Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2009 – 2010
OP ZOEK NAAR EEN DRAAGVLAK VOOR DE ERKENNING VAN ELDERS VERWORVEN COMPETENTIES IN HET JEUGDWERK
Sarah JUTTEN 20030570 Promotor : Dr. Nicole Vettenburg
Scriptie neergelegd tot het behalen van de graad ‘Licentiaat Pedagogische Wetenschappen’ 1
VOORWOORD Bij de realisatie van deze masterproef kon ik rekenen op de steun en bereidwillige medewerking van verschillende mensen. Als eerste wil ik mijn promotor Dr. Nicole Vettenburg bedanken om mij de vrijheid te geven om dit onderwerp uit te werken op mijn eigen manier. Verder wil ik de bevraagden bedanken voor hun bereidwillige medewerking en snelle respons op mijn verzoek deel te nemen aan dit onderzoek. Niet op zijn minst Isabelle Van Damme om mij op weg te helpen binnen het Antwerpse jeugdwerk. Vervolgens wil ik nog een aantal andere mensen bedanken op wie ik steeds kon rekenen. In de eerste plaats mijn ouders die me de kans gaven deze universitaire studies aan te vangen en mij te steunen ook wanneer het wat minder ging. Voorts wil ik al mijn vrienden bedanken voor het luisterend oor en de kracht die ze mij gaven om door te blijven gaan. Ook Nora Bosmans verdient hier een plaats voor de tijd en moeite die ze stak in het nalezen van dit werk. Tot slot wil ik mijn vriendin Bieke bedanken die me tijdens mijn studies steeds door dik en dun gesteund heeft en die dag en nacht voor mij klaarstond om dit project tot een goed einde te brengen.
2
DEEL I: PROBLEEMSTELLING 1 INLEIDING.......................................................................................................................... 5 2 PROBLEEMSTELLING.......................................................................................................7 DEEL II: LITERATUURSTUDIE 3 COMPETENTIES................................................................................................................9 3.1 Wat zijn competenties?................................................................................................9 3.2 Een historisch – maatschappelijke schets................................................................. 12 3.3 Competenties: een leerproces...................................................................................15 4 EVC – beleid..................................................................................................................... 20 4.1 EVC binnen Europa...................................................................................................20 4.1.1 Een kwalificatiekader......................................................................................... 20 4.1.2 Een visie op een Europese toekomst.................................................................24 4.1.3 Ruimte voor minder formele denkpistes............................................................. 25 4.2 Vlaanderen en EVC...................................................................................................27 4.2.1 Arbeidsgericht EVC – beleid.............................................................................. 27 4.2.2 EVC en sociaal werk.......................................................................................... 35 5 ONDERZOEKEN EN PRAKTIJKVOORBEELDEN........................................................... 38 5.1 Onderzoeken.............................................................................................................38 5.1.1 Het OECD-onderzoek........................................................................................ 38 5.1.2 Onderzoek Universiteit Gent.............................................................................. 42 5.2 Praktijkvoorbeelden................................................................................................... 47 5.2.1 YAA: Youth Achievement Awards....................................................................... 47 5.2.2 C – stick............................................................................................................. 48 DEEL III: ONDERZOEK 6 METHODOLOGIE.............................................................................................................51 7 OMGEVINGSANALYSE....................................................................................................54 7.1 Geografisch............................................................................................................... 54 7.2 Bevolking...................................................................................................................55 7.3 Jeugdwerk................................................................................................................. 57 8 BELEIDSANALYSE...........................................................................................................58 8.1 Inleiding..................................................................................................................... 58 8.2 Stedelijk jeugdbeleidsplan......................................................................................... 58 8.3 Districtsbeleidsplannen..............................................................................................60 8.4 Conclusie...................................................................................................................61 9 RESULTATEN................................................................................................................... 62 9.1 Fase 1: Exploratiefase...............................................................................................62 9.2 Fase 2: Specialisatie................................................................................................. 62 9.2.1 Interview: Formaat (Stijn Belmans).................................................................... 63 9.2.2 Interview: Steunpunt Jeugd (Bert Pieters)..........................................................66 9.2.3 Interview: Stad Antwerpen (Isabelle Van Damme & Axel Dingemans).................................................................. 69 9.2.4 Interview: JCC Zappa (Hanneke Claessen)....................................................... 72 9.2.5 Interview: JES Antwerpen (Filip Balthau)........................................................... 76 9.3 Reductiefase............................................................................................................. 80 9.4 Fase 4: Integratiefase................................................................................................81 9.4.1 Pijler 1: Organisatie............................................................................................82 9.4.2 Pijler 2: Jongeren en hun jeugdwerk ................................................................. 83 9.4.3 Pijler 3: Beleid.................................................................................................... 84
3
DEEL IV: CONCLUSIE 10 INTERPRETATIE VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN......................................................86 10.1 Is er een beleid omtrent EVC en in hoeverre betrekt dit beleid het jeugdwerk?.......86 10.2 Is er een draagvlak voor dit beleid door het jeugdwerk?..........................................87 10.3 Zijn er wijzigingen in het beleid nodig?.................................................................... 88 11 BEPERKINGEN EN STERKTEN VAN DIT ONDERZOEK .............................................89 12 AANBEVELINGEN.......................................................................................................... 89 DEEL V: BIBLIOGRAFIE DEEL VI: BIJLAGEN
4
DEEL I
PROBLEEMSTELLING
5
1 INLEIDING In onze huidige samenleving komt het denken over competenties steeds meer op de voorgrond. Sinds het congres van Lissabon (maart 2000) wordt dit denken verder ingeschreven in de beleidsstrategie. Op deze top werd tevens bevestigd dat het kennistijdperk begonnen was. Het was hier dat de doelstelling, ‘tegen 2010 moet de Europese Unie de meest dynamische en competitieve kenniseconomie ter wereld zijn’, werd geformuleerd.(Europees parlement, 2000) Deze doelstelling werd tevens opgenomen in de Vlaamse beleidsstrategie. Zij werd als volgt geformuleerd in het Pact van Vilvoorde: “Vlaanderen is in 2010 verder geëvolueerd naar een lerende samenleving. Het levenslang en levensbreed leren zijn ingebed in de samenleving. Minstens 10 procent van de Vlaamse inwoners tussen 25 en 65 neemt dan deel aan permanente vorming. Een lerende samenleving erkent ook dat competenties, waar en hoe men ze ook verwerft, evenwaardig worden erkend.” (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2003) Het competentieverhaal gaat verder in 2002 wanneer de werkgroep EVC de tekst, ‘Ruim baan voor competenties’, publiceert. Deze tekst is een advies voor een model van (h)erkenning van verworven competenties in Vlaanderen. Het is zowel een beleidsconcept als een eerste aanzet tot operationalisering.(Werkgroep EVC, 2002) In 2007 wordt op Vlaams niveau het voorlopige sluitstuk van het beleid geformuleerd onder de vorm van de Competentieagenda. Het uitgangspunt van deze agenda was ‘elk talent telt’. De competentieagenda bestaat uit 10 prioriteiten die, over de grenzen van onderwijs, werkgevers- of werknemersorganisaties heen, de capaciteiten van zowel studenten, werkzoekenden als werknemers moeten erkennen én inzetten. (Sels, Forrier, De Vos, Buyens, Dewettinck, De Winter, 2007) Op het beleidsniveau van jeugd wordt ook niet stil gezeten. Naar aanleiding van dezelfde Lissabonverklaring wordt in 2001 de ‘White Paper on Youth’ gepubliceerd. Daaruit werd o.a. geconcludeerd dat er meer aandacht moest zijn voor de non - formele leerprocessen die jongeren ervaren. Met deze conclusie werd volgende aanbeveling geformuleerd: “Er moet worden gezocht naar effectieve manieren voor het erkennen van de kennis en vaardigheden die middels formele en niet-reguliere leermethoden zijn verworven. De rol van buitenschoolse leeractiviteiten moet worden
6
benadrukt, evenals de noodzaak van een beter begrip en meer erkenning van bekwaamheden die niet via het formele onderwijs maar via jeugdwerk zijn verworven”. (Commissie van de Europese gemeenschappen, 2001) De beleidsnota ‘Jeugd 2004-2009’ bouwt verder op dit Witboek met haar formulering van ‘de brede school’. Voor het jeugdbeleid houdt de brede school verschillende mogelijkheden in. Eerst en vooral biedt het concept een mogelijkheid tot erkenning van het informeel en niet formeel leren, waarin niet-onderwijsactoren (zoals het jeugdwerk en de sociaal-culturele sector) een reputatie hebben opgebouwd. De deskundigheid voor het aanleren van competenties, attitudes en vaardigheden van niet-onderwijsactoren wordt gewaardeerd. Het concept brengt actoren samen die zowel werken in de verplichte als in de vrije tijd. Het biedt een mogelijkheid om een afgestemd vrijetijdsaanbod te realiseren. (Vlaamse regering, 2005) Er is een duidelijke dynamiek vanuit het beleid om competentie – ontwikkeling en -erkenning meer en meer te ondersteunen bij jongeren. Het jeugdwerk is dus opnieuw onderhevig aan maatschappelijke veranderingen en het zal de vraag zijn hoe zij op termijn aan deze nieuwe uitdagingen het hoofd zal bieden.
7
2 PROBLEEMSTELLING Binnen deze thesis wil ik mij richten op de derde partner binnen dit verhaal, meer bepaald de organisaties binnen het jeugdwerk. Zij bevinden zich namelijk als actor op het maatschappelijk middenveld. Waar zij langs de ene kant de belangen van hun jongeren naar best vermogen proberen te behartigen en langs de andere kant ook rekening moeten houden met de eisen die het beleid aan hen stelt. Mijn vraagstelling wordt dan ook het best verwoord als volgt: “Welk draagvlak is er voor het beleid omtrent EVC binnen het jeugdwerk?” Als definitie hanteer ik voor draagvlak de volgende: “een door belangen ingegeven evaluatie van de politieke situatie door doelgroepen van een beleid, waaraan een doelgroep actieve of passieve steun verleent of juist weerstand biedt” (Boedeltje, de Graaf, 2003) Een draagvlak valt dan ook op te delen in drie delen: 1. Het object waarop het draagvlak betrekking heeft: hier het beleid betreffende de erkenning van competenties. 2. De doelgroep: hier de organisaties die werken rond die erkenning. 3. De manier waarop het beleid ontvangen wordt. Dit derde deel is de kern van mijn onderzoek. Hoewel de verwachtingen al hooggespannen zijn betreffende EVC ontbreekt het momenteel nog aan overkoepelende richtlijnen en beleidstructuren. Daarom wil ik dan ook de organisaties die al werken rond EVC aanspreken om te kijken hoe zij omgaan met het reeds bestaande beleid. Immers de manier waarop met EVC wordt omgegaan binnen het jeugdwerk kan verschillende gevolgen hebben. Het verwerven van competenties wordt vaak beschouwd als een gunstig neveneffect van het jeugdwerk. Er is begrip voor het jeugdwerk als nonformele leeromgeving. EVC probeert echter dit non-formele leerproces te formaliseren. Hoe gaat het jeugdwerk met deze spanning om?
8
DEEL II
LITERATUURSTUDIE
9
3 COMPETENTIES 3.1 Wat zijn competenties? 'Competentie' is een woord dat vele vormen aanneemt. Zo wordt er gesproken over competentie, sleutelcompetentie, technische competentie en ga zo maar door. Ook een eenduidige definitie is er niet te vinden. De Vlaamse overheid omschrijft het woord competentie als: ‘competentie is de reële en individuele capaciteit om kennis (theoretische en praktische kennis), vaardigheden en attitudes in het handelen aan te wenden, in functie van de concrete dagdagelijkse en veranderende werksituatie en in functie van persoonlijke en maatschappelijke activiteiten.’ (Werkgroep EVC, 2002, p 11) Binnen de Commissie van Europese Gemeenschappen wordt echter volgende definitie gehanteerd: ‘Competentie omvat: 1) cognitieve competentie, die het gebruik van theorie en concepten omvat, alsook informele impliciete kennis die door ervaring werd opgedaan; 2) functionele competentie (vaardigheden of knowhow), dingen die mensen zouden moeten kunnen als ze in een bepaalde werkomgeving, leeromgeving of sociale activiteit actief zijn; 3) persoonlijke competentie, onder andere weten hoe men zich in een bepaalde situatie moet gedragen; en 4) ethische competentie, onder andere de beheersing van een aantal persoonlijke en professionele waarden.’ (Commissie van Europese Gemeenschappen, 2005, p 12) Uit deze invullingen wordt duidelijk dat competentie een multi-dimensionaliteit met zich meedraagt. Competentie is steeds een congruent geheel van kennis, vaardigheden en attitudes. (Stad Antwerpen/Lerende Stad, 2007) Maar competentie is ook een samenspel tussen levensbrede en arbeidsgerichte competenties, impliciete en expliciete competenties en sectorale en transsectorale competenties (Werkgroep EVC, 2002) Er moet uitgekeken worden dat competentie geen leeg begrip wordt. Maar een definitie vinden die in elke situatie past is niet mogelijk. Daarom is het dan ook belangrijk om de context van de competentie niet uit het oog te verliezen en een definitie dan ook te verantwoorden binnen deze context. Binnen het kader van deze thesis kies ik dan ook expliciet voor de definitie van de Vlaamse overheid omwille van de werkbare flexibiliteit en brede inzetbaarheid. Deze definitie wil ik echter aanvullen met tien kenmerken voor competenties ten einde een zo breed mogelijke context te kunnen creëren voor competenties binnen mijn thesis.
10
1.
Verwerven van competenties
Competenties kunnen in verschillende contexten verworven worden. Formeel, informeel, bewust, onbewust. Leer- en ontwikkelingsprocessen zijn dan ook niet weg te denken. Belangrijk is echter dat jongeren hun competenties leren ontdekken, benoemen, evalueren en transfereren van het ene domein naar het andere. Aandacht hierbij gaat uit naar zelfregulatie en metacognitie, ruimte voor zelfverantwoordelijk leren, een authentieke leeromgeving en leren als sociale activiteit. 2.
Noodzaak van competenties
Er is nood aan competenties om een antwoord te kunnen bieden in bepaalde situaties of op bepaalde taken. 3.
Onvoldoende voorwaarden tot efficiënt handelen
Competenties zijn geen garantie op succes. Het is niet omdat iemand competenties heeft dat hij/zij een taak zal volbrengen. Het omgekeerde is echter ook waar. Het is niet omdat iemand een taak niet volbrengt dat hij/zij niet over de nodige competenties beschikt. 4.
Context
In de competentiesneeuwbal worden verschillende beïnvloedende factoren in beeld gebracht. Elk van deze factoren kan zowel stimulerend (groene pijl) als remmend werken (rode pijl). (Afbeelding 1)
Afbeelding 1: De competentiesneeuwbal - Levanto
11
5.
Dynamisch
Met dynamisch wordt bedoeld dat competenties veranderlijk zijn in tijd. Competenties kunnen op termijn dus versterkt worden maar even goed verleerd worden. 6.
Multi–dimensioneel
Zoals boven reeds werd aangehaald zijn competenties een samenspel van vaardigheden, attitudes en kennis. Dit houdt wel in dat een competentie niet altijd even eenvoudig te benoemen is, noch dat men deze drie delen van elkaar kan scheiden om te bepalen wat het meeste doorweegt. 7.
In relatie tot elkaar
Niet alleen vaardigheden, kennis en attitudes grijpen op elkaar in maar ook competenties zelf. Algemene sleutelcompetenties kunnen zo leiden tot de ontwikkeling van specifieke sleutelcompetenties. 8.
Gedragsindicatoren
Om een objectief beeld te krijgen van competenties is het belangrijk om deze om te zetten in richtlijnen gebaseerd op gedragsindicatoren. Dit houdt echter nog steeds geen waardebepaling in van de competentie. Voorts moet er ook uitgekeken worden voor een te behavioristische visie van evaluatie. Attitudes en onderliggende motivaties mogen hierbij niet uit het oog verloren worden. 9.
Omschrijving en operationalisering
Dit is belangrijk zodat iedereen een competentie op dezelfde wijze begrijpt. 10.
Niveaus
Competenties kunnen opgedeeld worden in drie niveaus: basiscompetenties, sleutelcompetenties en attitudes. Basiscompetenties zijn competenties die aan de basis liggen van alle competenties. Voorbeelden hiervan zijn spreken, lezen, schrijven…. Sleutelcompetenties kunnen opgedeeld worden in twee subniveaus: algemene en specifieke sleutelcompetenties. Algemeen kunnen zij omschreven worden als competenties die toepasbaar zijn in meerdere contexten en die multifunctioneel zijn. Ze verhogen het probleemoplossend vermogen en de handelingsbekwaamheid. Attitudes worden hier nog eens apart verwerkt omdat sommige attitudes zo pertinent aanwezig zijn dat ze in elke competentie voorkomen. De meetbaarheid 12
ligt echter veel lager. Een voorbeeld hiervan is de attitudenauwkeurigheid. (Stad Antwerpen/Lerende Stad, 2007) Met deze kenmerken in het achterhoofd is duidelijk gemaakt dat het competentiebegrip geen dode letter is. Het is een begrip dat leeft en zich aanpast aan de situatie waarin het zich bevindt. Dit zorgt ervoor dat competentie een sectoroverschrijdend begrip is maar werkt tegelijkertijd in haar nadeel omdat haar polyvalentie een eenduidige kwalificatie en erkenning in de weg kan staan.
3.2 Een historisch – maatschappelijke schets Het denken over competenties is al een kleine eeuw oud. Frankrijk voerde al in 1934 het diploma “ingénieur diplômé par l’Etat” in waardoor men na de verdediging van een thesis en het aantonen van relevante ervaring als ingenieur aan de slag kon. Na de Tweede Wereldoorlog werden er inspanningen gedaan om de militaire ervaring van Amerikaanse soldaten om te zetten in “credit units”. Deze praktijk werd later toegankelijk voor iedereen zodat ook anderen aanspraak konden maken op kortere opleidingstrajecten. Dit noemt ook wel de APEL-methode. Een ander invloedrijk systeem is het NVQ (National Vocational Qualification) –systeem in Groot-Brittannië. Het doel van dit systeem is mensen te laten verder studeren op basis van de competenties die ze reeds verworven hebben. Waar deze competenties verworven zijn, heeft geen belang. (VLOR, 2002) Duidelijk is dat denken over competenties niet nieuw is. Toch zijn competenties nu niet meer weg te denken uit de huidige lerende samenleving. Hoe komt dit? Binnen deze lerende samenleving komt er een steeds grotere ruimte vrij naast de diplomering van het formele onderwijs. Dit gebeurt onder invloed van twee concepten: het ontstaan van de kennismaatschappij en de ontwikkeling van het concept van levenslang en levensbreed leren. Het ontstaan van de kennismaatschappij. Het is binnen deze maatschappij dat competenties tot hun recht komen. Hier worden competenties gezien als het belangrijkste goed in de samenleving. Waar binnen een industriële samenleving arbeid en kapitaal gezien werden als de belangrijkste productiefactoren, wordt kennis nu de drijvende motor achter sociale en economische ontwikkeling. EVC wordt dan een instrument zowel tot verhoging van persoonlijke
ontwikkeling
als
van
de
inzetbaarheid
op
de
arbeidsmarkt.
Deze verschuiving wordt ook nog eens weergegeven in onderstaande figuur. (Afbeelding 2)
13
Afbeelding 2: De overgang van een industriële naar een kennismaatschappij – Hoeksema, K.
Deze kennismaatschappij heeft echter een aantal implicaties. Allereerst zal scholing en onderwijs een meer centrale plaats innemen in deze maatschappij aangezien alle sleutelposities binnen het maatschappelijk leven verbonden zullen zijn aan specifieke kennis die men al dan niet bezit. Ook ons concept van wat het is om een geschoold iemand te zijn zal veranderen. Waar vroeger de definitie samenging met het hebben van een algemene vorming, wordt de nadruk nu gelegd op het kunnen leren en blijven leren. Doordat kennis een algemeen goed is, is er ook geen excuus om geen gebruik te maken van kennis of de mogelijkheden tot leren. Een verstrekkend gevolg hiervan is dat er geen arme landen meer zullen zijn; enkel onwetende landen. Op een meer individueel niveau betekent dit dat individuen zelf verantwoordelijk kunnen gehouden worden voor hun eigen vorming. Anders gezegd: " The knowledge society is a society in which many more people than ever before can be successful. But it is therefore, by definition, also a society in which many more people than ever before can fail, or at least come in second." (Drucker, 1994) Naast deze verschuiving van een industriële samenleving naar een kennismaatschappij zijn er ook nog enkele mijlpalen, zowel nationaal als internationaal, die het denken over competenties beïnvloed hebben. Deze vormen dan ook mee het huidig kader rond EVC. Een eerste is dan ook ‘Het Witboek Opleiding in Training (1995). In dit boek werd voor het eerst levenslang en levensbreed leren op de agenda gezet. In het licht van de
14
kennismaatschappij en de snelle ontwikkeling van technologieën werden binnen dit boek vijf doelstellingen geformuleerd. Een eerste moedigt het verwerven van nieuwe kennis aan en verwijst naar het (h)erkennen van verworven competenties. Een tweede internationale mijlpaal is de top Lissabon. In maart 2000 werd op deze top bevestigd dat het kennistijdperk begonnen was. Het was ook hier dat de doelstelling, “tegen 2010 moet de Europese Unie de meest dynamische en competitieve kenniseconomie ter wereld zijn, draagvlak voor een duurzame groei met meer en betere jobs en een grotere sociale cohesie”, werd geformuleerd. Een doelstelling die tot op heden bepalend is voor het Vlaamse beleid. Ook de Bologna-verklaring en de Europese Raad in Kopenhagen zijn in deze context zeker het vermelden waard. Ook de Vlaamse besluitvorming heeft zijn bijdrage geleverd aan het EVC-kader. Het actieplan ‘Een levenlang leren in goede banen’ (2000): binnen dit actieplan werden dertig
actiepunten
geformuleerd.
Deze
werden
achteraf
omgevormd
tot
zes
kernboodschappen. Binnen de eerste, het leerklimaat verbeteren en het leren waarderen, krijgen competenties een zeer expliciete plaats. Verder werd er ook aandacht besteed aan de voordelen van het certificeren van elders verworven competenties. Het Pact van Vilvoorde is de bestendiging van 21 doelstellingen die resulteerde uit de Vlaamse conferenties tussen maart en november 2001. De Vlaamse regering wil samen met de Vlaamse sociale partners deze doelstellingen tegen 2010 verwezenlijken. Opnieuw is het de eerste doelstelling die EVC in het licht zet. (Callewaert, Carnel, Tratsaert & Vaesen, 2005) “ Vlaanderen is in 2010 verder geëvolueerd naar een lerende samenleving. Het levenslang en levensbreed leren zijn ingebed in de samenleving. Minstens 10% van de Vlaamse inwoners tussen 25 en 65 neemt deel aan permanente vorming. Een lerende samenleving erkent ook dat competenties, waar en hoe men ze ook verwerft, evenwaardig erkend worden.” (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2003, p6) Voor het sociaal - cultureel werkveld kunnen we aan deze lijst nog wat aanvullen met het rapport ‘Ruim baan voor competenties’, dat een eerste aanzet geeft tot effectieve operationalisering van competenties, en het structureel samenwerkingsverband DIVA. Dit is een samenwerkingsverband tussen Onderwijs en Vorming, Cultuur, Tewerkstelling en Economie. De bedoeling is om een werkinstrument te zijn van de Vlaamse overheid dat zowel een permanent vormingsbeleid stimuleert als dat dit leidt tot een transparanter vormingsbeleid. (Socius, 2006)
15
3.3 Competenties: een leerproces Als er gesproken wordt over competenties wordt er ook heel vaak gesproken over begrippen als non-formeel leren, levenslang leren, levensbreed leren enz. Daarom ook dat ik deze begrippen kort uiteenzet binnen het kader van deze thesis. Deze begrippen kunnen in twee clusters verdeeld worden. Het paradigma van informeel, non-formeel en formeel leren vormt één deel van het verhaal. Levenslang en levensbreed leren het andere. We gaan eerst in op het paradigma van informeel, non-formeel en formeel leren. Een definiëring van deze begrippen (vooral het onderscheid tussen non-formeel en informeel leren) is opnieuw geen sinecure. Daarenboven is het zo dat onderscheid tussen deze drie begrippen goed gekaderd moet worden binnen de context omdat dit onderscheid anders al snel zijn betekenis verliest. (Collyn, Hodkinson & Malcolm, 2002) Een poging tot duidelijk onderscheid wordt ondernomen door de Europese Commissie: Formal learning: learning typically provided by an education or training institution, structured (in terms of learning objectives, learning time or learning support) and leading to certification. Formal learning is intentional from the learner’s perspective. Non-formal learning: learning that is not provided by an education or training institution and typically does not lead to certification. It is, however, structured (in terms of learning objectives, learning time or learning support). Non-formal learning is intentional from the learner’s perspective. Informal learning: learning resulting from daily life activities related to work, family or leisure. It is not structured (in terms of learning objectives, learning time or learning support) and typically does not lead to certification. Informal learning may be intentional but in most cases it is non-intentional (or “incidental”/ random) (European Commission, 2001, p 32-33). Wat belangrijker is dan dit onderscheid, is de opvatting dat leren alomtegenwoordig is in menselijke activiteit. Dit betekent dat wat mensen ook doen, inherent verbonden is met een leerproces. Dit betekent ook dat formeel leren zoals het wordt omschreven, maar een klein deel van het menslijk leerproces omvat. (Collyn et al., 2002) Hierbij sluiten de termen levenslang en levensbreed leren aan. Levenslang en levensbreed leren wordt best gevat in: ‘alle leeractiviteiten die gedurende het hele leven ontplooid worden om kennis, vaardigheden en competenties vanuit een persoonlijk, burgerlijk, sociaal en/of werkgelegenheidsperspectief te verbeteren.’(JINT, 2005, p 6) Deze definitie legt twee nadrukken. Een eerste nadruk ligt op het levenslang leerproces, een tweede nadruk ligt op het levensbrede leerproces. Dit slaat op de variëteit van levensdomeinen waarin geleerd wordt. Het gaat niet enkel om inzetbaarheid op de arbeidsmarkt maar ook om persoonlijke ontwikkeling. ( Socius, 2006)
16
Colardyn verenigt deze twee vormen van leren in één visie. Het kader van levenslang leren omvat voor haar: general initial education, vocational education, professional development & personal development. Deze vier contexten kunnen geplaatst worden op de lijn formeel/nonformeel leren. (Afbeelding 3)
Afbeelding 3: Lifelong learning for econmic and social inclusion – Coldaryn, D.
Deze
vier
contexten
verschillen
wel
binnen
landen
maar
worden
toch
steeds
gekarakteriseerd door hun subsidiering, hun doelstellingen, hun leerfocus en het al dan niet bestaan van certificaten. Verder kunnen we binnen onderstaande tabel de invulling van elk van de vier contexten beter schetsen. Het wordt dan ook duidelijk dat Colardyn binnen haar framework ook het levensbrede aspect van leren niet buiten beschouwing laat. (Colardyn, 2002)(Afbeelding 4)
17
Afbeelding 4: A comprehensive approach to lifelong learning – Colardyn, D.
Concluderend kunnen we stellen dat levenslang en levensbreed leren en formeel, nonformeel en informeel leren niet los van elkaar gezien kunnen worden. Levenslang en levensbreed leren kan beschouwd worden als het kader waarbinnen de formele, non-formele en informele leerprocessen plaatsvinden.
18
4 EVC – beleid 4.1 EVC binnen Europa Wanneer we kijken naar Europa zien we in kader van het Europese beleid competenties steeds op 2 manieren terugkomen. Langs de ene kant zien we een enorme vraag naar het stimuleren van het levenslang leren en aan de andere kant vinden we de vraag naar mobiliteit van kwalificaties en competenties. In de eerste plaats wordt gekeken naar onderwijs en opleiding om op deze gebieden hun bijdrage te leveren maar er wordt ook meer en meer op zoek gegaan naar competenties en leerprocessen die buiten het reguliere om plaatsvinden. In het volgende hoofdstuk wordt er achtereenvolgens een kader geschetst voor levenslang leren binnen Europa, de Europese visie op competenties in zijn globaliteit en de rol die hier voor het jeugdwerk is weggelegd volgens de Europese commissie.
4.1.1
Een kwalificatiekader
Een kwalificatiekader voor de erkenning van elders verworven competenties is nog niet beschikbaar. Toch zijn er al enkele stappen gezet om andere vormen van leren een plaats te geven binnen een groter Europees geheel. Zowel het Europees kwalificatiekader (EKK) als de Europass bieden ruimte voor meer dan enkel de erkenning het formele leren. Het Europees kwalificatiekader vindt zijn oorsprong in 2004. Op vraag van de lidstaten werd er werk gemaakt van een gemeenschappelijk referentiepunt waarmee de transparantie van kwalificaties kon worden vergroot. Na een eerste formulering van het voorstel in 2006 werd in 2008 de definitieve versie van dit kader goedgekeurd. Het EKK is dus in de eerste plaats een referentiekader dat kwalificatiesystemen van een land aan elkaar koppelt. Haar doelstelling is tweeledig; namelijk langs de ene kant het bevorderen van de mobiliteit van burgers tussen landen en langs de andere kant het vergemakkelijken van de deelname van burgers aan een leven lang leren. Het EKK is opgebouwd uit 8 referentieniveaus waarbij niveau 1 staat voor basiskwalificatie en niveau 8 voor geavanceerde kwalificatie. De focus van elk niveau ligt op leerresultaat en wordt ingedeeld in drie categorieën: kennis, vaardigheden en competenties, dit om een zo breed mogelijk spectrum van leerresultaten te bestrijken waarbij verschillende aspecten van kennis en vaardigheden aan bod komen. (Afbeelding 5, zie volgende pagina)
19
Afbeelding 5: Het EKK – Europese Commissie
In eerste instantie is dit EKK nuttig voor instanties die verantwoordelijk zijn voor nationale en/ of sectorale kwalificatiesystemen en -kaders. Zodra ze hun respectievelijke systemen aan het EKK hebben gerelateerd, zal het EKK individuele personen, werkgevers en onderwijs- en opleidingsverstrekkers helpen de afzonderlijke kwalificaties van de verschillende landen en onderwijs- en opleidingssystemen met elkaar te vergelijken. 20
Met behulp van het EKK hoopt men de mobiliteit van lerenden en werkenden te verhogen. Het EKK zal rekruteerders en werkgevers helpen om de kwalificaties te interpreteren. Tevens dient het EKK een aanvulling te zijn op andere, reeds bestaande systemen zijnde: ECTS, Erasmus en Europass. Ook individuen dienen voordeel te halen uit het EKK. Door een gemeenschappelijk referentiepunt tot stand te brengen, zal het EKK laten zien hoe leerresultaten van verschillende contexten (bijvoorbeeld formele studie- of werkcontexten) en verschillende landen met elkaar kunnen worden gecombineerd en hoe ze daardoor kunnen bijdragen tot het wegwerken van hinderpalen tussen onderwijs- en opleidingsaanbieders, die mogelijk geïsoleerd van elkaar werken. Dit zal de voortgang bevorderen, zodat lerenden bijvoorbeeld geen leerprocessen hoeven te herhalen. Doordat de focus van het referentiekader op leerresultaten ligt in plaats van op leerinput, wordt ook de erkenning van informele en non-formele leerprocessen bevorderd. Het maakt het gemakkelijker om te oordelen of leerresultaten die in dergelijke situaties zijn verworven, op het gebied van inhoud en relevantie gelijkwaardig zijn aan formele kwalificaties. Tot slot zal het mogelijk zijn, door de verhoogde transparantie en het aannemen van een gemeenschappelijk referentiekader, om kwalificaties die buiten de nationale systemen om worden uitgereikt, zoals getuigschriften door multinationals, een betere plaats te geven en eenvoudiger te vergelijken. (Europese Commissie, 2008) De Europass wordt nog het beste omschreven als een Europese portfolio in het kader van werk en opleidingen. De Europass heeft als doel meer transparantie te bieden op het gebied van kwalificaties en competenties om zo de mobiliteit binnen Europa te vergemakkelijken. Teneinde kwalificaties en competenties zo ruim mogelijk weer te geven, bestaat de Europass uit
vijf
documenten.
Deze
worden
achtereenvolgens
kort
toegelicht .
Het Europass-CV is een document dat qua vormgeving aan een Curriculum Vitae doet denken en dient om op duidelijke en volledige wijze alle kwalificaties en competenties te presenteren. Het dient om drie hoofdrubrieken te presenteren: persoonlijke gegevens(zowel persoonsgegevens als opleidingsniveau), competenties (met een nadruk op sociale, technische, organisatorisch en artistieke vaardigheden) en aanvullende informatie. Dit Europass-CV zal de ruggengraat vormen van de Europass: alle extra getuigschriften die in de volgende delen aan bod zullen komen grijpen als het ware terug naar dit CV. Europass-Mobility dient om de in het buitenland doorgebrachte leerperioden te registeren. Het gaat hierbij zowel om onderwijs- of opleidingsprogramma’s die deel uit maken van de gemeenschap als om leertrajecten die aan een aantal criteria voldoen, zijnde: periode maakt deel uit van opleidingsinitiatief in het land van herkomst, er is een overeenkomst gesloten met het nationaal europass centrum (NEC), elk van de betrokken landen maakt deel uit van de EU of is een EVA/EER land en indien nodig wordt samengewerkt door de betrokken 21
organisatie om de betrokkenen in te lichten over gezondheid en veiligheid. Het Europass-diplomasupplement biedt ruimte aan voor de door de houder gevolgde opleiding(en) in het hoger onderwijs. Dit supplement dient ingevuld te worden door de betrokken instantie. Het heeft tot doel om het voor derden eenvoudiger te maken om te begrijpen wat het desbetreffende diploma nu precies inhoudt. Het vervangt het diploma echter niet, noch geeft het recht op erkenning van het diploma in andere landen. Europass-taalportfolio stelt de houder in staat om zijn taalvaardigheden te presenteren. Dit document wordt door de houder zelf ingevuld en op regelmatige basis bijgewerkt. Het TP heeft 2 functies: een pedagogische en een rapportagefunctie. Pedagogisch gezien is het doel van het TP om betrokkenen te motiveren hun communicatievermogen in verschillende talen te verbeteren. Het TP wil een helpende hand bieden in het formuleren van eigen leerdoelen. Als rapportage-instrument probeert het TP de talenkennis en taalvaardigheden op een overzichtelijke, informatieve en transparante manier weer te geven. Alle competenties worden gewaardeerd ongeacht of zij binnen of buiten het formele onderwijsstelsel zijn verworven. Tot slot is er nog het Europass-certificaatsupplement. Dit beschrijft de competenties en kwalificaties die overeenstemmen met een beroepsopleidingcertificaat. Dit document heeft net zoals het diplomasupplement tot doel om een overzichtelijke weergave te geven van wat het certificaat nu exact inhoudt. Opnieuw vervangt dit supplement het originele certificaat niet, noch geeft het recht op enige vorm van erkenning in het buitenland. Aangezien elke lidstaat zelf verantwoordelijk is voor de uitvoering op nationaal niveau, zijn de NEC’s ontwikkeld. NEC staat voor Nationaal Europass Centrum. Zij zijn verantwoordelijk voor de coördinatie van dat deel van de Europass documenten dat niet door de houder zelf kan worden ingevuld. Dit wil zeggen dat zij als tussenpersoon fungeren tussen de houder van
de
Europass
en
instanties
die
zorgen
voor
Europass
Mobility,
Europass
Diplomasupplement en Europass Certificaatsupplement. (NEC, s.d.) Uit de voorgaande twee referentiekaders komen een aantal zaken duidelijk naar voren. Hoewel er reeds gesproken wordt over competenties worden deze vaak beschouwd in het licht van eerder verworven kwalificaties. Er is nog zeer weinig aandacht voor wat er buiten de formele leertrajecten om verworven wordt. Hoewel er wel erkentelijkheid bestaat voor de competenties die in non- en informele leerprocessen worden verworven, is de stap naar een eigenlijke erkenning nog veraf.
22
4.1.2
Een visie op een Europese toekomst
Zoals eerder al aangehaald hecht de Europese Unie veel belang aan de mobiliteit van competenties. Ze worden als essentieel beschouwd in een kennismaatschappij om flexibiliteit van werkkrachten te bevorderen. Competenties worden beschouwd als een cruciale factor voor innovatie, productiviteit en concurrentievermogen. Voorts is er sterke aandacht voor het belang van competenties in het kader van levenslang leren. In het kader van dit levenslang leren hebben ze enkel sleutelcompetenties vooropgesteld. Deze competenties worden noodzakelijk geacht voor de persoonlijke ontwikkeling, actief burgerschap, werkgelegenheid en sociale inclusie van individuen. Onder individuen worden verstaan: jongeren op het einde van het formeel onderwijs en volwassen. Als sleutelcompetenties worden volgende erkend: communicatie in de moedertaal, communicatie in andere talen, wiskundige competenties en basiscompetenties in wetenschap en techniek, digitale competentie, leren leren, sociale en maatschappelijke competenties, een gevoel voor initiatief en ondernemingszin, cultureel besef en culturele expressie. Onder communicatie in de moedertaal wordt de mogelijkheid verstaan om concepten, gedachten, gevoelens, e.a. uit te drukken, zowel verbaal als schriftelijk. Voorts wordt er ook verwacht dat men in staat is om op een creatieve manier met taal om te gaan in sociale en culturele contexten. Communicatie in andere talen omvat, in aanvulling op communicatie in de moedertaal, intercultureel denken. De diepgang van dit denken hangt af van verschillende factoren, waaronder de lees-, luister- en schrijfvaardigheid. Bij wiskundige competenties ligt de nadruk op probleemoplossend gedrag in dagdagelijkse situaties waarbij proces, activiteit en kennis een belangrijke plaats innemen. Basiscompetenties in wetenschap en techniek zijn meer van toepassing op het verklaren van de wereld rondom ons. Het gaat hierbij om het begrijpen van de impact van menselijke activiteit en de verantwoordelijkheid van elk individu als burger. Digitale competentie omvat in de eerste plaats de omgang met informatie- en communicatietechnologieën.
Het
omvat
echter
ook
de
omgang
met
de
informatiemaatschappij in zijn geheel. Leren leren slaat terug op het vermogen van een individu om zijn eigen leerproces te organiseren, te sturen en vorm te geven op basis van persoonlijke noden. Met sociale competenties doelt men op de persoonlijke, inter-persoonlijke en interculturele competenties en alle vormen van gedragen die bijdragen tot constructieve en effectieve participatie van individuen in het sociale leven en op de werkvloer. Deze competentie is 23
gelinkt aan persoonlijk en sociaal welzijn en gaat terug op het begrijpen van de ongeschreven gedragsregels binnen een maatschappij. Maatschappelijke competenties daarentegen zijn die competenties die de kennis van sociale en politieke concepten en structuren omvatten. Zij stellen een individu in staat om actief te participeren in een democratie. Een gevoel voor initiatief en ondernemingsschap is het vermogen om ideeën om te zetten in daden. Het draait om creativiteit, innovatie en risico’s nemen, alsook het planningsvermogen en daadkracht om doelen te bereiken. Het individu is zich bewust van de context van zijn werk en kan kansen grijpen wanneer zij zich voordoen. Het is de basis voor het verweven van meer specifieke kennis die nodig is om een sociale of commerciële activiteit te stichten of er toe bij te dragen. Deze competentie moet echter ook een besef van ethische normen en waarden omvatten. Tot slot is er cultureel besef en culturele expressie. Deze competenties omvatten begrip voor het belang van de creatieve uiting van ideeën, ervaringen en emoties in alle vormen van kunst. Deze sleutelcompetenties zijn allemaal onderling afhankelijk en de nadruk ligt bij elk van hen op kritisch denken, creativiteit, initiatief, probleemoplossing, risico’s inschatten, besluitvorming en constructieve omgang met gevoelens. (European Union, 2006)
4.1.3
Ruimte voor minder formele denkpistes
In november 2000 begint in Europa een grootschalig consultatieproces omtrent levenslang leren. Het uitgangspunt van dit consultatieproces is “een memorandum over levenslang leren” Eén van de belangrijkste conclusies uit dit consultatieproces was dat de huidige leersystemen fundamenteel zullen moeten veranderen. De resultaten bevestigden dat er een geleidelijke integratie tussen de formele en minder formele leeromgevingen dient plaats te vinden zodat er open en flexibele leeromgeving ontstaat. Eén van de prioriteiten die na dit consultatieproces werd geformuleerd, was: leren waarderen. Het anders denken over leren betekent dat de waarde van informele en nonformele leerprocessen niet onderschat mag worden. Indien men burgers in staat wil stellen om het leren op scholen, universiteiten, e.a. te combineren met werk, vrije tijd en gezinstaken, dan zullen alle vormen van leren geïdentificeerd, beoordeeld en erkend moeten worden. Om verschillende leersituaties en leervormen te linken en om de toegang te vereenvoudigen tot leertrajecten, hebben we een integrale nieuwe benadering voor de waardering van leren nodig. Vooruitgang op dit gebied - vooral waar het om niet-formeel en informeel leren gaat – is van cruciaal belang voor de realisatie van een Europese ruimte voor levenslang leren, die voortbouwt op het reeds bestaande recht op vrij verkeer binnen de Europese Unie en het concept van het burgerschap een concretere invulling geeft. 24
Daarnaast moeten er ook instrumenten worden ontwikkeld, waarmee burgers - en dit geldt zowel voor jongeren als voor volwassenen - hun kwalificaties en competenties kenbaar kunnen maken in heel Europa. Zoals hierboven al werd aangehaald wordt er sterk de nadruk gelegd op het complementaire karakter van formele en niet-reguliere leeractiviteiten. Hoewel niet-reguliere en informele leeractiviteiten ondergewaardeerd worden, kan men ook via deze weg noodzakelijk kennis en vaardigheden verwerven. Het gaat hierbij om informele settings als: jeugdclubs, sportverenigingen, het gezin…. Het gaat hierbij om activiteiten die in het sociale milieu verricht worden. Zo heeft de jeugdsector doorheen de jaren heel wat ervaring opgedaan met het organiseren van niet-reguliere leeractiviteiten. Deze worden door de jongeren vaak aanzien als de meest positieve en efficiënte tegenhanger van het formeel onderwijs. Deze activiteiten hebben als grootste meerwaarde dat ze op vrijwillige basis gebeuren en vaak door de deelnemers zelf worden georganiseerd. Voorts zijn ze flexibel en bieden ze meer mogelijkheid tot inspraak, waardoor ze beter aansluiten bij de interesses en aspiraties van jongeren. Hoewel er een duidelijke waardering spreekt voor de non- en informele leerprocessen van o.a. jongeren en de mogelijk verworven competenties die hieraan vasthangen, wordt er ook gewezen op een aantal obstakels die vasthangen aan het gebruik van deze alternatieve leermethodes. Deze beginnen met het erkennen van de bekwaamheden en competenties die verworven zijn buiten het reguliere systeem om. Het is belangrijk dat dit erkenningsproces niets afdoet aan het open karakter van het informele leren. Wat niet wegneemt dat monitoring- en evaluatie-instrumenten moeten worden verbeterd om naleving van kwaliteitsnormen te garanderen. Een ander obstakel is de gebrekkige kennis van de voordelen van informele leeractiviteiten. Het is hierbij belangrijk om personen of instanties die een sleutelpositie innemen, de samenleving en de jongeren zelf, bewust te maken van die voordelen. Het is dan ook belangrijk dat alle relevante partijen op onderwijs- en opleidingsgebied en de sociale partners, onderzoekers en beleidsmakers met elkaar in dialoog gaan. Jeugdwerk kan jongeren helpen met het verwerven van maatschappelijke, politieke en culturele vaardigheden. Het is daarom belangrijk om deze partner op te nemen in de niet-reguliere leeractiviteiten. Het programma Jeugd heeft in dit opzicht al enkele stappen gezet, dit bij wijze van proefproject. Jeugdorganisaties zelf kunnen echter ook regelmatig bekendheid geven aan hun scala van leermogelijkheden. In dit kader is het ook belangrijk om de relevantie van niet-reguliere leeractiviteiten te vergroten. Dit kan door de aanbieders te ondersteunen en hun positie binnen het onderwijs en opleidingsstelsel te verbeteren. Samengevat kunnen we stellen dat er langs de ene kant gewag wordt gemaakt van de inzet 25
van het jeugdwerk op dit vlak en het belang van het vrijwaren van het non-formele karakter van dit werk. Langs de andere kant wordt er een duidelijke vraag geformuleerd naar een duidelijker omlijnd beleid op het gebied van levenslang leren waarbij in eerste instantie volgende aspecten aan bod dienen te komen: begrippen, verworven kennis en kwaliteitsnormen dienen beter te worden gedefinieerd, de betrokken personen dienen naar waarde te worden geschat, betere erkenning van activiteiten, betere afstemming van activiteiten op het formeel onderwijs en op formele opleidingen. (Commissie van de Europese Gemeenschappen, 2000)
4.2 Vlaanderen en EVC Sinds 2000 is er in Vlaanderen groeiende belangstelling voor EVC vanuit het beleid. Hoewel internationaal onderzoek aantoonde dat Vlaanderen een sterk diplomagericht land is, zijn er reeds waardevolle aanzetten tot EVC in de praktijk ontwikkeld. We kunnen het werken met EVC in Vlaanderen indelen in twee grote stromingen. Langs de ene kant is er het beleid dat zich sterk focust op de voordelen voor de arbeidsmarkt en langs de andere kant vinden we een denken terug dat zich richt op persoonlijke ontwikkeling. Net zoals in het Europese beleid kader zijn de begrippen EVC en leren onlosmakelijk verbonden.
