vaker in de ochtendspits dan in de avondspits, bijna de helft reist in de ochtendspits en ongeveer een derde in de avondspits. Een verschuiving van de onderwijstijden vindt slecht een kwart van de studenten en scholieren een goed plan. De studenten vinden die dit geen goed plan vinden geven aan dat zij bang zijn dat zij bij het verschuiven van de onderwijstijden in de avondspits terecht komen. Terwijl zij daar nu niet in reizen. Ook vinden zij dat zij dan te laat thuis komen en hebben ze geen last van de ochtendspits.
Drie procent van de respondenten reist naar een onderwijsinstelling omdat hij of zij student is aan deze onderwijsinstelling. Het grootste deel (87 procent) reist meerdere dagen per week naar zijn of haar onderwijsinstelling en dan meestal vier of vijf dagen per week. Het percentage dat naar een onderwijsinstelling reist is ten opzichte van 2012 flink gedaald omdat toen niet alleen gekeken is naar de studenten en scholieren maar ook werknemers zijn meegenomen. Maar ook als we in 2012 alleen naar studenten en scholieren kijken is het aandeel dat naar een onderwijsinstelling reist twee maal zo groot. De frequentie waarmee gereisd wordt is echter gelijk gebleven.
5.1 Reizen in de spits Er wordt door studenten en scholieren vaker in de ochtendspits gereisd dan in de avondspits Per doordeweekse dag reist veertig tot vijftig procent van de studenten en scholieren in de ochtendspits en ongeveer een derde in de avondspits. Op maandag en donderdag reizen de meeste studenten en scholieren naar hun onderwijsinstelling. Tabel 5.1. Tijdstippen waarop door studenten/scholieren naar hun onderwijsinstelling wordt gereisd Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
tussen 0.00 uur en 6.00 uur
2%
1%
1%
1%
1%
1%
1%
tussen 6.00 uur en 9.00 uur
49%
43%
42%
46%
42%
4%
4%
tussen 9.00 uur en 16.00 uur
39%
42%
42%
41%
41%
5%
4%
tussen 16.00 uur en 19.00 uur
34%
33%
32%
34%
31%
5%
5%
tussen 19.00 uur en 24.00 uur
3%
2%
3%
4%
3%
1%
4%
niet gereisd
21%
25%
24%
22%
24%
90%
89%
53
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Reizen van naar onderwijsinstelling
Een meerderheid wil geen verschuiving van de onderwijstijden Vier op de tien studenten of scholieren willen geen verschuiving van de onderwijstijden, dertig procent heeft hierover geen mening en iets meer dan een kwart wil wel graag dat de onderwijstijden verschuiven. De redenen die gegeven worden om niet te wijzigen kunnen worden samengevat in vier hoofdpunten: als je later eindigt kom ik in de avondspits om naar huis te gaan je komt dan te laat thuis waardoor andere activiteiten in gedrang komen of moet te vroeg op tevreden hoe het nu is geen last van de spits doordat men er al buiten reist of de drukte valt wel mee. Figuur 5.1. Houding ten opzichte van het wel of niet verschuiven van de onderwijstijden
5.2 Vervoermiddel Openbaar vervoer ook in 2013 het meest gebruikt om naar onderwijsinstelling te gaan Studenten en scholieren gebruiken het vaakst het openbaar vervoer om naar hun onderwijsinstelling te gaan. Dit gebeurt door verschillende vormen van openbaar vervoer te combineren maar ook door het te combineren met de fiets/lopen of een auto. Het gebruik van enige vorm van openbaar vervoer is iets afgenomen. In 2012 ging nog 63 procent met enige vorm van openbaar vervoer naar zijn of haar onderwijsinstelling, dit is in 2013 gedaald naar 60 procent.
54
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Reizen van naar onderwijsinstelling
Figuur 5.2. Vervoermiddel waarmee meestal naar de onderwijsinstelling wordt gereisd.
OV jaarkaart is veelgenoemde reden om openbaar vervoer te gebruiken De fiets wordt gebruikt omdat hij snel, gezond en goedkoop is. Het openbaar vervoer wordt meestal gebruikt omdat de studenten en/of scholieren een ov jaarkaart hebben. Wanneer het openbaar vervoer met de fiets wordt gecombineerd wordt snelheid ook genoemd echter bij combinaties van openbaar vervoer niet. Klein percentage reist met de auto voor hen is openbaar vervoer het alternatief Er zijn slecht 16 personen die met de auto naar hun onderwijsinstelling reizen, twee van hen zien geen alternatief. Daarnaast geven de meeste personen aan dat enige vorm van openbaar vervoer het alternatief is. Van de mensen die een alternatief zien maken zes personen hier nooit gebruik van. Bij de overigen varieert het gebruik van het alternatieve vervoermiddel van wekelijks tot maandelijks.
