Brabant logistieke topregio 2030 – innovatiekracht beter benutten –
Dit advies is uitgebracht als uitwerking van de Brabantse Strategische Visie Goederenvervoer door SER-Brabant en Kamer van Koophandel Brabant. In de Brabantse SER hebben zitting vertegenwoordigers van de organisaties van ondernemers, werknemers en de Kamers van Koophandel.
Uitgevoerd door: Kernteam BLTR 2030 (p2managers, a49advies, NHTV, SER-Brabant, KvK-Brabant) Den Bosch, februari 2011.
Inhoudsopgave
Inleiding en leeswijzer
3
Brabant logistieke topregio 2030: de essentie
5
1. Waarom Brabant als logistieke topregio?
12
2. Wat zijn de relevante trends voor Brabant als logistieke topregio in 2030?
13
3. Bedreigingen huidige positie en obstakels BLTR 2030
15
4. Hoe ziet de Brabantse Logistieke TopRegio er uit in 2030?
16
5. Brabant Logistieke TopRegio 2030? beter benutten innovatiekracht!
24
6. Verankering SER-advies
39
Bronnen
46
Colofon
48
2 | Brabant logistieke topregio 2030
Inleiding en leeswijzer
Brabant Logistieke Topregio 2030: onder die vlag is SER-Brabant najaar 2009 gestart met een traject om aan die ambitie richting te geven. Focus daarbij is om invulling te geven aan de lange termijn acties van en door de logistieke triple-O (overheden – onderwijsinstellingen – ondernemers) in Brabant. Een van de kritiekpunten van SER-Brabant op de Brabantse Strategische Visie Goederenvervoer (lit.1) was dat een lange termijn perspectief ontbreekt in het goederenbeleid en de realisatie daarvan. In reactie daarop is SER-Brabant gevraagd om een lange termijn visie op te stellen voor een logistieke topregio in Brabant: hoe ziet die topregio er dan uit in 2030? wat moet er in de samenwerking in de logistieke triple-O gebeuren om die topregio kansrijk te maken? wie moeten er de komende jaren extra actie ondernemen om die samenwerking sterker te maken? In een boeiende “zoektocht” met ruim 100 sleutelfiguren uit de logistieke triple-O in Brabant is een antwoord gedestilleerd op deze vragen. Voorliggend SER-advies geeft daarvan de samenvatting; de onderbouwing zit in het achtergronddocument bij dit advies. Bij het beoordelen en oppakken van dit advies is een aantal kanttekeningen op zijn plaats: – Het bleek niet eenvoudig om bij de sleutelfiguren ideeën en informatie los te krijgen voor de voeding van een visie op BLTR 2030. Probleem is niet zozeer dat er geen beelden zijn over de topregio en de benodigde maatregelen; wel is dit beeld niet eenduidig, ontbreekt een gezamenlijk referentiekader en worden maatregelen sterk
–
–
–
–
versnipperd uitgevoerd. Bewust is gekozen om een samenhangend beeld op te bouwen van de ideeën die er leven bij de sleutelfiguren over de logistieke topregio (zie ook lit.3). Kennisdelen, intensievere en grootschalige samenwerking, gezamenlijke focus zijn punten die cruciaal zijn bij de realisatie van Brabant als logistieke topregio; dit is nog niet breed verankerd binnen de logistieke triple-O in Brabant (zie o.a. verslagen werkateliers lit.3). Voorliggend SER-advies geeft geen blauwdruk voor een BLTR 2030. Wel wordt vanuit een gezamenlijk beeld voor een logistieke topregio een top-10 van aandachtsvelden geschetst op het gebied van logistieke innovatie. Partijen willen wel samen werken aan die innovatie-agenda, maar een gezamenlijke aanpak door de triple-O is er nog niet. Bij de start van de opdracht was er bij het kernteam BLTR 2030 het idee dat voor de triple-O een nieuwe innovatieprogramma logistiek ontworpen zou moeten worden. Tijdens de discussies is naar voren gekomen dat door ontwikkelingen in de afgelopen 2 jaar (start Dinalog, bundeling van innovatieprogramma’s (Logistic Accelerator) en samenwerking (Kennis Distributie Centrum Logistiek) ) er meer een organisatievraagstuk speelt dan een inhoudelijk vacuüm. Tot slot: er lopen vele initiatieven en acties zijn gestart die aansluiten bij dit SER-advies. Ook in de politiek-bestuurlijke “Agenda van Brabant” heeft de logistieke topregio Brabant een prominente plaats. De verankering (inhoudelijk, organisatorisch, bestuurlijk, Brabant logistieke topregio 2030 | 3
financieel) van de innovatie-agenda voor die topregio is echter nog niet geregeld. Dit advies geeft daarvoor een aanzet. Het moet de sleutelfiguren in de logistieke sector met hun achterbannen prikkelen om de bestaande innovatiekracht beter te benutten! Leeswijzer De snelle lezer vindt het SER-advies samengevat in het hoofdstuk “de essentie”. Het SER-advies zelf is opgebouwd uit een aantal samenhangende onderdelen: eerst wordt stil gestaan bij de vraag waarom Brabant een logistieke topregio zou moeten zijn (par.1). Daarna wordt ingegaan op voor Brabant relevante trends in de logistieke sector (par.2) en de mogelijke bedreigingen/obstakels om zo’n topregio te realiseren (par.3). Hoe de topregio er in 2030 uit zou kunnen zien wordt geschetst aan de hand van gehouden interviews en diverse werkateliers (par.4). Wat er moet gebeuren is samengevat in een samenhangende innovatie-agenda voor de logistieke triple-O. Een top-10 aan aandachtsvelden is beschreven met concrete voorstellen (par.5). Prioriteit is gelegd bij vier topthema’s. Wie er actie moeten ondernemen en hoe de innovatie-agenda verankerd moet worden is apart uitgewerkt (par.6). Daarbij worden aanbevelingen gedaan voor aanhaking van het SER-advies aan de “Agenda van Brabant”. Onderbouwing en toelichting op de diverse onderdelen is terug te vinden in het achtergronddocument. Dit document zal samen met voorliggend SER-advies en enkele filmpjes digitaal beschikbaar komen in het voorjaar van 2011.
4 | Brabant logistieke topregio 2030
Brabant logistieke topregio 2030: de essentie
Brabant heeft een sterke positie in de logistieke sector. Daar zijn een paar belangrijke redenen voor aan te wijzen. Zo ligt Brabant erg gunstig en strategisch ten opzichte van de havens van Rotterdam en Antwerpen en de afzetgebieden in Europa. Daarnaast is er de aanwezigheid van sterke economische centra en zijn er opleidingscentra op het gebied van logistiek. Uniek voor Brabant/ZuidNederland is het multimodale netwerk (weg, water, spoor) dat aanwezig is voor de diverse goederenstromen. Ook zijn er veel logistieke bedrijven die voorop lopen met het werken in en voor complexe supply-chains. Het is van vitaal belang dat deze sterke positie ook in de toekomst blijft behouden. In dit gezamenlijk met overheden, onderwijsinstellingen en ondernemers (“triple-O”) tot stand gekomen advies geeft SER-Brabant aan welk beeld er bij de sleutelfiguren bestaat over Brabant Logistieke Topregio in 2030 en wat er moet gebeuren om de logistieke topregio te realiseren. De logistieke kracht van Brabant op dit moment is geen automatische garantie dat er een logistieke topregio in 2030 aanwezig is. Dat er wat moet gebeuren staat voor de logistieke spelers in Brabant als een paal boven water. De groei van het goederenvervoer zet door; de huidige weginfrastructuur zit al op de grenzen van zijn mogelijkheden. Veel experts spreken van een verdubbeling in 2030 maar zelfs met een relatief geringe jaarlijkse groei ontstaat al ruim voor 2030 een onhoudbare situatie op het Brabantse wegennet. Wereldwijd zal de aard van de logistieke sector veranderen met steeds meer aandacht voor de
kwaliteit en betrouwbaarheid van de gehele logistieke keten. Ontwikkelingen op ICTgebied en duurzaamheid zullen de bedrijfstak sterk beïnvloeden. Door de globalisering en de opkomst van nieuwe markten verschuift de productie en distributie van goederenstromen. Tegelijkertijd hebben we in Nederland te maken met ontgroening en vergrijzing en een daarmee samenhangende krapte op de arbeidsmarkt, terwijl de vraag naar hoog opgeleid personeel zal toenemen. Hoe de logistieke wereld er in 2030 precies uit zal zien weet niemand; dat er veel zal veranderen is evident. Niets doen, afwachten wat er op ons afkomt en dan reageren is geen optie; dan zijn we te laat. Om logistieke topregio te zijn in 2030 en de concurrentie aan te kunnen zijn er drie sleutelbegrippen: Flexibiliteit, om optimaal in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen, Samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven en Daadkracht om keuzes te durven maken en te durven innoveren. Daar hoort een ambitieuze innovatie-agenda bij van alle partijen samen met een eenduidige sturing vanuit de belangrijkste koplopers. De huidige situatie in Brabant voldoet wellicht nog net in 2011 maar zal in de nabije toekomst tot grote problemen leiden. De potentiële verdubbeling van het goederenvervoer in 2030 wordt onvoldoende onderkend als thema dat innovatief moet worden aangepakt. Teveel wordt nog gedacht aan infrastructurele oplossingen in plaats van het innovatief benutten van de multimodale netwerken in Brabant/Zuid-Nederland. Er wordt niet voldoende doorgepakt om multimodale Brabant logistieke topregio 2030 | 5
knooppunten duurzaam te ontwikkelen; het huidige gebruik van de bestaande knooppunten is volstrekt onvoldoende om in 2030 een topregio te kunnen zijn. Ook is de samenwerking tussen multimodale knooppunten en functioneren als een knooppuntennetwerk nog onvoldoende. De noodzaak om te komen tot meer ketenregie in de logistieke sector wordt weliswaar onderkend, maar komt in de praktijk nog moeizaam van de grond. De bedrijfsmatige noodzaak voor bedrijven om samen te werken is nog niet groot genoeg, veel partijen schermen hun belangen nog af en er is geen grootschalige impuls om te komen tot innovaties op het gebied van ketenregie. Er is geen duidelijke visie van de Brabantse steden en de logistieke sector hoe de goederenstromen van en naar de steden in 2030 zouden kunnen lopen; het vastlopen van het goederenvervoer in de steden wordt nog te vaak bestreden met mitigerende maatregelen als venstertijden in plaats van innoverende maatregelen op het gebied van fijndistributie, organisatie en het gebruik van het gehele Brabantse infrastructuurnetwerk. Wat moet er dan gebeuren om in 2030 logistieke topregio te zijn? Er is een aantal samenhangende acties nodig waarbij vooral de samenwerking tussen de verschillende partijen en actoren van cruciaal belang is. In die samenwerking zullen ook keuzes gemaakt moeten worden: welke innovatiethema’s staan voorop, waar zetten we de beschikbare middelen op in, hoe worden de noodzakelijke randvoorwaarden gecreëerd? Het gaat dus om inhoud (welke innovatiethema’s zijn belangrijk) en proces (hoe verankeren we de samenwerking). We onderscheiden in dit advies een 10-tal innovatiethema’s waarbij we de nadruk leggen bij die thema’s waar Brabant het verschil kan maken. Thema’s die Brabant zelf kan ontwikkelen, versnellen of realiseren en waarbij we niet afhankelijk zijn van nationale of internationale ontwikkelingen waar we geen invloed op hebben. Naast 4 TOPthema’s onderscheiden we nog 6 ondersteunende thema’s. Het is niet zo dat deze thema’s min6 | Brabant logistieke topregio 2030
der belangrijk zijn, alle 10 aandachtsvelden vragen acties en investeringen voor de realisatie van Brabant Logistieke Topregio 2030. De essentie is dat bij de 4 TOPthema’s het voortouw bij Brabant zelf ligt, terwijl bij de 6 ondersteunende thema’s er slim aangesloten kan worden bij (inter)nationale ontwikkelingen. Het kan daarbij overigens nodig zijn deze nationale ontwikkeling te initiëren of stimuleren en in ieder geval zal Brabant er voor moeten zorgen op deze thema’s een volwaardige gesprekspartner te zijn. De ondersteunende thema’s zijn: – grootschalige innovatie in supply-chain support-activiteiten – reductie goederentransport door herontwerp duurzame logistieke ketens – intelligent benutten hoofdinfrastructuur 2030 – logistieke basisactiviteiten op topniveau houden – starten van het nieuwe logistieke werken en scholing – verbeteren van het imago van de logistieke sector De 4 hoofdthema’s zijn: Thema 1: investeren en innoveren op flexibele multimodale knooppunten Veel kansen liggen er in het doorontwikkelen van het huidige netwerk aan multimodale knooppunten in Brabant/Zuid-Nederland. Uit figuur a blijkt dat de logistieke en economische centra voor een groot deel samenvallen met de multimodale terminals. Het lijkt daarom goed om te investeren in de versterking van de multimodale terminals in deze logistiek-economische centra. Gerichte innovaties moeten er voor zorgen dat de infrastructuur voor het goederenvervoer van en naar de multimodale knooppunten maximaal wordt benut. Er moet slimmer geïnvesteerd worden in locale infrastructurele knelpunten bij deze multimodale knooppunten. Ook moeten er –selectief - enkele nieuwe topknooppunten ontwikkeld worden op strategische plaatsen (topgebieden in figuur a als
Figuur a: logistieke topgebieden en multimodale terminals in Brabant. zoekgebieden). Daarbij moet een innovatieve, bovenlokale/bedrijventerreinoverstijgende aanpak worden inzet met innovatieve financieringsvormen (bijv. regionale logistieke exploitatiemaatschappijen). Cruciaal is dat de samenwerking tussen een aantal terminals (Brabant Intermodal) wordt uitgebouwd tot een grootschalig netwerk van samenwerkende multimodale terminals, aangehaakt op de ontwikkelingen van Rotterdam – Antwerpen - Moerdijk. Dit Brabant Intermodal-netwerk moet in staat zijn om een netwerkpropositie aan te bieden (weg – water – spoor) aan de verladers. Voortouw: Platform Multimodaal Duurzaam Goederenvervoer, Regionale Ruimtelijke Overleggen, Koploperbedrijven/Multimodale terminals (Brabant Intermodal). Thema 2: realiseren van een innovatief fijndistributiesysteem BrabantStad Een trendbreuk is nodig om te zorgen dat het onderliggende infranet (weg, water, spoor, buisleidingen) in Brabant de aan- en afvoer
van en naar de diverse distributiepunten ook in de toekomst goed kan verwerken. Dat vraagt om innovaties op het gebied van regionale distributiesystemen, prijsprikkels bij het gebruik van modaliteiten, keuzes en flexibele ontwikkeling van een selectief aantal stadsdistributiecentra en megastores, maar vooral de realisatie van een innovatief stedelijk distributienetwerk op BrabantStad-niveau/B10-steden: – Stop met het huidige systeem van goederenvervoer naar de stadscentra/venstertijden en ontwerp een innovatief distributiesysteem op het niveau van BrabantStad/ B10-steden met 24/7-leveringen aan de randen van de stad, bij afhaalpunten op wijkniveau respectievelijk thuis. In het verlengde van de voorstellen uit het landelijke Actieprogramma Stadsdistributie is een lange termijn-aanpak door BrabantStad/ B10-steden gezamenlijk noodzakelijk: stel als gezamenlijke BrabantStad-overheden nieuwe randvoorwaarden voor de logistieke sector waarbinnen de vervoerders zelf met nieuwe distributiesystemen kunnen komen. Brabant logistieke topregio 2030 | 7
Figuur b: mogelijke 4C-locaties (Cross-Chain-Control-Centers) in de BLTR 2030.