4.2.1
Arbeidsgericht EVC – beleid
Met het actieplan: “een levenlang leren in goede banen” zet de Vlaamse overheid voor het eerst competenties op de agenda. De overheid erkent dat zij een aantal basisopdrachten te vervullen heeft inzake het recht op levenslang leren te waarborgen. In het bijzonder met het oog op kwetsbare groepen. De invulling die aan de rol van de overheid wordt gegeven, vertrekt duidelijk vanuit een activistische opvatting waarin ruimte is voor het opbouwen van rechten, maar evenzeer voor het voeren van een voorwaardenscheppend en stimulerend beleid. Het actieplan is opgebouwd rond negen krachtlijnen: het bewaken en versterken van het onderwijs, de overgang tussen school en werk in het bijzonder, het bepalen van een groeipad betreffende een levenlang leren, de uitbouw van een opleidingskrediet, loopbanen van individuen kracht bij zetten, gebruikers een stem geven, de ontwikkeling van een stimuleringsbeleid naar ondernemingen, werk maken van het erkennen van elders verworven vaardigheden, een goede afstemming realiseren in het opleidingslandschap, Vlaanderen op de sneltrein van ICT en kenniseconomie plaatsen. Wanneer we kijken naar wat dit actieplan in petto heeft in het kader van EVC, vinden we een zeer sterk
26
opleidingsgericht denken terug langs de ene kant en een sterk arbeidsgericht beleid langs de andere kant. Het erkennen van competenties die via minder traditionele wegen worden verworven, wordt aangeduid als een gebied dat nog veel ontwikkeling vereist. Wanneer er gesproken wordt over elders verworven competenties gaat het meestal over de ervaring die mensen opdoen in een werkomgeving of tijdens niet gecertificeerde opleidingen. Het belang om kennis van mensen in een brede betekenis te vatten en zichtbaar te maken, wordt dan ook niet onderkend. Er wordt gewag gemaakt van de mogelijkheden die deze erkenning biedt voor diegenen die hun schoolse loopbaan minder succesvol hebben doorlopen, alsook voor de oudere werkende bevolking die ondanks hun lage scholingsgraad reeds jaren aan ervaring verworven hebben. EVC wordt gezien als een mogelijkheid, een potentieel voor mensen om te valideren wat zij reeds bezitten en te blijven leren om mee te gaan in deze maatschappij. Dit vereist echter een standaard voor kennis en competenties. Er zullen belangrijke kwaliteitseisen aan een erkenningsysteem worden gesteld. De standaard moet naadloos aansluiten bij de kennis en vaardigheden nodig op de arbeidsmarkt en een zeer hoog aanpassingsvermogen kennen zodanig dat het steeds actueel blijft. De instrumenten en dienstverlening moeten beantwoorden aan welbepaalde kwaliteitsstandaarden. Bij de uitwerking staan gebruiksvriendelijkheid, laagdrempeligheid, voldoende flexibiliteit en aanpasbaarheid aan de steeds wijzigende competenties voorop. Mobiliteit op de arbeidsmarkt is een tweede thema waar EVC een belangrijke rol kan spelen, te beginnen met nieuwkomers die hun buitenlandse diploma’s kunnen valoriseren. Ook voor werkzoekenden die aan ‘activeringsmaatregelen’ deelnemen (cf. werkervaring) biedt deze piste ontzettend veel perspectief. Ook de actieve bevolking is onderhevig aan de evoluties op de arbeidsmarkt. Zo zijn er steeds minder “banen voor het leven”, een langere participatie op de arbeidsmarkt, meer loopbaanonderbrekingen. Individuen moeten daarom in staat gesteld worden om meer vorm te geven aan hun eigen loopbaan. Dit betekent dat individuen toegang moeten krijgen tot een dienstverlening die hen de kans biedt om kennis te maken met de waaier van mogelijkheden (op de arbeidsmarkt), hen in staat stelt een beeld te verwerven van hun competenties (sterkte en zwaktes) en die hen toelaat om, rekening houdend met hun vaardigheden en persoonlijke voorkeuren, hun loopbaan (bij) te sturen. De uitbouw van een kwaliteitsvolle dienstverlening inzake loopbaanadvisering zal onlosmakelijk verbonden zijn met het meten van elders verworven competenties. (n.n, s.d.)
27
In 2002 werd met “Ruim baan voor competenties” het eerste advies voor een Vlaams beleidsmodel omtrent competenties gepresenteerd. De nota bestaat uit 4 grote delen. In het eerste deel worden het maatschappelijke kader en het beleidsconcept EVC uit de doeken gedaan. Zo wordt er werk gemaakt van een duidelijke definiëring en afbakening van begrippen. Het tweede deel handelt over het kader van systeemvoorwaarden van waaruit EVC kan worden vorm gegeven. In deel drie reikt men suggesties aan in verband met operationalisering en implementatie. Deel vier sluit af met een conclusie. Vooral deel twee en drie zijn hier van belang daar zij voor het eerst de eigenlijke randvoorwaarden van het beleid formuleren en overgaan tot een duidelijkere operationalisering van EVC. De uitdaging voor een
EVC-model
in
Vlaanderen
is
het
scheppen
van
een
minimumkader
met
systeemvoorwaarden, dat tegelijk voldoende ruimte laat voor een gedifferentieerde invulling bij de operationalisering en implementatie van EVC. Deze systeemvoorwaarden kunnen we in drie grote lijnen opdelen: een aantal noodzakelijke kaders, monitoring en evaluatie- en kwaliteitswaarborging. Als eerste is er het juridisch kader. Hiervoor wordt er in de eerste plaats geopteerd om te vertrekken vanuit de reeds bestaande projecten zowel in binnen- als buitenland. Op basis van de evaluatie van de projecten wordt onderzocht op welke wijze een decretaal kader kan worden geboden omtrent EVC. EVC wordt gezien als instrument om een grondrecht te realiseren, met name het recht van individuen op inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en in de samenleving alsook het recht op permanente opleiding of levenlang leren. Het tweede kader is een ethisch kader. Dit kader bestaat uit drie belangrijke kenmerken: wederzijds engagement, privacy en persoonlijke integriteit. Hoewel een EVC-procedure het best blijkt te werken indien zij op vrijwillige basis wordt ondernomen, is het van belang dat er een wederzijds engagement is tussen de persoon en zijn beoordeler. In de tweede plaats gaat het om maatregelen ter bescherming van de privacy, zoals deze met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. Tot slot is er het eerbiedigen van de persoonlijke integriteit, in termen van objectiviteit, respect, gelijke behandeling en non-discriminatie. Deze aspecten slaan op alle facetten van de EVC-procedure alsook de voorziening die de procedure aanbiedt. Instrumenten om deze integriteit te garanderen zijn een gedragscode voor de instanties alsook een controleorgaan voor de gehanteerde procedures en instrumenten. Tot slot is er ook nog een financieel kader. Zonder subsidies kunnen de nodige randvoorwaarden niet worden voorzien. Een tweede zeer belangrijke systeemvoorwaarde is de montoring van dat systeem. Het is zeer moeilijk een systeem te evalueren indien er geen vijf gegevens beschikbaar zijn. Bijgevolg is de inzameling van deze gegevens dan ook noodzakelijk niet alleen voor evaluatie maar ook voor het bijsturen van het systeem. Deze monitoring draagt ook bij tot de 28
coördinatie van EVC - initiatieven aangezien het van belang is om gemeenschappelijke standaarden, begrippenkaders en procedures te ontwikkelen over verschillende sectoren en domeinen heen. Dit alles moet echter gebeuren met in het achterhoofd de woorden eenvoud en flexibiliteit, teneinde het systeem hanteerbaar te houden. Een laatste systeemvoorwaarde is het toezicht en de kwaliteitswaarborging van het systeem. Hierbij zijn drie dimensies van toepassing: opleidingen en instanties, standaarden, procedures en instrumenten en de begeleiders en beoordelaars. Elk van deze dimensies moet op zijn eigen manier een kwaliteitstoets doorstaan teneinde van het gehele systeem een levensvatbaar project te maken. Zo moet opleiding erkend worden als EVC -procedure, beoordelaars moeten blijk kunnen geven van professionele deskundigheid en standaarden moeten verantwoord kunnen worden. Wanneer we verder kijken naar hoe deze systeemvoorwaarden naar de praktijk kunnen worden vertaald, kunnen we twee belangrijke aspecten naar voren schuiven. Langs de ene kant is er het institutioneel kader en langs de andere kant is er de EVC - procedure. Zo een institutioneel kader dient te bestaan uit begeleiding, beoordeling, erkenning en toezicht. Net zoals een EVC-procedure uit deze stappen dient te bestaan. Maar deze stappen worden dan op een meer persoonlijk niveau ingevuld. Als we verder kijken naar een iets concretere eerste implementatiefase van een EVC -model in Vlaanderen, worden een aantal accenten naar operationalisering gelegd. Ten eerste wordt het EVK - spoor niet opgenomen. Dit spoor komt immers aan bod in andere fora. Er wordt dan ook geopteerd voor een zuiver EVC - spoor. Het EVK - spoor is belangrijk maar dient parallel ontwikkeld te worden met het EVC – spoor. Een tweede accent is de focus op de EVC -trajecten, gericht op de arbeidsmarkt, gezien de beschikbaarheid van de beroepenstandaarden en opleidingenstandaarden op dit domein. Deze standaarden kunnen gebruikt worden voor het verder uitbouwen van het EVC - model. Ten derde wordt er gefocust op een aantal specifieke doelgroepen, hoewel het model in principe bestaat voor alle burgers. Deze focus heeft te maken met het streven naar haalbare en beheersbare projecten, maar ook met een aantal beleidsprioriteiten naar doelgroep. We denken hierbij aan kansengroepen zoals oudere werknemers, laaggeschoolden, allochtonen, vrouwen, laaggeletterden en herintreders. (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2002) Tot slot is er nog de competentieagenda 2010. Deze omvat 10 prioriteiten die de Vlaamse regering en de Vlaamse sociale partners goedkeurden op 14 mei 2007. Het zijn prioriteiten die, over de grenzen van onderwijs en arbeidsmarkt heen, de competenties van zowel leerlingen, studenten, werkzoekenden als werknemers willen erkennen, ontwikkelen én inzetten. De prioriteiten zijn: geïnformeerde studie- en beroepskeuze, meer en beter 29
werkplekleren, actieplan ondernemend onderwijs, erkenning van verworven competenties, actieplan jeugdwerkloosheid, stimuleren van competentiebeleid, oudere werknemers, incentives werknemers, werk maken van werknemerschap, versterken van de sectorale invalshoek. Deze tien prioriteiten zijn het resultaat van verschillende gevoerde debatten in het kader van de competentieagenda. De tekst is echter geen consensustekst. Hij is toegespitst op actiepunten en beleidslijnen die duidelijk steun kregen van meerdere actoren. De competentieagenda 2010 is dan ook meer dan deze 10 prioriteiten. Het is een gedragen werk over sectoren heen dat zich toelegt op verschillende aspecten van het werken met competenties. Het bespreekt de uitgangspunten, het onderkennen en inzetten van competenties, competentieontwikkeling en een draagvlak voor competentieontwikkeling. De uitgangspunten die worden aangegeven in deze tekst zijn die voor “het denkkader” omtrent de verdere vormgeving van het competentiebeleid in Vlaanderen. Het zijn richtlijnen waarnaar een competentiebeleid zich zal moeten schikken. 1. Competentieontwikkeling als gedeelde verantwoordelijkheid Individu, werkgever, sociale partners, … allen zijn verantwoordelijk voor competentieontwikkeling. Het is dan ook belangrijk om een evenwicht na te streven in de verantwoordelijkheden van deze actoren. Langs de andere kant moet de autonomie van alle partners ook gerespecteerd worden. Iedereen moet de kans krijgen om een competentiebeleid te ontwikkelen dat het best aansluit bij zichzelf of zijn organisatie. 2. Brede definitie van competenties competenties is meer dan de som kennis + vaardigheden. Het omvat zelfbeeld, waarden, normen, persoonskenmerken en motivaties. Een competentiebeleid moet dan ook vertrekken vanuit een multi-dimensioneel begrip van competenties. 3. Brede invulling van competentiemanagement en – ontwikkeling Competentieontwikkeling moet een samenspel worden tussen arbeid en onderwijs, waarbij in het kader van arbeid competentie meer is dan enkel de inzetbaarheid van de werkzoekende verhogen maar ook acties zoals taakverruiming, werkplekleren, … omvat. In het kader van onderwijs denken we aan
het
voorkomen
van
ongekwalificeerde
uitstroom
alsook
studietracjectbegeleiding, alternering tussen werken en leren…. 4. Een loopbaan lang competenties ontwikkelen Competentiedenken moet meer worden dan alleen een hier en nu denken. Er 30
moet op lange termijn kunnen nagedacht worden over competentieontwikkeling. Zowel vanuit werknemers als vanuit werkgevers. 5. Erkenning van het belang van eerder verworven competenties Een competentiebeleid mag niet alleen aandacht besteden aan die competenties die ontwikkeld worden door middel van formele opleidingsactiviteiten maar moet ook aandacht hebben voor eerder verworven competenties, aangezien zij een adequaat uitgangpunt vormen voor de verdere ontwikkeling van competenties. 6. Consolideren versus innoveren Het voorgaande punt gaat ook op voor het beleid. Beleidsinnovatie is een goede zaak maar tevens moet het beleid aansluiten bij de sterktes die actoren in het verleden reeds hebben opgebouwd. Transparantie en complementariteit zijn kernwoorden hierbij. 7. Aandacht voor het wegwerken van drempels Draagvlak voor het beleid en evenredige participatie staan hier voorop. Mensen moeten bereid zijn om competenties te ontwikkelen maar tevens moeten zij gelijke toegang krijgen tot de aanwezige structuren. 8. De pols houden aan de socio – economische ontwikkelingen De vraag van naar arbeid is bepalend voor de keuzes die het beleid dient te maken. Eveneens dienen demografische evoluties in het aanbod van arbeid op de voet gevolgd te worden. In het tweede deel wordt er vooral aandacht besteed aan het onderkennen en inzetten van competenties. Het is duidelijk dat hier wordt gekozen voor die competenties die buiten het formele traject om worden aangeleerd. Er wordt echter duidelijk gesteld dat deze instelling nog niet bij iedereen ingeburgerd is en dat er duidelijk naar een meer civiel effect moet worden toegewerkt. Daarom moet het erkennen van competenties een aandachtspunt zijn vanaf de eerste onderwijservaring tot het einde van de beroepsloopbaan. Om dit in de praktijk te kunnen omzetten worden er vijf werkpunten naar voor geschoven. 1. Competentiegericht onderwijs Door middel van goede informatieverstrekking jongeren bewust maken van hun talenten en competentie teneinde een beter geïnformeerde en gefundeerde studiekeuze te maken. 31
2. Sluitende aanpak uitbouwen van competenties. Competenties moeten meer betrokken worden bij het activeren van werklozen. 3. Arbeidsmarktgerichte loopbaandienstverlening. Loopbaanadvies moet zowel extern beschikbaar blijven alsook organisatie-intern beschikbaar gemaakt worden. 4. Valorisatie van eerder verworven competenties. Om mensen te prikkelen tot proactief gedrag betreffende hun loopbaan, moeten alle geleverde inspanningen maximaal worden gevaloriseerd. 5. Benutten van competenties van oudere werknemers. Een competentiebeleid betreffende oudere werknemers mag zich niet alleen richten op wat zij tekort hebben maar moet ook erkennen wat zij aan ervaring met zich meedragen. In een volgend deel wordt de nadruk nog verder gelegd op het ontwikkelen van competenties. Men wil bestaande initiatieven uitbouwen en individuen meer aanmoedigen om van deze initiatieven gebruik te maken tijdens alle fasen van hun leven. Opnieuw wordt dit in een aantal actielijnen gegoten. 1. Competentiegericht onderwijs: onderwijs moet inspelen op twee verschillende vlakken. Als eerste is de ontwikkeling van sleutelcompetenties noodzakelijk om mee te draaien
in
onze
kenniseconomie. Ten
tweede
is
het
stimuleren
van
ondernemerschap als competentie, een zeer belangrijke peiler van onze economie. Alterneren tussen werken en leren kan in dit kader een zeer relevante bijdrage
leveren.
2. Competentieontwikkeling in de sluitende aanpak. Dit zou een aanpak van de ongekwalificeerde uitstroom moeten bevorderen door jongeren zo snel mogelijk in een competentietraject op maat te kunnen leiden. Opnieuw zou alterneren een deel moeten uitmaken van de opleidingen die worden
aangeboden .
3. Competentieontwikkeling in bedrijven ondersteunen. 32
Competentieontwikkeling
in
bedrijven
als
middel
om
de
economische
draagkracht te versterken. Het is hierbij van belang om oog te hebben voor de leermogelijkheden in en rond de job en competentieontwikkeling niet slechts te meten aan wat een bedrijf financieel investeert in de opleiding van haar werknemers. Het moet een samenspel worden tussen een bedrijf en haar werknemers
waarbij
ieder
zijn
rechten
en
plichten
heeft .
4. Participatie in opleiding stimuleren. Individuen meer stimuleren om het heft in eigen handen te nemen wat bijscholing betreft. Initiatieven zoals de opleidingscheques en het educatief verlof kunnen hiervoor 5. Sectoren,
waardevolle sectorfondsen
instrumenten en
sectorale
CAO’s
zijn . als
hefboom
voor
competentieontwikkeling. Teneinde beleidslijnen te kunnen omzetten in de praktijk, is er nood aan sterke actoren die lokaal een impact hebben. Samenwerken met sectoren is dan ook onontbeerlijk. Dit met in het achterhoofd volgende punten: een win - winsituatie nastreven, brede invulling van competentiebeleid, vervlechting van innovatie –en competentiebeleid, balans tussen centraal opleidingsaanbod en de centrale advisering, en de ontwikkeling van een sectorale boordtabel. 6. Competenties gericht op langer werken. De risico’s op ervaringsconcentratie (ontlopen van ingrijpende veranderingen in het takenpakket) en scholingsconcentratie (aversie en dalende interesse voor formele vorming) beperken. Vooral aankomende oudere werknemers moeten in dit opzicht preventief begeleid worden. Tot slot wordt er nog de nadruk gelegd op een draagvlak voor competentieontwikkeling. Van een draagvlak kan slechts gesproken worden indien alle betrokken partijen geloven in het competentiebeleid en zich ook willen engageren om dit te realiseren. Hiervoor moeten enkele cruciale punten in acht genomen worden. Ten eerste is er nood aan klare taal. Er moet eenduidigheid komen over de termen en ze moeten ook in de juiste context gebruikt worden. De competentieterminologie moet dan ook verankerd worden in het maatschappelijk discours. Ten tweede is er nood aan een win–win-gevoel. Het civiel effect van competenties is niet afhankelijk van klare taal maar ook van het gevoel dat de betrokken partijen hebben. Als iedereen denkt er iets bij te kunnen winnen, zal het civiel effect veel sterker zijn. Tot slot is er nood aan een gecoördineerd en geïntegreerd beleid. Aangezien verschillende sectoren 33
betrokken worden en diversiteit wordt gestimuleerd, moet er uitgekeken worden dat men niet naast elkaar begint te werken. Er moet consistentie zijn in tijd (niet enkel in breedte maar ook in diepte van initiatieven investeren), tussen maatregelen (complementariteit is belangrijk) en tussen beleidsdomeinen (competentiebeleid is niet de verantwoordelijkheid van één sector alleen). (Sels et al., 2007)
4.2.2
EVC en sociaal werk
Ook binnen het sociaal-cultureel werk wordt sinds 2004 gekeken naar EVC’s. Hierbij wordt gesteld dat in het sociaal-cultureel werk voornamelijk sleutelcompetenties worden verworven. Dat zijn die competenties die relevant zijn voor alle individuen en in alle levenssferen. Het zijn competenties die van belang zijn bij alles wat gedaan wordt. EVC wordt binnen het sociaal - cultureel werk gezien als erkenning van verworven competenties. De procedure die hiervoor wordt voorzien kan twee functies hebben: een formatieve
en
een
summatieve
functie.
De
formatieve
functie
heeft
als
doel
levensloopbegeleiding. Binnen deze functies zijn diploma’s en erkenning slechts een middel om de ontplooiing van een individu aan te duiden. Het gaat hier vooral om de ontwikkeling en uitvoering van een persoonlijk ontwikkelingsplan. De kernwoorden binnen deze benadering zijn dan ook participatie en ontplooiing. Bij een summatieve functie zijn deze net een doel op zich. Hier wordt dan ook gesproken van een civiel effect omdat de erkenning maatschappelijke waarde draagt. De kernwoorden zijn hier dan ook arbeid en onderwijs. Het gevaar heerst te eenzijdig te focussen op het summatieve spoor. Omwille van zijn uniek karakter heeft het sociaal-cultureel werk de opdracht om ook de formatieve dimensie niet uit het oog te verliezen. De opties van het sociaal-cultureel werk kunnen als volgt worden voorgesteld (afbeelding 6).
34
Afbeelding 6: Het summatieve en formatieve spoor binnen sociaal werk - Socius
Aangezien het sociaal-cultureel werk niet enkel educatie als opdracht heeft, is het zeer belangrijk om de uitgangspunten van EVC duidelijk te schetsen. Een eerste uitgangspunt is dat EVC geen afbreuk mag doen aan de specificiteit inzake leren. Het verwerven van competenties voor de arbeidsmarkt kan geen doel op zich zijn maar wel een gunstig neveneffect. Een tweede uitgangspunt is dat de betrokkenheid bij EVC niet mag leiden tot een formalisering van het non-formeel leren. De sector moet steeds haar eigenheid kunnen behouden. Indien een individu in een assessment stapt waarbij de competenties getoetst worden aan publieke standaarden, is er sprake van formalisering. Maar dit moet steeds een keuze blijven die van persoon tot persoon afhangt. Het laatste uitgangspunt is dat de visie op EVC in het sociaal-cultureel werk niet los staat van ontwikkelingen in andere sectoren. Het sociaal-cultureel werk moet hierbij aansluiten zonder haar eigenheid op te geven. Binnen het proces van erkenning worden drie stappen onderscheiden. Herkenning of identificatie van competenties is de eerste. Dit houdt in dat de competenties in kaart gebracht en bewezen moeten worden. Dit gebeurt aan de hand van een portfolio. Een tweede stap is het assessment van competenties. Dit is de beoordeling van de in kaart gebrachte competenties. Deze gebeurt op basis van referentiekaders.
35
Afhankelijk van de functie van EVC kan dit een beoordeling door anderen zijn of zelfevaluatie. De laatste stap is de erkenning van competenties. Indien het een EVC is met summatieve functie gaat men nog een stap verder door de toekenning van een publieke status of maatschappelijke waarde aan de competentie. Indien het gaat om een formatieve functie laat die erkenning toe een persoonlijk ontwikkelingsplan vorm te geven. Binnen het sociaal-cultureel werk is er echter geen verplichting tot het doorlopen van deze procedure aangezien wat het individu zelf wil centraal staat. In de visietekst “erkennen van verworven competenties in het sociaal-cultureel werk” worden ook enkele mogelijke instrumenten uit de doeken gedaan. Een eerste voorstel (dat nu reeds verder gedragen wordt) is het leerbewijs. Het leerbewijs is een bewijsstuk voor een opleidings - en vormingservaring. Iedereen heeft recht op dit bewijs zonder te moeten bewijzen dat de competenties effectief verworven zijn. Het is een bewijs van deelname. Dit leerbewijs wordt voorzien van een gemeenschappelijk format teneinde de herkenbaarheid te verhogen. Men hoopt door de herkenbaarheid te verhogen ook de erkenbaarheid en draagkracht van dit bewijs te kunnen verhogen. Het nut van dit bewijs ligt op vier vlakken. Ten eerste bij de lerende zelf. Het doet hem/haar nadenken over de verworven competenties en zorgt voor een contrast met ontbrekende competenties. Ten tweede op de arbeidsmarkt. Het leerbewijs kan gebruikt worden om toe te voegen aan een CV en/of portfolio teneinde een andere of betere job te vinden. Ten derde komt dit ook van pas op het vlak van onderwijs. Het leerbewijs kan gebruikt worden als bewijsmateriaal om toegang te krijgen tot opleidingen of het recht op bepaalde vrijstellingen te verkrijgen. Als laatste is er ook het nut voor de organisatie zelf. Het uitreiken van leerbewijzen zorgt ervoor dat een organisatie zich profileert. Een tweede voorstel is het competentiebewijs. Dit bewijst dat er een coherent geheel aan competenties verworven is. Aan het verkrijgen van dit bewijs gaat bijgevolg ook een assessment vooraf. Hierbij moet nagedacht worden over autonome standaarden. Binnen de setting van het sociaal-cultureel werk is het echter zo dat er niet gestreefd wordt naar het uitreiken van deze competentiebewijzen. Indien de situatie zich er toe leent, wordt de mogelijkheid niet uitgesloten. Een derde voorstel is het functiebewijs. Dit bewijs toont aan dat gedurende een zekere periode een bepaalde functie als vrijwilliger werd uitgeoefend. Het is een bewijs, dat naast de erkenning van competenties, ook een vorm van waardering is voor de geleverde inzet. De competenties binnen dit bewijs worden echter niet getoetst. De visietekst voorziet ook in de ontwikkeling van een leerboekje. Dit is een middel om alle voorgaande bewijzen te bundelen tot één portfolio en zou dan ook volgens de portfoliomethodiek ontwikkeld worden. (Socius, 2006) 36
5 ONDERZOEKEN EN PRAKTIJKVOORBEELDEN Binnen dit hoofdstuk wordt er gekeken naar enkele onderzoeken op het domein van competenties. Uit deze onderzoeken heb ik enkele thema's gehaald die relevant zijn voor het verder verloop van deze thesis. Twee onderzoeken vormen de leidraad voor deze thema's: OECD thematic review on Recognition of Non-Formal and Informal learning, Country Background Report Flanders en Kennisnetwerk en kwaliteitsbewaking van EVC in Vlaanderen. Voorts wordt er ingegaan op enkele praktische toepassingen van EVC in binnen- en buitenland teneinde aan te tonen hoe complex en divers de omgang met EVC kan zijn.
5.1 Onderzoeken 5.1.1
Het OECD-onderzoek
5.1.1.1
Inleiding
Dit onderzoek werd gevoerd in 2008 op aanvraag van het ministerie voor onderwijs. Het omvat een onderzoek waarbij verschillende partners worden betrokken. Zowel werk, onderwijs als cultuur en jeugdwerk komen aan bod. Het doel van dit onderzoek is om beleidmakers opties aan te bieden met betrekking tot het ontwikkelen van een kader rond de erkenning van elders verworven competenties. Teneinde dit mogelijk te maken bestaat het onderzoek uit verschillende delen. Het inventariseert bestaande systemen, het documenteert de samenleving waarin deze systemen zich hebben ontwikkeld en het geeft de kans aan actoren uit verschillende gebieden om hun visie op EVC te beargumenteren. Uit dit alles heb ik drie thema's gedestilleerd die mijn inziens relevant zijn met betrekking tot EVC en jeugdwerk namelijk: Civiel effect, spanningsvelden en Mattheuseffect.
5.1.1.2
Civiel effect
Het civiel effect van kwalificaties wordt door de Vlaamse Gemeenschap als volgt gedefinieerd: de toegang tot additionele of supplementaire vormen van leren, onderwijs of training of tot een beroep. Concreet betekent dit dat een certificaat een duidelijk maatschappelijk effect impliceert voor de betrokkene. Dit kan gaan over toegang tot een bepaald beroep, doorgroeimogelijkheden binnen een bedrijf, opleidingen die men mag gaan volgen of waarvoor men een verkocht 37
leertraject kan krijgen. Een civiel effect wordt in dat opzicht bepaald door de acceptatie van en het draagvlak voor de gehanteerde beoordelingsstandaard enerzijds en door de kwaliteit van de gehanteerde beoordelingsprocedure anderzijds.(Meeus, 2007) In de praktijk begint het civiel effect van EVC met het onderscheid tussen het formatieve en summatieve EVC-spoor. Bij een summatief spoor is er sprake van een “echte EVCprocedure” met aan het einde een assessment die resulteert in het al dan niet krijgen van een soort diploma. Dit certificaat zou dan een vorm van maatschappelijke gedragenheid moeten krijgen. Langs de andere kant bevindt zich dan het formatief spoor waarbij de persoonlijke ontwikkeling centraal staat en het vooral draait om de sociale waardering die een individu krijgt. Tot op heden blijkt echter dat of men nu een summatief of een formatief EVC spoor volgt, het resultaat van EVC vooral beperkt blijft tot een vorm van sociale waardering en dat dit alles zeer context- en sectorafhankelijk is. In de loop van het onderzoek wordt echter verder doorgegaan op dit civiel effect door met de verschillende stakeholders te praten. Geen enkele van de betrokken partijen liet zich negatief uit over EVC. Er werd echter wel aangehaald dat een gedragenheid over de verschillende sectoren heen een versterking van het civiel effect teweeg zou brengen. Maar om dit te bereiken is er één standaard nodig tegen welke de verschillende certifacten vergeleken en naar waarde geschat kunnen worden. Het civiel effect van certifacten alleen wordt echter niet door alle partijen even belangrijk geacht. Zo vinden de partners uit het jeugdwerk dat deze certificaten niet alleen ten dienste mogen staan van onderwijs of werk. Partners uit het onderwijs laten zich echter uit over de angst dat het behalen van verschillende certificaten belangrijker worden dan de algemene vorming die het onderwijs te bieden heeft. Dit zijn slechts enkele van de problemen die zullen moeten overwonnen worden ten einde een civiel effect te creëren met betrekking tot EVC. (OECD, 2008)
5.1.1.3
Mattheuseffect
Robert Merton is de eerste die de term Mattheus-effect introduceert. Hij stelde vast dat de ruchtbaarheid die aan een bepaalde wetenschappelijke bevinding gegeven wordt, sterk afhankelijk is van de reputatie van de onderzoeker. Er wordt als het ware vooral gegeven aan diegene die al heeft. Het effect ontleent zijn naam daarom ook aan een passage uit de bergrede van Christus volgens het evangelie van Mattheus: aan hem die heeft, zal gegeven worden... aan wie niets heeft, zal het weinige dat hij heeft ontnomen worden. (Elchardus, 2007) Sindsdien is de term van toepassing geweest om verschillende discrepanties te duiden; of 38
het nu gaat om goederen, informatie of diensten. In het geval van EVC wordt de expliciete vrees uitgedrukt dat het Mattheus-effect zal dienen als een verdeelsleutel van de kennis. Het sleutelwoord hierbij is participatie. Wanneer er gekeken wordt naar algemene vorming en bijscholing, is er duidelijk sprake van een Mattheuseffect. Mensen die een hoger opleidingsniveau hebben bereikt zullen meer participeren in bijkomende vorming dan mensen met een lager opleidingsniveau. Mensen met een universitair of hogeschool diploma zijn meer gewend aan leren en participeren daarom meer in training en opleiding tijdens hun volwassen leven.Dit effect zet zich voort wanneer we kijken naar levenslang leren bij non en informeel leren. In het kader van jeugdwerk wordt er gesproken over investeren in groepen die het echt nodig hebben teneinde dit Mattheus-effect teniet te doen in de mate van het mogelijke. EVCprojecten dienen kansen te creëren voor die groepen die gekenmerkt worden door een gebrek aan kansen maar daarom niet een gebrek aan potentieel. Net omdat zij vaak al eens uit de boot gevallen zijn – en soms ook blijven uit die boot vallen (diploma’s of andere certificaten zijn immers belangrijke middelen om aan te tonen dat je bij de maatschappij hoort, dat je kansen krijgt op de arbeidsmarkt of toegang verdient tot het onderwijs). Ook in ander onderzoek wordt er door verschillende participanten de vrees uitgedrukt dat dit Matheus-effect zou kunnen optreden wanneer er geen aandacht wordt besteed aan hoe EVC ook als uitsluitingsmechanisme kan functioneren in plaats van net diegene te includeren die er het meeste baat bij hebben. (OECD, 2008)
5.1.1.4
Spanningsvelden
Met betrekking tot het domein jeugdwerk, cultuur en sport worden er twee spanningsvelden vermeld. Het eerste spanningsveld is dat met het domein werk. Dit spanningsveld heeft betrekking tot de doelstelling van non-formeel en informeel leren. Het benadrukt het verschil tussen levenslang en levensbreed leren en illustreert de vaststelling dat niet iedere vorm van leren moet leiden tot arbeidsgerichte competenties. Door de nadruk op levensbreed leren en sociale, culturele en communicatieve competenties te leggen wordt er gewerkt rond waarden die het individu moeten helpen om een sterkere positie in de samenleving te verwerven. Vanuit het domein werk gaat de bezorgdheid echter meer uit naar de minder geschoolde individuen en hun lagere participatiegraad in trainingsinitiatieven. Zij zien in EVC binnen het sociaal werk een hefboom om knelpuntenberoepen te kunnen invullen terwijl dit argument echter ondergeschikt blijft voor de sociaal-culturele sector. Een tweede spanningsveld is dat met het domein onderwijs. Hier wordt door de sociaalculturele sector de expliciete vrees uitgedrukt dat EVC meer gericht gaat zijn op het behalen 39
van een diploma en dat de voorziene opleiding ook in die mate dient ontwikkeld te worden. Anders gesteld te veel nadruk op het summatieve spoor en te weinig referenties naar het formatieve spoor. Een te sterke nadruk op diplomering lijkt volgens hen onvermijdelijk af te stevenen op een formalisering en structurering van de competentietrajecten. Er heerste een wijdverspreide indruk dat het debat over EVC beheerst wordt door een diplomadenken omdat kwalificatie belangrijker lijkt dan het verwerven van de competenties an sich. (OECD, 2008) De Vlaamse jeugdraad formuleerde naar aanleiding van dit onderzoek enkele bedenkingen. Bij het eerste spanningsveld vinden ze het niet logisch dat deze twee benaderingen tegenover elkaar worden gezet. Er wordt geopteerd om te vertrekken vanuit een meer holistische benadering die zijn oorsprong vindt in het individu. Een jongere die binnen het jeugdwerk allerlei competenties verwerft, zal sowieso sterker in zijn schoenen staan in de zoektocht naar een job. De EVC-projecten binnen de jeugdsector concentreren zich allemaal op het bewust maken van jongeren van hun competenties. Dit stelt hen ook in staat om te werken aan die competenties waarover ze nog niet beschikken. In functie van wat zij doen is dit ondergeschikt aan het eindresultaat dat steeds hetzelfde blijft. In plaats van de verschillen te benadrukken, kan men beter op zoek gaan naar de complementariteit. Bij het tweede spanningsveld erkennen ze dat deze vrees terecht is omdat het EVC-debat gedomineerd en gecontroleerd wordt door het onderwijs. Maar daar knelt dan ook het schoentje. In principe zou deze vrees immers niet terecht mogen zijn: EVC vertrekt net vanuit de veronderstelling dat het niet uitmaakt hoe je iets leert (het leerpad), enkel dát je iets geleerd hebt (leeruitkomst). Deze vrees is dus eerder terug te leiden tot de manier waarop het debat gevoerd wordt. De onderwijssector wil kwaliteitscriteria voor de leercontexten. Het lijkt dan ook beter om de focus van de discussie verleggen: van de erkenning van niet-formeel en informeel leren naar de erkenning van verworven competenties. Dan stelt het gevaar van formalisering van het vormingsaanbod zich niet. Of toch wel, wanneer het gaat over de garantie dat, wat men beoogt aan te leren, ook echt geleerd wordt. Wanneer er vanuit een andere hoek wordt gekeken, worden ook de opportuniteiten voor de jeugdsector zichtbaar.. Door vormingscursussen op te bouwen rond competenties, kan de sector duidelijker aantonen dat er wel degelijk iets geleerd wordt. Naar andere sectoren toe is dit een duidelijk signaal. Ook voor de jongeren zelf geeft dit een beter zicht op wat ze nu juist geleerd hebben. Ook hier ligt de kans dus weer in de bewustmaking van de 40
competenties bij jongeren. Door duidelijk te benoemen welke competenties er geleerd worden in een vormingscursus, krijgt een jongere beter zicht op wat hij kan en niet kan. Hierdoor vergroot hij zijn kansen op succes in alle levenssferen. (Vlaamse Jeugdraad, 2008)
5.1.2
Onderzoek Universiteit Gent
Vanuit dit onderzoek nemen we twee belangrijke thema's mee: HVC en de rol van de overheid. Dit onderzoek omvatte initieel vier doelstellingen: inventarisatie van bestaande EVCassessmentinstrumenten, analyse van deze instrumenten, formulering van kwaliteitscriteria en helpen uitbouwen van een kennisnetwerk EVC. Van de eerste twee doelstellingen bleek echter snel de haalbaarheid beperkt omdat organisaties niet happig waren om hun vaak duur ontwikkelde assessment instrumenten openlijk te delen met anderen. Met als resultaat dat er veel dieper ingegaan werd op de andere twee doelstellingen. Ook dit onderzoek verzamelt partners vanuit de domeinen werk, onderwijs en cultuur.
5.1.2.1
HVC
Met HVC wordt er een nieuwe term geïntroduceerd in het EVC-landschap. Het gaat hierbij om de Herkenning van elders Verworven Competenties. Binnen het onderzoek worden er een aantal vaststellingen gedaan met betrekking tot EVC en de ontwikkeling van enerzijds een kennisnetwerk en anderzijds kwaliteitsbewaking. Zo wordt er aangegeven dat in het werkveld omtrent EVC zich een te ruim en verwarrend begrippenkader heeft ontwikkeld waar weinigen tussen het bos de bomen nog zien. Daarom wordt er een nieuwe indeling naar finaliteit voorgesteld: namelijk EVC of HVC. Waar EVC zich richt op het in kaart brengen van competenties met als opzet ze te toetsen, wil HVC competenties in kaart brengen met als doel mensen te empoweren. Deze indeling brengt echter een hele nieuwe manier van denken over EVC met zich mee. Zo zal in het kader van kwaliteitsbewaking het niet erg realistisch zijn om voor HVC een standaard te implementeren. Bij HVC zal het waken over drempels dan ook samen met de doelgroep centraal staan. Bij EVC daar en tegen zal er selectiever te werk gegaan worden en er ook werk moeten gemaakt worden van een eenduidige standaard, waarbij procedures dan ook aan dezelfde kwaliteitseisen moeten voldoen. Dit kader kan echter steeds inspirerend en richtinggevend zijn voor HVC zonder dat dit verplicht is. (Janssens & Debusscher, 2008)
41
Naar aanleiding van dit onderzoek heeft Steunpunt Jeugd een HVC/EVC systematiek ontwikkeld omdat hun inziens beide ondanks hun verschillende finaliteit toch een zeer gelijklopend proces kennen. Zij benadrukken ook dat het geen kwestie is van kwaliteitseisen (want ook HVC kan zeer kwalitatief zijn) maar een kwestie van vormvereisten. De systematiek wordt weergeven in volgend schema.
Afbeelding 7: HVC/EVC- systematiek – Steunpunt Jeugd
Het proces begint bij stap 0: het verwerven van competenties. Iedereen verwerft immers competenties maar is er zich niet steeds van bewust. Vandaar dat de volgende stap dan ook is beslissen om stil te staan bij de verworven competenties. Ook gezien als de eigenlijk start van wat een HVC/EVC traject zal zijn. Vervolgens gaat men zich informeren. Vaak weten mensen niet wat EVC/HVC is, wat de mogelijkheden zijn wie hen kan helpen enz. Afhankelijk van de doelstelling die iemand voor ogen heeft zullen er bepaalde competenties geselecteerd moeten worden afhankelijk van de finaliteit (EVC/HVC) zullen deze al dan niet onderworpen zijn aan externe aanbevelingen. Vervolgens begint men met het zichtbaar maken van competenties. Dit is de meest essentiële stap. Langs de ene kant worden de competenties in kaart gebracht en langs de andere kant worden deze gepresenteerd het zij aan jezelf het zij aan externen. Na deze presentatie volgt de beoordeling. Het gaat hierbij over oordelen in de brede zin van het woord. Niet enkel een externe
42
assessment maar ook een zelfbeoordeling is hier op zijn plaats. De beoordeling zal dan ook danig verschillen tussen EVC en HVC trajecten. Na deze beoordeling wordt de finaliteit dan ook geheel duidelijk. Indien het over HVC ging zal de persoon in kwestie een groter competentiebewustzijn hebben dan aan de start van het traject. Indien er sprake was van een EVC traject zal er toegewerkt worden naar een formele vorm
van
erkenning.
Ook
deze
trajcten
dragen
achter
bij
tot
een
verhoogd
competentiebewustzijn. Tot slot is er bij de laatste stap sprake van keuzes maken. Dankzij het doorlopen EVC/HVC traject is de jongere in staat om bewustere keuzes te maken. (Steunpunt Jeugd, 2009)
5.1.2.2
Rol van de overheid
De rol van de overheid wordt het best omschreven als een stille vennoot. Langs de ene kant wordt er verwacht dat de overheid de randvoorwaarden schept, maar langs de andere kant wordt er nadrukkelijk gezegd dat Top-down werken niet de methode is waarmee men EVC wil benaderen. Welke zijn deze randvoorwaarden dan waarin de overheid moet voorzien? Allereerst wil men duidelijkheid. Duidelijkheid in terminologie, duidelijkheid in beleid en duidelijkheid in communicatie van dit beleid. Het gaat hierbij om enerzijds duidelijke beleidskeuzes rond EVC op korte termijn, maar langs de andere kant ook de ontwikkeling van een lange termijn visie. Indien men wil investeren in EVC zal ook duidelijk moeten worden waar men naar toe wil. Op korte termijn wil men echter het volgende weten: wat is het doel van EVC, voor wie is EVC een prioritaire taak en welke middelen zullen er voorhanden zijn. De communicatie van deze keuzes is in wezen even belangrijk als de keuze an sich. Voorts wordt er gevraagd naar finaliteit als randvoorwaarde. Dit betekent de ontwikkeling van een eenduidige terminologie rond EVC. Waar bij de splitsing EVC/ HVC door alle betrokken partijen zeer positief werd onthaald. Het is echter aan de overheid om ook hierin een keuze te maken, door te formuleren waar haar beleid prioriteiten legt en welke EVC-vormen ze wenst te stimuleren. Ook hier klinkt de vraag om duidelijkheid uit het werkveld sterk door. Zolang de overheid zich niet uitspreekt over het doel of de doelen van EVC, kunnen organisaties zichzelf niet positioneren in dit debat en blijven velen achter met het gevoel ter plaatste te blijven trappelen. Tot slot blijft de financiering van EVC een belangrijke randvoorwaarde voor alle betrokkenen. Grotendeels omdat velen van hen reeds op eigen kosten producten hebben ontwikkeld en hun expertise wel willen delen maar dat hier ook de nodige financiële garanties moeten tegenover staan. Hoewel de betrokkenen in het EVC-werkveld reeds ten volle overtuigd zijn 43
van de grote meerwaarde van EVC op maatschappelijk en individueel niveau, krijgen ze deze meerwaarde intern vaak niet verkocht omwille van de financiële implicaties voor de eigen organisatie. Indien de overheid duidelijk kiest voor EVC dan moet zij daar ook de nodige middelen tegenover zetten. (Janssens & Debusscher, 2008)
5.2 Praktijkvoorbeelden In wat volgt zullen twee praktijkvoorbeelden besproken worden, die beide reeds actief worden gebruikt binnen het jeugdwerk zelf. Het gaat hierbij enerzijds om de YAA wat mag gelden als een duidelijk voorbeeld van de EVC-systematiek en anderzijds de C-stick waar men een duidelijk keuze voor de HVC -systematiek kan merken.
