DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 1
De Invloed van Sociale Identiteit op het Ervaren van Stress en het Welzijn Bachelorthesis Klinische Gezondheidspsychologie Departement Ontwikkelingspsychologie, Tilburg University
Auteur: Marija Maric ANR:421891 Begeleidster: J.M. de Lijster
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 2
Samenvatting In dit artikel wordt de invloed van sociale identiteit op het welzijn onderzocht. Sociale identiteit is de kennis die een lid van een groep heeft, de gevoelens over het groepslidmaatschap, en de kennis over de rang en status van de groep in vergelijking met andere groepen (Tajfel, 1981). Volgens Lazarus en Folkman (1984) kan een opvallende sociale identiteit bepalen in welke mate stress, als dreigend voor het welzijn, ervaren wordt. Om de invloed van sociale identiteit op het welzijn te bepalen, is er gekeken naar de ervaring van dagelijkse stress en stressvolle gebeurtenissen. Hiervoor zijn alleen Engelstalige artikelen gebruikt die na 1998 verschenen zijn. Uit de resultaten bleek dat sociale identiteit over het algemeen positief is voor het welzijn, omdat het zorgt voor minder ervaring van zowel dagelijkse stress als stressvolle gebeurtenissen. Dit effect bleek niet altijd aanwezig bij meerdere sociale identiteiten en over-identificatie. Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat sociale identiteit van belang kan zijn in onze maatschappij. Sleutelwoorden: sociale identiteit, dagelijkse stress, stressvolle gebeurtenissen, welzijn
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 3
De invloed van sociale identiteit op het ervaren van stress en het welzijn. “Zullen we gaan bungeejumpen? Wil je Mexicaans of Italiaans eten?” Individuen geloven dat ze de voor- en nadelen niet op een rij hoeven te zetten om een beslissing te kunnen nemen. Dit komt omdat hun identiteiten zorgen voor een anker van besluitvorming. Personen weten wie ze zijn en dit bepaalt de keuzes die ze maken (Leary & Tangney, 2012) Erikson (1968) was één van de eerste die onderzoek deed naar identiteit. Erikson omschreef identiteit als de structuur om te begrijpen wie iemand is, een gevoel van persoonlijke controle, vrije wil, een consistentie, samenhang, en harmonie tussen waarden, overtuigingen, en betrokkenheid. Marcia (1966) zorgde voor de belangrijkste uitwering op de theorie van Erikson. Marcia stelde twee basisprocessen van identiteitsvorming voor, namelijk exploratie en binding. Exploratie is de mate waarin een adolescent verschillende alternatieven overwogen heeft in relevante identiteitsdomeinen. Binding is de mate waarin een adolescent keuzes heeft gemaakt binnen belangrijke identiteitsdomeinen en de mate van toewijding die iemand heeft aan deze keuzes. Marcia baseerde, op basis van deze twee basisprocessen, vier identiteit statussen. De eerste, identity diffusion, houdt in dat de adolescent nog geen binding is aangegaan met een specifieke ontwikkelingstaak en mogelijke alternatieven heeft verkend in dat domein. Foreclosure betekent dat de adolescent een binding is aangegaan zonder exploratie vooraf. Moratorium houdt in dat de adolescent nog actief aan het exploreren is, maar nog geen significante binding is aangegaan. De laatste status, identity achievement, geeft aan dat de adolescent een periode van actieve exploratie heeft afgerond en vervolgens een binding is aangegaan. De vorming van identiteit verloopt niet hetzelfde voor alle adolescenten en kan langdurig zijn. In recenter onderzoek van Marcia (1980) werd gesuggereerd dat de ontwikkeling van identiteit voortduurt na de adolescentie. De ontwikkeling kan bij volwassenen zowel progressief als regressief verlopen (Stephen, Fraser, & Marcia, 1992; Whitbourne, Sneed, &
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 4
Skultety, 2002). Bij volwassenen wordt er gesproken over achieved, foreclosed, moratorium en diffused stijlen, die allemaal kwalitatief van elkaar verschillen. Individuen proberen vanuit hun stijl diverse psychologische taken van het volwassen leven op te lossen (Kroger, 2002). Het langdurige proces zou de ontwikkeling van identiteit complex kunnen maken. Jones (2009) spreekt over de complexiteit van identiteit. Hij stelt dat identiteit uit verschillende dimensies bestaat, zoals geslachtsidentiteit, religieuze identiteit, etnische identiteit en nationale identiteit. Deze dimensies samen vormen sociale identiteit. In dit literatuuronderzoek wordt er ingegaan op sociale identiteit als geheel. Tajfel (1981) definieerde sociale identiteit als: de kennis die een lid van een groep heeft, de gevoelens over het groepslidmaatschap, en de kennis over de rang en status van de groep in vergelijking met andere groepen. Tajfel legde niet veel nadruk op de inhoud van lidmaatschap. Oyserman, Kemmelmeier, Fryberg, Brosh en Hart-Johnson (2003) breidden de definitie uit door te stellen dat sociale identiteit naast kennis, aandacht en rang ook inhoud bevat. Met deze inhoud wordt het perspectief van de eigen groep bedoeld. Een opvallende sociale identiteit kan een sterke motivatie zijn voor sociale perceptie en gedrag. Een sociale identiteit is opvallend als er een duidelijk onderscheid gemaakt kan worden ten opzichte van overige sociale identiteiten (Turner, Oakes, Haslam & McGarty, 1994) Individuen zien de wereld vanuit een perspectief van de andere groepsleden, worden meer beïnvloed door groepsleden, en zijn eerder geneigd de eigen groepsleden te vertrouwen dan buitenstaanders. Naar aanleiding van deze ideeën zou er een invloed van sociale identiteit op stress verwacht kunnen worden. Een opvallende sociale identiteit zou ervoor kunnen zorgen dat een sociale stressfactor beïnvloed wordt door de groep (Haslam & Reicher, 2006).. Lazarus en Folkman (1984) stelden dat sociale identiteit zou kunnen bepalen in welke mate een stressvolle gebeurtenis als bedreigend wordt ervaren.
