Fietspelgrimstocht van Brugge naar Rome langs de Via Francigena.
Op maandagmorgen 1 juli 2002 vertrokken we aan de Sint-Pietersabdij nabij Brugge (Belgium) voor onze grote en verre pelgrimstocht naar de Sint-Pietersbasiliek in Rome. Vijf moedige fietsers stonden in de regen verlangend te wachten op hun vertrek. Het waren mijn vrouw en mezelf, onze zoon met zijn verloofde en onze jongste dochter (16 jaar). Naar een aloud ritueel werden we door onze enthousiaste prior-pastoor gezegend en kregen we de pelgrimssymbolen rond onze hals, iets wat toch een heel bijzonder moment was. Voor de middeleeuwse pelgrims naar Rome waren er twee belangrijke symbolen nl. de gekruiste sleutels van Sint-Pieter en de Veronike of "Vera Effigies", het gelaat van Christus tijdens zijn lijdensweg. Helaas konden we deze symbolen nergens vinden maar we losten dit op door een mooi sleuteltje te hangen in onze Sint-Jakobsschelp van 4 jaar terug toen we een gezinspelgrimstocht naar Santiago de Compostela ondernomen hadden. Een tweede oud gebruik waar we belang aan hechtten was het verzamelen van stempels op pelgrimspassen. Dit was (en is nog steeds) een ‘bewijs’ dat men de tocht ondernomen had. De moderne technologie van internet had ons in contact gebracht met de “Association Via Francigena”, een organisatie die zich inzet voor de herwaardering van deze pelgrimsroute naar Rome en waar we meteen lid van werden. De voorzitster Adelaïde Trezzini stuurde ons vijf “Litterae Patentes Peregrinatoris Iter Per Viam Francigenam Facientis” op waarin we de diverse stempels konden verzamelen. Dankzij dom Godfried prijkte na deze mooie zegening de abdijstempel op onze pelgrimspas, de eerste van een lange rij. Een pelgrimstocht betekende o.a. het kunnen “loslaten” van het vertrouwde, van de materiële zekerheden en de luxe van het dagelijkse leven, … Zo hadden we bewust geen GSM bij ons (iets wat voor een eigentijdse Europeaan ondenkbaar geworden is) en kozen we ervoor om te kamperen en zelfs nog meestal ons eigen potje te koken ‘s avonds. Ook dit vergde heel wat krachten, niet alleen omwille van het dagelijkse werk maar ook door het meesleuren van extra bagage zoals tenten, slaapmatjes en -zakken, potten en pannen, kookstelletjes,… Een pelgrimstocht was ook al zoekende een lange weg afleggen (letterlijk en innerlijk). De “uiterlijke” weg met de bezienswaardigheden, nuttige informatie (op de valreep haalden we nog wat gegevens uit de 2 Vademecums van de “Association Via Francigena”) en de campings hadden we vooraf keurig ingetikt met de computer. Dit legden we per dag tijdens de tocht op onze stuurtas. De “innerlijk” weg was vooraf, en eigenlijk ook niet nadien, zomaar in woorden vast te leggen en droeg elk van ons mee in zijn hart. Soms werd dit als “bagage-en-sur-plus” beschouwd maar meestal was het een verrijkende, motiverende verlichting… Als start fietsten we langs rustige kleine wegen en kanaaljaagpaden via Doornik Frankrijk binnen. De eerste dagen werden vooral ontsierd door de striemende, aanhoudende regen en de veel te strakke tegenwind. In het koude Cambrai ontvingen we in de bezienswaardige kathedraal onze eerste stempel e “langs de route”. Diezelfde dag hadden we ook nog af te rekenen met onze 1 lekke band. e De 3 morgen vluchtten we, overgoten door een hevige regen, binnen in de gotische kerk van SaintQuentin. Dit pelgrimsoord kwam tot bloei door het graf van Saint-Quentin. Achteraan bevond zich in de vloer een groot labyrint wat zowel symbool stond voor een lange pelgrimstocht als voor de “levensweg van ieder mens”. Daarna volgden we een historische route zoals die meer dan 1000 jaar