Evaluatie van ‘Kijk op kleintjes’ Nijmegen
Jorike Smeitink Eelco Visser Elise Roelofse november 2007 Notitienummer N07 2051ER/JOS-av206.137 (versie februari 2008)
SPECTRUM Centrum Maatschappelijke Ontwikkeling Gelderland
Voorwoord Voor u ligt de evaluatie van het project ‘Kijk op kleintjes’, dat na een succesvolle pilotperiode in september 2006 is ingevoerd als werkwijze voor heel Nijmegen. ‘Kijk op kleintjes’ is de Nijmeegse zorgstructuur voor de 0 tot 4-jarigen, die elk kind optimale zorg wil bieden. Het gaat om het vroegtijdig signaleren van kinderen met een mogelijke achterstand, stoornis of gezinsproblemen die een bedreiging zijn voor de ontwikkeling van het kind. Professionals werken er samen aan om de meest passende hulp voor deze kinderen te vinden. In ‘Kijk op kleintjes’ zijn afspraken gemaakt over de manier van (samen)werken. Het is niet nodig dat ouders al deze afspraken tussen instellingen kennen. Ouders moeten van ‘Kijk op kleintjes’ merken dat degene bij wie ze aankloppen, de juiste weg weet naar hulp. Ze hoeven niet 10 keer hun verhaal te vertellen en ze krijgen één duidelijk advies. Bij onderdelen van ‘Kijk op kleintjes’: de zorgcoördinatoren en video-hometraining, bleken ouders tevreden te zijn. Bij de evaluatie die KION deed van ‘Alert op ontwikkeling’ bleek ook dat ouders hier waardering voor hadden. Er zijn van oktober 2006 tot juni 2007 ongeveer 400 kinderen gesignaleerd in de peuterspeelzaal of op het kinderdagverblijf, waarbij consultatie van de zorgcoördinator nodig was. Daarnaast heeft de GGD haar eigen signalering uitgevoerd. Meestal worden deze gesignaleerde kinderen verwezen naar een vorm van hulpverlening. Voor ongeveer 100 kinderen met complexe problemen was daarvoor het advies van het ZAT (zorgadviesteam) voor 0-4-jarigen nodig. Er is lichte hulp geboden aan bijna 300 gezinnen. Ook het aanbod opvoedingsondersteuning is uitgebreid. De doelgroep is goed in beeld en de tevredenheid over ‘Kijk op kleintjes’ is groot. Naast deze positieve uitkomst geeft de evaluatie inzicht in de knelpunten die er nog zijn. Er worden een aantal aanbevelingen voor verbetering gegeven.
Inhoud
1.
2.
Inleiding ...................................................................................................... 1 1.1
Achtergrond.......................................................................................... 1
1.2
Doelen van de implementatie.................................................................. 2
1.3
Opzet van de evaluatie........................................................................... 3
1.4
Leeswijzer ............................................................................................ 4
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen ....................................................... 5 2.1
Algemeen ............................................................................................. 5
2.2
Bereik van de consultatiebureaus en voorschoolse voorzieningen ................ 5
2.3
Signaleren ............................................................................................ 6
2.4
ZAT´s (zorgadviesteams) voor 0-4-jarigen................................................ 8
2.5
Zorgweigeraars .......................................................................................... 11
2.6
Lichte hulp .................................................................................................. 12
2.7
Overbruggingszorg ...................................................................................... 13
2.8
Opvoedingsondersteuning ............................................................................ 14
2.9
Waardering van ‘Kijk op kleintjes’ ................................................................. 15
2.10
Handboek van ‘Kijk op kleintjes’.................................................................... 16
2.11
Contact met de huisartsen............................................................................ 16
Bijlage 1 Bijlage 2
Onderzoek 48 hulptrajecten .................................................................. 19 Gegevens van de vragenlijsten.............................................................. 27
1. Inleiding
1.1 Achtergrond In de beleidsnota ‘Opvoeden doe je niet alleen’ van de gemeente Nijmegen (2003) wordt de sluitende zorgketen voor jeugdigen van 0 tot 23 jaar als speerpunt benoemd. Het doel is passende hulp voor elk kind dat hulp nodig heeft. Met de ZAT-teams (voorheen School & Hulp) wordt de doelgroep van 4 tot 19 jarigen bediend. Spil en vindplaats van deze jeugdigen zijn de onderwijsinstellingen. De doelgroep 0-4-jarigen is het beste in beeld bij de consultatiebureaus, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. De samenwerking tussen deze en andere instellingen, die uiteindelijk uitmondt in ‘Kijk op kleintjes’ loopt in Nijmegen dan al een aantal jaren. Het uitgangspunt van gemeente en instellingen is dat investeren in het jonge kind loont. Er was behoefte aan een experiment: de pilot ‘Kijk op kleintjes’. Doel voor ‘Kijk op kleintjes’ is het verbeteren van de signalering, verwijzing, opvang en zorg voor risicokinderen van 0 tot 4 jaar. Het is een zorgstructuur voor de 0-4-jarigen die elk kind optimale zorg wil bieden. Het project ‘Kijk op kleintjes’ werkt aan de volgende opdrachten: zorg dat alle 0-4-jarigen in de wijk bereikt worden; zorg voor optimale signalering van ontwikkelings- en/of sociale problematiek; zorg voor multidisciplinaire diagnostiek en verwijzing in zorgteams; organiseer voldoende lichte hulp; zorg voor effectieve toeleiding van zorgweigeraars; organiseer overbruggingszorg voor gezinnen tijdens wachttijd op hulp; biedt opvoedingsondersteuning aan ouders die met risicofactoren te maken hebben. ‘Kijk op kleintjes’ voorziet in de doelgroep 0-4-jarigen, in drie van de vijf gemeentelijke taken gerelateerd aan jeugdzorg (Wmo prestatieveld 2). De taken zijn informatie, signalering, toeleiding, pedagogische hulp en coördinatie van zorg. ‘Kijk op kleintjes’ zorgt voor een goede signalering, voor toeleiding en voor lichte hulp. De andere twee taken worden voor een deel door ‘Kijk op kleintjes’ ingevuld. Het onderdeel opvoedingsondersteuning van ‘Kijk op kleintjes’ bevat een deel van het Nijmeegse aanbod informatie en advies aan ouders. Ander aanbod is bijvoorbeeld de themabijeenkomsten voor ouders door Tandem of de GGD die los van ‘Kijk op kleintjes’ worden uitgevoerd. In de ZAT’s 0-4 wordt coördinatie van zorg deels uitgevoerd, namelijk tot het moment dat hulp gaat starten. Op enkele momenten van terugkoppeling na wordt het traject verder niet door het ZAT 0-4 of door de zorgcoördinator gevolgd. In het project “Aanpak multiprobleemhuishoudens Nijmegen-West” wordt de functie coördinatie van zorg verder uitgewerkt voor Nijmegen. Hier heeft het Meldpunt Bijzondere Zorg een belangrijke rol in. In de projectgroep ‘Kijk op kleintjes’ participeren in 2007 de gemeente Nijmegen, de GGD regio Nijmegen, NIM Maatschappelijk Werk, Bureau Jeugdzorg Nijmegen, MEE Gelderse Poort, Tandem welzijnsorganisatie, huisartsenpraktijk Zuid Westerpoort, het SBO, en de vertegenwoordigers van de kindercentra: KION, Nannies en Ikke. Spectrum neemt deel als projectondersteuner. De projectgroep houdt de vinger aan de pols van het project, stuurt bij en lost knelpunten op.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
1
1.2 Doelen van de implementatie Op basis van de positieve evaluatie van de pilot heeft de gemeenteraad van Nijmegen in 2006 besloten tot uitbreiding van ‘Kijk op kleintjes’ over de hele stad. Er zijn de volgende doelen gesteld: 100% van de 0-4-jarigen bezoekt het consultatiebureau 1x per jaar. 85% van alle kinderen van 2 en 3 jaar bezoekt eind 2007 een voorschoolse voorziening. Alle kindercentra in Nijmegen krijgen ondersteuning bij het signaleren van kinderen met problemen. De zorgcoördinatoren zullen op jaarbasis 300 consulten uitvoeren. Er zijn een zestal ZAT´s voor 0-4-jarigen die de hele stad bestrijken. In deze teams worden in totaal per jaar 150 kinderen besproken en doorverwezen naar hulpverlening. Binnen zes weken na de eerste verwijzing moet er een definitief besluit zijn over het hulpaanbod. Ouders met opvoedingsspanning (dat wil zeggen de opvoedingsvragen worden dringend/zijn niet meer gemakkelijk op te lossen) kunnen gebruik maken van lichte hulp van NIM Maatschappelijk Werk en van de GGD. Ouders van 0-4-jarigen die weigeren hulp te accepteren worden actief en met drang benaderd met als doel de juiste hulp voor het kind te realiseren. Het gaat dan om kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Drang houdt in dat zo nodig de Raad voor de kinderbescherming zal worden ingeschakeld. Gezinnen waarvan kinderen van 0-4 jaar in het indicatietraject voor jeugdzorg zitten of op de wachtlijst staan krijgen overbruggingszorg vanuit de specialistische zorginstellingen. Ouders van 0-4-jarigen uit risicogroepen worden gericht benaderd en ondersteund in de opvoeding met als doel hun opvoedingscompetenties te versterken. Er is zowel een groeps- als een individueel aanbod. Bij lichte hulp en opvoedingsondersteuning zijn verder specifieke resultaten benoemd: Lichte hulp: streefbereik van video-hometraining bij de GGD is 14 gezinnen in het najaar van 2006 en 70 gezinnen in 2007. Met lichte hulp moeten in het najaar van 2006 64 gezinnen bereikt worden en in 2007 158 gezinnen. Lichte hulp door de NIM: dit zou gezien de resultaten in de pilot om 90 trajecten per jaar gaan. De aantallen vallen echter binnen het totale afgesproken resultaat voor 0-23 jaar waarbij de NIM geen onderscheid maakt in leeftijd. Opvoedingsondersteuning: in 2006 45 themabijeenkomsten op de peuterspeelzalen, 3 op kinderdagverblijven en 6 bijeenkomsten voor specifieke groepen ouders. Totale aantal te bereiken ouders (schouwburgtelling) is 288. In 2007 vinden 117 themabijeenkomsten en 24 bijeenkomsten voor specifieke groepen plaats: bereik 848 ouders. Het streefpercentage voor het bereik is dat 65% van het totaal aantal verschillende ouders 1 of meer keren komt. Dit betreft het aanbod van Tandem. Daarnaast is afgesproken dat de GGD in 2006 acht bijeenkomsten voor ouders uitvoert en in 2007 24 bijeenkomsten, verdeeld over alle stadsdelen.
2
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
1.3 Opzet van de evaluatie De evaluatie van de pilot in Dukenburg en Lindenholt heeft plaatsgevonden door inzet van een monitor voor de nulmeting. Vervolgens zijn na een jaar (voorjaar 2005) de gegevens weer met de monitor verzameld. Bij de implementatie van ‘Kijk op kleintjes’, waarna er ongeveer drie keer zo veel activiteiten plaatsvonden, is geen nulmeting meer ingezet. Een evaluatie blijft echter noodzakelijk voor de voortgang. De resultaten moeten in beeld zijn. De projectgroep moet waar nodig kunnen bijsturen en de politiek wil antwoord op haar vragen. In het najaar van 2007 worden beslissingen genomen over de voortgang van ‘Kijk op kleintjes’ in 2008 en de jaren daarna. De opzet van de evaluatie is januari 2007 geaccordeerd door de projectgroep ‘Kijk op kleintjes’. De kernvragen zijn: Zijn de kinderen die het nodig hebben bereikt, gesignaleerd, goed verwezen, en aangemeld? Zijn door de acties van ‘Kijk op kleintjes’ meer kinderen sneller bij de passende hulp? Constateren sociaal verpleegkundigen, peuterleidsters, leidsters van de kinderdagverblijven en zorgteamleden een verbetering? Tevens dienen de uitkomsten van de monitor van 2005 als referentiekader. De evaluatie bevat drie onderdelen: 1. De cijfers: instellingen registreren een aantal zaken. Deze gegevens zijn verzameld, gebundeld en geïnterpreteerd. Voor het vervolg van ‘Kijk op kleintjes’ is het van belang te weten of de te behalen aantallen voor de implementatie per projectonderdeel goed zijn ingeschat. De evaluatieperiode loopt van oktober 2006 tot juli 2007: 9 maanden. In het oordeel over de cijfers zijn de streefgetallen van 12 naar 9 maanden omgerekend. 2. De tevredenheid bij uitvoerders: er zijn vragenlijsten verstuurd aan alle vestigingen voor peuterspeelzaalwerk en kinderdagopvang, alle sociaal verpleegkundigen, alle deelnemers van de zorgteams en aan alle zorgcoördinatoren. Waar mogelijk is bij de instellingen nagegaan of ook ouders tevreden waren. 3. In ‘Kijk op kleintjes’ gaat het om de zorgketen tot het moment van verwijzing naar hulp. Wat er na het advies van het ZAT 0-4 gebeurt hoort ook bij de zorgketen maar is onvoldoende in beeld en wordt vaak niet geregistreerd. De zorgcoördinatoren, zorgteamleden en de projectondersteuner van Spectrum hebben voor 48 geselecteerde zorgtrajecten in beeld gebracht hoe het verder is gegaan. De gegevens komen van verschillende bronnen: registraties, vragenlijsten, en leden van de ZAT´s leverden de gegevens over 48 trajecten. Daarnaast is informatie over de samenwerking met huisartsen in Dukenburg en Lindenholt gebruikt. Uit interviews die de projectondersteuner over de implementatie heeft gehouden met de zorgcoördinatoren en de projectgroepleden in juni 2007 kwamen aanvullende gegevens. Tot slot heeft de projectgroep ‘Kijk op kleintjes’ een belangrijk aandeel gehad in het formuleren van conclusies en aanbevelingen.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
3
1.4 Leeswijzer In de rapportage vormen de projectonderdelen van ‘Kijk op kleintjes’ de bouwstenen. De volgorde is steeds: bereik, signaleren (en de zorgcoördinatoren), de ZAT´s 0-4, aanpak zorgweigeraars, lichte hulp, overbruggingszorg, opvoedingsondersteuning. Vervolgens vormen het handboek ‘Kijk op kleintjes’ en de samenwerking met huisartsen twee extra aandachtspunten in de evaluatie. In hoofdstuk 2 van de evaluatie van ‘Kijk op kleintjes’ worden per projectonderdeel de gegevens samengevat. Ze worden vergeleken met de afgesproken resultaten voor de implementatie, en (waar van toepassing) met de eerste monitor. Vervolgens worden aanbevelingen gedaan. Deze aanbevelingen zijn in enkele bijeenkomsten met de projectgroep van ‘Kijk op kleintjes’ besproken en aangevuld. De cijfers en andere gegevens zijn in detail terug te vinden in de bijlagen. Bijlage 1 bevat de uitkomsten van het onderzoek naar 48 zorgtrajecten. Bijlage 2 bevat de uitkomsten van de registratie en de tevredenheidsmeting. Waar nodig zijn deze uitkomsten aangevuld vanuit de andere bronnen.
4
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
2. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
2.1 Algemeen In dit hoofdstuk van de evaluatie van ‘Kijk op kleintjes’ worden per projectonderdeel de gegevens samengevat en vergeleken met de afgesproken resultaten voor de implementatie, en waar relevant met de monitor van 2005. Vervolgens worden de conclusies en aanbevelingen gegeven. De cijfers en andere gegevens zijn in detail terug te vinden in de bijlagen. De respons op de vragenlijsten was zeer hoog: bij de GGD 100%, bij de deelnemers aan de zorgteams (inclusief zorgcoördinatoren) 93%, bij de kinderdagverblijven van KION 60% en bij de andere kinderdagverblijven 82%. De respons van de peuterspeelzalen schatten we op 91%. Samengevat kunnen we stellen dat er meer kinderen zijn gesignaleerd en geholpen, dan van tevoren was ingeschat. Dit gezien het grote aantal vragen aan de zorgcoördinatoren en het grote aantal ouders dat lichte hulp heeft gekregen. Het gebruik van en de tevredenheid over de zorgcoördinator en het ZAT 0-4 is hoog. De inbreng in de ZAT´s 0-4 blijft qua aantal iets achter bij het ingeschatte aantal. De reden is dat het alleen de complexe gevallen betreft en dat andere kinderen al eerder zijn verwezen naar de juiste hulp. Het merendeel van de adviezen van de ZAT´s 0-4 blijkt het juiste te zijn. Wachttijden blijven een negatieve rol spelen. De werkwijze van ‘Kijk op kleintjes’ is succesvol uitgerold over heel Nijmegen. Vooral daar waar nog weinig aan netwerk was, is het met open armen ontvangen. De projectgroep heeft echter ook kritisch gekeken. Aan de volgende inhoudelijke aandachtspunten moet vooral nog aandacht worden besteed: Verdere versterking van de signalering in alle kindercentra, opdat de zorgcoördinator zo efficiënt mogelijk kan werken. In de werkwijze van de ZAT´s 0-4 verder uitwerken hoe de contacten met huisartsen en ZAT’s basisonderwijs lopen. Nagaan waar de enkele punten van kritiek (zoals over de coördinatie van de zorg) vandaan komen en hier iets aan doen. De lichte hulp is succesvol, maar vanuit de GGD wordt aangegeven dat er soms sprake is van oneigenlijk gebruik van de lichte hulp tijdens wachttijd voor (Bureau) jeugdzorg. De overbruggingszorg van gespecialiseerde hulpinstellingen biedt voor een (klein) aantal kinderen onvoldoende oplossingen. Het onderdeel opvoedingsondersteuning is nog onvoldoende op maat, gezien de behoefte van specifieke groepen ouders. Het aanbod in het algemeen is onvoldoende afgestemd.
2.2 Bereik van de consultatiebureaus en voorschoolse voorzieningen Het hoofddoel van ‘Kijk op kleintjes’ is het vroegtijdig signaleren en bieden van hulp bij vragen en problemen. Om dit te kunnen, moeten alle kinderen eerst ‘gezien’ worden. ‘Kijk op kleintjes’ heeft daarom onder meer de volgende doelen:
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
5
100% van de 0-4 jarigen bezoeken het consultatiebureau minstens 1 keer per jaar. 85% van alle kinderen van 2 en 3 jaar bezoeken eind 2007 een voorschoolse voorziening.
In februari 2007 heeft de GGD een vergelijking gemaakt tussen de GBA (gemeentelijk administratie systeem) en de JGZ registratie. De namen van de kinderen die in 2006 niet (minimaal eenmaal) waren gezien door het JGZ team zijn op lijsten per JGZ locatie verzameld. In de maand maart zijn de sociaal verpleegkundigen JGZ vervolgens met deze lijst aan de slag gegaan. Naast een aantal registratiefouten( kinderen bleken wel bereikt), stonden er ook kinderen op die verhuisd waren naar andere gemeenten of het buitenland, of die elders in zorg zijn, bijvoorbeeld bij Hypericon (antroposofisch consultatiebureau). Volgens het GBA wonen er ruim 6700 kinderen tussen 0 en 4 jaar in Nijmegen. Hiervan wonen 35 kinderen nog wel in Nijmegen en zijn niet elders in zorg, maar zijn in 2006 niet op het consultatiebureau (CB) geweest. Met 21 gezinnen hiervan is de relatie hersteld. Deze kinderen zijn inmiddels weer op het CB geweest. Met 7 gezinnen zijn de sociaal verpleegkundigen op het moment dat deze notitie wordt geschreven nog bezig om het contact te herstellen. De verwachting is dat dit gaat lukken. Met 7 gezinnen is de relatie niet hersteld, veelal omdat ouders dit zo wensen. De huisarts van het desbetreffende kind is op de hoogte gesteld dat het kind niet meer op het CB komt. Over het algemeen betreft het kinderen ouder dan 3 jaar. Deze kinderen zullen met extra aandacht worden overgedragen aan de schoolarts (en zijn dan in zorg van de JGZ 4-19). Over 1 kind was wat extra zorg; dit kind is daarom gemeld in het ZAT 0-4. Aanbeveling: om goed te signaleren blijft 100% bereik een voorwaarde. Aanbevolen wordt om de activiteiten die hier voor nodig zijn bij de GGD voort te zetten. De gemeente Nijmegen overweegt of het zinvol is om daarnaast afspraken over bereik te maken met het antroposofisch consultatiebureau, ziekenhuizen en zorginstellingen. De gegevens over het bereik van de kinderopvang komen in het najaar beschikbaar in de Nijmeegse onderwijsmonitor. Aanbevelingen komen daaruit voort.
