LANDELIJKE FACTSHEET
Beter Benutten Gedragsmeting 2015
1. Context voor reisgedrag Het effect van maatregelen in het kader van Beter Benutten is niet alleen afhankelijk van de ‘drivers’ die mensen hebben om hun reisgedrag aan te passen, maar ook van de (on)mogelijkheden die er zijn ten aanzien van een bepaald type reisgedrag. We noemen dit de context voor reisgedrag: de (vaak) harde contextvariabelen die niet of alleen met veel moeite gewijzigd kunnen worden, bijvoorbeeld door te verhuizen of van baan te veranderen (vraagzijde) dan wel door middel van infrastructurele ingrepen (aanbodzijde). 1.1 Woon-werkafstand 63% van de werkenden in Nederland woont op meer dan 10 kilometer van zijn of haar werkadres, waardoor de fiets als vervoermiddel vaak geen optie is. Dit percentage wisselt sterk per Beter Benutten-regio; van 74% en 71% voor de werkenden in respectievelijk Amsterdam en Utrecht tot 52% in Maastricht. 1.2 Afstand tot een treinstation Ruim een kwart van de werkenden in Nederland woont op meer dan 15 minuten reizen van een treinstation, waardoor het gebruik van de trein als vervoermiddel voor deze groep een onaantrekkelijke optie is. Dit wordt versterkt door het gegeven dat 45% op meer dan 15 minuten reizen van een treinstation werkt. Ook hier bestaan er verschillen tussen de Beter Benutten-regio’s. Van de mensen die in de regio Rotterdam werken woont 36% op meer dan 15 minuten reizen van een treinstation en werkt 49% op meer dan 15 minuten reizen van een treinstation. Voor werkenden in Brabant gaat het om respectievelijk 31% en 52%. In beide gevallen gaat om relatief ongunstige combinaties. Aan de andere kant van het spectrum vinden we Twente; 15% van de mensen die in deze regio werkt woont op meer dan 15 minuten reizen van een treinstation en 33% werkt op meer dan 15 minuten van een station. Ook in de combinatie – mensen die op meer dan 15 minuten van een treinstation wonen én werken – springen deze regio’s eruit. Voor Rotterdam en Brabant ligt dit percentage op respectievelijk 24% en 21% en voor Twente op 11%. Ook in de regio Maastricht ligt dit percentage op 11%. 1.3 Aanbod vanuit de werkgever Voor werkenden wordt de context voor reisgedrag mede bepaald door de mogelijkheden die de werkgever biedt; mogelijkheden om thuis te werken, mogelijkheden tot flexibele werktijden, etc. De
Landelijke factsheet • Fout! Gebruik het tabblad Start om Subtitel toe te passen op de tekst die u hier wilt weergeven.
1
figuur hieronder laat zien welke mogelijkheden werkgevers bieden voor de mensen die in één van de Beter Benutten-regio’s werkzaam zijn.
Thuiswerken mogelijk
32% 35%
Flexibele werktijden
31% 35% 14% 17%
Mogelijk om op andere locatie te werken
15% 12%
OV wordt gestimuleerd Fiets/elektrische fiets wordt gestimuleerd
12%
17%
2014 2015
11% 10%
Televergaderen/online te vergaderen mogelijk 4% 3%
Carpoolen wordt gestimuleerd
2% 2%
Anders
36% 36%
Geen 0%
10%
20%
30%
40%
50%
Net als in 2014 wordt 36% op geen enkele wijze door de werkgever gestimuleerd om de spits te mijden; 64% heeft die mogelijkheid wel. Interessant is dat de mogelijkheden voor deze groep om de spits te mijden het afgelopen jaar zijn toegenomen als het gaat om flexibiliteit (in termen van werklocatie, werktijden), maar zijn afgenomen als het gaat om alternatief vervoermiddelgebruik (OV, fiets).
2. Mijden van de spits met de auto – tijdstip van reizen Op elke werkdag geldt dat ongeveer zeven op de tien mensen die op die dag met de auto naar het werk gaan (alleen of samen/carpoolend), in de ochtendspits voor dat motief in de auto zitten1. Tijdens de avondspits ligt het aandeel lager, variërend van 52% tot 56%. Op woensdagen en vrijdagen wordt er iets minder met de auto in de spits gereisd. Rond de 40% reist voor woonwerkverkeer met de auto buiten de spits.
1
Rekenvoorbeeld voor een representatieve dinsdag: van alle werkenden werkt 92% op dinsdag. Van deze groep reist 58% alleen of
samen met de auto van en naar het werk, waarvan 69% in de ochtendspits reist.
Landelijke factsheet • Fout! Gebruik het tabblad Start om Subtitel toe te passen op de tekst die u hier wilt weergeven.
2
WOON-WERK VERKEER Ochtendspits
Avondspits
Buiten spits
Maandag
69%
56%
36%
Dinsdag
69%
56%
37%
Woensdag
67%
54%
38%
Donderdag
68%
55%
38%
Vrijdag
66%
52%
40%
De percentages in de tabel tellen op tot meer dan 100%, omdat iemand bijvoorbeeld zowel in de ochtendspits als buiten de spits voor woon-werk verkeer reist. Maar het kan ook voorkomen dat iemand alleen buiten de spits reist. Als deze combinaties nader worden bekeken, dan blijkt dat dagelijks circa 63% voor woon-werk verkeer alleen in de spits reist, 25% alleen buiten de spits reist en 11% zowel in als buiten de spits reist. Van de werkenden die met de auto in de spits reizen geeft 68% aan dat ze buiten de spitstijden willen reizen; 20% wil dit niet, circa 10% weet het niet. De belangrijkste reden hiervoor zijn het ontbreken van files op het traject dat men rijdt – circa de helft van degenen die niet buiten de spitstijden willen reizen geven dit aan. De bereidheid om de spits te mijden is dus groot. Van degenen die dit willen, geeft echter 37% aan dat ze niet buiten de spitstijden kunnen reizen. Dit komt vooral omdat men is gebonden aan vaste werktijden. Bij drie op de tien staat de werkgever de benodigde flexibele begin- en eindtijden niet toe. Van alle werkenden die nu met de auto in de spits reizen wil én kan 38% soms buiten de spits reizen en 4% altijd. Zij geven het vaakst aan dat ze dit (vaker) zouden doen, als ze hiermee minder in de file zouden staan (genoemd door 36%).