geleden gedetailleerd werd opgeschreven door Sigeric, een aartsbisschop van Canterbury. De Via Romea, de weg naar Rome, kreeg als officiële naam de Via Francigena wat zoveel betekent als de weg vanuit of naar Frankrijk. Het lag in onze bedoeling om, in de sporen van Sigeric, dwars door alle steden en belangrijke plaatsen te fietsen en telkens het oude, historische centrum te bezoeken. In het kader van onze tocht waren de vele schitterende kathedralen en andere bezienswaardige kerken een voornaam doel. Telkens vroegen we er ook een stempel op onze pelgrimspas. Dit alles vergde de nodige tijd maar een pelgrimstocht was meer dan zomaar een fietstocht. Het was niet onze bedoeling om in zo’n kort mogelijke tijd zoveel mogelijk km af te leggen. We fietsten traag, genoten van het mooie, verrassende, heuvelachtige landschap en van elkaars gezelschap. In Frankrijk vonden we geen enkele zichtbare verwijzing naar de Via Francigena en in de toeristische diensten was men niet op de hoogte van het bestaan van deze pelgrimsroute. Zelfs in de kathedralen hebben we niemand ontmoet die deze route kende en het vergde soms wat geduldig zoekwerk om een stempel te bekomen.
In het lieflijke Picardië bezochten we de hooggelegen kathedraal Notre-Dame van Laon. We genoten van de rijk versierde façade met de 2 beroemde torens en in het interieur troffen we een mooie "Vera Effigies" aan. De volgende dag manoeuvreerden we ons door de heel drukke agglomeratie van Reims op zoek naar het oude centrum en uiteraard naar de zeer bezienswaardige kathedraal Notre-Dame. Zondermeer indrukwekkend waren zowel de unieke sculpturen van de portalen als het interieur, waar Clovis zich liet dopen en veel Franse koningen zich tot koning kroonden. Inmiddels fietsten we dwars door de Regio Champagne-Ardenne met de vele wijngaarden op de zacht glooiende hellingen en de rijke Champagnekastelen. Omwille van de hevige tandpijn van onze zoon en de felle tegenwind fietsten we daarna verder langs de Route National. Dit was echter gevaarlijk en zeker af te raden voor fietsers. Maar voor ons was het een ”noodsituatie”. Zijn tandpijn werd zo hevig dat we zelfs besloten een vervroegde rustdag in te lassen in Châlons -en-Champagne, overigens één van de etappeplaatsen van Sigeric. Deze dag kwam eigenlijk voor niemand ongelegen. De slechte weersomstandigheden hadden reeds heel wat krachten geëist tijdens de 4 voorbije dagen, de wasmachine op de camping én het zonnetje waren welkom om onze hoognodige “droge-klerenvoorraad” weer op peil te brengen. We kregen ruim de kans om het stadje te bezoeken en in de mooie voormalige kapittelkerk Notre-Dame-en-Vaux een "Vera Effigies" te ontdekken. En via internet verwezenlijkten we zelfs contact met het “thuisfront”. De volgende dagen fietsen we zalig op de verkeersarme Departementale wegen langs korenbloemen, uitgestrekte graanpartijen en kleurrijke papavervelden. In Rosnay-l'Hôpital, waar ooit St.-Thomas Becket geweest was, kregen we van een goedgelovige zomaar de sleutel van een oude crypte voor een privé-bezoek. Daarna fietsten we verder door vredige dorpjes met bebloemde huizen en hun typische openbare wasplaatsen. Het zacht golvend reliëf langs de rustige weg en het verwarmende zonnetje op onze huid was letterlijk te vergelijken met “fietsen als God in Frankrijk”. De keerzijde van de medaille was echter dat er hier weinig winkels waren. Vonden we er dan toch eentje dan was de kans groot dat het gesloten was tijdens het weekend. In Bar-sur-Aube, ook een etappeplaats van Sigeric, bezat de Romaanse kerk Saint-Pierre een opvallende 15e E houten galerij. Deze "Halloy" diende als