2.3 Signaleren Een belangrijk doel van ‘Kijk op kleintjes’ is dat alle 0-4-jarigen met ontwikkelings- en/ of sociale problematiek tijdig gesignaleerd worden in de kindercentra (peuterspeelzalen en kinderdagverblijven) en in de consultatiebureaus van de GGD (jeugdgezondheidszorg). Om dit te versterken zijn afspraken gemaakt over de samenwerking tussen kindercentra en de GGD. Om de signalering in kindercentra te verbeteren zijn vier zorgcoördinatoren bij ‘Kijk op kleintjes’ aangesteld die werken voor àlle kindercentra in Nijmegen.
Aantal zorgkinderen in de kindercentra Het aantal zorgkinderen waar de zorgcoördinatoren over geconsulteerd zijn is hoger dan het gestelde aantal van 300 per jaar, vooral in Dukenburg en Lindenholt. In deze wijken was sprake van een hoog aantal consultaties per gezin, bij zeer complexe problematiek. De totalen voor de hele evaluatieperiode zijn 1951 consultaties over 404 kinderen. De ingeschatte aantallen zorgkinderen kloppen qua verdeling tussen de stadsdelen wel. Dit is belangrijk omdat het beschikbare budget is verdeeld naargelang het aantal zorgkinderen per stadsdeel. Wel worden er over de hele linie meer zorgkinderen gesignaleerd dan verwacht: in Oost 55, in Midden 98, in West 92 en in Dukenburg/Lindenholt 159 kinderen. Ongeveer de
6
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
helft van de gesignaleerde zorgkinderen is allochtoon, behalve in Oost(/Centrum/Noord), daar gaat het om een kwart. Wat gebeurt er met de in de kindercentra gesignaleerde kinderen? Inbreng in het ZAT 0-4
25
%
Directe verwijzing van het kindercentrum in samenwerking met de zorgcoördinator naar hulp
37,5 %
(Nog) geen verwijzing, maar aanbod in het kindercentrum
37,5 %
Totaal (gesignaleerde zorgkinderen)
100 %
Van de gesignaleerde kinderen wordt 25% ingebracht in het zorgteam. Van de overige wordt de helft direct doorverwezen naar hulp. De zorgcoördinator is dan intensief betrokken bij het verwijzen opdat het kind ook daadwerkelijk bij de hulp terechtkomt. De andere helft van de gesignaleerde kinderen die niet in het zorgteam besproken worden heeft (nog) geen verwijzing nodig. Aan kind en ouders wordt een aanbod gedaan op het kindercentrum: observatie, oudergesprekken, soms een stimuleringsplan. Hierin hebben leidsters en zorgcoördinator ieder een taak. De groei in het aantal gesignaleerde kinderen en in het aantal consultaties geeft een hoge werkdruk voor de zorgcoördinatoren. Zij vinden de rondes twee keer per jaar langs alle kindercentra heel belangrijk voor een goede signalering. Maar bij verdere groei is er het risico dat ze hier niet meer aan toe komen, en dat signalen gemist worden. Aanbeveling: de signalering in kindercentra is een belangrijke bouwsteen voor ‘Kijk op kleintjes’. Zorg dat het aantal uren zorgcoördinatie in verhouding blijft staan tot de groei van het aantal signalen en consultaties. Dit is vooral in Dukenburg en Hatert van belang. Een andere mogelijkheid om de werkdruk van de coördinatoren te verlichten is dat de leidsters zelf al een aantal stappen zetten. De zorgcoördinatoren geven aan dat voor een efficiënte inzet het extra belangrijk is dat alle locaties werken met een systeem als ‘Alert op ontwikkeling’. Als leidsters steeds meer en eerder hun zorg uiten bij ouders kan de zorgcoördinator daarbij aansluiten. Aanbevelingen: Het gebruik van een signaleringssysteem groeit, maar alle kindercentra moeten het gaan gebruiken en ook méér gaan inzetten. Dit kan gestimuleerd worden door training en daarna onderhouden van de deskundigheid van leidsters in het gebruik van een signaleringssysteem. Maar ook doordat de zorgcoördinatoren en anderen zoals de gemeente Nijmegen het gebruik van een goed signaleringssysteem aan de orde stellen.
Gebruik van de zorgcoördinator Een goed resultaat is dat bijna alle peuterspeelzaalleidsters gebruik maken van de ondersteuning door de zorgcoördinator en daar ook tevreden over zijn (52 van de 58). De kinderdagverblijven blijven daar wat bij achter omdat het hier om een andere doelgroep gaat met minder zorgkinderen. Toch geeft bijna eenderde van de kinderdagverblijven van KION aan een beroep op de zorgcoördinator te doen. Degenen die gebruik hebben gemaakt van de ondersteuning zijn daar tevreden over. In de pilot werden dezelfde conclusies getrokken. Nieuw is dat de andere kinderdagverblijven (die niet onder KION vallen) langzamerhand meer betrokken raken bij ‘Kijk op kleintjes’. Bijna de helft van deze kinderdagverblijven geeft
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
7
aan een beroep op de zorgcoördinator te doen. Wel vinden nog enkelen het een probleem dat de zorgcoördinator bij KION werkt. De zorgcoördinatoren geven aan dat ze zich presenteren als van ‘Kijk op kleintjes’ en niet van KION. Aanbeveling is dat deze wijze van presenteren consequent wordt doorgezet.
Ouders In zijn algemeenheid wordt door de zorgcoördinatoren gesteld dat in het begin het contact met ouders, als er zorgen zijn, lastig is en blijft. Echter achteraf geven ouders aan opgelucht te zijn en soms zelfs dankbaar. Er blijft een kleine groep ouders die zich bekeken voelt en zich onttrekt aan de aandacht van de zorgcoördinator. Zij blijven in ‘Kijk op kleintjes’ wel in beeld bij de leidster of de sociaal verpleegkundige, die een nieuwe actie kan inzetten.
Signaleren bij de GGD De GGD is redelijk tevreden over de risico-inventarisatie, die men bij het signaleren gebruikt. De meerwaarde die het instrument de KIPPPI biedt (verbonden aan het consult bij 2,5 jaar) wordt echter gemist. Vanuit de kindercentra wordt hier aan toegevoegd dat de leeftijd van 2,5 jaar een cruciaal moment is voor ontwikkeling en opvoeding. Wanneer de GGD dan geen contact heeft ligt er een zware verantwoordelijkheid bij de kindercentra. Aanbeveling: het consult bij 2,5 jaar en de KIPPPI zijn van groot belang voor een goede signalering bij de GGD. Aanbevolen wordt dat de GGD een voorstel indient bij de gemeente Nijmegen en dat de gemeente het consult bij 2,5 jaar en de KIPPPI gaat afnemen.
Samenwerking GGD en kindercentra De samenwerkingsafspraken tussen KION en GGD lopen goed, maar moeten wel regelmatig worden opgefrist. Meer dan de helft van de leidsters vindt dat de samenwerking er in veel gevallen voor zorgt dat kinderen beter worden geholpen. Onbekend is of de contacten tussen kindercentra en consultatiebureaus zijn gegroeid. Bewaakt moet worden dat deze contacten in stand blijven en niet (vanwege de inzet van de zorgcoördinator) verminderen. Aanbeveling: houdt oog voor het contact tussen leidster en sociaal verpleegkundige. Samen met de zorgcoördinator moeten zij als een efficiënt werkende driehoek blijven functioneren rond het gezin. Aanbeveling: de GGD maakt praktisch werkbare samenwerkingsafspraken met de andere kindercentra.
2.4 ZAT´s (zorgadviesteams) voor 0-4-jarigen Doel van het zorgteam 0-4 jarigen is om alle kinderen van 0-4 met ontwikkelings- en/ of sociale problematiek multidisciplinair te diagnosticeren en snel aan te melden bij de juiste hulp. De zorgcoördinatoren ‘Kijk op kleintjes’ zijn de vaste coördinatoren van deze zorgteams. Zij melden een goede opkomst in de zorgteams en een open klimaat om visieverschillen te bespreken.
Aantal zorgkinderen Het totaal aantal nieuw ingebrachte, besproken en verwezen kinderen in de evaluatieperiode is 102. Dit blijft achter bij het als resultaat gestelde aantal van 150. Wel valt op dat veel kinderen meermalen worden besproken, waarschijnlijk vanwege complexe problemen vooral in Dukenburg/Lindenholt.
8
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
Er zijn verklaringen voor het lagere resultaat. In de ZAT´s 0-4 komen alleen de zeer complexe gevallen. Andere kinderen zijn al eerder verwezen naar de juiste hulp. Zowel de zorgcoördinator als de GGD ontwikkelen via het ZAT 0-4 snel een verwijsnetwerk dat niet meer afhankelijk is van de bijeenkomsten alleen. Ook kwam de beschikking over de in te zetten middelen pas laat in de zomer, zodat de ZAT´s 0-4 niet in september maar in oktober zijn opgestart. Het ZAT 0-4 in Oost(-centrumnoord) is nog wat later opgestart dan de andere ZAT´s en heeft minder bijeenkomsten gekend. De verdeling van de ZAT´s 0-4 over de stadsdelen lijkt nu nog de juiste te zijn. Echter zorgteam Dukenburg/Lindenholt springt er aan de bovenkant uit: dit zorgteam functioneert al vanaf 2004 (pilot). Dit betekent dat als een ZAT 0-4 wat langer functioneert het aantal aanmeldingen stijgt. Deels wordt dit ondervangen door buiten het ZAT om verwijzingen te doen, als de situatie duidelijk genoeg is. Maar het is belangrijk om de groei te blijven monitoren. Aanbevelingen: de ZAT´s zijn er alleen voor de zeer complexe gevallen. Toch kan ook hier de grens van de beschikbare capaciteit bereikt worden. Aanbevolen wordt dat de zorgcoördinatoren in de gaten houden wanneer deze grens (bijna) bereikt wordt. Mogelijke acties zijn uitbreiding van de bijeenkomsten van het ZAT 0-4, of meer verwijzingen buiten het zorgteam om.
Verwijzingen Groot knelpunt is dat een goede registratie voor de zorgcoördinatoren ontbreekt: deze is nog in ontwikkeling. Dit is ook de reden dat er geen cijfers zijn over de output zoals het aantal verwijzingen naar de verschillende hulpverlenende instellingen. In deel 3 van de evaluatie komt dit aspect wel aan de orde (bijlage 1). Er is van 48 zorgtrajecten achteraf nagezocht of de verwijzing geëffectueerd is. De meeste verwijzingen gaan naar MEE/Integrale Vroeghulp (41%), dan naar Bureau jeugdzorg (33%), naar NIM Maatschappelijk Werk (17%) en 9% naar overig hulpaanbod zoals Viataal. De percentages moeten niet al te strikt genomen worden omdat vaak ook combinaties van hulpaanbod worden ingezet. De zorgcoördinatoren geven aan dat dit een redelijk correcte afspiegeling van de werkelijkheid is. Aanbeveling: het in beeld brengen van het vervolgtraject van hulp stelt extra eisen aan de registratie. De gemeente dient zich te beraden op welke informatie nodig is, opdat met de informatie uit de registraties ook zinvolle acties kunnen worden uitgevoerd.
Doorlooptijd In de pilot was er veel aandacht voor de doorlooptijd van 6 weken. Deze werd door Bureau Jeugdzorg niet gehaald. Als we kijken naar de gegevens over de 48 zorgtrajecten die zijn gevolgd blijkt dat het tijdstip van het eerste contact tussen gezin en hulpverlenende instelling soms erg snel volgt op het moment van advies in het ZAT 0-4, maar soms ook langer duurt. De reden voor de langere duur is dat in die periode een terugkoppeling plaatsvindt van het advies naar de leidster/verpleegkundige en naar de ouders. Vaak zien we dat er weerstanden zijn bij ouders, die eerst moeten worden weggenomen of verminderd. Er zit dan meer tijd tussen, en het tijdstip van feitelijke aanmelding valt later.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
9
In het algemeen vindt het contact met MEE/Integrale Vroeghulp en met NIM binnen de termijn van 6 weken plaats. Bij Bureau jeugdzorg is dat (nog steeds) niet het geval1.
Passend advies In het merendeel van de gevallen blijkt het eerste advies van het ZAT 0-4 ook het passende advies. Het komt in de onderzochte casussen niet voor dat een verwijzing naar jeugdzorg toch uitmondt in hulpverlening door GGD of NIM. Wel komt voor dat er een lichte vorm van hulp door GGD of NIM wordt gekozen, omdat ouders afwijzend tegenover jeugdzorg staan. Er blijft dan via de lichte inzet toch een vinger aan de pols tot er verandering komt. Dit verklaart ook het lage aantal casussen dat reeds (positief) is afgesloten: het zijn de complexe situaties die extra en langdurige inspanningen vragen, die in de ZAT´s 0-4 aan de orde komen. Onder een positieve afsluiting verstaan we dat de verwijzing naar de hulp en de start van die hulp – die het ZAT adviseert – heeft plaatsgevonden. De snelheid waarmee dit gebeurt is afhankelijk van de volgende factoren: er is een combinatie van verschillende vormen van hulp nodig; voordat hulp kan starten moet het gezin hiertoe gemotiveerd worden; er is wachttijd voor de gewenste hulp.
Tevredenheid leden ZAT´s 0-4 De leden van de ZAT´s zelf zijn tevreden over de werkwijze en de resultaten van het ZAT 0-4. De deskundigheid van het team wordt het beste gewaardeerd. Over het algemeen zijn ze tevreden over de samenwerking, hoewel een paar leden ontevreden zijn over de samenwerking met Bureau Jeugdzorg, de huisartsen, SBO, politie en het ZAT 4-12. Bij Bureau Jeugdzorg zijn het vooral de wachttijden die ontevredenheid geven. De zorgcoördinatoren melden echter ook ontevredenheid over de werkwijze van Bureau Jeugdzorg. Over de samenwerkingsafspraken over verwijzing en terugkoppeling zijn de meeste deelnemers aan het ZAT 0-4 tevreden. Aandachtspunten zijn het contact met huisartsen, de coördinatie van de zorg, het aandeel van de NIM en de overdracht naar de ZAT 4-12. Privacy komt hier niet als knelpunt naar voren, zoals in de pilot. Wel is het convenant met privacy-afspraken verouderd. In de samenwerkingsafspraken met huisartsen zijn onlangs verdere stappen gezet. Het aandeel van de NIM blijkt in drie van de vier ZAT’s 0-4 niet naar verwachting te zijn. Dit betreft vervanging bij afwezigheid maar ook is er onduidelijkheid over de inzet (voor wie, wanneer) van het aanbod lichte hulp. Aanbeveling: de NIM verbetert de aanwezigheid in de ZAT’s 0-4 en de inzet van lichte hulp. Aanbeveling: het privacyconvenant heeft actualisering nodig. Dit overstijgt ‘Kijk op kleintjes’ en is een zaak van de samenwerkingspartners in Regie van de Zorg. Aanbeveling: Bureau jeugdzorg en de jeugdzorgaanbieders blijven werken aan het terugdringen van de wachtlijsten. De andere punten zijn nog niet duidelijk genoeg. Daarom de volgende aanbevelingen. Aanbevelingen: Coördinatie van zorg: nagaan wat de deelnemers hierin van het zorgteam en van de leden verwachten. Een signaal is dat men de casemanagementfunctie van Bureau Jeugdzorg sterker zou willen zien. Actie wordt verwacht van de zorgcoördinatoren. 1 Tijdens de evaluatieperiode van ‘Kijk op kleintjes’ heeft Bureau jeugdzorg sterk ingezet op het terugdringen van de wachttijden aan de voordeur. Er was aan het eind van de evaluatieperiode nog sprake van een weg te werken achterstand.
10
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
de overdracht naar het ZAT 4-12 is basaal geregeld in het contact tussen de zorgcoördinator ‘Kijk op kleintjes’ en de voorzitter van het ZAT 4-12. Men vindt dit te onduidelijk. Aanbeveling is om betere afspraken te maken, bijvoorbeeld wie wanneer het initiatief neemt. Dit is een actie voor ‘Kijk op kleintjes’ in samenwerking met Regie van de Zorg.
Gebruik en tevredenheid leidsters en sociaal verpleegkundigen In de pilot gebruikte eenderde van alle kindercentra (speelzalen en kinderdagverblijven binnen en buiten KION) het ZAT 0-4. Nu heeft ongeveer tweederde van de groepen in het peuterspeelzaalwerk een kind in het ZAT 0-4 ingebracht. Bij de kinderdagverblijven van KION ligt dat op een vijfde, en bij de overige kinderdagverblijven op een derde. De lagere inbreng van kinderdagverblijven is verklaarbaar omdat zij een andere doelgroep bereiken met minder zorgkinderen. Het merendeel van de leidsters waardeert het ZAT 0-4, maar de kinderdagverblijven zijn minder tevreden. De meeste sociaal verpleegkundigen hebben minimaal 1 keer een kind in het ZAT 0-4 ingebracht. Over de ondersteuning van het ZAT 0-4 zijn de sociaal verpleegkundigen tevreden. Aanbeveling: het ZAT 0-4 heeft een belangrijke functie in het verwijzen van kinderen bij wie complexe problemen spelen. Bekendheid van het zorgteam is belangrijk. Instellingen dienen daar intern blijvend aandacht aan te besteden. De leden van de projectgroep maken hier afspraken over met het management van hun instelling.
2.5 Zorgweigeraars Het toeleiden van zorgweigeraars is een apart onderdeel bij de zorgteams 0-4. Doel van het traject ‘zorgweigeraars’ is dat ouders met kinderen die ernstig in hun ontwikkeling bedreigd worden, maar die zorg en hulp weigeren actief en met drang benaderd worden met als doel de juiste hulp voor het kind te realiseren. Vanuit de kindercentra wordt gemeld dat 15 leidsters een keer of vaker te maken hebben gehad met zorgweigeraars: in totaal gaat het om 27 gevallen. Daarbij is in 8 gevallen de route zorgweigeraars ingezet, en meestal zijn met het betreffende gezin stappen gezet in de richting van hulp. 9 sociaal verpleegkundigen hebben in de afgelopen maanden een keer of vaker te maken gehad met zorgweigeraars: in totaal gaat het om 15 gevallen. Dit kunnen dezelfde gevallen zijn als waar de kindercentra mee te maken hebben gehad. De leidsters en sociaal verpleegkundigen hebben bijna allemaal de afspraken over ‘route zorgweigeraars’ gebruikt en meestal zijn verdere stappen richting hulp gezet. Het merendeel maar niet iedereen vindt dat de mogelijkheden voor de aanpak van zorgweigeraars zijn toegenomen. Men voelt zichzelf redelijk deskundig in de aanpak. In deze evaluatie is niet nagegaan wat de verdere stappen zijn geweest en of dit ook heeft geleid tot inzet van hulp. Aanbeveling: maak afspraken met de zorgcoördinatoren om het traject van zorgweigeraars naar het al dan niet accepteren van hulp verder te volgen. Ze kunnen gebruik maken van de afspraken uit het handboek ‘Kijk op kleintjes’ over verwijzing en terugkoppeling.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
11
2.6 Lichte hulp Lichte hulp is het aanbod aan hulp voor ouders met opvoedingsspanning, dat wil zeggen de opvoedingsvragen worden dringend en zijn niet meer gemakkelijk op te lossen. Deze hulp wordt geboden door NIM Maatschappelijk Werk en door de jeugdgezondheidszorg (GGD). Het kan gaan om gesprekken (verschillende methodes) of om video-hometraining.
Lichte hulp GGD In de evaluatieperiode zijn met 177 gezinnen gesprekken geweest, ruim meer dan het afgesproken aantal van 158 hulptrajecten op jaarbasis. De GGD geeft hierbij aan dat de prestatie wel in het afgesproken aantal uren is geleverd. Men kan meer gezinnen zien omdat er veel zijn die niet het maximale aantal gesprekken nodig hebben. Video-hometraining door de GGD is in de evaluatieperiode aan 86 gezinnen gegeven en ook dit is hoger dan de afgesproken te leveren prestatie van 70 keer. Uit de evaluatie die de GGD bij ouders heeft uitgevoerd, blijkt dat zij zeer tevreden zijn over deze hulp.
