De invloed van de persoonlijkheid van moeder op de relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie
Eindscriptie Masteropleiding Psychologie Departement Psychologie en Gezondheid, Universiteit van Tilburg Track: Kind en Jeugd
Auteur: Lisanne Siebers ANR: 962655 Onderzoeksbegeleider: Janneke Maas Tweede beoordelaar: Theo Klimstra Datum: 18 - 06 - 2014 Aantal woorden: 5514 1
Samenvatting Deze longitudinale studie onderzocht de relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie bij zes maanden en de rol die de persoonlijkheid van moeder hierbij speelt. Bij een zwangerschapsduur van 26 weken vulden 290 vrouwen de vragen in van de ‘Edinburgh Depression Scale’ om de mate van depressieve symptomen tijdens de zwangerschap te bepalen. Op hetzelfde moment werd tevens de persoonlijkheid van moeder gemeten aan de hand van de ‘Quick Big Five’. De relatie tussen moeder en kind is gemeten bij zes maanden na de geboorte door de kwaliteit van de sensitiviteit van moeder richting het kind te beoordelen bij een spelsituatie, tijdens het verschonen en in een ‘face-toface’ situatie. De conclusie van deze studie is dat er geen eenduidige relatie is tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie. Deze studie heeft niet aangetoond dat persoonlijkheid van moeder een rol speelt in de relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie. Vervolgonderzoek is een vereiste om meer informatie te verkrijgen over de relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie en de mogelijke rol van de persoonlijkheid van moeder hierbij.
Sleutelwoorden: depressieve symptomen, zwangerschap, moeder-kind relatie, sensitiviteit moeder, persoonlijkheid moeder
2
Inleiding Het vormen van een veilige hechting tussen ouder en kind is een zeer belangrijke stap met betrekking tot de (sociaal-emotionele) ontwikkeling van het kind en een belangrijke voorspeller van latere relatiepatronen (Berlin, Ziv, Amaya-Jackson, & Greenberg, 2005). Een onveilige hechting tussen ouder en kind is namelijk gerelateerd aan verscheidene lichamelijke, emotionele, sociale en leerproblemen gedurende het verdere leven van het kind (Carlson, Sampson, & Sroufe, 2003). Een verzorger die responsief is op hechtingssignalen van kinderen en zijn/haar behoeften vergroot het vertrouwen van het kind met betrekking tot de beschikbaarheid van de verzorger als dat nodig is, wat karakteristiek is voor een veilige hechting. Echter, als de verzorger niet-responsief of inconsistent responsief is, wordt de ontwikkeling van een veilige hechting verstoord (Ainsworth, Blehar, Waters, & Wall, 1978). Het identificeren van vroege risicofactoren van een onveilige hechting, zou kunnen bijdragen aan het preventief tegengaan van problemen in de ouder-kind relatie (Greenberg, 2005). Één van deze belangrijke risicofactoren is depressieve symptomen bij moeder (van IJzendoorn, Schuengel, & Bakermans-Kranenburg, 1999). Wanneer er sprake is van depressieve symptomen, ervaart een persoon langer dan twee weken een gevoel van hevige neerslachtigheid en dan belemmert dit het dagelijks functioneren. Depressieve symptomen bij moeder kunnen de wisselwerking tussen moeder en kind ondermijnen, wat de ontwikkeling van een veilige hechting verstoort (Teti, Gelfand, Messinger, & Isabella, 1995). Er zijn meerdere studies gedaan naar de relatie tussen postnatale depressieve symptomen bij moeder en de moeder-kind relatie, waarbij werd gevonden dat postnatale depressieve symptomen de kwaliteit van de moeder-kind relatie verminderen (Cohn, Matias, Tronick, Connell, & Lyons-Ruth, 1986; Murray, Fiori-Cowley, Hooper, & Cooper, 1996). In vergelijking met het aantal studies dat onderzoek heeft gedaan naar de relatie tussen postnatale depressieve symptomen en de moeder-kind relatie zijn er relatief weinig studies die
3
onderzoek hebben gedaan naar depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie. In deze studie wordt daarom de relatie bestudeerd tussen depressieve symptomen bij moeder tijdens de zwangerschap en de moeder-kind interactie. Eerdere studies hebben gevonden dat 10 tot 30 procent van de vrouwen depressieve symptomen ervaart tijdens de zwangerschap (Gotlib, Whiffen, Mount, Milne, & Cordy, 1989; Kurki, Hiilesmaa, Raitasalo, Mattila, & Ylikorkala, 2002). Een recentere studie vond een percentage van 19,3 met betrekking tot het ervaren van depressieve symptomen tijdens de zwangerschap (Miyake, Tanaka, Okubo, Sasaki, & Arakawa, 2013). Als depressieve symptomen tijdens de zwangerschap van invloed zijn op de betrokkenheid van moeder bij de signalen van de baby, zou dat de ontwikkeling van de moeder-fetus relatie kunnen hinderen en daardoor de moeder-kind relaties kunnen beïnvloeden, onafhankelijk van postnatale depressieve symptomen (O’Connor, Heron, Glover, 2002). Één van de studies waarbij de relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie werd onderzocht, is gedaan door Perry, Ettinger, Mendelson, en Le (2011) waarbij werd gevonden dat depressieve symptomen tijdens het laatste trimester van de zwangerschap de sterkste voorspeller is van een mindere hechting tussen moeder en kind. Daarnaast vonden Pearson et al. (2010) dat depressieve symptomen tijdens de zwangerschap gerelateerd zijn aan kenmerkende aandachtsprocessen van het kind naar moeder vanaf de geboorte; Nietdepressieve zwangere vrouwen gaven meer aandacht aan verdrietige gezichten in vergelijking met niet-verdrietige gezichten van kinderen dan depressieve zwangere vrouwen. Ook Tharner et al. (2013) onderzochten de effecten van depressieve symptomen gedurende de zwangerschap en vlak na de geboorte op de hechting tussen moeder en kind. Er werd in tegenstelling tot de studie van Perry et al. (2011) gevonden dat depressieve symptomen voor de geboorte niet gerelateerd waren aan de hechting tussen moeder en kind als het kind veertien maanden oud is. Boyd, Zayas, en Mckee (2006) vonden net als Tharner et al. (2013)
4
dat de relatie tussen moeder en kind niet verschillend was voor depressieve dan wel nietdepressieve (zwangere) moeders. Naar aanleiding van de verschillende resultaten van bovengenoemde studies en omdat deze relatie pas enkele malen is onderzocht is het van belang de relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de relatie tussen moeder en kind verder te onderzoeken. De eerste deelvraag van dit onderzoek luidt daarom als volgt: ‘Is er een relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie bij zes maanden?’. Er wordt verwacht dat er een relatie is tussen deze constructen en dat hoe meer depressieve symptomen moeder ervaart tijdens de zwangerschap, hoe slechter de kwaliteit van de moeder-kind relatie. In dit onderzoek wordt de kwaliteit van de moeder-kind relatie bepaald door de mate van sensitiviteit van de moeder naar het kind. Met de sensitiviteit van moeder wordt de mate bedoeld waarin moeder tijdig en gepast op de signalen van haar kind reageert. Sensitieve moeders reageren snel en zorgen voor een duidelijke afstemming tussen de signalen van het kind en de reacties daarop (Leerkes, Blankson, & O'Brien, 2009). Naast de constructen ‘depressieve symptomen tijdens de zwangerschap’ en ‘moederkind relatie’, wordt in dit onderzoek nog een derde construct meegenomen; de persoonlijkheid van moeder. Dit construct wordt meegenomen wegens verschillende resultaten met betrekking tot de relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de relatie tussen moeder en kind. Persoonlijkheid zou daarom een rol kunnen spelen in deze relatie. De persoonlijkheid van moeder is gerelateerd aan de manier van opvoeden wat weer van invloed is op de moeder-kind relatie(Prinzie, Stams, Decovic, Reijntjes, & Belsky, 2009). Volgens Ramanaiah, Rielage, & Cheng (2002) kan de persoonlijkheid worden weergegeven aan de hand van vijf factoren; neuroticisme, openheid, extraversie, ordelijkheid en mildheid. Naast een relatie tussen de persoonlijkheid van moeder en de manier van opvoeden, heeft eerder onderzoek ook een relatie aangetoond tussen persoonlijkheid en depressie.
