De invloed van het hebben van een relatie op de ervaren stress en de fysieke gezondheid van studenten Raffi Assink ANR: 621882 Bachelor Thesis Romantic relationships and physical health Tilburg University Geschreven onder begeleiding van T. M. Pronk 3 maart 2015
RELATIES, STRESS EN FYSIEKE GEZONDHEID
Abstract Afgelopen jaren is er veel onderzoek gedaan naar de gezondheidsvoordelen die een romantische relatie met zich mee zou kunnen brengen. Deze studie onderzocht de invloed van het hebben van een romantische relatie op de ervaren stress en ondervonden fysieke gezondheidsklachten van studenten. Ten eerste werd verwacht dat studenten in een romantische relatie minder gezondheidsklachten zouden ervaren dan single studenten in een stressvolle periode (een tentamenweek). Ten tweede werd verwacht dat studenten met een relatie minder fysieke gezondheidsklachten zouden ondervinden, omdat ze minder stress zouden ervaren in een stressvolle situatie. Dit werd alle twee niet bevestigd. Studenten met een tentamenweek bemerkten echter wel significant meer stress dan studenten zonder tentamenweek. Daarnaast ervoeren studenten met een relatie meer stress ten aanzien van tijd. De resultaten van dit onderzoek suggereren dat deze, specifiek bij een relatie voortkomende, tijd gerelateerde stress, de positieve effecten van een romantische relatie op de gezondheid kunnen opheffen. Keywords: Romantische relatie, studenten, stress, fysieke gezondheidsklachten
2
RELATIES, STRESS EN FYSIEKE GEZONDHEID
De zin ‘Studeren is de mooiste tijd van je leven!’ heeft zeker elke student meerdere malen gehoord. Vaak echter van ouders die al lang zijn vergeten dat er naast de vrijheid om elke avond in de kroeg te staan er ook deadlines en tentamenweken zijn. Gevloerd door alle stress en met een opkomende verkoudheid zoek je ’s avonds nog even steun bij je huisgenoot die in hetzelfde schuitje zit. Tot verbijstering zie je haar zitten, het hoofd op de schouder van haar vriend, blakend van gezondheid en zonder een spoortje van stress. Wanneer je dan later op de avond alleen in bed ligt, vraag je je af waarin zij zo verschilt van jou. Het enige dat je kunt bedenken is het feit dat zij een vriend heeft en jij niet. Heeft het hebben van een relatie inderdaad een stress-verlagend effect? En zou dit vervolgens helpen om ook echt fysiek gezonder te zijn? Onderzoek toont dat het verlangen naar positieve sociale relaties, ‘the need to belong’, een van de meest fundamentele en universele behoeftes van de mens is (Baumeister & Leary, 1995). Afgelopen decennia is er dan ook veel onderzoek gedaan naar de impact van sociale relaties op het welzijn van mensen. Hieruit is gebleken dat het hebben van sociale relaties een verhoging in welzijn kan voorspellen (Baumeister & Leary, 1995; House, Lambis & Umberson, 1988). Personen met een hoger zelf-gerapporteerd welzijn hebben gemiddeld genomen een betere algehele gezondheid (Grant, Steptoe & Wardle, 2009). Echter niet alle sociale relaties leiden tot een beter welzijn. Er zijn namelijk verschillende voorwaarden waaraan dit contact dient te voldoen (Baumeister & Leary, 1995). Om de behoefte van sociale relaties te kunnen bevredigen moeten er enerzijds frequente, bij voorkeur positieve (maar vooral geen negatieve), interacties zijn met de ander. Anderzijds moet deze persoon de interacties ervaren als zijnde het een relatie met de ander is, gebaseerd op stabiliteit, affectieve bezorgdheid en op de verwachting dat de relatie nog langere tijd zal voortduren. Personen die hun sociale relaties niet voldoende positief waarderen of een gebrek aan sociale relaties hebben, ervaren gemiddeld genomen een slechtere algehele gezondheid, met daarbij zelfs een
3
RELATIES, STRESS EN FYSIEKE GEZONDHEID