55
6
Hoofdstuk
Overig verkeer
56
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Overig verkeer
6. Overig verkeer Naast het reizen voor werk of voor studie zijn er ook nog tal van andere zogeheten privé doeleinden waarvoor gereisd kan worden. In de ochtendspits reist 3 procent van de Nederlanders voor privé doeleinden met de auto. Dit zijn 350.000 spitsmomenten per ochtendspits. In tegenstelling tot woonwerkverkeer reist in de avondspits een groter aandeel Nederlanders voor privé doeleinden met de auto, tussen de 4 procent op maandag en 6 procent op vrijdag. Dit zijn 600.000 tot ruim 800.000 spitsmomenten. In het algemeen zijn de verschillen tussen 2012 en 2013 op het gebied van privéreizen klein. Men reist ook in 2013 het vaakst privé in de spits met de auto voor het bezoek aan familie en vrienden, gevolgd door het reizen om te winkelen en bezoek aan een (tand)arts/ziekenhuis. Het grootste aandeel reizigers heeft een bestemmingsregio’s voor het bezoek aan familie/vrienden in de Randstad, met name Amsterdam en Rotterdam (ieder 15 procent van de Nederlanders). Ten opzichte van 2012 is het aandeel mensen dat reist in de spits voor bezoek aan vrienden en familie en voor bezoek aan (tand)arts/ziekenhuis wel toegenomen, respectievelijk met 7 en 2 procent. Het aandeel mensen dat reist in de spits om te gaan winkelen is afgenomen met 5 procent. De auto en het openbaar vervoer zijn de meest gebruikte vervoermiddelen. Bij het winkelen zien we een toename van de fiets als vervoermiddel, en bij sociaal culturele activiteiten wordt vaker dan in 2012 met het openbaar vervoer gereisd, voor medische bezoeken geldt juist weer dat men vaker de auto neemt in plaats van het openbaar vervoer. De privéreizigers kunnen in een op de tien gevallen niet buiten de spits reizen. Bijna 80 procent zou dit wel doen, mits het tijdstip van de activiteit anders zou kunnen zijn. Men kiest vooral voor de auto vanwege de snelheid en het comfort, en in mindere mate vanwege de af te leggen afstand en het vervoer van spullen, zoals koffers. In dit laatste hoofdstuk staat het reizen voor privéactiviteiten centraal. Wanneer reist men in de spits om te winkelen, of om naar concert, een beurs of een restaurant te gaan? En met welke vervoermiddelen? Deze en andere vragen komen in dit hoofdstuk aan bod. We sluiten af met de (on)mogelijkheden om voor deze en andere privéactiviteiten in de spits te reizen, en de redenen waarom men kiest voor een bepaald vervoermiddel.
6.1 Winkelen In vergelijking met 2013 is in alle regio’s het percentage Nederlanders dat wel eens in de spits reist om te gaan winkelen afgenomen. Dit verschil is het grootst in Zwolle-Kampen, waar het percentage spitsreizigers met 11 procentpunt is afgenomen. In het algemeen geldt dat in de Randstad de minste mensen in de spits reizen om te gaan winkelen.
57
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Overig verkeer
Figuur 6.1 Percentage Nederlanders dat voor winkelen wel eens in de spits reist, naar woonregio.
Winkelaars reizen vooral richting de Randstad Net als in 2012 reizen spitsreizigers om te gaan winkelen vooral in of naar de Randstad. In beide meetjaren zijn Amsterdam en Rotterdam de regio’s met de meeste spitsreizigers. Op de derde plaats staat in 2013 de provincie Noord-Brabant. Top 3 Bestemmingsregio’s Winkelen 2012 1. Amsterdam 2. Rotterdam 3. Utrecht/ Arnhem-Nijmegen
2013 1. Amsterdam 2. Rotterdam 3. Noord-Brabant
58
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Overig verkeer
Spitsreizen voor winkelen licht toegenomen In 2013 reizen de mensen in de spits iets vaker om te winkelen: 11 procent doet dit meer dan eens per week (was 9 procent) en 14 procent een keer per week (was 13 procent). Ook de groep die twee tot drie keer per maand in de spits reist om te gaan winkelen is groter geworden: van 19 naar 22 procent (figuur 6.2). Figuur 6.2 Frequentie van winkelen
Winkelaars nemen in 2013 relatief vaak de fiets Net als in 2012 neemt 36 procent van de winkelaars die in de spits reizen alleen de auto. Het aantal mensen dat samen reist (carpoolers) met de auto is licht afgenomen, ook reizen er minder winkelaars met het openbaar vervoer. Hier staat in 2013 tegenover dat men wel relatief vaak (42 procent) de fiets neemt.
6.2 Sociaal culturele activiteiten Meer spitsreizen naar familie en vrienden Tabel 6.2 toont het aandeel spitsreizigers per sociaal-culturele activiteit. In beide meetjaren wordt het vaakst voor familie- of vriendenbezoek in de spits gereisd. Opvallend is dat dit in vrijwel alle regio’s vaker gebeurd. Met name in Haaglanden en Brabant. Bij de overige activiteiten zijn de verschillen tussen de jaren, en de regio’s gering.