5.2.1
YAA: Youth Achievement Awards
In Groot-Brittannië worden de Youth Achievement Awards gedragen door UK Youth. Deze organisatie is verantwoordelijk voor meerdere projecten waaronder het peer qualifications program, Young mothers learning en First gear and on two Wheels. Van de vier projecten die ondersteund worden zijn er drie geaccrediteerd door onafhankelijke organisaties. In het kader van deze thesis ga ik mij echter beperken tot de youth challenges en youth achievement awards aangezien zij binnen de Vlaamse context reeds toegepast werden en worden. Youth Challenges zijn de voorlopers van de eigenlijke awards. Deze challenges zijn voor +11-jarigen. Indien volbracht kunnen zij resulteren in de vermindering van het te volbrengen aantal uitdagingen voor een bronzen award. In Groot-Brittannië beginnen deze awards vanaf 14 jaar. De awards bestaan reeds sinds 1994 en hebben in Groot-Brittannië twee sleuteldoelstellingen: jeugdwerkers helpen meer effectief en participatief jeugdwerk te ontwikkelen en de erkenning en accreditering van de verwezenlijkingen en het leerproces van jongeren. De awards worden op verschillende niveaus geëvalueerd: eerst door de groep, dan door de groepswerker. Dan is er nog een interne kwaliteitscontrole en de laatste stap is de beslissing van ASDAN (Award Scheme Development and Accreditation Network). Zij beslissen of de jongere al dan niet zijn of haar award krijgt. Binnen dit systeem ligt de nadruk op accreditering en op de toegankelijkheid voor jongeren. . De awards zelf zijn opgedeeld in een bronzen, zilveren, gouden en platinum award, waarbij voor elke stijging in award er van de jongeren meer participatie en een grotere verantwoordelijkheid wordt verwacht.
44
De platinum award is dan de bekroning van al het harde werk en het bepalen van een platinum award wordt dan ook vaak gelijkgesteld aan een opleiding tot jeugdwerker binnen een bepaalde Youthclub of andere jeugdorganisatie. (ASDAN & UK Youth, 2006) Het is duidelijk dat bij dit systeem de finaliteit ligt op erkenning. Het is ook duidelijk dat dit systeem toch een aanzienlijk civiel effect heeft daar het doorlopen van een volledige award procedure kan leiden tot een job, hoewel dit niet de prioritaire doelstelling van de awards is. In dat opzicht kentert dit project de bezorgdheid die heerst omtrent de formalisering van het jeugdwerk tot het bepalen van slechts weer een nieuw diploma. Binnen YAA staan de jongeren en hun groepsproces steeds centraal. Al geven jeugdwerkers uit Groot-Britannie zelf aan dat YAA ook vaak dient als output-meting van de effectiviteit van het jeugdwerk. De implementatie van dit project in Vlaanderen (momenteel enkel regio Antwerpen onder de vorm van een proefproject) verloopt moeizamer omdat de stugge structuur van het maken van een portfolio en het op zoek gaan naar bewijzen om in deze portfolio te steken, voor jongeren de drempel momenteel nog heel hoog lgt. Te meer omdat de YAA in België een civiel effect mist en het dus enkel maar een stuk papier wordt om tegen een muur te hangen, of een leuk conversatieonderwerp op een sollicitatiegesprek.
5.2.2
C – stick
De C-stick is een product van Belgische bodem. Het werd ontwikkeld door JES vzw. De CStick is een pedagogisch instrument dat jongeren kan helpen een zicht te krijgen op hun eigen leertraject waardoor ze hun leer- en loopbaan actief in handen kunnen nemen. De jongere kan hierop allerlei informatie opslaan. Het gaat hierbij over resultaten van competentietesten of bewijsmateriaal. Voorts voorziet de C-stick in een reeks reflectieoefeningen die de jongere helpen nadenken over de vragen: ‘wie ben ik?’, ‘wat wil ik?’, ‘wat kan ik?’ en ‘wat ga ik doen?’. De jongere krijgt op die manier een kader en stimulansen om aan een eigen persoonlijk ontwikkelingsplan te werken. Het laatste luik van C-stick is de software die er voor zorgt dat alle opgeslagen gegevens vertaald kunnen worden in een aangepast CV. Dit maakt het voor de jongere eenvoudiger om gericht te solliciteren. De C-stick is een USB-stick. Er werd voor dit medium gekozen omdat het voor jongeren aantrekkelijker is dan een papieren portfolio en in dat opzicht ook meer aansluit bij de leefwereld van jongeren. Dit heeft als gevolg dat het up-to-date houden van de portfolio zeer 45
snel kan gebeuren zonder dat er dubbel werk dient geleverd te worden. Deze mogelijkheid tot permanent aanpassen van de portfolio benadrukt dat competentieontwikkeling een dynamisch proces is. Voorts is deze stick ook veel tastbaarder dan bijvoorbeeld een website waar
iedereen
zijn
materiaal
bewaren
op
kan .
De doelstelling van de C-stick is dat jongeren het digitale portfolio leren gebruiken in de loop van een traject bij eender welke organisatie (binnen opleiding, jeugdwerk, tewerkstelling, trajectbegeleiding). Naargelang het traject dat men met de jongeren wenst af te leggen, kan de begeleider er voor kiezen om bepaalde modules van de C-Stick al dan niet te gebruiken. Uiteindelijk is het de bedoeling dat jongeren alleen met het instrument aan de slag kunnen en zo hun portfolio verder kunnen invullen. Omdat het de bedoeling is dat de C-stick ook beschikbaar is voor organisaties buiten JES om, wordt er naast dit product ook een vormingsaanbod ter beschikking gesteld waarin de jeugdwerker kan leren omgaan met de C-stick. (JES, s.d.) Met deze C-stick zien we duidelijk het HVC- traject meer spreken. Hoewel er ruimte is voor certificering staat dit (momenteel) zeker niet centraal. Wat belangrijker is, is dat de jongere zijn eigen competenties op een zo laagdrempelig mogelijke manier leert herkennen en vanuit dit nieuwe bewustzijn zelf gerichtere keuzes kan maken. Belangrijk is voorts ook om op te merken dat dit alles niet kostenvrij gebeurd. Training, helpdesk en de C-stick: aan alles hangt een prijskaartje aangezien ook dit project verder vanuit de organisatie zelf wordt gefinancierd.
46
DEEL III
ONDERZOEK
47
6 METHODOLOGIE In het kader van dit onderzoek heb ik ervoor gekozen om het EVC-beleid van de stad Antwerpen als een casestudy te benaderen. Waarom nu net een casestudy? Een casestudy is een zeer holistische aanpak en leent zich uitstekend voor het benaderen van onderwerpen en thema's die zeer complex en uniek zijn. Bij een casestudy moet men echter drie zaken zeer omzichtig benaderen, dit om tunnelzicht te vermijden: de keuze en observatie van het object, de gebruikte researchmethoden en de kwaliteit van de resultaten. Bij de keuze van het object moet men zich echter steeds bewust zijn van de beperkingen. Immers, het gaat in dit geval maar om één enkele case, zijnde de stad Antwerpen. Sommige onderzoeken beargumenteren dan ook dat indien mogelijk meerdere cases moeten bestudeerd worden teneinde een meer comparatieve aanpak te kunnen gebruiken. Wat de observatie betreft wordt er vaak geopteerd voor een zo volledig mogelijke aanpak. Meerdere observatiemethoden zijn mogelijk. Het kan hier gaan over directe observatie, interviews, geschreven bronnen en andere. (Verschuren, 2003) Ik heb dan ook met dit in het achterhoofd gekozen om mij niet enkel toe te spitsen op de geschreven beleidsteksten maar ook interviews te gaan afnemen met verschillende spelers op het veld. De zogenaamde key-person bevraging. Key-persons zijn personen die omwille van hun positie speciale deskundigheid hebben opgedaan. De bevraging kan zich zowel richten op kernobjecten als op opinies en argumenten van de personen zelf. Dit is vooral belangrijk bij het peilen naar een draagvlak en wordt bepaald door de mening van bepaalde mensen of groepen. (Lesthaege & Neels, 2008) Isabelle van Damme | Medewerker stedelijke jeugddienst: volgt het luik kadervorming en jongerencompetenties uit vanuit de jeugddienst. Waarom? Omdat zij al zeer lang het EVC-beleid voor de jeugd binnen Antwerpen mee opvolgt en dan ook een duidelijk beeld kan schetsen van een stedelijke beleidsperspectief op competenties. Axel Dingemans | Beleidsmedewerker jongerencompetenties vanuit de dienst werk en economie stad Antwerpen. Waarom? Omdat hij functioneert als projectleider voor de verschillende lopende projecten omtrent EVC van de stad Antwerpen en tevens zorgt voor een brug tussen werk en jeugd wat EVC betreft.
48
Hanneke Claesen | Jongerencompetentiemedewerker in JCC Zappa Waarom? Omdat zij de werking omtrent EVC uittekent binnen Zappa en zo een zeer praktijkgericht beeld van EVC kan schetsen. Philip Balthau | Coördinator JCC De Branderij Waarom? Omdat JCC De Branderij door JES vzw wordt draaiende gehouden en JES als organisatie al een zeer rijk verleden met EVC heeft. Bert Pieters | Medewerker Vlaams jeugdbeleid en onderzoek voor Steunpunt Jeugd Waarom? Omdat binnen deze thesis men ook nood heeft aan een Vlaams perspectief om vergelijkend te kunnen werken en omdat Steunpunt Jeugd altijd een vinger aan de pols houdt wat EVC betreft. Stijn Belmans | Medewerker van de cel Jeugdhuisondersteuning van Formaat voor de stad Antwerpen Waarom? Omdat Formaat zich zeer specifiek toelegt om de begeleiding van jeugdhuizen en tevens mee aan de bakermat stond van het WACKER project, één van de vele EVC -projecten die binnen Antwerpen zijn gevoerd. Wat de vragenlijst betreft heb ik geopteerd om in drie delen te werken, telkens bestaande uit drie vragen. Het eerste deel omschrijft de organisatie en/of persoon en hun expertise met EVC, teneinde verder aan te tonen dat zij wel degelijk key-persons zijn. Het tweede deel omvat jeugdwerk en jongeren en het werken met EVC. Het gaat in op hoe de organisatie en hun doelpubliek EVC ervaren en welke rollen zij voor zichzelf weggelegd zien. Het derde deel omvat de visie op het beleid zelf en geeft hen de mogelijkheid om nog enkel zaken te benadrukken die in voorgaande delen niet aan bod zijn gekomen. Ook in gebruik van onderzoeksmethoden moet men voorzichtig zijn. Wat casestudies betreft komt dit vaak neer op het gebruik van kwalitatieve onderzoeksmethoden, hoewel kwantitatieve onderzoeksmethoden niet uitgesloten worden. Maar indien men een holistische aanpak van de case wil bewaren zijn deze methoden niet aan te raden daar zij zich aan de andere kant van het spectrum bevinden, namelijk bij een meer reductionistisch aanpak. (Verschuren, 2003) Wanneer we naar het materiaal gaan kijken is de belangrijkste techniek analyseren; dit over verschillende niveaus. Omgeving en beleid zijn belangrijke factoren in het kader van deze case, dus worden zij besproken om het geheel meer draagkracht te geven alsook de vergelijking te kunnen trekken met wat er binnen het interview gezegd wordt. Wat kwalitatieve analyse betreft zijn er drie uitgangspunten om uit te kiezen: constante 49
vergelijking, analytische inductie of theoretische sensitiviteit. Ik kies actief voor de constante vergelijking daar deze de basis vormt voor het afbakenen van categorieën en samenvatting van de inhoud. Het is een belangrijke pijler in onderzoek dat tot doel heeft de inhoudelijke variatie van een verschijnsel te beschrijven. Ik verkies de methode van West te gebruiken daar zijn methode van onderzoek tot doel heeft een analytisch begrippenkader te formuleren. In het geval van deze thesis hoop ik hiermee de kern van EVC en jeugdwerk in één kader te kunnen samenbrengen. Dit zal dan een theoretisch schets worden van het potentiële draagvlak voor EVC binnen het jeugdwerk en alle factoren die dit beïnvloeden. Deze methode bestaat uit vier fasen. De exploratiefase dient om begrippen te ontdekken. Delen van hetzelfde document worden met elkaar vergeleken en krijgen de gepaste codering. Bij de specialisatiefase wordt een aantal hoofdcodes gekozen en worden de andere codes hier aan toegewezen. In de reductiefase wordt er actief toegewerkt naar één kernbegrip en de relatie van dit begrip met andere begrippen, dit over documenten heen; in dit geval het draagvlak en zijn relatie tot bepaalde factoren. Tot slot is er de integratiefase waarin een theorie wordt uitgewerkt waarbij een constante vergelijking tussen de verschillende bronnen van toepassing is. (Boeije, 2005) Wat het coderen van de informatie betreft zijn er verschillende softwareprogramma‟s voorradig zoals het door de universiteit aangeboden Nudist. Het is echter even haalbaar om de interviews manueel te coderen en zo een begrippenkader op papier uit te tekenen. Ik verkies deze tweede methode daar het maar enkel interviews betreft. Uit mijn probleemstelling kan ik drie onderzoeksvragen naar voor schuiven: 1. Is er een beleid omtrent EVC en in hoeverre betrekt dit beleid het jeugdwerk? 2. Is er een draagvlak voor dit beleid door het jeugdwerk? 3. Zijn er wijzigingen in het beleid nodig?
50
7 OMGEVINGSANALYSE 7.1 Geografisch De stad Antwerpen heeft een totale oppervlakte van 20.451ha, waarvan 7.239 ha havengebied is (d.i. het gedeelte van de haven op de Rechteroever van de Schelde). De totale oppervlakte Groene Open Ruimte bedraagt 5.148 ha waarvan 1.668 ha ingericht of bedoeld is voor recreatie. De stad Antwerpen is echter onderverdeeld in negen districten: Antwerpen (8.730ha), Berendrecht/Zandvliet/Lillo (5.263ha), Berchem (571ha), Borgerhout (389), Deurne (1.304ha), Ekeren (906ha), Hoboken (1.052ha), Merksem (839 4ha), Wilrijk (1.371ha). Deze districten zijn ontstaan als een decentralisatie van het bestuur binnen Antwerpen. Bevoegdheden van de districten omvatten dan ook verschillende thema‟s: Politiek, Openbare werken, Cultuur, Sport, Jeugd en Senioren. Eenvoudig gesteld beschikken de districten over een uitvoerende vrijheid betreffende deze thema’s en neemt de stad Antwerpen een regiefunctie op. Het is de stad Antwerpen die de subsidies ontvangt van de Vlaamse overheid en deze dan verdeelt onder de verschillende districten. (Afbeelding 8) (Cel omgevingsinformatie, 2008)
Afbeelding. 8 : Stad Antwerpen en zijn negen districten
51
7.2 Bevolking In de stad Antwerpen wonen 472.071 inwoners, wat neerkomt op een bevolkingsdichtheid van 2.277 inwoners per km2. Wanneer we de verhouding over de districten bekijken dan blijk dat Borgerhout de hoogste bevolkingsdichtheid heeft namelijk 10.741 inwoners per km2, gevolgd door Berchem met 7.031 inwoners per km2. Het district Berendrecht/Zandvliet/Lillo heeft de laagste bevolkingsdichtheid 182 inwoners per km2, gevolgd door het district Antwerpen met 1.927 inwoners per km2. Er zijn drie belangrijke demografische evoluties in de Stad Antwerpen werkzaam: etnisch-culturele diversiteit, vergrijzing en vergroening. In vergelijking met Vlaanderen kent Antwerpen een groter aandeel inwoners met een vreemde nationaliteit. Het aandeel inwoners uit de EU bedraagt in Antwerpen 5 %, ten opzichte van 3 % in Vlaanderen. Het percentage inwoners van buiten de EU ligt in Antwerpen dan weer 4 maal zo hoog als in Vlaanderen (8% tegenover 2%). Wanneer we verder kijken naar welke nationaliteiten er allemaal vertegenwoordigd zijn, kunnen we vaststellen dat Marokkanen het best vertegenwoordigd zijn. Berekenen we per buurt het aandeel niet-EU allochtonen, dan merken we sterke concentraties op in Antwerpen-Noord, de stationsomgeving, Borgerhout Intra Muros, Linkeroever, Kiel en Luchtbal: meer dan 30 % van de bevolking is van niet-EU origine. (afbeelding 8)
Afbeelding 9 : Tabel vertegenwoordigde nationaliteiten binnen Antwerpen
Wanneer we naar de leeftijd van de bevolking gaan kijken, zijn er twee verschillende evoluties. Langs de ene kant vindt er een vergrijzing van de bevolking plaats en langs de andere kant een vergroening. Wanneer we de leeftijdspiramide bekijken zien we dat deze een redelijk vlakke vorm heeft. (afbeelding 10)
52
Afbeelding 10 :Leeftijdspiramide Antwerpen
We kunnen binnen de vergrijzing een aantal specifieke evoluties vaststellen. De grijze druk of de verhouding tussen de 60-plussers en de beroepsactieve bevolking tussen 18 en 59 jaar daalt systematisch in de periode tussen 2000 en 2007. Dit komt door de groeiende jongere bevolking. Deze evolutie verhult echter twee verschillende evoluties: het aantal 80plussers stijgt terwijl het aantal 60- tot 80-jarigen de laatste jaren afneemt. Daarnaast bemerken we ook een stijging in de levensverwachting : Antwerpse mannen worden gemiddeld 76 jaar oud, vrouwen hebben een gemiddelde levensverwachting van 81 jaar. Een volgende vaststelling die we kunnen maken is dat net als bij de totale bevolking het aantal allochtone senioren toeneemt. In 2007 is ongeveer 12 % van de senioren van allochtone afkomst (bij de totale bevolking is dit 26,5 %). Een laatste evolutie heeft te maken met de gezinspositie van senioren, meer specifiek het aantal alleenstaande senioren. Eenzaamheid en een gebrek aan potentiële informele hulp zijn kenmerken die de kwetsbaarheid van deze groep doen toenemen. Ongeveer 39 % van de 60-plussers is alleenstaand. De Antwerpse bevolking kent een sterke verjonging. Deze stijging is het sterkst is voor de jongste leeftijdscategorie van 0 tot en met 4 jaar. Er is sprake van een groene druk in Antwerpen: wat er op wijst dat de jongeren sneller in aantal stijgen dan de Antwerpenaren op beroepsactieve leeftijd. Als we gaan kijken naar de samenstelling van deze groep jongeren kunnen we 2 aspecten naar voren halen: etnische achtergrond en positie in het gezin. Het aandeel jongere van allochtone afkomst blijft stijgen. Het aandeel jongeren van allochtone afkomst binnen het totaal aantal jongeren bedraagt bijna 28 %. Daarbij moet de opmerking gemaakt worden dat een deel van de allochtone jongeren onder 20 jaar al tot de 3e en soms tot de 4e generatie van allochtonen behoort en bij geboorte vaak al de Belgische
53
nationaliteit verwerven. Naar gezinspositie zien we dat het grootste deel van de jongeren nog bij de ouders woont. Onze aandacht gaat daarbij vooral uit naar het aantal kinderen in eenoudergezinnen, waarvan vooral alleenstaande moeders een grotere kans hebben om onder de armoedegrens te leven. We zien dat 20 % van de jongeren in zulk een gezin woont. (OCMW Antwerpen, 2007)
7.3 Jeugdwerk Wanneer we kort naar de voorzieningen kijken voor de jeugd, zien we dat er in Antwerpen 250 erkende jeugdorganisaties aan het werk zijn waarvoor 1.106.980 euro aan subsidies wordt uitgegeven. Het gaat hierbij om jeugdbewegingen (119), jeugdhuizen (7), jeugdateliers (3),
jeugdmuziekateliers (5),
Amateuristische
kunstbeoefening
(21),
vakantiespeelpleinwerking (3), Xtra (53) en startende verenigingen (1). Voorts zijn er in Antwerpen ook enkele organisaties die zich specifiek toespitsen op jongeren en competenties, namelijk de JCC‟s of jongerencompetentiecentra. Momenteel zijn er drie JCC‟s in Antwerpen actief. Deze zijn het resultaat van verschillende pilootprojecten. Voorts zijn er verschillende jeugddiensten actief. Zo is er een stedelijke jeugddienst en daarenboven per district nog een jeugddienst voorzien. Dit is opnieuw een gevolg van de doorgevoerde decentralisering binnen de stad Antwerpen. (Stad Antwerpen, s.d.)
54
8 BELEIDSANALYSE 8.1 Inleiding In deze beleidsanalyse gaan we sterk focussen op het competentiebeleid binnen de stad Antwerpen. Eerst en vooral bekijken we het stedelijke jeugdbeleidsplan om vervolgens verder in te gaan op het concrete beleid per district (indien dit aanwezig is).
8.2 Stedelijk jeugdbeleidsplan De stedelijke jeugddienst werkt aan een breed jeugdbeleid. Dit wil zeggen dat het een opdracht is van de jeugddienst om ook in andere beleidsdomeinen het aanbod af te stemmen op de noden van kinderen en jongeren en het jeugdwerk. Het gaat hierbij om volgende beleidsdomeinen: jeugdhulpverlening, opleiding/werk/competenties, sport, cultuur, toerisme en jongereninformatie. Binnen dit beleidsplan wordt duidelijk naar voren geschoven dat jongeren niet alleen kennis op school verwerven. Ook daarbuiten zijn jongeren onderhevig aan leerprocessen. Niet in het minst in het jeugdwerk. Met die Erkenning van (elders of eerder) Verworven Competenties (EVC) ontwikkelt de jeugddienst mee een beleid dat bijdraagt aan de opwaardering van wat jongeren doen in het jeugdwerk. We kunnen het beleid omtrent competenties dan ook opdelen in twee grote delen. Langs de ene kant is er dat deel van het beleid dat zich specifiek richt op competenties. De Stad Antwerpen heeft in het licht van deze ontwikkeling enkele pilootprojecten opgestart. Antwerpen maakte het EVC-verhaal concreet in het project WACKER dat in Antwerpen vanuit het Strategisch team van de bedrijfseenheid Lerende stad liep van april 2006 tot eind 2007. Het project wil jongeren, in het jeugdwerk en in het onderwijs, in staat stellen inzicht te verwerven in hun eigen competenties. Hiervoor ontwikkelt de stad bruikbare instrumenten die in jeugdwerk en scholen worden uitgetest, zoals een toegankelijke website. Het resultaat van deze projecten is de oprichting van de jongerencompetentiecentra. Dit zijn multifunctionele
jeugdcentra
met
naast
een
vrijetijdsaanbod
vooral
plaats
voor
competentietrajecten en aandacht voor opleidingen en trajectbegeleiding naar werk. De tewerkstellingsorganisatie Levanto ontwikkelt in samenwerking met KIDS-Deurne het JCC in Deurne-Noord. Het JCC Zappa in Antwerpen-Kiel ontwikkelt zich onder de vleugels van vzw Kavka. Vormingskansen bieden en competenties (h)erkennen zijn twee manieren om vrijwilligers te waarderen. Zeker het type „nieuwe vrijwilliger‟ zal dit waarderen. Voor een evaluatie van de Antwerpse EVC-acties is het nog te vroeg. Het WACKER-project
55
is het verst gevorderd en wordt afgerond najaar 2007. Het project rond de Youth Achievements Awards bevindt zich nog in de opstartfase. Over de Zwitserse CH-Q-variant volgen de partners van het WACKER-project momenteel een training. Ook de JCC‟s bevinden zich nog in een zoekfase. Vooral de koppeling tussen jeugdwerk en werkgelegenheid is een moeizame oefening. Dit is ook geen verrassing gezien deze projecten een eerste concrete samenwerking zijn tussen beide beleidsdomeinen. Langs de andere kant is er het kadervormingsaanbod. JES blijft inspelen op de specifieke nood aan een kadervormingsaanbod voor jeugdwerk in grootstedelijke context. JES blijft zijn aanbod ook aanpassen om de toegankelijkheid ervan te verhogen: onder meer door het aanbieden van vorming zonder overnachting. Daarnaast experimenteert JES ook volop met het integreren van het competentiedenken in de animatorcursus. Jeugdwerkorganisaties signaleren echter dat de deelname aan kadervorming daalt. Hiervoor zijn er verschillende redenen: overaanbod aan vrijetijdsbesteding voor jongeren, vrijwilligers die overbevraagd worden door het leidingtekort, het vormingsaanbod dat onvoldoende inspeelt op de interesses van jongeren, een mentaliteitswijziging bij de jongeren zelf, stijgende kostprijs... Voor
sommige
jeugdhuizen
vormt de
steeds beperktere
deelname
aan
kadervormingsactiviteiten een probleem voor hun erkenningsaanvraag. Een gevolg hiervan is dat jeugdwerkorganisaties zelf proberen hierop in te spelen door nieuwe methodes van competentieontwikkeling te ontwikkelen en uit te proberen. Hoe vertaalt zich dit nu verder naar de praktijk? Het jeugdwerk is een uitvoerder in onderaanneming van de stad met als opdracht het screenen van competenties van jongeren in functie van zowel een toekomstige schoolloopbaan als een beroepsloopbaan. De JCC‟s krijgen in dit opzicht een prominente rol daar zij hun vrijetijdsaanbod combineren met competentietrajecten, opleidingen, hulpverlening en trajectbegeleiding. De stad Antwerpen is een voortrekker wat het EVC-beleid in Vlaanderen betreft en heeft zelf de nodige stappen gezet inzake erkenning, opdat de verworven competenties van jongeren binnen de schoolen/of beroepsloopbaan de nodige erkenning krijgen die ze verdienen. Alsook neemt zij de rol aan van jeugdvriendelijke werkgever door een soepelere aanwervingsprocedure te hanteren met positieve selecties in functie van competenties. Om meer begrip te creëren over beleidsdomeinen heen zijn er voorts adoptieplannen uitgewerkt tussen scholen en bedrijven en het jeugdwerk. Dit houdt in dat een school of bedrijf een jeugdwerking of jongeren adopteren om zo de verworven competenties in het jeugdwerk beter naar waarde te leren schatten.
56
Wat kadervorming betreft wordt er gekozen voor een kwalitatief sterk kadervormingsaanbod dat zoveel mogelijk jongeren aanspreekt en inspeelt op de specifieke noden van het jeugdwerk in de stad en districten. De jeugddienst stimuleert en bewaakt het EVC-beleid. Mits onder meer laagdrempelige methodes en onderlinge afstemming met de verschillende spelers op het veld, kan EVC één verschil maken voor kansengroepen in de stad. EVC is immers ook een opstap naar meer tewerkstellingskansen. Dit alles gebeurt vanuit een interactief bestuur waarbij zoveel mogelijk partners over beleidsdomeinen heen bij elkaar betrokken worden. (Stad Antwerpen, s.d.)
8.3 Districtsbeleidsplannen Een eerste lezing van de districtbeleidsplannen toont al snel aan dat EVC veel minder ingeburgerd is dan dat het op een stedelijk niveau is. Het werken met competenties wordt vaak enkel gezien als het werken rond vorming of is zelfs helemaal niet opgenomen in de districtsbeleidsplannen. Wanneer we gaan kijken welke vormingskansen er worden voorzien, gaat het hierbij voornamelijk over stageplaatsen creëren voor jongeren, monitorenopleiding, kadervorming en andere cursussen zoals EHBO, Brandveiligheid en andere. Elk district voorziet subsidies om jongeren aan de vormingen te laten deelnemen en geeft aan dat ze jeugdwerkorganisaties actief stimuleren tot deelname aan deze vormingen. Het district Antwerpen geeft als enige aan stageplaatsen te creëren, maar het is niet uitgesloten dat andere districten hier niet voor open staan mocht aan hen de vraag geformuleerd worden. Voorts zijn er slechts drie beleidsplannen waar het woord competenties effectief in voorkomt. Het eerste is dat van Deurne. Aangezien zij daar een gesubsidieerd JCC hebben, wordt dit ook uitvoerig besproken in de beleidsplannen. In het beleidsplan van Borgerhout gebeurt dit niet omdat JCC De Branderij pas later erkend is. Daartegenover staan de beleidsplannen van Wilrijk en Ekeren, die EVC wel in hun beleidsplan hebben opgenomen maar dan als aandachtspunt. Zij geven duidelijk aan dat in hun district competenties nog maar langzaam ingeburgerd geraken en voorzien dan ook informatie voor de geïnteresseerden. Er worden echter geen subsidies voor uitgetrokken.
57
8.4 Conclusie Hoewel in het stedelijk beleidsplan veel aandacht wordt besteed aan het erkennen van elders verworven competenties, wordt na een lezing van de districten al snel duidelijk dat dit op een lokaler niveau veel minder prioritair is. Ondanks de ruime decentralisering binnen de stad Antwerpen blijft het werken rond EVC vooral een verantwoordelijkheid van de stad en de stedelijke jeugddienst. Hierdoor wordt op lokaal niveau het werken rond competenties vaak niet meer dan een vorming of cursus volgen. De drie JCC’s in Antwerpen zijn als expertisecentrum natuurlijk toegankelijk voor iedereen buiten districten om, maar de vraag blijft of iedereen wel zijn weg hier naar toe vindt.
58
9 RESULTATEN 9.1 Fase 1: Exploratiefase In deze fase gebeurde er een globale lezing van alle interviews teneinde enkele gemeenschappelijke ankerpunten vast te kunnen leggen om het verder verloop van het onderzoek aan op te kunnen hangen. Na het lezen van alle interviews kunnen we een aantal hoofdcategorieën vastleggen waarmee we in eerste instantie aan de slag zullen gaan. Deze categorieën vloeien zeer natuurlijk voort uit de vragen die gesteld werden. De categorieën zijn: 1. Organisatie: in deze categorie komt alles omtrent de geïnterviewde organisatie 2. EVC projecten: alle projecten/ methodes/ instrumenten die gebruikt worden omtrent EVC 3. Aandachtspunten: aandachtspunten voor de organisatie tijdens het werken met EVC 4. Knelpunten: problemen die organisaties hebben bij het werken met EVC 5. Rol van het jeugdwerk: rol weggelegd voor het jeugdwerk en de organisatie in het werken met EVC 6. Beleid: alles wat te maken heeft met EVC-beleid 7. Restcategorie
9.2 Fase 2: Specialisatie In deze fase wordt er per interview op zoek gegaan naar meer specifieke codes binnen elk interview op zich. In het kader van dit onderzoek zijn de interviews eerst gelezen geweest met het oog op de in fase 1 vastgestelde begrippen. Er is hierbij gefocust op relevante zinnen, termen en uitspraken. Vervolgens is er aan de hand van de verzamelde data geopteerd voor meer specifieke codes. Elk van de uit het interview geselecteerde uitspraken is bij één van deze codes geplaatst. In wat volgt ziet u een overzicht van de specifieke codes per interview en hoe deze zich schematisch tot elkaar verhouden. Ook is er voor de volledigheid per code een korte samenvatting voorzien van het eigenlijk interview. Zo lezen de coderingen zich als een beknopte, gethematiseerde samenvatting van elk interview. Voor een volledig overzicht van welke uitspraken er bij welke code horen verwijs ik graag naar de bijlagen met betrekking tot fase 2. 59
9.2.1
Interview: Formaat (Stijn Belmans)
Codering Volgende coderingen komen aan bod: Doel: doel van organisatie Formaat als overkoepelende organisatie voor jeugdhuizen in Vlaanderen Expertise: expertise van organisatie omtrent jeugdwerk en EVC De expertise van Formaat is enerzijds de jeugdhuismethodiek en anderzijds hun luik internationale samenwerking Middel: manier waarop zij hun expertise benutten De beschikbare middelen zijn: lidmaatschapsservice, praktische ondersteuning, inhoudelijke ondersteuning en vormingen Doelstelling EVC: praktisch te realiseren doelstelling omtrent EVC Hun doelstelling rond EVC zijn: resultaten van voorgaande projecten implementeren, portfolioproject opvolgen, vorming omtrent EVC en inspelen op stadswerk (JCC's) Methode: methodes gebruikt voor EVC Denktank EVC en het Europees Congres Instrument: instrumenten gebruikt voor EVC de competentiesprint, Wacker-project, Competentieproject West -Vlaanderen HVC: herkenning van elders verworven competenties Het belang van herkennen binnen Jeugdwerk Emancipatie: nadruk op kracht van jongeren Jongeren en hun sterktes en zwaktes als uitgangspunt Finaliteit: waar ligt het einddoel van EVC Erkenning moet niet altijd het belangrijkste zijn en misschien ook zelfs niet de verantwoordelijkheid van het jeugdwerk zijn
60
Evolutie: welke stappen moeten nog ondernomen worden betreffende jongeren en EVC Stoppen met het creëren van nieuwe projecten. Het is tijd om voorwaarts te gaan in discussie en praktijk Kansengroepen: wat met kansengroepen Losbreken van het Mattheuseffect. Een systeem voor enkel zwakkere jongeren is geen geheel gedragen systeem Drempel: drempels die jongeren ervaren bij het werken met EVC EVC moet beter bekend geraken bij de jeugd en mag ook geen opdracht worden. Ze moeten dit zelf willen. Methode: knelpunt: knelpunten in de beschikbare methodieken Methodieken zijn nog niet laagdrempelig genoeg en worden vaak gereduceerd tot veel schrijven Competentieontwikkeling: rol van jeugdwerk herkennen en ontwikkelen van competenties Jeugdwerk is een plaats waar competenties kunnen aangesterkt worden. Het gaat voornamelijk om de attitude van jongeren. Leerproces: jeugdwerk als leerproces Jeugdwerk is ook een vorm van leren. Er moet dan ook een bewustzijn komen voor dit proces Assessment: implementatie assessment van competentie Binnen het jeugdwerk moet er meer aandacht komen op de terugblik van een carriere binnen het jeugdwerk. Zo kunnen jongeren ook beter voor bereid worden op assessment. Een gebeuren waarmee zij ook buiten het jeugdwerk om regelmatig mee geconfronteerd zullen worden. Beleidszwakte: zwakte van het beleid Het beleid is zeer chaotisch. Er is zijn methodiek het is tijd om er nu mee te gaan werken. Er moet echter aandacht zijn voor de focus binnen het jeugdwerk en deze mag niet gereduceerd worden tot een onderwijs of arbeidsgericht denken.
61
Beleidssterkte: sterkte van het beleid Er is al veel geld in EVC gestoken wat zeer positief is en hieruit spreekt ook een vertrouwen in het EVC verhaal. Beleidsfocus: focus van het beleid Heden ligt de nadruk misschien te sterk op erkennen. HVC ligt minder gevoelig als thema binnen het jeugdwerk dan EVC. Te meer omdat EVC momenteel te onpersoonlijk wordt ingevuld. Dankzij het EVC kan men echter wel losbreken van het geloof dat jeugdwerk enkel maar spelen is. Lacune: lacune binnen het beleid het is tijd om knopen door te hakken en tijd op één visie, één manier van werken , één beleid te creëren Beleidsevolutie: kansen voor het beleid Opteren voor een verbindingstuk te creëren tussen verschillende sectoren. Voorts assessment binnen het jeugdwerk zien als recht niet als plicht Europa: EVC in het Europees verhaal Het Belgische jeugdwerk is uniek binnen Europa. Dus we moeten ofwel afstevenen op een afstemming met Europa of zorgen dat er ruimte voor erkenning komt voor de Belgische manier van werken. Wanneer we ervan uitgaan dat de finaliteit van al deze codes het schetsen van een draagvlak omtrent EVC in het jeugdwerk is, kunnen we dit eerste interview als volgt schematisch voorstellen.
62
Afbeelding 11: Schematische weergave interview Formaat
9.2.2
Interview: Steunpunt Jeugd (Bert Pieters)
Codering Vele van de codering uit het vorige interview kunnen we terugvinden in dit interview toch zijn er enkel nieuwe coderingen bijgekomen Doel: doel van organisatie Steunpunt Jeugd wil de positie van kinderen en jongeren versterken enerzijds en anderzijds de noden binnen het jeugdwerk ondersteunen Expertise: expertise van organisatie omtrent jeugdwerk en EVC Steunpunt jeugd is een kennis- en expertisecentrum Middel: manier waarop zij hun expertise benutten er worden diverse producten aangeboden als ook geparticipeerd in verschillende overlegplatformen Doelstelling EVC: praktisch te realiseren doelstelling omtrent EVC De ondersteuning van het portfolioproject
63
Methode: methodes gebruikt voor EVC De denktank EVC, kennisnetwerk EVC en onderzoek naar de competenties van de jeugdwerker Instrument: instrumenten gebruikt voor EVC Het portfolioproject HVC: herkenning van elders verworven competenties EVC
als
term
schrikt
af
terwijl
er
binnen
veel
organisaties
ruimte
is
voor
competentiebewustwording. Daarom kiezen voor een splitsing tussen EVC en HVC Diplomering: EVC en de diplomacultuur De term EVC voorbehouden voor alles wat leidt tot een certificaat Doelgroep: focus op de doelgroep De individuele jongeren moet steeds de focus blijven
Referentiekader: nood aan gemeenschappelijke taal, visie,… Er moet werk gemaakt worden van eenheid in EVC Afstemming: tussen organisaties, sectoren en beleidsdomeinen Afhankelijk van welke beleidstekst je leest, lees je een ander EVC-verhaal. Er is niet alleen nood aan eenduidigheid in het jeugdwerk maar ook over sectoren heen. Deze afstemming kan dan ook bijdragen tot een uitwisseling van ervaring over sectoren heen. In Antwerpen is zo een intersectoraal overleg reeds aan de gang Instrumentele diversiteit: Nood aan veelheid in projecten Instrumentalisering JW: jeugdwerk als tool Schrik dat bekendmaking van het leerproces binnen jeugdwerk gaat leiden tot een instrumentele inzet van het jeugdwerk Subsidiering: financiële overheidssteun Momenteel gebeurd subsidiering nog te veel op een projectmatige manier. Dit resulteert te vaak in een opbergen van het project als de geldstroom stopt 64
Gebruik methoden: correct gebruiken van beschikbare methodieken Methodes mogen niet misbruikt worden in het kader van subsidieverwerving Competentiebewustwording: stap voor HVC Jongeren moeten eerst bewust gemaakt worden van wat competenties en hoe ze hier over kunnen reflecteren Leerproces: jeugdwerk als leerproces Het is belangrijk naar andere actoren toe dat dankzij competenties ook kan aangetoond worden wat het jeugdwerk allemaal doet Kansengroepen: wat met kansengroepen Niet focussen op het Mattheus-effect. Iedereen kan sterker gemaakt worden Beleidszwakte: zwakte van het beleid Iedereen heeft een eigen referentiekader gemaakt maar niemand wil zijn harder werk nu zo maar delen met de anderen. Het beleid moet daarom op zoek gaan naar een eenduidig kader. Beleidssterkte: sterkte van het beleid EVC leeft. Vooral in de jeugdsector en dankzij het kennisnetwerk EVC komt er ook wat schot in de zaak. Beleidsfocus: focus van het beleid EVC mag niet gezien worden als DE oplossing voor kansengroepen. Het biedt echter wel mogelijkheden. Beleidsevolutie: kansen voor het beleid Nood aan communicatie en doorstroom tussen sectoren
65
Afbeelding 12: Schematische weergave interview Steunpunt Jeugd
9.2.3
Interview: Stad Antwerpen (Isabelle Van Damme & Axel Dingemans)
Vele van de coderingen uit het vorige interview kunnen we terugvinden in dit interview, doch er zijn enkel nieuwe coderingen bijgekomen. Voorts is het belangrijk om op te merken dat dit interview de visie van twee individuen uitdraagt en zeker bij de beschrijving van hun specifieke functies is er weinig overlap. Daarom dat soms een onderscheid gemaakt zal worden tussen A en I waarbij A voor Axel Dingemans staat en I voor Isabelle Van Damme. Expertise: expertise van organisatie omtrent jeugdwerk en EVC A: werkt voor de Stad Antwerpen op de dienst Werk en Economie aan het werkluik JCC I: werkt op de stedelijke jeugddienst. Zij voorzien in inhoudelijke, financiële en materiële ondersteuning Middel: manier waarop zij hun expertise benutten I: kadervorming en opvolging van de JCC's Doelstelling EVC: praktisch te realiseren doelstelling omtrent EVC A: JCC gebruiken als proeftuin voor alles rond EVC. Het is ook belangrijk om contact te houden met de drie departementen. I: Jeugddienst als regisseur van het beleid en opvolger van het Vlaamse beleid 66
Methode: methodes gebruikt voor EVC A: Competentieontwikkeling in het deeltijds onderwijs en samenwerkingsproject met de VDAB rond loopbanen I: Bekendmaken van EVC, overleg organiseren, financiële middelen voorzien voor partners Instrument: instrumenten gebruikt voor EVC A: arbeidscompetentiesbegeleiders in JCC HVC: herkenning van elders verworven competenties Is er wel nood aan beroepsprofielen binnen het jeugdwerk. En welke plaats heeft het jeugdwerk binnen de Vlaamse kwalificatie structuur Finaliteit: waar ligt het einddoel van EVC kadervorming binnen jeugdwerk past wel binnen de Vlaamse kwalificatie structuur maar dit mag niet de einddoelstelling zijn van het jeugdwerk. Participatie binnen het jeugdwerk is nu vaak ook al een onderdeel van een jongeren CV. Leerproces: jeugdwerk als leerproces Jeugdwerk is een vorm van educatie. Waarom is er dan zo weinig aandacht voor het leerproces binnen het jeugdwerk. Doelgroep: focus op de doelgroep De jongere moet steeds centraal blijven staan. Er moet ingespeeld worden op hun noden. Instrumentele diversiteit: nood aan veelheid in projecten Competentietrajecten zien als maatwerk. Voorts moet er ook oog zijn voor de noden van het stedelijk jeugdwerk. Drempel: drempels die jongeren ervaren bij het werken met EVC Nood aan laagdrempelige methodieken want alles is nog heel nieuw. Diplomering: EVC en de diplomacultuur EVC wordt gezien als een dreiging voor het jeugdwerk. Competenties wordt zeer formeel geïnterpreteerd.
67
Competentiebewustwording: stap voor HVC In comptentiebewustwording schuilt de kracht van het jeugdwerk. Sleutelcompetenties: jeugdwerk als stimulans voor sleutelcompetenties Werken aan sleutelcompetenties binnen het jeugdwerk. Assessment: implementatie assessment van competentie Misschien nood aan een extern examencentrum. Experimenteerruimte: Jeugdwerk als experimenteerruimte voor jongeren/beleid/organisaties Afstemming: tussen organisaties, sectoren en beleidsdomeinen Er is nood aan een sectoroverschrijdende werking want er zijn linken tussen arbeid onderwijs en jeugd. Spanningsveld: aangeven van spanningen tussen bvb onderwijs en EVC Er zijn twee belangrijke spanningsvelden: Jeugd en arbeid en jeugd en onderwijs.
Beleidsfocus: focus van het beleid Er is nood aan correcte verwachtingen: JCC zijn bv geen supertoeleidingscentra naar werk. Beleidszwakte: zwakte van het beleid Het beleid is een beleid in ontwikkeling. Hierdoor is er te weinig erkenning voor de reeds bestaande projecten. Beleidsevolutie: kansen voor het beleid Er is nood aan een breed draagvlak voor EVC. Er is veel gewerkt op lokaal niveau maar er moet nu gewerkt worden aan een breed beleid om rendementsverlies te vermijden. De overheid moet hierin een voorbeeldfunctie opnemen gepaard met een meer pragmatische houding. Voorts moet de overheid het EVC-verhaal ook in hun eigen beleidsinstrumenten integreren.
68
Afbeelding 13: Schematische weergave interview Stad Antwerpen
9.2.4
Interview: JCC Zappa (Hanneke Claessen)
Doel: doel van organisatie Een sterke wijk gerichte werking (Kiel) Expertise: expertise van organisatie omtrent jeugdwerk en EVC JCC: Jongerencompetentiecentrum Middel: manier waarop zij hun expertise benutten Vormingen en cursussen aanbieden. Jongeren een experimenteerruimte geven en het ter beschikking stellen van een grote evenementenzaal. Doelstelling EVC: praktisch te realiseren doelstelling omtrent EVC JCC Zappa probeert onder andere een tewerkstellingspeiler in te vullen.