markthal. Van de eens zo roemrijke abdij van Clairvaux, in 1115 door Bernardus van Clairvaux gesticht, was nog weinig te merken. Aangezien alles gesloten was over de middag versterkte dat alleen maar de troosteloosheid van het verlaten domein. Vanaf de camping in Humes klommen we naar het hooggelegen ommuurde centrum van Langres waar we de beroemde kathedraal St-Mammès met een majestueus interieur bezochten. Na een lange tijd langs de rustige D5 gereden te hebben, kregen we ’s avonds totaal onverwachts bezoek van onze pastoor. Deze deugddoende verrassing staat diep gegrift in ons hart en bevestigde hoe sterk hij met ons ‘pelgrimsgezin’ meeleefde. De dagen nadien fietsten we door de Regio France-Comté waar we in Cussey-sur-l'Ognon even halt hielden bij de “Mairie-lavoir”. In dit ‘gemeentehuis annex wasplaats’ gaven ze ook een stempel op onze pelgrimspassen. Geleidelijke werd het parcours echter grimmiger met enkele nijdige, steile beklimmingen. Op zo’n momenten voelden we goed dat fietsen met een zwaar beladen bagage heel wat minder soepel liep dan het bagageloos fietsen van de doorsnee wielertoeristen. Gelukkig waren de tandperikelen van Sam ondertussen opgelost en werd onze conditie beter. Het golvende landschap verschafte de eerste zwaardere klimpartijen nabij Besançon. Het oude stadscentrum, beheerst door de majestueuze citadel, lag volledig binnen “la boucle”, de grote meander van de rivier de Doubs. In deze belangrijke historische stad was de kathedraal helaas gesloten op dinsdag. De stad verlaten ging gepaard met een zware klimopgave langs de heel drukke weg met veel vrachtvervoer. Na het plaatsje Ornans gekruist te hebben, fietsten we verder langs de nogal rustige D67 en genoten we vele kilometers van de schitterende vallei van de Loue. Geleidelijk werd de idyllische vallei smaller en steiler met steeds hoger wordende rotsen. Het Juragebergte konden we niet langer meer ontlopen. Na een verdiende nachtrust werden we ’s morgens helaas gewekt door kletterende regen op ons tentzeil. De ganse voormiddag ploeterden we door weer en wind langs de steiler wordende, bochtige D67 door de Jura. Het enige wat ons kon opbeuren waren de schitterende panorama’s met diepe ravijnen en grootse rotsmassieven. Hoger in de Jura maakte de bij momenten gietende regen plaats voor een heel dikke mist zodat we ook nog de weerstand van onze dynamo moesten weerstaan. Doornat en verkleumd bereikten we het centrum van Pontarlier waar we ons nestelden in een restaurant om terug op adem, op temperatuur én… in ons goed humeur te komen. Daarna klommen
we in de miezelregen verder langs de drukke, stijgende N57-E23 met als compensatie het panoramisch landschap. Gelukkig konden we even verder de veel rustiger D6 nemen al was er van rusten geen sprake. De laatste loodjes wogen ook nu weer het zwaarst. Na de Zwitserse grenscontrole probleemloos gepasseerd te zijn, bereikten we via een laatste nijdige passage de top van de “Col des Etroits”. Het gaf een ware voldoening bij elk van ons deze 1153 m hoge pas van het Juragebergte overwonnen te hebben. Tijdens de fenomenale afdaling werden we beloond met een verwarmend zonnetje waardoor het schitterend panorama met zicht op het diepe dal en het Meer van Neuchâtel er nog stralender bijlag. Aangekomen in Yverdon-les-Bains, aan het meer van Neuchâtel, werden onze euro’s voor een paar dagen vervangen door de Zwitserse franken. Het was een plezier om te rijden langs het goed bewegwijzerde en meestal verkeersarme “Fietsnetwerk Zwitserland” waarbij route nr. 5 grotendeels de sporen van Sigeric volgde. In het zonnige Lausanne klommen we voor de zoveelste