3. Thuiswerken Van de mensen die in de Beter Benutten-regio’s werkzaam zijn, geeft 35% aan dat hun werkgever thuiswerken mogelijk maakt. In 2013 was dit nog 27%, in 2014 32%2. Van de mensen die aangeven de mogelijkheid te hebben om thuis te werken, werkt 36% ook werkelijk thuis (minimaal één dag in de week). Ook in 2014 lag dit aandeel op ongeveer een derde. Van alle werkenden in de Beter Benutten-regio’s werkt 17% één of meerdere dagen per week thuis; een groei met 3% ten opzichte van 2014. De ontwikkeling van het aandeel thuiswerkers over de afgelopen drie jaar is weergegeven in onderstaande figuur.
2
Het werken op een andere locatie (dan thuis) wordt in 2015 bij 17% van de werkenden door de werkgever mogelijk gemaakt,
tegenover 14% in 2014 en 11% in 2013.
Landelijke factsheet • Fout! Gebruik het tabblad Start om Subtitel toe te passen op de tekst die u hier wilt weergeven.
3
18% 17% 16% 14%
14% 12% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% 2013
2014
2015
Van de werkenden die niet thuiswerken (83%) geeft 58% aan dat ze dit niet doen, omdat hun werkzaamheden niet thuis kunnen worden uitgevoerd. Hiermee vormt dit met afstand de belangrijkste reden om niet thuis te (kunnen) werken. Vanzelfsprekend is de hoogte van dit percentage sterk brancheafhankelijk, variërend van meer dan 80% voor werkenden in de horeca tot iets meer dan 20% in de ICT.
4. Modal split De auto is het meest gebruikte vervoermiddel om naar het werk te gaan; zes op de tien werkenden stapt minimaal één werkdag in de week alleen in de auto en 5% carpoolt. Daarna volgt de fiets; in totaal gebruikt 22% wekelijks een gewone fiets en 3% een e-bike voor woonwerkverkeer. De trein (9%) en overig openbaar vervoer (9%) worden door minder mensen gebruikt. Ook in het zakelijk verkeer wordt de auto veruit het meest gebruikt (67%). Zakelijke reizigers gebruiken daarnaast de trein vaker om mee te reizen dan forenzen.
WOON-WERKVERKEER
ZAKELIJK VERKEER
Auto alleen
60%
67%
Trein (incl combi auto/fiets)
9%
17%
Auto samen (carpool)
5%
7%
Overig OV (incl combi fiets)
9%
6%
Fiets
22%
3%
E-fiets
3%
0%
Landelijke factsheet • Fout! Gebruik het tabblad Start om Subtitel toe te passen op de tekst die u hier wilt weergeven.
4
Vervoermiddelgebruik per dag Gemiddeld per (werk)dag stapt 55% van de werkenden alleen in de auto. Dit percentage ligt een fractie hoger dan in 2014: 53%. Dagelijks stapt ongeveer 7% van de werkenden in de trein, vergelijkbaar met het percentage uit 2014. Het dagelijks fietsgebruik voor woon-werk verkeer ligt in 2015 één procentpunt lager dan in 2014: 19% om 20%. Het gebruik van de e-bike groeit gestaag in 2015 en ligt enkele tienden hoger: 2,4% om 2,1%.
5. Onderwijs Onder studenten die reizen naar een onderwijsinstelling ziet 42% een verschuiving van onderwijstijden wel zitten om de spits te mijden. Een derde heeft liever geen wijziging in onderwijstijden en een kwart heeft geen duidelijke mening. Onder de voorstanders zou een deel graag later beginnen en later eindigen (16%) of juist eerder beginnen en eindigen (13%). Sommigen willen vaker onderwijs volgen vanuit huis (11%).
42%
ziet graag een verschuiving van onderwijstijden om buiten de spits te kunnen reizen
Deze cijfers wijken sterk af van die van 2014. Toen zag 33% een verschuiving wel zitten en was 42% daar tegenstander van. De bereidheid is binnen een jaar dus toegenomen.
6. ITS Een meerderheid (58%) van de reizigers gebruikt reisinformatie, voornamelijk voorafgaand aan de reis. Ten opzichte van 2014 valt vooral de groei in het gebruik van navigatie op: 38% gebruikt deze bron van reisinformatie tegenover 33% in 2014 (2013: 29%). Met de ontvangen reisinformatie zegt bijna de helft (47%) zijn of haar vertrektijd aan te passen en een iets kleiner deel (41%) past de route aan. Drie procent geeft aan een ander vervoermiddel te kiezen en een enkeling besluit niet te reizen. Deze percentages zijn vergelijkbaar met die van 2014.
Landelijke factsheet • Fout! Gebruik het tabblad Start om Subtitel toe te passen op de tekst die u hier wilt weergeven.
5