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 5
Lazarus en Folkman (1984) definiëren stress als: de dynamische relatie tussen een individu en de omgeving, waar het cognitieve beoordelingsproces ingrijpt tussen de omgeving en de latere ervaring van de stressvolle situatie. Er is sprake van stress wanneer de eisen van een situatie belangrijk zijn voor een persoon, maar de capaciteiten niet aanwezig zijn om met de eisen om te kunnen gaan. Cooper¸ Dewe en O’Driscoll (2001) vulden de definitie aan door te stellen dat stress de psychologische en fysiologische toestand is van een persoon die reageert op eisen die voortkomen uit stressoren uit de omgeving. Een fysiologische toestand waar onderzoek naar is gedaan, is hoofdpijn. Hierbij werd er onderscheid gemaakt tussen twee soorten stress: dagelijkse stress en stressvolle gebeurtenissen. Uit het onderzoek bleek dat vooral dagelijkse stressoren een negatieve invloed hadden op de gezondheid (De Benedittis en Lorenzetti, 1992). Peralta-Ramirez, Jimenez-Alonso, Godoy-Garcia, Pérez-Garcia (2004) vonden vergelijkbare resultaten in hun onderzoek naar lupus patiënten. Landreville en Vézina (1992) stelden dat dagelijkse stress een sterkere voorspeller is van welzijn dan een stressvolle gebeurtenis. Dagelijkse stressoren zijn stressoren die deel uitmaken van het dagelijkse leven (Serido, Almeida, & Wethington, 2004). Vanitha en Husain (2011) gaven aan dat op het werk vaak sprake is van dagelijkse stress. Dion en Eam (1975) noemden discriminatie een stressvolle gebeurtenis en stelden dat het negatief was voor zowel de fysieke als mentale gezondheid. Eisenberger en Lieberman (2004) vonden bewijs dat de stress die veroorzaakt wordt door sociale afwijzing gelijkenissen vertoont met fysieke pijn. Cooper¸ Dewe en O’Driscoll (2001) stelden dat beide typen stressoren worden waargenomen als dreigend voor het zelfbeeld en het welzijn. Welzijn is een breed begrip dat verwijst naar een goed leven rijk aan betekenis en persoonlijke groei, een leven dat de menselijkheid en lidmaatschap van een gemeenschap reflecteert, en een leven opgebouwd uit bewuste gedachten en een reflectie van de inhoud en
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 6
het doel (Bruton, 2001). Lazarus en Folkman (1984) introduceerden een evaluatiemodel om te bepalen hoe welzijn beïnvloed wordt door een stressvolle gebeurtenis. Hun model suggereert dat de invloed van gebeurtenissen op welzijn afhangt van de manier waarop individuen zin geven aan gebeurtenissen, en daarna dit evalueren en middelen inzetten om ermee om te gaan. Lazarus en Folkman beweren dat onze reacties enerzijds afhangen van een beoordeling van de invloed van een gebeurtenis op het welzijn (primaire beoordeling). Anderzijds hangen onze reacties af van de bronnen die de persoon ter beschikking heeft om met de invloed om te gaan (secundaire beoordeling). Kellezi, Reicher en Cassidy (2009) stelden dat primaire beoordeling ervoor kan zorgen dat een individu iets negatief evalueert wanneer de waarden en normen van een groep geschonden worden of wanneer een individu zijn positie als groepslid dreigt te verliezen. Secundaire beoordeling kan ertoe leiden dat er bij opvallende sociale identiteiten meer bezorgdheid is over groepsleden. Er kan ook meer vertrouwen, respect en betrokkenheid zijn in de groep, waardoor de steun groter is. Hieruit blijkt dat sociale identiteit zowel positief als negatief zou kunnen zijn voor het waarnemen van gebeurtenissen. Er is al onderzoek gedaan naar dagelijkse stress en stressvolle gebeurtenissen (De Benedittis en Lorenzetti, 1992; Peralta-Ramirez, Jimenez-Alonso, Godoy-Garcia, PérezGarcia, 2004). Sociale identiteit is ook onderzocht, maar er is grotendeels gekeken naar de relaties binnen een groep (Ashforth & Mael, 1989; Tajfel, 1982). Daarentegen is er nog weinig bekend over sociale identiteit en stress samen. Het meeste onderzoek is gedaan naar, de eerder genoemde, manier waarop sociale identiteit de mate van stress kan beïnvloeden (Lazarus & Folkman, 1984). De daadwerkelijke invloed die sociale identiteit op stress kan hebben, is nog niet uitgebreid onderzocht. Het is niet duidelijk of sociale identiteit positief of negatief is voor het welzijn.