59
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Overig verkeer
Tabel 6.1 Percentage Nederlanders dat voor sociaal-culturele activiteiten in de spits reisde bios Haaglanden Amsterdam Rotterdam Utrecht Maastricht Brabant Arnhem-Nijmegen Twente Zwolle-Kampen Groningen-Assen totaal
2012 14% 18% 18% 12% 11% 15% 13% 12% 11% 10% 14%
beurs 2013 14% 18% 15% 14% 9% 14% 7% 14% 7% 10% 13%
2012 7% 8% 5% 9% 5% 11% 7% 9% 5% 6% 8%
2013 5% 5% 7% 5% 2% 7% 5% 8% 4% 6% 6%
museum 2012 2013 4% 6% 6% 8% 4% 5% 4% 6% 3% 6% 4% 4% 6% 6% 4% 4% 4% 4% 4% 5% 4% 6%
popconcert 2012 2013 10% 9% 10% 6% 8% 8% 10% 10% 11% 10% 10% 10% 9% 8% 8% 8% 7% 9% 9% 10% 10% 9%
familie/vrienden 2012 2013 52% 65% 62% 66% 58% 60% 61% 68% 60% 70% 54% 63% 58% 61% 55% 61% 66% 66% 61% 66% 57% 64%
Ook sociaal-culturele activiteiten vooral in de Randstad Net als in 2012 vinden ook de sociaal-culturele activiteiten vooral in de Randstad (met name Amsterdam en Rotterdam) plaats. Reizen voor beurzen gaan vooral naar Utrecht. Bij popconcerten komt Arnhem-Nijmegen voor in de top 3. Top 3 Bestemmingsregio’s Bioscoop/theater
Top 3 Bestemmingsregio’s Beurs
1.Amsterdam (23 procent) 2.Rotterdam (17 procent) 3.Haaglanden (16 procent)
1.provincie Utrecht (46 procent) 2.Amsterdam (25 procent) 3.Noord-Brabant (6 procent)
Top 3 Bestemmingsregio’s Museum
Top 3 Bestemmingsregio’s Popconcert
1.Amsterdam (43 procent) 2.Rotterdam (11 procent) 3.Haaglanden (10 procent)
1.Amsterdam (44 procent) 2.Rotterdam (11 procent) 3.Arnhem-Nijmegen (8 procent)
Top 3 Bestemmingsregio’s Familie/vrienden 1.Amsterdam (15 procent) 2.Rotterdam (15 procent) 3.Utrecht en Noord-Brabant (12 procent)
De mensen die voor het bezoek aan familie en vrienden in de spits reizen, reizen in 2013 het vaakst, op enige afstand gevolgd door het bezoek aan een bioscoop of theater of museumboek. Het reizen voor beurzen en popconcerten vindt in vier vijfde van de gevallen minder dan een keer per maand plaats.
60
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Overig verkeer
Figuur 6.3 Frequentie van sociaal-culturele activiteiten, 2013
Vaker reizen voor sociaal-culturele activiteiten met het openbaar vervoer Net als in 2012 worden sociaal-culturele reizen vooral met drie vervoermiddelen gemaakt: de auto (zowel alleen als carpoolen) en het openbaar vervoer. Hierbij is wel te zien dat het belang van het openbaar vervoer toeneemt, ten opzichte van de auto.
6.3 Recreatieve activiteiten In deze paragraaf bekijken we enkele recreatieve activiteiten: het bezoek aan restaurants, sportwedstrijden, pretpark/dierentuin en wandelen/fietsen. Bijna twee derde van de Nederlanders reist wel eens voor dergelijke activiteiten. De Nederlanders die voor recreatieve activiteiten in de spits reizen doen dit in beide meetjaren vooral voor restaurantbezoek, gevolgd door bezoeken aan een pretpark/dierentuin (tabel 6.2). Naar regio zijn er nauwelijks verschillen tussen 2012 en 2013. Tabel 6.2 Percentage Nederlanders dat in de spits reist voor recreatieve activiteiten
Haaglanden Amsterdam Rotterdam Utrecht Maastricht Brabant Arnhem-Nijmegen Twente Zwolle-Kampen Groningen-Assen totaal
restaurant 2012 2013 24% 28% 27% 26% 26% 29% 25% 28% 27% 23% 22% 27% 21% 24% 18% 19% 17% 17% 15% 14% 22% 25%
sportwedstrijd 2012 2013 9% 8% 11% 8% 10% 9% 9% 8% 10% 9% 8% 8% 10% 12% 9% 9% 7% 7% 8% 5% 9% 9%
61