Lichte hulp NIM De lichte hulp binnen ‘Kijk op kleintjes’ is zo opgezet, dat het aanbod van de GGD en van NIM Maatschappelijk Werk elkaar aanvullen. De GGD verwijst naar de NIM als er sprake is van meervoudige problemen zoals financiële problemen naast problemen in de opvoeding. De registratie-eisen die de gemeente stelt aan de NIM leveren geen gegevens op over het aandeel hulptrajecten vanuit ‘Kijk op kleintjes’. Uit onderzoek van de dossiers blijkt dat er in de eerste 5 maanden van 2007 vanuit ‘Kijk op kleintjes’ in elk geval 25 dossiers in behandeling zijn geweest. Het te behalen resultaat op basis van de pilot was 90 dossiers. Over de in werkelijkheid bereikte aantallen is echter geen uitspraak te doen. Er bestaat geen voorrangssituatie voor de 0-4-jarigen meer, zoals in de pilot. Aanbeveling: voor het monitoren van ‘Kijk op kleintjes’ is het van belang dat er gegevens zijn over het aantal dossiers bij de NIM vanuit ‘Kijk op kleintjes’. De aanbeveling is dat de NIM en de gemeente Nijmegen andere afspraken maken over de registratie van lichte hulp.
Tevredenheid De leidsters van de peuterspeelzalen zijn tevreden over zowel de lichte hulp van de GGD als die van de NIM, evenals de kinderdagverblijven. Een uitzondering vormen de kinderdagverblijven van KION: veruit de meeste geven aan dat zij geen gebruik maken (d.w.z. geen ouders verwijzen) van de lichte hulp. Onbekend is of dit niet nodig is, of dat er onwetendheid over het aanbod is. Van de sociaal verpleegkundigen heeft ongeveer de helft wel eens gebruik gemaakt van de lichte hulp via de NIM. Zij staan daar neutraal tegenover of zijn er tevreden over. Over het eigen aanbod van de GGD (zowel de oudergesprekken als de video-hometraining) zijn de sociaal verpleegkundigen over het algemeen ook tevreden. Aanbeveling: elk gezin dat het nodig heeft moet gebruik kunnen maken van het aanbod lichte hulp. Aanbevolen wordt om na te gaan of er bij de kinderdagverblijven van KION sprake is van onbekendheid over dit aanbod, en er als dat het geval is informatie over te geven.
12
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
2.7 Overbruggingszorg Binnen ‘Kijk op kleintjes’ zijn er afspraken met specialistische zorginstellingen over tussenoplossingen bij wachttijd voor jeugdzorg of tijdens het indicatietraject. Bijna eenvijfde van de peuterspeelzalen maakt hier wel eens gebruik van en zij zijn er over het algemeen tevreden over. Er worden geen opmerkingen (meer) gemaakt over de geringe capaciteit van het SBO (dienst Ambulante Begeleiding) ten behoeve van de 0-4-jarigen. Hier zijn onlangs betere afspraken over gemaakt. Het vergroten van de mogelijkheden van Ambulante Begeleiding zorgt er voor dat eerder bepaald wordt dat een kind niet naar het reguliere basisonderwijs kan. Bij 3-jarigen blijft het echter lastig om een goede diagnose te stellen. Het blijft gebeuren dat een kind langer dan wenselijk op de peuterspeelzaal blijft, omdat het nog niet op het SO terecht kan. Ook een tussenoplossing in het reguliere basisonderwijs is niet altijd geschikt. De zorgcoördinatoren van ‘Kijk op kleintjes’ houden bij hoe vaak dit op de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven het geval is. Vanuit het management van KION wordt aangegeven dat de indicatie die nodig is voor overbruggingszorg van gespecialiseerde instellingen een belemmering vormt voor het snel inzetten van deze zorg. Het vraagt van leidsters en van de zorgcoördinator extra tijd en inspanning omdat zij ouders hiertoe moeten motiveren. Consultatie van de specialistische instelling is beschikbaar en helpt dan wel, maar het traject verloopt daarmee niet sneller. Bovendien zijn er nog steeds wachttijden. Er is een grens aan de opvang van kinderen met problemen in de reguliere kindercentra. Ook ouders krijgen dan te weinig steun. ‘Kijk op kleintjes’ heeft geen oplossing geboden voor de wachttijden. Er blijven knelpunten in de toeleiding naar jeugdzorg en naar het speciaal (basis-)onderwijs. Het gaat daarbij naar schatting van de zorgcoördinatoren om 20 kinderen (najaar 2007). De overbruggingszorg biedt enig soelaas maar er is een aantal kinderen dat daar onvoldoende mee geholpen wordt. In maart 2008 wil de projectgroep het aantal kinderen waar geen goede oplossing voor is opnieuw agenderen en acties bespreken. Aanbeveling is dat KION blijft inventariseren om hoeveel kinderen het gaat en om welke soort problemen, opdat er gericht andere oplossingen gezocht kunnen worden. Er kan gedacht worden aan een extra groep voor deze kinderen of aan extra hulp. Elders zijn voorbeelden van ‘Kinderopvang-plus’ voorhanden. De sociaal verpleegkundigen geven aan dat de overbruggingszorg van de GGD meer wordt ingezet dan de overbruggingszorg van specialistische instellingen. Men biedt veel ‘stut en steun’- contact en ook lichte hulpvormen in de wachttijd voor Bureau Jeugdzorg en (in mindere mate) voordat het jeugdzorgaanbod start. Een aantal verpleegkundigen zijn ontevreden. Zij hebben het idee dat de inzet van de GGD oneigenlijk gebruikt wordt, namelijk in plaats van de zorg waar het gezin nog op wacht. Voor het project wil dat zeggen dat het onderdeel lichte hulp van de GGD niet verloopt volgens de afspraken die in het begin zijn gemaakt. Het wordt ingezet om ouders alvast te helpen, en vaak om de motivatie voor het accepteren van hulp gaande te houden. Maar voor een deel gebeurt dit niet aan de juiste doelgroep en niet met het gewenste resultaat. Tevens zullen er bij een groeiende vraag knelpunten ontstaan. Eigenlijk is dit knelpunt pas opgelost als er geen wachtlijsten meer zijn. Aanbeveling is (naast het wegwerken van wachtlijsten bij jeugdzorg) dat de GGD in kaart brengt hoe groot de groep is die lichte hulp krijgt, terwijl dit niet het meest passende aanbod
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
13
is. Wellicht zijn er ook bepaalde kenmerken van deze groep aan te wijzen. De projectgroep dient op dit knelpunt actie te ondernemen, maar er is meer informatie nodig.
2.8 Opvoedingsondersteuning ‘Kijk op kleintjes’ bestaat niet alleen uit individueel advies en ondersteuning maar ook uit een aanbod van verschillende soorten bijeenkomsten, uitgevoerd door de GGD en welzijnsorganisatie Tandem. Er zijn themakoffie-ochtenden op de speelzaal, series van bijeenkomsten voor ouders met dezelfde achtergrond of problematiek, en ouderavonden. Het idee hier achter is dat ouders veel van elkaar kunnen leren en elkaar onder deskundige begeleiding effectief ondersteuning kunnen bieden. Het doel is dat de opvoedingscompetenties van ouders worden vergroot. Tevens worden ouders toegeleid naar andere activiteiten in de wijk. Deze activiteiten zijn geëvalueerd bij de medewerkers van Tandem, KION en de GGD. Voorlopige conclusie is dat dit aanbod nog niet de juiste vorm heeft gevonden en onvoldoende is afgestemd. Dit speelt in een breder kader: De werkgroep opvoedingsondersteuning van Regie van de Zorg constateerde eveneens het gebrek aan afstemming in de wijk en wil een plan van aanpak ter verbetering ontwikkelen. In de ontwikkeling naar Centra voor Jeugd en Gezin is het aanbod jeugd- en opvoedinformatie een belangrijk onderdeel. De projectgroep ‘Kijk op kleintjes’ zal deze ontwikkelingen volgen. Aanbeveling is dat Tandem, als belangrijke aanbieder van opvoedingsondersteuning, wordt betrokken bij het traject van Regie van de Zorg.
Themakoffie-ochtenden Tandem Het afgesproken aantal bijeenkomsten is grotendeels uitgevoerd, slechts in enkele peuterspeelzalen is een bijeenkomst minder gepland. Het gemiddelde aantal ouders per bijeenkomst was iets meer dan 6. Ook dit is conform de afspraken. Enkele peuterleidsters vinden dit weinig, maar ze geven ook aan dat het aantal niets zegt over de kwaliteit. Dit wordt door een van hen goed uitgedrukt als zij zegt: “Soms bereik je met minder ouders meer dan met een grote groep”. De meeste leidsters en sociaal verpleegkundigen zijn tevreden over dit aanbod. Zowel leidsters als de medewerkers van Tandem geven aan dat de doelen rond toeleiden (naar andere activiteiten) en signaleren niet genoeg worden gehaald. Er worden door de betrokken instellingen voorwaarden voor een beter bereik genoemd, en de afstemming in de wijk moet beter. Aanbeveling: een groepsaanbod is een goede aanvulling op individuele ondersteuning van ouders. Verbeter het aanbod aan de hand van de uitkomsten van de evaluatie.
Aanbod speciale groepen Tandem Tandem heeft voor zes groepen ouders een gericht aanbod ontwikkeld: o.a. voor Somalische ouders en voor alleenstaande ouders. De groepen gingen in 2007 van start. Het bereik was wisselend. Zo is er een hele grote groep ouders uit Sierra Leone bereikt en een kleine groep ouders met psychiatrische problemen. De algemene conclusie is dat de meeste ouders die zijn bereikt eigenlijk andere behoeften hebben dan het groepsgerichte aanbod opvoedingsondersteuning dat ‘Kijk op kleintjes’ biedt. Ze hebben met name behoefte aan individueel contact en ondersteuning bijvoorbeeld over huisvesting en financieën.
14
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
Leidsters en sociaal verpleegkundigen zijn in het merendeel positief over het aanbod van Tandem. Aanbeveling: onderzoek of er (binnen ‘Kijk op kleintjes’) een mogelijkheid is om deze ouders het gevraagde individuele contact te bieden.
Groepsbijeenkomsten GGD Dit aanbod is gekozen als alternatief voor de deelname van sociaal verpleegkundigen aan de themakoffie-uurtjes op de kindercentra. De GGD verwachtte zo meer ouders te bereiken en de eigen informatie beter over te brengen. Zowel medewerkers als ouders zijn enthousiast, hoewel de opkomst niet overal zo groot was. Er is wel commentaar op de communicatie en de overlap met ander aanbod. Het aanbod van de GGD moet onderdeel uit gaan maken van een afgestemd aanbod op maat per wijk, hetgeen ook de opkomst ten goede komt. Over de contacten tussen peuterspeelzalen en GGD zijn inmiddels betere afspraken gemaakt namelijk overleg op stadsdeelniveau i.p.v. overstijgend.
Aanbeveling totale aanbod: het aanbod moet nog meer maatwerk worden: zowel vanuit de behoefte van ouders (m.n. bij de specifieke groepen) als vanuit de afstemming van aanbod opvoedingsondersteuning in de wijk.
2.9 Waardering van ‘Kijk op kleintjes’
Algemeen Vooral de sociaal verpleegkundigen en peuterspeelzaalleidsters zien over het algemeen een meerwaarde in de activiteiten van ‘Kijk op kleintjes’. De sociaal verpleegkundigen ervaren zich vooral gesteund als het gaat om het kiezen van een oplossing, en bij de verwijzing. De peuterspeelzaalleidsters hebben waardering voor de activiteiten op het gebied van signaleren en het kiezen van een oplossing voor een kind. Onder de kinderdagverblijven zijn de meningen meer verdeeld. Daar ziet steeds ongeveer de helft een meerwaarde in de activiteiten die ‘Kijk op kleintjes’ biedt. Dit kan te maken hebben met de doelgroep van kinderdagverblijven, waarbij het doorgaans om minder zorgkinderen gaat. Aanbeveling: besteed blijvend aandacht aan de bekendheid van ‘Kijk op kleintjes’ bij de kinderdagverblijven. Maak gebruik van ‘succes-stories’.
Peuterspeelzalen Een aantal peuterspeelzaalleidsters is ontevreden over de activiteiten rond verwijzing. Dit resultaat vraagt enige toelichting. In de wijken Oost, Centrum en Noord was geen samenwerking, en is men erg blij met ‘Kijk op kleintjes’. In andere wijken zoals in West waren veel leidsters gewend om zelf de verwijzingen te doen. Zij zien nu dat dit overgenomen wordt door de zorgcoördinator. Het vertrouwen dat de zorgcoördinator dit goed aanpakt moet soms nog groeien en kost dus tijd. Meer terugkoppeling van resultaten door de zorgcoördinatoren kan hier bij helpen. Aanbeveling: bepaal nauwkeuriger wat de leidster en wat de zorgcoördinator precies doet in het traject met zorgkinderen en vergroot de mogelijkheid van terugkoppeling.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
15
2.10 Handboek van ‘Kijk op kleintjes’ Het handboek van ‘Kijk op kleintjes’ is een van de manieren om ervoor te zorgen dat alle betrokkenen de werkwijze en afspraken van ‘Kijk op kleintjes’ kennen en gebruiken. Van het handboek is zowel een papieren als digitale versie beschikbaar. Allen gebruiken vooral het papieren handboek en zijn daar ook positief over. Uit de opmerkingen (van vooral de kinderdagverblijven buiten KION) blijkt dat niet iedereen op de hoogte is van het bestaan van het digitale handboek. Aanbeveling: het handboek moet actueel gehouden worden, maar bijstelling kan niet volstaan met een digitale versie. Gebruikers moeten op de hoogte zijn en de mogelijkheid hebben om de bijstellingen op papier te krijgen, te downloaden of te kopen.
2.11 Contact met de huisartsen In ‘Kijk op kleintjes’ zijn met de huisartsen een aantal afspraken over de uitwisseling van informatie gemaakt. Tussen GGD en huisartsen waren al bestaande afspraken, deze zijn in ‘Kijk op kleintjes’ meegenomen. Nieuw zijn de afspraken tussen huisartsen en de zorgcoördinator in de wijken Dukenburg en Lindenholt. Deze zijn nu zover uitgeprobeerd, dat ze ook in de andere wijken uitgevoerd kunnen worden. Een van de voorwaarden is dat leidsters tijdig zorgen voor een akkoordverklaring van ouders, waarin ouders (al dan niet) toestemming geven voor het uitwisselen van informatie met de huisarts. Aanbevelingen: Zorg dat alle betrokkenen weten hoe ze de ander kunnen bereiken (uitwisseling van actuele telefoonnummers en (mail-)adressen; Ga na hoe de privacy bij uitwisseling via e-mail het beste beschermd wordt; Biedt leidsters ondersteuning bij het zorgen voor een tijdige akkoordverklaring.
Tot slot Dit is de samenvatting van de uitkomsten van de evaluatie. In navolgend schema zijn de resultaten nog eens benoemd.
16
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
Projectonderdeel ‘Kijk op kleintjes’
Doel implementatie op jaarbasis
Resultaat oktober 2006 – juni 2007
Belangrijkste aanbevelingen
Met 100% contact gelegd.
Activiteiten voortzetten
Bereik Bereik consultatiebureaus Bereik voorschoolse voorzieningen
Bereik onder 0-4-jarigen is 100% Bereik onder 2 en 3 jr. eind 2007 is 85% Alle kindercentra in Nijmegen krijgen ondersteuning: 300 consultaties.
Voor gehele evaluatieperiode 1951 consultaties over 404 kinderen. Dit is meer dan afgesproken.
ZAT 0-4
150 kinderen bespreken en doorverwijzen.
Aantal nieuw ingebrachte kinderen 102. Dit is minder dan afgesproken.
Doorlooptijd
6 weken na 1e verwijzing definitief besluit over hulpaanbod
Met MEE en NIM eerste contact binnen termijn. BJz haalt dit niet. Inbreng kind in zorgteam is gestegen in vergelijking met pilotperiode. 15 leidsters en 9 sociaal verpleegkundigen hebben met 27 resp. 15 gevallen te maken gehad en er zijn stappen richting hulp gezet.
Signaleren
Inbreng leidsters en sociaal verpleegkundigen
Zorgweigeraars
Ouders van 0-4 jarigen die weigeren hulp te accepteren actief en met drang benaderen.
Gegevens najaar 2007 beschikbaar - Voldoende uren voor zorgcoördinatie t.o.v. groei. - Alle kindercentra gebruiken een goed signaleringssysteem. - Consult GGD bij 2,5 jaar + KIPPPI invoeren. - Behoudt contact leidster en sociaal verpleegkundige - GGD maakt samenwerkingsafspraken met andere kindercentra. - Stem taken leidster/zorgcoördinator beter af en vergroot de mogelijkheden voor terugkoppeling. - Zorgcoördinatoren bewaken grens capaciteit - NIM verbetert de inzet. - Privacyconvenant moet geactualiseerd. - Verhelderen vragen over coördinatie van zorg - Afspraken voor overdracht met ZAT 4-12 - Bekendheid ZAT 0-4 vergroten - Verbeteren informatie uit registratie. Aanpak wachtlijsten BJZ en jeugdzorgaanbieders voortzetten.
Zorgcoördinatoren gaan de trajecten naar hulp volgen die zorgweigeraars al dan niet afleggen.
Lichte hulp Lichte hulp GGD
Video-hometraining 70 gezinnen in evaluatieperiode, oudergesprekken 158. 90 trajecten per jaar.
Lichte hulp NIM
Overbruggingszorg
Themakoffie-ochtenden Tandem
Kinderen in indicatietraject jeugdzorg of op wachtlijst krijgen overbruggingszorg vanuit specialistische zorginstellingen Ouders 0-4 jarigen uit risicogroepen gericht benaderd en ondersteund. 162 bijeenkomsten
Aanbod speciale groepen Tandem
30 bijeenkomsten
Groepsbijeenkomsten GGD
32 bijeenkomsten
Opvoedingsondersteuning
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
Video-hometraining 86 gezinnen, oudergesprekken met 177 gezinnen. Meer gezinnen geholpen in de afgesproken tijd. Onduidelijk welke inzet wordt gepleegd voor doelgroep ‘Kijk op kleintjes’. Overbruggingszorg biedt voor klein aantal kinderen in kindercentra onvoldoende. Lichte hulp bij GGD wordt soms oneigenlijk ingezet.
Blijft achter bij afgesproken aantallen, ook de opkomst. Kwaliteit echter vaak hoog. 6 groepen met wisselend bereik Ouders hebben vaak andere behoefte Opkomst niet overal groot.
17
KION gaat behoefte aan informatie bij kinderdagverblijven na. Gemeente en NIM maken andere afspraken over de registratie. - KION brengt in kaart wat het probleem is. - GGD onderzoekt aantallen lichte hulp, waar eigenlijk zwaarder aanbod nodig is.
Aanbod beter afstemmen per wijk. Tandem bij plannen Regie van de Zorg betrekken. Aanbod moet meer maatwerk worden Idem: afstemming en maatwerk.
18
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
Bijlage 1
Onderzoek 48 hulptrajecten Trajecten van 53 zorgkinderen in 48 gezinnen in de zorgteams 0-4 (‘Kijk op kleintjes’) Schooljaar 2006-2007
Vraagstelling In het project ‘Kijk op kleintjes’ ligt de nadruk op de ‘voorkant’ van de zorg: de keten van signaleren naar toeleiden naar hulp. Het traject voor kind en gezin gaat verder, maar vanuit ‘Kijk op kleintjes’ is er weinig zicht op wat daarna gebeurt. Er is behoefte om de hulp die het kind krijgt zo goed mogelijk af te stemmen met de ondersteuning die vanuit de lokale voorzieningen geboden kan worden, in de verwachting dat dit de kwaliteit van de (gezamenlijke) zorg verbetert.
De volgende vragen zijn door de projectgroep geformuleerd: 1. 2.
3.
Welke hulp krijgen de kinderen na de verwijzing door het zorgteam, wordt het positief afgesloten of gebeurt er iets anders, hoe zit het met nazorg? Zijn er kinderen die door de zorgteams verwezen worden, waarbij blijkt dat het toch niet de goede verwijzing is, en waarbij een nieuwe verwijzing plaatsvindt? Bijvoorbeeld: van BJZ terug naar de lokale instellingen? Hoe vaak? Welke hulptrajecten worden gevolgd na de indicatiestelling van BJZ? Is er dan passende hulp, wordt een indicatie naar vervolghulp (jeugdzorg, GGZ, LVG) opgevolgd of niet? Deze vraag kan ook breder gesteld worden als het om andere vervolghulp gaat dan via BJZ.
Om dit in beeld te brengen is voorgesteld om het zorgtraject van 50 kinderen uit de zorgteams 0-4 deels met terugwerkende kracht te volgen. De omvang van de gegevens die boven tafel komen is afhankelijk van de reikwijdte van de registraties, van de medewerking van de zorgcoördinatoren en vooral van de zorgteamdeelnemers en casemanagers van Bureau jeugdzorg, MEE/IVH en NIM. Het is vooral aan hen te danken dat er zoveel informatie is verzameld. N.B. het schooljaar 2006/2007 was voor alle zorgteams 0-4 het eerste jaar, behalve in Dukenburg/Lindenholt.