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 7
In dit literatuuronderzoek wordt gekeken naar de invloed van sociale identiteit op het welzijn. Hierbij zal er gekeken worden naar de waarneming van stress. Verder zal er gekeken worden of er een verschil is tussen de verschillende vormen van stress, dagelijkse stress en stressvolle gebeurtenissen. De onderzoeksvraag die hieruit voortkomt is: Wat is de invloed van sociale identiteit op het waarnemen van stress en het welzijn van een individu? De deelvragen zijn: Wat is de invloed van sociale identiteit op het waarnemen van dagelijkse stress en het welzijn? Wat is de invloed van sociale identiteit op het waarnemen van stressvolle gebeurtenissen en het welzijn? Methode Figuur 1 van de Appendix bevat een systematische weergave van het zoekproces van de artikelen. Voor het vinden van de juiste literatuur werd er in de volgende zoekmachines gezocht: ProQuest, PsychINFO, Web of Science en ScienceDirect. De zoekmachines Google scholar en WorldCat zijn enkele malen gebruikt om de volledige tekst van artikelen op te zoeken. Hiervoor zijn meerdere zoektermen gebruikt, zoals: social identity, social identification, group identity en identification. Deze termen werden gebruikt in combinatie met: stress, trauma, well-being en response. De zoektermen die leidde tot de gevonden artikelen waren: social identi* AND stress, social identi* AND well-being, group identi* AND response, identification AND well-being. De literatuur is beperkt tot peer reviewed artikelen. Verder is er gebruik gemaakt van inperkingen op jaartal, taal en type tekst. Er is alleen gekeken naar Engelstalige artikelen die na 1998 verschenen zijn, zodat alleen recente onderzoeken meegenomen werden. Wanneer er veel irrelevante artikelen verschenen is er alleen in het zoekveld, titel gezocht. De overgebleven artikelen werden vervolgens gescand op titel en abstract om te bepalen of ze daadwerkelijk onderzoek deden naar de invloed van sociale identiteit op het ervaren van
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 8
stress. Verder zijn er artikelen geselecteerd die naast sociale identiteit en stress ook metingen van welzijn bevatten. Als laatste zijn de geselecteerde artikelen volledig gelezen. Enkele artikelen bleken geen antwoord te geven op de onderzoeksvraag en zijn daarom weggelaten. Naar aanleiding van de referenties in de gelezen artikelen zijn nieuwe artikelen opgezocht. Hiervoor zijn dezelfde criteria gebruikt als voor de artikelen uit de zoekmachines. Resultaten In dit literatuuronderzoek zijn 13 studies opgenomen die de invloed van sociale identiteit op welzijn onderzochten. De belangrijkste kenmerken van de onderzoeken zijn opgenomen in tabel 1 van de Appendix. In het huidige onderzoek zal geprobeerd worden de invloed van sociale identiteit op welzijn te achterhalen. Dit zal gedaan worden door naar de waarneming van stress te kijken. De resultatensectie bestaat uit twee delen, die beide antwoord zullen geven op een deelvraag. De deelvragen zijn verdeeld in dagelijkse stress en stressvolle gebeurtenissen. Dagelijkse Stress Haslam en Reicher (2006) onderzochten hoe sociale identiteit de reacties op dagelijkse stress beïnvloedt. De participanten waren 15 volwassen mannen die gekozen werden uit een groep van 332 aanmeldingen. De geselecteerde participanten werden in twee groepen verdeeld. De hoge-status groep bestond uit vijf bewakers en de lage-status groep uit tien gevangenen. De bedoeling van het onderzoek was om een hiërarchische instelling te creëren, waarin de participanten tien dagen zouden leven. Elke dag werd een testbatterij met psychometrische metingen afgenomen bij de participanten. Er waren twee metingen van stress; een vragenlijst over burn-out en een meting van cortisol door speekselafname. De eerste hypothese was: Als het gevoel van gedeelde sociale identiteit toeneemt onder de lagestatus groep (de gevangenen), zal deze identiteit een buffer vormen tegen de nadelige effecten
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 9
van stressoren die ontstaan door de ongelijkheid binnen de groep. De tweede hypothese was een gevolgtrekking van deze theorie: Wanneer de hoge-status groep (de bewakers) blootgesteld wordt aan de weerstand van lage-status groepsleden, zullen de effecten van deze stressor afhankelijk zijn van de sociale identiteit van de bewakers. Hoe lager hun gevoel van gedeelde identiteit, hoe meer de hoge-status groepsleden zullen falen elkaar te voorzien van nuttige vormen van sociale steun, die een buffer zouden kunnen vormen voor potentiële stressoren. Er zal ook een toenemende kans op psychische klachten zijn als gevolg van de toenemende eisen om ongelijkheid binnen de groep te onderhouden. De bevindingen van het onderzoek ondersteunen beide hypotheses. Wanneer een gevoel van sociale identiteit toenam bij de gevangenen, vertoonden ze een verhoogde capaciteit om met stressoren om te gaan. Wanneer het de bewakers niet lukte een gedeelde sociale identiteit te ontwikkelen, nam hun vermogen om met stressoren om te gaan af. Häusser, Kattenstroth, van Dick en Mojzisch (2012) deden ook onderzoek naar de gedeelde sociale identiteit en de invloed hiervan op het waarnemen van stress. De participanten waren 96 studenten en werden willekeurig toegewezen aan een conditie. Om te beginnen werd een speekselmonster afgenomen om de mate van stress te bepalen. Vervolgens vond er een manipulatie van gedeelde sociale of persoonlijke identiteit plaats. Gedeelde sociale identiteit werd op meerdere manieren gemanipuleerd; alle instructies werden aan de groep gegeven, de participanten kregen shirts met een groepsnaam- en kleur en er werd een groepsfoto genomen. Na de manipulatie deden de participanten de Trier social stress test, waarbij er een taak werd gedaan die veel stress (stressvolle taak) of weinig stress (placebo taak) bevatte. De stressvolle taak bestond uit een presentatie en hoofdrekentaak. Na beide taken werd er een speekselmonster afgenomen. Zoals verwacht, vonden de onderzoekers dat een opvallende sociale identiteit zorgde voor een zwakkere stress reactie, enkel in de stressvolle conditie. Daarentegen is er geen effect gevonden in de placebo conditie. De