maal naar een mooie gotische kathedraal, waar onze pelgrimsstempel een blijvende herinnering van was. Via het Meer van Genève en het mondaine Montreux doken we de imposante Rhônevallei binnen. Mijn vrouw maakte er op de camping nabij Aigle gretig gebruik van de wasmachine én de droogkast waarna we ons tegoed deden aan het zelfgekookte avondmaal. De hoge, dreigende Alpen zouden ons morgen voor de wielen geschoven worden, iets wat (voor sommigen heel) beangstigend was. De volgende morgen hielden we halt bij het historische klooster van Saint-Maurice waar we een kaarsje brandden in de hoop dat tijdens de lange en zware beklimming door de Alpen “onze kaarsjes niet zouden uitdoven”. In ‘t met zon overgoten Martigny vertrokken we voor onze legendarische beklimming van de Grote Sint-Bernardpas. Langs een drukke baan met veel vrachtverkeer en weinig mogelijkheden om ons te bevoorraden, klommen we uren in de brandende zon. Naarmate de vermoeidheid toenam en elk van ons een verbeten strijd met zichzelf leverde, werd het Alpenlandschap er alleen maar prachtiger op. Met onze laatste krachten slaagden we er in allerijl in onze tenten op te slaan in Bourg Saint -Pierre (1632 m), het laatste bergdorpje op weg naar de top, waarna het onweer in alle hevigheid losbarstte. Na ’s morgens het extra gewicht van onze doornatte tenten op de fietsen geladen te hebben, zagen we in Bourg Saint-Pierre voor het eerst een bewegwijzering (voor voetgangers !) van de Via Francigena. Zelf fietsten we de eerste 6 km ‘regenvrij’ onder een gevaarlijke galerij aangezien je daar als fietser geen uitwijkmogelijkheden had voor het voorbij scherende verkeer. De klim die daarna volgde was nauwelijks te doen voor “ons gezin op de fiets” ! Zo steil… we geraakten amper vooruit in dit lastige hooggebergte met zijn schrale begroeiing. Er waren nauwelijks woorden voor en ook de reservekrachten geraakte stilaan opgebruikt. Via enkel imponerende en energieverslindende haarspeldbochten door het desolate landschap sleurden we onze fietsen naar de top van de Grote Sint-Bernard, 2473 m hoog. We herstelden van onze zware inspanning mede dankzij het fantastisch gastvrij onthaal in het “Hospice du Grand-Saint-Bernard”. Dit oude hospitium, waar de echte pelgrimssfeer nog duidelijk aanwezig was, werd opgericht door de heilige Bernard van Menthon in de e 10 eeuw. Na de hartverwarmende gesprekjes duffelden we ons ook letterlijk warmpjes in en dit zowel voor de heel dikke mist als voor de 34 km lange en pijlsnelle afdaling van de “Colle del Gran San Bernardo ”! Net als in het Juragebergte was gelukkig ook nu de zon, ditmaal de Italiaans, van de partij. Daardoor hadden we voldoende zicht om ons stuurvaardig door de verraderlijke haarspeldbochten van dit adembenemende Alpenlandschap te manoeuvreren. De rustdag in Aosta, na twee vermoeiende fietsweken, was uiteraard over verdiend. We woonden er in de kathedraal de eucharistieviering bij, een moment om dankbaar terug te blikken op wat we allemaal overwonnen hadden tijdens de 1000 km lange, zware maar ook schitterende pelgrimstocht vanaf Steenbrugge tot in “het Rome van de Alpen”. Het was wonderwel gelukt ons vooropgezette schema te volbrengen. In de namiddag hadden we nog ruim de tijd om tal van Romeinse bouwwerken te bewonderen alsook de “Collegiata di San Pietro & San Orso” met zijn schitterende kapitelen in de kloostergang. De bewegwijzering van de Via Francigena was in Aosta spijtig genoeg enkel voor de voetgangers. De baan naar Pollein en het “sprookjeskasteel” van Fenis werd a.g.v. de gebrekkige bewegwijzering een ware zoektocht. Na Chatillon met zijn kasteel en de parochiekerk San Pietro, waar we een mooie stempel verkregen, volgden we bijna constant de veel te drukke maar goed bereidbare SS26. In de gietende regen bespeurden we geen markeringen van de Via Francigena. In Donnas stonden we vol bewondering bij de authentieke Romeinse weg, de “Strada Romana”, met een uitgekapte boog in de rotsen en even verder aan de Romeinse brug in Pont-Saint-Martin. Een ondergelopen treinspoor bezorgde ons wat verder een dubbele valpartij in de pletsende regen. Na