– Voer een programma uit voor een betere benutting door het regionale goederenvervoer op het onderliggende infranet van Brabant. Denk daarbij aan maatregelen op het gebied van: spitsmijdend goederenvervoer, benutten en financieren van vrije goederenbanen door nieuwe vormen van publiek-private samenwerking, introductie van een duurzaamheidslabel voor de logistiek voor de toegang van dit onderliggend infranet. – Ontwikkel en realiseer innovatieve transportvormen voor onderdelen van het onderliggend infranet, met name voor de laatste kilometers naar de stedelijke knooppunten (elektrisch goederenvervoer, buisvervoer). Voortouw: BrabantStad-mobiliteit/-RO in samenwerking met Dinalog en Connekt/ EVO/TLN.
8 | Brabant logistieke topregio 2030
Thema 3: Impuls in logistieke ketenregie met 4C-locaties Ketenregie in de logistieke sector is een van de hoofdthema’s waarmee Brabant het verschil kan maken in 2030 met andere regio’s. De ketenregie zal fysiek gerealiseerd moeten door enerzijds vanuit Brabant/Zuid-Nederland goed in te spelen op de regie die vanuit Rotterdam/Antwerpen wordt ingezet op met name intercontinentale goederenstromen. Voor de meer continentale en regionale stromen zullen meerdere ketenregiepunten ingezet moeten worden: Cross-ChainControl-Centers. Gestart kan worden met de inrichting van deze 4C-locaties voor specifieke niches/markten (bijv. service logistiek of food of chemie etc., zie figuur b). Deze regiepunten (“4c-towers”) moeten de bedrijven zelf organiseren gericht op flexibele samenwerkingsverbanden waarin 1 grote organisatie fungeert als “gastheer” voor een aantal kleinere innovatieve bedrijven.
Daarnaast zullen innovatieve vormen van grootschalige samenwerking opgezet moeten worden door het ontwikkelen van systemen/ modellen om samenwerking in de logistieke keten te versterken gericht op optimale regie. Voortouw: Koploperbedrijven met Dinalogcampus als aanjager/facilitator. Thema 4: geven van een structurele impuls aan de kennis- en innovatie hotspot Innovatie in de logistiek in Nederland wordt ontwikkeld en uitgevoerd door een combinatie van kennisinstellingen, overheid, bedrijfsleven en intermediaire organisaties (zoals brancheorganisaties, ontwikkelingsmaatschappijen e.d.). Belangrijke spelers op nationaal niveau zijn Dinalog, de universiteiten en HBO’s en organisaties als EVO, VLM en TLN. In het kennisakkoord logistiek, waarin eerder genoemde partijen gezamenlijk deelnemen, is de aanzet gegeven tot een landelijk platform voor het toepassen, “laten landen” en verankeren van wetenschap, kennis en innovatie in de logistiek: de zogenaamde Kennis Distributie Centra. De Kennis DC’s bestaan uit een landelijk dekkend aantal regionale netwerken van overheid, onderwijs en ondernemers. Allen hebben ze tot doel om kennis en wetenschap naar het werkveld te brengen en hiermee innovatieve, sterke (logistieke) regio’s te ontwikkelen. In figuur c wordt een en ander schematisch voorgesteld. De landelijke structuur waar kennisakkoord logistiek een coördinerende rol in heeft kan als het strategische niveau gezien worden (1 in figuur c). In Brabant is enkele jaren geleden het project Vitale Logistiek gestart waar een belangrijk deel van de regionale partners in samenwerken. Het KennisDC is een logisch gevolg hierop en moet dan het tactische niveau (2) vormen. Het operationele niveau (3 en 4) wordt ingevuld / uitgevoerd door de KennisDC partners (met onderliggende consortia). Op het operationele niveau kunnen partijen een eigen focus, invulling en identiteit aan een project meegeven waarbij
de verbinding en samenhang op tactisch en strategisch niveau wordt geborgd. Voortouw: Stuurgroep Dinalog Kennis DC Brabant-Zeeland. Voorliggend SER-advies geeft een beeld dat sleutelfiguren in de triple-O logistiek naar voren brengen over BLTR 2030. Bovenstaande innovatie-agenda voor de komende jaren kan gerealiseerd worden als partijen in de triple-O (overheden-bedrijfsleven-kennisinstituten) gezamenlijk de SER-voorstellen uitwerken en uitvoeren. Met name een organisatorische verankering is cruciaal om een BLTR 2030 te kunnen realiseren. Belangrijk is dat op regionaal niveau de triple-O (regionale overhedenbedrijfsleven-kennisinstellingen) intensiver gaan samenwerken aan de benodigde innovaties in de logistieke sector. SER-Brabant adviseert om de – verbrede – stuurgroep Dinalog Kennis DC Brabant-Zeeland deze samenwerkingsopdracht op te laten pakken. Het programmamanagement van Dinalog Kennis DC (2A in figuur c) kan verantwoordelijk worden gemaakt voor de verdere programmering en coördinatie van de innovatie-agenda voor de BLTR 2030; de stuurgroep (2B in figuur c) kan fungeren als een groep van “ambassadeurs” voor BLTR 2030 die zorgt voor de bestuurlijke aansturing en verankering van de innovatie-agenda. Belangrijke randvoorwaarden zijn dat BLTR 2030 prioriteit krijgt op de Agenda van Brabant/Bestuursakkoord 2011-2015 van provinciale staten. Financieel is een impuls nodig van ca. € 100 mln. (indicatieve inschatting) in de komende jaren voor de 4 prioritaire innovatiethema’s; hiervoor doet SER-Brabant het voorstel om een publiek-privaat investeringsfonds BLTR 2030 in te richten. De publieke bijdragen kunnen ondermeer worden gedekt uit de provinciale investeringsagenda (2e en 3e tranche); de private bijdragen zouden met name door de koploperbedrijven geleverd moeten worden en door nieuwe publiek-private samenwerkingsconstructies. Brabant logistieke topregio 2030 | 9
Figuur c: organisatie kennis- en innovatie-impuls in de logistieke sector in Brabant-Zeeland.
10 | Brabant logistieke topregio 2030
Brabant logistieke topregio 2030
Brabant logistieke topregio 2030 | 11
1. Waarom Brabant als logistieke topregio? Er is veel geschreven over kansen en bedreigingen voor de logistieke sector in Brabant. Meest recent beleidskader is de Brabantse Strategische Visie Goederenvervoer (2008; lit.1). SER-Brabant heeft daarbij aangegeven dat een visie en maatregelen gericht op lange termijn (2030) nodig zijn om de sterke logistieke positie die Brabant/Zuid-Nederland nu heeft ook voor de lange termijn vast te houden. De provincie Noord-Brabant heeft in overleg met haar publieke en private partners eind 2008 een Brabantse Strategische Visie Goederenvervoer opgesteld. Centrale missie is dat Brabant zich versterkt als duurzame logistieke topregio. De provinciale visie omvat 3 actielijnen: 1. maximale multimodaliteit en bedrijventerreinen bereikbaar 2. bewust, slim, schoon en veilig goederenvervoer 3. verankeren, delen en upgraden van kennis en innovatie
Figuur 1: stappenschema opdracht BLTR 2030. 12 | Brabant logistieke topregio 2030
SER-Brabant en de Kamers van Koophandel Brabant hebben op zich genomen om in het kader van actielijn 3. de opgave uit te werken voor “Brabant Logistieke Topregio 2030” (zie lit.2). Doel bij de start van de opgave was om te komen tot een “out-of-the-box-visie”die de drager is voor een versnellingsagenda op het gebied van innovatie, vernieuwend ondernemerschap en duurzame logistiek. Slim verbinden, flexibiliseren en draagvlak in de triple-O-logistiek hebben bij de aanpak van de SER-opdracht centraal staan. In een stapsgewijze aanpak met diverse interactiemomenten met relevante sleutelfiguren is de opdracht uitgevoerd. Daarbij is het accent meer komen te liggen op een gedeeld beeld van de BLTR 2030 bij de sleutelfiguren dan op een geheel nieuwe visie. De innovatie-agenda voor de BLTR 2030 geeft samenhang aan in de mogelijke aandachtsvelden voor innovaties door de logistieke triple-O. Voorliggend SER-advies geeft de kern van de resultaten weer; verant-
woording en feitenmateriaal is opgenomen in het bijbehorend achtergronddocument (lit.3). In een gezamenlijke discussietraject met overheden, bedrijfsleven en kennisinstituten heeft SER-Brabant een inhoudelijke uitwerking gemaakt van “Brabant Logistieke Topregio 2030”. Het traject heeft niet zozeer een compleet nieuwe visie voor de topregio opgeleverd maar wel een gedeeld beeld dat leeft bij de belangrijkste sleutelfiguren. Zowel een beeld van de randvoorwaarden om tot een logistieke topregio in 2030 te kunnen komen als een beeld van de benodigde acties die in gang gezet moeten worden. Dit beeld is nodig als gezamenlijk ijkpunt/koers voor de samenwerking tussen bedrijfsleven – kennisinstituten - overheden (“triple-O”) in de logistieke sector. De SER wil met haar advies de tripleO-partijen in beweging krijgen om gezamenlijk te werken aan grootschalige, structurele innovaties in de logistieke sector in Brabant/ Zuid-Nederland. Hoe de logistieke sector in Brabant er in 2030 uit ziet weet niemand. Blauwdrukplanning in een sector met veel veranderingen en innovaties is niet zinvol. Wel is duidelijk dat een topregio zich kenmerkt door intensieve samenwerking tussen partijen.. Een topregio kenmerkt zich bovendien door flexibel en snel in te kunnen spelen op snelle veranderingen Er lopen al veel innovatie-initiatieven in de logistieke sector in Brabant (zie o.a. lit.4-13). Door onbekendheid en versnippering wordt echter nog lang niet voldoende rendement uit deze acties gehaald. Ook zijn veel partijen nog niet aangehaakt op deze initiatieven. Brabant heeft de ambitie om vooruit te kijken, voorop te lopen en een voorsprong te houden/ nemen als de gelegenheid zich voordoet in de komende 20 jaar in de logistieke sector.. Het SER-advies wil inzicht geven in het huidige beeld over de logistieke topregio en een prikkel zijn om te komen tot, meer samenhang en structurele samenwerking in de triple-O logistiek.
2. Wat zijn de relevante trends voor Brabant als logistieke topregio 2030? Aan de hand van literatuur (zie ondermeer lit.14-19), interviews met een aantal sleutelfiguren in de logistieke sector in Brabant en werkateliers zijn de belangrijkste trends in beeld gebracht (zie ook lit.3). Deze zijn vaak mondiaal van aard. Deze 2030-trends zijn vertaald naar een aantal voor Zuid-Nederland relevante ontwikkelingen; de kunst voor de logistieke topregio is om hier adequaat en slim op in te spelen. De volgende ontwikkelingen zijn cruciaal: – De groei van het goederenvervoer biedt kansen voor Brabant/Zuid-Nederland. De rol van Rotterdam als centrale mainport voor containerketens zal blijven. Wel zullen containers in de toekomst langer in Europa blijven. Brabant kan een rol spelen als achterlandgebied van Rotterdam (“3e Maasvlakte”) en Antwerpen. Uitdaging logistieke topregio: verbinding regio Zuid-Nederland/Brabant met mainports Rotterdam en Antwerpen en verdere achterland. Realiseren van een belangrijke schakelrol in Brabant voor aan de mainports gelinkte goederenstromen (EDC-functie, productieregio, consumentenregio en doorvoerfunctie). – Er ligt een compleet multimodaal netwerk voor het goederenvervoer in 2030 in Brabant/ Zuid-Nederland. Uitbreiding van dit infrastructuurnetwerk (weg, water, spoor, buis) is slechts beperkt mogelijk. De komende jaren zal dus steeds sterker ingezet gaan worden op het slim benutten van deze netwerken. De infrastructuur in 2030 is optimaal ingericht door aansluiting, ontsluiting en afstemming van modaliteiten (“modal merge”) om groei aan goederenstromen op te vangen. De hoofdinfrastructuur (HWN, goederensporen, vaarwegen) is primair ingericht voor het doorgaande goederenvervoer; ook is deze hoofdinfrastructuur een levensader voor de aan de regio gekoppelde goederenstromen. Uitdaging logistiek topregio: slimme(her) benutting multimodale netwerken goederenvervoer
Brabant logistieke topregio 2030 | 13
en voorbereiding duurzaam vernieuwde vervoerscorridors. – De infrastructuur 2030 is optimaal ingericht door aansluiting, ontsluiting en afstemming van modaliteiten (modal merge) om de groei aan goederenstromen op te vangen. De hoofdinfrastructuur (HWN, goederensporen, vaarwegen) is primair ingericht voor het doorgaande goederenvervoer.De trend van een 24/7 economie met een grote variatie in behoeften bij afnemers van goederen vereist een flexibel, fijnmazig distributienetwerk in Brabant. Uitdaging logistieke topregio: realiseren van flexibele fysieke fijndistributiesystemen en administratieve systemen voor een duurzame en efficiëntere afwikkeling van goederenstromen op regionaal - locaal niveau. De uitdaging zal zijn om met deze innovatieve systemen te zorgen voor een blijvende bereikbaarheid van BrabantStad/de B10-steden met goederenstromen. – Aan de assemblage en consolidatieactiviteiten van de huidige logistieke sector zal in Brabant steeds vaker een ketenregiefunctie worden gekoppeld. De toegevoegde waarde van logistiek Brabant zal meer op kennisregie gericht zijn en minder op uitvoering en assemblage. Logistieke regie zal de kracht
van logistiek Brabant worden in de komende 20-30 jaar: organiseren van betere samenwerking in de keten en kennisconcentratie over planning, regie en financieel-administratieve aansturing. De vraag zal toenemen naar meer zelfstandige, nieuwsoortige samenwerkingsverbanden gespecialiseerd in ketenregie binnen een sector maar vooral ook tussen sectoren (cross-chain-control-centers). Het is niet te verwachten dat grootschalige productie- en maakindustrie weer terugkomt in Brabant; wel zal assembleren van wat elders in de wereld wordt geproduceerd belangrijk blijven voor Brabant. Uitdaging logistieke topregio: kennisontwikkeling realiseren als innovatiebranche gericht op regie en support- activiteiten in de logistiek. – Naast topkennis zal een logistieke topregio in Brabant/Zuid-Nederland zich moeten onderscheiden op het gebied van aanwezige arbeid en sociale innovatie. Het gaat er om kennis en arbeid slim te benutten via goede en flexibele aansturing van bedrijfsprocessen. De innovaties in de logistieke sector vereisen dat er op alle niveaus (boardroom, management en uitvoering) veel en kwalitatieve goede logistieke werkers zijn. Uitdaging logistieke topregio: behoud en “verslimmen” arbeid (op alle niveaus).
