Eigen onderzoek, lab, Hoe hebben sprookjes en fantasieverhalen invloed op de mentale ontwikkeling van een kind?
Hoe kwam ik bij het onderwerp?
Ik was aan het zoeken naar een onderwerp en transformatie was mijn eerst idee, ik kwam daar niet heel veel verder mee en liep vast. Ik ging verder nadenken en kwam ik op fantasie, daar koppelde ik kinderen een sprookjes aan maar nog steeds wist ik niet goed wat ik er nou mee moest en wist niet wat ik daar over wou vertellen. Toen dat ik met Sander en andere mensen het er over gepraat had is de koppeling van de twee onderwerpen ontstaan. Hoe sprookjes en fantasieverhalen helpen bij de opgroei (transformatie) van een kind?
Onderzoek: Veel kinderen hebben een groot voorbeeld en of bewonderen iemand of personage. Bij veel kinderen is dat iemand uit een sprookje of een fantasieverhaal, een mooie prinses die in een groot kasteel woont met mooi lang haar of een stoere ridder met een groot zwaard die de draak verslaat. Kinderen vergelijken zichzelf met de sprookjes figuren en ze spelen ze na, ze kruipen in het sprookje, ben je een kind die erg gevoelig is en snel blauwen plekken heeft en je het sprookje van de prinses op de erwt kent gaat je fantaseren over dat jij die prinses bent. Is een kind helemaal gek van het sprookje Doornroosje, dan speelt ze dat ze zich ook prikt aan een spinnenwiel en valt ze in een versnelde slaap net als de prinses uit het sprookje. Een kind leert abstracte dingen te begrijpen als hij of zij ongeveer drie jaar is. Hij of zij begint dingen die niet echt zijn interessant te vinden, zo ontwikkeld het kind om z’n fantasie te gebruiken. Ze gaan fantasiespelletjes spelen, ze gebruiken de afstandsbediening als telefoon om met iemand die niet bestaat te bellen en die niks terug zegt maar het kind kan hele gesprekken voeren met hun zelf bedachte gesprek partner. Van gras, zand en water maken ze de lekkerste soep die ze voorschotelen aan hun ouders, die het dan moeten proeven omdat het in hun spel een echte soep is. Door de zelf gemaakte spelletjes en het vertellen van hun zelf bedachte verhaaltjes leren ze te ‘doen als of’. Voor de ontwikkeling van een is belangrijk om mee te spelen en zo’n fantasie niet kapot te maken, het is net zo belangrijk als leren schrijven en rekenen. Door dat een kind nog zo’n grote fantasie heeft en de gedachtes nog niet zo realistisch ontwikkeld zijn kunnen kinderen nog zo goed mee gaan in een sprookjes en snappen het zonder te denken dat het allemaal niet echt is. Ze gaan er op een natuurlijke manier in mee. Hier door sluit de sprookjeswereld heel goed aan op het denken van een kind waardoor ze via sprookjes dingen kunnen leren. Ze kijken er naar als een vermaak net als volwassenen kijken naar een documentaire maar een kind leert net zo veel van sprookjes als volwassenen van een documentaire. Elk sprookjes figuur heeft een karakter eigenschap die sterk overheerst bijvoorbeeld behulpzaamheid, door dat een kind kijkt of luistert naar het verhaal leeft hij of zij mee met de personage en leren ze onbewust dat ze ook behulpzaam moeten zijn. Ze zien hoe een sprookjes figuur door anderen te helpen van het kwade wint en een beter mens word. Zo heeft elk personage uit een sprookje een verschillend overheersend karakter eigenschap om zo te laten zie waarom zo’n eigenschap goed is om te hebben en niet het tegenovergestelde. In sprookjes en verhalen komen er vaak karakter eigenschappen voor die elkaar spiegelen, dus verschillende personen in een verhaal die tegen over elkaar staan. Je heb vaak de goede en de slechte, mooi en lelijk, lui en actief, iemand die veel aan andere denkt en iemand die alleen aan zich zelf denkt, liefde en haat, schoonheid en lelijkheid etc. Om te laten zien aan het kind dat een mens beter is als hij of zij de goede eigenschappen heeft wint goed altijd van slecht. Sprookjes lopen vaak goed af na dat goed een strijd heeft gehad met het kwaad hierdoor geeft het het kind een boodschap mee dat moeilijke dingen in het leven te over winnen zijn. In sprookjes zit duidelijk de les om kinderen te helpen hoe van problemen weg te blijven of van af te komen. Ze laten zien dat er altijd een uit