bekomen te zijn van de schrik, enkele schaafwonden verzorgd en de fiets rijklaar gemaakt te hebben, overleefden we nog de drukke agglomeratie van Ivrea. Via de rustiger SS228 bereikten we de camping aan het Lago di Viverone met de ironische naam “Plein Soleil”. De volgende morgen fietsten we onder een stralende zuiderse zon via de SS143 naar de immense Po-vlakte. Vele kilometers reden we tussen de frisgroene rijstvelden langs de SS11 richting Vercelli waar we genoten van de indrukwekkende façade van de Sant -Andreakerk met zijn 3 prachtig gebeeldhouwde portalen. In de provincie Pavia waren de grote bruinwitte borden van de “Via Francigena” opvallend aanwezig. Naast het symbool van de pelgrimsroute en soms een overzichtskaart van de streek, werd de eerstvolgende stad vermeld. Positief was dat men langs de route de bezienswaardigheden (kerken, abdijen,…) aanduidde maar spijtig genoeg waren in de namiddag veel van deze bouwwerken gesloten. Langs de heel rustige S596 arriveerden we via Mortara op de drukke verkeersring van Pavia en dit helaas op het avondspitsuur. Op de camping leverden we nog een hopeloze strijd met een zwerm muggen die resistent bleken tegen alles wat met muggenmelk, citronellakaarsen en wat dan ook te maken had. De omgeving van de grotere steden was erg druk in Italië maar de oude centra vielen mee omwille van de autovrije straten én pleinen of het éénrichtingsverkeer, waarbij we helaas meestal tegen de verkeersrichting in reden. Gelukkig dat de Carabinieri het ons vergaven ! De beperkte bewegwijzering van de Via Francigena in de Po-vlakte gaf geen enkel probleem aanzien er weinig of geen alternatieve wegen waren. Na een, weeral eens veel te kort, bezoek aan deze belangrijke stad bracht de nogal rustige SS234 ons in Piacenza met de Lombardische Duomo waarvan de zuilen van de 3 portalen gedragen werden e door leeuwen. Indrukwekkend was ook het 16 eeuwse bakstenen Palazzo Farnese. Die avond hadden we geen camping en zochten we op basis van het Vademecum van “La Via Francigena” een geschikte overnachtingplaats. In Montale hielden we halt aan het gesloten “Ostello San Pietro”. Een vriendelijke automobilist verwees ons naar het Seminarie van Montale waar de verantwoordelijke pastoor woonde van het Ostello. We werden heel gastvrij onthaald en kregen een groot grasplein om onze tenten op te slaan. De “pelgrimssfeer” werd nog versterkt toen Don Lucio enthousiast vertelde over zijn tochten naar Santiago en Rome met een groep jongeren. De sprankelende rode wijn die ons werd aangeboden bracht ons in nog “hogere” sferen. Bedankt Don Lucio, je bezorgde ons een deugddoende pelgrimsavond. De volgende morgen volgden we noodgedwongen de drukke SS9. Deze beroemde Via Emilia, een oude Romeinse heerbaan, dreef ons onder een stralende zon regelrecht naar Fidenza. In het centrum verschafte een groot informatiebord uitleg over de “36e etappeplaats van Sigeric” aangevuld met enkele routekaarten. Aan de schitterende San Donnino kathedraal werden we ‘opgewacht’ door een jonge pastoor die met enthousiasme uitleg gaf over deze belangrijke kerk. Helaas werd het grootste deel van de