Figuur 2: groei van het goederenverkeer bij diverse scenario’s. 14 | Brabant logistieke topregio 2030
– Om een topregio te kunnen zijn zal er een “hotspot” aan logistieke kennis moeten zijn, zowel in het ontsluiten van kennis als de feitelijke aanwezigheid van kennis die direct beschikbaar is voor bedrijven. Gelet op de traditionele positie van Brabant/Zuid-Nederland in de logistieke sector is de potentie aanwezig om op kennisgebied een internationale positie te behouden/uit te bouwen. Naar verwachting zal Brabant haar huidige koppositie door sterke netwerkvorming kunnen uitbouwen. Daarbij weet Brabant ook de aanwezige kennis en “talenten” van de omliggende regio’s optimaal te benutten. Uitdaging logistieke topregio: internationaal netwerk kennis&scholing realiseren door intensieve en structurele samenwerking triple-O.
3. Bedreigingen huidige positie en obstakels BLTR 2030 Er is een aantal bedreigingen voor de huidige positie van de logistieke sector in Brabant/ Zuid-Nederland. Als deze bedreigingen niet aangepakt worden zijn dit ook obstakels om te komen tot een logistieke topregio in 2030. Vier bedreigingen moeten grootschalig worden aangepakt, ondersteund door een aantal andere acties: 1.Verdubbeling goederenverkeer staat niet op uitvoeringsagenda’s triple-O De groeiverwachting voor het vrachtverkeer in 2030 varieert volgens de verschillende scenario’s tussen 20% minimaal en 80% maximaal (gebaseerd op tonkilometers; zie figuur 2 en lit.14,20). De groei van de effectieve verkeersvraag is nog groter dan de groei van het vrachtverkeer zelf. Een groei van het vrachtverkeer met 10% leidt tot een toename in de effectieve verkeersvraag van 13-18%. De multimodale netwerken voor goederenvervoer 2030 kunnen deze groei niet opvangen. Nu al leidt de druk op het wegennet tot extra congestie. De mogelijkheden voor extra infrastructuur zijn qua doorlooptijd en beschikbare overheidsbudgetten beperkt tot “pijplijnplannen 2030”. Een effect van kilometer-
beprijzing is ook de eerste jaren niet in beeld. Zonder fors ingrijpen in deze ontwikkelingen zal dit leiden tot extra vertragingen op het intercontinentale goederenvervoer maar ook tot dichtslibben van het onderliggende infranet in Zuid-Nederland. Dit probleem staat niet hoog op de bestuurlijke agenda van Brabant en wordt ook door de triple-O nauwelijks aangepakt. Grootschalige impulsen zijn nodig gericht op enerzijds het verminderen van volumes en anderzijds de verhoging van de beladingsgraad. 2. Multimodale knooppunten kunnen onvoldoende mee innoveren Brabant/Zuid-Nederland is een krachtige logistieke regio mede door de aanwezigheid van multimodale netwerken met een fijn netwerk van multimodale knooppunten. Belangrijk knelpunt in de doorontwikkeling van deze knooppunten is het spanningsveld tussen de ondernemerskracht/drang van bedrijven om te willen vernieuwen versus het niet snel mee bewegen van de overheden in het creëren van de benodigde flexibiliteit/ randvoorwaarden. Dit vraagt om andere vormen van samenwerking op die multimodale knooppunten. 3. Ketenregie komt niet van de grond De noodzaak om te komen tot meer ketenregie in de logistieke sector wordt weliswaar onderkend, maar komt in de praktijk nog nauwelijks van de grond. De bedrijfsmatige noodzaak voor bedrijven om samen te werken is nog niet groot genoeg, veel partijen schermen hun belangen nog af en er is geen grootschalige impuls om te komen tot het delen van kennis over logistieke innovaties. 4. De steden in Brabant (B10) worden niet langer bereikbaar voor goederentransport door onvoldoende maatregelen/innovaties gericht op het benutten van het onderliggend infranet en het ontbreken van fijndistributiesystemen Veel energie wordt gestoken op mitigerende maatregelen zoals stadsdistributie , hanteren van venstertijden e.d. Er is geen duidelijke visie van de steden en de logistieke sector Brabant logistieke topregio 2030 | 15
hoe de goederenstromen van en naar de B10-steden in 2030 moeten en kunnen lopen. De efficiency en de marges in het goederenvervoer binnen Brabant/Zuid-Nederland zijn laag. De logistieke sector moet zorgen voor een veel hogere efficiency/verdienmodel om deze bedreiging aan te pakken. Een benuttingprogramma voor het onderliggend infranet met een ontwerp voor de fijndistributiesystemen van en naar de Brabantse steden is nodig. In samenhang met deze 4 grote bedreigingen zal de triple-O-logistiek er ook voor moeten zorgen dat een aantal andere bedreigingen wordt voorkomen: – Brabant/Zuid-Nederland speelt niet goed in op het aanhaken bij de logistieke activiteiten in Rotterdam/Antwerpen in combinatie met een goed werkende “achterlandopvang” (Moerdijk – multimodaal achterlandnetwerk, zie ook lit.45); – Brabant verliest haar voorsprong op innovatiegebied aan andere buitenlandse regio’s;
Figuur 3: samenhang streefbeelden BLTR 2030. 16 | Brabant logistieke topregio 2030
– Brabant heeft onvoldoende logistieke werkers 2.0/supply-chain managers op niveau; – Samenwerking triple-O blijft versnipperd; – Aansluiting koploperbedrijven bij kennisontwikkeling (Dinalog, kennisDC HBO) komt niet van de grond. Om de bedreigingen te voorkomen en maximaal in te kunnen spelen op de kansen voor een logistieke topregio is vereist dat er gedeeld beeld is van Brabant als logistieke topregio in 2030. En belangrijker: welke gezamenlijke acties de triple-O de komende jaren gezamenlijk gaat oppakken.
4. Hoe ziet de Brabantse Logistieke TopRegio er uit in 2030? Er is geen blauwdruk voor de logistieke wereld in 2030; dat er veel zal veranderen is evident. Niets doen, afwachten wat er op ons afkomt en dan reageren is geen optie; dan zijn we te laat. De beelden voor BLTR 2030 zijn
dan ook niet in concrete blauwdrukken weer te geven. Wel kunnen de randvoorwaarden worden benoemd . Om logistieke topregio te zijn in 2030 en de concurrentie aan te kunnen zijn er drie sleutelbegrippen: Flexibiliteit, om optimaal in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen, Samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven en Daadkracht om keuzes te durven maken en te durven innoveren. Aan de hand van literatuur (zie o.a. lit.14,17,21-35), interviews met sleutelfiguren uit de logistieke wereld in Brabant en diverse werkateliers zijn indicatieve schetsen uitgewerkt van beelden die specifiek en relevant zijn voor de BLTR 2030. De beelden zijn geen blauwdrukken voor logistiek Brabant 2030 maar een inspiratiebron voor een gezamenlijke aanpak door de triple-O (zie ook diverse filmpjes in lit.3). De beelden zijn in deze paragraaf kort aangeduid. Daarbij is voor een volledige topregio van belang dat de realisatie van deze “streefbeelden” in samenhang bepaalt of Brabant zich wel of niet gaat onderscheiden als
topregio in 2030 (figuur 3). Aan alle perspectieven zal invulling gegeven moeten worden; verwaarlozing of te lage prioriteit van een of meer streefbeelden past niet bij de ambitie van BLTR 2030. Daarbij wordt Brabant niet als een homogeen eiland gezien maar als een regio waarbinnen verscheidene logistieke deelregio’s aanwezig zijn. Ook zijn er natuurlijke verbindingen met andere logistieke regio’s in Nederland en is Brabant een integraal onderdeel van de Vlaams - Nederlandse Delta. Dit geldt zowel voor de fysieke verbindingen (zie figuur 4 ) als voor de kennisnetwerken en samenwerkingsverbanden tussen partijen. 4.1. Logistiek kwaliteitsnet (infra 2.0) beter benutten – Kwaliteitsnet goederenvervoer voor doorgaand internationaal goederenverkeer – Gescheiden van onderliggend infranet – Volledige integratie met digitale infrastructuur (ICT 2.0) – Beheer, toegang en financiering infranetwerk deels door private partijen
Figuur 4: fysieke netwerken van BLTR met haar omgeving (lit.14). Brabant logistieke topregio 2030 | 17
In de eerste plaats kunnen we ons afvragen hoe de infrastructuur er in 2030 uitziet. PricewaterhouseCoopers (lit.46) heeft aan ruim 100 deskundigen op het gebied van logistiek in de hele wereld gevraagd naar de visie op 2030 op de infrastructuur. Dit levert een beeld op van een infrastructuur die in essentie dezelfde is van nu, maar waarbij het gebruik van die infrastructuur sterk is veranderd. Door private financiering is het mogelijk om een deel van die infrastructuur uitsluitend te gebruiken voor de logistieke sector. De overheid trekt zich steeds meer terug als financier en de nadruk bij het bouwen van nieuwe infrastructuur ligt sterk op de stedelijke gebieden. Duurzaamheid is geen discussie meer, maar wordt als randvoorwaarde neergezet. Het succes van Noord-Brabant ligt in de samenwerking tussen het bedrijfsleven, de overheid en de kenniscentra in logistieke clusters. Basis voor een dergelijk succes moet het bieden van een solide transportnetwerk zijn; ook nu al is een goed transportnetwerk, multimodaal uiteraard, een belangrijke factor bij het nemen van investeringsbeslissingen door bedrijven. Naast een multimodaal basisnetwerk en samenwerking tussen partijen is een regio in het voordeel die infrastructuur 2.0 als eerste weet te implementeren; dit houdt in dat er een
volledig geïntegreerd systeem is met moderne ICT en de bijbehorende digitale infrastructuur. Voor Brabant houdt dit in dat multimodale netwerken voor Zuid-Nederland gereed zijn (hoofdwegennet, spoor, vaarwegen) en primair zijn ingericht voor het doorgaande goederenvervoer. Deze netwerken zijn veilig en betrouwbaar qua reistijd; op deze kwaliteitsnetwerken krijgt het goederenvervoer prioriteit zodat reistijden gegarandeerd zijn. Voor de aanvoer en doorvoer binnen Brabant is een samenhangend onderliggend infranet operationeel voor goederentransport op ZuidNederlandse schaal (onderliggend wegennet, lokaal - regionaal spoor, kanalenstelsel Brabant, lokaal ondergronds transport). 4.2. Slimme distributie in Brabant/ Zuid-Nederland – Maximale benutting van Hoofdwegennet/ Waternet waarbij in een samenhangend netwerk van optimaal ingerichte multimodale knooppunten met hoogwaardige verbindingen waarde wordt toegevoegd – Flexibele spelregels knooppunten om snel in te kunnen spelen op veranderingen – Perfect systeem van fijndistributie met netwerk van megastores buiten de B10-steden met 24 uurleveringen naar tijd en plaats
Figuur 5: multimodale netwerken goederenvervoer Brabant (lit.26). 18 | Brabant logistieke topregio 2030
Brabant heeft in 2030 een perfect samenwerkend netwerk van multimodale topknooppunten met hoogwaardige verbindingen. De knooppunten zijn er zowel voor doorvoer van goederen als voor aan- en afvoer in de topregio. In alle gevallen wordt op de multimodale knooppunten waarde toegevoegd (VAL, VAS) (zie multimodale goederenterminals in figuur 5). Distributie is in 2030 volledig duurzaam en volledig ICT-gestuurd. Dat neemt niet weg dat goederen nog steeds fysiek zijn en op fysieke wijze moeten worden vervoerd, zowel internationaal, nationaal, regionaal en lokaal. Het concept van volledige ICT-sturing impliceert een sterke behoefte tot een klein aantal zeer omvangrijke distributiecentra. Immers, de fysieke goederen worden, gestuurd door vraag en aanbod die ICT-gestuurd is, op flexibele wijze binnen de provincie verdeeld. Afhankelijk van de eisen, soms met de boot, soms met de trein en soms met de auto. Het klinkt misschien tegenstrijdig maar kleinschalige duurzame distributie op elk moment
zorgt voor de ontwikkeling van grootschalige multimodale distributiecentra. Een beperkt aantal distributiecentra voor zowel ingaand, uitgaand als transitoverkeer impliceert het maken van keuzes op het gebied van ontwikkeling van grootschalige knooppunten. Om in 2030 deze knooppunten gereed te hebben zullen de keuzes gemaakt moeten worden in de periode tot 2015: waar komt wel een knooppunt te liggen en waar niet. De provincie heeft daarbij een leidende rol. Een ander beeld is dat de stedelijke distributie in 2030 sterk is veranderd. Er zal geen sprake meer zijn van vrachtwagens die half beladen de binnensteden gaan bevoorraden. De beladingsgraad zal gemiddeld steeds meer de 90-100% benaderen en door gereguleerde samenwerking worden de goederen vanuit een distributiecentrum verdeeld en bezorgd. ICT is de sleutel voor deze ontwikkeling. Consumenten zullen hun goederen steeds sneller willen hebben, dat houdt in dat de distributie van de laatste kilometer ook sterk zal veran-
Figuur 6: mogelijke fijndistributie in BrabantStad in 2030 (bron: Cap Gemini in lit.25). Brabant logistieke topregio 2030 | 19
deren. Niet meer aparte bestelautootjes maar gebundeld vervoer en slimme oplossingen door de consument op andere plekken en tijden te bezorgen. De totale logistieke keten zou er dan bijvoorbeeld als volgt uit kunnen zien (figuur 6).  Er is in 2030 een Brabants netwerk van megastores en stadsdistributiecentra die 100% cross-supply zijn ingericht. Alle producten worden op deze punten opgeslagen en van daaruit – onder 1 regie – naar de klanten bezorgd (wijk-/thuisdistributiecentra). Door de duurzame en ICT-gestuurde transportmarkt is het eenvoudig om gekochte goederen op een effectieve en efficiënte wijze naar een transferium of huisadres te laten bezorgen. In 2030 nemen consumenten vrijwel niets meer zelf mee uit de winkels. Immers door de duurzame en ICT-gestuurde transportmarkt is het eenvoudig mogelijk geworden om gekochte goederen op een effectieve en efficiënte wijze naar een transferium of het huisadres te laten bezorgen. Mede hierdoor komen bezoekers minder met de auto naar de binnenstad. De consumenten ervaren dit niet meer als vervelend of als nadeel aangezien er uitstekend pendelvervoer is dat sneller is dan de eigen auto en eventueel aangeschafte goederen zijn reeds bij de eigen auto/thuis gebracht voordat de consument terug is bij zijn auto respectievelijk thuis. Door deze ontwikkelingen hebben de Brabantse gemeenten gezamenlijk de venstertijden afgeschaft. De wijze waarop dit streefbeeld van fijndistributie wordt ingevuld hangt nauw samen met de ontwikkelingen in bundeling van goederenstromen vroeg in de transportketen. Hoe eerder er in de keten gebundeld gaat worden des te minder zal de omvang en het aantal megastores aan de randen van de steden hoeven te zijn (zie ook 4.3.)