69
Methode: methodes gebruikt voor EVC Samenwerkingsverbanden uitbouwen met andere partners: speelpleinwerking JOKI, Voetbalclub
Beerschot,
C-stick
project
voor
Zappacrew,
YAA,
Permanentieverantwoordelijken Instrument: instrumenten gebruikt voor EVC Cursussen, vormingen, C-stick Competentiebewustwording: stap voor HVC De term competenties wordt veel gebruikt maar jongeren weten niet altijd wat dit precies is. HVC: herkenning van elders verworven competenties Het is belangrijk om persoonlijk kwaliteiten van jongeren te ontdekken en hen zo te helpen bewustere keuzes te maken Emancipatie: nadruk op kracht van jongeren Werken rond zelfvertrouwen en geloof in eigen kunnen, alsook werken rond trots zijn op het eigen kunnen Tijd: tijd nodig bij jongeren om competenties en het denken hier rond te aanvaarden Jongeren werken rond competenties in hun vrije tijd. Voorts moeten zij ook de tijd krijgen om te wennen aan competenties. Competentiebewustwording moet steeds gebeuren op het tempo van de jongere Peers: jeugdwerk als groepsproces Het helpt als jongeren competentieontwikkeling samen met hun leeftijdsgenoten kunnen doen. Voorts helpt het ook als zij dit zijn bij anderen. Kansengroepen: wat met kansengroepen Het is makkelijk om te werken met jongeren die gestimuleerd worden van thuis uit. De uitdaging ligt om te werken met jongeren die veel minder kansen krijgen. Overdaad: overaanbod en te veel nadruk op competenties bij jongeren Er wordt te veel gewerkt rond competenties soms. Er is ook een overaanbod. Drempel: drempels die jongeren ervaren bij het werken met EVC De nadruk op meetbaarheid van competenties werkt zeer drempelverhogend. 70
Experimenteerruimte:
jeugdwerk
als
experimenteerruimte
voor
jongeren/beleid/
organisaties. Jeugdwerk is heel breed en laat veel ruimte om te experimenteren. Leerproces: jeugdwerk als leerproces Er zou een link moeten zijn tussen je CV en alles wat je in het jeugdwerk doet. Jeugdwerk is een zinvolle vrijetijdsbesteding, als daar meer uit voortvloeit mag dit ook zo benoemd worden. Beleidszwakte: zwakte van het beleid Het beleid weet zelf niet goed waar het naar toe wil. Voorts is er ook zeer weinig opvolging van de bestaande projecten. Beleidssterkte: sterkte van het beleid Er is veel ruimte voor EVC binnen het beleid. Beleidsfocus: focus van het beleid Momenteel is het beleid te veel gefocust op cijfers en meetbaarheid. De huidige ideeën over competenties zijn vaak niet al te vrijetijdsgericht. Beleidsevolutie: kansen voor het beleid Er is nood aan een netwerk of stuurgroep rond competenties. Afstemming: tussen organisaties, sectoren en beleidsdomeinen Nood aan linken over sectoren heen.
71
Afbeelding 14: Schematische weergave interview Zappa
9.2.5
Interview: JES Antwerpen (Filip Balthau)
Doel: doel van organisatie Het doel van JES is drieledig: Inzetten op verschillende domeinen (arbeid/EVC/onderwijs), innoverende projecten opzetten maar ook consolideren en voorzien in een laagdrempelig en positief aanbod. Expertise: expertise van organisatie omtrent jeugdwerk en EVC Werken
op
basis
van
een
landelijk
project
en
uitbouwen
samenwerkingsverbanden Middel: manier waarop zij hun expertise benutten Stadslabo. Doelstelling EVC: praktisch te realiseren doelstelling omtrent EVC EVC uitdiepen op verschillende niveaus: internationaal, regionaal, Vlaams Uitdiepen C-stick naar andere domeinen toe.
72
van
stedelijke
Methode: methodes gebruikt voor EVC Internationaal: C-stick uitbreiden naar andere landen om te bewijzen dat portfolio's los kunnen breken uit het academische luik Vlaams: EVC-ontwikkeling, denktank EVC Kansenplan: jongeren in de Branderij Kadervorming Instrument: instrumenten gebruikt voor EVC Ervaringsbewijs social talk, C-stick, ontwikkeling van competentietrajecten voor andere organisaties, “Bongo-bon” competenties Emancipatie: nadruk op kracht van jongeren Jongeren zien als zelfbezielers en geloven in hun potentieel Finaliteit: waar ligt het einddoel van EVC Authenticiteit en verantwoordelijkheid zouden het einddoel moeten zijn van een EVC traject Peers: jeugdwerk als groepsproces Participatie, betrokkenheid en respect van pers zijn belangrijke aandachtspunten voor EVC Men moet uitkijken voor individualisering als norm. Werken met competenties met een socialiserend proces zijn (binnen jeugdwerk). Diversiteit Diversiteit als aandachtspunt. Evolutie: welke stappen moeten nog ondernomen worden betreffende jongeren en EVC Niet alleen voorzien in stimulansen maar ook een aanbod durven neerzetten naast die stimulansen Drempel: drempels die jongeren ervaren bij het werken met EVC het begrip competentie ligt zeer moeilijk bij jongeren Methode: knelpunt: knelpunten in de beschikbare methodieken Hoe gaan we competenties erkennen binnen het jeugdwerk
73
Diplomering: EVC en de diplomacultuur Competenties niet als diploma of certificaat voor een goede job. Voorzichtig omspringen met diplomering binnen jeugdwerk Leerproces: jeugdwerk als leerproces Het leerproces is minstens even belangrijk als finalisering van dat leerproces. Het jeugdwerk heeft veel schrik om zich als leeromgeving te positioneren dus aandacht zou eerst en vooral naar het proces moeten gaan. Kansengroepen: wat met kansengroepen Competenties mogen niet de nieuwe norm worden anders wordt er een nieuwe restklasse gecreëerd. Het is echter wel belangrijk om jongeren te belonen voor wat ze bereiken binnen een competentietraject om de negatieve cirkel te doorbreken (cfr. Maatschappelijke kwetsbaarheidstheorie) .EVC kan een eerste vorm van diploma zijn dat sommige jongeren ontvangen. Afstemming: tussen organisaties, sectoren en beleidsdomeinen Het is belangrijk om aandacht te hebben voor het samenspel tussen onderwijs en competenties. Voorts moet er aandacht zijn voor de jongeren die school, competenties en vrije tijd combineert. HVC: herkenning van elders verworven competenties Jeugdwerk is een te kleine sector om in te staan voor erkenning. Jeugdwerk kan echter wel een belangrijk bijdrage leveren aan herkenning. Lacune: lacune binnen het beleid Er geen sprake van een beleid. Beleidssterkte: sterkte van het beleid Er zijn veel initiatieven en instrumenten. Vlaanderen toont duidelijk EVC in ontwikkeling. Beleidszwakte: zwakte van het beleid Weinig toegankelijke procedures voor kansengroepen.
74
Beleidsfocus: focus van het beleid Een EVC-beleid overstijgt het sectorale perspectief langs de ene kant. Langs de andere kant moet er aandacht zijn voor de diversiteit over sectoren heen. Een EVC-beleid moet zich richten op het helpen van mensen bij transities in hun leven. Beleidsevolutie: kansen voor het beleid De echte uitdaging zal zijn afstemming te creëren tussen sectoren en tegelijkertijd een sectoroverschrijdende visie op EVC ontwikkelen. Om dit voor het jeugdwerk te kunnen is er nood aan antwoorden op vier vragen. Wat is de rol van het jeugdwerk en het sociaalcultureel werk? Hoe vertalen we competenties van de ene naar de andere setting? Hoe stemmen we instrumenten af met het oog op verschillende noden? Hoe bewaken we de toegankelijkheid voor kansengroepen?
75
Afbeelding 15: Schematische weergave interview JES
9.3 Reductiefase In deze fase werd op basis van vergelijking van de verschillende interviews met elkaar op zoek gegaan naar enkele centrale codes. Het is de bedoeling deze codes verder te gebruiken in fase 4 om zo een rode draad doorheen de interviews te kunnen schetsen. De codes zijn geselecteerd op basis van volgende kenmerken: veelheid, belang volgens de geïnterviewden en relevantie voor de theorie. Met veelheid doel ik op frequentie van voorkomen binnen de interviews of na codering. Belang volgens de geïnterviewden is bepaald tijdens het interview en relevantie voor de theorie doelt op belang voor de volledigheid van het eindresultaat. Concreet komt het neer op volgende overkoepelende pijlers: organisatie, jongeren en hun jeugdwerk en beleid. De kernbegrippen die naar voren worden geschoven zijn: expertise, methodes en instrumenten, HVC, emancipatie, finaliteit, drempels, kansengroepen, leerproces, beleidszwaktes, beleidssterktes, beleidsfocus, beleidsevolutie, andere randvoorwaarden, aandachtspunten jeugdwerk. In bijlage valt concreet te bekijken hoe de verschillende coderingen zijn 76
samengevoegd en hergecodeerd zijn. Wat omvatten deze kernbegrippen nu precies? Expertise omvat alles wat de organisaties beslaat: hun doelstellingen, de middelen die zij inzetten en hun specifieke expertise binnen het jeugdwerk Methodes en instrumenten: omvat de diversiteit aan methodes en instrumenten binnen het werkveld HVC: dit staat letterlijk voor het herkennen van elders verworven competenties. Het draait om competentiebewustwording maar ook een stuk om de ontwikkeling van competenties Emancipatie: dit gaat over de nadruk van EVC en HVC op de kracht van jongeren, hun zelfvertrouwen en het geloof in eigen kunnen en talenten en hoe hier op ingespeeld dient te worden Finaliteit: dit zijn de doelstelling van EVC, het assessment van competenties en de finaliteit van het werken rond competenties Drempels: dit omvat alle drempels die jeugdwerkers kunnen tegenkomen tijdens het werken met competenties Kansengroepen: dit gaat over de nadruk die al dan niet op liggen op het werken met maatschappelijk kwetsbare jongeren Leerproces: dit gaat over het jeugdwerk en zijn educatieve functie Beleidszwaktes: dit spreekt voor zich; alle zwaktes aangegeven door de geïnterviewden Beleidssterktes dit spreekt voor zich; alle sterktes aangegeven door de geïnterviewden Beleidsfocus: de nadruk van het beleid waar deze al dan niet moet liggen Beleidsevolutie: stappen die het beleid nog dient te zetten om EVC een grotere gedragenheid te geven Andere randvoorwaarden: overige voorwaarden die niet verloren mogen gaan in de theorie 77
Aandachtspunten jeugdwerk: werkpunten voor het jeugdwerk
9.4 Fase 4: Integratiefase
Afbeelding 15: Schematische weergave van het eindresultaat
In fase 4 werden alle geselecteerde codes geïntegreerd in een samenhangend resultaat. Het resultaat kan dan ook gezien worden als de theoretische schets van hoe zo een draagvlak voor EVC er kan uitzien. Het kan echter ook een beeld geven van welke factoren allemaal in rekening gebracht moeten worden om een gedragen EVC-beleid op poten te zetten of zelfs EVC gedragenheid te geven binnen de samenleving. Het eindresultaat is opgedeeld in drie pijlers die elk kort even worden toegelicht.
9.4.1
Pijler 1: Organisatie
Elke organisatie vertrekt vanuit zijn eigen achtergrond wanneer het over EVC gaat. Zij bezitten expertise op verschillende niveaus. Ze hebben hun eigen manier van werken met jongeren. Verschillende doelstellingen die zij moeten halen en zo verder. Diversiteit is hier het kernwoord. Het is dan ook belangrijk om deze diversiteit te respecteren en deze een 78
weerslag te laten vinden in het gebruik van methoden en instrumenten voor EVC. Een instrumentele diversiteit is belangrijk zonder dat deze uitmondt in een wildgroei van instrumenten.
9.4.2
Pijler 2: Jongeren en hun jeugdwerk
Als organisatie werken met jongeren rond EVC bestaat uit drie belangrijke delen : randvoorwaarden, knelpunten en de rol van het jeugdwerk. Als randvoorwaarden (in volgorde van relevantie) kunnen we HVC, emancipatie, finaliteit en andere duiden. HVC is een zeer belangrijk begrip als we kijken naar jongeren en hun competenties. Dit begrip lijkt zelfs belangrijker dan EVC. Een tweede zeer belangrijke randvoorwaarde is emancipatie. EVC dient gebruikt te worden om jongeren te stimuleren, zelfvertrouwen te geven, zichzelf beter te leren inschatten. Hierop sluit finaliteit mooi aan. Hoewel dit kernbegrip ook een knelpunt kan zijn heb ik ervoor gekozen om het onder randvoorwaarden in te brengen. Het is belangrijk om het einddoel van EVC voor ogen te houden wanneer we werken met jongeren. Hierbij is het zeer belangrijk om vanuit een formatief spoor te denken : jongeren te leren omgaan met competenties zodat zij deze kunnen toepassen in hun latere levensloop. Niet zo zeer expliciet werken rond arbeidstoeleiding of opleiding. Sleutelcompetenties zijn hier een kernwoord. Ten slotte zijn er nog andere randvoorwaarden zoals subsidies, peers, en tijd. Wat knelpunten betreft kunnen we deze op twee punten situeren. Allereerst zijn er de drempels waarmee zowel jongeren als organisaties mee worden geconfronteerd. Het gaat hierbij om nood aan laagdrempelige methodes, motivatie bij jongeren, het gebrek aan civiele draagkracht van EVC en meetbaarheid. Een tweede knelpunt situeert zich op het begrip kansengroepen. Hier dient de vraag gesteld te worden in hoeverre moeten EVC -instrumenten ontwikkeld worden voor DE jongere of voor de jongere die het extra nodig heeft. Tot slot is er nog de rol van het jeugdwerk. Als belangrijkste wordt hier aangehaald dat het jeugdwerk moet durven uitkomen voor zijn educatieve functie. Er dient ruimte te worden gemaakt voor dit leerproces en het herkennen van dit leerproces. Langs de andere kant zijn er enkele aandachtspunten die in rekening moeten gebracht worden. Het jeugdwerk mag geen tool worden. Het jeugdwerk is een plaats waar jongeren komen experimenteren. Experimenten met competenties dient daar een deel van te worden. Zonder dat dit de enige nadruk van het jeugdwerk wordt. Nu dat EVC ingeburgerd geraakt binnen het beleid dient het niet de enige leidraad van dit beleid te worden. Het is de taak van het jeugdwerk om daarover te waken.
79
9.4.3
Pijler 3: Beleid
Ook voor het beleid is er een grote taak weggelegd. Het beleid moet immers vinger aan de pols houden wat nieuwe ontwikkelingen betreft en hierop blijven anticiperen. Er zijn dan ook vier kernbegrippen waarrond we het beleid kunnen situeren. Als eerst zijn er de sterktes van het beleid. Deze ligt in het geloof in EVC. Het gaat over een Vlaanderen dat wil investeren in EVC en nieuwe initiatieven wil blijven stimuleren Hiertegenover staan de zwakte van het beleid. De zwakte van het beleid valt steeds opnieuw te herleiden naar een gebrek aan consequent beleid. Er is een te diverse aanpak van EVC over sectoren heen maar geen globaal Vlaams EVC - beleid. Als derde hebben we de focus van het beleid. Het gaat hierbij over de nood aan nadruk op het vrijetijdsaspect van jeugdwerk. EVC wordt nog te instrumenteel benaderd in het huidig beleid. De nadruk ligt vaak op wat EVC kan beteken voor het onderwijs of voor arbeid en niet voor de jongeren zelf. Bij al deze punten kunnen we dan tot slot de kanttekening maken: waar moet dit beleid nu naar toe? De evolutie van het beleid. Deze rol kunnen we samenvatting in twee woorden: keuzes en afstemming. Allereerst dient het beleid keuzes te maken. Keuze in begrippen, instrumenten, focus en zo verder. Er dient een referentiekader gecreëerd te worden. Ten tweede dient er een afstemming tussen sectoren te worden gecreëerd. Het is noodzakelijk dat EVC als een beleidsrotonde wordt beschouwd waarbij elke sector binnen eenzelfde referentiekader toch zijn eigen unieke aanpak rond EVC kan bewerkstelligen.
80
DEEL IV
CONCLUSIE
81
10 INTERPRETATIE VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN 10.1 Is er een beleid omtrent EVC en in hoeverre betrekt dit beleid het jeugdwerk? Doorheen onderzoek en literatuur wordt duidelijk dat er sprake is van beleidsruimte voor EVC. Het zou veel gezegd zijn om te spreken van een duidelijk beleid. Zowel binnen de interviews als binnen voorgaand onderzoek wordt duidelijk gewezen op een gebrek aan eenduidige kaders en richtlijnen betreffende EVC. Het beleid dat voorhanden is spitst zich voornamelijk toe op de sectoren onderwijs en werk. Deze sectoren worden door de bevraagden aangegeven als relevante partners in een overkoepelende EVC-beleid. Anderzijds geven ook zij aan schrik te hebben voor een mogelijke instrumentalisering van het jeugdwerk. Jeugdwerk moet steeds een onafhankelijk partner blijven en mag niet ten dienste gesteld worden om het beleid van één van de andere sectoren ten goede te komen. Jeugdhuizen mogen geen arbeidstoeleidingscentra worden noch zijn zij verantwoordelijk voor de algemene vorming die onderwijs jongeren te bieden heeft. Het zijn deze in onderzoek aangereikte spanningsvelden die ook hier weer boven komen drijven. Als we het beleid gaan bekijken op zijn verschillende niveau's kunnen we nog enkele interessante vaststellingen doen.Het gaat hierbij om de drie in het onderzoek aangereikte niveau's: Europees, Vlaams en binnen Antwerpen zelf. Wat Europees niveau betreft zien we een sterke nadruk op overdraagbaarheid van competenties over landen heen. Er wordt een sterke globaliseringsgedachte uitgedragen door dit beleid. Mensen verplaatsen zich over landen heen, zeker wat werken betreft. Het is dan ook de uitdaging van een Europees beleid om daar op in te spelen. Dit staat in sterk contrast met het Vlaams beleid waar een overdraagbaarheid van competenties zelfs over sectoren heen nog heel ver af is. In Vlaanderen zijn er veel stimulansen en opportuniteiten voor EVC maar nog geen globale visie. Antwerpen staat hier een beetje buiten aangezien er binnen de JCC‟s wel verschillende stappen worden ondernomen om jeugdwerk, arbeid en onderwijs te bundelen onder één dak. Maar ook Antwerpen wacht op een globaler beleid om met hun eigen methodes en instrumenten op te kunnen aansluiten.
82
10.2 Is er een draagvlak voor dit beleid door het jeugdwerk? In het begin van deze thesis heb ik er voor gekozen om volgende definitie te gebruiken voor het draagvlak: een door belangen ingegeven evaluatie van de politieke situatie door doelgroepen van een beleid, waaraan een doelgroep actieve of passieve steun verleent of juist weerstand biedt. Doorheen mijn interviews heen werd echter duidelijk dat deze definitie niet allesomvattend genoeg is om het draagvlak voor EVC weer te geven binnen Vlaanderen. Dit om de heel eenvoudige reden dat er niet één beleid is. Het beleid rond EVC is een eclectische verzameling over sectoren heen. Daarom dat het draagvlak EVC uit meerdere pijlers diende te bestaan dan enkel een attitude over het beleid. Het beleid maakt een deel uit van het draagvlak net zoals de organisaties maar als aanvulling heb ik hierbij jongeren en hun jeugdwerk gevoegd. Veel van de interviews kwamen hier immers op terug. De pijler jongeren en hun jeugdwerk kan op twee manieren gelezen worden. Langs de ene kant is het een aanknopingspunt voor organisaties zelf : hoe kunnen zij met jongeren werken rond EVC en wat mogen zij niet vergeten tijdens het positioneren van zichzelf. Langs de andere kant is het een referentiepunt voor het beleid : welke aanpak rond EVC leent zich het best voor jongeren, uit welke randvoorwaarden dient zo een aanpak te bestaan en hoe kan het beleid hierop anticiperen. Tevens schetst deze pijler de rol en verantwoordelijkheid die het jeugdwerk wil opnemen, met als belangrijkste conclusie de introductie van het begrip HVC binnen het jeugdwerk. Dit begrip omschrijft alles waar het jeugdwerk terughoudend tegenover staat en langs de andere kant biedt het een oplossing. HVC, de herkenning van elders verworven competenties, lijkt voor de meeste partners een aanvaardbare manier van werken rond competenties. Het verplaatst de druk van EVC en vooral de diplomerende tendens die men hier vaak aan koppelt. HVC is minder dwingend en laat ook vele meer ruimte tot een instrumentele diversiteit, aangezien herkennen van competenties en werken met jongeren rond hun talenten een veel minder formele insteek is dan het eigenlijke erkennen. HVC draait rond bewustwording in de eerste plaats en ontwikkeling in de tweede plaats. Het gaat over het benoemen van een leerproces zowel vanuit jongeren als vanuit organisaties. Ook ander onderzoek wijst uit dat door te kiezen voor een splitsing in finaliteit het werken met competenties voor alle partners een aanvaardbare manier van werken worden. Het uiteindelijke doel van deze schets ligt tot slot in het verhogen van een civiel effect voor EVC. Ook binnen dit onderzoeksopzet is EVC voor alle bevraagden een positieve ontwikkeling binnen het jeugdwerk. In hoeverre dat er voor een beoordelingsstandaard en kwaliteitsstandaard binnen het jeugdwerk ruimte is, blijven zij echter in het ongewisse. Er wordt gesproken van erkenning maar sommige onder hen vinden dat die erkenning zelfs niet binnen het jeugdwerk dient te gebeuren. Het jeugdwerk lijkt volgens de bevraagden het
83
meest weggelegd voor de taak van competentiebewustwording bij jongeren en hun helpen in de keuzes die hun leven verder zullen bepalen. Concluderend kunnen we stellen dat er een draagvlak in ontwikkeling is en dat het uitgetekende schema weergeeft op welke pijlers er dient ingespeeld te worden om dit draagvlak kracht bij te zetten.
10.3 Zijn er wijzigingen in het beleid nodig? De belangrijkste wijziging waar alle bevraagden het over eens zijn is de volgende: het is tijd om actief beleid te gaan voeren en keuzes te maken. Niet enkel een beleid dat jeugdwerk en EVC omvat maar een beleid dat EVC als maatschappelijk thema op de kaart zet over sectoren heen. Vanuit het maatschappelijke middenveld en de organisaties zien we dat er stappen worden ondernomen om bruggen te slaan waar het EVC betreft. Het is langs de andere kant ook zeer belangrijk om de factor tijd in rekening te brengen. Als we de vergelijking trekken met Groot – Brittannië, waar ze een zeer stabiel EVC beleid hebben, moet we dit ook bekijken in het licht van een proces dat reeds 30 jaar bezig is. Terwijl wij binnen Vlaanderen slechts zes jaar geleden voor het eerst de combinatie jeugdwerk en EVC zijn beginnen overwegen. Net daarom moeten de kritieken op het beleid gelezen worden als beginnersfouten, als een beleid in ontwikkeling. Bepaalde factoren voor die keuzes in beleid stemmen in grote maten overeen met wat in onderzoek werd aangetroffen. Duidelijkheid, het scheppen van randvoorwaarden en de overheid als financiële partner zijn stuk voor stuk verzuchtingen die de bevraagden ook aan de dag legden. Kort gesteld is het tijd voor keuzes. Tijd om een richting te kiezen voor een Vlaams overkoepelend EVC - beleid en van daaruit partners beginnen sturen. Dit wil zeggen dat sommige projecten verloren zullen gaan maar andere projecten eindelijk de steun en verdere ontwikkeling krijgen die ze verdienen. Dit wil ook zeggen dat de Vlaamse regering aan tafel moet gaan met alle belangengroepen en niet enkel die partners verkiezen die economisch belangrijk zijn. EVC is een project dat staat of valt met haar civiele reikwijdte. Daarom is het belangrijk om in te zetten op zo veel mogelijk vlakken. Dit houdt ook in bedrijven en scholen stimuleren om hun eigen competentiedenken te hertekenen of zelfs rekening te houden met nieuwe vormen van schoolgaan en leren. Het werken met EVC mag geen nieuw sociaal uitsluitingsmechanisme worden. Met het oog op het Mattheuseffect moet er steeds gewerkt worden aan nog lagere drempels, zonder dat de er enkel ingezet wordt op kansengroepen ten einde een brede gedragenheid van EVC doorheen alle jongeren ten goede te komen.
84
11 BEPERKINGEN EN STERKTEN VAN DIT ONDERZOEK Wat beperkingen van dit onderzoek betreft, dient zich eerst en vooral de factor validiteit aan. Hoewel ik verschillende bronnen heb gebruikt, heb ik mij wel beperkt tot het Antwerpse verhaal. De vraag is dan ook in hoeverre mijn resultaten dan ook gedragen worden binnen Vlaanderen. Eén van mijn geïnterviewden stelde dit zeer mooi: als we kijken naar het Vlaams beleid is het alsof je twee jaar terug kijkt in de tijd. In dat opzicht heb ik gekozen voor Antwerpen omdat dit een mooi referentiepunt is van hoe het werken met EVC kan zijn. Voorts is dit slechts een aftastend onderzoek. Ik heb bewust gekozen voor kwantitatief onderzoek daar er nu nog te weinig gegevens beschikbaar zijn over EVC in het jeugdwerk. Met als gevolg dat het resultaat van dit onderzoek eerder een theoretische schets is van wat is en wat kan zijn, dan harde bewijzen van wat de praktijk kan omvatten. Wat mij verder brengt naar de sterktes van dit onderzoek. Door mijn beperkte doelgroep heb ik wel de mogelijkheid gehad om diepgaand te werken en een uitgebreide schets te maken van waar zij mee bezig zijn en erop inspelen om zo tot een zeer helder schema te komen van wat een draagvlak zou kunnen zijn.
12 AANBEVELINGEN Als aanbeveling naar verder onderzoek zou ik graag het volgende naar voor schuiven. Allereerst is het relevant om de steekproef uit te breiden. Ik denk hierbij aan organisaties opnemen die helemaal niet bezig zijn met EVC en hier ook niet van willen weten of verder te gaan kijken over Vlaanderen heen. Ten tweede lijkt het mij aangewezen om verder te werken met het opgestelde schema. Zoals ik al zei kan dit schema op verschillende manieren worden gelezen. Dit laat dan ook de ruimte om het verder te ontwikkelen tot een soort van tool waarbij organisaties kunnen peilen naar de gedragenheid van EVC binnen hun organisatie. Of waarmee het beleid kan peilen naar de functionaliteit van hun eigen beleid. Kortom : ik denk dat dit onderzoeksthema veel potentieel heeft en zeker in de gaten moet worden gehouden naar mate het beleidslandschap in Vlaanderen zichzelf hertekent.
85
DEEL V
BIBLIOGRAFIE
86
ASDAN & U.K. Youth. (2006) A guide to youth challenges and youth achievement awards. Boedeltje,M & de Graaf, L. (2004). Draagvlak nader bekeken. Een verkenning van het begrip draagvlak binnen interactief beleid op lokaal niveau vanuit een normatief en instrumenteel perspectief. Paper voor het politicologenetmaal, 26 en 27 mei 2004, Antwerpen. Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Boom onderwijs: Boom. Callewaert, B., Carnel, K., Tratsaert, P. & Vaesen M. (2005). Volwaardig evenwaardig: Het formeel erkennen van eerder verworven competenties. Leuven/Voorburg: Acco. Cel omgevingsinformatie (2008) Geografie in cijfers. Geraadpleegd op 1 juni 2009 via http:// www.antwerpen.be/docs/Stad/Bedrijven/Districts_en_loketwerking/fysische_geografie_ print_juni2008.pdf Colardyn, D. (2002). Lifelong learning: which ways forward. Utrecht: Lemma Publishers. Colley, H., Hodkinson, P. & Malcolm, J. (2002) Non-formal learning: mapping the conceptual terrain. A Consultation Report, Leeds: University of Leeds Lifelong Learning Institute. Commissie van de Europese gemeenschappen. (2000) Memorandum over levenslang leren. Geraadpleegd
op
21
juli
2009
via
http://ec.europa.eu/education/policies/2010/doc/memonl.pdf Commissie van de Europese Gemeenschappen. (2001). Witboek van de Europese commissie: een nieuw elan voor Europa‟s jeugd. Brussel. Commissie
van
de
Europese
Gemeenschappen.
(2005).
Naar
een
Europees
Kwalificatiekader voor een leven lang leren.Brussel. Drucker, P. (1994, November). The Age of Social Transformation. The Atlanctic Monthly, 24,11-15. Elchardus, M. (2007) Sociologie: een inleiding. Amsterdam: Pearson Education.
European Commision. (2001). Making a European area of lifelong learning a reality. 87
Graadpleegd op 11 juni 2009 via http://www.acc.eu.org/uploads/LifeLongLearningCom.pdf Europese Commissie . (2008). Het europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (EKK), Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen. NEC Vlaanderen. (s.d.) Wat is Europass? Geraadpleegd op 21 juli 2009 van
http://www.europass-vlaanderen.be/ Europees Parlement. (2000). Conclusies van het voorzitterschap. Geraadpleegd op 23 augustus
2008
via
http://europa.eu/scadplus/leg/nl/cha/c10241.htmhttp://www.europarl.europa.eu/summits/lis1_ nl.htm European Union (2006). Recommendation of the European parliament and of the council of 18 December 2006 on key competences for lifelong learning, Official Journal of the European Union. L 394/10. Janssens, K. & Debusscher, M. (2007). Kennisnetwerk en kwaliteitsbewaking van EVC Vlaanderen. Universiteit Gent. JES. (s.d.). Competentiegericht werken &C-stick, digitaal portfolio voor sleutelportfolio voor sleutelcompetenties. Geraadpleegd op 22 oktober 2009 via www.c-sticks.be JINT. (2005). Themadossier: Jeugdwerk leert je wat. Brussel. Lesthaege, R. & Neels, K. (2008). Inleiding onderzoeksmethoden in mens- en maatschappijwetenschappen. Acco: Leuven. Meeus, W. (2007). Inventarisatie en analyse van portfolio's in Vlaanderen. Universiteit Antwerpen. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. (2002). Ruim baan voor competenties: Advies voor
een
model
van
(h)erkenning
van
verworven
competenties
in
Vlaanderen:
beleidsconcept en aanzet tot operationalisering. Brussel: Print Marketing BVBA. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. (2003). Het pact van Vilvoorde in concrete Cijfers: De opvolging van 21 doelstellingen. Brussel: Deckers Druk.
N.N. (S.D.) Actieplan: een leven lang leren in goede banen. Geradpleaegd op 4 88
augustus
2009
via
http://www.werk.be/beleid/competentiebeleid/documenten/leren_actieplan.pdf OCMW Antwerpen (2007). Lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 Verkregen op 13 juni 2009 via http://ocmw.antwerpen.be/Openbare_zittingen/Verslag_06112007_bijlage03.pdf Stad Antwerpen. (s.d.). Antwerpen is een kinderen- en jongerenmetropool: stedelijk beleidsplan
2008-2010 .
Verkregen
op
12
juli
http://jeugd.antwerpen.be/download.axd?id=1533&name=2%20
-
2009
via
%20Stedelijk
%20jeugdbeleidsplan%202008%20-%202010%20- %20Goedgekeurd%2017%20december %202007.pdf OECD. (2008). Thematic Review on Recogniation of Non-Formal and Informal Learning. Country background report Flanders (Belgium). Brussel: Scheys. Sels, L., Forrier, A., De Vos, A., Buyens, D., Dewettinck, K. & De Winter, C. (2007). Eindtekst:
de
competentie
agenda.
Geraadpleegd
op
23
augustus
2008
via
http://www.werk.be/beleid/competentiebeleid/documenten/Competentieagenda_eindtekst.doc Socius. (2006). Erkennen van elders verworven competenties: Visietekst. Brussel: Socius. Steunpunt Jeugd. (2009). Competenties waarderen in de jeugdsector. Een eigen kijk op het comptentieverhaal .
Geraadpleegd
op
22
oktober
2009
via
http://www.steunpuntjeugd.be/uploads/documents/Dossier_Competenties_SPJ_2009.pdf Stad Antwerpen/Lerende stad. (2007). WACKER: Hoe jongeren hun elders verworven competenties in kaart laten brengen. Duffel: Drukkerij De Bie Verschuren, P. (2003). Case study as a research strategy: some ambiguities and opportunities. International journal of Social Research Methodology. Vol. 6, 2, 121-139. Vlaamse Jeugdraad. (2008).
Advies: Bedenkingen over het EVC en EVK debat naar
aanleiding van het OESO-rapport over de erkenning van niet-formeel en informeel leren. Geraadpleegd
op
22
oktober
2009
via
http://www.vlaamsejeugdraad.be/wp-
content/files_flutter/1253188910Advies0804EVCenEVKnavhetOESOrapport.pdf
Vlaamse regering (2005). (Mee)spreken, (mee)spelen, (mee)doen: Het jeugdbeleidsplan van 89
de Vlaamse regering 2006-2009. Van Gaens: Brussel. VLOR-Vlaamse Onderwijsraad. (2002). Elders verworven competenties:Vergelijkende studie van systemen voor erkenning in Groot-Brittannië, Frankrijk, Nederland, Duitsland en Finland. Leuven/Apeldoorn: Garant Werkgroep EVC. (2002). Ruim baan voor competenties: Advies voor een model van (h)erkenning van verworven competenties in Vlaanderen: beleidsconcept en aanzet tot operationalisering. Brussel: Print Marketing BVBA.