grotere kans op overlijden (House et al., 1988, Thoits, 1995). Daarnaast kunnen slechte sociale integratie of sociale isolatie even schadelijke voor de gezondheid zijn als roken, een te hoge bloeddruk of obesitas (House et al., 1988). Naast de invloed van positieve sociale relaties op de gezondheid van een persoon, kunnen romantische relaties een zelfs nog grotere invloed op het welzijn van mensen hebben (Markey, Markey & Fishman Gray, 2007; Wyke & Ford, 1992). Literatuuronderzoek van Coombs (1991) toont aan dat er sinds eind 18e eeuw meer dan 130 onderzoeken naar het effect van het huwelijk op het welzijn van personen zijn gedaan. In deze onderzoeken komt duidelijk naar voren dat getrouwde personen een beter algeheel welzijn ervaren dan ongetrouwde personen, ze tevens langer leven (Lillard & Waite, 1995; Wyke & Ford, 1992) en een betere gezondheid hebben (Lillard & Waite, 1995; Verbrugge, 1979; Wyke & Ford, 1992). Hoewel onderzoek voor lange tijd heeft gesuggereerd dat deze effecten enkel bij in het huwelijk getreden personen voor zouden komen, blijkt dit heden ten dagen niet meer het geval te zijn. Recent onderzoek toont aan dat personen in een toegewijde romantische relatie eveneens een beter welzijn ervaren (Delevi & Fincham, 2010; Grant et al., 2009; Markey et al., 2007; Wyke & Ford, 1992) en deze effecten zijn tevens gevonden bij studenten (Braithwaite et al., 2010). Ondanks dat deze groep jongvolwassenen geen klassiek pad naar het huwelijk lijkt te volgen, blijkt toch ook hier dat zij in een relatie over het algemeen een betere gezondheid hebben, minder risicovol gedrag vertonen en een minder grote kans op obesitas ontwikkelen. Een van de redenen dat personen in een relatie gezonder zijn, komt voort uit de positieve invloed van de partner op hun gezondheid (Markey et al., 2007). Personen die rapporteren dat hun partner hun gezondheid positief beïnvloedt, beschrijven de kwaliteit van hun relatie als aanzienlijk beter, vertonen gezonder gedrag en hebben daarbij na toetsing ook daadwerkelijk een betere gezondheid. Eetgewoonten en lichaamsbeweging worden volgens de
4
RELATIES, STRESS EN FYSIEKE GEZONDHEID
participanten van het onderzoek het meest beïnvloed door de partner. Hieruit concluderend lijkt het hebben van een partner de gezondheid direct te beïnvloeden. Een andere reden dat personen in een relatie een betere gezondheid hebben zou kunnen komen doordat personen in een relatie een hogere ‘Life Satisfaction’ rapporteren, oftewel levenstevredenheid (Botha & Booysen, 2013). Hieronder wordt de algemene evaluatie van iemands leven verstaan (Diener, Emmons, Larsen & Griffin, 1985; Strine, Chapman, Balluz, Moriarty & Mokdad, 2008). Hierbij is het belangrijk te vermelden dat levenstevredenheid een subjectief begrip is. Levenstevredenheid is volgens Chin en Johnson (in Diener et al., 1985) een globale inschatting van een persoon betreffende zijn of haar kwaliteit van leven op basis van persoonlijk gekozen criteria. Naast dat personen met een relatie gemiddeld genomen een hogere levenstevredenheid rapporteren, hebben zij gemiddeld genomen ook een betere algehele gezondheid dan personen die vrijgezel zijn (Botha & Booysen, 2013). In soortgelijk onderzoek is tevens een positieve associatie gevonden tussen levenstevredenheid en gezondheid bevorderend gedrag, zoals het eten van fruit en het hebben van voldoende lichamelijke beweging (Strine et al., 2008). Hoewel meerdere onderzoekers deze associatie met empirisch bewijs ondersteunen, blijkt dit alles niet zo zwart-wit als geschetst. Benadrukt moet worden dat levenstevredenheid en gezondheid bevorderend gedrag elkaar wederzijds beïnvloeden, oftewel dat deze associatie twee-directioneel is (Grant et al., 2009). Desalniettemin mag levenstevredenheid nog steeds mede verantwoordelijk gehouden worden voor het bovengenoemde verband dat een hoge levenstevredenheid mede gepaard gaat met een betere gezondheid.
Stress en sociale steun Zoals het hebben van een relatie de gezondheid op meerdere manieren positief kan beïnvloeden, zijn er natuurlijk ook factoren die de gezondheid aan kunnen tasten. Een van
5
RELATIES, STRESS EN FYSIEKE GEZONDHEID
zulke factoren is stress. Stress is gedefinieerd als een gemoedstoestand die optreedt wanneer een persoon denkt niet te kunnen omgaan met de eisen behorende bij een situatie (Lazarus, 1966). Het hebben van stress kan de algehele gezondheid van personen negatief beïnvloeden (Cobb, 1976; Edwards, Hershberger, Russell & Markert, 2010; Sanler & Barrera, 1984; Thoits, 1995), waarbij stressvolle gebeurtenissen een onmiddellijk effect op de fysieke gezondheid kunnen hebben, zich uitende in onder andere griep, keel-, rug- en/of hoofdpijnklachten (DeLongis, Folkman & Lazarus, 1988). Sociale steun zou mensen hier echter tegen kunnen beschermen, en daarmee een ‘buffer’ kunnen vormen tegen de negatieve invloeden van stress (Cobb, 1976; Cohen & Hoberman, 1983; Cohen & Wills, 1985; Reifman & Dunkel-Schetter, 1990). Sociale steun kan de gezondheid ook negatief beïnvloeden bij een gebrek hieraan of wanneer men ontevreden is over de hoeveelheid ontvangen sociale steun (Melchior, Berkman, Niedhammer, Chea & Goldberg, 2003). Volgens Berkman, Cohen en Wills, House en Kessler en McLeod (in Thoits, 1995) zijn er drie duidelijke conclusies in onderzoek naar sociale steun, stress en gezondheid. Ten eerste is sociale integratie direct en positief gelinkt aan een betere mentale en fysieke gezondheid, maar fungeert het niet als ‘buffer’ tegen de fysieke of emotionele impact die stressvolle gebeurtenissen kunnen hebben. Ten tweede wordt de ontvangen emotionele steun direct geassocieerd met een betere fysieke en mentale gezondheid. Hierbij kan emotionele steun wel een ‘buffer’ vormen tegen de schadelijke invloed van stress op de fysieke en mentale gezondheid. Ten slotte is de simpelste en krachtigste maatstaf voor sociale steun het hebben van een intieme relatie, voornamelijk de relatie met de partner in een huwelijk. Getrouwde personen nemen in vergelijking met ongetrouwde of gescheiden personen de meeste sociale steun waar. Deze waargenomen ontvangen steun verklaard dan ook een deel van het positieve effect van echtelijke staat op gezondheid (Wyke & Ford, 1992). Dit houdt niet in dat het huwelijk de negatieve consequenties van stress kan voorkomen. Stress heeft
6
RELATIES, STRESS EN FYSIEKE GEZONDHEID
evengoed een negatief effect op de gezondheid bij getrouwde personen (Delongis et al., 1988), alleen ervaren ze gemiddeld genomen minder stress dan vrijgezellen (Wyke & Ford, 1992). Concluderend valt er te stellen dat het huwelijk een positief effect op de algehele gezondheid kan hebben, waarbij getrouwde personen de hoogste mate van sociale steun waarnemen en het minste stress ervaren (Wyke & Ford, 1992). Deze hoge mate van waargenomen sociale steun zou als ‘buffer’ kunnen dienen tegen de schadelijke invloed van stress op de fysieke gezondheid, die zich uit in directe fysieke gezondheidsklachten (Cobb, 1976; Cohen & Hoberman, 1983; Cohen & Wills, 1985; Reifman & Dunkel-Schetter, 1990). Onderzoek onder studenten toont echter dat een huwelijk geen noodzakelijke voorwaarde is voor een betere algehele gezondheid (Braithwaite et al., 2010). Hierdoor rijst de vraag of een niet-echtelijke relatie eveneens zorgt voor een hoge mate van waargenomen sociale steun, waardoor het hebben van een relatie kan ‘bufferen’ tegen fysieke gezondheidsklachten en stress voortkomend uit een stressvolle periode.
De huidige studie In deze studie zijn er twee redenen waarom ervoor gekozen is studenten te onderzoeken. Ten eerste hebben studenten met een romantische relatie, eveneens als getrouwde personen, een betere algehele gezondheid dan vrijgezellen (Braithwaite et al., 2010). Zij rapporteren een hoger welzijn, hebben minder kans op obesitas en vertonen minder risicovol gedrag met betrekking tot hun gezondheid. Hierbij is het opmerkelijk dat ze niet verschillen in waargenomen fysieke gezondheidsklachten zoals griep, keelpijn of slaapproblemen. Dit komt doordat het risicovolle gedrag, wat personen met een relatie minder vertonen dan vrijgezellen, het effect van relatiestatus op algehele gezondheid medieert. Hierdoor verschillen de fysieke gezondheidsklachten van studenten in een relatie niet van
7
RELATIES, STRESS EN FYSIEKE GEZONDHEID
studenten zonder relatie, maar hebben zij wel een betere algehele gezondheid. Ten tweede ervaren studenten stress, met name academische stress, die juist kan leiden tot fysieke gezondheidsklachten (Reifman & Dunkel-Schetter, 1990; Robotham & Julian, 2006). Dit maakt dat er in deze studie onderzocht kan worden of een verhoging van stress inderdaad resulteert in het ondervinden van fysieke gezondheidsklachten en of het hebben van een relatie hiertegen kan ‘bufferen’. Daarbij kan onderzocht worden of studenten in een relatie, op een stressvol moment, ook minder stress ervaren, waardoor zij een betere gezondheid blijven behouden. Hieruit volgen twee hypothesen. Ten eerste de hoofdhypothese: Studenten met een relatie hebben minder gezondheidsklachten in een stressvolle periode dan single studenten. Ten tweede een subhypothese: Studenten met een relatie hebben minder gezondheidsklachten in een stressvolle periode dan single studenten, omdat ze minder stress ervaren.