20 | Brabant logistieke topregio 2030
4.3. EU-kampioen ketenregie en logistieke support – Meerdere Cross-Chain-Control-Centers (4C) operationeel voor diverse sectoren – EU-marktleider in control-towers – Logistieke infra 2.0 (in, uit- en doorvoer geïntegreerd en gekoppeld aan ICT/info/ financiële en douanesystemen – Sterk solide fundament in uitvoering logistiek/bezettingsgraad 90-100% Elk te vervoeren goed heeft in 2030 een (RFID)chip; het volgen van goederen maar ook van vrachtwagens is standaard. Verladers brengen hun te distribueren goederen naar een van de centrale multimodale knooppunten in Brabant; van daar uit worden de goederen direct verder gedistribueerd op de meest efficiënte wijze. In 2030 heb je niet meer een contract met een unieke vervoerder. Je sluit een contract af om je goederen binnen een bepaalde tijd op een bepaalde plek te leveren; dat kan met elke vervoerder die nog ruimte over heeft. Deze oplossingen worden door grote neutrale consortia beheerd en ontsloten middels software. Op deze data is ook een volledig systeemtoezicht aangesloten waardoor Brabant 100% gegarandeerd veilige ketens (transport en opslag) kan aanbieden en hierom bekend staat in de wereld. Transporten, parkeerplaatsen en logistieke parken zijn volledig doordacht en beveiligd. Ook is er een ”Brabants Logistics Assistence Network” operationeel mocht er bij bepaalde bedrijven of logistieke parken toch iets gebeuren. Bedrijven en particulieren kunnen de weg volgen van producent naar aflevering. Distributie gaat in 2030 continu door (24/7), afhankelijk van de eisen van de klant. Uitgangspunt is dat vraag en aanbod volledig transparant zijn en distributie plaatsvindt volgens een veilingsysteem. Wil je een pakje binnen een uur afhalen op het station dan betaal je veel meer dan dat je hetzelfde pakje enkele dagen later thuis laat bezorgen. Maar ook het verzenden vindt flexibel plaats. Je boekt zelf ruimte in de vrachtwagen die in de buurt is, zodat die wagen bij je langs komt op de route naar het
Figuur 7: illustratie 4-C ketenregie in de logistiek. hoofddistributiecentrum. Op de chip die in de goederen zit zijn de eisen en wensen meegegeven voor verder transport. Om bovenstaande mogelijk te maken voor de aanvoer van goederen en afzet binnen Brabant/Zuid-Nederland zijn er voor de diverse sectoren centrale regiepunten operationeel voor de gehele supply-chain, inclusief crosschain-control-centers (“4C-Towers”). Deze centrale regiepunten zijn “communities” van diverse innovatieve bedrijven die gezamenlijk zorgen voor topkennis en technologie om de ketens zo optimaal mogelijk te kunnen regisseren. De control tower is de plek waar intelligente transport- en servicesystemen zorgen voor een volledige doorzichtigheid en toegankelijkheid van data over deze goederenstromen naar en binnen Brabant (“goederenverkeerscentrale” vergelijkbaar met regionale wegverkeerscentrale). Dit is direct gekoppeld aan de grote logistieke productiecentra en zorgt er voor dat alle goederen naar en in Brabant “life” worden gevolgd en met optimale suppy-chain management worden aangestuurd. Door deze ontwikkeling is in 2030 de bezettingsgraad van vrachtwagens gestegen: rijdt in 2010 nog 25% van de vrachtwagens leeg en de overige 75% gemiddeld met 50-75% bezetting, dat is dat in 2030 gestegen naar gemiddeld 90-100% voor het totale vrachtverkeer. De totale keten van productie naar klant is voor alle spelers volledig transparant. Een vervoerder publiceert automatisch
op internet wanneer hij met welke goederen op welk tijdstip naar welke plaats gaat rijden/ varen en hoeveel plek er nog is voor andere goederen tegen welke prijs. Deze volledige transparantie van de markt is wettelijk geregeld en zorgt voor een optimale benutting van transportmiddelen. Dit geldt zowel voor pakketen als voor bulkgoederen. Schepen, treinen en vrachtauto’s zijn in 2030 zo ontworpen dat vervoer van verschillende soorten goederen mogelijk is door een flexibele indeling van de vrachtruimte. 4.4. Logistieke duurzaamheid overal in de keten – Duurzaam logistiek vignet als toegang voor infranetwerk (automatisering, beladingsgraad, milieu, veiligheid) – Koploper in-car-technologie goederenvervoer – Innovaties duurzame vervoersystemen (nanotechnologie, flexibel qua volume etc.) In 2030 zijn alle transportmiddelen volledig duurzaam; het heet dan allang niet meer zo omdat het standaard is. Dit houdt in dat alle transportmiddelen ongevalsvrij zijn, geen milieubelasting opleveren en de leefbaarheid niet aantasten. Als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan krijgt een vervoerder geen vergunning om gebruik te maken van de Brabantse infrastructuur. Ongevalsvrij betekent dat de rijtaken vrijwel volledig overgenomen zijn door automatische systemen en sensoren. In-car systemen hebben een grote vlucht genomen. Europese regelgeving heeft ervoor gezorgd dat nietautomatische vervoermiddelen binnen 10 jaar na 2020 volledig verboden zijn. Intensieve samenwerking tussen overheid en automotive industrie in Brabant zorgt er voor dat Brabant voorop loopt met de nieuwste ontwikkelingen/innovaties op het gebied van veilige goederenvervoersystemen. Ook zorgen de incar-systemen en de onderlinge communicatie tussen voertuigen er voor dat het kwaliteitsnet goederenvervoer optimaal wordt benut. Geen milieubelasting betekent dat transport plaatsvindt op een volledig uitstootvrije Brabant logistieke topregio 2030 | 21
Figuur 8: voorbeeld van duurzaam goederentransport in de BLTR 2030. wijze. Normering heeft ervoor gezorgd dat vervoer ofwel elektrisch ofwel met waterstoftechnologie plaatsvindt. De leefbaarheid wordt niet aangetast omdat banden volledig geluidsarm zijn; geen enkele vrachtauto produceert nog meer dan 40 decibel. Natuurlijk zijn de standaard formaten van vrachtauto’s niet meer gebruikelijk. Om optimaal te profiteren van een hoge bezettingsgraad, afhankelijk van vraag en aanbod, kunnen de vrachtauto’s in 2030 opgebouwd worden uit (gestandaardiseerde) modules. 4.5. Brabant/Zuid-Nederland topregio van logistieke werkers – Topbanen/logistieke kenniswerkers in de regio op alle niveaus – Ruime pool aan logistieke medewerkers 2.0 – Kennisuitwisseling door netwerk van sociale innovatie in Zuid-Nederland – Excellent klimaat van talentontwikkeling logistiek tijdens en na studies Brabant als logistieke topregio zal zich in 2030 moeten onderscheiden door een kwalitatief en kwantitatief brede pool aan logistieke medewerkers. Door de verschuiving van de maakindustrie naar de kennisregie is er breed, internationaal aanbod gerealiseerd aan nieuwe medewerkers in de logistiek. Voor de regiefunctie zijn er hoog opgeleide logistieke medewerkers beschikbaar (HBO/WO) inzetbaar voor zowel innovatie-/kennisontwikkeling als voor de managementniveaus in de gehele supply-chain . Brabant is een thuishaven voor een op elkaar afgestemd netwerk 22 | Brabant logistieke topregio 2030
van excellente, logistieke studies MBO – HBO – Universiteiten met Dinalog als internationaal topinstituut. Dit netwerk zorgt voor een compleet aanbod aan topbanen/kenniswerkers in de regio op alle niveaus(boardroom, management en uitvoering). De 24 uurseconomie in combinatie met Intelligente Transport Systemen (ITS) maken het mogelijk dat goederenvervoer nauwelijks meer barrières ondervindt als gevolg van tijdverschillen of communicatie. ITS maakt het mogelijk dat de logistieke keten maximaal flexibel is. De aanwezigheid van kennis over ITS in Brabant is een belangrijke factor in het realiseren van de ketenregiefunctie. Brabant heeft zich in 2030 onderscheiden als koploper op het gebied van kennis en toepassing van ITS. Een deel van de besturing van de goederensystemen is in 2030 overgenomen door ITS, maar veranderingen in de keten vragen ook om andere services door verladers/ leveranciers van goederen op het gebied van aansturing van integrale supply-chains, innovatieve vervoersystemen, logistieke kennis bij multimodale knooppunten. Voor al deze diensten en services is een ruime pool gecreëerd van gespecialiseerde logistieke medewerkers 2.0. Meer nog dan de technologische innovaties zelf is de manier van invoeren van de vernieuwingen cruciaal. In 2030 loopt BLTR voorop met sociale innovatie in de logistieke sector: er is een strategische oriëntatie van de tripleO op ontwikkelingen in de logistiek, flexibel werken (werktijden, contracten, arbeidsrelaties) is ingevoerd bij de logistieke partners, de logistieke werkprocessen zijn slimmer georganiseerd en partijen werken samen aan continue verbetering van produkt-marktcombinaties. Deze sociale innovatie vindt zowel binnen Brabant plaats als naar andere logistieke regio’s (Vlaams - Nederlandse Delta, logistieke regio’s buiten Brabant, regio’s binnen Brabant). Door het hoge kwaliteitsniveau aan kennisnetwerken en aan innovatieve bedrijven is in Brabant/ Zuid-Nederland in 2030 ook een topklimaat aanwezig voor (internationale)
4.6. Brabant internationale kennis- en innovatieregio – Topregio in kennis ( op 3 schaalniveaus: Dinalog - Kennis DC Zuid Nederland locaal/regionale kennispunten) – Europees kampioen innovaties: innovatieklimaat/netwerk vitale logistiek+Dinalog/sluitende verdeling kennisinstituten – bedrijven – overheid Figuur 9: beeld logistieke werker 2.0. scholing. Nationale en internationale talenten willen graag in BLTR studeren en werken vanwege het excellente klimaat van “talentdevelopment” tijdens en na studies (samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven) en de topbanen (kenniswerkers) in de logistiek in deze regio.
In 2030 is er een goed dekkend netwerk van logistieke kenniscentra in Brabant/ZuidNederland waarin onderwijs, overheid en ondernemers structureel samenwerken aan een vitale logistiek (gezond, energiek, duurzame innovatiekracht). Dit logistieke kennisnetwerk heeft een rol in de bundeling, ontwikkeling, toepassing en verspreiding van kennisintensieve en innovatieve logistieke ideeën en oplossingen. Dit kennisnetwerk zorgt dat innovaties sneller bij de markt komen maar ook dat de kennis sneller bij de marktpartijen komt. Het kennisnetwerk heeft een internationale uitstraling. Binnen het kenniswerk vitale logistiek Zuid-Nederland is het Dinalog-instituut en bijbehorende campus een internationale
Figuur 10: Dinalog als aanjager internationale kennis- en innovatieregio. Brabant logistieke topregio 2030 | 23
hotspot voor kennis en toepassingen van logistiek. Aan Dinalog is in 2030 een netwerk verbonden van alle logistieke kennisdistributiecentra in Brabant en omgeving. In deze centra werkt de triple-O samen aan vitale logistiek: brandhaarden van innovaties maar ook overdracht van kennis/toepasbaar maken van kennis voor de “markt”. Daarnaast is de Dinalog-campus verbonden met alle relevante HBO- en WO-opleidingen logistiek in ZuidNederland respectievelijk Europa waardoor een toonaangevend internationaal kennisnetwerk logistiek aanwezig is. Door een internationaal netwerk en actief wervingsbeleid zijn ook vele internationale kenniswerkers aangetrokken naar West-Brabant/Zuid-Nederland. Mede door de aanwezigheid van hoogopgeleide kenniswerkers is Brabant aantrekkelijk als vestigingsregio voor bedrijven in de logistieke sector (logistieke productiebedrijven, 4-C centra in West-Brabant, specifieke niches in de diverse regio’s in BrabantStad). Naast een kennisconcentratie van hoog opgeleiden in het Dinalog-netwerk zorgt het kennisnetwerk vitale logistiek ook voor een compleet palet aan beroepsopleidingen in het MBO en HBO. De inhoud van de opleidingen wordt in sterke mate bepaald door vragen uit de logistieke bedrijven die zorgen voor een permanente aanscherping van de opleidingprogramma’s. De producten die mede door het kennisnetwerk zijn ontwikkeld en waarin Brabant vooroploopt, zoals de integratie van de RFIDchips in de distributieketen en 4C-Towers, zijn een belangrijke exportsector geworden.  5. Brabant Logistieke TopRegio? beter benutten innovatiekracht! Hoe kunnen bedrijven, kennisinstellingen en overheden regeren op deze toekomstbeelden, ook nu al?! Er zijn vele kansen om in te spelen op de geschetste ontwikkelingen. Er zijn nu al veel technologische ontwikkelingen te zien waarbij Brabant wellicht kan zorgen als eerste regio innovatieve bedrijven te trekken. Gedacht kan worden aan materialen die CO2 24 | Brabant logistieke topregio 2030
opnemen of bijvoorbeeld de ontwikkeling van ondergrondse distributiesystemen. Ook het gebruik van automatisch bestuurde vrachtwagens komt steeds dichterbij, bijvoorbeeld op een afgescheiden infrastructuur. Veel wordt ook verwacht van de inzet van opvouwbare containers, op dit moment wordt 30% van de containers leeg vervoerd tegen aanzienlijke kosten. Brabant zou een rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van dergelijke containers in samenwerking met de mainports Rotterdam en Antwerpen. Ook organisatorisch heeft Brabant veel mogelijkheden om de aanwezige innovatiekracht- en kennis beter te benutten. Zo is er al jarenlang een goede samenwerking tussen overheden op het gebied van infrastructuur en mobiliteit; ook tussen kennisinstituten is de afgelopen jaren veel samenwerking van de grond gekomen. Bepaalde bedrijfstakken in de logistiek werken ook al beter samen (zie bijv. Brabant Intermodal, lit.40). Wat ontbreekt is een gezamenlijke innovatie-agenda en gezamenlijke organisatiestructuur van de triple-O-logistiek in Brabant. Kansen zijn er ook op het gebied van financiering, bijvoorbeeld het stichten van een “transport infrastructuur corporatie” waarbij overheid en bedrijfsleven samenwerken en in ruil voor financiering afspraken maken over het gebruik van die infrastructuur. Ook zou voor de innovatie-agenda een publiek-privaat participatiefonds opgezet kunnen worden; Brabant heeft daarvoor een traditie bij ondermeer de financiering van de reconstructie van de Zuid-Willemsvaart en impuls van de multimodale terminals. Het is de kunst om al deze kansen, en vooral de kansen die we nu nog niet kunnen benoemen, te benutten. Maar hoe kunnen we dit bereiken? Op dit moment loopt er een groot aantal projecten in het kader van de Brabantse Strategische Visie Goederenvervoer. Veel van deze projecten dragen bij aan het realiseren van Brabant als Logistieke Topregio, maar hebben veelal een doorkijk die niet verder reikt dan circa 5 jaar. Voor de innovatiethema’s geeft dit SER-advies de richting aan voor de
innovatie-agenda 2010-2015 die de randvoorwaarden creëert voor een Logistieke Topregio Brabant 2030. Een samenhangende innovatieagenda is nodig om de volgende redenen: – De huidige innovaties in de logistieke sector zijn sterk gericht op de korte termijn; – Veel innovatie-acties zijn kleinschalig en sterk versnipperd; – Er zijn veel projecten in gang gezet maar de samenhang daartussen ontbreekt; – Er is geen regie, stakeholders ontbreken om gezamenlijk te werken aan de realisatie van een Logistieke Topregio Brabant 2030; met name de bestuurlijke slagkracht is nog afwezig. – Individuele bedrijven haken moeizaam aan bij innovatie-acties; een businessmodel en de financiële voordelen om mee te doen bij innovatie-acties in de logistieke ontbreekt vaak nog. (zie ook lit.4,5,7,11,29,33).