pretpark 2012 2013 13% 11% 11% 12% 10% 14% 11% 13% 16% 12% 17% 18% 12% 13% 11% 12% 13% 14% 10% 7% 13% 13%
wandelen/fietsen 2012 2013 8% 8% 10% 8% 6% 6% 8% 7% 8% 6% 5% 7% 8% 6% 7% 7% 8% 8% 7% 8% 7% 7%
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Overig verkeer
Top 3 Bestemmingsregio’s Restaurant
Top 3 Bestemmingsregio’s Sportclub
1.Amsterdam (16%) 2.Rotterdam (15%) 3.Utrecht/Noord-Brabant (14%)
1.Amsterdam (22%) 2.Rotterdam (17%) 3.Noord-Brabant (11%)
Top 3 Bestemmingsregio’s Pretpark
Top 3 Bestemmingsregio’s Wandelen/fietsen
1.Noord-Brabant (23%) 2.Arnhem-Nijmegen (17%) 3.Rotterdam (14%)
1.Utrecht (15%) 2.Noord-Brabant (14 procent) 3.A'dam/R'dam/Arnhem-Nijmegen (9 procent)
Voor wandelen/fietsen en sportwedstrijden wordt het vaakst gereisd Figuur 6.4 laat zien hoe vaak de mensen die in de spits reizen voor deze activiteiten de activiteiten uitvoeren. Dit gebeurt het vaakst om ergens te gaan wandelen en/of fietsen, en om een sportwedstrijd te bezoeken. Net als in 2012 wordt er vooral met de auto (zowel samen als alleen) en het openbaar vervoer gereisd. Reizen om te gaan wandelen of fietsen of om een sportwedstrijd te bezoeken gaan ook relatief vaak per fiets. Figuur 6.4 Frequentie van recreatieve activiteiten, 2013
62
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Overig verkeer
6.4 Bezoek aan (tand)arts/ziekenhuis Vooral in Arnhem-Nijmegen en Rotterdam veel mensen die in de spits reizen voor medische bezoeken Zowel in 2012 als 2013 wordt er vooral in de regio Arnhem-Nijmegen in de spits gereisd voor bezoeken aan artsen en/of ziekenhuizen, gevolgd door Rotterdam, Maastricht en Amsterdam. In Brabant en Rotterdam is het aantal spitsreizen voor dergelijke medische bezoeken het sterkst toegenomen (in beide gevallen +4 procent), in Zwolle-Kampen is een soortgelijke afname te zien (figuur 6.4). Men reist – net als in 2012 – vooral alleen of samen met de auto, of met het openbaar vervoer naar de (tand)arts en/of het ziekenhuis. Ten opzichte van 2012 reist men in 2013 vaker met de auto, en minder vaak met het openbaar vervoer. Figuur 6.5 Reizen in de spits voor (tand)arts/ziekenhuisbezoek, naar woonregio
63
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Overig verkeer
De meeste bezoeken aan artsen en/of ziekenhuizen vinden in de Randstad plaats, en dan vooral in Rotterdam, Amsterdam en Haaglanden.
top 3 bestemmingen tandarts/ziekenhuis 1 Rotterdam (15 procent) 2 Amsterdam (13 procent) 3 Haaglanden (13 procent)
Weinig verschillen in frequentie van reizen voor medische doeleinden In beide meetjaren reist minder dan 10 procent minimaal wekelijks voor medische bezoeken (figuur 6.7). De grootste groep (68 procent in 2013) doet dit minder vaak dan eenmaal per maand. Figuur 6.6 Frequentie van (tand)arts/ziekenhuisbezoek
6.5 Reizen buiten de spits Op de doordeweekse dagen reist ongeveer 16 procent van de Nederlandse bevolking voor privé activiteiten met de auto. Op vrijdag is dit aandeel het hoogst met 18 procent. Het grootste deel hiervan reist buiten de spits maar ook een deel in de spits. In de ochtendspits reist 3 procent van de Nederlanders voor privé doeleinden met de auto. Dit zijn 350.000 spitsmomenten per ochtendspits. In tegenstelling tot woon-werkverkeer reist in de avondspits een groter aandeel Nederlanders voor privé doeleinden met de auto, tussen de 4 procent op maandag en 6 procent op vrijdag. Dit zijn 600.000 tot ruim 800.000 spitsmomenten.