weg is en het goed kan komen. Sprookjes hebben voor kinderen een therapeutische werking als ze zelf instaat zijn de oplossing te vinden, de sprookjes zijn een duwtje in de rug die af en toe nodig is. Een kind heeft het nodig om eerst door middel van tastbare dingen op een spelende manier orde te kunnen krijgen en vertrouwen te hebben in zichzelf en niet door regeltjes in een hokje geplaatst te worden. Als een kind door die ontwikkeling heen is, is hij of zij klaar om met meer realistische dingen te beginnen en met de regeltjes van het leven te leren omgaan. Door dat je eerst kan kijken naar een pompoen die verandert in een koets en daar bij niet bedenkt dat het helemaal niet kan en daarna bij de leeftijd van ongeveer tien de echte realiteit in
begint te wandelen en uit die fantasie wereld langzaam wakker word, dan leer je als je ouder bent dingen beter te kunnen vergelijken en dan natuurlijk niet fantasie vergelijken met de realiteit maar wel beter kan inschatten of iets wel of niet mogelijk is in het leven. Als een kind opgroeit zonder fantasie verhalen en nooit heeft leren te dromen en dingen te bedenken die niet echt kunnen maar meteen heeft geleerd realistisch te denken groeit hij of zij op als iemand met minder inlevingsgevoel en heeft belangrijke lessen die een kind worden aangereikt door sprookjes gemist. Ik denk dat als je wel een opgroei met veel fantasieverhalen en sprookjes heb gehad dat je dan sterker in je schoenen kan staan en realistisch mens bent, goed kunt vergelijken en ook kan blijven dromen en je die dromen op een realistische manier kan waar maken. Ook denk ik dat je meer kan mee leven met andere mensen en je jezelf een stuk beter kan begrijpen. Door middel van de sprookjes en verhalen heb je een grotere ontwikkeling gehad als kind/mens.
Conclusie: Hoe helpen sprookjes en fantasieverhalen bij de mentale opgroei van een kind? Als kind leer je er van om/dat/hoe: -‐ wat goed en kwaad is te onderscheiden van elkaar. -‐ Goede eigenschappen te ontwikkelen. -‐ Je meer kan bereiken door het goede te doen/zijn. -‐ Je met problemen om kan gaan. -‐ Te geloven dat het goed komt. -‐ Te durven dromen Wat neem je mee van wat je geleerd heb als kind als je ouder word? Je kan/bent beter: -‐ Mogelijke en onmogelijke dingen vergelijken met elkaar. -‐ Omgaan met andere omdat je je eigenschappen goed ontwikkeld heb. -‐ Je dromen realiseren. -‐ Persoonlijk ontwikkeld
Double Healix: Niveau 1. Simpliciteit. Fundamentele ontwikkeling van de psyché (jeugd: 0 – 12 jaar) die onze basale behoeften omvat. Als kind worden we grotendeels bepaald door de zich manifesterende behoeften. Maar ook in de rest van ons leven sturen behoeften – en de reacties die we met het voorzien in die behoeften opriepen – mee in ons gedrag. Fase 4, Mentor, Divergentie. Innerlijk: fantasie, scheppen, leren, loskomen, spiegelen, vergelijken, spelen(as if). Uiterlijk: de Mentor wijst op unieke kwaliteiten, geeft advies en training. Symbolen: spiegel, talisman, masker, magisch zwaard. De held krijgt een nieuwe blik op de werkelijkheid en zichzelf. Meestal gebeurt dit dankzij een mentor die de held nieuwe vaardigheden aanleert, soms gebeurt het op basis van nieuwe inzichten die de held zelf verwerft. Divergentie (fase 4) – convergentie (fase 10): eenheid in verscheidenheid. De creatieve spanning die de mentor aanbrengt (fase 4), is dat hij of zij de held uit het oude denken haalt, maar daar bij geen definitieve vorm aangeeft. Die moet de held zelf in de diepste duisternis ontdekken en daarmee de weg naar het licht vinden (fase 10). De paradox daarbij is dat de mentor de held moet laten divergeren opdat deze zelf convergeert. De mentor biedt het vele opdat de held het ene passende eruit pikt. Fase 10, terugkeer naar het licht, Convergentie. Innerlijk: in je diepste wanhoop de zin van je leven (her)ontdekken en zo een weg uit de hel vinden. Uiterlijk: licht aan het eind van de tunnel, terugkeer van de mentor (of herinneringen van de belangrijkste les), laatste achtervolging. Symbolen: lichtbundel, pijl, laserstraal, eind van de tunnel. De held kan uit de duisternis worden gered door zich te concentreren op één definitieve