Op basis van de diverse werkateliers en kijkend naar de lopende innovatieprogramma’s komen we tot de volgende top-10 aan innovaties (totaalschema figuur 11). Ter toelichting: – Voor de BLTR 2030 is het van belang dat innovaties in het bovenste deel van de supply- chainketen grootschalig worden gerealiseerd. – Voor de langere termijn is het ook nodig dat in de traditionele logistiek nieuwe innovaties worden gerealiseerd (met name op het gebruik en benutten van de infrastructuur BLTR 2030). – Naast innovaties binnen de supply-chainketen zijn voor de BLTR 2030 innovaties nodig die voor de hele logistieke keten van belang zijn: innovaties op het gebied van topkennis en slimme logistieke arbeid. Ook innovaties op het gebied van duurzame logistiek vragen gerichte aandacht.
Figuur 11: samenhang aanbrengen in de innovatie-agenda BLTR 2030! Brabant logistieke topregio 2030 | 25
– Naar de toekomst toe is ook van belang dat het imago van de logistieke sector sterk wordt versterkt. Zowel politiek-bestuurlijk als in de opleidingen. Ervaringen van de afgelopen jaren laten zien dat er een sterk versnipperd veld is in activiteiten tussen overheden, bedrijfsleven en kennisinstituten (lit.3,4,5,11,29). Aanzetten tot samenwerking zijn in gang gezet, maar voor een Logistieke Topregio 2030 zal vooral de organisatie van de relevantie innovaties specifiek moeten worden ingericht. Door verschillende partijen wordt op dit moment gewerkt aan innovaties (Vitale Logistiek, Dinalog, Actielijnen Brabantse Strategische Visie Goederenvervoer). Dit heeft geleid tot een groot aantal acties en projecten, maar de samenhang tussen deze acties is op dit moment nog niet helder. De meeste projecten richten zich op de korte termijn. Verankering van de innovatie-agenda is nodig om een Brabant Logistieke Topregio in 2030 voor elkaar te krijgen. Bovenstaande geeft aan dat investeringen nodig zijn op 10 aandachtsvelden voor innovaties in de logistieke triple-O. SER-Brabant legt daarbij de focus op 4 top thema’s: – Investeren en innoveren op flexibele multimodale knooppunten; – Realiseren van een innovatief fijndistributiesysteem BrabantStad; – Impuls in de logistieke ketenregie met 4C-locaties; – Geven van een structurele impuls aan de kennis- en innovatie-hotspot. Met deze top 4 leggen we de nadruk leggen bij die thema’s waar Brabant het verschil kan maken. Thema’s die Brabant zelf kan ontwikkelen, versnellen of realiseren en waarbij we niet afhankelijk zijn van nationale of internationale ontwikkelingen waar we geen invloed op hebben. Naast 4 hoofdthema’s onderscheiden we nog 6 ondersteunende thema’s. Het is niet zo dat deze thema’s minder belangrijk zijn, alle 10 aandachtsvelden vragen acties en investe26 | Brabant logistieke topregio 2030
ringen voor de realisatie van Brabant Logistieke Topregio 2030. De essentie is dat bij de 4 hoofdthema’s het voortouw bij Brabant zelf ligt, terwijl bij de 6 ondersteunende thema’s er slim aangesloten kan worden bij (inter) nationale ontwikkelingen. Het kan daarbij overigens nodig zijn deze nationale ontwikkeling te initiëren of stimuleren en in ieder geval zal Brabant er voor moeten zorgen op deze thema’s een volwaardige gesprekspartner te zijn 5.1. intelligent benutten hoofdinfrastructuur 2030 De realisatie van de fysieke infrastructuur voor Brabant als logistieke topregio 2030 is grotendeels in gang gezet. Belangrijkste kader hiervoor is het Netwerkprogramma BrabantStad (lit.31), de Gebiedsagenda van Brabant (lit.33) en de uitvoeringsagenda voor de Brabantse Strategische Visie Goederenvervoer (lit.7, met name strategielijn 1). Innovaties op het gebied van infrastructuur 2030 moeten zich niet richten op nieuwe of extra infrastructuur. Los van de kosten voor dergelijke infrastructuur is het niet realistisch om te verwachten dat die infrastructuur de komende 20 jaar gerealiseerd zal worden. Maximaal zal ingezet moeten worden op innovaties die zich richten op het beter benutten van het kwaliteitsnet goederenvervoer 2030 en beïnvloeding van het gedrag van diverse spelers in de logistieke keten om nu al in te spelen op het kwaliteitsnet van de toekomst. Innovatieve prijsprikkels voor het gebruik van de diverse modaliteiten zijn daarbij een belangrijk sturingsmiddel. Uiteraard zal de komende 20 jaar ook nagedacht moeten worden over innovaties voor nieuwe hoofdinfrastructuur na 2030. Insteek kan vooral zijn om binnen de bestaande en geplande corridors te zoeken naar innovatieve grootschalige benutting (bijv. middenbermen van snelwegen voor vrachtvervoer) Voorstellen – Opstarten van een programma goederenvervoermanagement op de hoofdinfrastructuur voor doorgaand goederenvervoer.
Figuur 13: voorbeeld van scheiding rijstroken. Onderdelen van zo’n programma kunnen zijn: prikkels inzetten om de Goederenruit Zuid en de Brabantse kanalen maximaal te benutten, invoeren van “vrije banen” voor het goederenvervoer met de modernste ICT-technieken (virtueel scheiden personenvervoer - goederenvervoer), spitsmijdend goederenvervoer/ belonen dalurenvervoer (bijv. alleen doorgaand goederenvervoer tussen 20.00 en 05.00 uur) Voortouw: Rijk (programma Beter Benutten), Provincie (Netwerkprogramma BrabantStad) – Ketenregie in Brabant/Zuid-Nederland bij inlandports Moerdijk - Dordrecht /Vlissingen
-Terneuzen/Bergen op Zoom richten op het aanhaken van de BLTR 2030 op de logistieke regie Rotterdam - Antwerpen (zie ook lit.45). Voor de ketenregie van intercontinentale transporten kan Brabant/Zuid-Nederland de kansrijkheid vergoten om dit voor een deel in de periferie van Rotterdam - Antwerpen te doen. Voor het meer continentale vervoer kan Brabant zelf de ketenregie meer van de grond tillen, zowel door versterking van het huidige multimodale netwerk (zie thema 2) als door realiseren van regionale 4C-locaties (zie thema 5). Voortouw: Rijk+Provincie+Havenbedrijven/ Brabant Intermodal – De innovatie-agenda van BLTR 2030 zal goed ingebed moeten worden in de initiatieven van de Vlaams - Nederlandse delta. Opvang van de groei aan containervervoer in de havens en een blijvende internationale bereikbaarheid van de delta wordt mede bepaald door internationale maatregelen af te spreken over het benutten van de hoofdinfrastructuur, binnen en buiten Brabant. Op hoog bestuurlijk niveau zijn afspraken nodig om te komen tot supply-chain-integratie op de corridor Rotterdam/Antwerpen–Zuid-Nederland.
Figuur 12: (inter)nationale en regionale transportassen Brabant (lit.26). Brabant logistieke topregio 2030 | 27
Voortouw: Rijk+Provincie (Uitvoeringsagenda Vlaams - Nederlandse Delta) – Verkennen welke grootschalige innovaties voor de hoofdinfrastructuur na 2030 nodig zijn en starten met experimentele proeftuinen om deze innovaties uit te testen. Voortouw: Rijk (programma Beter Benutten) 5.2 investeren en innoveren op flexibele multi modale topknooppunten (TOPTHEMA) Veel kansen liggen er in het doorontwikkelen van het huidige netwerk aan multimodale knooppunten in Brabant/Zuid-Nederland. De afgelopen 10 jaar heeft het beleid van multimodale knooppunten in Brabant veel resultaat opgeleverd . Zo steeg de overslag aan containers in Brabant van 50.000 teu (1998) naar 540.000 teu (2009). De BLTR 2030 zou zich moeten richten op uitbouwen van het netwerk van multimodale knooppunten. Daarbij kan een koppeling worden gemaakt met de economisch-logistieke clusters in Brabant. Recent onderzoek toont aan dat in Brabant er specifieke economisch-logistieke clusters te onderscheiden zijn. Figuur 14 laat zien dat in 21 clustergebieden (rood/oranje) de concentratie zowel in absolute zin als in procentuele zin (ruim 50%) van alle logistieke werkgelegenheid in Brabant is geconcentreerd. Juist in deze logistieke concentratiegebieden is er een duidelijke correlatie met de aanwezigheid van multimodale goederenterminals (lit.36). Het lijkt daarom goed om te investeren in versterking van de multimodaliteit in deze logistieke topclusters voor Brabant als logistieke topregio. Daarnaast moeten gerichte innovaties op de knooppunten er voor zorgen dat de infrastructuur voor het goederenvervoer van en naar de multimodale knooppunten maximaal wordt benut. Ook moeten er enkele nieuwe topknooppunten ontwikkeld worden op strategische plaatsen. Daarbij moet een innovatieve, bovenlocale/bedrijventerreinoverstijgende aanpak worden inzet met innovatieve financieringsvormen. De logistieke clustergebieden lijken hiervoor het meest kansrijk. 28 | Brabant logistieke topregio 2030
Voorstellen: – Gerichte investering van overheid en bedrijfsleven voor een extra impuls van de huidige topknooppunten in Brabant/ZuidNederland. Denk daarbij aan locale spoormaatregelen, op- en afritten bij knooppunten, organiseren van een gezamenlijk investeringsbudget voor maatregelen gericht op 2030. Voortouw: Platform Multimodaal Duurzaam Goederenvervoer . Ondernemers zijn aan zet om hun processen verder te optimaliseren. Voor de grote stromen gaat het om de bulksectoren, agrifood en containers. Voorstellen moeten interdisciplinair worden aangepakt. Voor kennisdeling zijn de kennisinstituten van groot belang. – De afgelopen jaren is gestart met de samenwerking tussen enkele multimodale knooppunten (Brabant Intermodal). De samenwerking tussen deze knooppunten zou geïntensiveerd moeten worden en uitgebreid naar alle andere multimodale knooppunten. BLTR 2030 kan zich onderscheiden door een perfect samenwerkend netwerk aan multimodale terminals die fungeren als achterlandnetwerk voor Rotterdam – Antwerpen - Moerdijk. Brabant Intermodal 2.0 zou een netwerkpropositie moeten aanbieden (synchroon-modaal met geregisseerde keuzes voor weg – water - spoor). Voortouw: Brabant Intermodal/Platform Multimodaal Duurzaam Goederenvervoer – Optimale inrichting en toekomstvast maken van de huidige logistieke topknooppunten door: verplaatsen niet-logistieke bedrijven, aanbieden van planologische speelruimte voor logistieke bedrijven op de multimodale knooppunten, topknooppunten consolideren en versterken door deze uit te breiden met “strategische kavels” in de directe omgeving, 24/7-toegankelijkheid van de topknooppunten regelen met voorrang voor duurzame transporten. Daarbij inspelen op de ervaringen van het project Sneller & Beter (lit.37). Voortouw: Regionale Ruimtelijke Overleggen
– Wijs voor de langere termijn enkele nieuwe logistieke topknooppunten aan en maak deze “planologisch” klaar in overleg met de logistieke sector (bijv. 1 extra topknooppunt per logistiek cluster). De logistiek-economische centra (figuur 14) kunnen daarbij de zoekgebieden zijn voor een selectief aantal nieuwe strategische topknooppunten. Voortouw: Regionale Ruimtelijke Overleggen in samenwerking met koploperbedrijven – Organiseer bestuurlijke en financiële samenwerking op een innovatieve manier. Suggesties: Regionale Logistieke Exploitatiemaatschappij in lijn van de voorstellen van de commissie Noordanus voor de ontwikkeling van bovengemeentelijke bedrijventerreinen; inzet WOZ-inkomsten uit alle logistieke bedrijven voor innovaties in de logistieke sector. Voortouw: regionale ontwikkelingsmaatschappijen zoals BOM, Rewin etc.
5.3. realiseren van een innovatief fijndistributie systemen BrabantStad (TOPTHEMA) Veel van de lopende acties en projecten voor de inrichting van multimodale knooppunten en distributiesystemen binnen Brabant zichten zich op de optimalisering van de bestaande situatie. Dit is onvoldoende voor de BLTR in 2030. Een trendbreuk is nodig om te zorgen dat met name het onderliggende infranet (weg, water, spoor, buisleidingen) in Brabant de aan- en afvoer van en naar de diverse distributiepunten ook in de toekomst goed kan verwerken. Dat vraagt om innovaties op het gebied van regionale distributiesystemen, prijsprikkels bij het gebruik van modaliteiten, keuzes en flexibele ontwikkeling van een selectief aantal stadsdistributiecentra&me gastores, maar vooral de realisatie van een innovatief stedelijk distributienetwerk op BrabantStad-niveau/B10-steden.
Figuur 14: economisch-logistieke clusters en multimodale terminals (lit.36). Brabant logistieke topregio 2030 | 29
Voorstellen – stop met het huidige systeem van goederenvervoer naar de stadscentra/venstertijden en ontwerp een innovatief distributiesysteem op het niveau van BrabantStad/B10-steden met 24/7-leveringen aan de randen van de stad, bij afhaalpunten op wijkniveau respectievelijk thuis. In het verlengde van de voorstellen uit het landelijke Actieprogramma Stadsdistributie (lit.46) is een lange termijn aanpak door BrabantStad/B10-steden gezamenlijk noodzakelijk: stel als gezamenlijke Brabant Stad-overheden nieuwe randvoorwaarden voor de logistieke sector waarbinnen de vervoerders zelf met nieuwe distributiesystemen kunnen komen. – voer een programma uit voor een betere benutting door het regionale goederenvervoer op het onderliggende infranet van Brabant. Denk daarbij aan maatregelen op het gebied van: spitsmijdend goederenvervoer, benutten en financieren van vrije goederenbanen door nieuwe vormen van publiek-private
samenwerking (bijv. bij steden en bedrijventerreinen busbanen beschikbaar stellen aan goederentransport), introductie van een duurzaamheidlabel logistiek voor de toegang van dit onderliggend infranet (keurmerk bij hoge beladingsgraad bijv.). – ontwikkel en realiseer innovatieve transportvormen voor onderdelen van het onderliggend infranet, met name voor de laatste kilometers naar de stedelijke knooppunten (elektrisch goederenvervoer, buisvervoer). Voortouw: BrabantStad-mobiliteit/RO; opzetten van een specifiek programma goederenvervoer BrabantStad 2030 met ondersteuning vanuit Dinalog en Connekt/EVO/TLN 5.4. logistieke basisactiviteiten op topniveau houden Ketenregie is cruciaal voor de BLTR 2030 (zie ook thema 5.5.). Er zal echter voldoende kritische massa in de fysieke uitvoering van de logistieke basisactiviteiten moeten blijven.