Methode Het doel van deze studie was te onderzoeken of studenten met een relatie minder fysieke gezondheidsklachten ervaren dan singles in een stressvolle periode. Hierbij werd gekeken of studenten met een relatie in een stressvolle periode ook minder stress ervaren, waardoor zij een betere gezondheid blijven behouden. Als manipulatie van stress-niveau is het onderzoek uitgevoerd in een tentamenweek vs. geen tentamenweek. Daarnaast werd de ervaren stress van personen gemeten door middel van een in Nederlands vertaalde versie van de University Student Stress Scale (Hackelberg, 1985), oorspronkelijk ontworpen door Insel & Roth (1985). Deze vragenlijst, speciaal gemaakt om stress bij studenten te meten, meet op 28 stellingen de ervaren stress. Ten slotte werd de fysieke gezondheid van studenten gemeten door middel van een in het Nederlandse vertaalde versie van de Cohen-Hoberman Inventory of Physical Symptoms (Cohen & Hoberman, 1983). Deze vragenlijst meet 33 veel voorkomende fysieke gezondheidsklachten, zoals slaapproblemen en hoofdpijn. Er is voor
8
RELATIES, STRESS EN FYSIEKE GEZONDHEID
deze vragenlijst gekozen omdat de fysieke gezondheidsklachten op korte termijn, dus gedurende een tentamenweek, zouden kunnen voorkomen. Participanten.
Aan dit onderzoek namen 188 studenten deel (25 man, 163
vrouw) met een leeftijd tussen de 18 en 28 jaar (M =21.39, SD =2.19) die via de sociale netwerk site Facebook gevraagd zijn deel te nemen aan het onderzoek. Oorspronkelijk namen er 194 participanten deel, maar 6 participanten moesten uit de data worden verwijderd omdat deze personen aangaven geen student te zijn. Van de uiteindelijk 188 participerende studenten hadden 87 een relatie (46,3 %) en waren 101 studenten vrijgezel (53,7 %). Daarnaast hadden 103 studenten tentamenweek (54, 8 %) en 85 studenten hadden geen tentamenweek (45,2 %). Hierdoor ontstonden 4 groepen, wel/geen relatie vs. wel/geen tentamenweek (relatie en tentamenweek 24,47 % , geen relatie en tentamenweek 30,32 % , relatie en geen tentamenweek 21,81 % , geen relatie en geen tentamenweek 23,40 %). De participanten hebben vrijwillig, dus zonder vergoeding, geparticipeerd in dit onderzoek. Procedure.
De proefpersonen hebben de vragenlijst, die via de sociale
netwerksite Facebook verspreid was, op internet in hun eigen tijd ingevuld. Het invullen van de vragenlijst kostte ongeveer 10 minuten. Dit onderzoek bestond uit drie onderdelen, namelijk algemene vragen, een stressvragenlijst en een vragenlijst met betrekking tot gezondheidsklachten. Het eerste onderdeel, bestaande uit enkele algemene vragen, was nodig om personen die niet aan de eisen voldeden voor dit onderzoek (wanneer de persoon geen student was) uit de data te kunnen verwijderen. Daarnaast gaven deze vragen een beeld van de gemiddelde leeftijd, relatiestatus en of de studenten wel of niet een tentamenweek hadden. Ten tweede kregen de participanten de Nederlandse vertaling van de Student Stress Scale (Hackelberg, 2012) voorgelegd om in te vullen (α =.90). In deze vragenlijst werd de mate waarin de participant stress ervoer in de afgelopen week tot aan de dag van invullen gemeten op de 5-
9
RELATIES, STRESS EN FYSIEKE GEZONDHEID
puntsschaal (met 1. Helemaal geen stress tot aan 5. Extreem veel stress). Deze vragenlijst omvatte 28 vragen onderverdeeld in 5 dimensies. De eerste dimensie was academische stress (bv. Het omgaan met studiebelasting), de tweede dimensie was stress qua tijd/balans (bv. Het niet in staat zijn tijd effectief in te delen), de derde dimensie was intrapersoonlijke stress (bv. De angst om te falen), de vierde dimensie was familie gerelateerde stress (bv. De angst om mijn familie teleur te stellen) en de vijfde dimensie was stress naar aanleiding van interpersoonlijke relaties met anderen (bv. De omgang met anderen). Ten derde kregen de participanten een Nederlandse vertaling van de Cohen-Hoberman Inventory of Physical Symptoms (Cohen & Hoberman, 1983) voorgelegd (α =.91). Deze vragenlijst mat de ondervonden fysieke gezondheidsklachten van de participant in de afgelopen week tot aan de dag van invullen op een 5-puntsschaal (met 1. Helemaal niet ondervonden tot aan 5. Extreem veel ondervonden). Enkele voorbeelden van de 33 gezondheidsklachten zijn slaapproblemen, duizeligheid, hoofdpijn, spierpijn en flauwvallen. Aan het einde van deze vragenlijst werd het onderzoek afgesloten door de participanten het doel van het onderzoek te vertellen. Zij werden tot slot vriendelijk bedankt voor hun deelname.