Romaanse gevel afgeschermd wegens renovatiewerken. Wel zagen we de pelgrimsbeeldjes waarop het symbool van de Via Francigena gebaseerd was. Er raasde veel verkeer langs de SS9 richting Parma en zijn drukke agglomeratie. Toen onze dochter een klapband kreeg (een extra buitenband hadden we niet bij) en alle winkels in de namiddag gesloten waren, zat er niets anders op dan 2 uur te wachten, schuilend voor de brandende zon. In de late namiddag bezochten we het prachtig oude centrum met op het Domplein een buitengewoon schitterend baptisterium en een al even bezienswaardige kathedraal. Voor beiden gold dat het interieur onbeschrijfelijk rijk versierd was. We kwamen er ogen… en tijd tekort. Vanaf nu was het definitief gedaan met het vlakke parcours. We zouden terug erg klein moeten schakelen om de Po-vlakte te verlaten en de Apennijnen te overwinnen. Via de drukke SS62 en de bewegwijzering van de Via Francigena bereikten we Fornovo di Taro. Daar verlieten we de veel te drukke hoofdweg en fietsten langs de autoarme SS308 door de lieflijke vallei van de Taro. In Ghiare vatten we de klim naar Berceto aan die bij momenten erg steil liep. Wellicht a.g.v. de droge, warme wind en de stoffige omgeving begonnen de ogen van Nausikä fel te irriteren én kreeg ze ook hevige buikkrampen. In de brandende zon bewogen we traag verder als 5 nietige stipjes door de groene vallei, de sierlijk afgeronde bergen en de autostrade die zich eerst hoog boven ons en daarna diep onder ons door het landschap slingerde. Aan de kerk van Berceto, waar we de zoveelste stempel kregen, genoten we zowel van de Romaanse beelden als van het moderne, slanke pelgrimsbeeld. Stond dit symbool voor de “uitgemergelde” pelgrim die door deze woeste natuur trok !? Op de camping straalde het mooie berglandschap rust en vrede uit.
’s Morgens vatten we de rest van de beklimming door de Apennijnen aan. Mits een paar steilere stukjes, viel het mee al was er geen alternatief voor de drukke SS62. Op de 1041 m hoge Passo della Cisa beklommen we nog de vele trappen naar het “Santuario Madonna della Guardia” alsof we er maar niet genoeg van kregen ! De afdaling verliep gesmeerd zodat we in de kortste keren door de smalle, met grote geplaveide stenen van de hoofdstraat van het pittoreske middeleeuwse Pontremoli hobbelden. Na een halte bij het schitterende Romaanse kerkje Santo Stefano van Sorano liep zowat alles verkeerd. Sam en Nausikäa, geplaagd door buikkrampen en misselijkheid, spoedden zich naar de camping terwijl onze jongste dochter Jana in al haar ijver een andere weg insloeg. En zo fietsten we na 1500 km voor het eerst in 3 afzonderlijke groepjes. Alles bleek nog complexer toen de camping volgeboekt was en net op die avond onze oudste dochter Sarah en haar vriend Timo met de wagen vanuit België zouden arriveren. Het wonderlijke van een pelgrimstocht was dat ook nu weer alles in orde kwam. En uiteraard hadden we elkaar heel wat te vertellen… Deze familiereünie was een geschikt moment om een rustdag in te lassen en uitgebreid te genieten van ons “nieuw” gezelschap. Nausikä kon herstellen van de opgelopen blaas- en nierontsteking terwijl we verpoosden aan de zonnige, maar veel te drukke Tyrrheense Zee. In Massa di Carrara kregen we na de eucharistieviering niet alleen een mooie stempel maar ook een privé-bezoek in de kerk. We fietsten nog naar de marmerstad Carrara waar men in de kathedraal weigerde een stempel te geven om voor ons totaal onbekende redenen. Een brandmerk in onze herinnering ! ’s Avonds kroop Timo achter de barbecue en toverde lekkere gegrilde vis op “tafel”. De volgende morgen namen we afscheid van