5
Akiskal, Hirschfeld, & Yerevanian (1983) waren de eerste personen die persoonlijkheid aan depressie relateerden. Er werd gesteld dat introversie een mogelijke voorspeller is van een depressie. Lee & Guajardo (2011) deden onderzoek naar de relatie tussen emotionele intensiteit en depressieve symptomen. Er werd gevonden dat een combinatie van een hoge intensiteit van negatieve emoties en een lage intensiteit van positieve emoties gerelateerd was aan het ervaren van depressieve symptomen. Meerdere onderzoeken tonen aan dat de trek 'openheid' niet gerelateerd is aan depressiviteit (Enns, Cox, & Borger, 2001; Finch & Graziano, 2001; Lozano & Johnson, 2001). Enns en Cox (1997) vonden een significante negatieve relatie tussen extraversie en depressie wat betekent dat hoe lager de score is op extraversie, hoe hoger de score op depressie is. In deze studie werd ook gevonden dat neuroticisme de sterkste voorspeller is van een depressie. Daarnaast vonden Ramanaiah, Rielage, & Cheng (2002) dat neuroticisme ook de sterkste voorspeller is van de ernst van depressieve symptomen. Chien, Ko, en Wu (2007) hebben een longitudinale studie gedaan over of het patroon van depressieve symptomen voorspelbaar is vanuit persoonlijkheidsfactoren van het vijf factoren model. Er werd gevonden dat het affectievecognitieve domein van depressie voorspeld kan worden door een hoge score op neuroticisme gecombineerd met een lage score op mildheid, extraversie en ordelijkheid. Karreman, van Assen, en Becker (2013) hadden als doel te onderzoeken in welke mate emotionele intensiteit associaties tussen de 'big five' persoonlijkheids dimensies en depressieve symptomen zou verklaren. Personen die hoger scoorden op neuroticisme ervaarden over het algemeen meer intense negatieve emoties, waardoor deze ook meer depressieve symptomen ervaarden. Personen die hoger scoorden op mildheid ervaarden minder depressieve symptomen wat indirect door een hogere intensiteit van positieve emoties te verklaren is. Naar aanleiding van de resultaten uit eerdere studies met betrekking tot de relatie tussen persoonlijkheid en depressie kunnen twee vragen worden opgesteld. Één van de vragen
6
luidt als volgt: ‘Is er een relatie tussen persoonlijkheid van moeder en depressieve symptomen tijdens de zwangerschap?’. Er wordt verwacht dat er een relatie is tussen deze twee constructen; Een hoge score op neuroticisme en een lage score op mildheid en extraversie van moeder vergroten de mate waarin moeder tijdens de zwangerschap depressieve symptomen ervaart. Als laatste wordt onderzocht of persoonlijkheid van moeder een rol speelt in de relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie. Er wordt verwacht dat de relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moederkind relatie wordt versterkt door een hoge score op neuroticisme en een lage score op mildheid en extraversie met betrekking tot de persoonlijkheid van moeder. Methode Participanten Er zijn 835 zwangere vrouwen uitgenodigd om deel te nemen aan dit onderzoek. Van deze 835 vrouwen zijn vrouwen met een laag begrip van Engels en Nederlands, vrouwen die in verwachting waren van meer dan één kind en vrouwen die meer dan twintig weken zwanger waren op het moment van deelname uitgesloten van deelname. Daarnaast zijn vrouwen uitgesloten van deelname die geen schriftelijke toestemming hebben gegeven. Oorzaken hiervoor zijn het terugtrekken van de moeder, miskraam, en moeders die niet reageerden. Dit resulteerde in 466 complete schriftelijke toestemmingen van moeders. Van de 466 moeders vulden 362 van hen vragenlijsten in, waarvan 290 ook met huisbezoeken akkoord gingen. De gemiddelde leeftijd van de moeders is 31,4 jaar met een standaarddeviatie van 4,4 jaar. 14,6% van de moeders heeft nul tot vier jaar onderwijs gehad, 25,6% heeft vijf tot acht jaar onderwijs gevolgd en 59,8% heeft negen of meer jaar onderwijs gehad. 74,4 procent van de moeders heeft een hoog opleidingsniveau.