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 10
resultaten tonen aan dat de aanwezigheid van anderen een buffer biedt voor cortisol stress reacties, maar dit is alleen het geval wanneer er een gedeelde sociale identiteit is. In een ander onderzoek werd stress ook opgeroepen door een hoofdrekentaak. Het onderzoek van Haslam, Jetten, O'Brien en Jacobs (2004) bestond uit 40 jongvolwassen psychologiestudenten. Ze werden willekeurig toegewezen aan één van de vier condities. De participanten werd verteld dat ze deelnamen aan een experiment dat de uitvoering en reactie op simpele cognitieve taken meet. Verder kregen ze te horen dat het experiment bedoeld was om te onderzoeken of de normale populatie (psychologie studenten) verschilde van de klinische populatie (personen met een stressstoornis). Dit zou onderzocht worden door gebruik te maken van simpel hoofdrekenen. Voordat de rekentaak zou plaatsvinden, kregen de participanten de mogelijkheid om een video te kijken. Ze kregen te horen dat dit ze zou kunnen helpen bij de taak, omdat een vorige participant over de taak vertelde. De persoon in de video was telkens hetzelfde, maar speelde in de helft van de gevallen een student en in de andere helft iemand met een stresssyndroom. Na de video volgden de hoofdrekentaak en een aantal uitspraken die beantwoord moesten worden. De uitspraken waren bedoeld om stress te meten. De voorspellingen waren dat participanten een taak als minder stressvol zouden beoordelen wanneer een groepslid (medestudent) vertelt dat een taak meer uitdagend dan stressvol zal zijn. Wanneer hetzelfde bericht door iemand buiten de groep (iemand met stressstoornis) gebracht wordt, is dit effect niet aanwezig. De resultaten van het onderzoek zijn consistent met de voorspellingen. Ze tonen aan dat de beoordeling van stress kan worden beïnvloed door stress-gerelateerde feedback van een bron die tot dezelfde groep behoort. Zoals voorspeld, werd een situatie als minder stressvol ervaren wanneer een groepslid vertelde dat de taak uitdagend zou zijn dan wanneer een groepslid vertelde dat de taak stressvol zou zijn. Dit effect werd niet gevonden wanneer dezelfde informatie door een nietgroepslid gebracht werd.
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 11
Het volgende onderzoek bestaat, net als het vorige, uit jongvolwassenen. Yip, Kiang en Fuligni (2008) kozen de 181 participanten willekeurig uit een bestaand onderzoek. De participanten die instemden met het onderzoek kregen een e-mail met vragenlijsten, een 14daagse dagboek controlelijst en een kleine, elektronische tijdstempel. Met de tijdstempel konden de participanten aangeven wanneer ze klaar waren met een dagelijkse controlelijst. Meerdere aspecten van sociale identiteit werden gemeten met vragenlijsten: identificatie met familie, religieuze identiteit, etnische identiteit en Amerikaanse identiteit. Dagelijkse stress en welzijn werden gemeten door de dagelijkse verslagen. De verwachtingen waren dat jongvolwassenen met weinig sociale identiteiten een significant lager niveau van dagelijks welzijn zouden vertonen dan jongvolwassenen met veel sociale identiteiten. Uit de resultaten blijkt echter dat individuen met meerdere sociale identiteiten aangaven minder positieve gevoelens te hebben wanneer ze stress ervaren. In het onderzoek van Avanzi, van Dick, Fraccaroli en Sarchielli (2012) is er, net als in het vorige onderzoek, gebruik gemaakt van vragenlijsten om welzijn en stress te meten. Zij deden twee onderzoeken om de hypothese te testen. Het eerste onderzoek bestond uit 195 Italiaanse rechtbankmedewerkers en het tweede onderzoek uit 140 Italiaanse leraren. Beide onderzoeken maakten gebruik van dezelfde metingen. Met behulp van vragenlijsten werden organisatorische identiteit, werkverslaving en welzijn gemeten. De verwachtingen waren dat medewerkers, die een hoge identificatie hebben met de werkgroep, het gevoel hebben dat ze echt deel uitmaken van de organisatie en gemotiveerd zijn harder te werken om de doelen van de organisatie te bereiken. Dit beschermt over het algemeen tegen stress en is daarmee positief voor het welzijn. Wanneer deze identificatie te sterk wordt, kan het leiden tot workaholism (werkverslaving). Hierdoor neemt het welzijn juist af. De resultaten laten zien dat het verband tussen organisatorische identiteit en welzijn daadwerkelijk curvilineair (kromlijnig) is. Dit betekent dat identificatie een positieve invloed heeft op het welzijn van
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 12
een werkgever tot een bepaald punt. Voorbij dit punt verandert het positieve effect in een negatief effect. Zoals verwacht, daalde werkverslaving wanneer organisatorische identificatie toenam. Wanneer de identificatie te sterk werd, nam werkverslaving juist toe. In een ander onderzoek is ook gekeken naar de identificatie met een werkgroep. Haslam, O’Brien, Jetten, Vormedal en Penna (2005) onderzochten twee groepen participanten. De eerste groep bestond uit 20 mannelijke leden van the Royal Air Force Disposal Team. De tweede groep bestond uit 20 barpersoneelsleden, waarvan de helft man was. Het onderzoek bevatte uit een 4-pagina lange vragenlijst die alle participanten individueel invulden. De vragenlijsten maten sociale identificatie en werkstress. Uit de resultaten blijkt dat de hypothese bevestigd kan worden. Sociale identificatie met een werkgroep werd over het algemeen geassocieerd met lagere niveaus van werkstress en hogere niveaus van tevredenheid met de baan. Stressvolle Gebeurtenissen In het onderzoek van Haslam, O’Brien, Jetten, Vormedal en Penna (2005) werd naast dagelijkse stress ook het effect van een stressvolle gebeurtenis onderzocht. In deze studie werd er niet gekeken naar dagelijkse werkstress, maar naar 34 patiënten die herstelden van een hartoperatie. Net als in het vorige onderzoek, vulden de participanten een 4-pagina lange vragenlijst in. De metingen waren: identificatie met familie en vrienden, depressieve stemming, persoonlijk zelfvertrouwen en tevredenheid met het leven. De resultaten zijn in dit onderzoek opnieuw in overeenstemming met de verwachtingen. Sociale identificatie met familie en vrienden voorspelden significant de reactie op een stressvolle situatie, waarin een participant zich bevond. Patiënten die zich identificeerden met de sociale groep waren minder gestrest, hadden een hoger zelfvertrouwen en waren tevredener met hun leven. In het volgende onderzoek werden geen patiënten die herstelden van een hartoperatie onderzocht, maar 53 patiënten die herstelden van een beroerte. Haslam et al. (2008) vroegen
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 13
de participanten als eerste twee lijsten te maken van alle groepen waartoe zij zich vonden behoren. De eerste lijst bestond uit de groepslidmaatschappen uit het verleden en de tweede lijst bestond uit groepslidmaatschappen van het heden. Vervolgens werden vragenlijsten ingevuld. Deze maten het belang van de groepslidmaatschappen, de cognitieve functies, de tevredenheid met het leven en de chronische stress. De voorspellingen waren dat welzijn hoger is voor individuen die een beroerte hebben gehad wanneer ze meerdere sociale identiteiten hadden voor hun beroerte. Verder werd voorspeld dat het vermogen om deze identiteiten te onderhouden tot een verdere verbetering van welzijn zou leiden. De eerste voorspelling wordt deels bevestigd door de resultaten. Welzijn was inderdaad hoger voor individuen die meerdere sociale identiteiten hadden voor hun beroerte, maar dit effect was alleen significant voor tevredenheid met het leven. Meerdere identiteiten voor de beroerte blijken geen effect te hebben op de chronische stress die een individu ervoer. Een sterkere relatie is gevonden in de tweede voorspelling. Uit de resultaten komt naar voren dat het onderhouden van meerdere sociale identiteiten een effect heeft op zowel tevredenheid als chronische stress. Naast een ernstige ziekte wordt politiek geweld ook gezien als een stressvolle gebeurtenis. Muldoon en Downes (2007) deden onderzoek naar politiek geweld en onderzochten hiervoor 3000 participanten. Hiervan kwamen er 2000 uit Noord-Ierland en 1000 uit grensgebieden. De participanten werden willekeurig geselecteerd door nummers uit de telefoongids op te bellen. Na de selectie werd een brief, met uitleg over het onderzoek, naar de participanten gestuurd. Ten slotte werden ze gebeld en geïnterviewd. De metingen waren: politiek geweld, nationale identiteit en posttraumatische stress-stoornis. De resultaten laten zien dat de prevalentie van een posttraumatische stressstoornis bij de bevolking in Noord-Ierland hoger was dan bij politieofficieren. De groep politieofficieren werd genomen
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 14
omdat ze vaak stressvolle gebeurtenissen ervaren, maar ook een sterke gedeelde identiteit hebben. Het onderzoek van Muldoon, Schmid en Downes (2009) is gebaseerd op dezelfde groep participanten als het vorige onderzoek. De metingen van politiek geweld en nationale identiteit waren ook hetzelfde. De meting van posttraumatische stress-stoornis is echter vervangen door een meting van psychologisch welzijn. De eerste hypothese was: Groepen beïnvloeden de mate van stress die ervaren wordt. De tweede hypothese was: Er is een modererend en mediërend effect van nationale identiteit op de relatie tussen politiek geweld en psychologische welzijn. De resultaten bevestigen de eerste hypothese. Er kan geconcludeerd worden dat sociale identiteit een aanpassing biedt aan stress in situaties van politiek geweld. De tweede hypothese wordt deels bevestigd. Er blijkt geen modererend effect te zijn van nationale identiteit op de relatie tussen politiek geweld en welzijn. Daarentegen is er wel een mediërend effect. Dit betekent dat sociale identiteit een belangrijke factor is in de relatie tussen politiek geweld en welzijn. In een ander onderzoek is, net als in de vorige twee onderzoeken, gekeken naar een conflict in het woongebied van de participanten. Kellezi, Reicher en Cassidy (2009) onderzochten Albaniërs uit Kosovo die een extreme gebeurtenis hadden ervaren tijdens het conflict in Kosovo. Als eerste werd aan de deelnemers gevraagd vragenlijsten in te vullen, gemiddeld zes jaar na het conflict. Alleen de data van de participanten die zich sterk identificeerden als Kosovo-Albaans werden meegenomen. Alle vragenlijsten waren in het Albaans vertaald. Primaire beoordeling werd gemeten om te bepalen of de oorlog werd gezien als een bevestiging van de identiteit. Andere metingen waren coping strategieën, zelfredzaamheid, angst en depressie. Zoals verwacht, blijkt uit de resultaten dat individuen die de oorlog evalueerden als een bevestiging van hun sociale identiteit, lagere niveaus van depressie en angst en hogere niveaus van zelfredzaamheid vertoonden. Individuen die de
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 15