64
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Overig verkeer
Tabel 6.3. Tijdstippen waarop voor privé activiteiten met de auto wordt gereisd in de afgelopen week Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
tussen 00.00 uur en 6.00 uur
0%
0%
0%
0%
0%
1%
0%
tussen 6.00 uur en 9.00 uur
3%
3%
3%
3%
3%
3%
2%
tussen 9.00 uur en 16.00 uur
8%
8%
9%
8%
9%
15%
15%
tussen 16.00 uur en 19.00 uur
5%
5%
5%
6%
6%
7%
7%
tussen 19.00 uur en 24.00 uur
4%
4%
5%
5%
6%
6%
5%
niet gereisd met auto
84%
84%
83%
83%
82%
78%
82%
Bijna vier vijfde (79 procent) van de Nederlanders zou voor privéactiviteiten wel buiten de spits willen reizen. Een op de tien (10 procent) geeft aan dat ze hier geen mogelijkheid toe hebben. Aan deze groepen zijn enkele vragen gesteld, die in deze paragraaf worden behandeld. De voornaamste redenen waarom niet buiten de spits kan worden gereisd hebben te maken het tijdstip van de activiteit, en dan vooral in de avond of de middag (tabel 6.3). Tabel 6.4 Waarom kan privé niet buiten de spits worden gereisd? 2012 52% 39% 27% 11%
aanvang avondactiviteit is zodanig dat ik in de spits moet reizen aanvang ochtendactiviteit is zodanig dat ik in de spits moet reizen de eindtijd van de middagactiviteit is zodanig dat ik in de spits moet reizen anders
2013 57% 43% 43% 9%
Andere begin- of eindtijden van de diverse afspraken zijn dan ook de voornaamste redenen waarom men wel vaker in de spits zou reizen (tussen de 34 en 42 procent). Een op de zeven (13 procent) geeft aan vaker buiten de spits te gaan reizen als men niet gebonden is aan de tijden van de kinderopvang, school, of crèche (tabel 6.4). Tabel 6.5 Wanneer zou u vaker/wel buiten de spits reizen voor privéactiviteiten, 2013? minder in de file tijd afspraak/activiteit in de ochtend anders tijd afspraak/activiteit in de middag anders tijd afspraak/activiteit in de avond anders niet gebonden zijn aan tijden opvang/school/crèche kinderen als ik er een financiële vergoeding voor zou krijgen anders
65
31% 42% 39% 34% 13% 7% 3%
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Overig verkeer
6.6 Motieven gebruik vervoermiddel Openbaar vervoer vaakst als alternatief genoemd. Net als in 2012 noemen degenen die een alternatief vervoermiddel zouden kunnen nemen voor privéreizen in de spits vooral de trein (34 procent in 2013), of de bus/tram/metro (26 procent). Ruim een derde heeft geen alternatief dan de auto. Tabel 6.6 Mogelijkheden voor een alternatief vervoermiddel voor privé activiteiten trein bus/tram/metro fiets carpoolen combinatie van vervoermiddelen motor bromfiets/scooter elektrische fiets lopend geen alternatief
2012 31% 25% 17% 9% 5% 4% 4% 3% 3% 37%
2013 34% 26% 17% 11% 6% 3% 3% 4% 4% 35%
Autogebruik vooral vanwege snelheid en comfort Snelheid, comfort en de af te leggen afstand vormen in 2013 de voornaamste redenen om toch voor de auto te kiezen voor spitsreizen voor de diverse in dit hoofdstuk behandelde privé activiteiten. Deze lijst is langer dan in 2012, waardoor een op een vergelijking met deze resultaten niet mogelijk is. Wel is het zo dat ook in 2012 snelheid en comfort de voornaamste redenen waren om voor de auto te kiezen. Figuur 6.7 Redenen om de auto te gebruiken, 2013
66
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Overig verkeer
Onder welke omstandigheden zou men dan wel voor een alternatief vervoermiddel kiezen? De diverse redenen staan in tabel 6.6. Dit heeft vooral te maken met de lagere kosten voor een ander vervoermiddel, of een kortere, of minimaal gelijk blijvende reistijd. Het comfort speelt voor een relatief grote groep (23 procent) ook een rol. Voor de veiligheid geldt dit nauwelijks. Tabel 6.7 Redenen om vaker voor een ander vervoermiddel dan de auto te kiezen voor privé activiteiten, 2013 de kosten voor een ander vervoermiddel lager zijn de reistijd met een ander vervoermiddel gelijk is de reistijd met een ander vervoermiddel korter is het comfort met een ander vervoermiddel groter is de veiligheid met een ander vervoermiddel groter is ik de niet nodig zou hebben voor andere activiteiten die dag als er openbaar vervoer zou rijden op tijden dat ik op de locatie(s) moet zijn als er een goede verbinding met het openbaar vervoer naar de locatie(s) waar ik moet zijn is als de locaties waar ik heen moet, dichter bij zouden zijn als het minder zou regenen wanneer ik geen lease auto/ bedrijfswagen zou hebben als ik geen bagage zou moeten vervoeren wanneer ik hiervoor een financiële vergoeding zou krijgen ik kies nooit voor een ander vervoermiddel dan de auto anders
6.6.1
43% 27% 36% 23% 4% 10% 17% 33% 14% 9% 2% 19% 7% 8% 3%
Multitasken tijdens reizen voor privé activiteiten
Het uitvoeren van andere activiteiten tijdens het reizen gebeurt tijdens privé activiteiten vaker dan tijdens woon-werkverkeer. Hierbij moet worden opgemerkt dat deze vraag wel alleen is voorgelegd aan mensen die tijdens de spits reizen voor privé activiteiten. De activiteiten die worden uitgevoerd zijn vaker privé gerelateerd dan werk gerelateerd. Met name onder jongeren onder de 25 jaar is het aandeel dat andere activiteiten uitvoert tijdens het reizen hoog. Voor de privé activiteiten, zoals internetten voor privé doeleinden en contacten onderhouden, ligt het aandeel dat dit minimaal wekelijks doet rond de 60 procent. Bij de andere leeftijdsgroepen ligt dit rond de 30 tot 40 procent.