7
Design Dit is een longitudinale studie waarbij zwangere vrouwen zijn gevolgd vanaf vijftien weken zwangerschap tot het kind zes maanden is. Deze vrouwen hebben vragenlijsten ingevuld bij een zwangerschapsduur van 26 weken. Na de geboorte is een meting gedaan bij zes maanden waarbij de moeder-kind interactie is geobserveerd in verschillende contexten in de thuissituatie gedurende ongeveer twintig minuten. Deze observaties zijn op video opgenomen. Metingen Depressieve symptomen tijdens de zwangerschap zijn gemeten bij een zwangerschapsduur van 26 weken aan de hand van de 'Edinburgh Depression Scale (EDS)' (Cox, Holden, & Sagovsky, 1987). Deze vragenlijst bestaat uit 10 items en is ontworpen om vrouwen te screenen voor symptomen van emotionele stress gedurende de zwangerschap (en de postnatale periode). Hierbij wordt gevraagd per item in te vullen welk antwoord het beste past bij hoe de persoon zich de afgelopen 7 dagen heeft gevoeld. Items die voorkomen in de vragenlijst zijn : 'I have been able to laugh and see the funny side of things.', 'I have been anxious or worried for no good reason.' en 'I have been so unhappy that I have had difficulty sleeping.'. Alle items moeten beantwoord worden aan de hand van een 4-punt Likertschaal. Enkele items zijn gehercodeerd, omdat een lage score op deze items een hogere mate van depressieve symptomen betekent. Deze vragenlijst scheidt de onderzoekspopulatie in twee groepen; degenen met depressieve symptomen en degenen zonder depressieve symptomen, onafhankelijk van de ernst. De Cronbach's alpha van de EDS in deze studie is 0,86. De interactie tussen moeder en kind is gemeten bij 6 maanden na de geboorte door de kwaliteit van de sensitiviteit van moeder richting het kind te beoordelen. De relatie tussen moeder en kind wordt gefilmd gedurende een spel tussen moeder en kind, het verschonen van kind door moeder en een 'face-to-face' situatie(Maas, Vreeswijk, & van Bakel, 2013). Om de
8
sensitiviteit van moeder te bepalen worden drie verschillende constructen bij moeder op een 7-punt Likert schaal (1= helemaal niet karakteristiek, 7= heel erg karakteristiek) beoordeeld: Allereerst wordt de 'sensitivity/responsiveness to non-distress' beoordeeld. Hierbij wordt bekeken hoe moeder het kind observeert en hoe moeder reageert op sociale gebaren, expressies en signalen van het kind. Het tweede construct dat wordt beoordeeld is 'intrusiveness'. Hiermee wordt de mate bedoeld waarin moeder overmatig controleert en overmatig betrokken is, of dat de interactie voornamelijk op moeder is gericht. Tot slot wordt het construct 'positive regard' beoordeeld. Hierbij wordt bekeken in welke mate moeder positieve gevoelens uit richting het kind, zoals liefde, respect en bewondering. Om uiteindelijk een score toe te kennen aan de sensitiviteit van moeder wordt eerst de score van het construct 'intrusiveness' gehercodeerd. Een hoge score op 'intrusiveness' betekent immers een lage mate van sensitiviteit. Vervolgens wordt de gehercodeerde score van 'intrusiveness' opgeteld bij de scores van de constructen 'sensitivity/responsiveness to non-distress' en 'positive regard'. Het getal dat hieruit naar voren komt, geeft de sensitiviteit van moeder weer. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat de sensitiviteit van moeder bij 6 maanden over een goede interne consistentie beschikt met een Cronbach’s alpha van 0,75(NICHD, 1999). De persoonlijkheid van moeder is gemeten bij een zwangerschapsduur van 26 weken aan de hand van de 'Quick Big Five (QBF)' (Vermulst & Gerris, 2005). Deze vragenlijst bestaat uit 30 stellingen met een 7-punt Likertschaal (1= helemaal niet van toepassing op mij, 7= helemaal van toepassing op mij). De QBF meet de ‘Big Five’ persoonlijkheidstrekken: neuroticisme, openheid, extraversie, ordelijkheid en mildheid. Op elke trek zijn zes items uit de vragenlijst van toepassing. Een aantal items zijn gehercodeerd, omdat een lage score op deze items een hoge score op de trek betekent. Neuroticisme geeft de emotionele stabiliteit van een persoon weer. Een item dat bij deze schaal hoort, heeft betrekking op de mate van angst die wordt ervaren. De Cronbach's alpha van deze schaal bedraagt in deze studie 0,84.
9
Met de trek openheid wordt bedoeld in welke mate een persoon open staat voor ervaringen. Een item dat bij deze schaal hoort, heeft betrekking op de mate waarin een persoon fantasierijk is. De Cronbach's alpha van deze schaal bedraagt 0,79. Extraversie wordt beoordeeld aan de hand van de mate waarin een persoon ‘spraakzaam’ is. Een item dat bij deze schaal hoort, heeft betrekking op de mate van terughoudendheid die wordt ervaren. De Cronbach's alpha van deze schaal bedraagt 0,89. Bij de trek ordelijkheid wordt beoordeeld in welke mate een persoon georganiseerd is. Een item dat bij deze schaal hoort, heeft betrekking op de mate waarin een persoon zorgvuldig is. De Cronbach's alpha van deze schaal bedraagt 0,88. Tot slot wordt de trek mildheid gemeten aan de hand van de mate waarin een persoon sympathiek is. Een item dat bij deze schaal hoort, heeft betrekking op de mate waarin een persoon hulpvaardig is. De Cronbach's alpha van deze schaal bedraagt 0,85. De validiteit, de test-retest betrouwbaarheid en de interne consistentie van de QBF zijn in eerdere studies vastgesteld (Vermulst & Gerris, 2005). Statistische analyses Als eerste wordt gekeken naar de resultaten van de EDS vragenlijst, de vijf schalen van de QBF en van de drie situaties waarin de sensitiviteit van moeder is bepaald. Van deze variabelen worden het gemiddelde, de standaarddeviatie en de spreiding berekend. Om een beeld te krijgen van de samenhang tussen de drie belangrijkste variabelen wordt de correlatie berekend tussen 'depressieve symptomen tijdens de zwangerschap', 'persoonlijkheid van moeder' en 'de moeder-kind relatie'. De persoonlijkheid van moeder is ingedeeld in vijf schalen en daarom wordt dit construct opgedeeld in vijf variabelen. De moeder-kind relatie is bekeken in drie verschillende situaties, waarbij de sensitiviteit van moeder afhankelijk kan zijn van de situatie. Daarom worden drie variabelen aangemaakt die betrekking hebben op de moeder-kind relatie. Daarnaast is het mogelijk dat het opleidingsniveau van moeder en de leeftijd van moeder samenhangen met één van
10