Resultaten De hoofdhypothese van dit onderzoek was dat studenten met een relatie minder gezondheidsklachten zouden ondervinden dan single studenten in een stressvolle periode. Deze hypothese werd getoetst aan de hand van een meervoudige variantieanalyse van alle deelnemende studenten. Hierdoor kon er gekeken worden naar twee mogelijke hoofdeffecten en een mogelijk interactie effect. Het eerste hoofdeffect van relatiestatus op gezondheidsklachten bleek niet significant, F(1, 184) =.32, p =.571. Ook het tweede hoofdeffect van het wel of niet hebben van tentamenweek op de gemiddelde gezondheidsklachten bleek niet significant te zijn, F(1, 184) =.05, p =.832. Daarnaast werd er
10
RELATIES, STRESS EN FYSIEKE GEZONDHEID
eveneens geen interactie-effect gevonden tussen relatiestatus en het wel of niet hebben van tentamenweek op de ondervonden gezondheidsklachten, F(1, 184) =.03, p =.864. De subhypothese van dit onderzoek was dat studenten met een relatie minder gezondheidsklachten zouden ondervinden in een stressvolle periode dan single studenten, omdat zij minder stress zouden ervaren. Deze hypothese werd eveneens aan de hand van een meervoudige variantieanalyse getoetst. Ook nu werden alle studenten getoetst, zodat er eveneens gekeken kon worden naar een mogelijk hoofd- of interactie-effect. Deze analyse toonde geen significant hoofdeffect van relatiestatus op de gemiddelde stress, F(1, 184) =.14, p =.711, en geen hoofdeffect van het wel of niet hebben van een tentamenweek op de gemiddelde stress, F(1, 184) =.79, p =.376. Ook werd er geen interactie-effect gevonden tussen relatiestatus en het wel of niet hebben van tentamenweek op de gemiddelde stress, F(1, 184) =.00, p =1. Naast de twee hypothesen werd er gekeken naar de verschillende dimensies binnen de vragenlijst van de Student Stress Scale (Hackelberg, 1985). Er werden op de 5 dimensies van deze vragenlijst, namelijk academisch, tijd, intrapersoonlijk, familie en interpersoonlijk, meervoudige variantieanalyses uitgevoerd. Uit de analyses kwam een significant hoofdeffect naar voren van tentamenweek op de dimensie academisch, F(1, 184) =10.62, p =.001. Studenten in een tentamenweek ervoeren significant meer academische stress (M =2.93, SD =.59) dan studenten zonder tentamenweek (M =2.63, SD =.65). Hiernaast kwam er een significant hoofdeffect naar voren van relatiestatus op de dimensie tijd, F(1, 184) =5.97, p =.016. Studenten in een relatie ervoeren significant meer stress met betrekking tot tijd (M =2.93, SD =.73) dan studenten zonder relatie (M =2.67, SD =.73). Verder werden er geen hoofd- of interactie-effecten gevonden op de overige dimensies.
11
RELATIES, STRESS EN FYSIEKE GEZONDHEID
Discussie Ten eerste trachtte de huidige studie ondersteuning te vinden voor de hoofdhypothese dat studenten in een relatie minder fysieke gezondheidsklachten zouden ondervinden in een stressvolle periode dan single studenten. Deze bevestiging bleef echter uit. Er werd geen interactie-effect gevonden tussen de relatiestatus en het wel of niet hebben van een tentamenweek op de ondervonden gezondheidsklachten. Daarnaast werd er geen significant verschil gevonden in de fysieke gezondheidsklachten tussen studenten met of zonder een relatie. Het hebben van wel of geen tentamenweek, had als hoofdeffect op zich, ook geen invloed op de gezondheidsklachten van de studenten. Ten tweede was het doel van de huidige studie ondersteuning te vinden voor de subhypothese. Op voorhand werd verwacht dat studenten met een relatie minder gezondheidsklachten zouden ondervinden in een stressvolle periode dan single studenten, omdat ze minder stress zouden ervaren. Er werden echter geen hoofdeffecten gevonden van relatiestatus en tijd (het wel of niet hebben van tentamenweek) op stress. Daarnaast werd er geen significant interactie-effect gevonden tussen relatiestatus en het wel of niet hebben van tentamenweek op de gemiddelde stressbeleving. Studenten ervoeren niet meer gezondheidsproblemen of stress in de tentamenweek dan in de controleweek. Ook ervoeren studenten met een relatie niet minder gezondheidsproblemen of stress dan studenten zonder relatie. Ten slotte werd er nog gekeken naar de verschillende dimensies van stress binnen de Student Stress Scale (Hackelberg, 2012). Hieruit bleek dat studenten met een tentamenweek wel significant meer stress ervoeren op de dimensie academisch en dat studenten in een relatie significant meer stress ervoeren op de dimensie tijd. In voorgaand onderzoek naar de algehele gezondheid bleek dat studenten in een relatie een algehele betere gezondheid hebben dan single studenten (Braithwaite et al., 2010). Dit werd gemeten aan de hand van de hoeveelheid gezondheidsklachten die studenten