Sarah en Timo omdat we er duidelijk voor gekozen hadden geen gebruik te maken van een volgwagen. Zij gingen hun weg en wij vervolgden onze pelgrimsroute. Om de gevaarlijke SS1 te vermijden, kozen we voor een secundaire weg. Sinds de Passo della Cisa was de markering van de Via Francigena echter volledig zoek en bleek de gewone bewegwijzering gebrekkig. Een goede wegenkaart bleef dus onontbeerlijk. De drukke agglomeratie van het intact bewaarde ommuurde Lucca bracht ons via één van de stadspoorten naar ’t oude centrum. Een stadje om rond te kuieren en te genieten van de talrijke pleintjes, massieve palazzo’s en de spectaculaire kerkgevels in de Pisaans-Romaanse stijl. De Duomo di San Martino bezat o.a. een labyrint gegrift in de wand van het Romaans portaal. e Na bijna 1600 km ontmoetten we nabij Altopascio onze 1 (en laatste) pelgrims op tocht naar Rome. We hadden een deugddoend gesprek met deze 2 Duitse wandelaars die net als wij de voetsporen van Sigeric volgden. Aangezien we ’s avonds geen camping hadden, raadpleegden we het Vademecum van de “Association Via Francigena” op zoek naar een geschikte slaapplaats. Gelukkig bood een man, die verrassend goed Engels sprak, zijn diensten aan om na de nodige telefoons ons voor te rijden naar het hoger gelegen oude centrum van Fucécchio. Daar werden we (figuurlijk) in de bereidwillige handen gegeven van een hulpvaardige jonge dame. Ook zij reed ons vervolgens voor… terug helemaal naar beneden om na een paar km halt te houden aan het “Ostello della Giovantù”. Voor het eerst, na meer dan 3 weken, kookten we in een echte keuken en sliepen we in bedden. Deze “luxe” in dit jeugdhotel vonden we wel wat duur. De volgende dag fietsten we vrijveel langs de SS429 met druk vrachtverkeer. Even voorbij Certaldo, e langs de rustige P1, liep de achterband van Dorine leeg. Onze 3 lekke band werd een feit. Na dit euvel hersteld te hebben, volgde de zware klim in de bloedhete zon naar San Gimignano. Dit Middeleeuws stadje werd beroemd omwille van de talrijke, goedbewaarde, statige torens die reeds van ver zichtbaar waren. Naast de gezellige sfeer op de charmante pleintjes was een bezoek aan de Duomo (gratis voor pelgrims !) meer dan de moeite. Het interieur met de talrijke fresco’s was indrukwekkend… en de contacten met enkele Vlamingen hartverwarmend. Op de camping in het nabijgelegen Santa Lucia genoten we van de verdiende rust. Na Poggibonsi volgden we lange tijd de relatief rustige S2 richting Siena met op het einde een steile klim. Van het met toeristen gevulde Piazza del Campo, ongetwijfeld één der mooiste pleinen ter wereld, genoten we met volle teugen. Daarna stonden we vol bewondering bij de versierde façade van de kathedraal. Heel indrukwekkend was het schitterend interieur met gepolijst marmer in alle kleuren en vormen. De verfijnde vloermozaïeken werden gelukkig beschermd. Voor de rest van de namiddag reden we langs de sterk golvende S2. De beroemde Via Cassia, ook één van de Romeinse heerbanen, slingerde zich eindeloos tussen de weidse glooiende korenvelden van Toscane. In San Quirico d’Orsia raadpleegden we ons Vademecum bij gebrek aan een camping. Van het “Ospitalità Religiosa” stond enkel de naam en een telefoonnummer vermeld maar helaas geen adres. Als buitenlanders die geen Italiaans praatten, was het onbegonnen werk om zelf te