bovengenoemde constructen. Het is daarom van belang ook deze variabelen mee te nemen in het berekenen van de correlaties. Alles samengenomen zal de correlatie worden berekend tussen elf variabelen. Om na te gaan of er een relatie is tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie, kan enerzijds worden gekeken naar de correlatie tussen deze variabelen per situatie waarin de moeder-kind relatie is gemeten. Anderzijds wordt een regressieanalyse uitgevoerd op de relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie. Zowel de drie variabelen die de moeder-kind relatie weergeven, als de variabele 'depressieve symptomen tijdens de zwangerschap' zijn continu gemeten variabelen. Er wordt gecontroleerd voor de leeftijd en het opleidingsniveau van moeder en daarom wordt driemaal een hiërarchische regressieanalyse uitgevoerd. De drie variabelen die de moeder-kind relatie weergeven zijn elk per analyse de afhankelijke variabele. Bij de eerste stap in de analyse zijn de leeftijd en het opleidingsniveau van moeder de onafhankelijke variabelen. Bij de volgende stap in de analyse wordt 'depressieve symptomen tijdens de zwangerschap' als onafhankelijke variabele toegevoegd. Zo kan het effect van ‘depressieve symptomen tijdens de zwangerschap’ op de afhankelijke variabele worden bekeken, waarbij wordt gecontroleerd voor de leeftijd en het opleidingsniveau van moeder. Daarnaast wordt naar aanleiding van eerder onderzoek bekeken of er een relatie is tussen persoonlijkheid van moeder en depressieve symptomen tijdens de zwangerschap. Ook hier wordt onder andere gekeken naar de correlatie tussen deze variabelen. Ook wordt een hiërarchische regressieanalyse uitgevoerd, waarbij wordt gecontroleerd voor de leeftijd en het opleidingsniveau van moeder. Bij deze analyse is ‘depressieve symptomen tijden de zwangerschap’ de afhankelijke variabele. Bij de eerste stap in de analyse zijn de leeftijd en het opleidingsniveau van moeder de onafhankelijke variabelen. Bij de volgende stap in de
11
analyse worden de vijf trekken die de persoonlijkheid van moeder weergeven als onafhankelijke variabelen toegevoegd. Zo kan het effect van de persoonlijkheid op de afhankelijke variabele worden bekeken onder constant houding van de leeftijd en het opleidingsniveau van moeder. Tot slot wordt aan de hand van een hiërarchische regressieanalyse gekeken naar de rol van de onafhankelijke variabelen die de persoonlijkheid van moeder weergeven op de relatie tussen ‘ depressieve symptomen tijdens de zwangerschap’ en de moeder-kind relatie. Bij deze analyse is er sprake van zes onafhankelijke continu gemeten variabelen, namelijk 'depressieve symptomen tijdens de zwangerschap' en vijf variabelen die de persoonlijkheid van moeder weergeven, en drie continu gemeten afhankelijke variabelen, zijnde 'de moederkind relatie bij spel', 'de moeder-kind relatie bij verschonen' en 'de moeder-kind relatie bij de face-to-face situatie'. Daarnaast worden de controlevariabelen 'opleidingsniveau van moeder' en 'leeftijd van moeder' meegenomen in de analyse. Zo kan het effect van één van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele worden bekeken, waarbij wordt gecontroleerd voor de andere onafhankelijke variabelen, de leeftijd van moeder en het opleidingsniveau van moeder. Er wordt driemaal een hiërarchische regressieanalyse uitgevoerd, waarbij de drie variabelen die betrekking hebben op de sensitiviteit van moeder ieder afzonderlijk per analyse de uitkomstmaat zijn. Eerst worden enkel de controlevariabelen toegevoegd als onafhankelijke variabelen, vervolgens de vijf onafhankelijke variabelen die de persoonlijkheid van moeder weergeven en de onafhankelijke variabele die de depressieve symptomen van moeder weergeeft en tot slot worden vijf onafhankelijke interactievariabelen toegevoegd die de interactie tussen elke persoonlijkheidstrek en depressieve symptomen tijdens de zwangerschap weergeeft.
12
Resultaten Allereerst zijn de gemiddelden, de standaarddeviaties en de spreidingen van de EDS vragenlijst, de vijf schalen van de QBF en van de drie situaties waarin de sensitiviteit van moeder is bekeken, berekend. De resultaten hiervan zijn terug te vinden in tabel 1. Vervolgens is gekeken naar de onderlinge verbanden tussen bovengenoemde variabelen, de leeftijd van moeder en het opleidingsniveau van moeder. De resultaten worden weergegeven in tabel 2. Het opleidingsniveau van moeder hangt significant samen met de sensitiviteit van moeder bij spel(r=.29, p<.001), bij verschonen(r=.25, p<.001) en bij de face-to-face situatie(r=.22, p<.001). Daarnaast hangen de persoonlijkheidstrekken neuroticisme(r=.59, p<.001), openheid(r=-.14, p=.008), extraversie(r=-.15, p=.005), ordelijkheid(r=-.19, p<.001) en mildheid(r=-.30, p<.001) significant samen met depressieve symptomen tijdens de zwangerschap. Ook de sensitiviteit van moeder tijdens de spelsituatie(r=-.15, p=.014) en de face-to-face-situatie(r=-.12, p=.043) hangt significant samen met depressieve symptomen tijdens de zwangerschap. De eerste deelvraag van deze studie is ‘Is er een relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie bij zes maanden?’. Zoals eerder besproken, blijkt uit de correlatieanalyse (tabel 2) dat er een significante samenhang is tussen de sensitiviteit van moeder in de spelsituatie en face-to-face situatie en depressieve symptomen tijdens de zwangerschap. De resultaten van de hiërarchische regressieanalyses worden weergegeven in tabel 3. De afhankelijke variabelen zijn 'sensitiviteit moeder bij spel', 'sensitiviteit moeder bij verschonen' en 'sensitiviteit moeder bij SFP'. ‘Depressieve symptomen tijdens de zwangerschap’ is geen significante voorspeller voor de sensitiviteit van moeder in de spelsituatie (B=-.04, p=.258), in de situatie waarin moeder haar kind verschoont (B=-.02, p=.490) en in de face-to-face situatie (B=-.03, p=.303), als wordt gecontroleerd voor de leeftijd en het opleidingsniveau van moeder. ‘Depressieve symptomen tijdens de
13