12
RELATIES, STRESS EN FYSIEKE GEZONDHEID
ondervonden in het afgelopen jaar, het gewicht van de studenten door de Body Mass Index (BMI) en de hoeveelheid gezondheid-riskerende gedragingen die een student vertoonde. Hoewel het BMI van studenten met een relatie lager bleek dan van single studenten en ze minder risicovol gedrag vertoonden, kwam er ook naar voren dat studenten in een relatie niet verschilden in de frequentie en sterkte van fysieke gezondheidsklachten. Het huidige onderzoek toonde eveneens geen hoofdeffect van relatiestatus op fysieke gezondheidsklachten. Dit in ogenschouw nemende werd er in dit onderzoek als extra variabele stress toegevoegd. De verwachting van de huidige studie veranderde hierdoor. Studenten met een relatie én tentamenweek, zouden in tegenstelling tot single studenten met tentamenweek, wel een betere fysieke gezondheid blijven behouden in een stressvolle periode. Onderzoek toont namelijk aan dat het hebben van stress een directe invloed op de fysieke gezondheid van personen kan hebben (DeLongis et al., 1988). De toevoeging van stress zou hierdoor weleens voor het verschil in gezondheid kunnen zorgen tussen studenten met en studenten zonder een relatie. De resultaten van het huidige onderzoek ondersteunden deze hypothese echter niet. De verwachting dat de toevoeging van stress, in dit geval dus tentamenweek, zou zorgen voor een verhoging in gezondheidsklachten werd eveneens niet als hoofdeffect gevonden. Enerzijds kan het uitblijven van de verwachtte resultaten verklaard worden door de manier waarop stress in dit onderzoek werd gemeten. Het huidige onderzoek mat namelijk de algehele stress bij studenten in plaats van enkel academische stress. Deze algehele stress bestond naast academische stress ook uit stress met betrekking tot tijd, relaties met anderen, de persoon zelf en familie. Gemiddeld genomen verschilde de algehele stress tussen de groepen studenten niet. Bij nadere beschouwing bleek dat studenten met een tentamenweek meer stress op academisch gebied ervoeren. Dit bevestigt wat voorgaand onderzoek naar academische stress onder studenten al had ontdekt. Opvallend genoeg hadden in de huidige
13
RELATIES, STRESS EN FYSIEKE GEZONDHEID
studie studenten met een relatie meer stress op het gebied van tijd, terwijl zij op de andere dimensies niet verschilden van studenten zonder relatie. Dit impliceert dat studenten met een relatie meer stress ervaren betreffende het omgaan en verdelen van hun tijd? Een relatie neemt uiteraard tijd in beslag, en dit leidt er wellicht toe dat de positieve effecten die een relatie op andere onderdelen van stress-niveau kunnen hebben, opgeheven worden door het tijdselement. Het is goed voor personen in een relatie om zich te realiseren dat een relatie niet alleen een positieve bijdrage hoeft te leveren. Een relatie kost namelijk tijd en dit kan stressvol zijn. Dit impliceert dat het waardevolle informatie is om je ervan bewust te zijn, dat wanneer je al een druk leven leidt, een relatie misschien juist extra stress met zich meebrengt. Het uitblijven van de verwachtte resultaten kan anderzijds ook komen door de wijze waarop participanten voor die onderzoek zijn geworven. Er zijn drie mogelijke verklaringen denkbaar. Ten eerste valt er op dit onderzoek aan te merken dat het niet duidelijk is of een tentamenweek wel een goede manier is om een stressmoment te meten. Uit onderzoek blijkt dat studeren stress veroorzaakt bij studenten in het algemeen (Reifman & Dunkel-Schetter, 1990; Robotham & Julian, 2006), maar was het verschil in de gemiddelde stress tussen personen met tentamenweek of zonder tentamenweek in de huidige studie echter niet noemenswaardig. Dit lijkt erop te wijzen dat een tentamenweek niet zorgt voor een specifieke verhoging van de stress die studeren op zich al met zich meebrengt. Desondanks kunnen hier geen conclusies aan verbonden worden voor de gehele populatie studenten, omdat de studenten niet willekeurig aan de verschillende condities waren toegewezen. De studenten hebben uit vrije wil deelgenomen aan dit onderzoek, waardoor er achteraf bleek welke student tentamenweek en/of een relatie had. Hierdoor ontstonden er automatisch 4 groepen studenten. Het is goed denkbaar dat van de studenten die in een tentamenweek zaten, alleen diegene hebben deelgenomen die weinig stress ervoeren, omdat wanneer je veel stress ervaart, je
14
RELATIES, STRESS EN FYSIEKE GEZONDHEID