Werkwijze Aan de vier zorgcoördinatoren van ‘Kijk op kleintjes’ is gevraagd om gezamenlijk een aantal van ongeveer 50 cases te selecteren en te beschrijven waarbij sprake was van een vervolgtraject richting Bureau Jeugdzorg of MEE/Integrale Vroeghulp. Voor een juiste afspiegeling van de praktijk bleek het zinvol ook een aantal vervolgtrajecten naar NIM Maatschappelijk Werk mee te nemen, alsmede enkele overige situaties zoals trajecten naar Viataal. Er is niet gestreefd naar een exacte representatieve steekproef, maar wel een steekproef die in de ogen van de zorgcoördinatoren een goed beeld van de praktijk zou geven.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
19
In de zorgteams is afgesproken dat de deelnemers (of casemanagers) de cliëntroute van een aantal kinderen volgen en registreren vanaf het moment dat er een advies van het zorgteam is. Ook verzorgen deze deelnemers de terugkoppeling van de informatie van BJZ, MEE, GGD en NIM naar zorgteam of zorgcoördinator. Het gaat onder meer om de doorlooptijd van advies tot eerste contact. Een zorgcoördinator heeft een format gemaakt en de trajectbeschrijvingen zijn aangeleverd door de casemanagers van Bureau jeugdzorg, MEE en NIM. Overigens wordt door de zorgcoördinatoren zelf aangegeven, dat men het traject over het algemeen niet meer volgt wanneer de verwijzing heeft plaatsgevonden en het eerste contact tot stand is gekomen. Er is vertrouwen in het geadviseerde aanbod. Een van de zorgcoördinatoren merkte op dat de terugkoppeling niet zozeer een behoefte is van het zorgteam, maar van leidsters. Hier zit de vraag achter of de leidster het goed heeft gezien, men zoekt middels terugkoppeling bevestiging voor de juistheid van de signalering. Deze vraag is legitiem, maar rechtvaardigt volgens de zorgcoördinatoren niet de tijd die in het achterhalen van vervolggegevens gestoken moet worden. De zorgcoördinator is immers geen casemanager en moet de informatie bij de partners vandaan halen. Ook vinden ze het vooral een kwestie van contact leggen met de ouders zelf. Zorgcoördinatoren koppelen uiteraard wel de voortgang terug aan leidsters zolang een kind in het zorgteam bij herhaling besproken wordt.
Algemene indruk van de uitkomsten
Divers en complex De casusbeschrijvingen geven een beeld van de diversiteit van de problemen èn van de oplossingen. Dat is verklaarbaar, want in de zorgteams worden juist de casussen besproken waarvan onduidelijk is wat er aan de hand is en wat er moet gebeuren. De duidelijke hulpvraag wordt immers meteen verwezen. Meestal is er in de casussen van het zorgteam sprake van complexe problematiek en problematiek op meerdere terreinen. Dat betekent dat er hulptrajecten van meerdere aanbieders tegelijkertijd nodig zijn, of dat men met het ene aanbod start en gaandeweg het andere er bij haalt. De meest eenduidige trajecten vinden we bij de verwijzingen naar MEE/Integrale Vroeghulp.
Passend advies De meeste verwijzingen gaan naar MEE/Integrale Vroeghulp (41%), dan naar Bureau jeugdzorg (33%), naar NIM Maatschappelijk Werk (17%) en 9% naar overig hulpaanbod zoals Viataal. De percentages moeten niet al te strikt genomen worden omdat vaak ook combinaties van hulpaanbod worden ingezet. In het merendeel van de gevallen blijkt het eerste advies van het zorgteam het passende. Het komt in de onderzochte casussen niet voor dat een verwijzing naar jeugdzorg toch uitmondt in hulpverlening door GGD of NIM. Wel komt voor dat er een lichte vorm van hulp door GGD of NIM wordt gekozen omdat ouders afwijzend tegenover jeugdzorg staan. Er blijft dan via de lichte inzet toch een vinger aan de pols tot er verandering komt. Dit verklaart ook het lage aantal casussen dat reeds (positief) is afgesloten: het zijn de complexe situaties die extra en langdurige inspanningen vragen, die in de zorgteams aan de orde zijn. Onder een positieve afsluiting verstaan we dat de verwijzing naar de hulp en de
20
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
start van die hulp – die het ZAT adviseert – heeft plaatsgevonden. De snelheid waarmee dit gebeurt is afhankelijk van de volgende factoren: er is een combinatie van verschillende vormen van hulp nodig; voordat hulp kan starten moet het gezin hiertoe gemotiveerd worden; er is wachttijd voor de gewenste hulp. N.B. In stadsdeel Oost/Centrum/Noord (voortaan aan te duiden met Oost) is het zorgteam later gestart en was in mei nog geen enkel traject afgesloten.
Doorlooptijden De trajecten van het advies tot de start van jeugdzorg duren minimaal 4 maanden. Het tijdstip van advies tot het eerste contact verschilt nogal: soms vindt het eerste contact plaats nog in dezelfde week als de bespreking in het zorgteam, soms duurt het enkele maanden maar dat heeft vaak met weerstanden van ouders te maken. Het eerste contact met MEE/IVH vindt gemiddeld na drie-en-halve week plaats. De opvoedingsondersteuning van MEE start gemiddeld binnen drie maanden na het advies van het zorgteam. Bij NIM Maatschappelijk Werk is het een kwestie van een paar weken voor het eerste contact plaatsvindt. Leeswijzer In het volgende wordt per instelling (de instelling die het eerste advies van het zorgteam betreft) het verloop van 48 trajecten beschreven: 16 naar Bureau jeugdzorg, 20 naar MEE/Integrale Vroeghulp, 8 naar NIM en 4 overige. Ten behoeve van de leesbaarheid wordt een indeling gehanteerd. Ten behoeve van een mogelijke check op de gegevens staat er per kind het stadsdeel en een nummer. Bewust wordt de rapportage niet gestart met een beschrijving van de onderzochte groep. Dit zou de indruk wekken van een representatieve steekproef. De opdracht was om gericht een aantal casussen te verzamelen die inhoudelijk iets zeggen over de langere trajecten.
Verloop van de 16 adviezen naar Bureau Jeugdzorg inhoudelijk
Advies jeugdzorg wordt traject jeugdzorg of combinatie: 5 W 7: tussen het advies van het zorgteam en de start van jeugdzorg liggen 7 maanden. De eerste 3 maanden tot het eerste contact is aan de motivatie van de ouders gewerkt. Het traject tot acceptatie van de (jeugd)zorgaanbieder besloeg nog eens bijna 3 maanden, de hulp start na de zomervakantie. D/L 12: het intakegesprek bij BJZ volgt nog dezelfde week. De indicatie is er 2 maanden na bespreking in het zorgteam, jeugdzorg start 4 maanden na het advies. Bespreking in het zorgteam na eerste keer: 4 keer. In de tussentijd wordt ook de NIM ingezet (echtscheidingsbemiddeling). M 10: in zorgteam vanwege noodzaak tot afstemming BJZ en NIM. Looptijd traject van advies tot aanmelding bij jeugdzorg 6 maanden, daarna op wachtlijst. In de tussentijd is ook het Meldpunt Bijzondere Zorg ingeschakeld. Vijf keer herbesproken in zorgteam. M8: het advies is lichte hulp van GGD, deze schakelt al snel BJZ in. Ook de politie meldt en het AMK pakt het op waarna BJZ afsluit. Na nieuwe aanmelding door de huisarts volgt hulp van jeugdzorg en Iriszorg, en aanmelding bij Karakter voor diagnostiek. Looptijd van advies
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
21
zorgteam tot hulp (van Iriszorg en jeugdzorg): 4 maanden. Drie keer terugkoppeling in zorgteam. M7: advies was NIM en BJZ beide. Tijd tussen bespreking in zorgteam en contact BJZ: bijna 4 maanden en contact NIM: bijna 3 maanden. NIM is gestart met contacten en bij BJZ is het analysetraject nog lopende. Drie keer terugkoppeling in zorgteam.
Advies jeugdzorg wordt ander traject: 3 D/L 7: 1 maand na het advies BJZ wordt na overdracht naar MEE gestart met logopedie en na nog eens 2 maanden vindt aanmelding (vanuit IVH) voor kinderneurologisch onderzoek plaats. Er is eenmaal een terugkoppeling in het zorgteam geweest. D/L 10: 1 maand na het advies vindt het eerste contact met BJZ plaats, daarna houden ouders het contact af. BJZ doet in overleg met de zorgcoördinator 4 maanden na het advies een indicatieaanvraag voor gezinsverzorging, deze start 3 maanden later. Totale tijd dus 7 maanden en 3 keer terugkoppeling in het zorgteam. W9: anderhalve maand na het advies volgt verwijzing naar gespecialiseerde verzorging. Het zorgteam blijft het gezin volgen en draagt het over aan het ZorgAdviesTeam basisonderwijs.
Advies jeugdzorg maar ouders wijzen jeugdzorg af: 3 M1: ouders zijn afgehaakt na het advies tot diagnostiek. De tijd tussen het advies van het zorgteam en het eerste contact was 3 weken. Eenmaal terugkoppeling in zorgteam, waarna geen vervolg wordt ingezet. W8: twee zusjes worden door het zorgteam bij het AMK gemeld. Er volgt spoedeisende zorg en een crisispleeggezin bij jeugdzorg een maand later. De spoedhulp duurt 4 weken waarna het gezin bij crisisopvang van Iriszorg komt en daar ook weer vertrekt. Het gezin wordt maandelijks in het zorgteam besproken maar is niet meer opgespoord. Het onderzoek van de Raad was nog niet gestart. W 10: drie weken na het advies is er contact maar de ouders wijzen hulp van BJZ af. De GGD biedt lichte hulp. Ook de dienst Ambulante Begeleiding (SBO) wordt ingeschakeld.
Advies jeugdzorg maar geen zorg meer, situatie is verbeterd: 2 M9: ouders blijken eenmaal bij BJZ geen hulpvraag te hebben, de situatie is verbeterd. Een keer terugkoppeling in zorgteam, geen vervolgtraject. D/L 11: adviesvraag bij AMK, er bleek geen actie nodig. Eenmaal terugkoppeling in zorgteam.
Advies jeugdzorg maar nog onbekende afloop: 3 O1: analysegesprek bij BJZ vindt plaats 2 maanden na het advies van het zorgteam. O2: analysegesprek bij BJZ vindt plaats 2 maanden na het advies van het zorgteam. O7: bij bespreking in het zorgteam blijkt gezin verhuisd: overdracht naar andere gemeente.
Verloop van de 20 adviezen naar MEE/Integrale Vroeghulp inhoudelijk
Advies naar MEE/IVH wordt traject MEE/IVH/Viataal: 9 O5: na drie weken het eerste contact en na 2 maanden team IVH. Onderzoek door MEE, afsluiting 4 maanden na eerste bespreking in het zorgteam. W4: eerste contact met MEE na een week. Na 2 maanden start de opvoedingsondersteuning vanuit MEE. Het kind staat ook op de wachtlijst van Viataal.
22
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
D/L2: intake bij IVH na 3 weken. Na 3 maanden een kort traject opvoedingsondersteuning van MEE. Nog 2 keer bespoken in het zorgteam. Tegelijkertijd begeleiding plaatsing Stijntje Buys, volgt na 6 maanden. D/L4: intake bij IVH na 2 maanden. Na 5 maanden start opvoedingsondersteuning bij MEE. D/L5: intake IVH na anderhalve maand. Nog twee keer een zorgteambespreking. Na 2 maanden start de opvoedingsondersteuning bij MEE hetgeen een maand later door de ouders wordt stopgezet. Wel loopt onderzoek bij de psychiatrie, en later start begeleiding van IVH en indicatie voor Stijntje Buys. D/L6: intake van IVH volgt na 2 maanden. Er zijn nog drie zorgteambesprekingen, want via de voogd van het gezin loopt een aanmelding voor jeugdzorg en een onderzoek bij psychiatrie (op de wachtlijst). Opvoedingsondersteuning bij MEE start 4 maanden na het advies van het zorgteam. M2: eerste contact met IVH na 2 weken. Het advies is onderzoek bij Viataal hetgeen 6 maanden na het advies is afgerond. M3: eerste contact IVH na 3 weken. Na 3 maanden start opvoedingsondersteuning, na nog eens 3 maanden start psychologisch onderzoek. M4: eerste contact met IVH na 3 weken. Na twee-en-halve maand start de opvoedingsondersteuning. M5: eerste contact met MEE na 2 dagen., er volgt meteen opvoedingsondersteuning. Dit wordt na 3 maanden afgesloten, MEE blijft volgen en een vervolgafspraak is gepland.
Advies MEE wordt een combinatie van hulp: 2 W3: gezin haakt af bij MEE maar was al eerder aangemeld voor jeugdzorg. Daar start de hulp 5 maanden na aanmelding. MEE doet wel onderzoek, draagt gegevens over aan BJZ. W2: eerste contact met MEE na een maand en met NIM na twee dagen. De afspraak met MEE wordt afgezegd. Nogmaals bespreking in het zorgteam: de begeleiding van NIM blijft totdat het casemanagement van MEE kan starten.
Nog onbekende afloop: 8 O6: een maand na bespreking in het zorgteam volgt het eerste contact en twee maanden na de bespreking in het zorgteam volgt bespreking in het IVHteam. Dit loopt nog. O4: na twee weken het eerste contact. Nog lopend rond indicatie-aanvragen. O3: het gezin is aangemeld bij IVH maar moeder noch inbrenger heeft zich daar gemeld. W1: het eerste contact met MEE volgt na anderhalve maand, ouders stonden niet open voor de hulp. Na tweede bespreking in het zorgteam overdracht naar basisonderwijs. GGD zal extra opletten. W5: eerste contact met IVH na een maand. Na vijf en halve maand opnieuw in het zorgteam, aanmelding bij MEE. Intussen staat het kind op de wachtlijst voor onderzoek bij Viataal. W6: na een maand eerste contact met IVH en pas na twee-en-halve maand teambespreking omdat het gezin slecht bereikbaar is. Dit is in het zorgteam besproken. Het Meldpunt Bijzondere Zorg was al eerder ingeschakeld. D/L1: eerste contact met IVH na 3 weken, daarna nogmaals bespreking in het zorgteam. Er volgt een onderzoek en een plan van aanpak. Na 3 maanden volgt een verwijzing naar de psychiatrie. M6: eerste contact met MEE na een maand. Nog geen vervolg.
Ouders volgen advies niet op: 1
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
23
D/L3: eerste contact IVH na 2 weken, afsluiting na anderhalve maand. Ouders volgen het advies tot vervolgonderzoek niet op.
Verloop van de 8 adviezen naar NIM Maatschappelijk Werk
Advies NIM en traject bij NIM: 4 W11: eerste contact met NIM na 3 weken, de hulp loopt nog. W12: combinatie van NIM en lichte hulp GGD, hulp loopt nog. Vanwege dreiging huiselijk geweld en verhuizing nog twee keer besproken in het zorgteam. D/L13: eerste contact NIM na anderhalve week. Nogmaals besproken in het zorgteam, na enkele contacten wordt de begeleiding afgesloten. M 13 en 14: eerste contact na 3 weken. Begeleiding loopt naast lichte hulp van de GGD. Loopt nog.
Advies NIM maar traject naar andere hulp: 2 D/L8: intake door NIM volgt 3 weken na bespreking. Gezin wordt 8 keer opnieuw besproken: Iriszorg wordt ingeschakeld en na 5 maanden volgt opvoedingsondersteuning door MEE, tevens trajectbegeleiding door IVH. Na de 8ste bespreking volgt melding bij het AMK. D/L9: intake bij NIM na 3 weken, na enkele gesprekken wordt dit afgesloten en volgt intake bij IVH (na 2 maanden). Nog 3 keer besproken en na 6 maanden in totaal volgt plaatsing bij Stijntje Buijs.
Situatie is verbeterd: 1 D/L14: na aanmelding blijkt de situatie verbeterd. Er volgt geen inzet van NIM, wel lichte hulp GGD.
Ouders wijzen hulp af: 1 M 11 en 12: eerste poging tot contact 2 maanden na bespreking in het zorgteam en 3 weken na aanmelding bij NIM. Tweeling moest naar IVH. Gezin was niet aanwezig en is niet meer gezien. Niet teruggekoppeld in het zorgteam? Overige adviezen: 4 D/L15: bij de verwijzing naar huisarts en kinderfysiotherapie haken ouders af, hebben geen zorg meer maar houden wel contact met de zorgcoördinator. O9: advies Viataal via GGD, ouders zijn afgehaakt na ontvangst papieren. O10: GGD: overdracht naar ander stadsdeel O8: advies lichte hulp GGD. Algemene gegevens van de onderzochte groep Aantal gezinnen per stadsdeel
Aantal kinderen per stadsdeel
Oost
10
10
West Midden
12 12
14 14
Zuid (Dukenburg/ 15 Lindenholt)
15
Totaal
53 (32 jongens/21 meisjes)
24
49
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
Leeftijd en aantal kinderen bij aanmelding in het zorgteam Baby onder de 1 jaar
4
anderhalf jaar tweeënhalf jaar
1 4
kind van ongeveer 1 jaar
5
twee jaar
5
drie jaar
15
drieënhalf jaar ongeveer vier jaar Adviezen
14 5
Oost West
Midden
Zuid
Totaal
Aantal adviezen voor Bureau Jeugdzorg
3
4
5
4
16
Aantal adviezen voor MEE/Integrale Vroeghulp Aantal adviezen voor NIM Maatschappelijk Werk
4 0
6 2
5 2
6 4
20 8
Aantal overige adviezen
3
-
-
1
4
Aantal ingebrachte kinderen door de GGD 12 van de 49 cases. Te weten: Oost 1 (O3) West 3 (W8, W2, W12) Midden 4 (M7, M8, M10, M13/14) Dukenburg/ Lindenholt 4 (D/L10, D/L11, D/L13, D/L14). De overige cases zijn ingebracht door de zorgcoördinator, na een signaal van een leidster van een peuterspeelzaal of een kinderdagverblijf. Of dit representatief is voor het totale beeld moet uit de overige evaluatiegegevens blijken.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
25
26
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
Bijlage 2
Gegevens van de vragenlijsten
1.
Respons op de vragenlijsten
De vragenlijsten over de tevredenheid van ‘Kijk op kleintjes’ zijn gestuurd naar alle vestigingen voor peuterspeelzaalwerk en kinderdagopvang, alle sociaal verpleegkundigen, alle deelnemers aan de zorgteams en alle zorgcoördinatoren. De kinderdagverblijven die onder KION vallen hebben een vragenlijst op papier gekregen. De overige respondenten hebben via internet een vragenlijst ingevuld. Alle 27 sociaal verpleegkundigen hebben gereageerd, waarvan 1 persoon na de tijdstermijn. Van de deelnemers aan de zorgteams hebben er 25 van de 27 gereageerd. De respons ligt hier op 93%. Er zijn 17 kinderdagverblijven die niet onder KION vallen. Daarvan hebben er 14 gereageerd. Met 82% ligt ook hier de respons heel hoog. Aan de kinderdagverblijven die onder KION vallen is gevraagd om per groep een 1 vragenlijst in te vullen. In totaal zijn er 17 kinderdagverblijven en 75 groepen. Er zijn 45 reacties op tijd binnengekomen. Dit is een respons van 60%. Echter soms heeft men bij elke groep een lijst ingevuld, en soms voor verschillende groepen samen. Van 2 kinderdagverblijven is geen reactie ontvangen. Bij de peuterspeelzalen is het wat lastiger om de respons in procenten te berekenen. Er zijn 37 peuterspeelzalen met in totaal 52 groepen (met soms meerdere leidsters) en er zijn 58 vragenlijsten ingevuld. Hieruit kunnen we concluderen dat de meeste leidsters een vragenlijst hebben ingevuld. Uit de responsgegevens is verder te halen dat 3 peuterspeelzalen helemaal niet hebben gereageerd, zoals later bleek door omstandigheden. We kunnen de respons van de speelzalen op ongeveer 91% inschatten.
2.