zienswijze of focus. Veelal herinnert de held zich daarbij de belangrijkste les van een vroegere mentor. Er is licht aan het eind van de tunnel. Uitleg van de gekozen fases en niveau: Ik heb niveau 1 gekozen omdat dat in de tijd indeling valt van de leeftijden 0 tot 12 jaar en hoe de ontwikkeling dan is en die leeftijd is gelijk aan de leeftijd groep is die ik omschrijf in mijn onderzoek. Ik heb voor de fase 4 gekozen, de fase van de mentor omdat die verteld over fantasie en leren. De punten die genoemd worden in fase 4 zijn precies wat een sprookje is voor een kind. Je leert van je mentor belangrijke levens lessen en kinderen leren van sprookjes dus zijn de sprookjes en verhalen een mentor voor de kinderen. De mentor wijst op kwaliteiten, geeft advies en training. Een sprookje laat je kwaliteiten zien, geeft advies en laat zien hoe je dingen kan aanpakken. Ook de symbolen die genoemd worden bij fase 4 zijn goed te koppelen aan sprookjes zoals een spiegel die terug komt in het sprookje van sneeuwwitje, een magisch zwaard waarmee elke prins of ridder in een sprookje het kwade bestrijd. Fase 10 die tegenover fase 4 staat heb ik er ook bij gedaan omdat ik het een mooie koppeling vind om aan te geven wat gebeurt met een kind voor de sprookjes (fase 4). Ik stel me voor dat als een kind een conflict heeft en sprookjes kijk waar al eerder een overeen komend conflict in is voor gekomen, een kind door fase 10 heen kan komen door de terug keer van de mentor en de lessen die het kind er van geleerd heeft. Het conflict speelt zich dan af in de fases voor 10 maar het is wel de fase waar het uiteindelijk lukt en waar word aan gegeven dat het goed is gekomen door de mentor.
Film fragment 1: https://www.youtube.com/watch?v=mEFkxRExzHc minuut 7:50 tot 9:20. Sneeuwwitje die mee word genomen naar het bos door de jager om bloemen te plukken in opdracht van de boze koningin. De jager heeft de taak gekregen om sneeuwwitje te vermoorden en haar hart in een doosje aan de koningin te geven. Hij kan het niet, het is een te goede man om het lieve meisje die niemand kwaad zou doen te vermoorden. Hij verteld haar wat hij moest doen en geeft haar advies om weg te rennen, het bos in en nooit meer terug te komen. De jager riskeert hier door zijn eigen leven en met de hoop dat de boze koningin het gelooft geeft hij haar het hart van een dier. Hierbij is de jager de mentor van sneeuwwitje, hij geeft haar advies en laat hij een kwaliteit van hem zien om te luisteren naar zijn gevoel en haar niet te vermoorden maar te laten gaan.
Film fragment 2: https://www.youtube.com/watch?v=Gxb8uDkwboM minuut 18:20 tot 20:20. Een goede fee laat de wens van Gepetto uit komen en geeft de houten pop leven. Gepetto wenste dat zijn marionetten een echte jongen zou worden en dat zal gebeuren verteld de fee tegen Pinokkio, als hij moedig, eerlijk en niet egoïstisch zou zijn. Hij moet naar zijn geweten luisteren om uit de goede en kwade dingen te kiezen en er verschil uit te maken. Jaapie de krekel word benoemt tot het geweten van Pinokkio. Door dat Jaapie de krekel het geweten word van Pinokkio word hij ook de mentor van hem. Hij verteld Pinokkio wat goed en slecht is en leert hem wat hij wel en niet moet doen.
Verhaal fragment 3: De mooie en ijverige zus loopt onder de poort door en er valt allemaal goud over haar heen. Omdat je me zo goed geholpen heeft zegt mevrouw Holle. Ze gaat naar huis en verteld haar moeder en haar luie en lelijke zus wat ze heeft mee gemaakt. De lelijke zus moet het zelfde doen, en zo is het gegaan. Ze doet wat haar zus haar heeft verteld maar omdat zij lui is en niks doet bij mevrouw Holle krijgt de lelijke zus als ze onder de poort door loopt een laag vieze zwarte plakkerige pek over haar heen in plaats van goud. Zo zie je dat als je dat als je ijverig werkt en andere helpt je beloond word en als je dat niet doet dan word je gestraft om je een les te leren. In dit sprookje worden er twee duidelijke tegen gestelde karakter eigenschappen laten zien. Het goede word beloond en het slechte krijgt een laag pek. Daarom geef ik dit als voorbeeld dat dit sprookje een mentor is voor het kind dat er naar kijkt.