zwangerschap’ verklaart niet significant meer variantie in de sensitiviteit van moeder in de spelsituatie (R²=.004, F=1.283, p=.258), in de situatie waarin moeder haar kind verschoont (R²=.002, F=.478, p=.490) en in de face-to-face situatie(R²=.004, F=1.065, p=.303), als wordt gecontroleerd voor de leeftijd en het opleidingsniveau van moeder. De tweede deelvraag van deze studie is ‘Is er een relatie tussen de persoonlijkheid van moeder en depressieve symptomen tijdens de zwangerschap?’. Zoals eerder besproken, blijkt uit de correlatieanalyse (tabel 2) dat er een significante samenhang is tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en elk van de vijf persoonlijkheidstrekken. Deze samenhang is positief tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en neuroticisme en negatief tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de overige vier persoonlijkheidstrekken: openheid, extraversie, ordelijkheid en mildheid. De resultaten van de hiërarchische regressieanalyse worden weergegeven in tabel 4. De afhankelijke variabele is ‘depressieve symptomen tijdens de zwangerschap’. Een aantal persoonlijkheidstrekken zijn significante voorspellers van depressieve symptomen tijdens de zwangerschap, namelijk extraversie(B=.06, p=.004), mildheid(B=-.22, p<.001) en neuroticisme(B=.38, p<.001), als wordt gecontroleerd voor de leeftijd en het opleidingsniveau van moeder. Mildheid heeft een positief effect op depressieve symptomen tijdens de zwangerschap, terwijl extraversie en neuroticisme daar een negatief effect op hebben. De persoonlijkheid van moeder verklaart significant meer variantie in de mate waarin depressieve symptomen tijdens de zwangerschap worden ervaren(R²=.352, F=40.615, p<.001), als wordt gecontroleerd voor de leeftijd en het opleidingsniveau van moeder. Tot slot is er met een hiërarchische regressieanalyse bekeken of de persoonlijkheid van moeder een rol speelt in de relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie. De resultaten worden weergegeven in tabel 5. De afhankelijke variabelen zijn 'sensitiviteit moeder bij spel', 'sensitiviteit moeder bij verschonen' en
14
'sensitiviteit moeder bij SFP'. De interactievariabelen waarbij depressieve symptomen tijdens de zwangerschap interacteren met de afzonderlijke vijf persoonlijkheidstrekken vormen geen significante voorspellers voor de sensitiviteit van moeder in de spelsituatie (EDS*Extraversie B=-.01, p=.100; EDS*Ordelijkheid B=.003, p=.632; EDS*Mildheid B=.001, p=.992; EDS*Neuroticisme B=-.003, p=.538; EDS*Openheid B=-.01, p=.076), in de situatie waarin moeder haar kind verschoont (EDS*Extraversie B=.001, p=.843; EDS*Ordelijkheid B=.004, p=.448; EDS*Mildheid B=-.01, p=.462; EDS*Neuroticisme B=.01, p=.337; EDS*Openheid B=-.003, p=.665) en in de face-to-face situatie (EDS*Extraversie B=-.01, p=.138; EDS*Ordelijkheid B=.004, p=.406; EDS*Mildheid B=-.001, p=.900; EDS*Neuroticisme B=.003, p=.538; EDS*Openheid B=-.004, p=.472), als wordt gecontroleerd voor de leeftijd en het opleidingsniveau van moeder. Bovengenoemde interactievariabelen verklaren niet significant meer variantie in de sensitiviteit van moeder in de spelsituatie (R²=.024, F=1.342, p=.247), in de situatie waarin moeder haar kind verschoont (R²=.008, F=.411, p=.841) en in de face-to-face situatie(R²=.013, F=.731, p=.601), als wordt gecontroleerd voor de leeftijd en het opleidingsniveau van moeder. Naast het feit dat er geen interactie effecten zijn gevonden, zijn er in deze analyse ook geen hoofdeffecten gevonden (tabel 5). Discussie Het doel van deze studie is om te bekijken of er een relatie bestaat tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie, waarbij tevens wordt gekeken wat de invloed van de persoonlijkheid van moeder is op deze relatie. Hierbij is ook rekening gehouden met de leeftijd en het opleidingsniveau van moeder. De sensitiviteit van moeder geeft de moeder-kind relatie weer en is bekeken in drie situaties. De persoonlijkheid van moeder wordt beschreven aan de hand van vijf persoonlijkheidstrekken. Om het doel van deze studie te verwezenlijken zijn drie deelvragen opgesteld. De eerste deelvraag van dit onderzoek luidt als volgt: ‘ Is er een relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de
15
moeder-kind relatie bij zes maanden?’. Er werd verwacht dat er een relatie is tussen deze constructen en dat hoe meer depressieve symptomen moeder ervaart tijdens de zwangerschap, hoe slechter de kwaliteit van de moeder-kind relatie is. De resultaten laten zien dat hoe meer depressieve symptomen worden ervaren tijdens de zwangerschap, hoe minder sensitief een moeder is tijdens spel en in een face-to-face-situatie en hoe slechter de moeder-kind relatie is. Op basis van bovengenoemde resultaten, zou de verwachting bevestigd kunnen worden. Echter, als wordt gecontroleerd voor de leeftijd en het opleidingsniveau van moeder, wordt er geen significante relatie gevonden tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie. Het opleidingsniveau van moeder hangt significant samen met de sensitiviteit van moeder in alle drie de situaties. Het blijkt dat moeders die minder dan negen jaar onderwijs hebben gehad, minder sensitief zijn in de moeder-kind relatie. Het lijkt erop dat de samenhang tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie geheel verklaard kan worden door het opleidingsniveau van moeder. Zhang (2012) vond dat hoe hoger moeder is opgeleid, hoe beter de moeder-kind relatie is. Craig & Van Natta (1979) vonden dat laag opgeleide mensen meer risico hadden om een depressie te ontwikkelen, dan mensen die hoger waren opgeleid. De bevindingen van bovengenoemde studies kunnen de resultaten uit deze studie verklaren. Er kan gesteld worden dat hoe meer depressieve symptomen worden ervaren door moeder, hoe lager het opleidingsniveau is van moeder. Hoe lager het opleidingsniveau van moeder, hoe slechter de moeder-kind relatie. De verwachting dat er een relatie zou zijn tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie en dat hoe meer depressieve symptomen moeder ervaart tijdens de zwangerschap, hoe slechter de kwaliteit van de moeder-kind relatie zou zijn, wordt in deze studie niet bevestigd. Deze resultaten komen overeen met de resultaten uit de studies van Tharner et al. (2013) en van Boyd, Zayas, en Mckee (2006) die ook vonden dat depressieve symptomen voor de geboorte niet gerelateerd waren aan de hechting tussen
16
moeder en kind/de moeder-kind relatie. Echter zijn er ook studies waarbij werd gevonden dat depressieve symptomen tijdens de zwangerschap wel degelijk negatieve gevolgen hebben voor de hechting, zoals de studie van Perry, Ettinger, Mendelson, en Le (2011). Hoewel uit het huidige onderzoek naar voren is gekomen dat het opleidingsniveau van moeder de relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie geheel lijkt te verklaren, is het van belang meer onderzoek te doen naar bovengenoemde relatie. Vervolgonderzoek zou meer duidelijkheid moeten geven over de relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie. De tweede deelvraag van deze studie is de volgende: ‘ Is er een relatie tussen de persoonlijkheid van moeder en depressieve symptomen tijdens de zwangerschap?’