67
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Overig verkeer
Figuur 6.8. Frequentie waarmee mensen die in de spits reizen voor privé activiteiten andere activiteiten uitvoeren tijdens het reizen
68
7
Hoofdstuk
Conclusies en aanbevelingen
69
Gedragsmeting Beter Benutten 2013 Conclusies en aanbevelingen
7. Conclusies en aanbevelingen 7.1 Overall conclusies Ongeacht het reismotief blijkt dat we minder in de file staan en ook reizen we minder met de auto in de spits. We pakken vaker de fiets voor woon-werk verkeer, dit sluit aan bij de grote bekendheid en de grote tevredenheid van de fietsmaatregelen waar door de Beter Benutten regio’s op is ingezet, wat blijkt uit het gebruikersonderzoek van Beter Benutten. Toch werken we minder thuis. Uit het gebruikersonderzoek van Beter Benutten blijkt ook dat maatregelen als SLIM prijzen invloed hebben op het mobiliteitsgedrag van mensen. Dit sluit aan bij de bevindingen uit dit onderzoek waarbij mensen aangeven dat kosten een belangrijk motief zijn in de keuzes die zij maken in het reizen. Daarnaast is reistijd voor alle reismotieven een belangrijk aspect bij de afweging voor de wijze waarop men gaat reizen. Tenslotte is ongeveer 10 procent van de automobilisten in de ochtendspits en rond de 20 procent van de automobilisten in de avondspits op de weg voor privé doeleinden. De flexibiliteit om buiten de spits te reizen blijkt groter dan bij het woon-werkverkeer. Hier ligt dus een mogelijkheid om deze mensen uit de auto of uit de spits te krijgen.
7.2 Aanbevelingen voor verder onderzoek Op basis van de bevindingen uit dit onderzoek zijn een aantal trends te destilleren waar verder verdiepend onderzoek wenselijk is. We geven deze hieronder weer. We zien dat kosten een belangrijke rol spelen bij keuzes in het reisgedrag en dat maatregelen waarbij met belonen wordt gewerkt effect hebben. Maar om een echte gedragsverandering te bereiken en behouden moeten ook argumenten als duurzaamheid, milieu en gezondheid een rol spelen. Verdiepend onderzoek naar de intrinsieke motivatie van mensen om hun reisgedrag aan te passen zou daarom wenselijk zijn. Zoals bij de vorige bullet opgemerkt spelen kosten een belangrijke rol bij de keuzes die gemaakt worden in reisgedrag. In hoeverre speelt de aanschaf van een auto hierin een rol? Is het bezit hiervan belangrijk voor mensen en zijn hierin verschillen tussen verschillende doelgroepen bv. stadsbewoners versus plattelandsbewoners of jongeren versus ouderen. Het gebruik van het openbaar vervoer blijft redelijk stabiel. We reizen wel minder in de spits met de auto maar kiezen eerder voor de fiets dan voor het openbaar vervoer. Waarom? Hoe kan dit? Uit het gebruikersonderzoek blijkt dat in sommige regio’s OV maatregelen wel bekend en effectief zijn, in andere helemaal niet. Hoe kan dat? Spelen P+R terreinen hierin een rol. Hier kan verder onderzoek naar worden gedaan. In dit onderzoek maar ook in het gebruikersonderzoek Beter Benutten wordt heel erg ingezoomd op feitelijk gedrag. Interessant is om te meten of automobilisten wel of niet open staan voor maatregelen, voordat ze genomen worden. Bijvoorbeeld met behulp van games rondom mobiliteitsgedrag.
70
bijlagen
71