oorlog als positief zagen, ervoeren meer sociale steun van anderen. Hierdoor hadden ze een positievere blik op de omgang met extreme gebeurtenissen. Knowles en Gardner (2008) maakten ook gebruik van vragenlijsten, maar voegden nog enkele taken toe als meetinstrument. Dit deden ze om het idee van een stressvolle gebeurtenis op te wekken. De participanten waren 59 studenten, die aangesproken werden op de campus. De geïnteresseerden kregen een pakket met vragenlijsten. Als eerste werden er twee taken gedaan die een manipulatie bevatten. Participanten kregen de taak een gebeurtenis te beschrijven waarin ze afgewezen werden of de taak een gebeurtenis te beschrijven waarin ze zich geaccepteerd voelden. De toewijzing aan de condities was willekeurig. Daarna werd een tweede schrijftaak afgenomen die opnieuw uit twee condities bestond. Participanten in de groep-conditie werden gevraagd een groep te kiezen en een recente gebeurtenis met die groep te beschrijven. Participanten in de trek-conditie kozen een trek en omschreven een recente gebeurtenis waarbij die trek persoonlijk tot uiting kwam. Na deze manipulaties vulden de deelnemers vragenlijsten in die het humeur maten. Er werd uitgegaan van een beschermende functie van sociale identiteit op een stressvolle gebeurtenis, zoals afwijzing. De hypothese was: afgewezen individuen die lid zijn van een opvallende groep (groep conditie) zullen minder negatieve affectieve gevolgen hebben dan individuen die een opvallende trek hebben (trek conditie). Deze verwachting word door de resultaten bevestigd. Geconcludeerd kan worden dat afwijzing als minder stressvol wordt beoordeeld wanneer er een sociale identiteit opgeroepen wordt. In een ander onderzoek is opnieuw de invloed van sociale identiteit op het ervaren van afwijzing onderzocht. Dit werd gedaan met behulp van 139 Afro-Amerikaanse vrijwilligers. Branscombe, Schmitt en Harvey (1999) vroegen de deelnemers een aantal vragenlijsten in te vullen die in willekeurige volgorde aan ze gepresenteerd werden. De vragenlijsten testten: toeschrijving van negatieve resultaten aan vooroordelen, ervaring met rassendiscriminatie,
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 16
vijandigheid tegenover blanken, identificatie met de minderheidsgroep, persoonlijk welzijn en collectief welzijn. Branscombe, Schmitt en Harvey stelden dat afwijzing door een meerderheidsgroep pijnlijk kan zijn. Daarom was de verwachting dat identificatie met een minderheidsgroep beschermend is voor het welzijn, wanneer een individu wordt bevooroordeeld door een meerderheidsgroep. Uit de resultaten komt naar voren dat de bevooroordeling door een meerderheidsgroep een direct negatief effect had op het welzijn van een individu van een minderheidsgroep. Daarentegen is er wel een positief indirect effect van bevooroordeling op welzijn. Wanneer een individu bevooroordeeld werd, nam de sociale identiteit met de eigen groep toe. Dit had een positief effect op welzijn. Er kan dus geconcludeerd worden dat sociale identiteit een positief effect heeft op psychologisch welzijn. Eliezer, Major en Mendes (2010) deden geen onderzoek naar rassendiscriminatie, maar naar geslachtsdiscriminatie. Drieënzeventig Europees-Amerikaanse vrouwelijke studenten werden onderzocht. Een aantal weken voor het onderzoek vulden de participanten online een vragenlijst in over geslachtsidentiteit. Tijdens het onderzoek kregen de deelnemers een artikel dat ze mochten lezen en presenteren. De fictionele artikelen werden willekeurig toegewezen. De helft van de participanten lazen over vrouwen die met veel seksisme te maken hadden en de andere helft over vrouwen die met weinig seksisme te maken hadden. Na het lezen, kregen de vrouwen twee minuten om een toespraak voor te bereiden. De toespraak werd voor een camera gehouden, om de motivatie te laten toenemen. Hierna kregen de participanten een afleidingstaak en vijf minuten rust. Als laatste werden ze gevraagd zelfbeoordelingsmetingen in te vullen, die depressie en angst mat. De verwachtingen waren dat vrouwen met een hoge geslachtsidentificatie meer dreiging ervaren, wanneer ze blootgesteld worden aan bewijs van seksisme, dan vrouwen met een lage geslachtsidentificatie. De resultaten bevestigen deze verwachtingen. Individuen met een hoge sociale identiteit konden de bedreiging niet los laten, terwijl individuen met een lage sociale
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 17
identiteit hun gedachten konden afwenden van discriminatie. De conclusie een sterke sociale identiteit het ervaren van een dreiging vergroot en het welzijn verkleint. Discussie In dit onderzoek staat de invloed van sociale identiteit op welzijn centraal. Hierbij wordt er gekeken naar de mate van stress die ervaren wordt. De onderzoeksvraag betrof: Wat is de invloed van sociale identiteit op het waarnemen van stress en het welzijn van een individu? In het onderzoek werd onderscheid gemaakt tussen twee soorten stress, dagelijkse stress en stressvolle gebeurtenissen. De belangrijkste bevindingen waren dat sociale identiteit invloed heeft op welzijn. Over het algemeen beïnvloedt sociale identiteit het ervaren van stress en op die manier het welzijn. Dit is zowel bij dagelijkse stress als stressvolle gebeurtenissen het geval. De meerderheid van de resultaten wijst erop dat individuen met een sterke sociale identiteit minder dagelijkse stress ervaren dan individuen met een zwakke sociale identiteit (Haslam et al., 2004; Haslam et al., 2005; Haslam & Reicher, 2006; Häusser et al., 2012). In het onderzoek van Avanzi et al. (2012) is geen lineair effect gevonden van sociale identiteit op welzijn, zoals in de meerderheid van de onderzoeken. Avanzi et al. vonden dat stress daalt als sociale identificatie toeneemt. Wanneer deze identificatie te sterk wordt, neemt stress juist toe. De resultaten geven een belangrijke toevoeging aan eerdere bevindingen. Het onderzoek was vooral gericht op het vaststellen van de consequenties van een te sterke sociale identiteit. Dit is iets wat in eerdere onderzoeken verwaarloosd, of niet empirisch onderzocht werd. Yip et al. (2008) vonden ook een negatief effect van sociale identiteit op het ervaren van stress. In het onderzoek kwam naar voren dat het hebben van meerdere sociale identiteiten leidt tot minder positieve gevoelens bij het ervaren van stress. Een mogelijke verklaring is dat het onderzoek gericht was op algemene dagelijkse stressoren, die een effect hadden op alle individuen en aspecten van het leven.