. Er werd verwacht dat er een relatie zou zijn tussen deze twee constructen en dat een hoge score op neuroticisme en een lage score op mildheid en extraversie de mate waarin moeder tijdens de zwangerschap depressieve symptomen ervaart, vergroten. Uit de correlatieanalyse komt naar voren dat des te hoger de score op neuroticisme, des te meer depressieve symptomen door moeder worden ervaren tijdens de zwangerschap. De andere vier persoonlijkheidstrekken extraversie, ordelijkheid, mildheid en openheid hangen negatief significant samen met depressieve symptomen tijdens de zwangerschap. Dit betekent dat hoe meer extravert, ordelijk, mild en open moeder is, hoe minder depressieve symptomen worden ervaren tijdens de zwangerschap. Op basis van deze resultaten kunnen we stellen dat de verwachting, dat een hoge score op neuroticisme en een lage score op mildheid en extraversie de mate waarin moeder tijdens de zwangerschap depressieve symptomen ervaart, vergroten, wordt bevestigd. Als wordt gecontroleerd voor de leeftijd en het opleidingsniveau van moeder, wordt een relatie gevonden tussen de persoonlijkheidstrekken extraversie, mildheid en neuroticisme van moeder en de mate waarin depressieve symptomen worden ervaren tijdens de zwangerschap. Ook hier komt naar voren dat hoe meer neurotisch en hoe minder mild moeder is, hoe meer 17
depressieve symptomen door moeder worden ervaren tijdens de zwangerschap. Echter, in tegenstelling tot de bevindingen uit de correlatieanalyse komt uit de hiërarchische regressieanalyse naar voren dat hoe meer extravert moeder is, hoe meer depressieve symptomen moeder zal ervaren tijdens de zwangerschap. Met betrekking tot de persoonlijkheidstrek extraversie wordt dus een omgekeerde relatie gevonden in vergelijking met de verwachting. Er kan gesteld worden dat de verwachting met betrekking tot de persoonlijkheidstrekken neuroticisme en mildheid in relatie tot de mate waarin depressieve symptomen worden ervaren, wordt bevestigd in tegenstelling tot de verwachting met betrekking tot de persoonlijkheidstrek extraversie. Uit eerdere studies is gebleken dat persoonlijkheid en depressie met elkaar samenhangen (Akiskal, Hirschfeld, & Yerevanian, 1983; Enns & Cox, 1997; Chien, Ko, & Wu, 2007), maar het is mogelijk dat andere variabelen een rol spelen als het gaat om de relaties tussen de verschillende persoonlijkheidstrekken en depressieve symptomen tijdens de zwangerschap. Ook hier moet vervolgonderzoek meer duidelijkheid geven over de relaties tussen bovengenoemde constructen en de richting van die relaties. De laatste deelvraag heeft betrekking op de rol van persoonlijkheid van moeder in de relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie. Er werd verwacht dat een hoge score op neuroticisme en een lage score op mildheid en extraversie met betrekking tot de persoonlijkheid van moeder de relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie zou versterken. Uit de analyses komen geen significante resultaten naar voren. De bovengenoemde verwachting wordt in deze studie niet bevestigd. Er kunnen nog geen uitspraken worden gedaan over de rol van de persoonlijkheid van moeder in de relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie.
18
Een sterk punt van dit onderzoek is dat het een longitudinaal onderzoek betreft. Longitudinaal onderzoek is beter dan cross-sectioneel, omdat de participanten worden gevolgd in de tijd waardoor mogelijke uitspraken kunnen worden gedaan over causaliteit. Daarnaast is een grote, gevarieerde steekproef gebruikt, waardoor de resultaten van deze studie gegeneraliseerd mogen worden naar de gehele populatie. Ook kan naar aanleiding van de Cronbach’s alpha’s worden gesteld dat de metingen die in deze studie zijn verricht, betrouwbaar zijn. Een beperking in dit onderzoek is dat de moeder-kind relatie enkel op één moment is gemeten. Mogelijk dat de moeder-kind relatie op latere leeftijd anders is en dat de effecten van de depressieve symptomen die tijdens de zwangerschap zijn ervaren dan pas tot uiting komen. In de toekomst zou het goed zijn om net als in deze studie longitudinaal onderzoek te doen en een vergelijkbare grootte van de steekproef te nemen. Ook moet de variatie in leeftijd en opleiding, zoals ook in de huidige studie, groot zijn, zodat conclusies kunnen worden getrokken over de gehele steekproef, maar ook over verschillende leeftijdscategorieën en vrouwen met verschillende opleidingsniveaus. In tegenstelling tot deze studie is het van belang om in de toekomst meerdere metingen van de moeder-kind relatie te doen op verschillende momenten. Het zou namelijk mogelijk zijn dat de interactie tussen moeder en kind op 3-jarige leeftijd anders is dan bij een leeftijd van zes maanden. Ook is het van belang om depressieve symptomen op meer momenten tijdens de zwangerschap te meten. Perry, Ettinger, Mendelson, en Le (2011) vonden namelijk dat depressieve symptomen tijdens het laatste trimester van de zwangerschap de sterkste voorspeller is van een mindere hechting tussen moeder en kind. Het zou dus kunnen dat de relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie afhankelijk is van het moment/de periode waarin die depressieve symptomen tijdens de zwangerschap worden ervaren.
19
Wat betreft praktische aanbevelingen, is het verstandig om vrouwen die aanleg hebben voor een depressie en zwanger zijn goed te volgen. Onder vrouwen die een aanleg hebben voor een depressie worden vrouwen verstaan die al eens depressief zijn geweest of waarbij het in de familie voorkomt. Mochten zij depressieve symptomen ervaren tijdens de zwangerschap, dan kan er snel ondersteuning geboden worden. Hoewel uit dit onderzoek niet is gebleken dat het ervaren van depressieve symptomen tijdens de zwangerschap gevolgen heeft voor de moeder-kind relatie, betekent dat nog niet dat het niet zo is. Daarnaast zou het kunnen dat het andere negatieve gevolgen voor het kind en zijn/haar ontwikkeling heeft. Kortom, er is geen eenduidige relatie gevonden tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie. De persoonlijkheid van moeder hangt samen met depressieve symptomen tijdens de zwangerschap, als wordt gecontroleerd voor de leeftijd en het opleidingsniveau van moeder. Er is een relatie tussen de persoonlijkheidstrekken extraversie, mildheid en neuroticisme en de mate waarin depressieve symptomen worden ervaren tijdens de zwangerschap. Hoewel de persoonlijkheid van moeder samenhangt met depressieve symptomen tijdens de zwangerschap, is in deze studie niet aangetoond dat persoonlijkheid van moeder een rol speelt in de relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie. Vervolgonderzoek is een vereiste om meer informatie te verkrijgen over de relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie en de mogelijke rol van de persoonlijkheid van moeder hierbij.