wellicht geen zin of tijd hebt om mee te doen aan een vrijwillig onderzoek. Hierdoor is het goed mogelijk dat deze vorm van selectie de resultaten vertekend kan hebben. Ten tweede werden er in het huidige onderzoek enkel studenten ondervraagd die zich in redelijk dichte kring met de onderzoeker begaven. De participantenwerving startte namelijk vanaf de Facebooksite van de onderzoeker en vanuit hier werd de vragenlijst gedeeld door vrienden en familie. Het is mogelijk dat dit onderzoek hierdoor veelal personen met dezelfde opleiding, intelligentie of wellicht sociale steun bevatte. Deze aspecten zouden de resultaten kunnen beïnvloeden waardoor, wanneer gegeneraliseerd naar de algehele populatie studenten, dit een scheef beeld van de werkelijkheid zou kunnen geven. Hierbij toonde de huidige studie dat studenten in een tentamenweek enkel significant meer stress ervoeren op de dimensie academische stress. Deze stress lijkt echter niet voldoende aanwezig om een verschil teweeg te brengen in het gemiddelde van de algehele stress. Deze bevinding lijkt dan ook ondersteuning te bieden aan het idee dat een tentamenweek geen geschikte manier is om een verhoging in algehele stress te meten. In het huidige onderzoek naar de subhypothese kan dit eveneens verklaren waarom er geen significant hoofdeffect is gevonden van het hebben van wel of geen tentamenweek op de gezondheidsklachten van de studenten. Studenten ervoeren in het huidige onderzoek klaarblijkelijk geen hogere algehele stress in een tentamenweek dan wanneer ze geen tentamenweek zouden hebben. Ten derde werden de studenten via de sociale netwerksite Facebook werden gevraagd deel te nemen aan het onderzoek en de bijbehorende vragenlijsten in te vullen. Bestaat er een kans dat deze manier van deelnemerswerving reden is voor de uitgebleven effecten van relatiestatus op de fysieke gezondheidsklachten? Onderzoek naar sociale netwerksites tonen aan dat bepaalde persoonlijkheidskenmerken invloed hebben op het gebruik en de frequentie in het gebruik van zulke sites (Correa, Hinsley & Zuniga, 2010; Gosling, Augustine, Vazire, Holtzman & Gaddis, 2011; Swickert, Rosentreter, Hittner & Mushrush, 2002). Zo zou bij
15
RELATIES, STRESS EN FYSIEKE GEZONDHEID
jongvolwassenen een hoge score op extraversie gepaard gaan met grotere verbondenheid en meer activiteit op zulke sites (Correa et al., 2010; Gosling et al., 2011). Ander onderzoek toont een hoge correlatie tussen het persoonlijkheidskenmerk extraversie en de hoeveelheid contacten, de interactie met deze contacten en de waargenomen en ondervonden steun van deze contacten (Swickert et al., 2002). Daarnaast toont hetzelfde onderzoek een hoge positieve correlatie tussen extraversie en stress en wordt er gesuggereerd dat deze vorm van sociale steun weleens het effect van extraversie op stress kan mediëren. Voor het huidige onderzoek zou dit suggereren dat het uitblijven van de resultaten zou kunnen komen doordat studenten die zich actief op de sociale netwerksite Facebook begeven al in zoverre een hoge mate van sociale steun waarnemen dat deze steun de effecten van het hebben van een relatie op een betere algehele gezondheid mediëren. Dit zou impliceren dat vandaag de dag, waarin jongeren een sociaal leven online hebben, een romantische relatie minder belangrijk is om een goede gezondheid te voorspellen. De sociale steun die online contacten verstrekken zou hiermee de rol van ‘buffer’ tegen stress over kunnen nemen.
Conclusie Het hebben van een romantische relatie brengt zo zijn voordelen met zich mee. Eetgewoontes, gedrag en algehele gezondheid worden bewust of onbewust door het hebben van een partner beïnvloed. Daarbij zou een relatie een beschermende rol spelen tegen invloeden van buitenaf die de gezondheid kunnen aantasten, zoals stress. Personen met een relatie zouden meer sociale steun waarnemen dan vrijgezellen. Gesuggereerd werd hierbij dat deze hoge mate van waargenomen sociale steun zou zorgen voor minder stress. In het huidige onderzoek was dit echter niet het geval. Studenten in een relatie ervoeren gemiddeld genomen evenveel stress met daarbij even veel gezondheidsklachten als vrijgezellen. Hoewel nu lijkt dat deze bevindingen haaks op voorgaande onderzoeken naar relaties en stress staan, kwam er
16
RELATIES, STRESS EN FYSIEKE GEZONDHEID
ook een interessant resultaat aan het licht. Studenten met een relatie ervoeren namelijk meer stress qua tijd. Dit zou wel eens kunnen suggereren dat een romantische relatie vandaag de dag niet enkel positief is doordat een het hebben van een relatie ook stress met zich meebrengt. Wanneer stress omtrent tijd inderdaad de positieve effecten van het hebben van een relatie op de gezondheid zou opheffen, zou een student dus alsnog niet beter af zijn in een romantische relatie.