Bijlage 1. Onderzoeksverantwoording Het onderzoek heeft plaatsgevonden door middel van een online onderzoek onder een landelijk panel. Het veldwerk van de meting in 2013 heeft plaatsgevonden gedurende de maand september 2013. Eerst zijn de mensen uitgenodigd die in oktober 2012 ook aan het onderzoek hebben deelgenomen, voor hen is het mogelijk om feitelijke veranderingen te meten. Voor deze groep respondenten kan men spreken van een longitudinaal onderzoek. Daarnaast zijn mensen uitgenodigd uit het panel die in de regio’s Beter Benutten of binnen een straal van 20 km daarom heen. Er is een uitnodigingsmail en twee reminders verstuurd. Van de 11.059 respondenten hebben 6.473 respondenten ook in 2012 de vragenlijst ingevuld. Dit is 59 procent. Dit verschilt echter per regio. In tabel 1 is het aandeel respondenten weergegeven dat ook in 2012 de vragenlijst heeft ingevuld. Hierbij is de regio indeling gebruikt van 2013. Door verhuizing, ander werk of een andere indeling van regio’s (dit laatste geldt voor Amsterdam, Haaglanden en overig Nederland) kan het zijn dat respondenten in de meting van 2012 nog tot een andere regio behoorde. Tabel 1. Aandeel respondenten dat enquête ook in 2012 ook heeft ingevuld Regio
Percentage dat enquête ook in 2012 heeft ingevuld
Haaglanden
44%
Amsterdam
55%
Rotterdam
56%
Utrecht
50%
Maastricht
58%
Noord-Brabant
49%
Arnhem/Nijmegen
77%
Twente
62%
Zwolle/Kampen
56%
Groningen/Assen
75%
overig Nederland
94%
Op basis van het LISA werkgelegenheidsregister is gekeken hoe de verdeling binnen de regio’s is van werkenden in de bouw en industrie, de commerciële dienstverlening en de niet-commerciële dienstverlening. Deze verdeling is opgenomen in tabel 2. Tabel 2. Verdeling werkenden in de regio naar sector verdeling in
Verhouding werkend/
werkzame personen
niet werkend
streefrespons
66%
357
regionaam
sectornaam
Haaglanden
Bouw/Industrie
11%
Haaglanden
Comm. Dvl
45%
Haaglanden
Niet-comm. dvl
43%
Haaglanden
Niet werkend
Amsterdam
Bouw/Industrie
12%
Amsterdam
Comm. Dvl
58%
Amsterdam
Niet-comm. dvl
30%
Amsterdam
Niet werkend
91 344 34%
408
68%
473
98 245 32%
72
384
verdeling in
Verhouding werkend/
werkzame personen
niet werkend
regionaam
sectornaam
Rotterdam
Bouw/Industrie
Rotterdam
Comm. Dvl
51%
Rotterdam
Niet-comm. dvl
33%
Rotterdam
Niet werkend
Utrecht
Bouw/Industrie
Utrecht
Comm. Dvl
52%
Utrecht
Niet-comm. dvl
34%
Utrecht
Niet werkend
Maastricht
Bouw/Industrie
Maastricht
Comm. Dvl
41%
Maastricht
Niet-comm. dvl
46%
Maastricht
Niet werkend
Noord-Brabant
Bouw/Industrie
25%
Noord-Brabant
Comm. Dvl
45%
Noord-Brabant
Niet-comm. dvl
30%
Noord-Brabant
Niet werkend
Arnhem/Nijmegen
Bouw/Industrie
18%
Arnhem/Nijmegen
Comm. Dvl
41%
Arnhem/Nijmegen
Niet-comm. dvl
41%
Arnhem/Nijmegen
Niet werkend
Twente
Bouw/Industrie
27%
Twente
Comm. Dvl
40%
Twente
Niet-comm. dvl
32%
Twente
Niet werkend
Zwolle/Kampen
Bouw/Industrie
18%
Zwolle/Kampen
Comm. Dvl
41%
Zwolle/Kampen
Niet-comm. dvl
41%
Zwolle/Kampen
Niet werkend
Groningen-Assen
Bouw/Industrie
17%
Groningen-Assen
Comm. Dvl
39%
Groningen-Assen
Niet-comm. dvl
44%
Groningen-Assen
Niet werkend
Ov. NL
Bouw/Industrie
25%
Ov. NL
Comm. Dvl
43%
Ov. NL
Niet-comm. dvl
33%
Ov. NL
Niet werkend
16%
125 64%
393 250
36% 14%
432 114
70%
438
30%
360
288
13%
64 60%
197
40%
320
68%
458
32%
480
64%
212
218
252 310
93 208 36%
288 142
65%
211
35%
280
69%
228
167
97 228 31%
248
62%
191
84 221 38%
304 131
66%
225 173
34%
73
streefrespons
272
In de regio’s Haaglanden, Rotterdam, Amsterdam en Utrecht is gestreefd naar een respons van 1.200 respondenten, in Noord-Brabant is gestreefd naar 1.500 respondenten en in de overige regio’s naar 800 respondenten. Indien de streefrespons in een segment is gehaald dan is in dat segment in principe gestopt met enquêteren en was het dus niet meer mogelijk de vragenlijst in te vullen.