20
Literatuurlijst Ainsworth, M.S., Blehar, M.C., Waters, E., & Wall, S. (1978). Patterns of attachment: A psychological study of the strange situation, (18). Oxford: Lawrence Erlbaum. Akiskal, H., Hirschfeld, R., & Yerevanian, B. (1983). The relationship of personality to affective disorders. Archives of General Psychiatry, 40, 801-810. Berlin, L. J., Ziv, Y., Amaya-Jackson, L., & Greenberg, M. T. (2005). Enhancing early attachments: Theory, research, intervention, and policy. New York, NY: Guilford Press. Boyd, R. C., Zayas, L. H., & McKee, M. D. (2006). Mother-Infant Interaction, Life Events and Prenatal and Postpartum Depressive Symptoms Among Urban Minority Women in Primary Care. Maternal and Child Health Journal, 10(2). Carlson, E. A., Sampson, M. C., & Sroufe, L. A. (2003). Implications of attachment theory and research for developmental-behavioral pediatrics. Journal of Developmental & Behavioral Pediatrics, 24(5), 364-379. Chien, L., Ko, H., & Wu, J. Y. (2007). The five-factor model of personality and depressive symptoms: One-year follow-up. Personality and Individual Differences, 43, 10131023. Cohn, J. F., Matias, R., Tronick, E. Z., Connell, D., & Lyons-Ruth, K. (1986). Face-to-face interactions of depressed mothers and their infants. New Directions for Child and Adolescent Development, 34, 31-45. Cox, J. L., Holden, J. M., & Sagovsky, R. (1987). Detection of postnatal depression. Development of the 10-item Edinburgh Postnatal Depression Scale. The British Journal of Psychiatry: the Journal of Mental Science, 150, 782-786. Craig, T. J., & Van Natta, P. A. (1979). Influence of demographic characteristics on two measures of depressive symptoms. Archives of General Psychiatry, 36(2), 149-154.
21
Enns, M. W., & Cox, B. J. (1997). Personality dimensions and depression: Review and commentary. Canadian Journal of Psychiatry, 42, 274–284. Enns, M. W., Cox, B. J., & Borger, S. C. (2001). Correlates of analogue and clinical depression: A further test of the phenomenological continuity hypothesis. Journal of Affective Disorders, 66, 175-183. Evans, J., Heron, J., Francomb, H., Oke, S., & Golding, J. (2001). Cohort study of depressed mood during pregnancy and after childbirth. British Medical Journal, 323, 257-260. Finch, J. F., & Graziano, W. G. (2001). Predicting depression from temperament, personality, and patterns of social relations. Journal of Personality, 69, 27-55. Gotlib, I. H., Whiffen, V. E., Mount, J. H., Milne, K., & Cordy, N. I. (1989). Prevalence rates and demographic characteristics associated with depression in pregnancy and the postpartum. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 57, 269-274. Greenberg, M. T. (2005). Enhancing early attachments: Synthesis and recommendations for Research, practice and policy. New York, NY: Guilford Press. Karreman, A., van Assen, M. A. L. M., & Bekker, M. H. J. (2013). Intensity of positive and negative emotions: Explaining the association between personality and depressive symptoms. Personality and Individual Differences, 54, 214-220. Kurki, T., Hiilesmaa, V., Raitasalo, R., Mattila, H., & Ylikorkala, O. (2002). Depression and Anxiety in early pregnancy and risk for preeclampsia. Obstetrics & Gynecology, 95, 487-490. Leerkes, E. M., Blankson, A. N., & O’Brien, M. (2009). Differential effects of maternal sensitivity to infant distress and non-distress on social-emotional functioning. Child Development, 80, 762–775. Lozano, B. E., & Johnson, S. L. (2001). Can personality traits predict increases in manic and depressive symptoms? Journal of Affective Disorders, 63, 103–111.
22
Maas, A. J. B. M., Vreeswijk, C. M. J. M., & van Bakel, H. J. A. (2013). Effect of situation on mother–infant interaction. Infant Behavior & Development, 36, 42-49. Madigan, S., Bakermans-Kranenburg, M.J., van IJzendoorn, M.H., Moran, G., Pederson, D.R., & Benoit, D. (2006). Unresolved states of mind, anomalous parental behavior, and disorganized attachment: A review and meta-analysis of a transmission gap. Attachment & Human Development, 8(2), 89–111. Main, M., & Hesse, E. (1990). Parents’ unresolved traumatic experiences are related to infant disorganized attachment status: Is frightened and/or frightening parental behavior the linking mechanism? In M.T. Greenberg, D. Cicchetti, & E.M. Cummings (Eds.), Attachment in the preschool years: Theory, research, and intervention (161–182). Chicago, IL: University of Chicago Press. Miyake, Y., Tanaka, K., Okubo, H., Sasaki, S., & Arakawa, M. (2013). Fish and fat intake and prevalence of depressive symptoms during pregnancy in Japan: baseline data from the Kyushu Okinawa Maternal and Child Health Study. Journal of Psychiatric Research, 47(5), 572-578. Murray, L., Fiori-Cowley, A., Hooper, R., & Cooper, P. (1996). The impact of postnatal depression and associated adversity on early mother-infant interactions and later infant outcome. Chiled Development, 67, 2512-2526. NICHD, Early Child Care Research Network. (1999). Child Care and Mother-Child Interaction in the First 3 Years of Life. Developmental Psychology, 35(6), 1399-1413. O’Connor, T. G., Heron, J., & Glover, V. (2002). Antenatal anxiety predicts, child behavioral/emotional problems independently of postnatal depression. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 41, 1470-1477. Pearson, R. M., Cooper, R. M., Penton-Voak, I. S., Lightman, S. L., & Evans, J. (2010).
23
Depressive symptoms in early pregnancy disrupt attentional processing of infant emotion. Psychological Medicine, 40(4), 621-631. Perry, D. F., Ettinger, A. K., Mendelson, T., & Le, H. (2011). Prenatal depression predicts postpartum maternal attachment in low-income Latina mothers with infants. Infant Behavior & Development, 34, 339-350. Prinzie, P., Stams, G. J. J. M., Decovic, M., Reijntjes, A. H. A., & Belsky, J. (2009). The relations between parents' Big Five personality factors and parenting: A meta-analytic review. Journal of Personality and Social Psychology, 97(2), 351-362. Ramanaiah, N. V., Rielage, J. K., & Cheng, Y. (2002). Cloninger’s temperament and character inventory and the NEO five-factor inventory. Psychological Reports, 90, 1059-1063. Teti, D. M., Gelfand, D. M., Messinger, D. S., & Isabella, R. (1995). Maternal depression and the quality of early attachment: An examination of infants, preschoolers, and their mother. Developmental Psychology, 31(3), 364-376. Tharner, A., Luijk, M. P. C. M., van Ijzendoorn, M. H., Bakermans-Kranenburg, M. J., Jaddoe, V. W. V., Hofman, A., Verhulst, F. C., & Tiemeier, H. (2013). Maternal lifetime history of depression and depressive symptoms in the prenatal and early postnatal period do not predict infant-mother attachment quality in a large, populationbased Dutch cohort study. Attachment & Human Development, 14(1), 63-81. Van IJzendoorn, M. H., Schuengel, C., & Bakermans-Kranenburg, M. J. (1999). Disorganized Attachment in early childhood: Meta-analysis of precursors, concomitants, and Sequelae. Developmental Psychopathology, 11(2), 225-249. Vermulst, A. A., & Gerris, J. R. M. (2005). Quick Big Five Persoonlijkheidstest [The Quick Big Five Personality Test]. Leeuwarden, NL: LDC Publishers. Zhang, X. (2012). The Effects of Parental Education and Family Income on Mother–Child
24
Relationships, Father–Child Relationships, and Family Environments in the People’s Republic of China. Family Process, 51, 483-497.