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 18
Haslam et al. (2008) hadden hun onderzoek wel gericht op een specifieke stressvolle gebeurtenis, namelijk een beroerte. Uit het onderzoek kwam naar voren dat het onderhouden van meerdere sociale identiteiten zorgt voor een grotere tevredenheid met het leven en minder chronische stress. Het lijkt erop dat de verwachtingen, dat meerdere sociale identiteiten zorgen voor zwakkere ervaringen van stress, alleen bevestigd worden wanneer er gekeken wordt naar specifieke stressvolle gebeurtenissen. Uit het onderzoek van Haslam et al. (2005) kwam ook naar voren dat sociale identiteit zorgt voor een zwakkere reactie op stress en daarmee positief is voor het welzijn, als er gekeken wordt naar een ziekte als stressvolle gebeurtenis. Dit zelfde effect werd gevonden wanneer oorlog (Muldoon & Downes, 2007; Muldoon et al., 2009; Kellezi et al., 2009), afwijzing (Knowles & Gardner, 2008) en discriminatie (Branscombe et al., 1999) onderzocht werden als stressvolle gebeurtenis. Eliezer et al. (2010) vonden daarentegen juist een negatieve invloed van sociale identiteit op het ervaren van discriminatie. Uit de resultaten kwam naar voren dat vrouwen met een hoge identificatie meer dreiging ervaren dan vrouwen met een lage identificatie. Deze resultaten kunnen mogelijk verklaard worden wanneer de negatieve effecten van sociale identiteit bekeken worden. Individuen met een hoge sociale identiteit kunnen de dreiging van discriminatie niet loslaten, terwijl individuen met een lage sociale identiteit hun gedachten wel kunnen afwenden. Eerder onderzoek had al aangetoond dat sociale identiteit de ervaring van stress beïnvloed (Lazarus & Folkman, 1984). Het was echter nog onduidelijk welke richting het effect had. In het huidige onderzoek is geprobeerd dit te achterhalen. Over het algemeen wijzen de resultaten op een positief effect van sociale identiteit op welzijn. In de meerderheid van de onderzoeken wordt er minder stress ervaren wanneer er een sterke sociale identiteit is. Toch zijn er enkele gevallen die deze conclusie tegenspreken. Als er naar dagelijkse stress wordt gekeken, zijn er twee gevallen waarin sociale identiteit negatief kan zijn voor het
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 19
welzijn. Dit is wanneer sociale identiteit te sterk wordt of wanneer een individu meerdere sociale identiteiten heeft. Als er naar stressvolle gebeurtenissen gekeken wordt, verdwijnt het onverwachte negatieve effect van meerdere sociale identiteiten op welzijn. Hier is een verschil te vinden tussen de ervaring van dagelijkse stress en stressvolle gebeurtenissen. In de overige onderzoeken werden dezelfde resultaten gevonden tussen de twee deelvragen. Een opvallend resultaat werd gevonden in het onderzoek van Elezier et al. (2010). In dit onderzoek waren de resultaten niet in overeenstemming met de overige bevindingen. Zij vonden een negatieve invloed van sociale identiteit op het waarnemen van de stressvolle gebeurtenis, discriminatie. Mogelijk is er hier sprake geweest van een te sterke sociale identiteit, die zorgde voor grotere betrokkenheid en meer stress. Met vervolgonderzoek zouden deze afwijkende resultaten verder kunnen worden onderzocht. Ten eerste zou kunnen worden geprobeerd het onderscheid tussen de twee soorten stress te verklaren door verder onderzoek te doen naar meerdere sociale identiteiten. Er zou ook gekeken kunnen worden naar de daadwerkelijke hoeveelheid identiteiten, om zo vast te stellen wanneer er te veel zijn. Verder zou vervolgonderzoek dieper in kunnen gaan op de curvilineaire relatie tussen sociale identiteit en welzijn. Hierdoor zou duidelijk kunnen worden of sociale identiteit daadwerkelijk positief is tot een bepaald punt en vervolgens negatief wordt. Op deze manier kan er ook onderzocht worden of er een optimale niveau van identificatie is, waarna er sprake is van over-identificatie en een afname van welzijn. Een sterk punt van de onderzoeken is dat ze allemaal kwantitatief zijn, waardoor de resultaten goed vergeleken kunnen worden. Verder zijn voor de meting van stress twee verschillende methoden gebruikt. Haslam en Reicher (2006) en Häusser et al. (2012) hebben stress gemeten met zowel vragenlijsten als een speekselafname. Hierdoor zijn zowel de subjectieve als objectieve ervaring van stress gemeten. Ten slotte zijn cross-sectionele onderzoeken afgewisseld met longitudinale onderzoeken.