Resultaten
2.2 Bereik Het hoofddoel van ‘Kijk op kleintjes’ is het vroegtijdig signaleren en bieden van hulp bij vragen en problemen. Om dit te kunnen, moeten alle kinderen eerst ‘gezien’ worden. Het consultatiebureau en de kindercentra zien een groot aantal van de kinderen, maar wellicht niet alle risicokinderen waarbij juist vroeg signaleren het meest nodig is. ‘Kijk op kleintjes’ heeft daarom de volgende (sub) doelen: 100% van de 0-4 jarigen bezoeken het consultatiebureau minstens 1 keer per jaar. 85% van alle kinderen van 2 en 3 jaar bezoeken eind 2007 een voorschoolse voorziening.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
27
2.2.1 Bereik van de consultatiebureaus jeugdgezondheidszorg 0-4 (GGD) In februari 2007 heeft de JGZ- automatisering een vergelijking tussen de GBA (gemeentelijk administratie systeem) en de JGZ registratie gemaakt. De namen van de kinderen die in 2006 niet (minimaal eenmaal) waren gezien door het JGZ team zijn op lijsten per JGZ locatie verzameld. In de maand maart zijn de sociaal verpleegkundigen van de JGZ vervolgens met deze lijst aan de slag gegaan. Naast een aantal registratiefouten (kinderen bleken wel bereikt), stonden er ook kinderen op die verhuisd waren naar andere gemeenten of het buitenland, of die elders in zorg zijn, bijvoorbeeld bij Hypericon. Volgens de GBA wonen er ruim 6700 kinderen tussen 0 en 4 jaar in Nijmegen. Hiervan wonen er 35 in Nijmegen, terwijl ze in 2006 niet op het consultatiebureau zijn geweest en ook niet elders in de zorg zijn. Met 21 van de 35 gezinnen is inmiddels de relatie hersteld en deze kinderen zijn op het consultatiebureau geweest. Met 7 gezinnen zijn de sociaal verpleegkundigen op dit moment nog bezig om het contact te herstellen. De verwachting is dat dit wel gaat lukken. Met 7 gezinnen is de relatie niet hersteld, veelal omdat ouders dit zo wensen. De huisarts van het desbetreffende kind is op de hoogte gesteld dat het kind niet meer op het consultatiebureau komt. Over het algemeen betreft het kinderen ouder dan 3 jaar. Deze kinderen zullen met extra aandacht worden overgedragen aan de schoolarts (en zijn dan weer in zorg van de JGZ 4-19). Over 1 kind was wat extra zorg; dit kind is daarom gemeld in het zorgteam. Conclusie: met 100% van de doelgroep is contact gelegd, en met het overgrote merendeel is het contact tussen gezin en consultatiebureau hersteld.
2.2.2 Bereik van de voorschoolse voorzieningen Het bereik van de voorschoolse voorzieningen in de Nijmeegse wijken wordt bijgehouden door de gemeente Nijmegen middels de Onderwijsmonitor. Deze is in het najaar van 2007 beschikbaar. Er is dan per wijk een overzicht hoeveel kinderen gebruik maken van een voorschoolse voorziening, maar er is niet uitgesplitst naar bepaalde groepen. KION constateert dat er geen speciale groepen opvallen in het niet-bereik van KION.
28
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
2.3 Signaleren Een belangrijk doel van ‘Kijk op kleintjes’ is dat alle 0-4-jarigen met ontwikkelings- en/ of sociale problematiek tijdig gesignaleerd worden in de kindercentra (peuterspeelzalen en kinderdagverblijven) en in de consultatiebureaus van de GGD (jeugdgezondheidszorg). Voor de consultatiebureaus is het vroegtijdig signaleren een kerntaak. In kindercentra wordt een groot deel van de 0-4 jarigen gezien en daarmee vormen zij een belangrijke plek waar mogelijke achterstanden en problemen gesignaleerd kunnen worden. Ter versterking hiervan zijn de vier zorgcoördinatoren ingezet. Een goede samenwerking tussen kindercentra en consultatiebureaus kan het signaleren alleen maar versterken. Beide partners hebben immers hun eigen deskundigheid en eigen vormen van contact met het kind en de ouders.
2.3.1 Signaleren bij KION Om een basis te leggen voor de signaleringsfunctie in de kindercentra van KION is in 2002 de methode ‘Alert op ontwikkeling’ ontwikkeld. De methode is na een positieve evaluatie, ook onder ouders, verder uitgebreid naar aanleiding van de ontwikkelingen in ‘Kijk op kleintjes’ en in alle vestigingen van KION ingevoerd.
2.3.2 Signaleren bij andere organisaties voor kinderopvang in Nijmegen De gemeente Nijmegen streeft er naar dat ook de kinderopvangorganisaties die niet bij KION zijn aangesloten gebruik maken van de zorgcoördinatoren en de zorgteams van ‘Kijk op kleintjes’. In 2006 is extra geïnvesteerd in deze contacten. Deze organisaties zijn zich meer betrokken gaan voelen bij het project. Begin 2007 zijn vijf kinderdagverblijven, die niet onder KION vallen, door KION geschoold in het werken met de methode Alert op ontwikkeling. Enkele andere organisaties werken met een ander signaleringssysteem. Dit zorgt er voor dat als de zorgcoördinator wordt ingeschakeld er al is geobserveerd en met ouders is gesproken, waardoor het traject sneller kan verlopen.
2.3.3 Samenwerking tussen voorschoolse voorzieningen en de GGD De samenwerkingsafspraken tussen KION en GGD, die binnen ‘Alert op ontwikkeling’ en ‘Kijk op kleintjes’ vallen zoals de gezamenlijke kwaliteitskringen lopen goed, maar de afspraken moeten van tijd tot tijd worden opgefrist. In het Platform Kinderopvang zal de gemeente Nijmegen nog aandacht besteden aan de relatie van de GGD met de kinderdagverblijven die niet onder KION vallen. In de vragenlijsten is aan de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven gevraagd hoe tevreden zij zijn over de bijdrage van de GGD aan de themabijeenkomsten en bij het overleg over zorgkind/ gezin. Ook is hen gevraagd of de leidsters hierdoor worden ontlast, of de kinderen beteren worden geholpen of dat de bijdrage van de GGD iets anders heeft opgebracht.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
29
Peuterspeelzaalleidsters
Activiteiten GGD
Van de 56 leidsters die een vragenlijst hebben ingevuld is iets minder dan de helft (zeer) tevreden over de bijdrage van de GGD aan themabijeenkomsten. 23 leidsters hebben aangegeven er neutraal tegenover te staan en 8 leidsters zijn ontevreden. De meest gehoorde opmerking over de themabijeenkomsten is dat er vanuit de ouders weinig animo voor de themabijeenkomsten is. Verder geven de peuterspeelzalen aan dat er weinig afstemming (datum, dagdeel, andere bijeenkomsten) tussen peuterspeelzaal en GGD is doordat ze er te weinig bij betrokken worden. 27 leidsters zijn (zeer) tevreden over de GGD bij overleg over een zorgkind/ gezin en 28 leidsters staan daar neutraal tegenover. 1 Leidster is ontevreden over de bijdrage van de GGD. Meest gemaakte opmerking bij deze vraag is dat de peuterspeelzaalleidsters hier nog geen of nauwelijks ervaring mee hebben gehad, maar dat het hen wel nuttig lijkt. Andere opmerkingen zijn “te weinig resultaatgericht bereik” en “voorheen was het lijntje korter”. Als opbrengst van de bijdrage van de GGD geven 10 leidsters aan dat de leidsters hierdoor worden ontlast, 30 leidsters vinden dat kinderen beter worden geholpen en 15 leidsters vinden wat anders. Omdat onder anders veel opmerkingen worden gemaakt, zijn deze in bijlage 1 opgenomen.
Bijdrage aan themabijeenkomsten
4
21
Overleg zorgkind/gezin
2
25
0%
20%
23
8
28
40%
60%
1
80%
Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden
100%
Tevredenheid over GGD Figuur. Tevredenheid van peuterspeelzaalleidsters over de GGD
Kinderdagverblijven KION Van de 75 groepen hebben 45 groepen de vragenlijst teruggestuurd. 4 Groepen hebben aangegeven tevreden te zijn over de bijdrage van de GGD aan themabijeenkomsten en 13 groepen staan hier neutraal tegenover. Over de bijdrage van de GGD aan het overleg over het zorgkind/ gezin zijn 12 groepen (zeer) tevreden. 11 groepen staan hier neutraal tegenover. 9 Groepen vinden dat de leidsters worden ontlast door de bijdrage van de GGD, 15 groepen vinden dat de kinderen beter worden geholpen en 15 groepen vinden wat anders. Veel gemaakte opmerkingen zijn: “adviserende rol (kinderziektes, hygiëne voeding en veiligheid)”, “GGD staat klaar als je vragen hebt, onzeker bent of informatie wilt”, “map van de GGD is erg handig”, “drempel van kinderdagverblijf naar GGD omdat toestemming van de ouders een voorwaarde is”.
30
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
Activiteiten GGD
Bijdrage aan themabijeenkomsten
Overleg zorgkind/gezin
4
13
1
11
0%
20%
Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden
11
40%
60%
80%
100%
Tevredenheid over GGD Figuur. Tevredenheid groepen KION over de GGD
Kinderdagverblijven buiten KION
Activiteiten GGD
Van de 14 kinderdagverblijven die hebben gereageerd geven er twee aan tevreden te zijn over de bijdrage van de GGD aan de themabijeenkomsten. 5 Kinderdagverblijven geven aan daar neutraal tegenover te staan. Opmerkingen die hierbij door de kinderdagverblijven zijn gemaakt zijn “we hebben er geen ervaring mee” en “we krijgen uitnodigingen om op het prikbord te hangen”. 4 Kinderdagverblijven zijn (zeer) tevreden over de bijdrage van de GGD aan het overleg over zorgkind/ gezin. 6 van hen staan daar neutraal tegenover en 1 kinderdagverblijf is ontevreden. Naast geen ervaring en onvoldoende inzicht is ook eenmaal de opmerking “slecht bereikbaar” gemaakt. Als opbrengst van de bijdrage van de GGD geven 5 kinderdagverblijven aan dat kinderen beter geholpen worden en vinden 7 kinderdagverblijven wat anders. Naast geen ervaring/ nu geen samenwerking zijn nog de volgende opmerkingen gemaakt: “verzorgen van goede informatie ten behoeve van de ouders en leiding”, “informatieverstrekking”, “de drempel wordt lager” en “zou mijns inziens absoluut verbeterd kunnen worden”.
Bijdrage aan themabijeenkomsten
Overleg zorgkind/gezin
2
1
0%
5
3
20%
6
40%
60%
1
80%
Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden
100%
Tevredenheid over GGD Figuur. Tevredenheid kinderdagverblijven buiten KION over de GGD.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
31
Samenwerking sociaal verpleegkundigen en kindercentra
Kindercentra
Aan de sociaal verpleegkundigen is gevraagd hoe zij de samenwerking met de kindercentra (kinderdagverblijven en peuterspeelzalen beoordelen. Het blijkt dat de meeste verpleegkundigen tevreden zijn, een aantal verpleegkundigen staat neutraal tegenover de samenwerking. 1 verpleegkundige is ontevreden met de samenwerking met KION en 1 verpleegkundige is ontevreden met de samenwerking met een centrum buiten KION. Later kwam hier 1 bij, zij legt uit: “Leidsters observeren een zorgkind zonder eerst de ouders in te lichten”. Opmerkingen die anderen hierbij maakten, zijn “ik zou graag meer contact willen hebben” en “we horen maar zeer weinig, terwijl zij een grote rol spelen in de signalering van risicogezinnen”.
Samenwerking overige kindercentra
Samenwerking Kion
9
1
0%
4
18
20%
40%
1
6
60%
80%
1
Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden
100%
Mate van tevredenheid samenwerking
Figuur. Tevredenheid sociaal verpleegkundigen over de samenwerking met de kindercentra.
2.3.4 Signaleren bij de GGD De risico-inventarisatie is een bruikbaar instrument dat gehandhaafd moet worden. Volgens de GGD zou de signalering echter sterk verbeteren door de inzet van het betrouwbare instrument KIPPPI dat verbonden is aan het consult met 2,5 jaar. Dit wordt door de gemeente Nijmegen echter niet afgenomen. Vanuit de kindercentra wordt hier aan toegevoegd dat de leeftijd van 2,5 jaar een cruciaal moment is voor ontwikkeling en opvoeding. Wanneer de GGD dan geen contact heeft ligt er een zware verantwoordelijkheid bij de kindercentra.
2.3.5 De zorgcoördinatoren De vier zorgcoördinatoren van ‘Kijk op kleintjes’ kregen al snel na de implementatie vragen van bijna alle peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Het contact moet wel eerst worden opgebouwd, het moet groeien. Het beste werkt de ronde langs alle locaties die twee keer per jaar moet gebeuren maar wel veel tijd kost. De kinderdagverblijven, vooral die niet onder KION vallen zijn het meest afwachtend. Voor een efficiënte inzet van de zorgcoördinatoren is het extra belangrijk dat alle locaties werken met een systeem als ‘Alert op ontwikkeling’. Als leidsters steeds meer en eerder hun zorg uiten bij ouders kan de zorgcoördinator daar bij aansluiten. In zijn algemeenheid wordt door de zorgcoördinatoren gesteld dat in het begin het contact met ouders als er zorgen zijn lastig is en blijft. Echter achteraf geven ouders aan opgelucht te zijn en soms zelfs dankbaar. Er blijft een kleine groep ouders die zich bekeken voelt en zich onttrekt aan de aandacht.
32
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
De zorgcoördinatoren gaan in op alle signalen, ook de lichtere. De routes waar het gaat om zwaardere zorgen, de lichte zorgen waar sprake is van een risicovolle achtergrond, en de zorgweigeraars gaan allemaal via de zorgcoördinator. Ook de leidsters die gewend waren zelf te verwijzen moeten dit nu in overleg met de zorgcoördinator doen. Voor de start van de implementatie is een inschatting gemaakt van het aantal zorgkinderen, om tot een goede verdeling van de beschikbare uren zorgcoördinatie te komen: Verdeling FTE ’s zorgcoördinatoren Aanname aantal zorgkinderen
Aantal FTE ‘s
Zorgteam Oost
44
16 uur
Zorgteam Midden 1+2
68
20 uur
Zorgteam West
67
20 uur
Zorgteam L’holt / Dukenburg
92
24 uur
Coördinatie
6 uur
TOTAAL
86 uur
Registratiegegevens De zorgcoördinatoren hebben geregistreerd hoeveel consultatievragen zij hebben gehad en om hoeveel kinderen dit gaat in najaar 2006 en voorjaar 2007. De zorgcoördinator van Dukenburg en Lindenholt heeft de aantallen apart gehouden voor elke wijk; voor de vergelijkbaarheid moeten deze dus worden opgeteld. Wat uit de registratie verder duidelijk wordt is dat het aantal zorgkinderen waar over geconsulteerd is hoger is dat het gestelde aantal van 300 per jaar vooral in Dukenburg en Lindenholt. Daar gaat het om een groot aantal incidentele consultaties, naast een aantal zeer problematische gezinnen waar soms tot 40 consultaties per gezin voor nodig zijn. De totalen voor de hele evaluatieperiode zijn 1951 consultaties over 404 kinderen. De ingeschatte aantallen zorgkinderen (zie bovenstaande tabel) klopt qua verdeling tussen de wijken wel. De aantallen zorgkinderen die in de praktijk zijn gemeld zijn hoger: in Oost 55, in Midden 98, in West 92 en in Dukenburg/Lindenholt 159 kinderen (optelling uit onderstaande tabel). Verder melden de zorgcoördinatoren dat de vragen in alle wijken vooral van de peuterspeelzalen komen. Van de gesignaleerde kinderen wordt 25% ingebracht in het zorgteam. Van de overige wordt de helft direct doorverwezen naar hulp, omdat de problematiek helder is. De zorgcoördinator is dan intensief betrokken bij het toeleiden en verwijzen opdat het kind ook daadwerkelijk bij de hulp terechtkomt. De andere helft van de gesignaleerde kinderen die niet in het zorgteam besproken worden heeft (nog) geen verwijzing nodig. Aan kind en ouders wordt een aanbod gedaan op het kindercentrum: observatie, oudergesprekken, soms een stimuleringsplan. Hierin hebben leidsters en zorgcoördinator ieder een taak.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
33
Wijk
Consultatievraag
Dukenburg/Lindenholt
Aantal kinderen
148 + 101 = 249
28 + 20 = 48
West
87
24
Oost
70
20
Midden
111
35
Totaal
517
127
Tabel 3. Consultatievragen najaar 2006
Wijk Dukenburg
Consultatievraag
Aantal kinderen
497 + 241 = 738
70 + 41 = 111
West
332
68
Oost
100
35
Midden
264
63
Totaal
1434
277
Tabel 4. Consultatievragen voorjaar 2007
In de registratiegegevens van Impuls in 2007 zijn de gesignaleerde zorgkinderen en consulten per zorgcoördinator op een andere manier opgenomen. Van belang zijn vooral de aantallen allochtone kinderen. Wijk
Nieuwe instroom totaal Allochtoon
Dukenburg/ Lindenholt
93
44
West
49
26
Oost
35
8
Midden
62
34
Tabel 2 Tussenrapportage Impuls januari 2007 – juni 2007
Van de kinderen in Dukenburg/ Lindenholt die vallen onder de nieuwe instroom zijn er 44 allochtoon. Daarin zit een grote diversiteit. Er zijn 20 kinderen die ofwel een andere nationaliteit hebben dan de Turkse, Marokkaanse, Afrikaanse of Surant, ofwel de ouders hebben elk een andere herkomst. De allochtonen kinderen die in het stadsdeel West zijn ingebracht zijn met name Turks. Van de allochtone kinderen in het stadsdeel Oost is bekend dat er 3 de Turkse en 2 de Marokkaanse nationaliteit hebben en allochtone kinderen in het stadsdeel Midden komen vooral uit Turkije en Afrika. Conclusie: ongeveer de helft van de gesignaleerde zorgkinderen is allochtoon, behalve in Oost/Centrum/Noord, daar gaat het om een kwart.
Tevredenheidsmeting In de vragenlijsten die zijn uitgezet onder de sociaal verpleegkundigen, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven (zowel KION als buiten KION) is gevraagd in hoeverre op verschillende thema’s gebruik wordt gemaakt van de ondersteuning door de zorgcoördinator en hoe tevreden zij over de ondersteuning zijn.
34
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
Peuterspeelzaalleidsters
Items ondersteuning zorgcoordinator
Van de peuterspeelzaalleidsters geven er 52 van de 58 aan gebruik te maken van de ondersteuning door de zorgcoördinator. Van de leidsters die wel gebruik maken van de ondersteuning geeft het grootste deel aan de ondersteuning in te zetten als advies/ consultatie bij de aanpak van een kind en als hulp bij het signaleren. Hulp bij het verwijzen, de toeleiding naar hulp en terugkoppeling vanuit het zorgteam scoren iets lager. Bij dit laatste moet bedacht worden dat niet elke leidster ook gebruik maakt van het zorgteam. Over het algemeen zijn de leidsters (zeer) tevreden over de ondersteuning. Slechts 1 leidster heeft aangegeven zeer ontevreden over één van de items te zijn (namelijk de ondersteuning van de zorgcoördinator bij verwijzing).
Gebruik van ondersteuning
52
Advies / consultatie aanpak kind
6
39
Hulp bij signaleren
34
Hulp bij verwijzen Hulp bij toeleiding naar hulp Terugkoppeling advies van zorgteam 0%
13
26
26
19
33
22 20%
Ja Nee
17
30 40%
60%
80%
100%
Mate van gebruik ondersteuning Figuur. Gebruik ondersteuning zorgcoördinator door de peuterspeelzaalleidsters.
Kinderdagverblijven KION De helft van de responsgroep heeft aangegeven dat zij gebruik hebben gemaakt van de ondersteuning door de zorgcoördinator. Het vaakst is de hulp ingeroepen voor advies/ consultatie over het kind, gevolgd door ondersteuning bij het signaleren. Slechts een paar van de groepen hebben de hulp van de zorgcoördinator ingeroepen bij verwijzing. De groepen die gebruik hebben gemaakt van de ondersteuning zijn daarover (zeer) tevreden. Geen van de groepen heeft aangegeven ergens (zeer) ontevreden over te zijn.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
35
Items ondersteuning zorgcoordinator
Gebruik van ondersteuning
22
Advies / consultatie aanpak kind
23
16
Hulp bij signaleren
13
Hulp bij verwijzen Hulp bij toeleiding naar hulp
29
7
38
3
Terugkoppeling advies van zorgteam 0%
Ja Nee
32
42 8
37 20%
40%
60%
80%
100%
Mate van gebruik ondersteuning
Figuur. Gebruik ondersteuning zorgcoördinator door groepen KION.