Figuur 15 : beeld voor fijndistributiesysteem BrabantStad 2030 (lit.38) 30 | Brabant logistieke topregio 2030
Zonder uitvoering geen regie en viceversa. De Value Added Logistics-/Value Added-Services-activiteiten zijn op dit moment van grote waarde in de logistieke sector (figuur 16). Er zal vernieuwing nodig en vooral versnelling in samenwerking tussen partijen nodig zijn om deze activiteiten in 2030 optimaal te houden. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in technische innovaties en organisatorische innovaties. Voorstellen: – zorg voor een gericht innovatieprogramma in de logistieke basisactiviteiten naast innovaties in de ketenregie (zie ook 5.5.). Maak duidelijk wat het financiële voordeel/spinoff is van deze innovaties voor de bestaande bedrijven. Voortouw: Hier ligt met name een belangrijke taak voor de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (BOM, REWIN etc.) om innovatieprojecten door te ontwikkelen tot daadwerkelijke business (valorisatie).
– ontsluit nieuwe technieken voor VAL-/ VAS-activiteiten in een demonstratieomgeving, bijv. door opschaling van het project Logixperience en of de integratie van Logixperience met Dinalog-experience. Voortouw: Dinalog – ontwikkel vernieuwde samenwerkingsnetwerken die VAL-/VAS-activiteiten aanbieden, in de lijn van innovaties à la Brabant-Intermodal. De huidige samenwerking binnen Brabant Intermodal zou opgeschaald moeten worden naar een compleet netwerk van samenwerkende multimodale terminals (zie par. 5.2.). Voortouw: Koploperbedrijven in overleg met regionale ontwikkelingsmaatschappijen – schaal het recent gestarte demoprogramma “Service Logistiek”op met maatwerk voor de diverse economische clusters binnen Brabant/ Zuid-Nederland. Voortouw: Dinalog Kennis DC Brabant-Zeeland
Figuur 16: werk en toegevoegde waarde in diverse onderdelen logistieke keten (lit.39) Brabant logistieke topregio 2030 | 31
Figuur 17: voorbeeld van innovaties in de logistieke basisactiviteiten (Brabant Intermodal, lit.40). 5.5 Impuls in logistieke ketenregie met 4C-locaties (TOPTHEMA) Ketenregie in de logistieke sector is een van de hoofdthema’s waarmee Brabant het verschil kan maken in 2030 met andere regio’s. Dat vraagt een forse impuls en schaalvergroting in de huidige initiatieven (zie voorbeeldprojecten programma Vitale Logistiek, lit.4). Ook hier is sprake van een technische innovatie in combinatie met een organisatorische innovatie. De ketenregie zal fysiek gerealiseerd moeten door enerzijds vanuit Brabant/ZuidNederland goed in te spelen op de regie die vanuit Rotterdam/Antwerpen wordt ingezet op met name intercontinentale goederenstromen (zie 5.1.). In lijn van succesvolle projecten als “Fresh Corridor” kan vanuit de BLTR ingezet worden op aanvullende ketenregie op de corridor Antwerpen/Rotterdam - Brabant. Met name is ketenregie kansrijk als Brabant snelheid en flexibiliteit kan garanderen. Voor de meer continentale - regionale stromen zullen meerdere ketenregiepunten ingezet moeten worden. Er is in de BLTR 2030 behoefte en noodzaak tot een veelheid 32 | Brabant logistieke topregio 2030
aan supply-chains met een ketenregie die steeds vaker projectmatig en/of thematisch zal worden ingevuld. Bundeling van ketens staat centraal bij realisatie van Cross-ChainControl-Centers (4C-locaties); gestart kan worden met 4C-locaties voor specifieke niches/markten (bijv. service logistiek of food of chemie etc.). Overheden en bedrijven in Brabant moeten hier geen grootschalige regie op zetten, maar vooral slimme randvoorwaarden creëren om hotspots voor 4C-ketenregie van de grond te krijgen. Daarnaast zullen innovatie vormen van grootschalige samenwerking opgezet moeten worden door het ontwikkelen van systemen/ modellen om samenwerking in de logistieke keten te versterken gericht op optimale regie. Gelet op de toenemende complexiteit moeten er snel draaiboeken komen die gehanteerd kunnen worden op de 4C-locaties. Belangrijk is dat 4C grootschalig en bij veel bedrijven van de grond komt. Dit vraagt om een aantal koploperbedrijven die hiervoor het voortouw nemen. Daarbij is belangrijk dat deze koploperbedrijven voor deze innovaties “frontrunners” inzetten: jonge vernieuwers die kennis genereren die snel bij diverse bedrijven kan worden weggelegd. Voorstellen – Bestaande initiatieven op het gebied van ketenregie uitbouwen met een grootschalige impuls in 4C: Cross Chain Control Centers. Deze regiepunten (“control towers”) vanuit de bedrijven zelf laten organiseren gericht op flexibele samenwerkingsverbanden met de volgende kenmerken: – meerdere ketens vanuit een bepaalde markt/cluster vanuit 1 centraal punt organiseren;
– ontwikkelen van excellente ICT-oplossingen voor ketenregie, -beheer en samenwerking (dynamische community, geen top-down regie); – herkenbare control tower waar innovatiepartijen samen werken aan de realisatie van de ketenregie; – 1 grote organisatie functioneert als gastheer, dit is de basis voor innovatieve bedrijven die deelbijdragen leveren voor de 4C-ketenregie. – Richt meerdere 4C-punten in als herkenbare locaties in Brabant/Zuid-Nederland, gericht op clusterspecifieke ketens. Daarbij kan aangesloten worden bij de logistieke topclusters (zie figuur 18 in relatie tot figuur 14). Gedacht kan worden aan een start met herkenbare Brabantse 4C-towers voor specifieke sectoren zoals agrofood (West-Brabant/Zeeland), farma (Uden - Oss), food (Veghel) etc. De Dinalog-campus is daarbij een belangrijke basis om de diverse 4C-punten te “voeden” en
kennis centraal te delen met bedrijven. Denk daarbij met name aan draaiboeken voor ketenregie in de diverse logistieke sectoren. – Zorg voor samenwerking tussen een aantal koploperbedrijven en jonge vernieuwers ( “frontrunners”) die in een samenwerkingsverband zorgen voor de opschaling van 4C-ketenregie. Overheden kunnen zorgen voor de randvoorwaarden van een dergelijke samenwerking in plaats van zelf de regie van 4C te willen organiseren. Voortouw: Bedrijfsleven (koploperbedrijven) met Dinalog-campus als facilitator/aanjager 5.6. grootschalige innovatie in supply-chain support-activiteiten Afgelopen jaren is een groot aantal activiteiten van de grond gekomen gericht op supportactiviteiten (lit.4). Als eerste aanzet om te werken aan dé logistieke topregio vanuit de huidige situatie naar een streefsituatie in 2030
Figuur 18: mogelijke 4C-locaties (Cross-Chain-Control-Centers) in de BLTR 2030. Brabant logistieke topregio 2030 | 33
lopen er initiatieven als Safefficient (lit.12; gericht op tradefacilitation (customs)), Extended Single Windows (lit.4; gericht op tradefacilitation (customs)), bundelen goederenstromen (lit.4; gericht op ketenregie / smart collaboration) en Logistics Accelerator (lit.5; gericht op het doorontwikkelen van kennisvalorisatie & -disseminatie via het logistieke kennis DC Vitale Logistiek. Voor de BLTR 2030 is het noodzakelijk dat deze initiatieven grootschalig worden doorgetrokken in een structureel samenwerkingsverband van de logistieke triple-O. Voorstellen – Zorg voor opschaling van de lopende innovatieprojecten in het programma Logistic Accelerator die zich richten op support-activiteiten van de supply-chains; zorg daarbij voor meer intensieve samenwerking in de triple-O Voortouw: Dinalog-Kennis DC Brabant-Zeeland
Safefficient en Extended Single Window. Koppel een netwerk van customs-deskundigen aan dit expertisecentrum die ondermeer nieuwe diensten en producten ontwikkelen voor de supply chain. Zorg tevens voor een structurele voeding vanuit dit expertisecentrum naar het curriculum van de diverse onderwijsinstellingen. Voortouw: Dinalog Kennis DC Brabant-Zeeland in overleg met koploperbedrijven – Zet de recent gestarte initiatieven rond de veiligheid op de vitale logistieke corridors op grote schaal door (zie lit.48 inzake zogenaamde “secure lanes”). Zorg de komende decennia voor een opschaling van het huidige initiatief in Oost-Brabant naar de gehele BLTR 2030 Voortouw: Dinalog Kennis DC Brabant-Zeeland iom RPC Oost-Brabant
– Realiseer een expertisecentrum voor bedrijven/supply-chains op het gebied van customs vanuit lopende initiatieven zoals
Figuur 19: voorbeeld van innovatie in logistieke support-activiteiten (lit.13). 34 | Brabant logistieke topregio 2030
– Geef het kennispunt “duurzame logistiek” binnen Dinalog de opdracht mee om als centraal kennispunt te fungeren voor de ontwikkeling van innovatieve technieken die toepasbaar zijn om volumereductie/verhoging beladingsgraad/verminderen bewegingen goederenverkeer te realiseren. Voortouw: Dinalog 5.7. reductie goederentransport door herontwerp duurzame logistieke ketens Met de maatregelen die op dit moment in gang zijn gezet zullen in 2030 de transportmiddelen in de logistieke sector volledig duurzaam zijn (ongevalsvrij, geen milieubelasting, geen aantasting leefbaarheid). Veel van de andere innovaties in de logistieke sector richten zich met name op het accommoderen/ optimaliseren van de diverse goederenstromen. Daarbij krijgt het thema “verminderen goederenbewegingen” nauwelijks de aandacht. Om een goed antwoord te hebben op de verdubbeling van de goederenstroom zijn op 2 onderdelen nog innovatieve impulsen noodzakelijk:
1. reductie van het volume aan goederen door grootschalige implementatie van nanotechnologie in de diverse goederenstromen; 2. duurzame afwikkeling van goederenstromen van de mainports naar Brabants achterland (zie ook actielijn 1.3. BSVG). Cruciaal is dat bestaande ketens worden losgelaten en duurzame logistieke ketens worden (her)ontworpen. Voorstellen – Opzetten en uitvoeren grootschalig innovatieprogramma gericht op het regionaal (her) ontwerpen van duurzame logistieke ketens; – Kennispunt in Brabant/Zuid-Nederland opzetten met info over innovaties (nanotech-
Figuur 20: voorbeelden van duurzame ketens in BLTR 2030. Brabant logistieke topregio 2030 | 35
nologie, benutten infra) voor de logistieke sector (zie ook 5.6.); – Regionale speerpunten voor innovaties op het gebied van duurzame logistieke ketens in de regio koppelen aan de logistieke ketens zelf, bijv. nanotechnologie Eindhoven <—> volumereductie goederenvervoer, automotive Helmond <—> benutten infra door goederenvervoer, agro-West Brabant <—> bundeling agrofoodstromen etc; – Introductie van een duurzaamheidslabel logistiek gericht op volumereductie en beladingsgraad (lean and green 2.0) Doorvoeren van prijsprikkels waarbij hoge beladinggraden worden beloond, zowel richting logistieke dienstverleners als in de prijs naar de consumenten. Voortouw: Dinalog en koploperbedrijven, ondersteund door specifieke kennisinstituten (Connekt, regionale kennis-hotspots) 5.8. structurele impuls kennis- en innovatie-hotspot (TOPTHEMA) Voor de realisatie van BLTR 2030 is het cruciaal dat er een structurele impuls van kennis en innovatie op logistiek gebied is, uitgewerkt op verschillende schaalniveaus. Met de komst van Dinalog en bijbehorend innovatieprogramma/campus heeft Brabant een internationale hotspot voor kennis en toepassingen in de logistiek. Dinalog richt zich primair op het (inter)nationale schaalniveau met haar innovatieprogramma en daaraan gerelateerde initiatieven (Supply Chain Campus, Dinalog Experience etc.). Vanuit haar strategische taken en ook gezien de locatie in Breda heeft Dinalog een katalyserende functie voor kennis en innovatie op het strategischeoperationele schaalniveau. Vanuit het landelijke kennisakkoord logistiek is de aanzet gegeven tot een landelijk platform voor het toepassen, laten landen en verankeren van wetenschap, kennis en innovatie in de logistiek: de zogenaamde KennisDC’s (figuur 21). Voor BLTR 2030 is de 36 | Brabant logistieke topregio 2030
Dinalog Kennis DC voor Brabant-Zeeland de “hotspot” voor de samenwerking aan logistieke innovatie. Enerzijds om een kapstok te zijn om kennisontwikkeling te verbinden met innovaties in de bedrijven zelf (met name MKB); anderzijds om kennisontwikkeling in de eigen topregio te verbinden met Dinalog en andere Kennis DC’s in Nederland. Een Kennis DC’s is geen zelfstandig project maar is “de regionale kennismotor” voor de diverse innovatieprojecten en -initiatieven in de regio (lit.11, 41). Belangrijkste speerpunt is om de lopende innovatie-acties op te schalen en in samenhang met elkaar te verbinden. Zo is het Huis van de Logistiek in het programma Logistic City (lit.8) een belangrijk regioloket in Midden-Brabant voor de logistieke kennis – en innovatie. Voorstellen – Zorg voor een blijvende, structurele verankering van de kennisimpuls zoals die is ingezet bij Dinalog (WO-internationaal), Vitale Logistiek (HBO/MBO-Zuid Nederland) en op locale/regionale schaal (bijv. Logistics City in Midden-Brabant). Voor de BLTR 2030 is cruciaal dat vanuit 1 punt (voorstel: Dinalog Kennis DC Brabant-Zeeland) sturing wordt gegeven aan de uitwerking en realisatie van de innovatie-agenda. Bestuurlijke verankering is cruciaal (voorstel:Stuurgroep Dinalog Kennis DC, zie figuur 21 en par.6.1); – Investeer maximaal om logistieke bedrijven goed aangehaakt te krijgen (Dinalog campus); – Realiseer een opleiding/kweekvijver van talentvolle supply-chainmanagers (initiatief Dinalog); – Maak een groep ambassadeurs verantwoordelijk voor deze impuls en werk een actievere rol van de overheid uit (voorstel: verbrede stuurgroep Dinalog Kennis DC Brabant-Zeeland). Voortouw: Verbrede Stuurgroep Dinalog KennisDC Brabant-Zeeland (zie 2.B in figuur 21)
Figuur 21: structurele impuls kennis- en innovatie-hotspot Brabant/Zeeland (lit.11).