90
DEEL VI
BIJLAGEN
91
Inhoudsopgave Bijlagen 1 BIJLAGE 1: FASE 2 1.1 Interview 1: Formaat (Stijn Belmans) 1.2 Interview 2: Steunpunt Jeugd (Bert Pieters) 1.3 Interview 3: Stad Antwerpen (Isabelle Van Damme & Axel Dingemans) 1.4 Interview 3: JCC Zappa (Hanneke Claessen) 1.5 Interview 5: JES Antwerpen (Filip Balthau) 2 BIJLAGE 2: RESULTATENLIJST FASE 3 2.1 EXPERTISE: expertise van organisatie omtrent jeugdwerk en EVC 2.2 METHODE: Methodes gebruikt voor EVC 2.3 HVC: Herkenning van elders verworven competenties 2.4 EMANCIPATIE: nadruk op kracht van jongeren 2.5 FINALITEIT: waar ligt het einddoel van EVC 2.6 KANSGROEPEN: wat met kansengroepen 2.7 DREMPEL: drempels die jongeren ervaren bij het werken met EVC 2.8 LEERPROCES: jeugdwerk als leerproces 2.9 BELEIDSZWAKTE: zwakte van het beleid 2.10 BELEIDSSTERKTE: sterkte van het beleid 2.11 BELEIDSFOCUS: focus van het beleid 2.12 BELEIDSEVOLUTIE: kansen voor het beleid 2.13 Aandachtspunten jeugdwerk 2.13.1 Instrumentalisering JW: jeugdwerk als tool 2.13.2 Andere randvoorwaarden 3 BIJLAGE 3: INTERVIEWS 3.1 Formaat 3.2 Steunpunt Jeugd 3.3 JES 3.4 Stad Antwerpen 3.5 Zappa
92
13 BIJLAGE 1: FASE 2 13.1 Interview 1: Formaat (Stijn Belmans) ORGANISATIE •
Overkoepelende organisatie jeugdhuizen in Vlaanderen (Doel)
•
Verspreiden jeugdhuismethodiek (expertise)
•
Lidmaatschapservice (middel)
•
Praktische ondersteuning: korting SABAM, goedkopere vorming (middel)
•
Inhoudelijke ondersteuning: informatieluik, maandelijkse publicaties, infotheek, vragen en problemen van jeugdhuizen aanpakken (middel – expertise)
•
Vorming organiseren: kader + vrijwilligers, op locatie of in jeugdhuizen zelf (middel – expertise)
•
Internationale samenwerking (expertise)
PROJECTEN •
Resultaten van voorgaande projecten laten doorsijpelen naar het werkveld (Doelstelling EVC)
•
Wacker-project (methode - instrument)
•
Competentie project West-Vlaanderen (methode)
•
Competentiesprint (methode – instrument)
•
Portfolioproject opvolgen (EVC - doelstelling)
•
Inspelen op stadwerk: JCC‟s (EVC - doelstelling)
•
Denktank EVC (methode)
•
EVC in vorming integreren (EVC - doelstelling)
•
Europees Congres (methode)
AANDACHTSPUNTEN •
Niet altijd erkennen maar ook herkennen van competenties (HVC)
•
Zelfvertrouwen van jongeren (emancipatie)
•
Echte erkenning is niet altijd het belangrijkste en misschien ook niet de verantwoordelijkheid van het jeugdwerk (finaliteit)
•
Blijven vooruitgaan in de discussie (evolutie)
•
Weg van het mattheus-effect: een systeem enkel voor zwakkere jongeren is geen geheel gedragen systeem (kansengroepen)
•
Uitgangspunt moet de kracht van alle jongeren zijn, zowel sterk als zwak (emancipatie)
•
Niet nog meer projecten ontwikkelen maar tijd maken voor een volgende stap (evolutie)
KNELPUNTEN •
Drempel: goede insteek nodig om met competenties aan de slag te gaan (drempel)
•
Motivatie moet vanuit jongeren zelf komen (drempel)
•
Vrijwilligheid: het moet vrijwillig gebeuren maar die vrijwilligheid is ook een drempel want zonder aanleiding wordt er minder aandacht aan besteed (drempel)
•
93
Nood aan nog laagdrempeligere werkmethoden: informele gesprekken bvb. (methode: knelpunt)
•
Vastleggen van competenties is ook moeilijk: wordt heel gemakkelijk gereduceerd tot schrijven schrijven schrijven (methode: knelpunt)
ROL VAN HET JEUGDWERK •
Jeugdwerk als plaats om competenties aan te sterken (competentieontwikkeling)
•
Het gaat vooral over attitudes van jongeren (competentieontwikkeling)
•
Elke jeugdwerkvorm = leren, dus nood aan bewustzijn voor dit proces (leerproces)
•
Nood aan een moment van terugblik in het jeugdwerk: kijken naar wat je geleerd hebt (assessment)
•
Voorbereiden van jongeren op assessment, niet enkel competentiegericht maar ook een sollicitatie of binnen schoolcarrière (assessment)
BELEID •
Lang chaotische beleid: verschillende fondsen en middelen weinig sectoroverlappend (beleidszwakte)
•
Veel nadruk op erkennen (beleidsfocus)
•
Te weinig aandacht voor het persoonlijke niveau (beleidsfocus)
•
Goed is dat er veel geld was voor projecten maar nu zijn er veel instrumenten en methodieken en het is tijd om daar iets mee te doen (beleidzwakte en sterkte)
•
Gedragenheid vanuit de sector om één ding te creëren: één visie, één manier van werken, één beleid waarbinnen alles kan ingepast worden (lacune)
•
Er is een sterk geloof in het EVC verhaal (beleidssterkte)
•
Negatief is de nadruk op onderwijsoriëntatie en tewerkstelling : jeugdwerk mag geen tool worden van de overheid (beleidszwakte)
•
Tijd om knopen door te hakken (lacune - evolutie)
•
HVC is meer aanvaard binnen de sector jeugdwerk dan EVC (beleidsfocus)
•
Assessment buiten jeugdwerk: is een keuze die jongeren mogen maken, geen plicht op het einde van het traject (beleidsevolutie)
•
Verbindingstuk creëren tussen sectoren (beleidsevolutie)
•
Weg van het idee jeugdwerk is enkel spelen: meer openheid dankzij HVC - verhaal (beleidsfocus)
REST •
Europees verhaal (Europa)
•
Belgisch jeugdwerk is zeer uniek en we zullen moeten uitkijken dat het zeer professioneel jeugdwerk van verschillende anderen geen standaard wordt binnen het EVC - verhaal. (Europa)
•
Ofwel moeten we dus afstemmen op Europa ofwel moeten we zorgen dat de Vlaamse manier van werken erkend wordt (Europa)
94
13.2 Interview 2: Steunpunt Jeugd (Bert Pieters) ORGANISATIE •
Kennis en –expertisecentrum (expertise)
•
Ondersteunen noden jeugdwerk (doel)
•
Overlegplatformen (middel)
•
Producten aanbieden (middel)
•
Positie van kinderen en jongeren versterken (doel)
PROJECTEN •
Onderzoek naar de competenties van de jeugdwerker: generieke competenties bepalen over opleiding heen + creatie overlegplatform (methode)
•
Portfolioproject: digitaal portfolio + competentiedocumenten + competentiedatabank (methodeinstrument)
•
Verschil met anderen projecten: deelnemer = ontvanger (instrument)
•
Visietekst (doelstelling EVC)
•
Denktank EVC (methode)
•
Ondersteuning van portfolioproject op termijn (doelstelling EVC)
•
Kennisnetwerk EVC: www.vlaanderen.be/EVC (methode)
AANDACHTSPUNTEN •
EVC laten voor alles wat leidt tot een certificaat (diplomering)
•
EVC als term schrikt af terwijl veel organisatie wel aan competentiebewustwording doen (HVC)
•
Onderscheid tussen EVC en HVC (HVC)
•
Blijven kijken naar de doelgroep: de individuele jongere (doelgroep)
•
Nood aan verschillende methodes en instrumenten: iedereen moet de kans krijgen om de beste manier van werken met EVC voor zijn organisatie te kiezen (instrumentele diversiteit)
•
Nood aan gemeenschappelijke taal rond EVC (referentiekader)
•
Afstemming op elkaar (afstemming)
KNELPUNTEN •
Angst van veel organisaties omtrent bekendmaking van leren binnen jeugdsector. Schrik voor instrumentalisering JW ( instrumentalisering JW)
•
Financieel: vaak nog projectmatige subsidies. Einde project = einde geld. Bijgevolg worden projecten duur om in gebruik te nemen voor organisaties (subsidiering)
•
Gebruik: ontwikkelde instrumenten dienen juist gebruikt te worden en niet misbruikt in het kader van subsidies. (gebruik methoden)
ROL VAN HET JEUGDWERK
95
•
Bewustmaken van competenties (competentiebewustwording)
•
Jongeren leren reflecteren over wat ze doen (competentiebewustwording)
•
Belangrijk ook naar andere actoren: dankzij competenties aantonen wat het jeugdwerk doet (leerproces)
BELEID •
Biedt geen eenduidig kader (zwakte)
•
Eindelijk wat schot in de zaak dankzij kennisnetwerk EVC (beleidssterkte)
•
Samenwerking tussen verschillende sectoren (afstemming)
•
Verschillende beleidsteksten worden op verschillende manieren gebruikt. Naar gelang welke tekst je leest, lees je een ander verhaal (afstemming)
•
Antwerpen heeft intersectoraal overleg (afstemming)
•
EVC is overal wel opgepikt dus iedereen heeft zijn eigen referentiekader gemaakt waardoor mensen die hier hard aan hebben gewerkt dat niet zo maar uit handen willen geven (beleidszwakte)
•
EVC leeft, vooral in de jeugdsector (beleidssterkte)
•
Het is niet de oplossing voor kansengroepen maar biedt wel mogelijkheden (beleidsfocus)
•
Nood aan uitwisseling over sectoren heen (afstemming)
•
Stoppen met het mattheus-effect: we kunnen iedereen sterker maken. Dus niet alleen investeren in kansengroepen (kansengroepen)
•
Nood aan een goede doorstroom tussen sectoren (evolutie)
13.3 Interview 3: Stad Antwerpen (Isabelle Van Damme & Axel Dingemans) ORGANISATIE Axel
Isabelle
•
Dienst Werk en Economie (expertise)
•
Werkluik JCC (expertise)
• •
Pijler rond sociale economie: aansluiting onderwijs arbeidsmarkt Stedelijk jeugdwerk (expertise)
•
Kadervorming jeugdwerk/ JCC opvolging (middel)
•
Jeugddienst: financiële, inhoudelijke en materiële ondersteuning (expertise)
•
Inhoudelijk is dan vb. het EVC - beleid (expertise)
•
Competentieontwikkeling in deeltijds onderwijs (methode)
•
JCC: als proeftuin voor alles wat EVC betreft (doelstelling EVC)
•
Arbeidscompetentiebegeleiders in JCC (instrument)
•
Contact houden met de drie departementen: arbeid, onderwijs en
PROJECTEN Axel
jeugd (doelstelling EVC)
Isabelle
96
•
Voortrekkersrol in EVC - beleid (doelstelling EVC)
• •
Samenwerken met de VDAB rond loopbaan (methode) Jeugddienst als regisseur (doelstelling EVC)
•
Financiële middelen geven aan particuliere partners (methode)
•
JCC ondersteunen (methode)
•
Bekendmaking EVC (methode)
•
Opstarten van eigen projecten waar er hiaten zijn (methode)
•
Opvolging Vlaams beleid (doelstelling EVC)
•
Overleg organiseren (methode)
AANDACHTSPUNTEN •
Jeugdverenigingen zijn educatie. Fun is een prioriteit maar waarom geen erkenning voor het leerproces binnenin (Leerproces)
•
Jeugdwerk wordt nu ook al op CV gezet (finaliteit)
•
Niet enkel werken naar een werkbehoefte en opleidingsbehoefte (finaliteit)
•
Stedelijk jeugdwerk (instrumentele diversiteit)
•
Jongere centraal: inspelen op noden (doelgroep)
•
Competentietrajecten zijn maatwerk (instrumentele diversiteit)
KNELPUNTEN •
EVC wordt gezien als bedreiging van het jeugdwerk. Competenties enkel zien als iets heel formeel vastleggen (diplomering)
•
Alles is nog heel nieuw (drempel)
•
Laagdrempelig werken (drempel)
ROL VAN HET JEUGDWERK •
Kracht van het jeugdwerk is de bewustwording rond competenties (competentiebewustwording)
•
Vraag of erkenning noodzakelijk is. Bvb past jeugdwerk binnen Vlaamse kwalificatiestructuur ? Is er nood aan beroepprofielen binnen het jeugdwerk ? (HVC)
•
Werken aan sleutelcompetenties (sleutelcompetenties)
•
Extern examencentrum (assessment)
•
Kadervorming valt wel te combineren met Vlaamse kwalificatiestructuur, maar kadervorming moet niet de einddoelstelling van jeugdwerk zijn (finaliteit)
•
Experimenteerruimte (experimenteerruimte)
•
Sectoroverschrijdend werken want de linken tussen jeugd, onderwijs en werk zijn er (afstemming)
BELEID •
Spanningsveld onderwijs - werk - jeugd (spanningsveld)
•
JCC niet als supertoeleidingscentra naar werk: nood aan correcte verwachtingen (focus)
•
Alles is nog zwaar in ontwikkeling (beleidszwakte)
•
Honger naar Vlaanderen: te weinig erkenning voor reeds bestaande projecten (beleidszwakte)
•
Nood aan een breed draagvlak (evolutie)
•
Veel ruimte op lokaal niveau maar dit is geresulteerd in een wildgroei van projecten, er moet nu iets meegebeuren anders rendementsverlies (evolutie)
97
•
Er is geen ideale portfolio (focus)
•
Vlaams overheid moet EVC - verhaal ook in hun eigen beleidsinstrumenten integreren (evolutie)
•
Uitkijken voor diploma cultuur: EVC niet als tweede diploma (focus)
•
Aansluiting vinden bij hogere kwalificatiestructuren (evolutie)
•
Meer pragmatisme (evolutie)
•
Vlaamse overheid meer voorbeeldfunctie opnemen (evolutie)
13.4 Interview 3: JCC Zappa (Hanneke Claessen) ORGANISATIE •
Grote evenementenzaal (middel)
•
JCC (expertise)
•
Experimenteerruimte (middel)
•
Vorming opleiding cursus (middel)
•
Samenwerking met andere partners: Joki/Beerschot (methode)
•
Gefocust op Kiel (doel)
PROJECTEN •
Tewerkstellingspeiler (doelstelling EVC)
•
Team permanentieverantwoordelijken (betaald vrijwilligerswerk) (methode)
•
vormingen: EHBO, brandveiligheid, assertiviteit (instrument)
•
Registratiemethode: C-stick (digitaal portfolio) (instrument)
•
Zappacrew: mee organiseren evenementen -> C-stick (methode)
•
YAA: vrij hoogdrempelige methode uit Groot - Brittannië (methode)
•
Competentietraject: monitoren op speelplein (methode)
•
Workshops: geluid + link repetitieruimte en evenementzaal/ dj + contest (instrument)
•
Cursus event animator samen met Beerschot (instrument)
•
Andere cursussen: photoshop/licht (instrument)
AANDACHTSPUNTEN •
Vrije tijd (tijd)
•
Competenties worden vaak gebruikt maar jongeren zijn daar toch nog niet helemaal in mee (competentiebewustwording)
•
Veel tijd nodig voor competentiebewustwording, tijd geven om daar in te groeien (tijd)
•
Competentiebewustwording op tempo van de jongeren (tijd)
•
Het zien van competenties bij anderen (peers)
•
Jezelf echt wel tonen, durven uitkomen voor je talenten (emancipatie)
•
Zelfvertrouwen, geloof in eigen kunnen (emancipatie)
•
Werken rond de attitude van jongeren (competentieontwikkeling)
KNELPUNTEN •
Evident om met jongeren te werken die al veel stimulansen krijgen van thuis maar moeilijk om te werken met jongeren die minder kansen hebben gekregen (kansengroepen)
98
•
Er wordt te veel mee „gesmeten‟ (overdaad)
•
Overaanbod (overdaad)
•
Meetbaarheid van competenties: te veel nadruk hierop (drempel)
ROL VAN HET JEUGDWERK •
Jeugdwerk is heel breed (experimenteerruimte)
•
Link met een CV en wat je in het jeugdwerk hebt gedaan (leerproces)
•
Benoemen van wat je hebt geleerd in het jeugdwerk (leerproces)
•
Persoonlijke kwaliteiten ook leren erkennen om zo bewustere keuzes te maken (HVC)
•
Maar jongeren niet platwalsen met competenties (overdaad)
•
Jeugdwerk is ook mensen een zinvolle vrijetijdsbesteding geven, als daar meer uit voorvloeit mogen we dat ook wel benoemen (leerproces)
BELEID •
Beleid is wel mee maar weet nog niet goed hoe of wat (beleidszwakte)
•
Ze willen veel cijfers (beleidsfocus)
•
Niet zo een goede opvolging (beleidszwakte)
•
Idee over competenties vaak niet vrijetijdsgericht (beleidsfocus)
•
Geven wel veel ruimte en kansen (beleidssterkte)
•
Nood aan een competentienetwerk (evolutie)
•
Of een stuurgroep (evolutie)
•
Linken over sectoren heen eventueel (afstemming)
13.5 Interview 5: JES Antwerpen (Filip Balthau) ORGANISATIE •
Landelijk project (expertise)
•
Stedelijke samenwerkingsverbanden (expertise)
•
Stadslabo (middel)
•
Innoverende projecten maar ook consolidatie (doel)
•
Vlaamse klassen in Antwerpen (middel)
•
Inzetten op domein: arbeid/ EVC/ onderwijs (doel)
•
Laagdrempelig en positief aanbod voorzien (doel)
•
Onderwijs en arbeidsoriëntatie vanuit de vrije tijd (doel)
PROJECTEN •
Verschillende niveaus: internationaal, regionaal, Vlaams (doel EVC)
•
Internationaal: naar Londen, Rotterdam enz. C-stick voorstellen bewijzen dat portfolio‟s weg kunnen uit het meer academische luik (methode)
99
•
Vlaams: EVC - ontwikkeling, EVC - denktank (methode)
•
Antwerpen ervaringsbewijs: social tolk (in opstartfase) (instrument)
•
Verder ontwikkeling van C-stick naar andere domeinen toe (vb. samenwerking VDAB) (doel EVC)
•
Kadervorming: werken met competentierollen (methode)
•
Opleidingen (niet in Antwerpen wel in Brussel): kamermeisje, … (methode)
•
Werken vanuit twee hoeken: jeugd en arbeid (doel EVC)
•
C-stick is momenteel heel vormingsaanbod dus niet enkel een USB stick (instrument)
•
Competentietrajecten op maat voor andere organisaties ontwikkelen (instrument)
•
Willen een soort “bongo-bon” voor competenties waarbij organisatie voor 1-3 uur specifieke competentietrajecten kunnen volgen. Competenties uitdiepen rond bepaald thema (instrument)
•
Kansenplan van jongeren in de branderij (methode)
AANDACHTSPUNTEN •
Geloof in potentieel (emancipatie)
•
Zelfbezieler: emancipatie van jongeren (emancipatie)
•
Authenciteit (finaliteit)
•
Participatie betrokkenheid respect (peers)
•
Diversiteit (diversiteit)
•
Verantwoordelijkheid (finaliteit)
•
Als organisatie ook een aanbod voorzien naast de stimulansen die je geeft (evolutie)
KNELPUNTEN •
Competentie is te moeilijk begrip voor jongeren (drempel)
•
Hoe erkennen? (methode: knelpunt)
•
Belang van samenspel competenties en onderwijs (afstemming)
•
Competenties hebben niet als finaliteit een goede job (diplomering)
•
Finaliteit is niet het belangrijkste, ook het proces is belangrijk (leerproces)
•
Uitkijken voor een diplomaverhaal binnen jeugdwerk (diplomering)
•
Spanningsboog: jeugdwerk heeft schrik om zichzelf als leeromgeving te positioneren (spanningsveldleerproces)
•
Opgepast voor individualisering: werken rond competenties mag individualiserend werken maar moet socialiserend werken (peers)
•
Uitkijken voor competenties als norm -> creatie nieuwe restklasse (kansengroepen)
ROL VAN HET JEUGDWERK •
Afstemming tussen competentie in vrije tijd/ school/ werk (afstemming)
•
Jeugdwerk is te kleine sector om in te staan voor erkenning kan wel werken aan herkenning (HVC)
•
Maar belonen is wel belangrijk -> maatschappelijke kwetsbaarheidstheorie (kansengroepen)
•
Voor sommige is EVC het eerste diploma dat ze krijgen. Belangrijk naar werk toe. Want werk neemt grote plaats in in deze samenleving (kansengroepen)
100
BELEID •
Lang geen sprake van een beleid (lacune)
•
Veel initiatieven en instrumenten (sterkte)
•
Diversiteit over departementen heen (focus)
•
EVC - beleid overstijgt het sectorale perspectief (focus)
•
Vlaanderen is in ontwikkeling (sterkte)
•
Uitdaging: afstemming en sectoroverschrijdende visie op EVC (evolutie)
•
Doel EVC is mensen helpen bij transities (focus)
•
Competenties maximaal kunnen verzilveren los van de context (evolutie)
•
Rol en eigenheid sectoren uitklaren (evolutie)
•
Toegankelijkheid procedure voor kansengroepen (zwakte)
•
Nood aan antwoord op 4 vragen (evolutie)
101
◦
Rol JW en SCW
◦
Vertaalbaarheid competenties van de ene naar de andere setting
◦
Afstemming instrumenten met ook op verschillende noden
◦
Toegankelijkheid bewaken kansengroepen
14 BIJLAGE 2: RESULTATENLIJST FASE 3 14.1 EXPERTISE: expertise van organisatie omtrent jeugdwerk en EVC •
Gefocust op Kiel (doel)
•
Overkoepelende organisatie jeugdhuizen in Vlaanderen (Doel)
•
Ondersteunen noden jeugdwerk (doel)
•
Positie van kinderen en jongeren versterken (doel)
•
Innoverende projecten maar ook consolidatie (doel)
•
Inzetten op domein: arbeid/ EVC/ onderwijs (doel)
•
Laagdrempelig en positief aanbod voorzien (doel)
•
Onderwijs en arbeidsoriëntatie vanuit de vrije tijd (doel)
•
Verspreiden jeugdhuismethodiek (expertise)
•
Inhoudelijke ondersteuning: informatieluik, maandelijkse publicaties, infotheek, vragen en problemen van jeugdhuizen aanpakken (middel – expertise)
•
Vorming organiseren: kader + vrijwilligers, op locatie of in jeugdhuizen zelf Internationale samenwerking (expertise)
•
Kennis en – expertisecentrum (expertise Dienst werk en economie (expertise)
•
Werkluik JCC (expertise)
•
Pijler rond sociale economie: aansluiting onderwijs arbeidsmarkt Stedelijke jeugdwerk(expertise)
•
Jeugddienst: financiële/ inhoudelijke en materiële ondersteuning (expertise)
•
Inhoudelijk is dan vb het EVC beleid (expertise)
•
JCC (expertise) Landelijk project (expertise)
•
Stedelijke samenwerkingsverbanden (expertise)
•
Grote evenementenzaal (middel)
•
Experimenteerruimte (middel)
•
Vorming opleiding cursus (middel)
•
Samenwerking met andere partners: Joki/Beerschot (middel)
•
Stadslabo (middel)
•
Vlaamse klassen in Antwerpen (middel)
•
Lidmaatschapservice (middel)
•
Praktische ondersteuning: korting SABAM, goedkopere vorming (middel)
102
•
Vorming organiseren: kader + vrijwilligers, op lokatie of in jeugdhuizen zelf (middel – expertise)
•
Overlegplatformen (middel)
•
Producten aanbieden (middel)
•
Kadervorming jeugdwerk/ JCC opvolging(middel)
14.2 METHODE: Methodes gebruikt voor EVC •
Nood aan verschillende methodes en instrumenten: iedereen moet de kans krijgen om de beste manier van werken met EVC voor zijn organisatie te kiezen (instrumentele diversiteit)
•
Stedelijk jeugdwerk (instrumentele diversiteit)
•
Competentietrajecten zijn maatwerk (instrumentele diversiteit Europees congres (Methode)
•
Denktank EVC (Methode) Competentie project West-Vlaanderen (Methode)
•
Kennisnetwerk EVC: www.vlaanderen.Be/ EVC (methode)
•
Denktank EVC (methode)
•
Onderzoek naar de competenties van de jeugdwerker: generieke competenties bepalen over Opleiding heen + creatie overlegplatform (methode)
•
Competentiesontwikkeling in deeltijds onderwijs(methode)
•
Samenwerken met de VDAB rond mijn loopbaan (methode)
•
Financiële middelen geven aan particuliere partners (methode)
•
JCC ondersteunen (methode)
•
Bekendmaking EVC (methode)
•
Opstarten van eigen projecten waar er hiaten zijn (methode)
•
Overleg organiseren (methode)
•
Team permanentieverantwoordelijken (betaald vrijwilligerswerk) (methode)
•
Zappacrew: meeorganiseren evenementen -> C-stick (methode)
•
YAA: vrij hoog drempelige methode uit groot brittanie (methode)
•
Competentietraject: monitoren op speelplein (methode)
•
Internationaal: naar londen Rotterdam enz. C-stick voorstellen bewijzen dat protfolios wegkunnen uit Het meer academische luik (methode)
•
Vlaams: EVC ontwikkeling, EVC denktank (methode)
•
Kadervorming: werken met competentierollen (methode)
•
Opleidingen (niet in atnwerpen wel in brussel) : kamermeisje, ... (methode)
•
Kansenplan van jongeren in de branderij (methode)
•
Wackerproject (instrument)
•
Competentiesprint (instrument)
•
Portfolioproject: digitaal portfolio + competentiedocumenten + competentiedatabank (instrument)
•
Verschil met anderen projecten: deelnemer = ontvanger (instrument)
•
Arbeidscompetentiebegeleiders in JCC (instrument)
•
Vormingen: ehbo, brendveiligheid, assertiviteit (instrument)
•
Registratiemethode: C-stick (digitaal portfolio) (instrument)
103
•
Workshops: geluid+ link repetitieruimte en evenementzaal/ dj + contest (instrument)
•
Cursus event animator samen met beerschot (instrument)
•
Andere curssusen: photshop/licht (instrument)
•
Antwerpen ervaringsbewijs: social tolk (in opstartfase) (instrument)
•
C-stick is momenteel heel vormingsaanbod dus niet enkel een USB stick (instrument)
•
Competentietrajecten op maat voor andere organisaties ontwikkelen (instrument)
•
Willen een soort “bongo-bon” voor competenties waarbij organisatie voor 1-3 uur specifieke Competentietrajecten kunnen volgen. Competenties uitdiepen rond bepaald thema (instrument)
14.3 HVC: Herkenning van elders verworven competenties •
Niet altijd erkennen maar ook herkennen van competenties (HVC)
•
Onderscheid EVC HVC (HVC)
•
EVC als term schrikt af terwijl veel organisatie wel aan competentiebewustwording doen (HVC)
•
Vraag of erkenning noodzakelijk is. Bvb past jeugdwerk binnen vlaamse kwalificatie structuur. Is er nood aan beroepsprofielen binnen het jeugdwerk (HVC)
•
Uw kwaliteiten ook leren erkennen om zo bewustere keuzes te maken (HVC)
•
Jeugdwerk is te kleine sector om in te staan voor erkenning kan wel werken aan herkenning (HVC)
•
Jeugdwerk als plaats om competenties aan te sterken (competentieontwikkeling)
•
Het gaat vooral over attitudes van jongeren (competentieontwikkeling)
•
Werken rond de attitude van jongeren (competentieontwikkeling)
14.4 EMANCIPATIE: nadruk op kracht van jongeren •
Zelfvertrouwen van jongeren (emancipatie)
•
Uitgangspunt moet de kracht van alle jongeren zijn zowel sterk als zwak (emancipatie)
•
Uzelf echt wel tonen, durven uitkomen voor u talenten (emancipatie)
•
Zelfvertrouwen geloof in eigen kunnen (emancipatie)
•
Geloof in potentieel (emancipatie)
•
Zelfbezieler: emancipatie van jongeren (emancipatie)
14.5 FINALITEIT: waar ligt het einddoel van EVC •
Werken aan sleutelcompetenties (sleutelcompetenties)
•
Echte erkenning is niet altijd het belangrijkste en misschien ook niet de verantwoordelijkheid van het
104
Jeugdwerk (finaliteit) •
Jeugdwerk wordt nu ook al op CV gezet (finaliteit)
•
Niet enkel werken naar een werkbehoefte en opleidingsbehoefte (finaliteit)
•
Kadervorming moet niet de einddoelstelling van jeugdwerk zijn (finaliteit)
•
Verantwoordelijkheid (finaliteit)
•
Authenticiteit (finaliteit)
•
Resultaten van voorgaande projecten laten doorsijpelen naar het werkveld (Doelstelling EVC)
•
Portfolioproject opvolgen (EVC doelstelling)
•
Inspelen op stadswerk: JCC‟s (EVC doelstelling)
•
EVC in vorming integreren (EVC doelstelling)
•
Ondersteuning van portfolioproject op termijn (doelstelling EVC)
•
Visietekst (doelstelling EVC)
•
JCC: als proeftuin voor alles wat EVC betreft (doelstelling EVC)
•
Voortrekkersrol in EVC beleid (doelstelling EVC)
•
Opvolging Vlaams beleid (doelstelling EVC)
•
Contact houden met de drie departement: arbeid/onderwijs en jeugd (doelstelling EVC)
•
Tewerkstellingspeiler (doelstelling EVC)
•
Verschillende niveaus: internationaal, regionaal, Vlaams (doel EVC)
•
Verdere ontwikkeling van C-stick naar andere domeinen toe (vb samenwerking VDAB) (doel EVC)
•
Werken vanuit twee hoeken: jeugd en arbeid (doel EVC)
•
Jeugddienst als regisseur (doelstelling EVC)
•
Nood aan een moment van terugblik in het jeugdwerk: kijken naar wat je geleerd hebt (assessment)
•
Voorbereiden van jongeren op assessment, niet enkel competentiegericht maar ook een sollicitatie of binnen schoolcarrière (assessment)
•
Extern examencentrum (assessment)
•
EVC laten voor alles wat leidt tot een certificaat. (diplomering)
•
EVC word gezien als bedreiging van het jeugdwerk. Competenties enkel zien als iets heel formeel vastleggen (diplomering)
•
Competenties heeft niet als finaliteit en goede job (diplomering)
•
Uitkijken voor een diplomaverhaal binnen jeugdwerk (diplomering)
•
Bewustmaken van competenties (competentiebewustwording)
•
Jongeren leren reflecteren over wat ze doen (competentiebewustwording)
105
•
Kracht van het jeugdwerk is de bewustwording rond competenties(competentiebewustwording)
•
Competenties word vaak gebruikt maar jongeren zijn daar toch nog niet helemaal in mee(competentiebewustwording)
14.6 KANSGROEPEN: wat met kansengroepen •
Weg van het Mattheuseffect: een systeem enkel voor zwakkere jongeren is geen geheel gedragen systeem. (Kansengroepen)
•
Stoppen met het Mattheuseffect: we kunnen iedereen sterker maken. Dus niet alleen investeren in kansengroepen (kansengroepen)
•
Evident om met jongeren te werken die al veel stimulansen krijgen van thuis maar moeilijjk om te werken met jongeren die minder kansen hebben gekregen (kansengroepen)
•
Uitkijken voor competenties als norm -> creatie nieuwe restklasse (kansengroepen)
•
Maar belonen is wel belangrijk -> maatschappelijk kwetsbaarheidstheorie (kansengroepen)
•
Voor sommige is EVC het eerste diploma dat ze krijgen. Belangrijk naar werk toe. Want werk neemt grote plaats in in deze samenleving (kansengroepen)
•
Blijven kijken naar de doelgroep: de individuele jongere (doelgroep) Jongere centraal: inspelen op noden (doelgroep)
14.7 DREMPEL: drempels die jongeren ervaren bij het werken met EVC •
Motivatie moet vanuit jongeren zelf komen (drempel)
•
Drempel: goede insteek nodig om met competenties aan de slag te gaan (drempel)
•
Vrijwilligheid: het moet vrijwillig gebeuren maar die vrijwilligheid is ook een drempel want zonder aanleiding wordt er minder aandacht aan besteed (drempel)
•
Laagdrempelig werken (drempel)
•
Alles is nog heel nieuw (drempel)
•
Meetbaarheid van competenties: te veel nadruk hierop (drempel)
•
Competenties is te moeilijk begrip voor jongeren (drempel)
•
Hoe erkennen? (methode:knelpunt)
•
Nood aan nog laagdrempeligere werkmethoden: informele gesprekken bvb. (methode: knelpunt)
•
Vastleggen van competenties is ook moeilijk: wordt heel gemakkelijk gereduceerd tot schrijven, schrijven, schrijven (methode: knelpunt)
14.8 LEERPROCES: jeugdwerk als leerproces •
Finaliteit is niet het belangrijkste ook het proces is belangrijk (leerproces)
•
Jeugdwerk is ook mensen een zinvolle vrijetijdsbesteding geven als daar meer uit
• voortvloeit mogen we dat ook wel benoemen (leerproces) • Link met een cv en wat je in het jeugdwerk hebt gedaan (leerproces)
106
• Benoemen van wat je hebt geleerd in het jeugdwerk (leerproces) • Jeugdverenigingen zijn educatie. Fun is een prioriteit maar waarom geen erkenning • voor het leerproces binnenin (Leerproces) • Elke jeugdwerk vorm = leren dus nood aan bewustzijn voor dit proces (leerproces) • Belangrijk ook naar andere actoren: dankzij competenties aantonen wat het jeugdwerk doet (leerproces)
14.9 BELEIDSZWAKTE: zwakte van het beleid •
Lang chaotische beleid: verschillende fondsen en middelen weinig sectoroverlappend (beleidszwakte)
•
Goed is dat er veel geld was voor projecten maar nu zijn er veel instrumenten en methodieken en het is tijd om daar iets mee te doen (beleidszwakte)
• Negatief is de nadruk op onderwijsoriëntatie en tewerkstelling. Jeugdwerk mag geen tool worden van de overheid (beleidszwakte) • Biedt geen eenduidig kader (zwakte) • EVC is overal wel opgepikt dus iedereen heeft zijn eigen referentiekader gemaakt waardoor mensen die hier hard hebben aangewerkt dat niet zo maar uit handen willen geven.(beleidszwakte) •
Alles is nog zwaar in ontwikkeling (beleidszwakte)
•
Honger naar Vlaanderen: te weinig erkenning voor reeds bestaande projecten (beleidszwakte) Beleid is wel mee maar weet nog niet goed hoe of wat (beleidszwakte)
•
Niet zo een goede opvolging (beleidszwakte)
•
Toegankelijkheid procedure voor kansengroepen (zwakte)
•
Tijd voor knopen door te hakken (lancune )
•
Gedragenheid van uit de sector om één ding te creëren: één visie, één manier van werken, één beleid waarbinnen alles kan ingepast worden (lancune)
•
Lang geen sprake van een beleid (lancune)
14.10 BELEIDSSTERKTE: sterkte van het beleid •
Er is een sterk geloof in het EVC verhaal (beleidssterkte)
•
Eindelijk wat schot in de zaak dankzij kennisnetwerk EVC (beleidssterkte)
•
EVC leeft , vooral in de jeugdsector (beleidssterkte)
•
Geven wel veel ruimte en kansen (beleidssterkte)
•
Veel initiatieven en instrumenten (sterkte)
•
Vlaanderen is in ontwikkeling (sterkte)
14.11 BELEIDSFOCUS: focus van het beleid •
107
Veel nadruk op erkennen (beleidsfocus)
•
Te weinig aandacht voor het persoonlijke niveau (beleidsfocus)
•
HVC is meer aanvaard binnen de sector jeugdwerk dan EVC (beleidsfocus)
•
Weg van het idee jeugdwerk is enkel spelen: meer openheid dankzij HVC verhaal (beleidsfocus)
•
Het is niet de oplossing voor kansengroepen maar biedt wel mogelijkheden (beleidsfocus)
•
Uitkijken voor diploma cultuur: EVC niet als tweede diploma (focus)
•
Idee over competenties vaak niet vrijetijdsgericht (beleidsfocus)
•
Ze willen veel cijfers (beleidsfocus)
•
Diversiteit over departementen heen (focus)
•
EVC beleid overstijgt het sectorale perspectief (focus)
•
Doel EVC is mensen helpen bij transities (focus)
•
JCC niet als supertoeleidingscentra naar werk: nood aan correcte verwachtingen (focus)
•
Er is geen ideale portfolio (focus)
14.12 BELEIDSEVOLUTIE: kansen voor het beleid •
Assesement buiten jeugdwerk: is een keuze die jongeren mogen maken geen plicht op het einde van het traject (beleidsevolutie)
•
Verbindingstuk creëren tussen sectoren (beleidsevolutie)
•
Nood aan een goede doorstroom tussen sectoren (evolutie)
•
Vlaams overheid moet EVC-verhaal ook in hun eigen beleidsinstrumenten (evolutie)
•
Aansluiting vinden bij hogere kwalificatiestructuren (evolutie)
•
Meer pragmatisme (evolutie)
•
Vlaamse overheid meer voorbeeldfunctie opnemen (evolutie)
•
Nood aan een breed draagvlak (evolutie)
•
Veel ruimte op lokaal niveau maar dit is geresulteerd in een wildgroei van projecten
• er moet nu iets meegebeuren anders rendementsverlies (evolutie) • Nood aan een competentienetwerk (evolutie) • Of een stuurgroep (evolutie) • Nood aan antwoord op 4 vragen (evolutie) • Rol JW en SCW • Vertaalbaarheid competenties van de ene naar de andere setting • Afstemming instrumenten • Met ook op verschillende noden • Toegankelijkheid bewaken kansengroepen • Rol en eigenheid sectoren uitklaren (evolutie) • Competenties maximaal kunnen verzilveren los van de context (evolutie) • Uitdaging: afstemming en sectoroverschrijdende visie op EVC (evolutie)
108
• Blijven vooruitgaan in de discussie (evolutie) • Niet nog meer projecten ontwikkelen maar tijd maken voor een volgende stap • (evolutie) • Als organisatie ook een aanbod voorzien naast de stimulansen die je geeft (evolutie) • Europees verhaal (Europa) • Belgische jeugdwerk is zeer uniek en we zullen moeten uitkijken dat het zeer professioneel jeugdwerk van verschillende anderen geen standaard wordt binnen het EVC verhaal. (Europa) • Of wel moeten we dus afstemmen op Europa ofwel moeten we zorgen dat de Vlaamse manier van werken erkend wordt (Europa) • Nood aan gemeenschappelijke taal rond EVC (referentiekader) •
Afstemming op elkaar (Afstemming)
•
Samenwerking tussen verschillende sectoren (afstemming)
•
Verschillende beleidsteksten worden op verschillende manieren gebruikt. Naar gelang welke tekst je leest, lees je een andere verhaal (afstemming)
•
Antwerpen heeft intersecoreel overleg (afstemming)
•
Nood aan uitwisseling over sectoren heen (afstemming)
•
Belang van samenspel competenties en onderwijs (afstemming)
•
Afstemming tussen competentie in vrije tijd/ school/ werk (afstemming)
•
Sectoroverschrijdend werken want de linken tussen jeugd/onderwijs en werk zijn er (afstemming)
•
Linken over sectoren heen eventueel (afstemming)
14.13 Aandachtspunten jeugdwerk 14.13.1
Instrumentalisering JW: jeugdwerk als tool
Angst van veel organisaties omtrent bekendmaking van leren binnen jeugdsector. Schrik voor instrumentalisering JW ( instrumentalisering JW) Gebruik methoden: correct gebruiken van beschikbare methodieken Gebruik: ontwikkelde instrumenten dienen juist gebruikt te worden niet misbruikt in het kader van Subsidies. (gebruik methoden) Experimenteerruimte: jeugdwerk als experimenteerruimte voor jongeren/beleid/ organisaties Experimenteerruimte (experimenteerruimte) Jeugdwerk is heel breed (experimenteerruimte) Spanningsveld: aangeven van spanningen tussen bvb onderwijs en EVC Spanningsveld onderwijs werk jeugd (spanningsveld) Spanningsboog: jeugdwerk heeft schrik om zichzelf als leeromgeving te positioneren (spanningsveld) Overdaad: overaanbod en te veel nadruk op competenties bij jongeren Maar jongeren niet platwalsen met competenties (overdaad) Overaanbod (overdaad) Er wordt te veel mee gesmeten (overdaad)
109
14.13.2
Andere randvoorwaarden
Subsidiëring: financiële overheidssteun Financieel: vaak nog projectmatige subsidies. Einde project = einde geld. Bijgevolg worden projecten duur om in gebruik te nemen voor organisaties (subsidiëring) Peers : jeugdwerk als groepsproces Het zien van competenties bij anderen (peers) Opgepast voor individualisering: werken rond competenties mag individualiserend werken maar moet socialiserend werken (peers) Participatie betrokkenheid respect (peers) Tijd: tijd nodig bij jongeren om competenties en het denken hierrond te aanvaarden Vrije tijd (tijd) Veel tijd nodig voor competentie bewustwording, tijd geven om daar in te groeien (tijd) Competentiebewustwording op tempo van de jongeren (tijd)
110
15 BIJLAGE 3: INTERVIEWS 15.1 Formaat Stel kort uw organisatie voor Formaat: De organisatie voor jeugdhuizen en jongerencentra in Vlaanderen. Tussen 350- 400 leden, jeugdhuizen hoepelen, tussen 90 en 95% van jeugdhuizen in Vlaanderen behoren hierbij. Enige overkoepelende organisatie voor jeugdhuizen in Vlaanderen. Vroeger waren er 3 maar PFJ en JG gefusioneerd in Formaat en derde is verdwenen. Wij hebben als missie vooral verspreiden van jeugdhuis methodiek, vooral de methodiek die in werkvorm centraal staat. Van daaruit jeugdhuizen versterken in hun rol dat ze in maatschappij vervullen. We doen dit op verschillende manieren, eerst en vooral lidmaatschap service: jeugdhuizen worden lid bij ons en krijgen daar een return voor, goedkope vorming? Deelnemen en krijgen korting op SABAM, dat zijn praktische voordelen. Hangt ook een ondersteuning aan vast, we brengen jeugdhuizen regelmatig samen en voor problemen en vragen kunnen ze ook bij ons terecht, plus informatie luik. Zit ook in ons andere doelstelling, leden service. Informatie verstrekking: in werkveld verandert veel, nieuwe tendensen die opkomen en daarover willen we de jeugd informeren. Aantal middelen voor, aantal publicaties, maandelijks magazine voor jongeren, en een drie maandelijks betoog over beleidsonderwerpen en die uitdiept. Ook nog folders, flyers en andere dingen die we maken om jongeren te informeren. Infotheek waar informatie instaat die we te koop aanbieden aan jeugdhuizen aan zeer schappelijk tarief. Dan ook nog de via de website veel nieuwe dingen communiceren en dingen die belangrijk zijn die we extra naar buiten duwen. Dan vormingen organiseren is nog zeer belangrijk, 1 van de belangrijkste dingen die we doen. Vorming voor zowel het echte kader van het jeugdhuis zoals de beleidsmensen, raad van bestuur en verantwoordelijke, maar ook voor vrijwilligers die echte basiswerk doen een vijftal weekends organiseren. Vormingsdagen voor beroepskrachten, voor vrijwilligers, halve dagen, drie uur, meestal regionaal of landelijk georganiseerd. Veel jeugdhuizen die dan samen komen voor een vorming, maar we gaan ook regelmatig naar jeugdhuizen vorming geven, ongeveer drie uur over 1 onderwerp. Internationale samenwerking: Werken wij ook rond, lid van ECYC, “European Confederation of Youth Clubs”. Hier hebben die hun secretariaat, hier is die hun maatschappelijke zetel. Ondersteuning is het laatste waar we vragen en problemen hebben, proberen jeugdhuizen te ondersteunen en preventief te werken. Welke specifieke projecten rond competenties organiseren jullie of hebben jullie georganiseerd? Momenteel zijn wij aan het zoeken waar dat het naartoe gaat, ligt niet plat want da zit bij mij, ik ben daar verantwoordelijk voor om resultaten uit voorgaande projecten uit de rest van het werkveld te laten doorsijpelen in het werk. Ons projecten waar we zelf in geparticipeerd hebben of zelf georganiseerd hebben er is er 1 waar we aan meegewerkt heb; het Wakker project van Stad Antwerpen waar we met partners uit het onderwijs, tewerkstelling, vrijwilligers in proportioneel jeugdwerk samengewerkt om te kijken wat we met competentie kunnen doen in die verschillende werkvelden omdat we ook consenties in kunnen vinden. Competentie project west –Vlaanderen waar we met provinciale middelen op zoek gegaan naar manier van werken rond competenties voor het jeugdwerk niet alleen jeugdhuizen maar jeugdwerk in West-Vlaanderen. Wat ook in product resulteerde de; competentie sprint, een bordspel om competenties aan te brengen binnen de organisatie, die verspreiden we
111
ook als organisatie buiten West-Vlaanderen.
Nog ander zaken omtrent competenties die jullie doen ondersteuning, training, da soort dingen? Momenteel bekijken wat we binnen vorming kunnen gebruiken van verschillende tools die er zijn. Competentie sprint integreren in onze kadervorming, veel bezig, niet iedereen die elke keer speelt. Maar nuttige projecten eruit pikken. Door ontwikkelen, Welke mogelijkheden zijn er nog met inhoud van de box, nog meer doen dan wat er in de handleiding staat. Die zaken oplijsten en addendum van maken en aan iedereen geven die het spel gekocht heeft. Portfolio project van Steunpunt Jeugd opvolgen, links mogelijkheden inzien naar onze kadervorming en attestering en bewijs van deelname en beetje competentie gelinkt aan onze jeugdhuismedewerkers te geven via portfolio project. Nog een beetje in kinderschoenen, er is een organisatie dat nog aan het testen, wij niet,wij zijn niet bij die mensen die da testen. Wel opvolgen en bekijken of we er iets mee kunnen voor onszelf. Wij horen ook bij Steunpunt Jeugd en de denktank rond EVC op om mee op hoogte te blijven van verwikkelingen op competentie vlak om ons deskundiger te maken in dat onderwerp, discussie rond assesment centra en andere zaken die nog moeten we rond gebeuren vooraleer we mening over vormen, daarvoor is de denktank echt ideaal. Binnen stad Antwerpen die toch aan het voorlopen op rest van Vlaanderen, spelen we met stadswerk toch belangrijke rol in heel die zaak zijn contact escc 2 van 3 heel goed, ook wel geïnvesteerd om met samen ECYC en Formaat te kijken wat mogelijkheden zijn, betrokken in project maar als inhoudelijke partner. Wat zijn volgens jullie belangrijke aandachtspunten bij het werken rond EVC's en jongeren? Door verschillende projecten, mening gevormd dat niet altijd over erkennen gaat maar herkennen van competenties. HVC term die meer en meer aan het opkomen is en meer over gepraat wordt, dat is in onze opinie de taak van jeugdwerk dat ze jongeren leren wat ze kunnen leren, om zelfvertrouwen op te krikken en zelfbeeld te verbeteren, zodat ze bewustere keuzes kunnen maken op basis van wat ze kunnen en niet alleen op basis van wat ze aanvoelen omdat da dikwijls niet juist. Ze schatten zichzelf meestal lager in dan nodig is. Dat is voor ons een belangrijk spoor om daarop in te zetten. Met Wakker zijn we daarop uitgekomen toen we met verschillende partners werkten, en we hebben een gemeenschappelijk spoor ontwikkeld met zeven stappen waar echte erkenning op het einde komt, maar die had voor bijna geen enkele partner in da project heel belangrijk was, onderwijs zat er wel een stuk op, een beetje assesen en te werkstelling ook. Binnen jeugdwerkpartners zowel professioneel als vrijwillig in beeld brengen van wat jongeren kunnen een belangrijke stap is. WE hebben da ook met John Baitman van UK Youth die da wel met heel formele erkenning zitten in youth achievement awards (YAA). Het leek hem interessant voor het trajectproject om eerst te kijken wat ze kunnen voor we ze nieuwe dingen bijbrengen. Ik geloof heel sterk in da verhaal denk dat daar meer taak ligt voor jeugdwerk, jongeren competenties laten herkennen en mensen die dan willen assesen of waarde geven ligt meer buiten jeugdwerk zoals VDAB, en scholen, of anderen die da eventueel die competenties die je denkt te hebben door herkenningstraject in het jeugdwerk of door gewoon te werken in jeugdwerk om daar een waarde op te plakken denk niet dat past in jeugdwerk.?? Andere aandachtspunten? Natuurlijk blijven vooruitgaan in discussie, niet blijven hangen in zelfde aandachtspunten die iedereen opsomt zoals, niet alleen voor sterke jongeren om die nog sterker te maken. Het Mattheus - effect waar al zoveel over
112
gezegd en geschreven is. Ik geloof daar niet in, ik geloof alleen in verder doen en dank kijken naar resultaat. Als we niets ontwikkelen gaan zwakkeren jongeren niet vooruitgaan, laat ons kijken hoe we ons kunnen inzetten met focus op zwakkere jongeren, het zal nooit een geheel gedragen systeem alleen voor zwakkere jongeren zijn want dan is het weer speciaal. Zwakkere jongeren die zijn wel zeer competent en die kunnen wel op tegen „ geschoold sterkere jongeren‟. We moeten uitgaan van de kracht van jongeren in heel de discussie. Het is belangrijker om te blijven vooruitgaan, blijven doorontwikkelen, al veel instrumenten waar we met investeringen verder mee kunnen dan moeten er niet nog nieuwe projecten komen. Dan moet er weer geen 150ste portfolio komen, daar hebben we geen behoefte aan. Projecten zoals C - stick die staan ver en zitten in een hele goede fase, zijn gebruiksvriendelijk en gebruiksklaar, die kunnen we gewoon oppikken en doorsturen en volledig voor gaan zeker voor jeugdwerk. Welke knelpunten ervaren jullie in werken met jongeren rond EVC? Vooral de drempel om mee te beginnen. Goede insteek nodig om met competenties aan de slag te gaan is niet zo vanzelfsprekend. Ik heb vooral gemerkt tijdens Wakker heb ik gewerkt met aantal jeugdhuizen en jeugdcentra en een trajectje doorlopen. Ik ben erin geslaagd het volledig traject in Bouckenborgh omdat het personeel erachter zat, de jongeren enthousiast waren en vooral het nut zagen om er mee verder te gaan. Los daarvan wouden we met Formaat die organisatie de kans geven om methodiek te testen, da heeft ook meegespeeld, die factor valt weg op moment dat je die toepast motivatie moet binnen jongeren zelf zitten, daar ligt moeilijkheid in werken met competenties. Vrijwilligheid heel belangrijk, vrijwillig deelname aan competentietrajecten heel belangrijk vandaar competentie sprint een spel om hen bewust te maken van competenties en daar bewust mee bezig zijn. Maar toch is die vrijwilligheid een drempel, zonder aanleiding denken die daar niet echt over na. Yes werkt zo ook met c stick, iemand die vorming volgt en in traject gaat daar veel makkelijker mee aan de slag, iemand die vrijwillig is en dingen wilt doen, anders wringt da een beetje; Nog laagdrempeligere werkmethode moeten komen om met jongeren naar competenties te kijken. Aandacht in informele gesprekken, mag ook in formelere gesprekken, taakgericht praten en dan naar competenties. Weet niet goed hoe dat opgelost kan worden. Wel een grote uitdaging. Het formele zit er ook altijd beetje bij, om echt naar erkenning, moeten worden neergeschreven zodat beoordeeld kan worden. Het vastleggen is heel moeilijk binnen jeugdwerk want dat lijkt te veel op schoolse manier, opschrijven is moeilijk maar de c stick helpt een beetje dat is een plezant medium die wel hip is met computers en usb stick. Het internet is ook een goede tool maar het is nooit vanzelfsprekend. Hoe zie je rol van jeugdwerk in erkenning van elders verworven competenties? Rol van jeugdwerk als een plaats waar jongeren competenties kunnen aansterken en dingen leren en verwerven, leren van alles, kennis, attitudes, dingen worden aangescherpt in jeugdwerkvorm vooral in attitude, in andere werkvormen zie je breed gamma wel terug komen van elementen van competenties. Daar ligt de grote taak en laat ons dat zo houden. Elke jeugdwerkvorm is leren, bezig met in relatie te staan met anderen jongeren, bezig met activiteiten en altijd bij leren, educatie is belangrijk laat ons dat bewaken. Men moet bewustzijn dat ze aan het leren zijn anders kunnen ze niet echt werken met competenties. Ergens in jeugdwerkcarrière moet er een punt zijn waar je terugblik doet. Dat gebeurt meestal wel maar heel onbewust, bvb overstap naar leiding zoals bij de scouts tijdens de vorming dat daar rond zit, wordt wel teruggeblikt naar wat er al geleerd en gedaan is en dat wordt ook gebruikt in die overstap om zelf leider te worden. In jeugdhuizen gebeurt dit op veel verschillende punten maar niet echt een formeel punt waar dit gebeurt, daar moet da meer geleidelijk en constanter gebeuren.
113
Jeugdwerk moet mensen competent maken en bewust maken van competenties die ze hebben. Als ge die rol uitbreid in EVC verhaal denk ik dat het voorbereiden van jongeren op assessment ook taak kan zijn van jeugdwerk. Assesment kan vele dingen zijn, dat moet niet alleen met een competentie verhaal te zijn. Elke sollicitatie is ook een assesment, in je school carrière ook veel geassest, en als jongeren een dosis zelfvertrouwen krijgen dan weten ze wat ze kunnen en gaan ze met zelfvertrouwen daar naartoe en dat heeft veel effect, daar zit de rol. Schets het EVC – beleid aan de hand van plus en min punten EVC beleid in Vlaanderen, lang chaos met verschillende fondsen en middelen, iedereen competenties apart in sectoren, weinig linken en veel verhalen die niet met elkaar af te stemmen waren, veel visies in aparte sectoren ontwikkelen vooraleer sectoren gaan samenwerken zijn. Heel moeilijk gemaakt. Veel nadruk op erkennen van competenties, formeel met attesten en diploma‟s op basis van wat mensen kunnen. EVC gaat veel verder. Te weinig aandacht voor persoonlijk niveau in mensen bewust maken van kunnen, heel weinig aandacht maar ondertussen wel gegroeid in het laatste jaar, verschillende sectoren beginnen samenwerken maar dat staat nog in kinderschoenen. De link tussen onderwijs en tewerkstelling is duidelijker maar is er nog niet helemaal. Samenvoegen is soms problematisch. Het is leuk dat er veel geld was voor projecten en dat lag niet altijd in Vlaanderen Europees fonds ook veel middelen geweest. Er is veel bewogen en er is veel ontwikkeld, nu mis ik nog in Vlaanderen die dingen oppikken om daar iets van te maken in plaats van zelf geld geven aan steunpunten of zo of van andere dingen om daar iets van te maken. Portfolio project goed maar er zijn al veel portfolio‟s. Ze hebben op goede manier opgepakt en vele verzameld wel wat ik wel een goede manier van werken vind maar ik weet niet als het nog nodig was om daar op die manier in te investeren; Vind wel goed dat dit gebeurt, er is wel gedragenheid vanuit de sector om 1 ding te creëren. Het is wel tijd dat er een manier van werken gekozen wordt, of een duidelijke visie ontwikkeld wordt of er is , vanuit de overheid of van ergens een centrale visie dat daaruit werk vormen, werkmethodes ontwikkeld kunnen worden, daar is nood aan, je weet niet of hetgeen jij maakt past binnen het beleid, het past wel altijd in een beleid want er zijn er verschillende maar het wordt tijd dat het past binnen 1 beleid. Zijn er nog plus / min punten dat je kwijt wilt? Je voelt wel dat Vlaanderen gelooft in da verhaal, en da geloof das positief da mensen daarin beginnen te geloven. Negatief is de rol dat ze soms toebedelen. Met het hele EVC verhaal is da in functie van tewerkstelling, en een deel onderwijs oriëntatie, dit laatste vind ik belangrijker, dat jongeren bewust hun opleiding kiezen op basis van wat ze al kunnen daar zie ik mogelijkheden in, jeugdwerk inschakelen in tewerkstelling om problemen op te lossen is niet simpel, ook niet zo gedragen bij verschillend jeugdwerkorganisaties, formaat op zich heeft daar niet zo veel problemen mee zolang we geen tool worden van overheid, als dat het gevolg is van werken vind ik da niet zo een probleem. In kader van dat beleid wat kan er beter, anders, veranderen? Die gemeenschappelijke visie heb ik al vermeld, dat zou handig zijn als dat er kwam. Voor de rest moet er een aantal knopen doorgehakt worden. Het gezien uw organisch jeugdwerk ????en dat blijkt ook uit de noten van Steun.Jeugdwerk, recentelijk weet niet of al gepubliceerd is maar daar hebben we bijna afgewerkt, blijkt ook dat HVC dat herkennen van competenties bijna voor alle jeugdwerkvorm een aanvaardbaar niveau is om met competenties bezig te zijn. Er moet met die realiteit verder gewerkt worden. Omdat dat veel mogelijkheden bied,
114
vanuit het herkennen van competenties en vanuit die herkenningsfunctie in jeugdwerk naar erkenning buiten jeugdwerk met assessment centers bvb waar jongeren met een zelfgemaakte portfolio naar een assesment center kunnen gaan waar getest wordt, eigenlijk de competenties in de portfolio te testen om te zien als de competenties die er in staan waar zijn. Jongeren kunnen zelf kiezen om de stap te zetten om te zien of ze die competenties nu willen inzetten voor een arbeidsloopbaan, of ze willen van daaruit aantal erkenningen krijgen die kunnen leiden naar een diploma. Daar ligt het werk om een verbindingstuk te creëren tussen sectoren, met onafhankelijke assesment centers zoals in de UK met „asdan‟ die hebben assesment center buiten het jeugdwerk maar wel voor jeugdwerk competenties te assesen. Daar zie ik veel mogelijkheden in daar moet geld in geïnvesteerd worden. Misschien komt dat ooit in Antwerpen als eerste want daar zijn wel plannen en ideeën voor maar das afwachten dat zijn sporen die uitgewerkt moeten worden. Voor de rest zijn er nog een aantal jeugdwerkvormen die het idee van jeugdwerk is spelen en niets anders eens moeten loslaten. Respect dat ze dat denken maar ge kunt altijd iets leren in jeugdwerk en waarom dat niet gebruiken. Meer en meer zien we dat veranderen, scouts en giro die eerst er sceptisch tegen over stonden nu meer en meer openstaan ten opzichte van competenties dankzij HVC verhaal. Dus ik denk dat dat een goede evolutie is. Jeugdwerk is een plek waar jongeren competent worden. En ik denk dat iedereen dat moet aanvaarden. Ge ziet dat wel goed als je naar de context binnen stad Antwerpen kijkt waar iedereen met dat verhaal wel mee is, trek dat open in discussies op niveau van de rest van Vlaanderen gaat ge twee jaar terug in de tijd. Das jammer daar moet eens doorgegaan worden. Zijn er nog zaken die je wilt benadrukken of die niet aan bod gekomen zijn die wel belangrijk zijn in het hele EVC gebeuren? Het Europees verhaal, heel interessant gegeven, er zijn nu met heel de bachelor en master structuur is da in onderwijs ook een stuk op competenties neer gekomen. Wat jongeren moeten kunnen en weten dat ze uit een opleiding komen dat da ook te vergelijken valt. Da vind ik een goede zaak. Als we daar heel het competentie verhaal vanuit jeugdwerk een plaats kunnen geven en dat ook veel meer Europees organiseren dan zit er nog veel meer toekomst in. Vlaanderen is niet groot veel jongeren gaan weg en willen ook, vertrekken dus ik geloof dat dat in Europese context belangrijk kan zijn. Merk wel dat België in jeugdwerk uniek is, vrijwilligers is niet in alle landen zodat er een groot verschil op zit, maar in veel landen veel professioneel jeugdwerk die heel hoogdrempelige structuur creëren rond competenties moeten zien dat da geen Europese standaard is want dat is gewoon niet mogelijk voor aantal Belgische jeugdwerk denk aan portfolio voor jeugdwerk vrijwilligers dat is een gedrocht van systeem gewoon zo hoogdrempelige om in te vullen dat gaat niet over waar we in Vlaanderen mee bezig zijn. Ofwel moeten we afstemmen daarop, nog meer wat we in Vlaanderen doen of wel moeten er voor zorgen dat dat erkend worden op Europees niveau. Die Youth Pass is dat niet al een stap in goede richting? Ja, ik heb daar nog niet veel rond gekeken. Hetgeen ik gezien heb is dat het laagdrempeliger is en makkelijker in de omgang, maar het blijft steken op formele dingen, heel hard op vormingen die je gevold hebt en dingen waar je bewijs van hebt en niet op het andere niveau. Vind ik een gemiste kans. Dan moeten we van alles bewijzen schrijven, ik geloof daar niet, wat moet je bewijzen? Bewijs van die jongere heeft die vorming gehad of die competentie verworven want das een verschil, zeker in vormingen van jeugdwerk in Vlaanderen. Waar je jongeren kansen geeft om dingen te leren maar niet zeker weet als ze da wel oppikken. Als je vergelijkt België of Vlaanderen met Europees niveau staan we dan voor of achter, nog veel werk of staan we er goed voor?