Kinderdagverblijven buiten Kion 14 van de 17 kinderdagverblijven die niet onder KION vallen hebben op deze vragenlijst gereageerd en daarvan hebben er 7 aangegeven dat zij gebruik hebben gemaakt van de ondersteuning door de zorgcoördinator. De kinderdagverblijven die gebruik hebben gemaakt van een vorm van ondersteuning door de zorgcoördinator zijn over het algemeen (zeer) tevreden over de geboden ondersteuning. 1 kinderdagverblijf was niet tevreden over de hulp bij het verwijzen, omdat de aanpak richting de ouders volgens hen persoonlijker (wat minder zakelijk) moet zijn. 1 kinderdagverblijf was niet tevreden over de hulp die zij kregen bij de toeleiding naar hulp. De werkwijze was/ is voor hen niet duidelijk genoeg. Van de 7 kinderdagverblijven die ondersteuning hebben gevraagd door de zorgcoördinator vinden 5 kinderdagverblijven het (ja/ enigszins) een probleem dat de zorgcoördinator bij KION werkt. 7 van de kinderdagverblijven ervaren de ondersteuning door de zorgcoördinator als een zeer grote of grote meerwaarde, 4 kinderdagverblijven reageren neutraal en 3 kinderdagverblijven zien maar een kleine of zeer kleine meerwaarde. Zij hebben hier niet aangegeven waarom.
36
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
Items ondersteuning zorgcoordinator
Gebruik van ondersteuning
7
Advies / consultatie aanpak kind
6
5
Hulp bij signaleren
1
3
Hulp bij verwijzen
4
3
Hulp bij toeleiding naar hulp
3
3
Terugkoppeling advies van zorgteam
3
3
0%
20%
Ja Nee
3
40%
60%
80%
100%
Mate van gebruik ondersteuning Figuur. Gebruik ondersteuning zorgcoördinator door kinderdagverblijven buiten KION.
Sociaal verpleegkundigen De sociaal verpleegkundigen zijn tevreden over de ondersteuning op het gebied van signaleren. 8 respondenten gaven aan zeer tevreden te zijn, de overige respondenten waren tevreden2. Het zorgteam en de zorgcoördinator worden zeker als een zeer grote of grote meerwaarde ervaren. 19 Verpleegkundigen zien een (zeer) grote meerwaarde en 6 verpleegkundigen staan er neutraal tegenover. Één respondent heeft maar aangegeven de zorgcoördinator maar als een kleine meerwaarde te ervaren.
Ondersteuning
1 Zorgcoordinator
1
Zorgteam
0%
18
4
6
18
20%
40%
Zeer groot Groot Neutraal Klein Zeer klein
4
60%
80%
100%
Ervaren meerwaarde ondersteuning Figuur. Sociaal verpleegkundigen over de meerwaarde van ondersteuning door de zorgcoördinator.
2
Voor de sociaal verpleegkundigen zijn de ervaren meerwaarde van de ondersteuning door het zorgteam en de zorgcoördinator gezamenlijk weergegeven. Deze informatie komt in paragraaf 2.4 daarom nogmaals naar voren.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
37
2.4 Zorgteams 0-4 Doel van ‘Kijk op kleintjes’ is om kinderen met problemen vroegtijdig te signaleren, om snel vast te stellen welke hulp nodig is en het kind daar aan te melden. Voor het versterken van de toeleiding is in aansluiting bij de methode en stadsdeelindeling van de zorgadviesteams van School en Hulp gekozen voor het werken met een multidisciplinair zorgteam voor 0-4jarigen. Het doel van het zorgteam 0-4-jarigen is: alle 0-4-jarigen met ontwikkelings- en/ of sociale problematiek worden multidisciplinair gediagnosticeerd en snel (binnen 6 weken) aangemeld bij de juiste hulp. Er is een vaste coördinator: de zorgcoördinator van ‘Kijk op kleintjes’. De zorgcoördinatoren melden een goede opkomst en een open klimaat om visieverschillen te bespreken. Ook is het aandeel dat de verschillende hulpverlenende instellingen hebben in de verwijzingen niet overal evenredig. Het zorgteam 0-4 heeft tijd nodig om bekend te worden en instellingen dienen daar intern aandacht aan te besteden. Groot knelpunt is de registratie: deze is nog in ontwikkeling. De aantallen Wijk
Aantal bijeenkomsten zorgteam
Aantal nieuw Aantal ingebrachte kinderen kindbesprekingen
Dukenburg/Lindenholt West
4 4
8+7=15 6
52 15
Oost
3
7
8
Midden
3
11
19
Totaal najaar
14
39
94
Tabel. Zorgteams najaar 2006 Wijk
Aantal nieuw Aantal ingebrachte kinderen kindbesprekingen
Dukenburg/Lindenholt
Aantal bijeenkomsten zorgteam 8
17+6=23
74
West
8
13
57
Oost
5
8
26
Midden
7
19
46
Totaal voorjaar
28
63
203
Totaal
42
102
297
Tabel. Zorgteams voorjaar 2007 en totalen hele schooljaar. Het totaal aantal nieuw ingebrachte, besproken en verwezen kinderen in de evaluatieperiode is 102. Dit blijft achter bij het als resultaat gestelde aantal van 150. Wel valt op dat veel kinderen meermalen worden besproken, waarschijnlijk vanwege complexe problemen. Er zijn verklaringen voor het lagere resultaat. De beschikking over de in te zetten middelen kwam laat in de zomer, zodat de zorgteams niet in september maar in oktober zijn opgestart. Het zorgteam in Oost(-centrum-noord) is nog wat later opgestart dan de andere zorgteams en heeft minder bijeenkomsten gekend. De verdeling van inzet over de stadsdelen lijkt nu nog de juiste te zijn.
38
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
Echter zorgteam Dukenburg/Lindenholt springt er aan de bovenkant uit: dit zorgteam functioneert al vanaf 2004 (pilot). Dit betekent dat als een zorgteam wat langer functioneert het aantal aanmeldingen stijgt. Dit zien we ook bij de consultatievragen aan de zorgcoördinator. De zorgcoördinator van West meldt verder dat op de vrije stoel hebben plaatsgenomen een moeder, een ouderbegeleider van Tandem, Viataal, ambulante begeleiding SBO en politie.
Evaluatie bij zorgteamleden Tevredenheid over de werkwijze van het zorgteam.
Items werkwijze zorgteam
De leden van de zorgteams zijn zelf tevreden over de werkwijze van het zorgteam. Op alle items scoort de werkwijze over het algemeen goed. De deskundigheid binnen het team wordt het beste gewaardeerd. Zeven zorgteamleden zijn daarover heel tevreden en de overige 18 leden zijn tevreden. Coördinatie van zorg wordt wisselend gewaardeerd. Zeven zorgteamleden zijn heel tevreden en 15 leden zijn tevreden, maar er zijn ook zorgteamleden die ontevreden of zeer ontevreden zijn over de coördinatie van zorg. Dit werd niet nader toegelicht. Coördinatie van de zorg betreft overigens de werkwijze van het team als geheel en niet het functioneren van de zorgcoördinator. In de volgende figuur is de tevredenheid per item weergegeven.
Terugkoppeling
6
Nakomen van afspraken
6
17
2
19
Inhoud van adviezen
4
19
Samenstelling team
4
18
2 3 1
Coördinatie van de zorg
7
Deskundigheid binnen team
7
Duidelijkheid welke type cases in te brengen
2
15
1 1
18 15
Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden
8 1
Snel oppakken cases en acties
6
14
4 1
Planning / wijze van inbrengen cases
4 0%
20 20%
40%
60%
80% 100%
Mate van tevredenheid items Figuur. Zorgteamleden en hun tevredenheid over de werkwijze van het zorgteam.
Tevredenheid over de bijdrage van vaste deelnemers Aan de leden van de zorgteams is ook gevraagd hoe tevreden zij zijn over de bijdrage van de vaste deelnemers. De leden zijn over het algemeen tevreden over de zorgcoördinator, 11 leden geven aan zeer tevreden te zijn en 12 leden zijn tevreden. De zorgteamleden die ontevreden zijn over Bureau Jeugdzorg geven aan dat het ligt aan de wachtlijsten en
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
39
doorverwijzing. BJz kan de rol als casemanager inhoudelijk geen invulling geven door een gebrek aan tijd. Bij Bureau Jeugdzorg zijn het vooral de wachttijden die ontevredenheid geven. De zorgcoördinatoren melden echter ook dat de inhoudelijke werkwijze wel eens tegenvalt. Hieronder is de tevredenheid over de vaste deelnemers aan het zorgteam weergegeven. Figuur. Zorgteamleden en hun tevredenheid over de bijdrage van vaste deelnemers.
Vaste deelnemers zorgteam
Zorgcoördinator
11
Integrale vroeghulp / MEE Bureau Jeugdzorg
5
18
5
NIM
4
GGD
4
0%
12
2
16
2
17
4
19
20%
40%
2
Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden
60%
11
80%
100%
Mate van tevredenheid bijdrage vaste deelnemers
Tevredenheid over samenwerking met andere instellingen Naast de tevredenheid over de vaste deelnemers is ook aan de zorgteamleden gevraagd hoe zij de samenwerking met andere instellingen beoordelen. Het ZAT, de politie en het SBO worden overwegend met tevreden of neutraal beoordeeld. Dit komt vooral doordat de zorgteamleden er geen ervaring mee hebben/ doordat deze partijen niet bij aan tafel zitten. Een opmerking: “Bij eventuele overdracht naar de ZAT’s is het onduidelijk of de overdracht van informatie altijd plaatsvindt en wat de afspraken omtrent het overdragen van kinderen naar het ZAT-team zijn”. Over de huisartsen zijn de meningen meer verdeeld. De mensen die ontevreden zijn over de samenwerking met de huisartsen geven aan dat er geen of weinig samenwerking is, dat huisartsen niet aan tafel zitten en dat huisartsen zich niet betrokken voelen. De zorgteamleden die ontevreden zijn over BJz geven (wederom) aan dat het wachten op hulp lang duurt. Één zorgteamlid geeft verder aan niet tevreden te zijn over het oppakken van doorverwijzingen, de afhandeling van de doorverwijzing en de bejegening van ouders. Hieronder is de mate van tevredenheid van de leden van het zorgteam over de samenwerking met andere instellingen weergegeven.
40
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
ZAT
4 6
Politie
1
22
1
19
11
Huisarts
2
18
2
SBO
Instellingen
19
2
Zeer tevreden
2
Tevreden MEE
3
18
4
Neutraal Ontevreden
Bureau Jeugdzorg
5
13
4
NIM GGD
5
15 6
3
19 20%
Zeer ontevreden
6 16
Kion 0%
2
6
40%
60%
80%
100%
Mate van tevredenheid samenwerking zorgteam en andere instellingen Figuur. Zorgteamleden en hun tevredenheid over de samenwerking tussen zorgteam en andere instellingen.
Tevredenheid over verwijzing en terugkoppeling De zorgcoördinatoren en ook de meeste zorgteamdeelnemers zijn tevreden over hoe de instellingen de samenwerkingsafspraken over verwijzing en terugkoppeling naleven. Twee zorgteamleden zijn ontevreden over BJz, maar dit heeft te maken met de eerder genoemde problemen van wachtlijsten. De overige partijen worden allemaal beoordeeld met neutraal, tevreden of zeer tevreden.
11
Instellingen
Zorgcoördinator
MEE
12
5
1
17
2
Zeer tevreden Tevreden
Bureau Jeugdzorg
2
16
4
2
Neutraal Ontevreden
NIM
3
GGD
17
4 0%
18 20%
40%
Zeer ontevreden
4
60%
2 80%
100%
Mate van tevredenheid over verwijzing en terugkoppeling
Figuur. Zorgteamleden en hun tevredenheid over verwijzing en terugkoppeling van andere instellingen
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
41
Tevredenheid over de resultaten van het zorgteam Aan de deelnemers is gevraagd in hoeverre zij tevreden zijn over de resultaten van het zorgteam. Het blijkt dat de meeste zorgteamleden zeer tevreden of tevreden zijn. Het item ‘verwijsrichting is bepaald’ scoort iets minder goed dan de overige items. Als verklaring hiervoor wordt door 1 respondent gegeven dat “het voor ouders (soms) te snel gaat. Het zorgteam heeft dan wel duidelijk wat er moet gebeuren, maar er wordt aan de ouders voorbij gegaan”.
Resultaten
Zorg kunne n delen e n ka n we er v e rde r me t kind / ge zin
4
Tea m ingespa nnen om zorg te regelen
16
6
Verwijsrichting is be pa ald
7
Problee m is v erhelde rd
7
0%
20%
4
18
14
2 1
16
40%
60%
Ze er tev reden Te v re de n Ne utra al O nte v re de n Ze er ontev reden
1
80%
100%
Ma t e v a n t e v re de nhe id re s ult a t e n zorgt e a m
Figuur. Zorgteamleden en hun tevredenheid over de resultaten.
Ervaren meerwaarde van het zorgteam Vijf van de zorgteamleden vinden het zorgteam een zeer grote meerwaarde hebben en 16 leden vinden het team een grote meerwaarde hebben. Drie leden hebben aangegeven hier neutraal over te denken.
Evaluatie leidsters peuterspeelzalen en kinderdagverblijven Peuterspeelzaalleidsters 36 Van de 58 leidsters die hebben gereageerd hebben ook daadwerkelijk een kind in het zorgteam ingebracht. Bij 13 leidsters ging het om de inbreng van 1 kind, bij 9 leidsters om de inbreng van 2 of 3 kinderen en bij 14 ging het om 3 kinderen of meer. Van de leidsters die geen kinderen in het zorgteam hebben ingebracht geven er 7 aan dat er geen zorgkinderen waren, 9 dat zij zelf voldoende oplossingen konden vinden, 6 dat ouders zelf naar oplossingen zoeken en 4 kozen voor de optie anders. Dit betrof dat men alleen overleg met de zorgcoördinator had gehad of het verwijstraject was reeds in gang gezet.
42
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
13
14
1 2 of 3 3 of meer 9
Figuur. Het aantal peuterspeelzaalleidsters dat1 of meer kinderen in het zorgteam inbracht.
36 Leidsters hebben de ondersteuning door het zorgteam als een zeer grote of grote meerwaarde ervaren. Dit is ruim 69%. Waarschijnlijk zijn dit ook de leidsters die daadwerkelijk een kind in het zorgteam hebben ingebracht. 17 Leidsters gaven neutraal aan en 3 hebben de meerwaarde als klein/ zeer klein ervaren. 3 Personen hebben bij de opmerkingen ingevuld dat zij al tevreden waren over de manier waarop de contacten voorheen (ad hoc/ zorgteam/ buurtnetwerk) al liepen. 12 Leidsters zijn zeer tevreden over de ondersteuning van het zorgteam bij het signaleren, 28 zijn tevreden en 16 hebben aangegeven daar neutraal tegenover te staan.
12 16
Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden
28
Zeer ontevreden
Figuur. Tevredenheid peuterspeelzaalleidsters over ondersteuning van het zorgteam bij signaleren.
Kinderdagverblijven KION 15 Groepen van de kinderdagverblijven die vallen onder KION hebben kinderen in het zorgteam ingebracht. Voor 6 groepen geldt dat zij 1 kind hebben ingebracht, bij 7 groepen gaat het om 2 of 3 kinderen en bij 2 van de groepen gaat het om meer dan 3 kinderen. Van de groepen die geen kinderen hebben ingebracht in het zorgteam geven er 11 aan dat er geen zorgkinderen in het kinderdagverblijf waren, 10 dat ze zelf voldoende oplossingen vinden, 8 dat ouders naar oplossingen zoeken en 9 kozen voor het antwoord anders. Antwoorden onder anders zijn te maken gehad met zorgcoördinator, niet met het hele team, nog wennen aan vragen van advies. 7 Van de groepen hebben de ondersteuning door het zorgteam als een zeer grote of grote meerwaarde ervaren en 11 groepen reageerden neutraal. 1 groep zag maar een kleine meerwaarde door de ondersteuning van het zorgteam. 13 groepen zijn (zeer) tevreden over
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
43
de ondersteuning van het zorgteam bij signaleren, 7 groepen staan daar neutraal tegenover en 1 groep is ontevreden over de ondersteuning. 1
2
Zeer tevreden Tevreden
7 Neutraal Ontevreden 11 Zeer ontevreden
Figuur. Groepen KION en hun tevredenheid over de ondersteuning van het zorgteam bij signaleren.
Kinderdagverblijven buiten KION 5 Van de kinderdagverblijven buiten KION hebben daadwerkelijk kinderen in het zorgteam ingebracht. Bij 4 van deze 5 kinderdagverblijven gaat het om 2 of 3 kinderen. Bij 1 kinderdagverblijf gaat het om meer dan 3 kinderen. De kinderdagverblijven die geen kinderen in het zorgteam hebben ingebracht hebben daar ook een reden voor. Drie keer is aangegeven dat in het kinderdagverblijf geen zorgkinderen waren, 4 keer is aangegeven dat ze zelf naar oplossingen zochten en 3 keer dat ouders zelf naar een oplossing hebben gezocht. Onder anders worden genoemd: “kind is al via een andere weg ingebracht”, “kind zit al in een hulptraject” en “ouders willen er eerst zelf mee aan de slag”. 6 Van de kinderdagverblijven zien een grote meerwaarde in de ondersteuning door het zorgteam, 5 kdv’s reageerden neutraal en 2 zien nauwelijks meerwaarde in de ondersteuning door het zorgteam. Over de ondersteuning van het zorgteam bij het signaleren geven 6 kinderdagverblijven aan daar (zeer)tevreden over te zijn, 7 staan daar neutraal tegenover.
Zeer tevreden
2
Tevreden Neutraal
7 4
Ontevreden Zeer ontevreden
Figuur. Kinderdagverblijven en hun tevredenheid over de ondersteuning van het zorgteam bij het signaleren.
44
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
Sociaal verpleegkundigen 21 sociaal verpleegkundigen hebben minimaal 1 keer een kind ingebracht in het zorgteam 0-4. Vijf verpleegkundigen hebben dat niet gedaan. Van de verpleegkundigen die wel een keer hebben ingebracht zijn er 8 die 1 keer een kind hebben ingebracht, 7 die 2 of 3 keer een kind hebben ingebracht en 6 personen hebben 3 of meer kinderen ingebracht. Redenen om geen kinderen in te brengen zijn: ik ben geen zorgkinderen tegengekomen (4 keer) en ik heb het zelf kunnen oplossen (2 keer) Over de ondersteuning van het zorgteam bij het signaleren zijn 8 verpleegkundigen heel tevreden en 18 verpleegkundigen zijn tevreden. Niemand heeft aangegeven ontevreden te zijn. Aan de sociaal verpleegkundigen is ook gevraagd in welke mate zij de meerwaarde zien van de ondersteuning door het zorgteam. 22 Verpleegkundigen zien een (zeer) grote meerwaarde en 4 van hen staan er neutraal tegenover.
Ondersteuning
1 Zorgcoordinator
1
Zorgteam
18
4
0%
6
18
20%
40%
Zeer groot Groot Neutraal Klein Zeer klein
4
60%
80%
100%
Ervaren meerwaarde ondersteuning Figuur. Sociaal verpleegkundigen en hun oordeel over de ondersteuning van het zorgteam.
2.5 Zorgweigeraars Een apart onderdeel bij de zorgteams 0-4 is het toeleiden van zorgweigeraars. Doel van het traject ‘zorgweigeraars’ is dat ouders met kinderen die ernstig in hun ontwikkeling bedreigd worden, maar die zorg en hulp weigeren actief en met drang benaderd worden met als doel de juiste hulp voor het kind te realiseren. De situatie lijkt ernstig te zijn, maar pogingen om de zorgen te bespreken mislukken. Nagestreefd wordt erkenning van het probleem en acceptatie van adequate hulp. Indien kinderen zeer ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd wordt meer drang uitgeoefend, want dan is het nog belangrijker om de toeleiding naar de hulpverlening te realiseren. Drang houdt in dat zonodig de Raad voor de Kinderbescherming wordt ingeschakeld. In het handboek ‘Kijk op kleintjes’ staan verschillende routes beschreven zodat de professionals weten welke stappen zij moeten zetten.
Peuterspeelzaalleidsters Van de 58 respondenten hebben er 43 afgelopen jaar niet te maken gehad met zorgweigeraars, 9 hebben er 1 keer mee te maken gehad, 1 respondent 2-3 keer en 3 respondenten vaker dan 3 keer.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
45
6 Keer is de route voor zorgweigeraars ingezet en 9 keer zijn met de gezinnen meer stappen gezet richting hulp. 5 respondenten hebben aangegeven dat volgens hen de mogelijkheden voor de aanpak van zorgweigeraars zijn toegenomen.
Items zorgweigeraars
17 Respondenten hebben aangegeven (zeer) tevreden te zijn over hun eigen deskundigheid richting zorgweigeraars, 38 respondenten zeggen daar neutraal tegenover te staan en 1 respondent is ontevreden over haar eigen deskundigheid.