Respons In totaal hebben in 2013 11.059 mensen de online vragenlijst ingevuld. De respondenten zijn in de leeftijd van 18 t/m 85 jaar. In de meeste regio’s is de nagestreefde respons behaald. Zie onderstaande tabel. Tabel 3 Respons 2013. regionaam
sectornaam
respons
Haaglanden
Bouw/Industrie
77
Haaglanden
Comm. Dvl
356
Haaglanden
Niet-comm. dvl
421
Haaglanden
Niet werkend
519
Amsterdam
Bouw/Industrie
130
Amsterdam
Comm. Dvl
442
Amsterdam
Niet-comm. dvl
330
Amsterdam
Niet werkend
590
Rotterdam
Bouw/Industrie
143
Rotterdam
Comm. Dvl
354
Rotterdam
Niet-comm. dvl
285
Rotterdam
Niet werkend
534
Utrecht
Bouw/Industrie
106
Utrecht
Comm. Dvl
416
Utrecht
Niet-comm. dvl
347
Utrecht
Niet werkend
514
Maastricht
Bouw/Industrie
20
Maastricht
Comm. Dvl
64
Maastricht
Niet-comm. dvl
115
Maastricht
Niet werkend
160
Noord-Brabant
Bouw/Industrie
252
Noord-Brabant
Comm. Dvl
460
Noord-Brabant
Niet-comm. dvl
311
Noord-Brabant
Niet werkend
481
Arnhem/Nijmegen
Bouw/Industrie
79
Arnhem/Nijmegen
Comm. Dvl
191
Arnhem/Nijmegen
Niet-comm. dvl
208
Arnhem/Nijmegen
Niet werkend
289
74
Verhouding werkend/
Verhouding naar
niet werkend
sector 9%
62%
42% 49%
38% 14% 60%
49% 37%
40% 18% 59%
45% 36%
41% 12% 63%
48% 40%
37% 10% 55%
32% 58%
45% 25% 68%
45% 30%
32% 17% 62%
40% 44%
38%
regionaam
sectornaam
respons
Twente
Bouw/Industrie
115
Twente
Comm. Dvl
165
Twente
Niet-comm. dvl
183
Twente
Niet werkend
338
Zwolle/Kampen
Bouw/Industrie
30
Zwolle/Kampen
Comm. Dvl
107
Zwolle/Kampen
Niet-comm. dvl
140
Zwolle/Kampen
Niet werkend
224
Groningen-Assen
Bouw/Industrie
49
Groningen-Assen
Comm. Dvl
184
Groningen-Assen
Niet-comm. dvl
221
Groningen-Assen
Niet werkend
304
Ov. NL
Bouw/Industrie
132
Ov. NL
Comm. Dvl
225
Ov. NL
Niet-comm. dvl
174
Ov. NL
Niet werkend
274
Verhouding werkend/
Verhouding naar
niet werkend
sector 25%
58%
36% 40%
42% 11% 55%
39% 51%
45% 11% 60%
41% 49%
40% 25% 66%
42% 33%
34%
Werkenden Voor het woon-werkverkeer en het zakelijk verkeer is gekeken naar de regio waar mensen in werken. De responsverdeling ziet er dan als volgt uit. Tabel 5. Responsverdeling voor werkenden naar werkregio. verdeling in de
verdeling in de
populatie
steekproef
Haaglanden
7%
13%
Amsterdam
16%
13%
Rotterdam
7%
11%
Utrecht
9%
13%
Maastricht
1%
3%
Noord-Brabant
15%
15%
Arnhem/Nijmegen
4%
7%
Twente
4%
7%
Zwolle/Kampen
1%
4%
Groningen/Assen
3%
7%
overig Nederland
32%
7%
De regio Brabant is de enige regio waarbij het aandeel in de steekproef overeenkomt met het aandeel in de populatie. Voor overig Nederland geldt dat deze groep is ondervertegenwoordigd en ook Amsterdam is iets ondervertegenwoordigd. Bij de overige regio’s geldt dat het aandeel in de steekproef twee tot drie keer groter is dan het aandeel in de populatie. De resultaten van het woon-werkverkeer en het zakelijk verkeer zijn per regio herwogen naar de sector waarin mensen werkzaam zijn en voor het totaal naar regio herwogen.
75
Respons voor niet-werk verkeer Voor het reizen naar onderwijsinstellingen en het overig verkeer is gekeken naar de regio waarin respondenten wonen. In de respons is de verdeling tussen werkenden en niet-werkenden 62procent werkenden en 38 procent niet werkenden. Dit komt grofweg overeen met de verdeling van werkenden/niet werkenden die het CBS geeft voor de bevolking van 15 tot 85 jaar. Bij de resultaten voor onderwijsinstellingen en overig verkeer heeft geen weging plaatsgevonden. De responsverdeling naar de tien regio’s van het programma Beter Benutten ziet er als volgt uit. Tabel 6. Responsverdeling naar woonregio voor totale bevolking 18 tot 65 jaar. verdeling in de
verdeling in de
populatie
steekproef
Haaglanden
7%
12%
Amsterdam
14%
12%
Rotterdam
7%
11%
Utrecht
7%
12%
Maastricht
1%
2%
Noord-Brabant
15%
14%
Arnhem/Nijmegen
4%
7%
Twente
4%
8%
Zwolle/Kampen
1%
4%
Groningen/Assen
3%
7%
overig Nederland
37%
12%
Ook hier zien we dat het aandeel in de respons in de regio’s Amsterdam en Noord-Brabant overeenkomt met het aandeel in de werkelijke populatie. In overig Nederland is het aandeel ondervertegenwoordigd in de steekproef ten opzichte van de populatie. In de overige regio’s is het aandeel twee tot drie keer zo groot.
76
Bijlage 2. Congestietrajecten in de regio’s Regio Haaglanden/Leiden
Regio Amsterdam en omgeving
77
Regio Rotterdam
Regio Utrecht Stedendriehoek Utrecht – Hilversum - Amersfoort
78
Regio Maastricht
Regio Brabant
79
80
81
82
Regio Arnhem-Nijmegen
Regio Twente
A1 tussen Holten/Deventer en Duitse grens, A35/N35 Hengelo-Almelo-Nijverdal, A35 Hengelo-Enschede, Singels Enschede, Invalswegen Oldenzaal, Hengelo, Enschede en Almelo
Regio Zwolle-Kampen
A28,
N35,
N50,
N337,
N764,
N340,
buiten- en binnenring Zwolle
83
Regio Groningen-Assen
84