25
Tabel 1 Gemiddelden, Standaarddeviaties, Spreidingen EDS moeder Sensitiviteit moeder Situatie: Spel Situatie: Verschonen Situatie: SFP Quick Big Five moeder Neuroticisme Openheid Extraversie Ordelijkheid Mildheid
Gemiddelde 5,38
SD 4,58
Spreiding 0 - 24
17,58 18,01 18,16
2,49 2,29 2,17
8 - 21 11 - 21 9 - 21
18,71 28,33 31,14 30,46 34,40
6,20 5,64 6,93 6,37 3,90
6 - 35 13 - 41 12 - 42 11 - 42 17 - 42
26
Tabel 2 Pearson’s correlaties tussen alle betrokken variabelen 1. Leeftijd moeder 2. Opleidingsniveau moeder 3. EDS moeder Sensitiviteit moeder 4. Situatie: Spel 5. Situatie: Verschonen 6. Situatie: SFP Quick Big Five moeder 7. Neuroticisme 8. Openheid 9. Extraversie 10. Ordelijkheid 11. Mildheid
1 1
2 0,36** 1
3 -0,17** -0,28** 1
4 0,12* 0,29** -0,15* 1
5 0,09 0,25** -0,10
6 0,08 0,22** -0,12*
7 8 -0,14** -0,004 -0,18** 0,14** 0,59** -0,14**
9 -0,01 0,04 -0,15**
10 0,01 -0,01 -0,19**
11 -0,01 0,11* -0,30**
0,68** 1
0,70** 0,57** 1
-0,09 -0,04 -0,04
0,07 0,07 -0,004
0,02 -0,003 -0,01
0,01 0,02 0,02
0,02 0,06 0,05
-0,12** 1
-0,31** 0,20** 1
-0,17** 0,09 0,10 1
-0,21** 0,31** 0,31** 0,29** 1
1
* Correlatie is significant; p<0,05(tweezijdig) ** Correlatie is significant; p<0,01 (tweezijdig)
27
Tabel 3 Het effect van depressieve symptomen tijdens de zwangerschap op de moeder-kind relatie Onafhankelijke variabele B Model 1 Leeftijd moeder Opleidingsniveau moederᵃ Opleidingsniveau moederᵇ Model 2 Leeftijd moeder Opleidingsniveau moederᵃ Opleidingsniveau moederᵇ EDS moeder
Sensitiviteit moeder bij spel ∆R² FChange 0,07 6,46**
0,02 -1,71** -0,98**
0,01 -1,37** -0,64* 0,004
0,02 -1,57** -0,94** -0,04
B
Sensitiviteit moeder bij verschonen ∆R² FChange 0,04 3,84**
1,28
0,002
0,48
0,01 -1,29* -0,61 -0,02
ᵃ = 0-4 jaar versus ≥ 9 opleidingsjaren na lagere school ᵇ = 5-8 jaar versus ≥ 9 opleidingsjaren na lagere school * Correlatie is significant; p<0,05(tweezijdig) ** Correlatie is significant; p<0,01 (tweezijdig)
28
Sensitiviteit moeder bij SFP B ∆R² FChange 0,05 4,40** 0,002 -1,59** -0,31 0,004 1,07 0,00 -1,48** -0,28 -0,03
Tabel 4 Het effect van persoonlijkheid op depressieve symptomen tijdens de zwangerschap Onafhankelijke variabele Model 1 Leeftijd moeder Opleidingsniveau moederᵃ Opleidingsniveau moederᵇ Model 2 Leeftijd moeder Opleidingsniveau moederᵃ Opleidingsniveau moederᵇ Extraversie moeder Ordelijkheid moeder Mildheid moeder Neuroticisme moeder Openheid moeder
Depressieve symptomen tijdens de zwangerschap B ∆R² FChange 0,05 6,61** -0,07 2,92** 0,77 0,35 40,62** -0,03 1,32* 0,51 0,06* -0,04 -0,22** 0,38** -0,01
ᵃ = 0-4 jaar versus ≥ 9 opleidingsjaren na lagere school ᵇ = 5-8 jaar versus ≥ 9 opleidingsjaren na lagere school * Correlatie is significant; p<0,05(tweezijdig) ** Correlatie is significant; p<0,01 (tweezijdig)
29
Bijlage 5 Effect van persoonlijkheid op de relatie tussen depressieve symptomen tijdens de zwangerschap en de moeder-kind relatie Onafhankelijke variabele B Model 1 Leeftijd moeder Opleidingsniveau moederᵃ Opleidingsniveau moederᵇ Model 2 Leeftijd moeder Opleidingsniveau moederᵃ Opleidingsniveau moederᵇ Extraversie moeder Ordelijkheid moeder Mildheid moeder Neuroticisme moeder Openheid moeder EDS moeder Model 3 Leeftijd moeder Opleidingsniveau moederᵃ Opleidingsniveau moederᵇ Extraversie moeder Ordelijkheid moeder Mildheid moeder Neuroticisme moeder Openheid moeder EDS moeder EDS*Extraversie EDS*Ordelijkheid
Sensitiviteit moeder bij spel ∆R² FChange 0,06 5,84**
0,002 -1,88** -0,95**
0,001 -1,80** -0,66** 0,01
0,55
-0,002 -1,70** -0,93** 0,002 0,01 0,00 -0,004 0,02 -0,04
0,01
1,34
B
Sensitiviteit moeder bij SFP ∆R² FChange 0,05 4,65**
-0,002 -1,80** -0,23 0,47
0,003 -1,64** -0,64 0,01 0,003 0,02 0,02 0,01 -0,05 0,02
0,007 -1,90** -0,83** 0,04 -0,01 -0,001 0,02 0,07 0,50 -0,01 0,003
B
Sensitiviteit moeder bij verschonen ∆R² FChange 0,05 4,53**
0,01
0,39
0,01
0,73
-0,002 -1,68** -0,20 -0,01 0,004 0,02 0,01 -0,01 -0,04 0,01
0,41
0,001 -1,72** -0,61 0,00 -0,02 0,05 0,01 0,03 -0,05 0,001 0,004
0,004 -1,85** -0,16 0,02 -0,02 0,03 0,03 0,01 0,23 -0,01 0,004 30
EDS*Mildheid EDS*Neuroticisme EDS*Openheid
0,001 -0,003 -0,01
-0,01 0,01 -0,003
-0,001 -0,003 -0,004
ᵃ = 0-4 jaar versus ≥ 9 opleidingsjaren na lagere school ᵇ = 5-8 jaar versus ≥ 9 opleidingsjaren na lagere school * Correlatie is significant; p<0,05(tweezijdig) ** Correlatie is significant; p<0,01 (tweezijdig)
31