Brabant logistieke topregio 2030 | 37
5.9. het Nieuwe Logistieke Werken (NLW) en scholing Naast innovaties in infrastructuur en kennis, zijn ook innovaties in de logistieke arbeid van groot belang voor de BLTR 2030. In aansluiting op de recente impuls voor Het Nieuwe Werken bij de werkgevers , is een specifieke impuls nodig binnen de logistieke sector. Dit betekent een forse verandering in de wijze van aantrekken en inzetten van personeel in de logistieke sector. Er zal veel meer gewerkt moeten gaan worden in netwerken van kleine bedrijven die “ingehuurd” worden door verladers en transporteurs. BLTR 2030 zal een beeld zijn van veel kleine bedrijfjes die excellent zijn in bepaalde niches van de logistieke ketens. Veel bedrijven zullen samenwerken op 4C-locaties (zie thema 5.5.). Dit vraagt om maximale samenwerkingsbereidheid maar ook maximale kennis van informatiestromen/ ICT om de kennisuitwisseling en de ketenregie goed voor elkaar te krijgen. Er zal een forse verschuiving plaatsvinden in de aard van de werkzaamheden in de logistieke sector. Waar nu nog de inhoudelijke kennis dominant is, zal dit in 2030 vooral proceskennis zijn. Dit werkt door in de aard de arbeid. De logistieke werker 2.0, die zorg draagt voor het fysieke transport, zal naast kennis vooral ook meer competenties moeten ontwikkelen. Daarnaast zal er een nieuwe functie “chief supply-chainmanager” gaan ontstaan. Die wordt de centrale schakel in het Nieuwe Logistieke Werken. Naast hoge basiskennis van de logistiek moeten deze arbeidskrachten vooral bekend zijn met ICT, marketing, legal-financial etc. Deze kennis-
Figuur 22: voorbeeld van het Nieuwe Logistieke Werken. 38 | Brabant logistieke topregio 2030
ontwikkeling is een van de kernthema’s van instituut Dinalog. Tenslotte zullen ook de bedrijven zelf zich moeten instellen op het Nieuwe Logistieke Werken: specialisten worden ingezet bij diverse bedrijven (ook bij de concurrenten), er worden talentpools opgezet, snelle jobhoppers, er blijft een harde kern aan vaste arbeidsplaatsen met een steeds groter deel aan inhuur van specialisten/talenten etc. Dit vraagt nog een forse omslag in de cultuur van de logistieke sector. Als eerste aanzet om te komen vanuit de huidige situatie naar een streefsituatie in 2030 lopen er initiatieven als: – Logistics City (lit.8) gericht op innovaties in de arbeidsmarkt& scholing met projecten als het Huis van de Logistiek, ontwikkeling van talent met een Logistic Talent Incubator en de menskant van procesoptimalisatie (Human Side of Lean Logistics). Ook werkt Logistics City aan kennisversterking en kennistoepassing met projecten als Logistics Academy (een logistiek arbeidsloket op regioniveau), ontwikkelen en verspreiden van benchmarks/toolbox innovatie logistiek en een kompas voor duurzaam goederenvervoer ; – Logixperience gericht op excellente demo’s en hierbij ook de (bij)scholing van leerlingen, studenten en werkenden (zie lit.9); – In-door-uitstroom project ,gericht op verbinden van HBO’s, Universiteiten en arbeidsmarkt; – DINALOG met diverse initiatieven voor talentontwikkeling en logistieke topscholing (lit.5). Voorstellen – Ontwikkel en implementeer een programma “Nieuwe Logistieke Werken” met en binnen de logistieke sector. Denk daarbij aan: flexpools van logistieke werkers inzetbaar voor alle bedrijven, organiseren van delen van kennis in plaats van afschermen van kennis, maken van een toolbox voor sociale innovatie logistiek etc.;
– Investeer binnen de diverse opleidingen in een carrièreperspectief voor de logistieke werkers in de diverse opleidingen; – Stel een beroepsgroep in voor supply-chain-managers; – Maak een programma voor het structureel koppelen en “vermarkten” van logistiek in het HBO-/WO-onderwijs (zie ook thema 10); – Zorg voor een goed klimaat voor bij-/ nascholing door het starten van een excellent nascholingsprogramma logistiek met behulp van regioloketten. Voortouw: Logistics City in samenwerking met Dinalog Kennis DC Brabant-Zeeland 5.10. Verbeter het imago van de logistieke sector Nederland is door haar logistieke denkkracht als klein land groot geworden. Met de mainports, infrastructuur (fysiek, kennis), strategische ligging en achterlandverbindingen heeft de Vlaams - Nederlandse Delta (zie lit.35), Brabant in het bijzonder, een stevige ruggengraat op logistiek gebied, Slim organiseren zit in het DNA van Brabant en daarmee is in de basis de kansrijkheid voor een logistieke topregio groot. Het imago van de logistieke sector in Brabant is niet hoog. Ondanks de sterke positie van de sector op dit moment en kansen om door te groeien naar een logistieke topregio staat logistiek niet prominent op de bestuurlijk-politieke agenda’s van de stakeholders (lit.42). Ook de aantrekkingskracht van de opleidingen op het gebied van logistiek is niet groot. In samenspel zouden de logistieke opleidingen en de logistieke bedrijven veel meer aan een stevig imago en bieden van carrièreperspectief moeten doen. Zo zouden hoogopgeleiden in de logistieke opleidingen geprikkeld moeten worden om meer kleine innovatieve bedrijven te gaan werken. Er is en komt veel talent maar slechts een klein circuit kent deze talenten. De overheden zouden hier samen met het bedrijfsleven op kunnen
inspelen door niet door te gaan met traditionele campagnes, maar in te spelen op zaken die de nieuwe kenniswerkers van de toekomst aanspreken. Voorstellen – benoem een groep “ambassadeurs” die het SER-advies over Brabant Logistieke Topregio 2030 uitdragen en operationaliseren; – versterk de communicatielijnen en de prlijn in het programma Logistics Accelerator; investeer in een goede communicatie over BLTR 2030 en de innovatie-agenda zoals geadviseerd door de SER. Betrek daarbij gedragswetenschappers gelet op de benodigde “mental-switch” in de logistieke sector; – start een pr-campagne voor de logistieke sector in de diverse opleidingen met een koppeling naar Dinalog Kennis DC BrabantZeeland en in afstemming met de Stichting Nederland is Logistiek (lit.43); – integreer het centrum Logixperience en Dinalog Experience tot een centraal “uithangbord” van de innovaties in de Logistieke Topregio Brabant 2030. Voortouw: Dinalog Kennis DC BrabantZeeland vragen om voorstellen op te nemen in het programma Logistics Accelerator (aparte programmapijler)
6. Verankering SER-advies Ervaringen van de afgelopen jaren laten zien dat er een sterk versnipperd veld is in activiteiten tussen overheden, bedrijfsleven en kennisinstituten. Aanzetten tot samenwerking zijn in gang gezet, maar voor een Logistieke Topregio 2030 zal vooral de organisatie van de relevantie innovaties specifiek moeten worden ingericht. Door verschillende partijen wordt op dit moment gewerkt aan innovaties in de logistiek (zie ook lit.5,11). Brabant logistieke topregio 2030 | 39
– Dinalog werkt aan een (intern)nationaal innovatieprogramma en daaraan gerelateerde initiatieven (Supply Chain Campus, Dinalog Experience etc.); – Regionale ontwikkelingsmaatschappijen en enkele kennisinstituten (BOM, Rewin, EIZ, Syntens, NHTV en UvT) werken samen in het programma Logistics Accelerator; doel is om de regionale impact van het Dinalog-programma maximaal voor elkaar te krijgen; – In regio’s zijn diverse regionale initiatieven opgeschaald. Zo heeft MiddenBrabant het programma Logistics City met regionale projectlijnen op ondermeer arbeidsmarkt&scholing en kennisversterking/-toepassing; – De HBO-opleidingen logistiek in Nederland zijn in samenwerking met Dinalog gestart met de regionale verankering van het nationale Kennisakkoord Logistiek in zogenaamde regionale Kennis DC’s;
– De branche en belangenorganisaties in de logistieke sector zijn al jaren actief via hun regionale vertegenwoordigingen. Daarbij zijn diverse projecten op het gebied van logistieke innovatie opgestart. Dit heeft geleid tot een groot aantal acties en projecten, maar de samenhang tussen deze acties is op dit moment nog niet helder. De meeste projecten richten zich op de korte termijn. Verankering van de innovatie-agenda zoals voorgesteld in dit SER-advies is nodig om een Brabant Logistieke Topregio in 2030 voor elkaar te krijgen. Dat geldt zowel voor de inhoudelijke acties/projecten als voor de organisatorisch-financiele verankering van de diverse innovaties. SER-Brabant meent dat dit advies niet “traditioneel” door de provincie NoordBrabant opgepakt zou moeten worden. De stakeholders binnen de logistieke triple-O zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de
Figuur 23: opzet programma Logistic Accelerator (lit.5). 40 | Brabant logistieke topregio 2030
doorwerking van dit advies in bestaande en vooral nieuwe innovatieprogramma’s en projecten. Per aandachtsveld zullen de accenten/ voortouw verdeeld moeten worden tussen de betrokken partijen (zie par.5). Ook zal er nadrukkelijker dan tot nu toe een bestuurlijke regie gevoerd moeten worden op coördinatie en samenwerking tussen de triple-O-partijen, ondersteund door een slagvaardige programmaorganisatie. De provincie kan hierin een “aandragersrol” vervullen. 6.1. Inhoudelijke voorstellen koppelen aan lopende programma’s SER-Brabant stelt voor om de voorstellen voor innovaties gericht op een Logistieke Topregio Brabant 2030 niet uit te werken in een nieuw programma of projectenaanpak. Samenhang en een integrale uitvoering van de innovatieagenda voor de Brabants Logistieke Topregio 2030 zijn cruciaal. Gelet op de huidige initiatieven kunnen inhoudelijk gezien de voorstellen in dit SER-advies het beste verankerd worden in het recent gestarte programma Logistic Accelerator (lit.5). Logistics Accelerator is een initiatief van Dinalog, Rewin, BOM, EIZ, Syntens, NHTV en UvT (lit.5). De initiatiefnemers willen een regionale impuls geven aan het Dinalog-pro-
gramma en de Supply Chain Campus. Daarvoor hebben ze een crosssectoraal- en multipartijen-platform opgericht van verladers, logistieke dienstverleners, transporteurs, kennis- en onderwijsinstellingen, lectoraten en belangenorganisaties. Dit platform wil met een totaalprogramma zorgen dat de logistieke kennis en kunde van bedrijven, kennisinstellingen wordt geborgd, gedeeld, getraind en toegepast, innovatie-projecten worden gestart en afstemming plaatsvindt met onderwijsinstellingen. Figuur 23 geeft schematisch de opzet en inhoud van Logistics Accelerator aan. Er is een constante interactie tussen het platform en innovatieprojecten. Voorstellen – De innovatie-agenda voor de BLTR 2030 kan goed worden aangehaakt bij de inhoudelijke agenda van het programma Logistics Accelerator. Deels door bestaande pilots op te schalen/grootschaliger uit te voeren, deels door nieuwe programmalijnen/pilots op te nemen in het programma Logistic Accelerator en daaraan gekoppelde projecten of regionale uitwerkingsprogramma’s (als bijv. Logistics City in Midden-Brabant). Onderstaand schema (figuur 24) geeft deze verankering schematisch weer.
Adviezen SER voor innovatie-agenda BLTR 2030
Werkpakketten Logistic Accelerator
0. intensiveren samenwerking triple-O voor BLTR 2030
1. platform doorontwikkelen
1. intelligent benutten hoofdinfrastructuur 2030
x. nieuwe programmalijn LA
2. investeren en innoveren op flexibele multimodale topknooppunten
8. uitbreiden demoprogramma 4C en knooppunten
3. realiseren van een innovatief fijndistributiesysteem BrabantStad
8. uitbreiden demoprogramma 4C en knooppunten
4. lopende basisactiviteiten op topniveau houden
7. meenemen in demoprogramma Service Logistiek
5. randvoorwaarden 4C-ketenregie regelen vanuit de basis 4. meenemen in demoprogramma 4C en Knooppunten 6. grootschalige innovatie in supply-chain support-activiteiten
7. meenemen in demoprogramma Service Logistiek
7. reductie goederentransport door herontwerp duurzame 6. uitbreiden demoprogramma 4C sustainable supply logistieke ketens chains 8. structurele impuls kennis- en innovatie hotspot
2. kwalitatieve netwerken/3.internationale samenwerking
9. het Nieuwe Logistieke Werken en scholing
x. nieuwe programmalijn LA
10. verbeter imago logistiek
4. versterken informatie&communicatie 9. demoprogramma Logixperience
Figuur 24: relatie SER-adviezen BLTR 2030 en programmalijnen Logistic Accelerator. Brabant logistieke topregio 2030 | 41
– De realisatie en uitvoering van de voorstellen in dit SER-advies is en blijft een zaak van de regionale samenwerkingsprogramma’s en de zelfstandige innovatieprojecten. De specifieke verankering bij de diverse tripleO-partners is aangeven bij de voorstellen in par.6.2. Wel zullen het Dinalog Kennis DC Brabant-Zeeland en het programma Logistic Accelerator moeten zorgen voor een centrale aanjaagrol en voortgangsbewaking (zie ook par.6.2.) 6.2. Organisatorische verankering SER-advies Met name een organisatorische verankering is cruciaal om een BLTR 2030 te kunnen realiseren. Belangrijk is dat op regionaal niveau de triple-O (regionale overheden-bedrijfslevenkennisinstellingen) intensiever gaan samenwerken aan de benodigde innovaties in de logistieke sector. SER-Brabant adviseert om de – verbrede – stuurgroep Dinalog Kennis DC Brabant-Zeeland deze samenwerkingsopdracht op te laten pakken. Het programmamanagement van Dinalog Kennis DC (2A in figuur 25) kan verantwoordelijk worden gemaakt voor de verdere programmering en coördinatie van de innovatie-agenda voor de BLTR 2030; de stuurgroep (2B in figuur 25) kan fungeren als een groep van “ambassadeurs” voor BLTR 2030 die zorgt voor de bestuurlijke aansturing en verankering van de innovatie-agenda. Belangrijk is dat de organisatorische verankering wordt afgestemd met lopende platforms en stuurgroepen. SER-Brabant adviseert om de beoogde stuurgroep Dinalog Kennis DC Brabant-Zeeland te integreren met het platform Multimodaal Duurzaam Goederenvervoer Noord-Brabant (zie ook lit.44). Daarbij is van belang dat de triple-O in de verbrede stuurgroep Dinalog Kennis DC Brabant goed en op bestuurlijk-/directie-niveau is vertegenwoordigd. De stuurgroep moet ondersteund worden door een slagvaardige uitvoeringsorganisatie (Dinalog Kennis DC Brabant-Zeeland) met de volgende taken:
42 | Brabant logistieke topregio 2030
– Centrale regionale programmering en coördinatie in de vorm van een back-office en communicatiepunt (2A in figuur 25); – Innovatievoorstellen helpen omzetten in innovatieprojecten en de projecten door te ontwikkelen tot daadwerkelijke “business” (valorisatie) voor de innovatiepartners. Voortouw hier ligt bij de samenwerkende ontwikkelingsmaatschappijen en intermediaire partijen (BOM, Rewin, EIZ, Syntens, EVO/TLN, etc., 2C in figuur 25); – Uitwerken van nieuwe financieringsvormen met name een gezamenlijk innovatieof participatiefonds gevoed vanuit publieke én private middelen (zie ook par.6.3; 2D in figuur 25); – Kennismanagement en ontsluiten van de kennis voor het werkveld; hier ligt primair het voortouw bij de kennisinstellingen (2E in figuur 25). Voorstellen – Veranker de innovatie-agenda voor de BLTR 2030 in het programma van Logistic Accelerator; – Stel een brede stuurgroep Dinalog Kennis DC Brabant-Zeeland samen die mede de rol op zich neemt van ambassadeurs voor BLTR 2030. Stel de stuurgroep samen uit bestuurlijke vertegenwoordigers van de triple-O (regionale overheden, kennisinstituten en bedrijfsleven). Zorg daarbij dat het bedrijfsleven zowel door koepelorganisaties (EVO, TLN e.d.) en ontwikkelingsmaatschappijen (BOM, Rewin etc.) vertegenwoordigd is als ook door enkele koploperbedrijven zelf; – Versterk de binding van de logistieke bedrijven aan het programma Logistics Accelerator door regionale kennis- en servicepunten voor de bedrijven zelf in te stellen, die verbonden zijn met de Dinalog Campus en kennis DC Brabant-Zeeland; – Maak in de diverse programmalijnen van Logistics Accelerator ook de geografische
Figuur 25: voorstel voor de organisatie van de logistieke innovatie in Brabant-Zeeland (lit.11). koppeling met andere logistieke regio’s (Zeeland, Gelderse Vallei, Venlo e.o.).  6.3. Financiële verankering SER-advies. Voor de financiering van de innovatieprojecten is van belang dat zowel de innovatieprojecten zelf financieel sluitend worden gemaakt als ook de innovatieprogramma’s voldoende structurele financiering hebben voor de komende jaren. Voor de ontwikkeling van concrete innovatieprojecten met een sluitende businesscase ligt er een belangrijke rol voor de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (BOM, REWIM, Syntens e.d.) in nauwe samenspraak met de diverse koploperbedrijven. Ideeën voor innovaties moeten uitgewerkt worden in
concrete projecten maar vooral is van belang dat de projecten worden doorontwikkeld tot daadwerkelijke business voor de logistieke bedrijven. Het Dinalog Kennis DC kan hierin een rol vervullen (2C in figuur 25). Daarbij is ook van belang dat bedrijven goed worden geholpen met het benutten van de diverse subsidies en financieringsbronnen. In de komende jaren mag verwacht worden dat reguliere subsidies als financieringsmiddel minder zullen worden. Andere regionale financieringsvormen zullen nodig zijn om de innovaties voor de BLTR 2030 van de grond te krijgen. Omdat de logistieke triple-O de drager is voor deze innovaties zullen ook de financieringsvormen hierop aan moeten sluiten. Het ligt dan ook voor de hand om te zoeBrabant logistieke topregio 2030 | 43
ken naar nieuwe vormen van innovatiefondsen die worden gevoed door zowel publieke middelen (EU, rijk, provincie, regio’s, lokale overheden) als private middelen (bedrijfsleven). Ook voor het opzetten en beheren van deze nieuwe innovatiefondsen kan het regionale Dinalog Kennis DC een centrale rol vervullen (zie 2.D in figuur 25). Cruciaal is dat wat betreft de publieke middelen het thema Innovatie BLTR 2030 een prominente plaats krijgt binnen de Agenda van Brabant. Ook binnen de investeringsagenda van Provinciale Staten van Brabant zou voor innovatie in de logistiek ruimte gevonden moeten worden in samenhang met de reeds voorgestelde middelen voor uitbreiding van de fysieke infrastructuur (beoogd totaalfonds € 750 mln.). Voorliggend SERadvies maakt duidelijk dat de aanwezigheid en het benutten van de infrastructuur 2030 een randvoorwaarde is voor een BLTR 2030; maar er zal door de triple-O ook fors geïnvesteerd moeten worden in de aangedragen innovatiethema’s. Een eerste indicatie van de benodigde financiële middelen voor de 4 TOPthema’s komt op het volgende neer: Investeren en innoveren op flexibele multimodale topknooppunten – Investeringsbudget locale infrastructuurmaatregelen bij topknooppunten (10-20 knooppunten x ca. € 1 à 2 mln.) ca. € 20 mln. – Regionale logistieke exploitatiemaatschappijen voor boven-gemeentelijke bedrijventerreinen (starten met 5 maatschappijen met elk een basiskapitaal van ca. € 5 mln.) ca. € 25 mln. Fijndistributiesysteem BrabantStad – Ontwerpen en realiseren innovatiedistributiesystemen (bouwen distributiecentra, elektrisch vervoer, buisvervoer bij 5-10 steden BrabantStad, elk met budget van € 2,5-5 mln.) ca. € 25 mln.