Mogelijkheden aanpak zorgweigeraars toegenomen
5
Met gezinnen meer stappen gezet naar hulp
7
9
6
Route zorgweigeraars ingezet 0%
20%
Ja Nee
4
7 40%
60%
80%
100%
Gebruik mogelijkheden zorgweigeraars
Kinderdagverblijven KION Binnen KION zijn er bijna geen groepen die te maken hebben gehad met zorgweigeraars. 1 Groep heeft aangegeven dat het 1 keer is voorgekomen en 1 groep heeft aangegeven dat het 2 of 3 keer is voorgekomen. Deze groepen hebben beide aangegeven dat de route voor zorgweigeraars is ingezet en dat met de gezinnen meer stappen gezet zijn richting hulp. 2 Groepen (waarschijnlijk de betreffende 2 groepen) hebben ook aangegeven dat de mogelijkheden voor de aanpak van zorgweigeraars zijn toegenomen. De acht respondenten die hun eigen deskundigheid met betrekking tot zorgweigeraars hebben beoordeeld zijn neutraal (6), tevreden (1) of zeer tevreden (1).
Sociaal verpleegkundigen De meeste sociaal verpleegkundigen hebben in de afgelopen 9 maanden niet te maken gehad met zorgweigeraars (17). 5 verpleegkundigen hebben aangegeven dat ze er 1 keer meer te maken hebben gehad en 4 sociaal verpleegkundigen hebben aangegeven dat ze 2 of 3 keer met zorgweigeraars te maken hebben gehad. 8 Van de sociaal verpleegkundigen die met een zorgweigeraar te maken hebben gehad hebben de route voor zorgweigeraars ingezet en in 6 van de gevallen zijn met de betreffende gezinnen meer stappen gezet richting hulp. Op de vraag of de mogelijkheden voor de aanpak van zorgweigeraars is toegenomen antwoordden 6 van de sociaal verpleegkundigen die met een zorgweigeraar te maken hebben gehad met ja.
46
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
Items zorgweigeraars
Mogelijkheden aanpak zorgweigeraars toegenomen
6
3
Met gezinnen meer stappen gezet naar hulp
6
3
8
Route zorgweigeraars ingezet 0%
20%
40%
Ja Nee 1
60%
80%
100%
Gebruik mogelijkheden zorgweigeraars Figuur. Sociaal verpleegkundigen en de gebruikte mogelijkheden voor zorgweigeraars.
12 Sociaal verpleegkundigen zijn (zeer) tevreden over hun eigen deskundigheid in het omgaan met zorgweigeraars, 12 verpleegkundigen denken daar neutraal over en 2 verpleegkundigen zijn daar ontevreden over. 1 van de verpleegkundigen die ontevreden is heeft aangegeven dat dit komt omdat zij net is afgestudeerd en dus nog niet zo veel ervaring heeft.
2
2
10 12
Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden
Figuur. Sociaal verpleegkundigen en hun tevredenheid over hun eigen deskundigheid.
2.6 Lichte hulp Het doel van ‘Kijk op kleintjes’ is bekend: kinderen met problemen vroegtijdig signaleren en aanmelden bij de juiste hulp. Voorwaarde is dan wel dat er voldoende hulpaanbod voorhanden is. Daarom is gekeken naar het lokale aanbod vrijwillige hulp aan kind en ouders, waar geen indicatie van Bureau Jeugdzorg voor nodig is. Deze hulp wordt geboden door het maatschappelijk werk (NIM) en door de jeugdgezondheidszorg (GGD). Bij de start van ‘Kijk op kleintjes’ was duidelijk dat deze lichte opvoedingshulp onvoldoende aanwezig, onvoldoende bereikbaar en onvoldoende afgestemd was. Daarom is hier extra op ingezet en dit is in de pilot een succesfactor gebleken. Uit de registratie komen gegevens naar voren over de oudergesprekken en de videohometraining van de GGD en de lichte hulp van de NIM. Daarnaast is in het tevredenheidsonderzoek gevraagd naar de tevredenheid over de lichte hulp.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
47
2.6.1 Oudergesprekken GGD In de periode september 2006 tot januari 2007 heeft de GGD aan 61 gezinnen lichte hulp in de vorm van oudergesprekken geboden, hetgeen overeenkomt met het afgesproken te bereiken aantal. In heel 2006 is aan 70 gezinnen deze hulp geboden en daarvan waren 26 gezinnen van allochtone afkomst (7 Marokkaans, 3 Turks, 4 Surinaamse gezinnen en 12 overige allochtonen). In 24 gezinnen is de hulp in 2006 afgerond: bij ongeveer de helft is de probleemsituatie is opgelost dan wel hanteerbaar geworden voor het gezin. Bij de andere helft vond de afronding plaats door een verwijzing naar andere hulpverlening. In 1 gezin is het probleem niet opgelost en er is niet verwezen. In de periode januari 2007 tot en met mei 2007 hebben de sociaal verpleegkundigen van de JGZ aan 149 gezinnen lichte hulp geboden in de vorm van oudergesprekken. In 33 gezinnen was deze lichte hulp al in 2006 gestart en liep dit door in 2007. Het gaat dus om 116 nieuwe hulptrajecten. Het aantal gezinnen wat lichte hulp wordt geboden ligt hoger dan het afgesproken te bereiken aantal, veelal omdat er een inhaalslag is gemaakt na de implementatie in 2006. In 38 gezinnen is de lichte hulp in 2007 afgerond. Dit betroffen 26 Nederlandse gezinnen en 12 allochtone gezinnen. Het betrof in alle 38 gezinnen opvoedingsondersteuning, soms in combinatie met motiveren en confronteren of het overbruggen van een wachtlijst van een andere zorgaanbieder. In de totale evaluatieperiode van 9 maanden gaat het om hulp aan 177 gezinnen (61 in 2006, 116 in 2007). De afspraak is 158 hulptrajecten op jaarbasis. Dit wordt dus zeer ruim overschreden qua aantal, maar de GGD geeft hier bij aan dat de prestatie wel in het aantal afgesproken uren is geleverd.
2.6.2 Video-hometraining GGD In 2006 is aan 43 gezinnen videohome training (VHT) gegeven, waarvan 21 allochtone gezinnen. In 32 gezinnen is de hulp in 2006 afgerond: in 23 gezinnen is de probleemsituatie opgelost dan wel hanteerbaar geworden. Er zijn 8 gezinnen verwezen naar andere hulpverlening. In 1 gezin is het probleem niet opgelost en er is niet verwezen. In de eerste vijf maanden van 2007 is eveneens aan 43 gezinnen videohome training gegeven. In de meeste gezinnen is dit gegeven door de al eerder opgeleide VHT-ers. De VHT-ers die in februari 2007 zijn gestart met de opleiding VHT hebben inmiddels ook in respectievelijk 4 en 5 gezinnen VHT geboden. In de totale evaluatieperiode van 9 maanden gaat het om hulp aan 86 gezinnen. De te leveren prestatie op jaarbasis is 70 gezinnen. Ook hier is een groter aantal gezinnen hulp geboden. Uit evaluatie van ouders blijkt dat ouders zeer tevreden zijn over de videohome training. Veel ouders geven op evaluatieformulieren terug dat zij meer inzicht hebben gekregen in de communicatie en omgang tussen henzelf en hun kind en dat dit hen helpt bij de opvoeding van hun kind.
48
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
2.6.3 Lichte hulp NIM In Dukenburg/Lindenholt heeft de NIM in 2006 18 dossiers licht pedagogische hulp uitgevoerd, waarvan in elk geval 6 vanuit ‘Kijk op kleintjes’. In de eerste vijf maanden van 2007 zijn er bij de NIM ongeveer 25 dossiers vanuit ‘Kijk op kleintjes’ in behandeling geweest. In de pilotperiode van april 2004 tot april 2005 zijn er in Dukenburg/Lindenholt 30 dossiers lichte hulp uitgevoerd door de NIM. Op basis daarvan is de schatting gemaakt dat dit in heel Nijmegen tot een aantal van 90 hulptrajecten op jaarbasis zou kunnen uitgroeien. Op basis van de beschikbare registratiegegevens is hier geen uitspraak over te doen. NIM Maatschappelijk Werk zet lichte hulp in vanuit het reguliere werken met de extra middelen van Impuls. Deze zijn voor lichte hulp aan 0-23-jarigen, en de NIM maakt geen onderscheid in leeftijdsgroepen.
2.6.4 Tevredenheid over het aanbod lichte hulp In de vragenlijsten is aan de leidsters van de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven (zowel KION als buiten KION) voorgelegd in hoeverre zij tevreden zijn over de lichte hulp die wordt geboden door de GGD en de NIM.
Peuterspeelzaalleidsters De leidsters van de peuterspeelzalen zijn positief over beide vormen van lichte hulp. Over de lichte hulp van de NIM zijn maar 2 van de 56 leidsters ontevreden en over de lichte hulp geboden door de GGD is één leidster ontevreden en is 1 leidster zeer ontevreden. “Weinig terugkoppeling en contact (GGD)” en “het duurt over het algemeen lang voordat er iets gebeurt (NIM)”, zijn opmerkingen. Er is een grote categorie neutraal: dit is waarschijnlijk op te vatten als ‘niet van toepassing’.
Vormen lichte hulp
1 Lichte hulp GGD
3
Lichte hulp NIM
3
25
26
12
0%
20%
1
39
40%
60%
2
80%
Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden
100%
Mate van tevredenheid lichte hulp Figuur. Tevredenheid van de peuterspeelzaalleidsters over de lichte hulp van de GGD en de NIM.
Kinderdagverblijven KION Van de groepen geven veruit de meeste aan geen gebruik te maken van de lichte hulp die wordt geboden door de NIM en de GGD. 1 kinderdagverblijf geeft aan gebruik te hebben gemaakt van een vorm van lichte hulp. Deze was daar ook tevreden over.
Kinderopvang buiten KION Het is onduidelijk hoeveel kinderdagverblijven ouders hebben verwezen naar de lichte hulp van de NIM of de GGD. Van de respondenten geven er 3 aan tevreden te zijn en 5 neutraal tegenover de lichte hulp van de GGD te staan. Over de lichte hulp van de NIM zijn er
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
49
Vormen lichte hulp
2 tevreden, staan er 7 neutraal tegenover en is 1 kinderdagverblijf ontevreden. Algemene opmerkingen die gemaakt zijn: “onbekend met de mogelijkheid”, “geen ervaring mee”.
Lichte hulp GGD
3
Lichte hulp NIM
5
2
0%
7
20%
40%
Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden
1
60%
80%
100%
Mate van tevredenheid lichte hulp
Sociaal verpleegkundigen
Onderwerpen NIM
Van de sociaal verpleegkundigen hebben er 12 aangegeven wel eens te verwijzen naar de lichte hulp van de NIM, 14 verpleegkundigen hebben er geen gebruik van gemaakt. Van de 12 verpleegkundigen die er wel eens gebruik van hebben gemaakt zijn er 6 tevreden en over de samenwerking met de NIM. De andere 6 staan daar neutraal tegenover. 4 Verpleegkundigen geven aan tevreden te zijn over het aanbod van de NIM, 7 verpleegkundigen staan daar neutraal tegenover en 1 verpleegkundige is ontevreden over het aanbod.
Samenwerking met NIM (verwijslijnen)
6
Aanbod NIM
0%
6
4
20%
7
40%
60%
Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden
1
80%
100%
Mate van tevredenheid
Figuur. Tevredenheid van de sociaal verpleegkundigen over de samenwerking met en het aanbod van de NIM.
50
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
Aan de sociaal verpleegkundigen is ook gevraagd hoe tevreden zij zijn over het eigen aanbod van de GGD. Daarbij gaat het om zowel de oudergesprekken als de video-hometraining. De meeste verpleegkundigen zijn zeer tevreden of tevreden over het aanbod van de eigen instelling. Één verpleegkundige heeft aangegeven ontevreden over de oudergesprekken te zijn.
4
17
4
1
Items GGD
Oudergesprekken
Videohometraining
0%
14
20%
11
40%
60%
80%
1
Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden
100%
Mate van tevredenheid
Figuur. Tevredenheid van de sociaal verpleegkundigen over het eigen aanbod van de GGD. 2.7 Overbruggingszorg Gezinnen waarvan kinderen van 0-4 jaar in het indicatietraject voor jeugdzorg zitten of op de wachtlijst staan hebben behoefte aan ondersteuning. Leidsters in kindercentra constateren daarnaast dat ze tijdens een wachtperiode soms advies nodig hebben hoe met kind en ouders om te gaan. Een onderdeel van ‘Kijk op kleintjes’ is daarom het maken van afspraken met specialistische zorginstellingen over tussenoplossingen bij wachttijd voor jeugdzorg of tijdens het indicatietraject. Daarnaast wordt bij de GGD ook als overbruggingszorg aangeduid de contacten lichte hulp en ‘stut en steun’ die sociaal verpleegkundigen onderhouden met gezinnen in de wachttijd voor BJz. Daarom is daar een extra vraag over gesteld.
Peuterspeelzaalleidsters 43 Peuterspeelzaalleidsters hebben geen gebruik hoeven maken van een vorm van overbruggingszorg, 6 leidsters 1 keer en 6 leidsters meer dan 1 keer. In onderstaande tabellen is de mening van de peuterspeelzaalleidsters weergegeven over de duidelijkheid van het aanbod en de kwaliteit van de overbruggingszorg. Hierbij is een splitsing gemaakt naar hoe vaak de leidsters de overbruggingszorg hebben gebruikt.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
51
Duidelijkheid aanbod naar gebruik overbruggingszorg Zeer tevreden
Tevreden
Neutraal
Ontevreden
Zeer ontevreden
Niet 1 keer
0 2
5 1
35 2
3 1
0 0
Meer dan 1 keer
0
3
3
0
0
N.B. de antwoordoptie ‘neutraal’ moet hier gelezen worden als ‘niet van toepassing’.
Over de duidelijkheid van het aanbod is door een van de peuterspeelzalen de opmerking gemaakt dat het over het algemeen lastig tot niet lukt om een overbruggingshulp te krijgen. Een verlenging van peuterspeelzaaltijd is wel mogelijk. Kwaliteit overbruggingszorg naar gebruik overbruggingszorg Tevreden
Neutraal
Ontevreden
Niet
Zeer tevreden 0
4
39
0
Zeer ontevreden 0
1 keer
1
3
2
0
0
Meer dan 1 keer
0
3
2
1
0
N.B. de antwoordoptie ‘neutraal’ moet hier gelezen worden als ‘niet van toepassing’.
Kinderdagverblijven KION Er zijn 2 respondenten die hebben aangegeven meer dan 1 keer gebruik te hebben gemaakt van de overbruggingszorg. De rest van de groepen heeft geen gebruik gemaakt van de overbruggingszorg. De kinderdagverblijven die deze vraag hebben ingevuld zijn wel tevreden over zowel de duidelijkheid van het aanbod alsook de kwaliteit van de overbruggingszorg.
Sociaal verpleegkundigen
Typen overbruggingszorg
De overbruggingszorg via de GGD zelf wordt veel meer ingezet dan de overbruggingszorg die met specialistische instellingen is afgesproken. 9 van de sociaal verpleegkundigen heeft de overbruggingszorg via de GGD 1 of 2 keer ingezet, 5 respondenten 3 tot 5 keer en 2 verpleegkundigen hebben het meer dan 5 keer gebruikt.
Overbruggingszorg KOK
Overbruggingszorg GGD
0%
15
7
2 1 Niet 1 of 2 keer 3 tot 5 keer Meer dan 5 keer
9
20%
9
40%
60%
5
2
80%
100%
Mate van gebruik Figuur. Sociaal verpleegkundigen en het gebruik van overbruggingszorg door GGD en ‘Kijk op kleintjes’.
De meeste verpleegkundige zijn tevreden over het aanbod of staan er neutraal tegenover. 5 verpleegkundigen zijn ontevreden of zelfs zeer ontevreden. Deze gebruiken de overbruggingszorg dan ook niet of nauwelijks. De sociaal verpleegkundigen merken met
52
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
Items overbruggingszorg
betrekking tot de duidelijkheid in het aanbod op dat ze het idee hebben dat ‘de bal’ regelmatig richting de GGD wordt gespeeld onder andere omdat organisaties niet weten dat ze zelf ook overbruggingszorg moeten bieden. Ook over de kwaliteit zijn de meeste verpleegkundigen tevreden of hebben ze een neutrale mening. 3 Personen zijn ontevreden of zelfs zeer ontevreden. Over de kwaliteit wordt opgemerkt dat overbruggingszorg “echt als een lapmiddel wordt gezien voor de enorme wachtlijsten bij zowel de jeugdzorg als het NIM”.
Duidelijkheid aanbod
8
Kwaliteit overbruggingszorg
10
10
0%
20%
3
8
40%
60%
2
1 2
80%
Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden
100%
Mate van tevredenheid overbruggingszorg
Figuur. Sociaal verpleegkundigen en de tevredenheid over kwaliteit en het aanbod van de overbruggingszorg
2.8 Opvoedingsondersteuning In ‘Kijk op kleintjes’ worden ouders niet alleen individueel ondersteund, maar er is ook een groepsgericht aanbod van thema-koffie-ochtenden en cursussen. Dit werd uitgevoerd door de welzijnsorganisatie Tandem en de GGD. Het doel van opvoedingsondersteuning is dat de opvoedingscompetenties van ouders worden vergroot. Tevens worden ouders via dit aanbod toegeleid naar andere activiteiten in de wijk die de opvoeding gunstig kunnen beïnvloeden. De groepsbijeenkomsten van Tandem worden niet op alle kindercentra aangeboden en niet voor alle ouders. Dit aanbod is bedoeld voor ouders die te maken hebben met omstandigheden die hun opvoedingstaak kunnen bemoeilijken. Het aanbod van de GGD is voor alle ouders. Thema-koffie-ochtenden Tandem Er zijn bijeenkomsten op 13 speelzalen en drie kinderdagverblijven van KION geweest. Het gaat hierbij om kindercentra waar meer dan 45% van de kinderen valt onder de noemer van risicokinderen. De themabijeenkomsten over opvoeding en ontwikkeling van kinderen in de peuterleeftijd worden verzorgd door een medewerkster van Tandem in nauwe samenwerking met de leidsters. In mei 2007 hebben Tandem en KION een eigen evaluatie van de bijeenkomsten uitgevoerd.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
53
Uitkomsten themabijeenkomsten Er zijn 46 bijeenkomsten geweest (N.B. van 5 locaties zijn deze aantallen onbekend) tot de evaluatie in mei. Dit aantal blijft ver achter bij het afgesproken aantal. Een van de redenen daarvoor is de latere start. Er zijn bij de themakoffie-uurtjes 314 ouders bereikt (schouwburgtelling, N.B. gegevens van 2 speelzalen ontbreken). De gemiddelde opkomst is 6 ouders per bijeenkomst. De gemiddelde opkomst in percentages is 45% (van de uitgenodigde ouders). De opkomst op de bijeenkomsten is zeer wisselend en hangt met een aantal factoren samen die niet altijd te veranderen zijn. Een daarvan is de taal: als ouders verschillende talen spreken is de uitwisseling minder. Opvangmogelijkheden voor kinderen die met ouders meekomen zou de opkomst verhogen. Leidsters zijn op de hoogte van en zijn het eens met de doelstelling van de themakoffie-uurtjes. Door de geringe deelname van ouders worden de doelen volgens sommige leidsters niet gehaald. Anderen geven aan dat ouders wel goed bereikt worden, of dat ook bij geringe deelname men wat de doelen betreft op de goede weg is: “Soms bereik je met minder ouders meer dan met een grote groep”. Als resultaat wordt genoemd dat ouders komen tot onderlinge uitwisseling, en dat zij open staan voor informatie. De kosten (tijd en geld, KION) van de organisatie lopen erg op: uitnodigingen, ruimte, koffie/thee. De Tandemmedewerkers geven aan dat de doelen m.b.t. het toeleiden naar preventieve voor- en vroegschoolse activiteiten en het signaleren van individuele opvoedingsproblemen onvoldoende behaald worden. Zowel de medewerkers van KION als van Tandem zien meerwaarde in de samenwerking en vinden het zeer wenselijk tot noodzakelijk dat leidsters betrokken zijn bij de voorbereiding en uitvoering van de bijeenkomsten. Er is nog onvoldoende afstemming van alle activiteiten op wijkniveau, soms worden ouders zelfs overvraagd. Met name binnen de Open-wijk-scholen zijn er veel activiteiten waar ouders bij betrokken worden. Ook is er nog weinig afstemming tussen de themakoffie-uurtjes en de bijeenkomsten die de GGD verzorgt. In een van de pilots van Regie van de Zorg wordt hier aandacht aan besteed. Men wil op wijkniveau bepalen wat het meest passende aanbod is: maatwerk.