115
Staan er redelijk goed voor, sommige andere zijn er al langer mee bezig, Nederland en UK, maar of da dat nu betere verhalen zijn dan hetgeen waar wij aan het werken das een ander verhaal. Nederland heeft al heel lang met „CHQ‟ gewerkt. En dat is rond redelijk formele erkenning, daar naar streven, dat werken met „CHQ‟ dat blijft wel belangrijk maar ge merkt dat die zelf veel meer op hun eerste stappen inzetten op het herkennen en het eigenlijke zelfbeeld opbouwen. Dus ge ziet dat dat in onze richting evolueert; verhaal in Vlaanderen vond Uk Youth heel interessant om voor hun stuk te zetten omdat ze een heel stuk misten dus we staan er toch wel goed voor. We moeten gewoon blijven werken. Voor de rest nog dingen die je kwijt wilt? Wat ik in het begin vergeten te zeggen was wat we nog rond competenties gedaan hebben is het rollen congres waar wij een Europees congres georganiseerd hebben rond jeugdhuiswerk en competenties en daar hebben we echt wel op ingezet op da verhaal wat wel een groot succes was en waar heel veel ideeën zijn uitgekomen en een aantal kritische reflecties op de verhalen waar we in Vlaanderen mee bezig zijn. En da was wel heel belangrijk, daar hebben we veel in geïnvesteerd en met de resultaten aan de slag zijn.
15.2 Steunpunt Jeugd Steunpunt Jeugd ondersteunt het jeugdwerk. Om dat goed te kunnen doen zijn wij een kennis en -expertise centrum over jeugd, jeugdwerk en jeugdbeleid. Ik denk dat dat het simpelste is. Dan gaat het echt concreet over de noden van het jeugdwerk ondersteunen, dat we zorgen dat we overlegplatformen aanbieden, hen producten aanbieden waar echt nood aan is. Dat wij hen een richting geven in een aantal moeilijke beleidszaken of praktijkzaken bijvoorbeeld EVC en wij proberen vanuit die zaken de positie van kinderen en jongeren te versterken. Bij welke projecten rond EVC zijn jullie betrokken? In het verleden hebben een aantal zaken gedaan. In 2007 hebben we een onderzoek gedaan naar de competenties van de jeugdwerker. We zijn op zoek gegaan naar generiek competenties van een animator hoofdanimator instructeur. Bijna alle organisaties mogen hun eigen cursussen organiseren. Maar natuurlijk aangezien dat al die verschillende cursussen er zijn betekent dat dan ook dat die eigenlijk toewerken naar hetzelfde competenties ja dan neen. Dus we zijn gaan kijken naar wat zijn die generieke competenties van de jeugdwerker. We zijn die nu aan het verfijnen in een platform. Zodanig dat daar een breder draagvlak voor is. Want in het begin van het onderzoek was er veel medewerking naar het einde toe wat minder. Dat is één iets dus we proberen eigenlijk een competentie profiel van de jeugdwerk op te stellen met dat project. 2007 gestart 2008 voorgesteld en nu in 2009 zijn we klaar. We zijn ook gestart met het portfolioproject. Het portfolioproject is een project waarin een digitaal portfolio wordt uitgewerkt. Waar competenties die in jeugd en volwassen werk kunnen gedocumenteerd worden. Ik wil dat gerust wat beter uitleggen: de naam portfolioproject verdwijnt maar die nieuwe naam is nog geheim dus ik kan die nog niet meegeven. We hebben een concept uitgedacht waar competentiedocumenten kunnen uitgewerkt worden door organisaties vooral, die kunnen bewaard worden online of in een map. Het klassieke portfoliosysteem. Een portfolio is een map waar bewijzen voor competenties in aan bod komen. We hebben een competentiedatabank samengesteld waar we een lijst van competenties in hebben opgesteld waar we het in het jeugdwerk over eens zijn. Dat is ook iets waar we nu mee bezig zijn. Dat is iets meer voor het laatste ding wat is er nodig op beleidsvlak. Dat is eigenlijk een kader aanbieden en omdat het beleid dat niet aanbiedt omdat er geen eenduidig
116
kader is van competentie. Alleen al het feit van hoe omschrijf je een competentie is al een heel groot probleem. En omdat we daar voor de zoveelste keer problemen mee hebben zijn we een competentielijst, een competentiedatabank aan het uitwerken die bruikbaar is en waar een zekere gedragenheid over bestaat. Wat gaat een organisatie moeten doen? Een organisatie gaat een competentiedocument moeten aanmaken. Dat ziet er als volgt uit (toont document). Dit is nog een oude versie. Dus iemand krijgt een document van een organisatie die bijvoorbeeld na het volgen van een vorming maar dat kan evengoed omdat hij de functie groepsleider in de scouts heeft gedaan. Die heeft die competenties daarin opgedaan. Die competenties kunnen uit een lijst geplukt worden eventueel met een verdere omschrijving. Waar achteraf kan gezegd worden er vond een beoordeling plaats of niet en dat kan worden omschreven. Dus documenteren van de competenties. Op dit moment wordt dat getest. Er zijn een 20tal organisaties dat aan het testen.hoe meer dit wordt gebruikt hoe meer zichtbaar het wordt binnen de sector. Maar dan ben ik ook al een beetje naar de noden enz aan het kijken . Een organisatie maakt die documenten aan en kan dat koppelen aan.. maar dat is vooral belangrijk voor organisaties zelf. Wat moet een deelnemer doen? Een deelnemer moet enkel ontvangen. Een deelnemer krijgt een competentiedocument en mag dat gewoon online houden. Onze servers zijn zo groot dat we dat proberen bij te houden. Dat we dat redelijk lang kunnen bewaren dat dat niet iets is dat in één twee drie weg is. Of men kan dat ook in een map bijhouden. In tegenstelling tot meeste portfolio‟s waar eigenlijk het werk aan de jongere zelf wordt gelaten, is dit eigenlijke de omgekeerde manier en wordt het eigenlijk voor de deelnemer gedaan. En dat zouden we dan moeten ondersteunen. Is dat min of meer duidelijk? Dus dat portfolioproject samen met Socius. Dan hebben we ook een visietekst gemaakt of een dossier rond EVC. Dat is in afwerkende fase op een aantal opmerkingen na is dat twee weken geleden goedgekeurd door een denktank EVC. Die denktank heeft een jaar visies bij elkaar gebracht, van dat vinden wij dat er moet gebeuren, dat is datgene waar wij naar toe willen. We hebben een aantal externen uitgenodigd. Onder andere de Antwerpse organisaties die met EVC zijn begonnen (Formaat, Kids, Jes) maar ook een aantal geïnteresseerden (KSJ, Chiro). Daar zijn we gekomen tot een visie. Die visie is van Steunpunt Jeugd, niet van de sector maar die heeft toch een zekere gedragenheid bij de twaalf organisaties die mee rond de tafel zaten. Ik denk dat dat eigenlijk een belangrijke stap is. Je krijgt dat alvast mee. Zijn er nog andere zaken die jullie doen rond EVC? Dus de denktank is een overleg maar dat is maar tijdelijk want alleen maar evc lijkt ons niet zo nuttig. Het dossier probeert eigenlijk een kader te scheppen en in de bijlage komt dan alles instrumenten die er zijn op dit moment en aantal EVC werkvormen, methodes om er mee aan de slag te gaan. Waar instrumenten dan duidelijk een portfolio of C-stick is of... Dit ter inspiratie van omdat we vinden dat dat nodig is. Dit komt zeker en vast ook aanbod binnen het platform vorming. Als de denktank stopt zal dit hier ook in worden ingedeeld omdat in dit platform ook het meest wordt nagedacht over hoe kunnen we dit denken rond competenties daar in verwerken. Over het portfolioproject zal er ondersteuning zijn. Hoe kunnen we het gebruiken maar ook hoe kunnen we competenties juist formuleren en omschrijven. Op 27 november is er een lanceringmoment waar we een eerste stand van zaken geven. EVC is zowiezo competenties waarderen. Het is sowieso een moeilijk concept. Maar het is iets dat we blijven opvolgen Daarnaast zit ik in het kennisnetwerk EVC. Dat is nieuw. De site is www.vlaanderen.be/EVC. Dit is nieuw sinds één of twee weken. Ik zit daar als vertegenwoordiger van jeugd en daar sta ik ook in voor zorgen dat het hele EVC verhaal niet te veel afwijkt naar wat het in het onderwijs bestaat. Zijnde het strikte beoordelingssysteem om vrijstellingen te krijgen of het ervaringsbewijs wat soms wat aan het gebeuren is. Maar heel het competentiedenken is breder.
117
Aandachtspunten? Laat ons eerst even. In dit dossier hebben we gekozen om de term EVC te laten voor alles wat toeleidt tot een certificaat. Het gaat hier over een summatief spoor en daar gaan wij ook in mee om een aantal redenen. De term EVC schrikt af. Sommige organisaties zeggen EVC daar doen wij niet aan mee terwijl zij toch heel hard aan competentiebewustwording doen. Maar gewoon omwille van die drie letters niet willen meedoen. We hebben een onderscheid gemaakt op basis van een onderzoek van de universiteit van Gent. Zij hebben een onderscheid gemaakt tussen HVC en EVC. Waar HVC het Herkennen van competenties is EVC puur het formele. Herkennen van competenties en verborgen competenties. Het over bewustmaken van competentie, stimuleren van competenties. Ik denk dat HVC datgene is waar het jeugdwerk op moet focussen. Het is niet de bedoeling dat we met EVC strikte procedures hebben waar formele erkenningen op volgen. Ik denk dat puur voor naam zeer belangrijk is. Bij de overheid spreken ze niet van HVC maar van EVC relevante projecten maar dat klinkt dan zo een beetje neerbuigend misschien. Ik denk op zich dat in het jeugdwerk het heel belangrijk is dat we blijven kijken naar onze doelgroep, naar onze individuele jongere. Ik ben zelf zeer hard overtuigd dat dat betekent dat we verschillende methodes en instrumenten nodig hebben. Dat betekent niet dat iedereen zijn eigen ding moet gaan proberen. Maar wel dat waar men in JCC's met maatschappelijk kwetsbare jongeren werkt, dat men in Chiro ook met EVC wil werken maar zij hebben een ander publiek. Dus er zal een andere manier van werken moeten zijn puur praktisch. Ik denk dat iedereen moet zoeken naar wat is voor ons de beste manier om dat te doen. Aandachtspunten zijn dan : het kijken naar de doelgroep en afstemming op elkaar. Wat dat wij met het portfolioproject proberen op een gemeenschappelijke taal te suggereren. Dat maakt het eenvoudiger voor de jongeren zelf om van de ene situatie naar de andere te gaan. Te weten dat er hetzelfde wordt bedoelt en gezegd. Dat al die zaken hetzelfde menen. Zijn dat de zaken die je wat wou horen? Ja en je bent ook niet de eerste die dit aanhaalt. Welke knelpunten? Wat een probleem is is de angst van veel organisaties. Heel veel organisaties zijn nog altijd bang dat door het leren in de jeugdsector bekend te maken, dat het jeugdwerk zou gebruikt worden, een instrumentalisering van het jeugdwerk. En dat is dan van uit een algemeen niveau ik denk dat dat een zeer moeilijke zaak is. Heel veel organisaties hebben zoiets van wij doen dat gewoon niet. We moeten het leuk houden en we mogen vooral niet zeggen wat er geleerd wordt. Ik stel het nu extreem maar dat zijn zaken die zeker en vast meeleven. Financieel is er natuurlijk ook wel.. Vaak iets projectmatig gesubsidieerd. Eens als de middelen op zijn betekent dat dat er daarna veel gevraagd moet worden. De C-stick van JES bijvoorbeeld. Die moeten nu veel geld vragen als anderen hier mee aan de slag willen. Zij vragen eigenlijk gewoon de kostprijs maar die is duur en niet jeugdwerkvriendelijk. Als we willen dat alles wat bestaat rond EVC/ HVC, ik weet nog niet hoe ik het precies moet noemen, moet daar zeker aandacht aan besteed worden. Hoe gaan we dat doen? Maar dat is dan meer naar het beleid toe. Ik denk dat dat de belangrijkste knelpunten zijn. Wat er ook een beetje bestaat. Maar ik weet niet of het een gegronde vrees is. Er bestaan instrumenten maar of die ook allemaal juist gebruikt zullen worden. Of dat misschien de goedbedoelde intenties van bijvoorbeeld het portfolioproject niet misbruikt zullen worden. En dat men op latere basis competentiebewijzen gaat vragen in plaats van dat het eigenlijk de bedoeling is om mensen bewust te maken van competenties. We willen daar absoluut niet iets van maken dat misbruikt wordt door subsidiërende overheid of organisaties. Maar wat dat zal geven dat weten we natuurlijk niet en dat is een beetje een schrik dit ik persoonlijk wel heb.
118
Hoe zien jullie de rol van het jeugdwerk in EVC? Voor mij is dat heel duidelijk jongeren bewust maken van competenties. Aantonen wat ze geleerd hebben, met hen daarover reflecteren, soms ook enkel het benoemen kan voldoende zijn. ... is al een stap verder “kijk dit hebben we gedaan” is reeds een gigantische stap. Naar andere actoren toe is het doel dat we kunnen zeggen “hallo dit is hetgene in het jeugdwerk dat belangrijk” en dat we dit ook sterk maken. Zo ondermeer het onderwijs duidelijk maken dat er niet enkel spel is in een scouts, maar dat daar wel degelijk ook organisatietalent achter zit. Zoveel jaren in de scouts zitten, veel ervaring opdoen en een attest jeugdanimator behalen, wil niets zeggen voor iemand die de sector niet kent. Hoe ervaren jullie het EVC beleid in Vlaanderen? Een tijdje geleden was ik nog negatief geweest, maar nu begint er eindelijk terug wat schot in te komen. Kennisnetwerk JVC is opgestart; de verschillende sectoren die met het hele EVC gebeuren te maken hebben onderwijs, arbeid, cultuur, jeugd, sport zitten samen rond de tafel, eindelijk, wat dat gaat geven weet ik niet, in 2003 (EVC agenda) zijn er heel wat dingen uit de grond geschoten en sindsdien ligt het wat plat, het was niet weg maar niemand wist “wat gaat er gebeuren”? Het is ook niet duidelijk verschillende beleidsteksten worden op verschillende wijze gebruikt bij VDAB is dat bewust maken van competenties om werk te vinden; naargelang welke tekst dat je leest is het een ander verhaal, maar ik hoop dat we naar volgende regering toe er iets van kunnen maken. Maar momenteel is het niet veel soeps. Over het beleid in Antwerpen kan ik niet zoveel zeggen, maar we merken wel dat er intersectoreel overleg in Antwerpen, wat tot voor kort enkel op Vlaams niveau plaats vond. Je kan blijven wachten totdat er Vlaams niveau iets gebeurt. Ieder heeft zowat zijn eigen ding willen doen. Elke sector heeft daar zijn eigen visie op, maar eigenlijk is er wel een grote lijn als je niet valt over details. Het EVC verhaal is overal zowat opgepikt, maar dan was het wat wachten op de beleidsmakers. Er is nooit écht werk van gemaakt. Dan krijg je dat ieder zijn eigen referentiekader gemaakt, met als gevolg dat je merkt van “Wij steken er veel werk in dus willen dat niet zomaar uit handen geven”.
Waar moet een tandje bijgestoken worden? Het kan nog allemaal veel meer, maar het leeft, vooral in de jeugdsector. Ik vind dat het dan zeker ondersteund moet worden; tijd en middelen investeren. Het biedt zoveel kansen naar jongeren toe (vanuit het jeugdveld gesproken); het moet daarom absoluut verder worden uitgewerkt worden. Het is niet dé oplossing, maar het is wel interessant voor kansengroepen om hen kansen te geven. Het is een manier om jongeren hun zelfbewust zijn sterker te maken, om hen nieuwe wegen te doen inslaan. We moeten zorgen dat er voldoende uitwisseling is, over de sectoren heen. Het is de taak van de overheid om de kans te geven eilandjes te doorbreken en grensoverschrijdend te werken. Andere zaken waar je zelf veel belang aan hecht die nog niet aan bod zijn gekomen? Men moet stoppen met het Mattheus - effect boven te halen; ik geloof daar persoonlijk niet zo hard in. We moeten investeren in groepen die het nodig hebben, maar men mag zich niet beperken. Iedereen kan sterker gemaakt worden. Een uitdaging is zeker kijken naar hoe gaan we alle verschillende experimenten van verschillende sectoren naar mekaar toebrengen dat er een goede doorstroom is.
119
15.3 JES Stel kort uw organisatie even voor. Jes is een landelijk project en tussen haakjes een werkorganisatie. Daarvoor moeten we in vier provincies aanwezig zijn om herkent te worden als landelijk, en dat zijn: Oost- Vlaanderen, Vlaams Brabant, Brussel en ook Antwerpen. We moeten hier een herkenning voor krijgen. We hebben in alle steden stedelijke samenwerkingsverbanden. Het is een stadslabo waarbij twee woorden zeer belangrijk zijn: groot stedelijk; twee "geïntegreerd" omdat we vanuit een brede jeugdbeleidsbril kijken. Er zijn verschillende beleidsdomeinen en jeugd loopt daar allemaal door. We vertrekken veel vanuit jeugdwerk, maar ook vanuit opleidingscontexten. Wij zijn, derde belangrijke, een stadslabo. We kunnen hier experimenten opzetten, in dat opzicht ook kruisbestuivingen. We zijn er als organisatie niet vies van om het project "Vecht en dans kort op de bal in Brussel" te ondersteunen... projecten waar je clubs bij gaat ondersteunen die het eigenlijk wat moeilijker doen. In het kader van het participatiedecreet van Anciaux, dat zijn dan project die vier vijf jaar duren. Maar wij hebben dan experiment innoverend willen zijn om dan naar een soort overdraagbaarheid te gaan. In het begin schatten we de overdraagbaarheid dan wat in omdat we het Antwerpse sportbeleid dan samenbrengen met het Vlaamse, zo dat we dan een goed project kunnen draaien. Ik denk dat dat zeer belangrijk is om van innovatie naar consolidatie te gaan. Experimenten, het woord zegt het zelf, niet alle experimenten zullen lukken. Maar daarom hebben ze niet, geen meerwaarde gebracht. Dat moet niet. Ik denk dat dat de grote organisatie is. We zitten in drie steden. Hier zijn we vooral met jeugdwerk bezig, in Antwerpen. Met jeugdwerk dan in de brede zin, ook met sport. De drie mensen die met (?) bezig zijn, hebben we een viertal mensen die met jeugd bezig zijn, o.a. het verhuren zit daar in, zowel een receptieve als een actieve functie in Antwerpen. De twee mensen die kadervorming geven voor de ganse stad Antwerpen, dus voor animator, hoofdanimator en instructeurscursus voor een doelgroep die eigenlijk niet via de klassieke jeugdbeweging daartoe komt. Maar een zeer gemengd publiek, een beetje korter geschoold dikwijls, veel diverser van aard. We hebben iemand die stadsklassen ontwikkeld, bosklassen, zeeklassen. Vanaf 2010 zouden Vlaamse klassen naar Antwerpen kunnen komen om de stad beter te leren kennen. Ofwel in een module van een dag, ofwel in een module van drie dagen, om zo de stad op een jonge en frisse manier te leren kennen. (Tweede en derde graad Secundair). We hebben drie mensen die bezig zijn met arbeid, wat wij noemen "arbeidscompetentiebegeleiders". Het jeugdwerkteam, we zeggen dat ze met vier zijn, maar die zijn eigenlijk met vijf als je de twee EVC medewerkers meetelt en de drie arbeidscompetentiebegeleiders meetelt. Daar zit ons stuk visie achter dat vertrekt van: dat als je vanuit je vrije tijd op een ongedwongen manier en door een positief aanbod te doen en laagdrempelig te werken met een groep stevig publiek dat je kent. Er zijn wel een aantal aandachtsgebieden, maar als je daar op een positieve manier aan de slag gaat dan komen die EVC's naar boven drijven, als kind, als tiener of jongere. Talenten ook, dit is niet hetzelfde als competenties. Ze komen bovendrijven en wij geloven erin dat je er transities met andere beleidsdomeinen van kan maken. Op vlak van onderwijs, daar hebben we niemand voor in huis, maar dat ligt ook nogal gevoelig: het CLB, de studiereizen, ... Maar wij doen gedeeltelijk aan onderwijsoriëntatie omdat wij jongeren zien die eigenlijk niet in de juiste richting zitten. Dat zijn bijvoorbeeld zeer goede sociale werkers of knutselaars maar ineens stel je dan vast dat ie in Kantoor-Verkoop zitten. Maar dit gebeurt ook naar werk toe, naar een betere arbeidscoördinatie. Die arbeidscompetentiebegeleiders die moeten niet voor werk zorgen, die moeten in een soort "van straat tot loket" functie, jongeren een stuk vanuit de vrije tijd op een ongedwongen manier te oriënteren van op de pleinen zelf, vanuit het vertrouwen dat ze creëren. Zo hebben we drie medewerkers. Er zijn twee EVC medewerkers, de derde zit in Zappa. Als ik spreek over de ploeg van Jes Antwerpen, dan spreken we over een inzet van een vijftiental
120
mensen, met de zestiende op komst, dit ten opzichte van een ganse ploeg 95-tal medewerkers over gans het land. Welke specifieke projecten rond competenties organiseren jullie? Erkenning en ontwikkeling hier in Antwerpen. Ik denk dat we veel doen rond EVC op alle verschillende niveaus. We zijn er internationaal mee bezig. Zo zijn we onlangs naar Londen geweest om een stuk voor te stellen waaruit duidelijk blijkt dat dat soort van werken voor portfolio's toch niet meer in het academische luik zit. De C-stick is eigenlijk met een tweehonderdtal jongeren in samenspraak en -werking met een aantal bedrijven op maat gemaakt. Terwijl je in gans het EVC alles, zeker als het over ontwikkeling gaat van producten, portfolio's of andere USB-sticks of websites, wat het medium ook is om aan die erkenning ontwikkeling te voldoen, toch dikwijls op academisch wetenschappelijke manier gebeurt en waarbij de doelgroep toch niet zo veel mee is. Wat ik gehoord heb is dat mensen het toch al een bruikbaar instrument vinden, waar jongeren ook iets mee zijn. Internationaal zijn er zo nog wel wat steden. We zijn onlangs naar Rotterdam geweest, de jongerenhoofdstad van 2009. (Antwerpen zal dit zijn in 2011.) We zijn met gans Jes daar naartoe geweest. Rond competentieontwikkeling hebben we het er nu nog niet over gehad. Maar er zijn een twaalftal steden die ik nu niet allemaal vanbuiten ken die in het Urbact programma zitten. Het Urbact programma, dat is iemand van de administratie van W&E (werk en economie). Het portefeuille van Voorhamme, de schepen van W&E onder andere maar ook onderwijs en middenstand, die volgt Urbact op. Maar wij doen daar vanuit het competentiewerk, internationaal zenden wij onze werkers daar naartoe en laten we ze een tekst schrijven. Niet alleen werkers, maar ook jongeren. We hebben bijvoorbeeld naar Rotterdam Urbact 2 My Generation, wat toch wel kaderde in maatschappelijke integratie, al wat dat raakt en het zoeken naar werk, drie jongeren uit onze eigen werking gestuurd, mits toestemming van de school, ze zetelen namelijk alle drie nog in het BSO. Het gaat om drie jongeren van Marokkaanse origine die naar daar getrokken zijn om samen met andere Europese jongeren om daar samen te werken. Dat is zo een voorbeeld van een internationale beweging. Op Vlaams niveau heb je EVC-ontwikkeling zowel binnen jeugd als binnen werk, zitten we in verschillende structuren. Ik ken ze ook niet, maar af en toe een EVC-denktank, wij hebben iemand, de hoofdingsverantwoordelijke, Stijn Vlasgaard, die volgt alles rond kwalificaties op. Wij hebben daar een oefening rond gedaan, hoe we ons daarin positioneren, ik denk dat dat een zeer moeilijke tocht is momenteel om daar een soort diploma, of gelijkgesteld diploma, met die EVC's te kunnen krijgen. Ik denk dat wij onszelf ook niet zien als de organisatie die dat zal doen, die diploma's. Wij willen daaraan mee de weg voorbereiden maar we willen niet diegene zijn die dit hoeven te jureren of de normen hierin hoeven te bepalen. Wij zijn voor ervaringsbewijzen, wij staan hier voor open. Ik denk dat wij hier wel iets mee gaan doen. Wij spelen met het idee hier in Antwerpen om met een soort ervaringsbewijs te beginnen: sociaal tolk. Wij hebben dan ook een zichtlijn op andere omdat wij dan merken dat jongeren die wij hier bereiken in deze buurt zeer sociaal, bereid zijn om zich sociaal te engageren. Iets wat mensen van de buitenwereld niet vermoeden of niet zien. Je moet daar insider voor zijn. Dat is een stuk waar we wel rond bezig zijn. Maar ik zat op Vlaams niveau dus, binnen jeugd zit daar wel wat structuur in. We hebben daar ook volledig een zicht over. Ik weet dat onze directeur daar een tekst rond geschreven heeft, maar die heb ik niet. Die heeft dat onlangs voorgesteld, we hebben onlangs samen gezeten met de mensen van VDAB Gent en VDAB Antwerpen. Normaal ging LR van VDAB hier ook zijn om te kijken wat wij allemaal doen rond EVC. Wat we dan nog volgen rond 'werk'. Als je het Vlaams regeerakkoord leest dan ligt de nadruk toch op het competentiebeleid, al krijgt jeugd maar een bladzijde toegewezen. Ik denk dat het daar wel duidelijk wordt dat we een bepaalde strategie hebben en dat we graag zouden evolueren vanuit ervaring die van de jongeren zelf komt, met behulp van de C-stick. Dit is een goede tool waarmee je kan
121
solliciteren. Die gaat afgestemd worden op de tools die ontwikkeld worden, zowel in het deeltijds onderwijs (DBO) en binnen de VDAB. Het is zo dat je voor bepaalde competenties, de "negen plus drie" noemt dat, maar hiervoor verwijs ik naar Marjan. De "negen plus drie" wordt in bepaalde opleidingen gebruikt en wordt in de C-stick als geheel ingeslepen. Het instrument is er technologisch voor voorzien dat je er af en toe iets bij kan inbrengen, zodanig dat voor bepaalde opleidingen de C-stick gebruikt kan worden. DBO en VDAB streven een beetje naar een gemeenschappelijke tool. Ze zijn daar nog niet, maar dat is een gemeenschappelijke evolutie. Dat is het midden van de ontwikkelingen. Voor onze organisatie zit dit op een directie- en stafniveau. Waar wij hier in Antwerpen met bezig zijn is eigenlijk het zeer concreet en praktisch maken. Men is lang bezig geweest met Csticks en competenties, maar met bepaalde doelgroepen daarmee omgaan, dat in praktijk omzetten en ermee bezig zijn, wat betekent dat dat in de realiteit? Naar gewoon wat goede practices was het al ver zoeken? Je hebt wel de jeugdhuizenwereld, die de competenties uitgewerkt hebben. Daar wordt zeer veel gewerkt rond EVC en bij de Scouts en Chiro ook. Alhoewel dat Scouts en Chiro, de klassieke jeugdbewegingen, zich vele minder als een stuk leeromgeving willen positioneren binnen het jeugdwerk. Ik denk dat Jes zich echt sterk als leeromgeving profileert, het is te zeggen, Jes is een sterke leeromgeving. Wij zijn grootstedelijk ingebed, hier kom je iets leren, wij zijn een sociaal pedagogisch project. Anderen gaan hier verder van uitwijken. Pedagogie, in dat opzicht, je leert daar iets. Sociaal, je bent in groepsverband. Werken met C-sticks is zeer individueel maar het werken in groep en elkaar feedback leren geven en daar een groepsassesment in krijgen is zeer belangrijk in de contexten waarmee wij werken. Maar de contexten waar wij mee werken in Antwerpen: vrije tijd, er zijn hier van onze vrijwilligers die wij hebben een aantal jongeren van voornamelijk Marokkaanse origine, die hebben bijna allemaal een C-stick op zak. Wij hebben dit bijna een jaar zelf beheerd. In de kadervorming werken wij met zes competentierollen. Die krijgen een C-stick, maar wij werken dus met rollen: je bent een bouwvakker, een uitvinder, een ... Binnen die competentierollen zijn telkens drie gebruiksindicatoren uitgewerkt. Tijdens een cursus loopt dat werken met competenties daar als een rode draad erdoor. Dat is eigenlijk meer het "clown" zijn, je bent meer een clown dan een uitvinder. Maar er zijn wel gedragsindicatoren aan verbonden, die zijn dan ook weer vertaald aan een hoofdanimatoren cursus. Een hoofdanimator zal andere rollen toegewezen krijgen dan een animator. Idem dito voor een instructeur. Men heeft die allemaal op papier gezet en men gaat daar dan in de drie steden met aan de slag als een rode draad op een zeer speelse manier. Wij zijn meer jeugdwerking, hier komen jongeren binnen en krijgen die C-stick in hun handen. Het gaat hier meer om proeven van het aanbod en dan weggaan en zien. Hier is er zo een EVC-medewerkster, in Deurne ook, in Zappa ook, die een beetje kijkt of de activiteit aanslaat en of wat ze doen. Vanaf het ogenblik dat we hier wat "groen" in onze handen hebben gaan we daar een laagdrempelig feedback gesprek aan koppelen. Wat is dan zo'n laagdrempelig feedback gesprek? Het klinkt sjiek, maar het is meer een gesprek aan de toog "Ben je geïnteresseerd?". Daarna gaan wij een weg daar aan koppelen en vanaf dit punt spreek men van een traject of een competentietraject. Dat staat allemaal in een bundel. Wij hebben hier een EVC tweedaagse gedaan op zes en zeven februari en dat is vertaald in een verhalenboek, daar staat wel wat informatie in over wat wij hier in de praktijk doen. Ik ben eventjes afgedaald naar de praktijk om terug te keren naar Jes. Wij gaan in de toekomst naar meer praktijk toe en wij gebruiken de C-stick als sociaal pedagogisch instrument met alles wat er op staat, zowel individueel als in groep werken en al wat erbij hoort. Wij gaan ook in Brussel in het straathoekwerk mee aan de slag. We gaan er ook mee in het project "kort op de bal", dat zijn die drie mensen in Brussel die een zevental clubs opvolgen en proberen te versterken. niet alleen de club als organisatie, maar die ervoor zorgen dat de leden van die clubs meer opnemen en meer mede-eigenaar worden en daar werken met competentiebesef, ook met die C-sticks. In "vecht en dans" hebben wij in het luik dans een dansproject met het Leonardo Lyceum opgezet op het Kiel. Waar er dan nog vraag is naar, nood is aan of waar we kwetsbare jeugd vinden zetten we dansprojecten op. We hebben er zo drie opgezet, eentje is op het Kiel. We zijn zeer sterk geïnteresseerd om te zien dat de school bezig is met competentiebesef en we gaan daar dan ook met de C- stick experimenteren. We experimenteren continu, hier
122
zijn we ook maar een jaar, anderhalf jaar bezig uiteindelijk. Het omzetten naar de praktijk ...er zijn zeer veel portfolio's gemaakt en er zijn zeer veel mogelijkheden naar sleutelcompetenties en naar technische competenties en dan die twee samenbrengen om dan tot curriculae te komen. Je kan er zo veel maken als je wilt maar wij hebben een keuze gemaakt binnen Jes om tot zestien à zeventien sleutelcompetenties te komen, we zijn ooit van zeventig gekomen, inzetbaar voor een ruime groep op een C-stick. Sommige jongeren zullen hier waarschijnlijk minder aan hebben dan andere. Wat wij in de praktijk doen doen ze ook in Brussel en in Gent en ook in het deeltijds onderwijs. Het gaat hier om verschillende soorten settings die bijeen zijn gebracht. We erkennen dat we zelf een leeromgeving zijn. We zetten dus die C-stick in in het informele leven, maar ook in vrije tijd, het straathoekwerk, een aantal projecten (vecht en dans; kort op de bal). Non formele leren, dat is de kadervorming. In het formele leren, daarmee organiseren we zelf opleidingen. Zo organiseren we in Brussel een paar opleidingen tot bijvoorbeeld kamermeisje of parkwachter. De reden waarom we dat in Brussel doen, hier in Antwerpen hebben we andere spelers op de markt. We hebben hier socio-economische initiatieven, hier moeten we niet bezig zijn met zelf opleidingen, er zijn in Antwerpen genoeg organisaties die opleidingen voorzien (Manus, de werkhaven, stedelijke vzw etc). We hebben wel de ambitie om een stuk mee te gaan nadenken, om jongeren te preparen, niet repareren, voor de arbeidsmarkt. Vertrekkende vanuit de competenties, de dingen waar ze goed in zijn. In de drie contexten van leren, informeel, non formeel en formeel, lopen er momenteel experimenten. Het is in volle ontwikkeling momenteel. Op Vlaams niveau zitten wij samen met de VDAB voor de afstemming van die competenties. Wij breiden op die manier de C-stick verder uit met gegeven die we dan ook ontvangen van de VDAB. Op Antwerps niveau zie je alles vanuit twee hoeken: jeugd en arbeid. Dit is de stad die echt voortrekker is op vlak van investeringen op vlak van een competentiebeleid naar jongeren toe. Enerzijds heb je jeugd, dat is schepenen Leen Verbist die onder andere portefeuille Huisvesting, Ontwikkelingssamenwerking, Samenleving en al wat daarmee te maken heeft, maar ook Jeugd. Hierbinnen zitten drie EVC medewerkers, waarvan er twee voor ons werken. Eentje zit in Borgerhout, eentje in Deurne. De derde werkt voor Zappa. Dat is begonnen op één januari en daardoor ook gekoppeld aan een erkenning als jongerencompetentiecentrum. Sinds dit jaar bezitten wij ook drie arbeidscompetentiebegeleiders. Maar dat is een portefeuille vanuit Werk & Economie. We zijn eerst vanuit het eerste vertrokken om ons verhaal te brengen aan W&E. Men heeft ook wel dezelfde redering om wanneer we jongeren bereiken in hun vrije tijd, misschien worden ze nooit echt bereikt, niet via VDAB, ze meer richting werk en onderwijs te sturen. Dat is allemaal zeer nieuw, zeer pril, maar sterk vertrekkend vanuit het geloof in het potentieel van jongeren op een ongedwongen manier in en vanuit de vrije tijd. Dit zijn wel zeer belangrijk zaken in de praktijk. Zo gaat het van internationaal naar nationaal naar regionaal vlak. Het heeft allemaal wel verband met elkaar. Het is zeer belangrijk om weten dat alles toch wel vertrekt vanuit het internationale vlak. Zijn er nog andere zaken die jullie doen omtrent EVC? Onze C-stick is een heel vormingsaanbod. (Meer informatie daar omtrent vind je terug op onze website.) Van introductie met de C-stick tot "wij willen ook met de C-stick werken", tot een vorming met alles er op en eraan. Zodanig dat de vzw Leo die hier gebruik maakt van onze lokalen, de jongeren die hier dan zitten hebben die vorming nodig en maken zo gebruik van de C-stick. Enkele KIDS-werkingen, dat zijn de "werkingen maatschappelijk kwetsbare jeugd", daar zijn een paar jeugdwerkers die samen met hun jongeren met de C-stick aan de slag gaan. Die expertise die we gedeeld hebben gaan we terug samenbrengen om zo te zien hoe het is verlopen om met de C-stick te werken. We doen zeer veel in expertise-deling. Dat staat ook in onze opdracht met
123
de stad Antwerpen dat we... We hebben hier dikwijls een school, hoger onderwijs of een universiteit, zowel internationaal, Vlaams als lokaal delen we die expertise naargelang hoe we met die competenties omgaan. Wij ondersteunen bijvoorbeeld KIDS Borgerhout. Die gaan in het najaar met tien jongeren een competentietraject afleggen, dan tekenen we dat uit en steken we er een groot touwenparcours bij en nog wat dynamische oefeningen. Onze EVC-medewerkster werkt dit uit. Zo krijg je een paar vaardigheden die afgesproken worden door het jongerencompetentiecentrum en de jeugdwerking die de vragende partij is. We kiezen dan samen een paar sleutelcompetenties uit onze zeventien vaste, bijvoorbeeld samenwerking en luisteren. Sleutelcompetenties zijn zeer brede competenties. Het zijn ook gedragsindicatoren, "wat stel je vast binnen je groep, waar wil je naartoe?". Je organiseert dan begeleidingen waarbij jongeren er iets over kwijt kunnen en waarbij je je dan gericht kunt gaan concentreren. Je kan niet op alle zeventien sleutelcompetenties groepsdynamische oefeningen gaan doen, dat is te veel. Het is dan beter dat je een selectie maakt en als groep een analyse over jezelf maakt. "Waar zijn wij als groep minder goed in?" Dat je hieruit ook ziet waar de groep naartoe wilt in zijn vrije tijd: kunnen ze een beter leidersploeg zijn; kunnen ze meer meisjes bereiken in de omgeving, wat hebben ze daar voor nodig; ... Daarop zetten wij dan een competentietraject in groep op maat. Wanneer ze dat gedaan hebben, krijgen ze de C-stick. Daar hangt geen erkenning aan vast. Je krijgt geen award of iets dat gelijkgesteld staat aan enige vorm van diploma of attest. Er is momenteel heel weinig tot geen erkenning van EVC eigenlijk? Wat je hebt bij animatorcursus, hoofdanimator/instructeur, dat betekent eigenlijk ook niet veel dat attest als je dat naast een diploma legt, dat wordt aanzien als een onderdeel van hun competentietraject. Over de lengte, hoe lang duurt nu zo'n traject? Dat is zeer variabel, het kan bijvoorbeeld tot drie jaar duren. Vanaf het ogenblik dat er hier iemand binnenkomt, dat kan kaderen binnen het levenslang leren. Het kan ook zijn dat je hier voor twee uur op iets intekent, zo ver zijn we nog niet, met behulp van een soort Bongo bonnen waarbij je methodieken hebt. Dat je dat krijgt als jeugdbeweging en dan klop je aan en heb je hier werkers die je daarbij helpen. Wij hebben hier dan werkers zitten die je daarmee helpen. En als het dan gaat om een trajectje van twee uur.. We moeten hier nog op zoek naar gaan. We hebben wel al een definiëring gemaakt, wat het voor ons betekend. Het gaat om het bewust stimuleren van een groep. Het is niet zoals bij een Chiro, daar wordt ook gemotiveerd, maar dat is vele minder... Het gaat hem over bewust gaan kijken naar je groepen en daar iets mee te doen. Wij registreren ook bewust, we hebben de C-stick als profiel, voor sommige geven we dat niet af maar we maken voor iedereen een soort profiel aan: Wat heeft hij nu gedaan het afgelopen jaar? En waar denken wij als team aan dat het naartoe moet? Een kansenplan, we hebben nog geen naam maar het is geen handelingsplan want wij gaan niet zeggen hoe iemand iets moet doen. Wij geloven er in dat de jongeren zelf bezielers zijn van hun traject. Dus kansenplan: misschien ligt daar een kans of daar of... Maar het is goed voor ons, want zo worden de jongeren veel bewuster op kansen. Wij wijzen ze in de juiste richting maar ze moeten ze moeten zelf zien wat ze doen. Dit is een zeer praktisch verhaal. Wat zijn belangrijk aandachtspunten bij het werken rond EVC en jongeren? Geloof in potentieel is het vertrekpunt. En ten tweede: ze zijn zelfbezieler. Je moet vertrekken vanuit emancipatie, ze moeten zelf voor hun belangen leren opkomen. Het is zeer belangrijk dat ze zelfbezieler zijn. Als je daar op een andere manier naar kijkt, de potentiebril heeft daar veel mee te maken. We hebben een zestal zeer belangrijke waarden die allemaal opgesomd staan in een bundel. Authenticiteit is een zeer belangrijke waarde bij ons, echtheid. Het zijn eigenlijk waarden en uitgangspunten samen, want waarde is daarom nog niet gelijk aan uitgangspunten. Gans die participatie en betrokkenheid,
124
respect is dan ook zeer belangrijk omwille van de diversiteit ook voor een groot deel. Als je als werker ernaar kijkt dan moet je openstaan voor het referentiekader van de andere en tevens ook bewust zijn van dat van jezelf. Dit is geen evident feit, dat lukt niet altijd even hard. Je moet inbreng hebben binnen het gesprek. Als iets niet klopt dan kan je zeer socratisch iets vragen. Via vragen leer je steeds beter de referentiekaders van de anderen kennen. Verantwoordelijkheid. Wij geloven erin dat jongeren verantwoordelijkheid willen opnemen. Maar ze willen dit dan ook echt. Men denkt regelmatig van "de jeugd van tegenwoordig". De jongeren waar wij mee werken die willen zeer veel opnemen. Ze staan voor zeer veel open maar we moeten daar nog wat richting in brengen. Je moet ook wegen kiezen binnen deze maatschappij. Ze zijn dan ook zeer erg op zoek naar dingen waar ze zich aan kunnen vasthouden. Je moet hen wat houvast kunnen geven. Het gaat hier om geven en nemen. Je moet hen een aanbod geven. Zij hebben aanleg en talent, ze hebben groeiend potentieel, maar af en toe moet je daar als organisatie wel aanbod naast zetten waarbij je een aansluiting kan vinden. Als je dat niet doet dan heb je de ganse leefwereldverbreding waar men over spreekt. Ook binnen de pedagogie en de sociale pedagogie werd dit onderwerp al besproken. Dit zijn wel de voornaamste punten die ik nu opgesomd heb. Welke knelpunten ervaren jullie tijdens het werken met jongeren rond EVC? Allereerst kan je niet zeggen tegen de jongeren dat je gaat werken rond competenties, dat is een veel te moeilijk woord. Het is zeer praktisch maar toch. Het tweede probleem is: hoe ga je dit erkennen? Het gaat hem over herkenning en ontwikkeling. Het verhaal dat ik nu tot je puntje vier gedaan heb is er eentje dat gaat over hoe wij omgaan met herkenning en ontwikkeling op zowel het strategisch niveau als het operationeel. Strategisch is gans de beleidscontext zowel op internationaal, Vlaams als op en lokaal vlak. Operationeel is meer hoe je daar met omgaat in de praktijk. Op vlak van herkenning en ontwikkeling zijn we niet zo slecht bezig, zeker niet op operationeel vlak. Het gaat hem om dingen zien kansen scheppen, geloven in je jongeren, af en toe grenzen trekken. Maar erkenning: wat zet je daarnaast, wat staat er tegenover? Dit heeft zeker nog een lange weg te gaan tegen dat je echt een erkenning krijgt en dit op een of andere manier naar waarde geschat wordt naast een diploma behaald in het onderwijs. Wij geloven er eigenlijk in dat het een samenspel moet zijn. Wanneer het gaat om zo'n samenspel naar de arbeidsmarkt toe, dan moet je wel in je hoofd houden dat EVC niet enkel evolueert naar werk toe. Er komen meer aspecten aan bod. Het gaat er eigenlijk om om een betere en gelukkigere persoon te worden. Het einddoel, de finaliteit is op zich geen goede job, het kan een goede job zijn, maar het is niet het belangrijkste. Wij hebben ook competenties en van daaruit kan je misschien een betere relatie uitbouwen ten opzichte van je man of je vrouw, vrienden of andere mensen en zo ook sociale vaardigheden ontwikkelen. Of misschien heb je daar leren muziek maken of iets zeer technisch in je jeugdbeweging. Het heeft dus niet alleen met finaliteit te maken maar wel met het hele proces dat je aflegt. Het zou aangenaam zijn moest er een waardering zijn en hoe goed je deze geeft. Stel je voor dat ik een waardering geef volgens bepaalde curricula die je uitwerkt. Je moet oppassen dat je niet met een soort diplomaverhaal eindigt. Het is niet de bedoeling dat je in je vrije tijd gevolgd wordt door een dossier. Je moet met zeer duidelijke taal en met behulp van duidelijke hanteringsmethodes, moest het ooit zo ver komen, de EVC's kunnen waarderen, te gaan honoreren in een of ander diploma. Ik geloof in het samenspel tussen zowel het diploma als de waardering. Je moet gaan kijken naar wat je op school geleerd hebt en wat je leert in je vrije tijd. Sommige mensen kunnen die inschatting maken naargelang ze ouder worden. Er zijn zeven mensen die aan het werk gegaan zijn, de goede job gevonden hebben, op basis van de EVC's. Of als je het anders zou uitdrukken, 3/4de op basis daarvan en 1/4de op basis van wat ze geleerd hebben op school. Of het kan ook omgekeerd zijn, dat je iemand ziet die iets behaald heeft op basis van zijn school. Het gaat om het samenspel, werkgevers moeten leren inzien.. En dat is vooral duidelijk als je naar de haven van Antwerpen kijkt. 3,37% dat daar werkt is van Allochtone afkomst. Dat is niet representatief. Als je aan die werkgevers moet vragen om te zoeken naar
125
competenties... Ik denk dat als er veel mensen passeren, en het is zo'n bedrijfscultuur, dat er weinig aangeworven worden op hun competenties binnen het onderwijs of elders verworven. Een belangrijk knelpunt is dus hoe je dit gaat erkennen, waardering geven. Naast wat je op school leert moet je leren dit een plek te geven die even veel waarde heeft. Want als je zo ziet naar JL Dehaene, die komt op tv. in de grote verkiezingsshow. Ze vroegen hem dan waar hij leerde om politieker te zijn. Hij antwoordde daarop dat hij op de Scouts had gezeten en daar verschillende dingen had geleerd. Dat is een man die premier is geweest, op Europees vlak veel betekende. Dus dat wilt toch wel zeggen dat daar veel te leren valt. Binnen het jeugdwerk wil men niet gebruikt worden om tot dat soort dingen te komen. Scouts leidt tot het zijn van een betere politieker en die beweging niet. Je blijft het gewoon doen voor het plezier. Het heeft lang geduurd eer dat bepaalde jeugdbewegingen zich zijn beginnen zien als een leeromgeving, ze waren er alleen voor het plezier. Terwijl je omgekeerd veel mensen hoorde die vertelden over dingen dat ze daar wel hadden geleerd. Er zit een spanningsboog tussen eigenlijk. Jeugdwerk om te leren tegenover jeugdwerk om te spelen eigenlijk. Ja, zoiets. Hoe zie je de rol van jeugdwerk in EVC? Als het van Jes afhangt willen we hier een voortrekker in blijven spelen. Het blijven zoeken naar antwoorden en de afstemming tussen competenties die je in je vrije tijd opdoet, op school of op werkvlak. Daar blijf je in experimenteren en zelf nog meer vanuit de praktijk een paar dingen aanbrengen. Maar niet alle jeugdwerk zal dat willen doen. Het gaat over positioneren. Wanneer het gaat om erkenning dan is het niet aan het jeugdwerk, zo'n kleine sector, om het te installeren of om dat op te volgen en daar de normen te zetten. Dat willen wij van Jes niet doen, daar hebben we ons onlangs ook over uitgesproken in overleg met staf en direct en coördinatie. Ik denk dat het jeugdwerk moet blijven aantonen, zeker daar waar je ziet hoe kwetsbaar dat je groep is, hoe deugddoend dat is voor die jongeren. Die zoeken die beloning, dat schouderklopje, dat positieve. Als je de maatschappelijke kwetsbaarheidstheorie kent dan zegt deze in essentie dat deze jongeren veel meer met het sanctionele van de maatschappij in aanraking komen dan het belonende. Als je dan kijkt naar EVC, naar het werken rond die competenties, het geven van dat schouderklopje... En je ziet en benoemd dit voor die groepen en jongeren, dan zie je dat dat iets veranderd. Bij je waarden een beloning geven. Belonen is potentie, vandaar ook die potentiebril. Dat heeft te maken met dat je moet belonen. Er is uitgewezen dat straffen op zich niets uitmaakt. Hoe meer je kan belonen, hoe beter. Je zou grenzen moeten trekken. Maar ik denk dat je veel beter met een beloningssysteem kan gaan werken. Zo is er het voorbeeld van cocaïneverslavingen bestrijden op het Kiel doormiddel van een beloningssysteem. Dit gebeurde op een half jaar tijd en ze hebben zo 1400 euro verdiend. Je bereikt veel meer via beloning dan via afstraffing. Vanuit een potentieel positief aanbod kom je verder. Zeker maatschappelijk kwetsbare groepen hebben dat nodig. Wij lopen hier met 25 animatoren, hoofdanimatoren/instructeurs rond in een doorsneewerking met één jeugdwerker. Dat zijn jongeren die in de WMKJ zitten of in andere buurten en die werken met maatschappelijk kwetsbare jeugd. Hier Animator, hoofdanimator of instructeur zijn dat is een status. Voor die jongeren is dat veel. Voor sommige is dit ook het eerste diploma dat je haalt. Dat betekent zeer voor voor die jongeren. De tieners die gaan nu in het najaar een assist-animator cursus doen. Dat is nog niet met een attest. Dit is gewoon omdat we al die inspanningen dat die jongeren hier doen: een frittenbak, een rommelmarkt, ... Hier wordt geen enkele activiteit betaald. Als ze een uitstap willen, dan doen wij die, dan moeten ze maar zelf voor het geld zorgen. Ze kunnen dan zowat alles doen om aan dat geld te raken. Bobbejaanland en Walibi, zo van die dingen doen wij niet, maar als zij dat willen
126
kunnen ze dat wel doen. Erkenning zeker voor die groepen moet het jeugdwerk blijven inzetten op het EVC beleid. Blijven bezig zijn met herkennen van competenties en misschien wel naar erkenning gaan want sommige gasten lopen niet door een school. En komen niet daar met een diploma en werken is een zeer belangrijk iets in ons leven. Niet alleen om geld te verdienen maar ook om erbij te horen in deze maatschappij. De werkvloer is een zeer belangrijke socialiserende voorwaarde om mee te draaien in deze maatschappij. Een knelpunt is (persoonlijk) let op voor de individualiserende trend. We leven in een steeds meer individualiserende maatschappij. En vanaf dat ge competenties gaat herkennen en zeker vanaf dat ge ze in tools gaat gieten. Dat is u C-stick, U traject. Het is nogal individueel gericht en wat moet je dan nog doen met de groep. Ik vind het zeer belangrijk dat u in u methode, u pedagogisch project, dingen in groepsdynamisch doet. Dat ge een assessment krijgt, wie zijn wij, en dat de output van die competenties er niet alleen is om aan werk te geraken of individueel in te zetten. Maar dat de output ook een vertaling krijgt in het mee helpen beheren van u centrum waar da gij toebehoort en mede-eigenaar van wilt zijn. Maar ook wat da wij zien: centrum buurt wijk district gemeente stad land Europa wereldburger. In dat soort dingen leert ge da kennen.werken aan competenties. We leven al in een maatschappij met een individueel schuldmodel zit, waar de lat zeer hoog ligt. Dus er zal ook iets moeten komen in u presteren waarbij ge van werkgever of schoolzijde wat rust. Het kan zijn da ge naar zo een profielen gaat werken, een maatschappij waarbij iedereen op de tippen van zijn tenen gaat lopen. Waarbij de beste het gaan kunnen en waarbij da ge terug een kwestbare klasse creëert, een restklasse. Das een groot gevaar als ge met erkenning gaat werken en daar waarde aan gaat koppelen, dat ge terug met een restgroep gaat zitten. Terwijl dat ik vind dat het juist bij die restgroep zeer goed is om met competenties te gaan werken, te belonen, hoe laagdrempeling dat het ook kan zijn. Het sociaal activeringproject van koningsplein. Homeless Worldcup.is een sociaal activering gebaseerd op waar zijn de mensen goed in en zo zijn die aan die groep gaan werken. En die groep is zeer belangrijk voor het slagen van het project. Ik vind da wij de nadruk moeten blijven leggen op het sociale. Ik ben daar zeer kritisch tegenover. Da‟s een grote valkuil: iedereen indivuekes, ieder zijn c stick. Ik ben het nu zeer scherp aan het trekken. Het mag individualiserend werken, het is goed dat ge u zelf kent maar het moet ook socialiserend werken. Hoe ervaren jullie de organisatie van het EVC-beleid in Vlaanderen? Wij hebben het gevoel dat er in Vlaanderen lang niet echt sprake is geweest van een EVC-beleid. Er zijn zeer veel initiatieven en er werden nogal wat instrumenten ontwikkeld (onder andere ook dankzij ESF-oproepen), maar altijd zeer sterk vanuit een sectoraal perspectief (onderwijs, werk of jeugd- en socio-cultureel werk). Binnen de beleidsdomeinen onderwijs en werk hebben de bestaande EVC- instrumenten een decretale basis, maar in het jeugdwerk waren de EVC-initiatieven sterk bottom - up en getrokken door slechts enkele organisaties. Een echt EVC-beleid overstijgt volgens ons het sectorale perspectief en is gebaseerd op een globale visie op EVC. Wij hebben het gevoel dat dit in Vlaanderen momenteel in volle ontwikkeling is: een aantal initiatieven (ervaringsbewijs, EVC- procedures hogescholen, VKS, C-Stick, portfolioproject, ...) komen op kruissnelheid en er werden verschillende voorbereidende onderzoeken uitgevoerd om een meer gecoördineerd beleid voor te bereiden (portfolio‟s in Vlaanderen, opstart van het EVC-kennisnetwerk, ...). De uitdaging zit hem volgens ons zeker in de afstemming van al deze initiatieven en het komen tot een sectoroverscheidende visie op EVC, waarin de verschillende sectoren, elk vanuit hun eigenheid, hun bijdrage kunnen leveren. Wat moet er veranderen / moet er iets veranderen?