44 | Brabant logistieke topregio 2030
– Programma en investeringen ontmenging Goederenvervoer-Personenvervoer (5 proeftuinen regionaal à € 1mln.) ca. € 5 mln. 4C-ketenregie vanuit de basis – Startkapitaal voor 4-Cross Chain Control Centers op regionaal niveau (10 centers met startkapitaal van elk € 2 mln.) ca. € 20 mln. Structurele impuls kennis- en innovatie hotspot – Kosten programmabureau Dinalog Kennis DC Brabant-Zeeland (5 jaar met jaarlijkse bijdrage € 0,5-1 mln.) ca. € 2,5-5 mln. Een investeringsfonds voor de 4 kernthema’s van de innovatie-agenda BLTR 2030 zou daarmee neerkomen op een bedrag van grofweg € 100 mln. Gelet op de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de triple-O is gezamenlijke dekking uit publieke en private middelen van belang. Voor de publieke middelen is aansluiting bij de investeringsagenda van Brabant relevant. Brabant als logistieke topregio 2030 is weliswaar opgenomen in de Agenda van Brabant (lit.33), maar heeft nog geen doorvertaling gekregen in de investeringsstrategie van Provinciale Staten (lit.34). Bovenstaande agenda voldoet aan de criteria zoals die worden gehanteerd in de investeringsstrategie. Daarmee ligt het voor de hand om het voorstel van een investeringsfonds BLTR 2030 te koppelen aan de besluitvorming over de 2e en 3e tranche van de investeringstrategie van Provinciale Staten in 2011. Cruciaal daarbij is dat vanuit het bedrijfsleven een inschatting en antwoord wordt gegeven op het mogelijke multiplier-effect van een overheidsbijdrage aan een dergelijk investeringsfonds. Immers een investeringsfonds BLTR 2030 zou uit moeten gaan van een publiek-private aanpak en dus ook een substantiële bijdrage vanuit het bedrijfsleven en waar mogelijk de kennisinstituten. Als randvoorwaarde voor de uitwerking van een investeringsfonds kan meegegeven worden dat publieke bijdragen alleen beschikbaar
worden gesteld als het bedrijfsleven ook haar bijdragen aan dit investeringsfonds levert. Voorstellen – Bedrijven informeren over benutten bestaande subsidielijnen voor innovaties in de logistiek, met name voor de korte termijn; – Stuurgroep Dinalog Kennis DC BrabantZeeland vragen om een concreet businessplan te maken voor de uitvoering van het SERadvies over de BLTR 2030 in samenhang met het programma Logistic Accelerator ; – Programmabureau Dinalog Kennis DC opdragen om voor de diverse programmalijnen van Logistic Accelerator in overleg met de koploperbedrijven inzichtelijk maken welke financiële voordelen/profit de bedrijven hebben als zij investeren in innovaties; – Stuurgroep Dinalog Kennis DC een voorstel laten maken voor een Innovatiefonds BLTR 2030 waarin de publieke bijdragen (met name investeringsstrategie 2e en 3e tranche PS Brabant) en private bijdragen zijn uitgewerkt voor Brabant Logistieke Topregio 2030; – Doorvertaling voorliggend SER-advies over BLTR 2030 naar het nieuwe provinciale bestuursakkoord 2011-2015; SER-Brabant neemt dit mee in haar MLT-advies 2011-2015 over de Agenda van Brabant.
Brabant logistieke topregio 2030 | 45
Bronnen
Onderstaande literatuur en werkdocumenten zijn geraadpleegd tijdens het opstellen van het SERadvies over Brabant Logistieke Topregio 2030. 1. Provincie Noord-Brabant (2008), Brabantse Strategische Visie Goederenvervoer. ’s-Hertogenbosch: Provinciale Staten van Noord-Brabant, 7 november 2008. 2. P2managers (2009), Aanbieding procesuitwerking “Goederenvervoer Brabant 2030”. Rossum: 25 september 2009. 3. Kernteam BLTR (2011), Achtergronddocument Brabant Logistieke Topregio 2030. Rossum: p2managers (eindredactie), maart 2011. 4. Stuurgroep Vitale Logistiek (2010), Werkdocument voortgang projecten. Stuurgroep Vitale Logistiek, 9 september 2010. 5. Dinalog e.a. (2010), Projectvoorstel Logistics Accelerator. Breda: Dinalog, 17 mei 2010. 6. Bedrijvig Brabant (2009), Special “Advanced Logistics & Supply Chains. 7. Provincie Noord-Brabant (2010), Uitwerking projecten uitvoeringsagenda BSVG (werkdocument). 8. De Ideale Connectie (2010), Projectplan Logistics City. Gemeente Tilburg: oktober 2010. 9. Logixperience (2010), Kick-off ontwikkelfase, 17 september 2010. 10. J.T.Brink (2010), Initiatieven in het Goederenvervoer, een verkenning. Breda: NHTV, Advies- en Innovatie Centrum SLM. 11. Stuurgroep Vitale Logistiek (2011), Praktische visie logistieke innovatie in Brabant&Zeeland (concept). 12. E.Kasteel e.a. (2008), Projectplan Safefficient. Bijlage bij aanvraag Pieken in de Delta – Zuidwestvleugel. 13. Brabantse Ontwikkelings Maatschappij e.a. (2010), FreightFactory, eindpresentatie 1e fase: de verkenning. 14. Buck Consultants International (2008), Naar een strategische visie voor goederenvervoer in Brabant, basisdocument. Nijmegen: BCI. 15. Platform Agrologistiek (2009), De agrologistieke kracht van Nederland 2009. Zoetermeer: Nederland Distributieland (DNL/HIDC), Platform Agrologistiek, TNO. 16. Provincie Noord-Brabant (2008), Netwerkanalyse Brabantse Vaarwegen en Binnenhavens. ’s-Hertogenbosch: GS Brabant, 30 september 2008. 17. Commissie van Laarhoven (2008), Logistics en Supply Chains: Visie en Ambitie voor Nederland + Innovatieprogramma. Delft: Connekt. 18. Ministerie van Economische Zaken e.a. (2009), Economische visie op de lange termijn ontwikkeling van Mainport Rotterdam. ’s-Gravenhage: Ministerie van EZ, juni 2009. 19. Ministerie van Economische Zaken (2007), Innovation Intelligence, logistiek en supply chains. Senter Novem: oktober 2007. 20. Ministerie van Verkeer en Waterstaat (2010), Nationale Markt en Capaciteits Analyses. 21. Provincie Noord-Brabant e.a. (2006), Netwerkanalyse BrabantStad - hoofdrapport. Stuurgroep Netwerkanalyse BrabantStad, september 2006. 22. Programmabureau BrabantStad (2008), BrabantStad Bereikbaar - samenwerkingsagenda. 23. Programmacommissie Zuid-oost Nederland (2009), Pieken in Zuidoost-Nederland, Uitzicht op de top. Ministerie van Economische Zaken, maart 2009.
46 | Brabant logistieke topregio 2030
24. NHTV (2009), Rapportages Project Logistiek 2040 (diverse werkdocumenten). Breda: NHTV, juni-juli 2009. 25. Connekt (2009), De toekomst van het goederenvervoer, integratie met ITS en slimme logistiek. Delft: Connekt, september 2009. 26. Provincie Noord-Brabant e.a. (2009), Eerste generatie Gebiedsagenda Brabant. Nijmegen: Royal Haskoning, november 2009. 27. Kamer van Koophandel Noord-Brabant (2009), Brabantvisie, de grote kracht van één stedelijk netwerk. Eindhoven: KvK Brabant. 28. Provincie Noord-Brabant & Mobycon (2010), Beleidsdocument spoorvisie Noord-Brabant (geactualiseerde versie). ’s-Hertogenbosch: Provincie Noord-Brabant, maart 2010. 29. SER Brabant (2010), Agenda van Brabant, een verkenning op hoofdlijnen. ’s-Hertogenbosch: SER, januari 2010. 30. Gedeputeerde Staten van Brabant (2010), Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. 31. Provincie Noord-Brabant e.a. (2010), Programma- en projectenoverzicht Gebiedsagenda Brabant. Nijmegen: Royal Haskoning, voorjaar 2010. 32. Stuurgroep Bestuursopdracht Bereikbaarheid West-Brabant (2010), Visie Goederenvervoer West-Brabant 2010-20130. Breda: Projectgroep Bereikbaarheid West-Brabant, 18 mei 2010. 33. Provincie Noord-Brabant (2010), Agenda van Brabant, traditie en technologie. ’s-Hertogenbosch: Colleges van GS en PS. 34. Provinciale Staten van Brabant (2010), Agenda van Brabant: kadervoorstel eerste tranche investeringsstrategie. ’s-Hertogenbosch: PS, 12 november 2010. 35. Vlaams-Nederlandse Delta (2010), Verslag conferentie Vlaams - Nederlands deltagebied, 1 december 2010. 36. F.P.van den Heuvel, P.W. de Langen, K.H.van Donselaar & J.C.Fransoo (2010), Identification of Employment Concentration and Specialization Areas: Theory and Application. T.U.Eindhoven: Beta Working Paper series 328, september 2010. 37. Ministerie van Infrastructuur en Milieu (2010), Werkboek S&B-Next. 38. NHTV Kennisnetwerk Logistiek (2009), Aandachtspunten logistiek 2030 SER. Breda: NHTV, Advies- en Innovatie Centrum SLM, januari 2009. 39. TNO (2008), Belang Supply Chain Management voor Nederland. Concept, 19 mei 2007. 40. Nieuwsblad Transport (2010), Brabantse terminals bundelen krachten. Dossier Terminals, 5 juli 2010. 41. Stuurgroep Vitale Logistiek (2009), Vitale logistiek als volwaardig Kennis-DC (werkdocument). Breda: Stuurgroep Vitale Logistiek, 18 november 2009. 42. P. van der Meij (2009), Van Innovatie tot Imago; logistiek, de kunst van het slim organiseren. Presentatie vLm voorjaarscongres, 23 april 2009. 43. Nederland is Logistiek (2008), De kunst van het slim organiseren. Amsterdam: Stichting Nederland is Logistiek. 44. Multimodaal Coördinatie- en Adviescentrum (2010), Nota 2011-2014. ’s-Hertogenbosch: MCA Brabant. 45. M.R. van der Horst, P.W. de Langen & L.M. van der Lugt (2009), Een bereikbaar achterland langs vier wegen; achterlandbereikbaarheid als organisatievraagstuk. Rotterdam: Erasmus Universiteit. 46. Price Waterhouse Coopers (2010), Transportation & Logistics 2030. 47. Ambassadeur Stedelijke Distributie (2010), Actieprogramma Stedelijke Distributie; landelijke aanpak voor lokaal maatwerk. 48. Stichting Criminee (2010), Diverse rapporten en films op www.criminee.nl
Brabant logistieke topregio 2030 | 47
Colofon Opdrachtgevers SER-Brabant & Kamer van Koophandel Brabant met financiële ondersteuning van de provincie Noord-Brabant Uitvoering: Kernteam Brabant Logistieke Topregio Brabant 2030 Paul Veelenturf (p2managers-procesmanager) Rudie de Bruin (a49advies) Bas Holland (NHTV) Hans ten Brink (NHTV) Leo Dubbeldam (SER-Brabant) Ad Verhoeven (Kamer van Koophandel Brabant) Met medewerking van: ca. 100 sleutelfiguren uit de Logistieke Sector in Brabant door deelname aan interviews, werkateliers, aanleveren van informatie (zie achtergronddocument) Eindredactie: Paul Veelenturf (p2managers)/Rudie de Bruin (a49advies) Vormgeving: Sander Neijnens Uitgave/Oplage: SER-Brabant, 250 exemplaren Copyright: SER-Brabant, februari 2011
48 | Brabant logistieke topregio 2030