Aanbod speciale groepen Tandem Er is voor zes groepen verdeeld over zes wijken een specifiek aanbod groepsgerichte opvoedingsondersteuning uitgevoerd. Stadsdeel Doelgroep Dukenburg Somalische ouders Hatert/stedelijk Ouders met psychiatrische problemen i.s.m. GGZ Willemskwartier Ouders uit Sierra Leone Lindenholt Ouders uit Afrikaanse landen Nieuw-West Ouders uit Afrikaanse landen w.o. Marokko Oud-West Alleenstaande ouders De meeste groepen gingen in 2007 van start na een fase van onderzoek en ontwikkeling. Het bereik was wisselend. Er is een hele grote groep ouders uit Sierra Leone bereikt en een kleine groep ouders met psychiatrische problemen. De algemene conclusie is dat de meeste ouders die zijn bereikt eigenlijk andere behoeften hebben dan het groepsgerichte aanbod opvoedingsondersteuning dat ‘Kijk op kleintjes’ biedt. Zo is er veel behoefte aan individueel contact en ondersteuning.
54
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
Het gaat om de volgende zaken: Nederlandse taalles (m.n. ouders uit Afrikaanse landen); Gezelligheid, ontmoeting (m.n. ouders uit Sierra Leone); Ondersteuning bij financiële problemen; Kinderoppas; Ontplooiing door opleiding en scholing; Herintreden in het arbeidsproces (alleen staande ouders voelen zich hierdoor onder druk staan). De prioriteiten van deze ouders liggen ergens anders. Uitzondering hierop lijkt de groep ouders met psychiatrische problemen.
Aanbod groepsbijeenkomsten GGD In 2006 is gepland dat sociaal verpleegkundigen aan 6 thema-koffieochtenden op kindercentra een bijdrage zouden leveren. Al snel bleek hierbij dat deze formule weinig meerwaarde bood voor de sociaal verpleegkundigen. Zij vonden de opkomst onvoldoende en konden hun informatie niet goed kwijt. Daarop is besloten om een eigen aanbod van 8 themabijeenkomsten in te zetten, verspreid over heel Nijmegen. Daarvan zijn er 7 uitgevoerd. Het aantal deelnemers varieerde van 5 tot 12 personen per bijeenkomst. Over het algemeen waren ouders en medewerkers tevreden. De laatste geplande bijeenkomst is komen te vervallen omdat er een vergissing plaatsvond in de gekozen route voor de werving. In de periode tussen 1 januari en 1 mei 2007 waren 11 themabijeenkomsten voor ouders van kinderen van 0-4 jaar gepland. Hiervan zijn er uiteindelijk 9 gegeven. Twee avonden zijn wegens gebrek aan belangstelling niet door gegaan (in Oosterhout en West). De opkomst op de overige 9 avonden is erg wisselend geweest. Op 1 avond (in Hatert) zijn er 25 ouders geweest. In Nijmegen Noord/Oost is ook twee maal een grote groep ouders geweest. Op andere avonden varieerde de opkomst tussen 4, 5 en 6 ouders. De medewerkers zijn enthousiast over deze bijeenkomsten, ook als de opkomst niet zo groot is. Ouders die geweest zijn, geven aan het zinvol te vinden en vragen vaak om meer bijeenkomsten. Op sommige plaatsen (West) is de GGD in gesprek met Tandem en de peuterspeelzalen om het aanbod voor ouders meer op elkaar af te stemmen. In Nijmegen Zuid worden er momenteel initiatieven genomen om te kijken in hoeverre de themabijeenkomsten gekoppeld kunnen worden aan de ouderavond op de peuterspeelzaal. Daarnaast wordt er nagedacht over het starten met themabijeenkomsten voor ouders met eerste kinderen in de leeftijd van 0-6 maanden. In het verleden zijn hier positieve ervaringen mee opgedaan.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
55
Evaluatie peuterspeelzaalleidsters
Activiteiten Tandem
Van de respondenten is uiteraard niet iedereen bekend met de thema-koffie-ochtenden en het aanbod voor speciale groepen van Tandem. Uit de evaluatie blijkt dat 20 van de 58 peuterspeelzaalleidsters daadwerkelijk het aanbod van activiteiten voor speciale groepen kent en dat 38 leidsters de thema-koffie-ochtenden van Tandem kennen.
Activiteiten speciale groepen
20
35 Ja Nee
Themakoffieochtenden
38
0%
20%
40%
18
60%
80%
100%
Mate van bekendheid met activiteiten Figuur. Peuterspeelzaalleidsters en hun bekendheid met de activiteiten van Tandem
De peuterspeelzaalleidsters die de activiteiten voor speciale groepen kennen zijn daar (zeer) tevreden over of staan er neutraal tegenover. 1 Leidsters is ontevreden over de activiteiten. Van de leidsters die de themakoffieochtenden kennen, zijn de meeste tevreden hierover. Toch geven 8 leidsters aan ontevreden over de koffieochtenden te zijn. Algemene opmerkingen die er over worden geplaatst is dat de inzet van Tandem op zich prima is, maar dat er door ouders nauwelijks gebruik van wordt gemaakt.
Kinderdagverblijven KION Van de 45 groepen hebben er 6 aangegeven bekend te zijn met de activiteiten voor speciale groepen en 8 groepen zijn bekend met de thema-koffie-ochtenden. Van de groepen die bekend zijn met de speciale groepen zijn er 3 (zeer) tevreden en staan er 3 neutraal tegenover deze activiteiten. Van de groepen die bekend zijn met de themakoffieochtenden zijn er 5 (zeer) tevreden, staat er 1 neutraal tegenover en is 1 groep ontevreden over deze activiteit.
Kinderopvang buiten KION Van de kinderdagverblijven zijn er 3 die de activiteiten voor speciale groepen kennen en 4 die de thema-koffie-ochtenden kennen. De overige kinderdagverblijven hebben aangegeven de activiteiten van Tandem niet te kennen. De kinderdagverblijven die de activiteiten kennen zijn daar tevreden over of staan er neutraal tegenover.
Sociaal verpleegkundigen De meeste sociaal verpleegkundigen zijn wel bekend met de thema-koffie-ochtenden van Tandem (19 verpleegkundigen) en de themabijeenkomsten van de GGD zelf (18 verpleegkundigen). Het aanbod voor specifieke groepen ouders is wat minder bekend. 10 verpleegkundigen zijn bekend met dit aanbod. Van de respondenten die de thema-koffie-ochtenden van Tandem kennen zijn er 5 tevreden en hebben er 12 een neutrale reactie gegeven. 2 verpleegkundigen zijn ontevreden over dit aanbod. Het aanbod van themabijeenkomsten door de GGD wordt heel wisselend gewaardeerd. Van de
56
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
Activiteiten Tandem GGD
verpleegkundigen zijn er 7 tevreden over het aanbod, hebben er 5 neutraal gereageerd en zijn er 6 ontevreden. Tegenover het aanbod voor specifieke groepen ouders staan de meeste verpleegkundigen neutraal. Een aantal redenen voor de ontevredenheid over de themabijeenkomsten van de GGD zijn dat de communicatie niet goed verloopt zodat de werving niet goed tot stand komt, de gekozen vorm trekt te weinig deelnemers, er zit te veel overlap met Tandem (teveel van het goede).
Groepsaanbod specifieke groepen ouders Tandem
2
7
1 Zeer tevreden Tevreden
Themabijeenkomsten GGD
7
5
6
Neutraal Ontevreden
Themakoffieochtenden Tandem
5
0%
12
20%
40%
2
60%
80%
Zeer ontevreden
100%
Mate van tevredenheid Figuur. Sociaal verpleegkundigen en hun tevredenheid over de activiteiten van Tandem en de GGD zelf.
2.9 Handboek In het handboek van ‘Kijk op kleintjes’ is de werkwijze die wordt gebruikt voor het signaleren, verwijzen en hulpverlenen aan kinderen tussen de 0 en 4 jaar vastgelegd. Leidsters van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, sociaal verpleegkundigen en leden van de zorgteams 04 kunnen in dit handboek alle afspraken en richtlijnen opzoeken en er formulieren uit gebruiken. Er is zowel een papieren versie als een digitale versie van het handboek beschikbaar.
Peuterspeelzaalleidsters 13 Peuterspeelzaalleidsters gebruiken het digitale handboek vaak, regelmatig of incidenteel. De meeste leidsters gebruiken het digitale handboek niet. Het papieren handboek wordt wel veel vaker gebruikt. 10 peuterspeelzalen gebruikten het papieren handboek vaak of regelmatig en 40 peuterspeelzalen gebruiken het incidenteel. 5 van hen gebruiken het papieren handboek niet. Geen van de leidsters die het handboek gebruikt (zowel het papieren als het digitale handboek) heeft een negatief oordeel over het handboek.
Type handboek
11 D ig it a le h a n d b o e k
P a p ie r e n ha ndboek
11
42 Va a k R e g e lm a t ig I n c id e n t e e l N ie t
3
0%
7
40
20%
40%
60%
5
80%
100%
M a t e v a n g e b r u ik h a n d b o e k e n
Figuur. Peuterspeelzaalleidsters en het gebruik van de handboeken
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
57
Kinderdagverblijven KION Van de 45 groepen geven er 24 aan dat het handboek gebruikt wordt en 12 groepen gebruiken het handboek niet. Van de 24 groepen die het handboek gebruiken geven 23 groepen de voorkeur aan het papieren handboek. Van de groepen die antwoord hebben gegeven op deze vraag is niemand (zeer) ontevreden. De meeste respondenten zijn tevreden.
Kinderdagverblijven buiten KION Van de kinderdagverblijven die niet onder KION vallen gebruiken er maar zeer weinig het digitale handboek. 1 respondent geeft aan het incidenteel te gebruiken. De overige kinderdagverblijven gebruiken het niet. Het papieren handboek is populairder. 4 kinderdagverblijven geven aan het handboek regelmatig te gebruiken en twee kinderdagverblijven gebruiken het incidenteel. 2 van hen gebruiken het papieren handboek (ook) niet. De respondent die het digitale handboek incidenteel gebruik staat hier neutraal tegenover. De respondenten die het papieren handboek regelmatig gebruiken zijn zeer tevreden of tevreden hierover. De kinderdagverblijven die het handboek incidenteel gebruiken zijn over het algemeen tevreden. 1 kinderdagverblijf is zeer ontevreden. Uit de open opmerkingen die bij deze vraag zijn gemaakt blijkt dat niet iedereen op de hoogte is van het bestaan van het digitale handboek.
Sociaal verpleegkundigen Het digitale handboek wordt maar door 1 van de verpleegkundigen regelmatig gebruikt en door 5 verpleegkundigen incidenteel. De meeste verpleegkundigen gebruik het digitale handboek niet. Het papieren handboek wordt wel vaker gebruikt. 4 van de verpleegkundige gebruiken het regelmatig en 17 gebruiken het handboek incidenteel. 3 van de verpleegkundigen gebruiken het papieren handboek niet. De verpleegkundigen die het digitale handboek regelmatig of incidenteel gebruiken zijn zeer tevreden, tevreden of neutraal over het handboek. De mensen die het papieren handboek regelmatige of incidenteel gebruiken zijn dat over het algemeen ook. Één van de respondenten die het handboek regelmatig gebruikt is ontevreden.
Type handboek
1 Digitale handboek
Papieren handboek
0%
5
18 Vaak Regelmatig Incidenteel Niet
4
17
20%
40%
3
60%
80%
100%
Mate van gebruik handboeken Figuur. Sociaal verpleegkundigen en het gebruik van de handboeken
58
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
2.10 Waardering ‘Kijk op kleintjes’ In de vragenlijsten is een vraag opgenomen over de mate waarin het project ‘Kijk op kleintjes’ de sociaal verpleegkundigen, de leidsters van de peuterspeelzalen en de leidsters van de kinderdagverblijven heeft geholpen bij het signaleren en omgaan met (zorg)signalen.
Sociaal verpleegkundigen De sociaal verpleegkundigen waarderen over het algemeen de verschillende activiteiten die vallen onder ‘Kijk op kleintjes’. Er zijn ook kritische noten. Één van hen vindt dat de activiteiten in het kader van verwijzen geen meerwaarde hebben. Datzelfde geldt voor de toeleiding naar hulp. De activiteiten die vallen onder bewaking van het zorgtraject worden het minst positief beoordeeld. Hier zien 2 sociaal verpleegkundigen geen meerwaarde in.
Activiteiten Kijk op Kleintjes
Bewaking zorgtraject
10
Toeleiding naar hulp
12
15
Verwijzen
2
8
1
18
Keuze inzet oplossing
5
17
0%
20%
Ja Een beetje Nee
7
16
Signaleren
1
8 40%
60%
80%
100%
Mate van ervaren meerwaarde Figuur. Sociaal verpleegkundigen over de waardering van de activiteiten van ‘Kijk op kleintjes’.
Toen in 2005 in de pilotwijken Dukenburg en Lindenholt werd geëvalueerd kwam naar voren dat de sociaal verpleegkundigen het meest behoefte aan ondersteuning bij bewaking van het zorgtraject en keuze voor inzet oplossingen hadden. We zien nu dat de sociaal verpleegkundigen ook de activiteiten op het gebied van signaleren en verwijzen waarderen. Hoewel een van hen opmerkt dat signaleren “iets is wat je zelf doet en bij twijfel met collega/arts overlegt”. De sociaal verpleegkundigen waarderen in deze evaluatie de activiteiten rondom bewaking van het zorgtraject minder. Een opmerking is dat hier geen duidelijke afspraken over gemaakt zijn.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
59
Peuterspeelzaalleidsters De peuterspeelzaalleidsters waarderen over het algemeen de activiteiten signaleren en keuze inzet oplossing het meest. Over de activiteiten rondom verwijzing, toeleiding naar hulp en bewaking zorgtraject zijn de leidsters iets minder positief. 14 Leidsters ervaren bijvoorbeeld geen meerwaarde in de activiteiten rondom verwijzing.
Activiteiten Kijk op Kleintjes
Bewaking zorgtraject
30
Toeleiding naar hulp
16
35
10
9
12 Ja
33
Verwijzen
9
14
Een beetje Nee
Keuze inzet oplossing
37
Signaleren
13
41
0%
20%
40%
6
13
60%
80%
2
100%
Mate van ervaren meerwaarde Figuur. Leidsters van peuterspeelzalen over de waardering van de activiteiten van ‘Kijk op kleintjes’.
Deze resultaten vragen nog wel wat toelichting. In de wijken Oost, Centrum en Noord was geen samenwerking, en is men erg blij met ‘Kijk op kleintjes’. In andere wijken zoals in West waren veel leidsters gewend om zelf de verwijzingen te doen. Zij zien nu dat dit overgenomen wordt door de zorgcoördinator. Het vertrouwen dat de zorgcoördinator dit goed aanpakt moet soms nog groeien en kost dus tijd. Meer terugkoppeling van resultaten door de zorgcoördinatoren kan hier bij helpen.
Kinderdagverblijven KION De kinderdagverblijven zijn verdeeld. Ongeveer de helft van de groepen vindt dat de activiteiten hen wel geholpen hebben. Verder geven op alle aspecten steeds 1,2 of 3 groepen aan een beetje meerwaarde te ervaren. De overige groepen zien geen meerwaarde in de activiteiten die vallen onder ‘Kijk op kleintjes’. Uit de evaluatie die werd gehouden in de pilotwijken Dukenburg en Lindenholt (2005) bleek dat de kindercentra toen vooral meerwaarde zagen in de ondersteuning in het signaleren en verwijzen en dat men minder behoefte had aan de andere activiteiten. Nu zien we dat aan alle activiteiten ongeveer evenveel gewaardeerd worden.
60
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
Activiteiten Kijk op Kleintjes
Bewaking zorgtraject
11
Toeleiding naar hulp
12
Verwijzen
1
10
2
10
13
Keuze inzet oplossing
13
Signaleren
13
0%
20%
1
3
9
3 40%
Ja Een beetje Nee
9
8
60%
80%
100%
Mate van ervaren meerwaarde Figuur. Kinderdagverblijven KION over de waardering van de activiteiten van ‘Kijk op kleintjes’.
Kinderdagverblijven buiten KION De kinderdagverblijven buiten KION zijn eveneens verdeeld over de betekenis van de activiteiten in het kader van ‘Kijk op kleintjes’. In onderstaande grafiek is te zien dat steeds iets meer dan de helft van de kinderdagverblijven (een beetje) de meerwaarde van de activiteiten signaleren, keuze inzet oplossing, verwijzen, toeleiding naar hulp en bewaking zorgtraject ervaart. De overige kinderdagverblijven hebben aangegeven dat zij dit niet ervaren.
Activiteiten Kijk op Kleintjes
Bewaking zorgtraject
6
Toeleiding naar hulp
5
5
7
1
6
Signaleren 0%
6
3
Verwijzen
Keuze inzet oplossing
1
1
5
7 20%
2 40%
Ja Een beetje Nee
5
60%
4 80%
100%
Mate van ervaren meerwaarde Figuur. Kinderdagverblijven buiten KION over de waardering van de activiteiten van ‘Kijk op kleintjes’.
2.11 Samenwerkingsafspraken ‘Kijk op kleintjes’ met huisartsen Met de huisartsen zijn een aantal afspraken gemaakt over de uitwisseling van informatie. In Dukenburg/ Lindenholt zijn deze uitgeprobeerd. Tussen de GGD en huisartsen waren al bestaande afspraken b.v. over verwijsbrieven, deze zijn in ‘Kijk op kleintjes’ meegenomen. Nieuw zijn de afspraken tussen huisartsen en zorgcoördinatoren van ‘Kijk op kleintjes’.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
61
Doel is dat de informatie optimaal bij elkaar komt ten behoeve van betere zorg. De huisarts moet van tevoren horen dat een patiënt wordt besproken in het zorgteam, en kan dan informatie geven of zelfs op de vrije stoel in het zorgteam plaatsnemen. Ook kan informatie van de huisarts soms juist zorgen dat het niet meer nodig is om het kind in het zorgteam in te brengen, omdat er al een traject loopt. Dit alles kan alleen als de akkoordverklaring door ouders is ondertekend, ook het onderdeel toestemming voor informatie-uitwisseling met de huisarts. En deze afspraken zijn alleen haalbaar voor de zorgcoördinatoren als bekend is hoe de huisarts bereikt kan worden, en als de akkoordverklaring bijtijds is ingeleverd. Dit kan nu voor heel Nijmegen worden afgesproken. Er moeten adreslijsten worden uitgewisseld en bijgehouden. Voor de GGD en de zorgcoördinatoren (binnen een organisatie) is dat niet lastig, maar voor de huisartsen wel. Dit loopt dan via de hagro’s. Er zijn nog enkele punten waar aandacht voor moet zijn: de bereikbaarheid van partijen over en weer; de privacy bij uitwisseling via e-mail; de implementatie bij leidsters waar het gaat om het goed omgaan met de akkoordverklaring.
62
Evaluatie Kijk op kleintjes
Spectrum CMO
Bijlage 2.1 Aan de leidsters van de peuterspeelzalen is gevraagd wat de opbrengst van de bijdrage van de GGD is. Hieronder staan de opmerkingen die onder ‘anders’ zijn gemaakt. Opmerkingen ‘anders’: Bij onzekerheden sta je samen en kan je evt. bevestiging vragen. Ik heb daar nog niets van gemerkt. Bij een probleemgezin, had de consultatie verpleegkundige videohome training voorgesteld en daar was de moeder niet van gediend. We hebben dit van de moeder gehoord. Ik mis wel het directe contact met de sociaal verpleegkundige. Vooral bij kinderen met een aandachtspunt, voor mij dan niet direct een zorgkind. Kinderen worden beter geholpen, maar gaat van hieruit vaak naar het zorgteam. Logopedie geeft ouders en leidsters tips. Nog geen ervaring mee. Nog geen gebruik van gemaakt maar het lijkt mij erg fijn. Ondersteuning bij oplossing problematiek en duidelijk advies. Op huidige manier te weinig. Overleg heeft zeker zijn voordeel bij signalering of twijfels. Wat consultatiebureau betreft: direct contact heeft veel toegevoegde waarde. We hebben alleen af en toe telefonisch contact met het consultatiebureau en die samenwerking verloopt soepel. We werken weinig met GGD maar dit doen we via zorgcoördinator. Wij hadden al een goede band met het consultatiebureau. Wij hebben een heel kort lijntje met de verpleegkundige en dat zorgt voor een goede doorloop als er een probleem is zij of wij pakken het dan snel op. Erg prettig. Wij hebben nauwelijks samenwerking met de GGD.
Spectrum CMO
Evaluatie Kijk op kleintjes
63