17
RELATIES, STRESS EN FYSIEKE GEZONDHEID
Referenties Baumeister, R. F., & Leary, M. R. (1995). The need to belong: Desire for interpersonal attachments as a fundamental human motivation. Psychological Bulletin, Vol. 117, No. 3, 497-529. Botha, F., & Booysen, F. (2013). The gold of one’s ring is not far more precious than the gold of one’s heart: Reported life satisfaction among married and cohabitating South African adults. Journal of Happiness Studies, 14(2), 433-456. Braithwaite, S. R., Delevi, R., & Fincham, F. D. (2010). Romantic relationships and the physical and mental health of college students. Personal Relationships, 17(1), 1-12. Cobb, S. (1976). Social support as a moderator of life stress. Psychosomatic medicine, 38, 300-314. Cohen, S., & Hoberman, H. M. (1983). Positive events and social supports as buffers of life change stress. Journal of Applied Social Psychology, 13, 99-125. Cohen, S., & Wills, T. A. (1985). Stress, social support, and the buffering hypothesis. Psychological Bulletin. Vol. 98. No. 2, 310-375. Correa, T., Hinsley, A. W., & Zuniga, H. G. (2010). Who interacts on the Web?: The intersection of users’ personality and social media use. Computers in Human Behavior, 26, 247-253. DeLongis, A., Folkman, S., & Lazarus, R. S. (1988). The impact of daily stress on health and mood: Psychological and social resources as mediators. Journal of Personality and Social Psychology, Vol. 34, No. 3, 486-495. Diener, E., Emmons, R. A., Larsen, R. J., & Griffin, S. (1985). The satisfaction with life scale. Journal of Personality Assessment, 49(1), 71-75. Edwards, K. J., Hershberger, P. J., Markert, R. J., & Russell, R. K. (2010). Stress, negative wards, K. J., Hershberger, P. J., Markert, R. J., & Russell, R. K. (2010). Stress, negative
18
RELATIES, STRESS EN FYSIEKE GEZONDHEID
social exchange, and health symptoms in University Students. Journal Of American College Health, vol. 50, no. 2: 75-79. Gosling, S. D., Augustine, A. A., Vazire, S., Holtzman, N., & Gaddis, S. (2011). Manifestations of personality in online social networks: Self-reported facebook-related behaviors and observable profile information. Cyberpsychology, Behavior, and Social Networking, Vol. 14, No. 9, 483-488. Grant, N., Wardle, J., &Steptoe, A. (2009). The relationship between life satisfaction and health behaviour: A cross-cultural analysis of young adults. International Journal of Behavioural Medicine, 16(3), 259-268. Hackelberg, T. (2012). De rol van stress en humor bij burn-out onder studenten. Retrieved from university Twente website (http://essay.utwente.nl/62356/1/Hackelberg%2C_T._s0194883_%28verslag%29.pdf). Twente, The Netherlands: University of Twente, Faculty of Behavioral Sciences. House, J. S., Landis, K. R., & Umberson, D. (1988). Social relationships and health. Science, 241(4865), 540-545. Insel, P. M., & Roth, W. T. (1985). Core concepts in health. (pp. 29). Palo Alto, CA: Mayfield. Lazarus, R. S. (1966). Psychological stress and the coping process. New York: McGraw-Hill. Lillard, L. A., & Waite, L. J. (1995). Till death do us part: Marital disruption and mortality. American Journal of Sociology, Vol. 100, No. 5. Markey, C. N., Markey, P. M., & Fishman Gray, H. (2007). Romantic relationships and health: An examination of individuals’ perceptions of their romantic partners’ influences on their health. Spinger Science + Business Media, 57, 435-445. Melchior, M., Berkman, L. F., Niedhammer, I., Chea, M., & Goldberg, M. (2003). Social relations and
19
RELATIES, STRESS EN FYSIEKE GEZONDHEID
self-reported health: A prospective analysis of the French Gazel cohort. Social Science and Medicine, Vol. 56, Issue 8, 1817-1830. Reifman, A., & Dunkel-Schetter, C. (1990). Stress, structural social support, and well-being in University Students. Journal of American College Health, 38:6, 271-277. Robotham, D., & Julian, C. (2006). Stress and the higher education student: a critical review of the literature. Journal of Further and Higher Education Vol. 30, No. 2, May 2006, 107–117. Sandler, I. N., & Barrera, M. (1984). Toward a multimethod approach to assessing the effects of social support. American Journal of Community Psychology, 12, 37-52. Strine, T.W., Chapman, D.P., Balluz, L.S., Moriarty, D.G., & Mokdad, A.H. (2008). The associations between life satisfaction and health related quality of life, chronic illness, and health behaviours among U.S. community-dwelling adults. Journal of Community Health, 33, 40-50. Swickert, R. J., Rosentreter, C. J., Hittner, J. B., & Mushrush, J. E. (2002). Extraversion, social support processes, and stress. Personality and Individual Differences, 32, 877891. Thoits, P.A. (1995). Stress, coping and social support processes: Where are we? What is next? Journal of health and social behavior. Extra issue: 53-79. Verbrugge, L. M. (1979). Marital status and health. Journal of Marriage and Family, Vol. 41, No. 2. Wyke, S., & Ford, G. (1992). Competing explanations for associations between marital status and health. Social Science & Medicine. Vol. 4. No. 5, 523-532.
20