127
Volgens ons bereikt een EVC-beleid pas echt zijn doel als het mensen helpt bij het maken van transities: mensen moeten in deze transitiemomenten maximaal hun competenties kunnen verzilveren, los van de setting waarin deze verworven werden. Daartoe is er nood aan meer afstemming tussen de bestaande instrumenten en een gedragen, sectoroverschreidende visie op EVC. De rol en eigenheid van de verschillende sectoren moet uitgeklaard en erkend worden. Verder moet erover gewaakt worden dat EVC-procedures toegankelijk zijn voor kansengroepen, omdat wij overtuigd zijn van het feit dat EVC-procedures net voor deze groepen een belangrijke meerwaarde kunnen vormen. Samenvattend zal het volgens ons cruciaal zijn een antwoord te zoeken op volgende vragen om te komen tot een werkelijk EVC-beleid.
15.4 Stad Antwerpen Stel kort even uw organisatie voor. Heel concreet wat jullie doen. H: Ik zal beginnen met mij. Ik werk eigenlijk voor de dienst werk en economie voor de stad Antwerpen en ben van daaruit een stuk vrijgesteld om ook een stuk naar onderwijs, algemeen onderwijs beleid en ook naar de jeugddienst toe een stukje centraal , als centrale trucage vooral rond jongeren competentiecentra uit alle invalshoeken een stuk mee ,een soort integraal beleid rond die jongeren competentie centra uit te bouwen en verder mee vorm te geven. Daarnaast ben ik natuurlijk ook vrij evident ook verantwoordelijk voor het werkluik van die jongeren competentie centra. Als core business van de dienst werk en economie. De dienst werk- economie is een dienst met 3 pijlers ... kort schetsen ? Ja, leg dit maar even uit. H: eigenlijk is de algemene doelstelling werken rond de economische ontwikkeling van de stad. We hebben een pijl ondernemingen die dan vooral met locatiebeleid bezig is van bedrijven die zich willen vestigen in de stad. We hebben een pijler detailhandel en horeca die vooral bezig zijn met de detailhandel en de winkelstratenmanagement en dergelijke. En we hebben een pijler werk en sociale economie, waar ik dan zelf in zit , die vooral bezig zijn rond de aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt met inspelen op de vragen van werkgevers en werkzoekenden, die behoeften aan elkaar schakelen en in dat kader dan ook, op het zijvlak met sociale economie zit dan eigenlijk mijn opdracht als beleidsmedewerker jongerencompetenties, rond die JCC‟s Z: ik werk hier op de stedelijke jeugddienst Ter Loo. mijn taak bestaat ook uit een drieluik. Ik ben verantwoordelijk voor alles dat te maken heeft met kadervorming rond het jeugdwerk. Ik volg ook de de Jongeren competentie centra op, vooral het lui vrije tijd en competenties. algemeen het EVC beleid binnen het jeugdwerk volg ik ook op en geef ik zelf een beetje vorm met de partners. Misschien even schetsen wat even jeugddienst is ? Misschien nog even de stedelijke jeugddienst kaderen Z: Antwerpen bestaat uit 9 districten, elk district heeft zijn eigen jeugddienst. De stedelijke jeugddienst zorgt eigenlijk voor de overkoepeling van die 9. Wij zorgen voor het algemeen stedelijk jeugdbeleid,het jeugdbeleidsplan wordt hier geschreven en de jeugdbeleidsplannen van de districten worden hier gebundeld. Wij hebben een cel ondersteuning jeugdwerk, dit is zowel ondersteuning zowel op financieel, inhoudelijk en materieel vlak. Financieel gaat dan over de subsidies voor jeugdverenigingen of jongeren die projecten in elkaar willen steken. Inhoudelijke ondersteuning gaat over vereniging met moeilijkheden die komen, daar zitten dan ook de
128
EVC beleid , het inhoudelijke deel daarvan. En materieel is dan bvb. Uitleendienstvanaudiovisueelmateriaalof bvb.hieraanhetonthaalkunnen jeugdverenigingen hun programmabrochures goedkoop kopiëren. Wij staan ook in nauw contact met het kabinet jeugd van schepen Leen Verbiest. Er is veel overleg. De jeugddienst bestaat ook nog uit een cel jeugdbeleid, dit is een beetje breder , daar zitten de linken met werk, met cultuur, met sport , met andere beleidsdomeinen, maar waar ook jongeren mee te maken hebben. Daar zit ook het vrije tijdsaanbod ,we hebben ook grabbelpas en speelpleinwerking, daar is ook pleinontwikkeling bijgekomen. We hebben ook een cel matrix. Dit is een moeilijke om uit te leggen, die is zowat het kruispunt tussen het stedelijk beleid en de districten, maar dan meer op operationeel vlak. Dit wil zeggen alles rond personeelszaken, communicatie en informatie zit daar. Dit is zowat heel kort gezegd wat de jeugddienst allemaal kan zijn.
Dat is heel goed. Dit zal waarschijnlijker een wat moeilijkere vraag zijn voor jullie, maar welke projecten of op welke manier zijn jullie specifiek bezig rond competenties? H : dat is een moeilijke omdat ... Jullie zullen minder concrete projecten hebben ..H : ook omdat ... wordt ik ook geacht om op de werking economie in te gaan. Ik wil dit wel doen want eigenlijk binnen de projecten die ik opvolg bvb ook vanuit werk economie is deeltijds onderwijs. In het deeltijds onderwijs staat het werken rond competenties natuurlijk zoals in ieder onderwijs redelijk centraal. Misschien is daar dan wel een uitzondering met andere vormen van onderwijs al veel meer met portfolio‟s wordt gewerkt vanuit de andere secundaire onderwijsvormen. Dit wil zeggen dat er in sommige scholen effectief, dat men daar toch al kleine experimenten heeft gedaan met een C-stick , vaak komt het er nog op zeer vaak met papieren portfolio‟s werken en dat toch ook My digital Me al in een heel deel van die scholen al is ingeburgerd. Dus daar zit zeker een deel van waar we dan concreet werken met JCC, in elk geval stimuleren. wat houdt dat stimuleren dan in ... In ons nieuw reglement bvb. staat dan dat zij de jongeren een digitaal portfolio moeten bieden. De jongeren waar zij via ons financiering voor krijgen moeten zij dan als financieringsvoorwaarde een digitaal portfolio aanbieden. Dat is al een element dat aan geeft wij stimuleren heel belangrijk vinden Daarnaast zitten we ook gewoon te werken vanuit die link werk –onderwijs het kader van die Vlaamse kwalificatiestructuur o.a het hoger beroepsonderwijs , waar ook het EVC zeer centraal in kwam te staan. Dat is dan vooral het formele EVC verhaal en dan binnen de jongerencompetentie centra zeer duidelijk. Dat is zo wat voor ons zowat de proeftuin van alles wat EVC betreft. En daar gaan wij nu aan de slag met 3 arbeidscompetentiebegeleiders die gespreid werken over de centra en die als opdracht hebben rond arbeidmarkt en onderwijsoriëntatie te werken en een stuk met jongeren te begeleiden richting een andere onderwijscarrière of richting werk en allemaal vanuit competentiebewustwording Wie ben ik ? en Wat wil ik? Z: Eigenlijk de stad zelf heeft nu echt heel concreet projecten, wij zijn eigenlijk meer regisseur. Dit wil zeggen dat wij afspraken werken met particuliere partner bvb. In een JCC om voor ons opdrachten uit te voeren in het kader van EVC. Dus dat is een samenwerkingovereenkomst die wij afsluiten waar de verwachtingen in staan,wederzijdse verwachting van zowel van de stad naar JCC toe als omgekeerd en in ruil krijgen zij financiële middelen om die doelstellingen te verwezenlijken. En de stad moet natuurlijk zien dat de middelen goed besteed worden, dus gaan wij regelmatig controleren, moet er echt wel verantwoording afgelegd worden. Maar we zijn er ook om die JCC te ondersteunen, het is niet onze bedoeling om daar echt met het vingertje te gaan zwaaien dus als er problemen zijn gaan wij samen op zoek naar oplossingen om dat toch te doen draaien.
129
Dat is toch ook belangrijk. Wat ook mee onze taak is,is de bekendmaking van EVC mogelijkheden binnen het jeugdwerk. Bvb. We hebben een nieuwsbrief van de jeugddienst daar komt regelmatig een artikel in over EVC we verwijzen ook vaak door naar de JCC‟s omdat zij de opdracht hebben om als expertisefunctie uit te fungeren. Ze zijn de proeftuin, ze kunnen experimenteren. De jongeren komen naar hen dus wij doen daar een beetje regie over. Het is ook een keuze van de stad dat alles wat kan uitgevoerd worden door particulieren ook door hen wordt uitgevoerd. Waar dar er blinde vlekken zijn, waar er hiaten zijn, waar er geen partners zijn gaat de stad zelf iets uitvoeren. Maar voorlopig op EVC gebied hebben we nu 3 heel volwaardige partners. Ok . Zijn er nog andere zaken die jullie doen rond EVC die niet echt onder het woord project vallen Z : promotie en wij volgen ook het Vlaamse beleid op. Op Vlaams niveau gebeurt ook alles en dat proberen wij wat op te volgen en trachten wij een beetje . Zodra portfolioproject klaar zou zijn zullen wij zien wat bruikbaar zou zijn voor de stad Antwerpen. H: ja dat Vlaamse beleid op volgen is een belangrijke prioriteit. Zo proberen we nauw contact met de 3 departementen :werk- sociale economie, onderwijs en jeugd te onderhouden. We hebben een gezamenlijke werkgroep rond EVC over de departementen heen. Dus dat zijn zaken waar we de vinger aan de pols proberen te houden. Verder ben ik aan het denken ... Z : overleg organiseren is ook een van onze grote taken. Bvb. Het coördinatorenoverleg van de JCC‟s. dit gaat nu van start voor de eerste keer van start volgende week .Dat soort dingen ... overleg met kabinet . Ja, veel vergaderen H : en rond EVC . Ja die voortrekkersshow. Die voortrekkersshow maakt ook dat we veel willen weten wat er op Vlaams niveau leeft en mee gerichte keuzes willen maken bvb met de VDAB zitten we ook nauw samen rond ontwikkeling van “mijn loopbaan” Niet dat we dat mee ontwikkelen maar wel Om te horen wat daar allemaal gebeurt om dat te linken tss die verschillende EVC elementen ook wel belangrijk zijn. Het is ook wel de doelstelling van de stad om ons EVC beleid afgestemd te houden op een bepaald niveau . ik wil zeggen als we hier allemaal lokale instrumenten hebben, daar hebben we weinig aan. we willen ons aansluiten bij het grotere verhaal. Z : ik denk dat het belangrijk is, namens jeugddienst gesproken vanuit de jongere te vertrekken en niet vanuit verwachtingen van de werkgevers om te zien wat kan de jongere, waar is die goed in .Dat die in eerste instantie zich daar bewust van zijn en kunnen ontwikkelen. In een later fase als ze dat zelf willen kunnen ze dat verder gaan ontwikkelen maar ik denk dat het herkennen en het benoemen als een heel grote stap is voor heel veel jongeren. H: ik denk dat kracht van EVC in het jeugdwerk die bewustwording is. Dat dit een heel belangrijke stap is. En dan vooral en dat ook een keuze dat er heel hard in de JCC‟s in zit. Dat we daar toch wel voor een bepaalde doelgroep kiezen. Iedereen is welkom in een JCC , maar het is toch een vorm van stevig uitgebouwd stedelijke jeugdwerk. Dat in een stedelijke context er heel veel toe doet omdat heel veel jongeren beschikken niet zo over een heel sterk netwerk en dat de bewustwording van uw competenties en positie dat dat één van de belangrijkste zaken is die in een JCC kunnen gebeuren en ook rond EVC. En dat zal jongeren uiteindelijk alleen maar versterken en dan heb je alleen maar de link te maken naar werk en onderwijs. Ze zullen een duidelijker beeld krijgen van hun zelfbeeld. Wat ook een belangrijk aspect is , Waardoor ze ook veel beter gaan weten waar naartoe en waar ze staan. Dat vertrekt vanuit een vrije tijd insteek maar dat heeft ook zijn voordelen naar die andere .Dat is het idee dat achter die JCC‟s zit.
130
Z : ook voor de maatschappij participatie bvb van die jongen die je aangaf ,die jongen met de allochtone origine die tijdens een buurtfeest die heel veel zaken op zich nam ... H: ja juist,ik ben aan het denken Z : die in de buurt, er was een probleem en hij nam het voortouw en dat was dankzij ervaring die hij had in een EKJ werking . Het hoeft niet altijd rond opleiding te gaan maar ook bvb rond het functioneren in een wijk H : met heel klein vbn denk ik dat het er op neer komt bvb. In het voorjaar hebben we 3 jongeren op uitwisseling gestuurd naar Rotterdam en dan wordt je ook geconfronteerd met wat die allemaal hebben geleerd in de context van JCC of in de context van een jeugdhuis zoals zaken mee managen en dingen mee organiseren. Door jongeren daar effectief van bewust te maken dat ze met die zaken bezig zijn door bvb dat ze mee een activiteit hebben georganiseerd, wat ze daar allemaal voor nodig hebben, wat ze daar allemaal voor nodig hebben qua vaardigheden gaan jongeren zich ook in een andere context veel sterker kunnen houden. Dat viel ook heel hard op. Dat waren jongeren uit de richting kantoor die daar niet met het meest grote succes inzaten vergeleken met de andere profielen die er in Rotterdam aanwezig waren. Op papier zou je ze zwak hebben ingeschat en dankzij zo‟n EVC traject staan die er En staan ze er hun mannetje. Daar zie je heel concreet waar zo‟n JCC zijn effect heeft. En ook maakt dat jongeren ook voor een stuk weten waar ze naar toe willen en meer met hun voeten in de realiteit staan.
Welke knelpunten ervaren jullie in het werken met EVC’s en jongeren ? H: daar zitten wij met een grotere afstand ten opzichte van de praktijk. die knelpunten zitten bij ons zijn dan eerder op beleidsmatig niveau. En dan die overheden waar we het straks zullen over hebben en dan het beleidsoverschrijdende ik kom straks nog op beleid Je mag dat al eens aanhalen Wat zowiezo altijd een punt blijft is het spanningsveld tussen onderwijs werk en jeugd dat is enerzijds de kracht anderzijds ook het spanningsveld. Je merkt dat als je zowel als op Vlaamse kabinetten als op lokale kabinetten er is wel een goodwill maar het blijft altijd een moeilijk verhaal blijft omdat dat over de grenzen heen gaat. Je hoort vanuit het onderwijs vaak een stem waarom aparte jongeren competentiecentra oprichten, scholen zijn toch jongeren competentiecentra. Dat is een voorbeeld van een stem die je af en toe wel eens hoort en af en toe vervelend. Anderzijds is ook de verwachten naar jongeren competentie centra toe als supertoeleidingscentra naar werk. Ik denk dat het vaak te maken heeft met het gebrek aan correcte verwachtingen. Waardoor het soms moeilijk is het concept of JCC op zich ... Z: dat klopt en dit geldt ook binnen de jeugdsector. Sommige jeugd verenigingen denken ja werken rond competenties ze zien dat als iets heel formeel echt het vastleggen en Zij zien dat soms als een stuk bedreiging van hun jeugdwerking, in die zin van dat jeugdwerking niet offensief zijn ,Je moet naar een jeugdvereniging gaan om dat het leuk zonder echt de bedoeling te hebben ik ga hier van alles leren en met wat ik leer in de scouts of Chiro ga ik later een job vinden. dat is niet de instap van een jeugdvereniging , zeker niet dat willen ook niet op die manier gaan bekijken. Maar staat er niet los van dat je leeft in een jeugdvereniging. Jeugdverenigingen zijn
131
educatief los van alles en hebben maatschappij vormende elementen in zich en dergelijke. En we willen dat leuke, dat is voor ons topprioriteit van jeugdwerk maar Waarom zou je hetgene wat je erin oppikt niet voor je zelf kunnen herkennen en benoemen en daar eventueel later iets mee doen. Nu, Jongeren van de Chiro of scouts zetten vaak al op hun CV van wij hebben daar in gezeten, maar veel andere jongeren binnen een EKJ sector of jeugdhuissector werking gaan er misschien niet bij stil staan van ik heb daar ervaringen opgedaan voor mezelf die ik misschien later kan hanteren. We willen dit niet vanuit die werkbehoefte en opleidingsbehoefte, Maar pak het gewoon mee, weet dat je het kunt. H: Eigenlijk is het gewoon het verhaal of de overtuiging die er is rond JCC‟s is dat wij dat wij een worp naar een nieuw soort stedelijk jeugdwerk, of expliciet een vorm van stedelijk jeugdwerk op de kaart zetten waar de jongere centraal staat en wat soms heel moeilijk is om te verkopen is dat die jongere centraal Dat betekent dat die ook geïnteresseerd is in zijn schoolcarrière en werk, je kan dat ook vanuit een andere hoek kijken,die jongeren is ook met zijn vrije tijd bezig en moet er zich ook gewoon kunnen amuseren De bedoeling is gewoon om het niet om het zomaar aan het toeval over te laten en op al die terreinen een deskundig iemand te voorzien. Als een jongeren vragen hebben rond onderwijs dat moet hij binnen dat jongeren competentiecentrum terecht kunnen .dat die jeugdcentra dan de link leggen met diensten die daar ook mee bezig zijn bvb me CLB en studiewijze eigenlijk zet dat JCC zich in in een breder netwerk. Het is heel hard de bedoeling om in te spelen op de noden van die jongeren op een goeie manier. En we zouden er ook bij wijze van spreken ook welzijnswerk in sommige JCC kunnen bijnemen omdat er soms wel welzijnsvragen naar boven komen. Wat we heel hard zien terug komen. Want uiteindelijk hebben die JCC‟s alleen in het begin bvb. In het begin heeft de branderij enkel gedraaid met vrije tijdsmensen .Er kwamen heel vaak vragen kun je mij eens helpen met het opmaken van mijn CV en dergelijke dan was het mooie dat dat al gebeurde maar dat is dan schoon om dat mee als engagement opnemen We willen dat niet aan het toeval overlaten en daar iemand opzetten we willen daar iemand deskundig opzetten die dat net werk heet met een VDAB er met andere tewerkstellingsorganisatie, met onderwijs... Dat is een beetje de vertaling van dat JCC er zit heel wat nuance in en die nuance is soms moeilijk te vertalen naar aparte departementjes en dat is soms hetgene waar we op botsen maar langs de andere kant ook positieve reacties mee uitlokken. Z: Misschien nog een mogelijk knelpunt is dat het allemaal nog nieuw is. dat heel veel mensen jongeren er nog nooit van gehoord hebben je begint iets nieuw te introduceren ,dat is een redelijk traag proces. Waarschijnlijk binnen 10 jaar zal de situatie heel anders zijn. Maar Tracy van UKU had het ook al aangehaald : In Groot – Britannië staat het er wel , heel dat JCC gebeuren maar het is ook proces geweest van 30 jaar tot waar ze nu staan. H: ik denk nog een knelpunt is het vinden van de juiste methodieken om met jongeren op die manier op een laagdrempelige manier aan de slag te gaan met EVC ik denk dat we als we nu .. . zonder hier nu de evaluatie van de JCC‟s te maken. Je ziet dat er tussen de JCC een verschil is In hoeverre hebben wij de tools in handen om met jongeren op een heel laagdrempelige manier ter sprake te brengen. We gaan hier samen een portfolio maken en dan merk je toch wel dat ...Dat vergt heel wat expertise en een stukje empathie in wat die jongeren willen en wat een bepaalde wijk nodig heeft. Dat is toch ook nog iets waar we nog niet helemaal zijn. Z: het is ook maatwerk competentietrajecten is puur op maat gaan werken. De ene methodiek werkt goed voor de ene gast de andere werkt beter op die manier. Dus dat is veel zoeken nog. Hoe zien jullie dan heel concreet de rol van het jeugdwerk in EVC. Als je er nog even wil over nadenken dan wil
132
die vraag nog wel een terug pakken straks H : ik heb daar een heel expliciete mening over. Ik denk dat jeugdwerk heel hard bewust moet zijn hoe belangrijk hun rol is in de competentiebewustwording. En daar wordt heel vaak over formaliseren gesproken en erkennen. Je kan je alleen de vraag gaan stellen ... dat is een heel moeilijke je kan naar de Vlaamse kwalificatiestructuur gaan kijken maar je wordt altijd geconfronteerd met beroepsprofielen en het is heel moeilijk daar sleutelcompetenties in onder te brengen en de vraag is of dat zinvol is. Anders zou je kunnen gaan redeneren in een jeugdsetting leer je een bepaald beroep bvb. Tapper. Maar de vraag is of het zinvol is om jongeren al in een vakje te gaan brengen ik denk dat jeugdwerk er moet blijven voor pleiten dat ze die rol van competentiebewustwording vooral op zich nemen en werken aan sleutelcompetenties maar allemaal in een vrije setting en de vraag is en dat Ik denk dat jeugdwerk er moet over waken dat ze niet te snel in die formele rol worden geduwd in die zin van dat stel nu dat een jeugdcentrum nu moet gaan weten wat de generieke competentie is van een jongeren of in hoeverre de jongere is vooruit te gaan. Is dat de taak van het jeugdwerk? Dat is dan een soort van examen centrum. Ik denk dat dat dan ergens extern moet komen te liggen. En dat jeugdwerk de rol van competentiebewustwording het feit dat ze gasten voor een stuk kunnen mee trekken in bvb. vrijwilligerswerk ik denk dat daar voor een stuk de kracht van het jeugdwerk zit en dat ze ook die rol moeten benadrukken en wel de nodige onderbouw aan geven. Kijk, wij doen dat op die manier en dat zijn ons werkmethoden en dit in kaart gaan brengen. Ik denk dat je moet durven benoemen hoe doe je dat. Ik denk niet dat we nood hebben aan we doen dat maar dan wel achter gesloten deuren. Ik denk wel dat je moet durven benoemen hoe doe je dat. En ten tweede denk ik wel dat er rond het kadervormingsverhaal, dat er daar pistes zijn voor jongeren die een stevige begeleidingsrol opnemen. Daar zou je wel een link kunnen leggen naar die Vlaamse kwalificatiestructuur, daar heb je wel een duidelijk soort beroepsprofiel maar het is niet voor iedereen in het jeugdwerk zo dat ze in die kadervorming terecht komen en dat hoeft ook niet. Ik denk dat daar eventueel wel de link kan bekeken worden maar het zou wel fout zijn moest het jeugdwerk zo arbeidsgericht gaan kijken dat ze alles aan een soort productieplan beginnen linken omdat voor een stukje de kracht onderuit halen van dat bewustzijnsproces en dat in de negatieve zin in het vaarwater zou komen van de methodieken die er achter zitten. Z: ik sluit mij daar volledig bij aan. Ik denk dat jeugdwerk de kracht binnen EVC ook zit dat jongeren kunnen proberen. Eens een activiteit organiseren. De gasten gaan samen iets organiseren. Je mag ook eens mislukken en je wordt daar niet op afgerekend. Ja ik zit hier op een vrijdagavond en ik ga een iets doen. Is het niet plezant dan is het zo, luk het wel en dan doen we misschien volgende keer wel meer. Dat het zo een experimenteerruimte is om eens van alles te proberen wat je wel eens zou willen doen. H: misschien om mijn ding af te ronden. Ik denk wel dat het belangrijk is en dat het de plicht is van jeugdwerk en ook van onderwijs en werk om poorten naar elkaar open te zetten want die linken zijn er zowiezo. Een jongere heeft nood aan een goeie vrije tijdsinvulling , heeft nood aan het beste onderwijs, een jongere heeft nood op een bepaald moment aan een job. Dus die link kun je niet ontkennen. Ik denk dat het iedere beleidsdomein hun plicht is om te zien hoe ze daar kunnen op inspelen zodat er zo weinig mogelijk jongeren uit dat systeem vallen zonder daarbij van een sluitende aanpak te willen spreken maar eerder van een ondersteunende aanpak. Hoe ervaren jullie de organisatie van het EVC beleid in Vlaanderen. Kun je dat wat schetsen in positieve en negatieve punten en dan algemeen. Z : misschien een minpuntje is dat alles nog zwaar in ontwikkeling is maar dat kan ook een pluspunt worden
133
omdat we dan heel veel mee kunnen nadenken over de verdere evolutie er van. Soms hebben we het gevoel binnen Antwerpen dat we redelijk ver staan. We hebben heel wat methodieken, er is mee geëxperimenteerd. Soms zitten we wat op onze honger naar Vlaanderen toe. Er zijn wel een aantal methodiek zoals de C- stick maar dit wordt nog niet officieel herkent. uiteindelijk stel dat een jongere heel dat traject aflegt . De jeugdwerker heeft er heel wat werk in gestoken en dan? Dan heb je zo‟n c -stick maar dit wordt nog niet erkent. Dat is goed voor hun eigen bewustwording maar het wordt tot hier toe nog niet erkend daar denk ik dat het voor Vlaanderen een stevige rol kan in zitten om te gaan werken met een vorm en ervaringsbewijs of een portfolio die .... En Als zij ook gaan werken vanuit overkoepelend perspectief naar die doorvloeiing van die methodieken naar overal een beetje dat dat gekend wordt en dat dat dezelfde kracht krijgt als een diploma. Maar dat kunnen wij vanuit de stad niet alleen doen. Daar moet een heel breed draag vlak voor zijn. Daar moet echt wel werk van gemaakt worden. H: ik denk dat Vlaanderen boven lokaal niveau heel veel ruimte heeft gelaten voor experiment. Dit heeft een positief effect gehad maar heeft ook wel het effect gehad dat er een wildgroei is gekomen aan instrumenten . Ik denk dat dit een beetje een minpunt is maar ook een opportuniteit. Ik denk dat er dringend nood is aan daar een stukske meer in gaan te coördineren en registreren. Van ok Met welke instrumenten gaan we effectief aan de slag gaan, welk portfolio gaan we als centraal iets nemen. En dit kan op verschillende tools worden vertaald. Maar er is zoiets als een bepaalde eenvormigheid in de methode of in de drager maar wel in inhoud is wel een noodzaak aan het worden. Ik denk dat dat een beetje iets is waar Vlaanderen dringend werk moet van maken omdat dat anders tot een heus rendementsverlies leidt. Ik wil zeggen nu is men opnieuw met het Socius – project bezig. Je kan je de vraag stellen Al die instrumenten die er al waren ontwikkeld in het kader van Europese ... was dat niet voldoende en was men niet beter op die instrumenten verder gaan bouwen. De angst is zo n beetje waar stopt dat proces ... uiteindelijk het ideale portfolio bestaat niet. Je moet op een moment een keuze maken en durven verdiepen ik denk dan wat ook nog iets is Het is allemaal ook nog heel pril en formeel. De Vlaamse kwalificatiestructuur is eigenlijk iets zeer formeel,droge structuur de vraag is wanneer wordt EVC eigenlijk echt gestimuleerd in de praktijk. Hoger onderwijs is dan een mooi voorbeeld maar voor de rest naar andere doelgroepen toe is dat eigenlijk nog heel beperkt. Ik wil zeggen bvb. binnen VDAB daar denkt men eigenlijk helemaal niet competentiegericht ook al zou je dat verwachten. Een werkzoekende die zich daar aanbiedt die wordt niet benaderd vanuit een EVC visie maar wordt benaderd vanuit de klassieke CV - visie van wa heb je gedaan op school en wat heb je van werk gedaan en van daaruit wordt je in een hokje geplaatst. Ik denk dat er op dat Vlaamse niveau wel nog wat behoefte is aan concrete stimuli om dat ook effectief te integreren in hun eigen beleidsinstrumenten. Neem nu het werknemersbeleid bvb. VDAB is een belangrijke speler op het EVC terrein maar neemt eigenlijk die rol niet ten volle en doet er nog weinig rond. Een ander dinges dan rond EVC is die link leggen naar het Europese verhaal en ik denk dat daar ook wel nog wat werk is hoe gaat men die kwalificatiestructuur afstemmen op . Nu ik wil daar wel een beetje nuanceren. Wat ik daarnet vertelde over het jeugdbeleid is vooral met die competentie bewustwording bezig ... ik denk dat we daar ook voor een stuk .... Die diplomacultuur, we moeten ook zien dat dat niet volledig een tweede diploma wordt. Ik denk at het belangrijk is om voor bepaalde bvb voor de kadervorming zou dat ideaal kunnen zijn dat je op een Europese structuur zou kunnen aansluiten De vraag is hoe ver ga je daar in ... dat is nog een vraagteken. Hoe ver ga je daar in om een EVC bewijs effectief zo formeel te maken dat je een tweede diploma krijgt. Ik denk wel dat een ervaringsbewijs enzo en testcentra heel relevant is. Ik denk dat dat een sterkte is. Ik denk dat die ervaringsbewijzen daar nog heel veel kan mee gebeuren en een link kan gelegd worden met het jeugdwerk. Stel dat je een soort van jeugdwerkers een attest ervaring jeugdwerk kunnen krijgen ik denk dat dat dit voor de stedelijke context fantastische zou zijn. Dat je sommige gasten die jarenlang meedraaien als vrijwilliger in dat jeugdwerk en daar eigenlijk hun sporen verdienen dat je die zo bvb op een soort A2 niveau zou kunnen inschalen
134
van jeugdwerk. ik denk dat dit los van of die tot jeugdwerk zouden toekomen. Als die dat alleen al op hun CV kunnen zetten. Die vaardigheden die daar bij komen kijken,die sociale vaardigheden komen ook van pas als je in een magazijn gaat werken, als je in de Colruyt gaat werken of komen even goed van pas een of andere bureaujob gaat doen. Ik denk dat zo‟n zaken dat er nog veel meer moet nagedacht worden over hoe kunnen wij hier echt kansen creëren met da EVC beleid. Wat dat effectief zijn doelstellingen waar maakt. Wat moet er veranderen? Of moet er niets veranderen aan dat beleid? Als je zo echt een paar dingen zou mogen uitpikken van dit zijn de prioriteiten en daar moeten we eigenlijk mee verder. Ik vermoed dat je toch nog wat dingen wil veranderen aan het beleid. H: ik ben aan het denken wat ik daarnet heb gezegd ... Z: Je hebt al veel aangehaald H : keuzes maken in portfolio‟s, ik denk dat dit een heel belangrijk advies is. Maak keuzes en zie dat je dat goed kan inbedden En waar mogelijk een link kunnen leggen naar een hoger beleidsniveau, dat je aansluiting vindt bij hogere kwalificatiestructuren. Veel meer pragmatisme met oog op kansen creëren voor jongeren maar ook voor andere doelen is da van toepassing. Zoals ik dan daarjuist aanhaalde met kadervorming en de link met ervaringsbewijs. Veel meer competentiegerichtheid integreren in de eigen structuur ... ik heb het al over de VDAB gehad. Maar eigenlijk is dat ook van toepassing op de hele selectieprocedures van Vlaanderen. Daar hebben ze toch iets aan veranderd? Ik heb dat ergens gelezen dat ze daar een nieuwe wettekst over hebben geschreven. H : Ik denk wel dat er ergens intenties daar rond zijn ondernomen. Ik denk dat het misschien een intentieverklaring was Het is een intentieverklaring ...De vraag is of je als Vlaamse overheid niet veel meer een voorbeeldfunctie moet opnemen. En beleidsdomeinoverschrijdend werken stimuleren , want eigenlijk worden wij als stad niet beloond ... we financieren het ook allemaal zelf , een stukje gedragenheid vanuit Vlaanderen ...En ook meer diversiteit in het beleid met ook voor het stedelijk beleid. Want heel vaak een element en dat vindt je ook in de werkgelegenheid en jeugdbeleid terug er zijn meer dorpen en als je alle dorpen samen telt kom je aan een groter gewicht, dat is dan democratie, maar steden hebben soms andere tools nodig en die diversiteit in beleid moet er zijn anders lopen wij keer op keer vast en worden wij keer op keer bekeken of als het arrogante Antwerpen dat iedere keer een afzonderlijke vraag wil stellen. Gent heeft trouwens het zelfde probleem. Ook voor stedelijk beleid hebben we daar behoefte aan. Z : in Gent is er trouwens ook iemand bezig rond EVC. Zijn er voor de rest nog zaken? Z: ik vind het positief dat je daar jouw eindwerk over maakt. Ik denk op beleidsvlak hebben wij alles al gezegd ... het is gewoon verder aan de slag gaan met deze dingen.