telefoneren. (suggestie : vermeld ook de adressen in het Vademecum). Gelukkig ontmoetten we terug een bereidwillige dame die behoorlijk Engels praatte en voor ons de nodige telefoons pleegde. Het “Ospitalità Religiosa” was volzet maar in het B & B werden we begroet door een vriendelijke dame die uitsluitend Italiaans sprak. We belandden er in een ‘marmeren paleis’ waar we ons eigen potje niet mochten bereidden. Te mooi en te duur voor rondtrekkende pelgrims zoals wij ?! De dag nadien, na buiten in het park ontbeten te hebben, werd de Via Cassia bijna constant voor onze wielen geschoven. Gelukkig viel het verkeer mee en in het Middeleeuwse Acquapendente merkten we, na vele dagen, nog eens een bord van de “Via Francigena” op. Helaas verstrengelde er hier ook een ijzerdraad in mijn versnellingsapparaat met een gebroken spaak als gevolg. We dienden te rijden tot Bolsena vooraleer we een fietsenmaker vonden die dit euvel kon herstellen. En dit werd hoog tijd want mijn achterwiel was reeds gevaarlijk krom getrokken ! ‘s Avond waren ook Sarah en Timo op de camping en ze kookten heerlijk voor ons ! We vervolgden onze weg langs de, bij momenten gevaarlijk drukke, Via Cassia. Na de klim naar het vredelievende oude centrum van Sutri daalden we vervolgens af naar het amfitheater. Dit in tufsteen vervaardigde theater was zeker een rustpauze waard. Na een pijlsnelle afdaling overnachtten we tenslotte op een camping langs het meer van Bracciano, onze laatste camping vooraleer we Rome zouden bereiken. Op ons laatste traject was rustig fietsen van korte duur want naarmate we Rome naderden raasde het soms ordeloos lijkende verkeer toeterend aan ons voorbij. Dankzij een goed stadsplan stonden we plots oog in oog met het imponerende Sint-Pietersplein en de grootse Sint-Pieterskathedraal. Sinds we vertrokken legden we de bijna 2000 km lang pelgrimstocht op eigen krachten af. Redenen genoeg om voldaan en innerlijk trots te zijn. Maar veel tijd om te bekomen en het echt tot ons te laten doordringen hadden we niet. Want al vlug bleek dat het Vaticaan zich meer richtte op toeristen (al of niet pelgrims) dan op Via Francigenagangers van “ons genre” die moe en bezweet, maar met een gelukzalig gevoel hun einddoel bereikt hadden. We werden terechtgewezen door de bewakers en de Vaticaanse politie : we mochten noch op onze fiets noch op de grond zitten, om de Sint-Pietersbasiliek te betreden moesten de schouders en de knieën bedekt zijn (waar hadden we onze T-shirts en lange broeken ook al weer opgeborgen !?) en eens in de basiliek kregen we pas na veel aandringen toegang tot de sacristie. Daar zouden we namelijk op basis van de stempels in onze ‘credencial’ ons Testimonium in ontvangst mogen nemen. We waren getroffen door de onvriendelijkheid en ze lieten ons onnodig lang wachten. Uiteindelijk stelden we ons tevreden met de stempel van de kathedraal, onze laatste. We brachten uiteraard nog een bezoek aan de prachtige basiliek waar tal van grote kunstenaars hun bijdrage leverden. We hielden halt bij het beroemde pelgrimsbeeld van Sint-Pieter en bezochten in de crypte zijn laatste rustplaats. We waren erg blij en dankbaar met onze geslaagde pelgrimage naar zijn graf. Op zondagmorgen deden we nog tevergeefs een poging om ons Testimonium te bekomen. Na de gezongen hoogmis bijgewoond te hebben, kuierden we wat rond in het machtige Rome om de dag nadien reeds huiswaarts te keren, sommigen met de wagen en andere met het vliegtuig. Op het einde van september kregen we, zoals men beloofd had, ons Testimonium thuis bezorgd. Kijkend naar dit Testimonium blikten we terug op een erg bewogen pelgrimstocht met hoogten en laagten, niet alleen in het landschap maar ook bij onszelf. Het werd een zalige ervaring met waardevolle hoogtepunten langs de route en een anticlimax in Rome. Maar als pelgrims beseften we dat de weg zelf en de ontmoetingen met tal van onbekenden het belangrijkst was.