15.5 Zappa Stel kort je organisatie even voor.
135
Wij zitten eigenlijk onder vzw Kavka en daaronder zit dan Kavka jongerencentrum aan de Oudaan en daaronder zit dan ook Zappa jongerencentrum hier op het Kiel. Wij zijn eigenlijk een grote fuifzaal, een grote evenementenzaal en we hebben ook een aantal lokalen die voor vanalles en nog wat gebruikt kunnen worden. Maar wij zijn voornamelijk ook een jongerencompetentiecentrum. Wat is nu het geheel eigenlijk? Hier gebeuren een hoop evenementen, hier kan vanalles gebeuren, hier is de mogelijkheid dat er hier vanalles gebeurd. Maar het is echt de bedoeling dat dit voor en door jongeren gebeurd. Dat jongeren daar enigszins in begeleid en ondersteund worden, dat ze daar een experimenteerruimte ook in hebben. Dat ze kunnen leren, dat ze fouten kunnen maken, dat ze eigenlijk hier ervaring kunnen opdoen. Wij ondersteunen ook in de vormen van vormingen, opleidingen en workshops. Als er bijvoorbeeld iemand hier aankomt die zegt van “Ik ben precies wel wat geïnteresseerd om met licht en geluid wat te werken.” dan zullen wij daar bijvoorbeeld ook wel wat euhm... Wij hebben dus bijvoorbeeld ook wel een opleiding die dat ze mee kunnen volgen en hier dan achteraf een oefentraject kunnen afleggen. Dat wordt dan allemaal bijgehouden in een soort van portfolio, dat kan op verschillende manieren en dat kunnen ze dan later meenemen naar hun opleiding of werk toe, van “Kijk ik heb al wel wat geoefend, ik heb al wel wat ervaring.” Wij proberen ons ook echt wel wat te richten op het Kiel, wij zitten hier niet voor niks. We proberen ook wel wat projecten buiten het centrum te doen om dus ook wel zo veel mogelijk jongeren te bereiken. Wij werken ook nauw samen met andere partners die met jongeren hier werken, dat is het Joki, en wij hebben bijvoorbeeld projecten in samenwerking met Beerschot, ook een cursus in samenwerking met de Beerschot, om toch wel wat handvaten bij te hebben hier op het Kiel om jongeren te bereiken eigenlijk. Welke specifieke projecten rond competenties organiseren jullie? Dat zijn er heel veel eigenlijk. Dat zijn er verschillende naast elkaar. Ik zal beginnen met bijvoorbeeld, wij hebben, een van de peilers waar wij toch ook rond moeten werken is tewerkstelling, vandaar dat onze nieuwe collega Mohammed er nu bij gekomen is, die rond arbeidsgerichte competenties zal werken, dus bijvoorbeeld jongeren die niet goed weten wat ze moeten doen met opleiding of werk ofzo, die kunnen hier ook terecht. En we merken ook dat die hier terecht komen, dus die komen hier nu al met die vraag aan. Wat dan nog voor een stuk in die tewerkstelling past maar ook eigenlijk heel competentiegericht is, is het feit dat wij nu met een groep permanentieverantwoordelijken werken. Wat wilt dit nu zeggen: wij zijn hier met drie man personeel, Jorg, Tim en ik en dan Mohammed vanuit JES dan. En wij kunnen hier niet elke dag van het weekend ook zijn, wij kunnen hier niet bij elk evenement.. Ik kom meestal wel eens kijken, zeker als er vrijwilligers hier hun ding aan het doen zijn, maar wij kunnen hier niet constant zijn. Dus hadden we zoiets van “Wij willen daar ook een...” alleh da verwerft ook wel wat competenties om hier als eindverantwoordelijke alles te weten, alles te kennen, als er iets gebeurd, verantwoordelijk genoeg te kunnen zijn om te kunnen ingrijpen. Maar we hadden zoiets van “Oke, we gaan dat toch proberen.” Een aantal jongeren, dus we hebben dan zo'n soort van 'nepsollicitatie' gedaan, wat voor hun wel heel echt was. Daar zijn vijftien jongeren uitgekomen, dus wij hebben een groep van vijftien jongeren, die hier mee eindverantwoordelijke zijn, zij zitten ook mee in onze werking. Maandelijks vergaderen wij, zij stellen samen een draaiboek op. Ze worden helemaal betrokken eigenlijk en wij bieden ook vormingen aan. Bijvoorbeeld EHBO-gericht, maar dan vooral naar evenementen. Bijvoorbeeld “Wat doe je met alcohol en drugsincidenten”, allé zo van die dingen. Maar ook, we zouden heel graag zo'n dag met de brandweer, brandblusapparaten gaan leegspuiten en van die dingen. Ook rond assertiviteit, want als je hier een hele avond verantwoordelijke moet zijn, er zijn bijvoorbeeld organisatoren of huurders die dat niet echt op hun mondje
136
gevallen zijn en die zich niet aan de regels houden, hoe ga je daarmee om? Er zijn dan een heel aantal aspecten die dan worden, dat ze eigenlijk vorming krijgen, en die zitten automatisch allemaal dan in een competentieproject. Maar dat kadert ook in een tewerkstelling, ze worden er ook wel voor betaald, dus ze kunnen dat drieëntwintig dagen op een jaar doen. Het is dan eigenlijk een studentencontract. Dat is dan eigenlijk honderd euro per nacht dat ze daarvoor kunnen krijgen. Maar wij hebben bij die sollicitatie dan wel aangevoeld van “Is dat hun hoofdreden of niet?”. Bij de meeste kwam er dan ook echt wel uit dat ze zoiets hadden van “Oh, ik wil dit ook wel kei graag doen.” En dat ze pas achteraf beseften dat ze daarvoor betaald werden. Dus dat is één. Wij zijn daar momenteel nog iets voor aan het zoeken trouwens, dat we hun competentietraject eigenlijk kunnen in registreren. Dus eigenlijk ik maak nu evaluatiepapieren op naar huurders toe. Naar ons toe, naar hen toe, dat alles die avond zelf al geëvalueerd kan worden. Maar we moeten nog een methode vinden om dat allemaal bij te houden. Ik denk dat we dat voorlopig met de C-stick gaan doen, of met gewoon een Excel- documentje. We gaan zien wat het handigste is. Ik ga ook een intervisiegroep met hun starten daarvoor, want we zijn met vijftien die maandelijks hier toch wel werken eigenlijk. Het is heel praktisch vergaderen, maar wij willen ook gewoon een soort van intervisie groep doen van: Als er situaties zijn die wij meemaken, hoe gaan ze daarmee om? Hoe kunnen anderen daaruit leren. Dus dat is eigenlijk een groot verhaal. Dan hebben we ook onze Zappa-crew, die zijn ook begonnen met de C-stick. Die hebben hier al twee heel grote evenementen mee georganiseerd, die verantwoordelijkheden worden verdeeld. Er wordt dan gevraagd van “Wie wilt er toogverantwoordelijke zijn, wie wilt er dat zijn?” Die vergaderen ook regelmatig dan. De vrijwilligerswerking op zich en dan heel het organisatorische doet mijn collega Tim dan mee, want dat is een event - medewerker. Maar ik doe dan langs de zijlijn het competentieverhaal. Eerst is er zo een soort van inloopmoment dat ik vertel wat er is maar zo toch nog laat doen. Ik heb al ondervonden dat als je daar te hard mee afkomt, dat werkt echt niet. Nu ondertussen heb ik ze wel allemaal al zo ver gekregen van “Seg wat je hier doet, dat is helemaal niet vanzelfsprekend. Jullie hebben allemaal verschillende verantwoordelijkheden opgenomen, het wordt tijd dat we daar wel eens iets mee doen, dat dat tastbaar wordt.” Dat wordt dan eigenlijk een C-stick verhaal. Dan hebben we de groep YAA, dat is die Britse methode. En daar zijn momenteel nu ...Als ik erover vertel moet ik al beginnen lachen, dat is echt fantastisch gewoon, die zijn nu met acht of negen en wij zijn vorig jaar in september daarmee begonnen. Ik heb ook gemerkt dat dit geen simpele methode is, zeker niet om verkocht te krijgen. Maar dat is vooral blijkbaar heel goed voor gasten die al heel goed bezig zijn. Alleh, die al vanalles en nog wat doen, want daar lijkt dat wel haalbaar voor. Als je daar zo'n boekje voor legt en je moet zes of zeven uitdagingen doen, als dat gasten zijn die dan al met vijf verschillende dingen bezig zijn, dan is dat geen probleem. Maar anders is dat op zich wel een drempel. Maar ik heb dus van die gasten gevonden die dat ook nog met vanalles en nog wat bezig zijn. En dat is een heel divers groepje, die zijn ook allemaal met andere dingen bezig. In het begin was dat wat moeilijk want ze waren iets te anders, maar ondertussen is dat echt wel een hele toffe plezante groep geworden en je ziet die als groep en je ziet die als persoon daar echt in groeien zo. Dat is fantastisch, dat is echt een fantastische ervaring eigenlijk. Het is de bedoeling, die hebben nu vier uitdagingen gedaan. Nu gaan ze de vijfde uitdaging, want ze zijn aan de zilveren bezig, de vijfde uitdaging gaan ze samen doen als groep, ze gaan waarschijnlijk da afterparty van StuDay hier organiseren en dan nog iets doen in Kavka. Dat eigenlijk om geld in te zamelen voor zichzelf, want als laatste uitdaging organiseren zij een driedaagse trip naar Londen, want dan gaan we daar ons portfolio afgeven. Dus dat is eigenlijk het plan en in februari volgend jaar gaan we dan normaal gezien naar Londen. Dus dat is echt heel plezant, het is echt een hele toffe groep, ja die gaan dat echt wel afmaken zo. Maar ik zeg het, het is wel precies zo een elite iets. Als ze ermee weg zijn dan is het echt wel een hele goede methode, maar het is blijkbaar echt wel voor gasten die stevig in hun schoenen staan. VERGELIJKING: België met andere landen (tentoonstelling in Londen) Wat ik ook gezien heb is dat wij in België de standaard voor dat project veel hoger leggen dan in Londen. Want ik
137
ben dan in Londen geweest om portfolio's mee te gaan evalueren van andere groepen, als je dan ziet wat die doen en wat wij doen. Er was één iemand en die had dan maar twee uitdagingen gedaan maar die had dan een award gekregen, die hadden echt zoiets bij (iets met een A) van “Kom, dat doen we bij ons niet en dat is dan zo knap dat die dat gedaan heeft.” Het was echt wel verdiend, zelf al heeft die maar twee uitdagingen van de vier ofzo gedaan. Ja, ik kan me dat voorstellen. Ik heb er ook een paar gezien van die portfolio's, er was dan iemand die haar kamer geschilderd had en je kan daar misschien wel een paar competenties rond verzinnen maar die moet je mij dan toch wel eens uitleggen hoe je daar sleutelcompetenties in kan zien. Verduidelijk: C-stick en YAA. Er zijn dus verschillende methodieken om met competenties te werken. Ik ben daar zelf langs de ene kant, alleh ik vind dat dat mes langs twee kanten snijdt. Want met methodieken moet je toch wel zien hoe je dit toepast, hoe het past binnen de organisatie, hoe past het bij de jongeren. Ik denk dat dit toch wel een grote kwestie is van aanvoelen. Maar goed, het is goed dat ze er zijn, het is handig om inderdaad een portfolio aan te maken. Want de C-stick is eigenlijk een digitaal portfolio, dat is eigenlijk een USB-stick, daar staan ook eigenlijk al een aantal programmaatjes op waardoor je makkelijk een CV kan maken, waardoor je heel gemakkelijk al wat je ooit gedaan hebt kan bijhouden. Waar ook een aantal verwijzingen staan naar sleutelcompetenties, zoals de roos van Axe en de roos van Lirie en zo'n boompje met “waar situeer je jezelf” en de levenslijn, zo van die dingen. Je kan er wel aan de hand van dit een persoonlijk traject aan afleggen. Maar het vraagt ook wel veel daarbuiten ook. Bijvoorbeeld met die groep van C-stick gaan wij ons eerst richten op groepsdynamische activiteiten, voordat we daarmee aan de slag kunnen gaan eigenlijk. En dat doet JES ook, die hebben dan zo bijvoorbeeld een talenparcours en die maken daar dan ook gebruik van. Dan de YAA dat is dan eigenlijk een methode vanuit GB die, vanuit UK Youth en.., en dat is zo'n boekje eigenlijk en je hebt brons voor het deelnemen aan activiteiten of vormingen, je hebt zilver voor het mee organiseren van dingen en je hebt goud voor het eigenlijk leiding geven in het organiseren van dingen. Er is ook nog platina voor, ik zie dat eigenlijk als het instructeur zijn van bijvoorbeeld: die geven training of die volgen training en die doen een stage. Alleh dat is dus eigenlijk de hoogste categorie bij wijze van spreken. Ik vind dat eigenlijk het makkelijkst om te vergelijken met: brons, op kamp gaan, zilver, monitor, goud is hoofdmonitor en platina is instructeur. Dat is zo het gemakkelijkst in vergelijking. Ze moeten aan een aantal uitdagingen voldoen in een peergroep eigenlijk, Ze worden daar ook begeleid door iemand. Dat wordt eigenlijk een tastbaar portfolio. Zijn er nog andere zaken die jullie doen omtrent EVC (ondersteuning, training) Wat we nog rond competenties doen, er zijn zo nog dingen. Waar we dus mee begonnen zijn is het organiseren van workshops en opleidingen. Dat is in september van vorig jaar dan ook begonnen. Ik ben hier in augustus vorig jaar gestart en we zijn begonnen met een geluidscursus, een basiscursus geluid. Omdat we voelden, alleh ik probeer wel altijd in te gaan op de vraag of de behoefte van jongeren. Zo af te tasten van, waar zijn die in geïnteresseerd, zal het aanslaan? Wat hebben jullie altijd al wel eens willen doen of proberen. We zijn begonnen met een geluidscursus, daar waren veertien deelnemers, dat was ook het maximum. Die kregen eigenlijk een viertal avonden theorie van, nu ook ondertussen een collega van mij die hier de uitleendienst gaat doen en die heeft geluid gestudeerd en die deed dat heel goed. Dat was eigenlijk zelf ook nog een jongere. Die heeft dan vier avonden theorie gegeven en wij hebben daar een oefenparcours aan verbonden. Wij zaten toen nog in Kavka en wij hebben toen gevraagd aan groepjes die daar kwamen repeteren van “Hey, willen jullie eens niet komen repeteren in de zaal op het groot podium en mogen ons mannen
138
dan met de knopjes komen draaien?” Dat was het oefenparcours. We hebben die groep van veertien man dan verdeeld in zeven, dus telkens twee personen. En elke week kwam er dan een groepje repeteren in de zaal. Dan moesten die twee personen alles opstellen samen met de lesgever en mochten die eigenlijk heel hun repetitie met de knopjes spelen, echt alles aftasten en uitproberen. Dan mochten ze kiezen, ofwel deden ze dat één keer, ofwel twee keer, dus ze hadden daar echt wel keuze in. Dus dat is heel goed meegevallen, wij hebben daar ook heel goede feedback op gekregen van hen. En daarna begon dan eigenlijk het grote werk. Het was een basiscursus voor geluidsassistent, het is niet de bedoeling dat een opleiding die je normaal in drie jaar doet dat zij die in een paar weken doen. Maar ze konden wel assisteren en ze konden wel als stagehands? alles mee opbouwen en afbreken. Ze werden achteraf ingeschakeld om, als er in Kavka's iets te doen was of op Manu Mundo zijn ze dan ingeschakeld kunnen worden en dat wordt dan ook bijgehouden in het portfolio. Zo is er iemand die in Rotterdam geluid wil gaan studeren en die houdt dat nu voor zichzelf allemaal zorgvuldig bij om ook daar aan te komen en te kunnen zeggen van “Hey, ik ben...” . En dat is trouwens ook al één van de geluidsmannen van Kavka, want die is daar echt wel goed in. Dus ja, ook wel snel daarin kunnen verder gaan. Dat doen we dan ook met al onze cursussen. Nog een heel plezante is dan ook de DJ Workshops. Daar is dan ook een DJ contest aan verbonden. Het gevolg is dan ook dat die mannen daar echt met bezig zijn. Wij zaten hier dan in Kavka, het materiaal staat er en die konden dan ook hier komen oefenen. Ze deden dat dan ook, dat was dan meestal in de namiddag dat ze hier kwamen oefenen, ze waren er ook echt met bezig. Dat is het voordeel, als je enkel workshops geeft, dat is echt wel een goede teaser maar daar stopt dat dan ook achteraf. Terwijl als je daar dan ook zo iets praktisch aan verbindt, zoals een contest, ze zijn daarmee bezig. Er was iemand die ook twee uur per dag oefende en die is dan ook niet voor niets gewonnen natuurlijk. Ik wil maar zeggen, dan ga je ook wel een stap vooruit. De winnaar van de DJ Contest heeft ook hier mogen draaien en staat waarschijnlijk op Antwerp Open Air, omdat die ook echt wel super talent heeft. En dat kun je dan ook wel heel makkelijk daarmee detecteren zo'n talent. Wij hebben een cursus Event Animator. Dat is eigenlijk zo een van steward tot fuif begeleidingsteam. Dat is in samenwerking met onder andere Beerschot, maar ook met JES. Die is dan ook op de Beerschot doorgegaan die cursus, dat waren negen zaterdagen , wat niet niks was. Wij hebben dus eigenlijk een heel pakket van het een en het ander gekregen over vooral, het was eigenlijk te hard voetbalgericht. Want de cursus gaan we nu in de herfstvakantie opnieuw doen en we gaan echt wel voor vijftig procent evenementen en voor vijftig procent voetbal doen, dat we echt wel goed verdelen. En die doen nu stage, dus die moeten zestig uren stage doen zowel hier als op Kavka als op de voetbal, als eender welk evenement eigenlijk. Dus ja dat zijn eigenlijk cursussen waar zowel praktijk als stage uit voortkomen, ik volg dat dan ook allemaal mee op. Er zijn nu nog cursussen in het verschiet, de lichtcursus, een cursus Photoshop, maar ook een cursus rond drugs... Het kan dus echt wel vanalles zijn. Wat gaan we dan nog doen, ik denk dat dit toch wel het grootste deel van het competentieverhaal is. Wat ik voor de rest daar dan nog na moet vertellen is, het competentieverhaal stopt niet binnen lijnen. Het gaat altijd wel verder door. Er komen wel vragen binnen, maar dat zijn eigenlijk geen trajecten. Tim is vooral bezig in het organisatorische van de vrijwilligerswerking en ik probeer die dan ook altijd wel te soigneren. Ik zal dan ook altijd wel overkoepelende activiteiten organiseren, zoals nu zondag is er een BBQ voor alle vrijwilligers. Dan zal ik daar ook wel een mega hippe ideeënbus zetten of weet ik veel wat. Ik zal er altijd op die manier wel met bezig zijn, terwijl de rest daar niet zo met bezig is. Maar dat hoort daar allemaal wel voor een stuk bij natuurlijk. Ik zou nu ook willen beginnen met die Zappa-crew eigenlijk in het hele missie, visie, waar willen wij naartoe met Zappa?-verhaal. Ook op die manier wel mee in de werking betrekken. Wat zijn belangrijke aandachtspunten bij het werken rond EVC en jongeren? Ik wil me daarbij vooral toespitsen op vrije tijd. Ik kan dat niet in het algemeen zeggen maar wel over vrije tijd.
139
Wat ik heel sterk heb ondervonden is “Ga niet naar jongeren toe en zeg van hey ik heb hier een c-stick of ik heb hier een boekje, we gaan aan de slag.” Dat werkt absoluut niet. Er wordt met het woord competenties gesmeten maar jongeren zijn daar nog niet in mee heb ik het gevoel. Dus het gevolg is dat er precies heel veel tijd nodig is in dat competentiebewust maken. Dat ze daar eigenlijk eerst bewust van worden dat dat eigenlijk wel bestaat en dat er op die manier naar gekeken kan worden vooraleer we daar dan is even bij gaan stilstaan van “Hoe zit dat dan bij mij?”. Dat vraagt toch wel wat tijd denk ik. Ik probeer dat dan ook altijd wel heel subtiel te doen, dat is dan ook een kwestie van aanvoelen. Zo van, dingen wel benoemen van, “Seg jij bent daar precies wel goed in.” en doorvragen en “Vertel daar eens wat meer over.” En gewoon niet meteen benoemen van “Amai, jij bezit wel die competentie.” Ik vind dat ook wel belangrijk dat daar niet direct met al die termen gesmeten wordt, maar dat er toch wel een inloopfase is wel. Op de duur zijn ze echt wel mee, ik heb nog geen enkele keer gehad dat er iemand zegt van “Nee daar doe ik niet aan mee.”, omdat je ze ook wel tijd geeft om daar in te groeien en uiteindelijk komen ze ook wel zelf met de draai af van “Seg wat is dat hier eigenlijk en wat doen jullie daar eigenlijk mee?” Ik vind dat dat dan wel het sterkste is dat je kan doen met werken met EVC in vrije tijd dan eigenlijk. Wat is nog belangrijk? Wat ik ook wel belangrijk vind is dat het niet alleen gaat over hun eigen competenties maar ook over het zien van competenties bij anderen. Dus ik vind het belangrijk dat ze leren reflecteren, dat ze leren feedback geven, dat ze leren in groep samen werken. En dat ze bijvoorbeeld ook wel bij elkaar kunnen zien van “Ja die is daar wel goed in en die is daar niet zo goed in”, zo op elkaar inspelen eigenlijk. Dat competentiebewustzijn is dat iets dat enkel bij jongeren ontbreekt volgens u of is dat eerder een globaler gegeven? Ja, maar ik denk dat dat ook normaal is gezien de leeftijd. Zo zestien-, zeventien-, achttienjarigen die zitten nog zo hard met andere dingen in hun kop. Ik kan me dat ook nog heel goed voorstellen van toen ik zo jong was. Het is echt een moeilijke periode, zo heel die middelbare periode, wat zoeken naar jezelf en je plaats in de groep en wat weet ik allemaal. Ik merk wel dat heel veel jongeren niet beseffen dat ze echt wel talenten hebben of daar niet voor durven uitkomen. Ik vind dat echt jammer. Als ik dat dan zeg dan is dat altijd zo precies van “Ja, ik weet niet...” Ik vind dat echt jammer en probeer ze daar dan ook echt wel bewust van te maken van “Ja maar nee, how, je mag daar echt wel voor uitkomen, je mag dat echt wel laten zien. Uzelf echt wel tonen, je mag daar ook in groeien en je mag ook echt wel fouten maken”, dat is ook echt wel oke. Maar dit is echt niet zo evident bij jongeren, ik denk dan ook dat dit echt typisch de leeftijd is. Dus dat vind ik dan ook weer goed in het EVC werken met jongeren, in het jeugdwerken dan, je maakt eigenlijk op een vroegere leeftijd bewust van alle dingen, wat vroeger niet echt gebeurde. Of misschien enkel op school of gewoon te weinig op school of.. Waardoor ze sneller ook beseffen waar ze goed in zijn en welke richting dat ze misschien uit willen. En ook zo heel dat zelfbeeld en zelfvertrouwen en geloven in je eigen kunnen, dat is ook super belangrijk in deze maatschappij, dat is echt nodig. Welke knelpunten ervaren jullie tijdens het werken met jongeren rond EVC? Een groot knelpunt vind ik dat het heel evident is om met jongeren te werken die van thuis uit al de stimulatie krijgen of die deze vanuit school meekrijgen, die gewoon al goed bezig zijn. En dat het heel moeilijk is om jongeren die minder kansen hebben gekregen, die maatschappelijk meer kwetsbaar zijn, om die ook mee te krijgen in dat verhaal. Zeker als je in een jongerencentrum werkt met grotendeels mensen vanuit de eerste groep die ik net vermeldde, is dat echt moeilijk om een bredere doelgroep te bereiken. Nu, we bereiken die wel maar dat is gewoon moeilijker. Nog een knelpunt vind ik persoonlijk.. Ik vind dat er persoonlijk soms een beetje te veel met gesmeten wordt. Zo
140
van “En we moeten rond competenties werken..”, met als gevolg dat er heel veel organisaties en onderwijs en toestanden daarmee bezig zijn, maar soms ook wel een beetje naast elkaar en dat vind ik wel jammer. Ik vind een heel groot knelpunt een overaanbod creëren, het naar jongeren hun hoofd beginnen smijten, zodat die onmiddellijk iets hebben van “Hey jong, bol het eens af”, dat vind ik echt gevaarlijk. Wat ik misschien nog wel het grootste knelpunt vind is het feit dat het voor iedereen meetbaar moet worden en dat vind ik soms toch wel een beetje lastig. Ze vinden daar dan technieken of methodieken voor uit, allemaal goed en wel, maar soms is het gewoon echt niet meetbaar. Ik kan met heel veel enthousiasme over dingen vertellen en ik kan heel veel dingen zien en aanvoelen, maar ik kan dit daarom niet allemaal netjes op papier schrijven in een rapport of zo. Of ik kan hen dat ook niet laten doen, soms gaat dit ook gewoon niet. En als mijn coördinator, of vanuit het stad, als ze dan vragen van “Hoe zit het met de competentietrajecten?”. Zolang zij geen portfolio zien zit het daar niet goed mee. Terwijl ze, gelijk bijvoorbeeld nu de YAA, dat duurt gewoon een jaar, punt. Zo een C-stick, dat blijft gewoon duren, dat is ook iets persoonlijk, ze gaan aar ook niet mee te koop lopen. Dus ze moeten dat allemaal dan maar horen via mijn enthousiasme en via mijn aanvoelen. Maar dat pakt dan soms niet bij die van de stad en dat vind ik dan ook wel jammer. Want waarom moet alles dan in cijfers? Ja, ik kan dan wel zeggen van “Er zijn er zoveel met de C-stick bezig...” Maar dat is dan blijkbaar niet genoeg. Ik vind dat echt een knelpunt, waarom moet alles zo meetbaar worden? Dat is een beetje belachelijk. Ik vind het werken rond de attitude van jongeren en het sterker maken van het eigen geloof in zichzelf en het zien van hun eigen kwaliteiten en meerpunten vind ik het meest belangrijke doel dat je kan bereiken. Maat dat is dan weer niet te meten. Dus voor jou is het dan ook niet zo belangrijk dat die competenties dan ook maatschappelijk erkend kunnen worden, in een groter geheel? Zoals wat ik gelezen heb over competenties kan je met twee trajecten werken, het summatieve traject, waarbij je op het einde van de rit zegt van “Alsjeblief, hier is je competentiediploma en de maatschappij erkent je voor wat je gedaan hebt.” Langs de andere kant een formatief traject, waarbij de zelfontplooiing eigenlijk centraal staat. Ik heb zelf meer voorkeur voor het tweede als werker gewoon, maar ik vind het eerste wel even belangrijk, dat moet ik wel zeggen. Waarom vind ik dit belangrijk? Dat is voor jongeren zelf dan, maar ze geven ook wel zelf aan of ze dit belangrijk vinden. Ik vind niet dat ik degene moet zijn die zegt van “Seg, het is belangrijk dat je dat meeneemt naar de maatschappij.” Ik bied hen dat aan en ik zal hen ook wel uitleggen hoe dat juist in elkaar zit. Ik vind dat ze zelf moeten beslissen van “Is dat iets dat ik ga meepakken of niet?” Voor mij persoonlijk is het tweede het meest belangrijke. Niet dat ik dat eerste onderschat, maar dat hangt van de jongeren ook wel af vind ik. Diegene die dat kunnen gebruiken die doen dat ook. Zoals die YA-groep, dat is heel leuk dat die volgend jaar met een af portfolio naar Londen kunnen gaan natuurlijk, en dat die daar voor erkend kunnen worden, dat is echt belangrijk. Maar voor mij is het meest belangrijke in heel dit proces dat ik gezien word natuurlijk, dat wil ik toch ook niet onderschatten. Dat proces is niet meetbaar. Dat proberen ze met die portfolio dan? Ja, dat is waar. Maar wat ik daar ook in gezien heb als sleutelcompetenties en hoe zij als groep evolueren dat gaat niet in dat portfolio zitten. Daar gaan enkel hun persoonlijke uitdagingen in zitten. Maar niet echt het groepsproces. Hoe zie je de rol van jeugdwerk in EVC? Ik vind sowieso wel dat jeugdwerk daar een rol in heeft, maar het jeugdwerk is ook zo breed. De vraag is dan van
141
wie heeft daar welke rol in. Ik kan me heel goed voorstellen dat de Scouts niet veel zin heeft om daar met bezig te zijn. Langs de andere kant hebben die ook wel veel cursussen waarbij ze jongeren ook leren animator te zijn en zo van die dingen. Ja, maar daar krijgen ze ook een attest voor. Is dat dan eigenlijk ook wel EVC dan? Ik zal de vraag een beetje anders stellen: Wat is je meest ideale jeugdwerk in heel het EVC- gebeuren? Wat moet dat jeugdwerk allemaal omvatten in het werken met EVC's? Het jeugdwerk omvat heel veel en heel veel jongeren zijn daar in actief. Het is toch wel inderdaad belangrijk dat het op een of andere manier meer benoemd wordt. Ik heb zelf ook heel veel gedaan vroeger en ik heb zelf ook wel de link gelegd van dit in mijn CV te schrijven. Maar dat komt ook wel door mijn opleiding die ik daarna heb gedaan dat ik die link heb gelegd en dat ik besefte hoe belangrijk dit wel is, ik heb sociaal werk gedaan. Maar ik kan mij ook voorstellen dat als je zo'n opleiding niet gedaan hebt dat je zo'n dingen niet beseft, hoe belangrijk dat dat eigenlijk is. Plus, in het schrijven van een sollicitatiebrief moet je ook durven neerzetten wat je kwaliteiten zijn, minpunten liefst achterwege laten. Maar je moet eigenlijk wel echt een zicht hebben op wat je goed zou kunnen een waarom. Daar zie ik ook nog wel een rol in binnen het jeugdwerk. Wanneer jongeren op hun achttien, eenentwintig of later gaan solliciteren, hebben ze daar ook meestal al wel een hele weg in afgelegd, hebben ze eigenlijk al wel ervaring opgedaan. En die ervaring is ook wel belangrijk als je gaat solliciteren en die vragen ze dan ook wel dikwijls. Dat vind ik dan ook wel een rol in dat jeugdwerk om hen daar dan ook wel bewust van te maken. Wat hun rol eigenlijk kan zijn in de maatschappij, waar zij goed in zijn en hoe dat ze zich kunnen profileren. Denk je dat de bewustwording van competenties de belangrijkste rol is bij het jeugdwerk? Nee nee, dat denk ik niet. Ik vind de belangrijkste rol van het jeugdwerk... jeugdwerk is ook zo'n brede term, die valt moeilijk te veralgemenen. Maar er zijn aspecten in het jeugdwerk die als belangrijkste doelstelling hebben van “Zie dat de gasten een zinvolle vrijetijdsbesteding hebben en dat ze zich amuseren”. Dat vind ik nog altijd misschien wel het belangrijkste. En dat daaruit dan initiatieven vloeien of dat daar dan met dat niveau is een keer wordt stil gestaan met hoe het nu juist zit. Maar misschien is dat niet de hoofddoelstelling. Zoals helemaal in het begin met dat verhaal dat ik vertelde, er is ook eerst heel dat ding van competentiebewustzijn en je mag hen daar ook niet met gaan platwalsen vind ik. Ik vind dat zoiets ook heel subtiel kan gebeuren. Maar ik vind wel, het herkennen van jongeren, dat dat sowieso wel een doelstelling is. Dat dat wel een rol heeft, dat dat wel belangrijk is. Maar hoe dat dan gebeurd, ja dat hangt er wel wat van af van welke organisatie en hoe dat die jongeren alleh, ja... Hoe ervaren jullie de organisatie van het EVC beleid in Vlaanderen? Ik heb bijvoorbeeld een tijd in die werkgroep van portfoliobeleid gezeten. Ik heb dan ook het congres gevolgd toen dat georganiseerd was op JES. En dan aan de hand van Isabel en zo dan. Maar ja ik heb het gevoel dat het beleid daar wel in mee is, maar dat ze nog niet goed weten hoe. Dan haal ik weer heel dat meetbaar gedoe boven want ik heb dan weer de indruk dat dat weer meetbaar moet zijn en daar heb ik het echt lastig mee. Ik moet eerlijk toegeven, er zijn dan ook wel een aantal situaties geweest dat we vanuit de stad dan op onze vingers
142
getikt worden dat we dan ook zoiets hebben van “Dit kan toch gewoon niet...”. “Hebben jullie maar acht YAA?.. Euhm, ja?” alleh die denken dat dat allemaal zo evident is. We beginnen in oktober met een nieuwe groep maar dat is allemaal niet zo evident. Dit is dan dus duidelijk een minpunt. Ik vind dit een heel moeilijke vraag omdat ik ook de indruk heb, zowel bij het portfolioproject als hier bij Antwerpen, dat ze wel heel goed weten wat het is, wat het inhoudt, maar dat het allemaal niet concreet is. En om hier in Antwerpen een voorbeeld te geven: eerst was er iemand die daarmee bezig was en die dan ook de Wackermethodiek heeft uitgeschreven. Die is dan vertrokken en daar is dan geen opvolging voor voorzien. Dan Isabel die haar werk heel goed doet die werkt halftijds voor het stad en die is dan ook met EVC bezig, daar hebben we dan wel veel aan gehad. Die is dan wel bijna 3⁄4 van een jaar buiten strijd geweest, die was dan eigenlijk heel slecht opgevolgd in mijn ogen. Dus dat was dan weer zo een periode dat we dan zelf moesten zien te overleven. We hebben dan wel via een andere persoon, Axel, gevraagd of we dan is niet nog eens moesten samen zitten. Hij ging dat dan regelen maar dat is er gewoon niet van gekomen. Ik begrijp dat dan ook wel, het is allemaal wat veel geweest. Maar het ligt er dan ook wel wat stil in mijn ogen. Die hebben daar dan wel heel veel visie en ideeën over maar er is te weinig communicatie tussen de verschillende instanties. Bijvoorbeeld JES is wel weer helemaal mee, dat is wel heel goed afgesteld. Maar bij ons hebben ze dan precies totaal niet dat gevoel van.. Om een heel concreet voorbeeld te geven: Isabel is een paar weken geleden terug uit ziekteverlof, die komt hier aan om te vragen van hoe ver het staat en waar we met bezig zijn. Ik doe heel mijn uitleg van wat we allemaal hebben gedaan. Zij zegt “Oh, ja want wij wisten eigenlijk niet waar jullie met bezig waren,” terwijl wij regelmatig communiceren, “en ja, wij gaan de YAA niet meer financieren want wij hadden gehoord dat jullie daar niet meer mee bezig waren.” Zo van die dingen eigenlijk. Dan denk ik van hier klopt iets niet. Het is ook niet mijn job om aan jullie deur te komen bellen van “Wij zijn met zoveel en we zijn dan daar met bezig...”. Het is hun job om af en toe eens te komen horen hoe het zit. Ik ging er dan ook van uit dat zij dat wisten. Maar gewoon omdat zij er niet was had niemand eens beslist van eens te komen horen en hadden ze dus zelf al beslist van “We stoppen daarmee”. Dus toen heb ik daar een beetje voor moeten vechten eigenlijk. Het voordeel is ook wel, het is een pilootproject dus we moeten daar ook niet voor betalen, dat valt dan weer goed mee. Maar dat is echt een voorbeeld waarbij ik zoiets heb van “Alleh mannen komaan..”. Nu ik heb daar momenteel ook niet zo'n goed beeld van en ook niet zo'n goed oog op. Ik heb wel het gevoel dat ze ermee achter staan. Want anders zou dit ook niet betaald worden, maar het is toch niet wat het moet zijn. Het staat nog niet op punt eigenlijk? Nee, totaal niet. En hun ideeën zijn ook misschien wel iets anders dan hoe het concreet gaat. Ik denk dat hun ideeën ook nog niet echt hard vrijetijdsgericht zijn. Dat is heel goed hoe dat in onderwijs kan en arbeidsgericht. Meer gericht op diplomering eigenlijk en minder gericht op persoonlijke ontplooiing? Ja, inderdaad. Wat zijn de pluspunten? Het feit dat ze wel mee zijn en dat ze er wel mee achter staan. Het feit dat ze drie JCC's hebben opgericht. Dat vind ik wel pluspunten. Het is niet realistisch om te verwachten van een beleid dat ze meteen helemaal mee zijn in hoe dat het compleet loopt. Ik vind dat ook ergens wel logisch. Ik ben al heel blij dat ze die kansen geven, dat ze wel mee zijn in het verhaal. En we moeten ook eerlijk zijn, het is alleen maar in Antwerpen dat ze er zo hard met bezig zijn, dus dat komt zeker wel goed. Maar ik heb nog altijd wel een heel harde druk op mijn schouders.
143
Zo van goede cijfers kunnen behalen, dat we hier ook echt met diploma's moeten gaan beginnen smijten. Dat vind ik nog wel lastig. Wat moet er veranderen/ moet er iets veranderen? Een competentienetwerk, daar zijn nu al ideeën over. Dat idee leeft dus zeker niet alleen bij mij. Het feit dat er echt een netwerk komt, dat er gezamenlijk over gepraat kan worden, dat we echt zicht krijgen op wie waar met bezig is en hoe we op elkaar kunnen inspelen, wie aan welke behoeften van de stad voldoet. Zo van die dingen. Ik denk dat dat heel belangrijk is en dat gaat er wel komen. Dat was ook wel de bedoeling, zeker nu ze in Deurne ook begonnen zijn. Onze nieuwe collega is hier nu ook begonnen. Het is echt de bedoeling dat ... Dan gaat JES dat ook waarschijnlijk organiseren. Er zou eigenlijk ook een soort van stuurgroep moeten komen waar dan ook beleidsmensen inzitten, waar dan onze coördinatoren inzitten. Ik denk dat dat ook heel belangrijk is. Ja zo vooral rond communicatie en op netwerk vlak. Dat is dan concreet voor Antwerpen of mag dit voor jou ook verder gaan dan Antwerpen? Mag het zichzelf ook verder uitbreiden naar Vlaanderen? Ja, misschien wel. Want als ik dan bijvoorbeeld naar de Vlaamse jeugdraad kijk, die zijn daar ook heel hard mee bezig: Steun de jeugd, Socius, ... zijn daar heel hard mee bezig. Ja Socius is nu wel voornamelijk naar anderen gericht. Maar ja, eigenlijk wel. Misschien is dat wel heel interessant. Bijvoorbeeld op het congres van JES is er ook iemand vanuit de jeugdraad komen praten daarover. Dan denk ik toch wel dat dat nodig is, zeker als we daar hier in Antwerpen al wel ver in staan. Dan is het toch wel leuk om die expertise dan ook wel naar buiten te brengen. Want ik hoor dan ook wel met dat portfolioproject veel over de attesten van animatoren enzo praten terwijl ik dan denk dat er zoveel meer is. Dus ja, misschien wel. Maar het moet wel haalbaar zijn natuurlijk. Ik vraag mijzelf hier ook bij af, moet er ook een link zijn met onderwijs? Dat weet ik niet goed. Want ja, hoever trek je het dan. Hou je het dan nog enkel op jeugdwerk? Of ga je het ook nog toespitsen op andere dingen? Jeugdwerk is voor een stuk ook nog onderwijs vind ik persoonlijk. Die mannen gaan nu eenmaal naar school tot hun achttien jaar. Dat vind ik dan misschien ook wel belangrijk.
Naar onderwijs en arbeidsmarkt of enkel naar onderwijs? De arbeidsmarkt, ja... Onderwijs en opleidingen. Want ja, arbeidsmarkt toch ook zeker. Toch zeker VDAB en InstantA, die dingen. Toch zeker alle dingen die volledig op jongeren gericht zijn. En dan toch zeker in deze tijd, want dat dat toch zeker wel belangrijk is. Maar die zijn ook al wel betrokken, dat gaat ook nog wel komen. Ook de C-stick, de VDAB heeft al gezegd dat ze daar wel mee aan de slag willen gaan. Dus die links zijn er al wel en daar gaat dan bijvoorbeeld Mohammed zich ook heel hard met bezig houden. Zijn er nog zaken die je wil benadrukken of die niet aan bod zijn gekomen tijdens het interview? Er is nog een competentietraject. Dus samenlevingsopbouw hier op het Kiel heeft samen met pleinanimatie Kids en buurtsport een project opgericht waarbij er op de parking van de Beerschot, daar hebben ze eigenlijk zo een speelplein van gemaakt. Daar staan zo dingen op de grond geschilderd waardoor je daar ook wel vanalles kan
144
doen. Daar komen ook heel veel kinderen van de buurt spelen. Vooral op woensdagnamiddag en in het weekend. En die organisaties hadden zoiets van, we kunnen daar misschien wel wat monitoren zetten en we kunnen daar misschien wel een soort van kleine voetbaltraining inlassen en zo van die dingen. Dat is dan ook gebeurd. Die monitoren worden dan ook gecoacht, wij vragen die subsidies ook aan, wij krijgen er subsidies voor. Die worden dan via een vrijwilligersvergoeding betaald, wat ook niet zo veel is. Maar die worden ook gecoacht door ons. Zoals, ik geef hen vorming in het monitor zijn, eigenlijk in vanalles en nog wat. En die zijn ook begonnen sinds januari met de C-stick. Dus die zijn eigenlijk warm gemaakt en die zijn daarmee begonnen. Dat zijn eigenlijk monitoren op de parking van de Beerschot. Die hebben op zich eigenlijk niets met evenementen te maken, maar dat is ook wel een competentietraject hier op het Kiel. Dat zijn voornamelijk dan allemaal Marokkaanse jongeren, wat voor ons heel positief is om die wereld toch ook zeker open te trekken. Want dat is toch wel een andere wereld en dat is toch ook wel belangrijk dat we die mee hebben. En die gasten zijn wel mee dus die komen hier ook voor die vorming, die komen hier ook over de vloer. Er zijn er al een paar die hier nu ook vrijwilliger zijn. Dus dat is ook echt wel een positief iets. Zijn er nog zaken in het kader van de thesis en wat je er over weet die je nog wil delen? ..... tussen het werken met competenties en het uitbouwen van een zeer wel draaiende organisatie. Het werken met competenties moet op het tempo van jongeren gaan. Die moeten kansen krijgen om fouten te maken, om te experimenteren, om echt een beetje van nul te kunnen starten eigenlijk. Maar als je hier, ik wil je straks wel de zaal laten zien, een gigantische fuifzaal hebt staan voor duizend man die dat eigenlijk elke week zou moeten draaien, moet dat ook renderen en moet dat ook lukken natuurlijk. En dat wordt al bijna een commercieel iets. Dat heb ik al heel veel ondervonden, zowel tussen relatie als tussen mijn collega en ik, als in de praktijk, dat is een spanningsveld. Ik heb regelmatig het gevoel dat ik er wel voor moet blijven vechten van “How mannen, niet te snel gaan hier, wij hebben nog altijd wel... alleh, niet ineens te veel verantwoordelijkheid geven aan die mannen, want dan zijn we ze kwijt binnenkort”. Daar moeten wij echt wel op hun niveau aanpakken, alleh op hun niveau is dat niet, maar wel aanpassen op hun tempo. Dat ze daar eigenlijk in kunnen groeien ook. En dat is echt wel een spanningsveld. Bijvoorbeeld, om zo'n heel praktisch voorbeeld te geven, wij hebben zo een aantal gasten die affiches ontwerpen, die dat daar heel hard mee bezig zijn. En er is er hier zo ene en die woont hier op het Kiel en dat is er zo ene die je constant moet stimuleren. Die heeft heel veel talent, maar je moet die zo precies telkens weer als een diesel motor in gang trekken zo.
Vanaf de moment dat hij dat dan gedaan heeft, dat je hem mee hebt, dan is dat ook altijd wel in orde. Maar het in gang krijgen dat duurt wat. Ik vind dat op zich geen probleem, het vraagt meer inzet, maar hij beseft dat zelf ook wel, wat heel belangrijk is. Maar als hij dan een affiche moet ontwerpen en die is dan uiteindelijk veel te laat klaar, zitten wij in de problemen om dat dan naar buiten te brengen naar weet ik wie allemaal. Dus ik wil maar zeggen, dat zijn zo van die kleine dingen, maar dat is echt wel een spanningsveld. Dan heeft Tim al gauw de neiging van te zeggen “Foert, dat hij zijn plan trekt, ik ga wel bij een ander...”. Terwijl het competentieverhaal zou hem eigenlijk bij de hand moeten pakken en zeggen van “Hey, hoe zit het hier, ga je het nog doen of niet?”. Wat wel belangrijk is dat hij op zijn verantwoordelijkheid wordt gewezen. Maar hij moet er nog in groeien, hij moet er ook op kunnen botsen. Anders gaat hij het niet beseffen. Dat vind ik
145
wel belangrijk en dat is eigenlijk wat hier niet altijd zo evident is. Alleh, pas op, het is te doen maar het zal niet altijd even evident zijn. Voilà dat is eigenlijk al wat ik nog wou zeggen.
146