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 20
De onderzoeken bevatten ook enkele zwakke punten. Ten eerste was er in enkele onderzoeken sprake van een kleine steekproef en een slechte generaliseerbaarheid (Avanzi et al., 2012; Haslam et al., 2008; Haslam, & Reicher, 2006; Knowles & Gardner, 2008). Kellezi et al. (2009) vonden dat hun onderzoek cultuurspecifiek was en stelden een lage representativiteit vast. Het tweede zwakke punt is het veelgebruikte correlationeel onderzoek, dat het onmogelijk maakt causale conclusies te trekken (Branscombe et al., 1999; Haslam et al., 2008; Haslam et al., 2005). De betrouwbaarheid van de vragenlijsten was over het algemeen voldoende. Alleen de onderzoeken van Haslam et al. (2004) en Kellezi et al. (2009) hadden een betrouwbaarheid onder de aanvaardbare grens. Het huidige onderzoek geeft een belangrijk inzicht in het belang van groepen en groepslidmaatschappen voor een individu. Als de identificatie met een groep positief is voor het welzijn, kan dit individuen helpen om te gaan met negatieve invloeden van de samenleving. De maatschappij kan hier gebruik van maken door de vorming van groepen aan te moedigen. Zo zouden werk gerelateerde stressoren verminderd kunnen worden door betere verhoudingen met werkcollega’s. Verder zou de identificatie met vrienden en familie, patiënten met een ernstige of chronische ziekte kunnen helpen beter om te gaan met de stress die ze ervaren. Sociale identificatie zou onze maatschappij dus kunnen helpen bij de zoektocht naar een beter welzijn. De invloed van sociale identiteit op het welzijn blijkt over het algemeen positief te zijn. Individuen die een sterke sociale identiteit hebben, kunnen beter omgaan met zowel dagelijkse stressoren als stressvolle gebeurtenissen. De afname van stress zorgt voor een beter welzijn. Dit effect blijkt niet altijd aanwezig te zijn als er sprake is van meerdere sociale identiteiten. In deze gevallen zou er een verschil kunnen zijn tussen dagelijkse stress en stressvolle gebeurtenissen. Er is ook onduidelijkheid over de zogenaamde sociale over-
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 21
identificatie, die negatief zou kunnen zijn voor het welzijn. Toch kan er gesteld worden dat een groepslidmaatschap veel voordelen heeft en zeker gekoesterd mag worden.
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 22
Referenties Ashforth, B. E., & Mael, F. (1989). Social identity theory and the organization. Academy of Management. The Academy of Management Review, 14(1), 20-20. doi:10.2307/258189 Avanzi, L., van Dick, R., Fraccaroli, F., & Sarchielli, G. (2012). The downside of organizational identification: Relations between identification, workaholism and wellbeing. Work & Stress: An International Journal of Work, Health & Organisations, 26 (3), 289-307. doi:10.1080/02678373.2012.712291 de Benedittis, G., & Lorenzetti, A. (1992). The role of stressful life events in the persistence of primary headache: Major events vs. daily hassles. Pain, 51(1), 35-42. doi:10.1016/0304-3959(92)90006-W Branscombe, N. R., Schmitt, M. T., Harvey, R. D. (1999). Perceiving pervasive discrimination among African Americans: Implications for group identification and well-being. Journal of Personality and Social Psychology, 77(1), 135-149. doi:0022-3514/99/53.00 Bruton, H. J. (2001). On the search for well-being. University of Michigan Press. Cooper, C. L., Dewe, P. J., & O’Driscoll, M. P. (2001). Organizationalnstress: A review and critique of theory, research, and applications. London: Sage. Dion, K. L., & Eam, B. M. (1975). The phenomenology of being a target of prejudice. Journal of Personality and Social Psychology, 32, 944-950. doi: 10.1037//00223514.32.5.944 Eisenberger, N. I., & Lieberman, M. D. (2004). Why rejection hurts: A common neural alarm system for physical and social pain. Trends In Cognitive Sciences, 8(7), 294-300. doi:10.1016/j.tics.2004.05.010 Eliezer, D., Major, B., & Mendes, W. B. (2010). The costs of caring: Gender identification
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 23
increases threat following exposure to sexism. Journal of Experimental Social Psychology, 46, 159–165. doi:10.1016/j.jesp.2009.09.015 Erikson, E. (1968). Identity, youth and crisis. NewYork: Norton. Haslam, C., Holme, A., Haslam, S., Iyer, A., Jetten, J., & Williams, W. (2008). Maintaining group memberships: Social identity continuity predicts well-being after stroke. Neuropsychological Rehabilitation, 18(5-6), 671-691. doi:10.1080/09602010701643449 Haslam, S., Jetten, J., O'Brien, A., & Jacobs, E. (2004). Social identity, social influence and reactions to potentially stressful tasks: Support for the self-categorization model of stress. Stress And Health: Journal Of The International Society For The Investigation Of Stress, 20(1), 3-9. doi:10.1002/smi.995 Haslam, S. A., O’Brien, A., Jetten, J., Vormedal, K., & Penna, S. (2005). Taking the stain: Social identity, social support, and the experience of stress. British Journal of Social Psychology, 44, 355–370. doi:10.1348/014466605X37468 Haslam, S., & Reicher, S. (2006). Stressing the group: Social identity and the unfolding dynamics of responses to stress. Journal Of Applied Psychology, 91(5), 1037-1052. doi:10.1037/0021-9010.91.5.1037 Häusser, J. A., Kattenstroth, M., van Dick, R., & Mojzisch, A. (2012).”We” are not stressed: Social identity in groups buffers neuroendocrine stress reactions. Journal of Experimental Social Psychology, 48, 973–977. doi:10.1016/j.jesp.2012.02.020 Jones, S. R. (2009). Constructing identities at the intersections: An autoethnographic exploration of multiple dimensions of identity. Journal Of College Student Development, 50(3), 287-304. doi:10.1353/csd.0.0070 Kellezi, B., Reicher, S., & Cassidy, C. (2009). Surviving the Kosovo conflict: A study of
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 24
social identity, appraisal of extreme events and mental well-being. Applied Psychology: An International Review, 58(1), 59-83. doi:10.1111/j.14640597.2008.00382.x Knowles, M. L., & Gardner, W. L. (2008). Benefits of membership: The activation and amplification of group identities in response to social rejection. Personality and Social Psychology Bulletin, 34(9), 1200-1213. doi:10.1177/0146167208320062 Kroger, J. (2002). Commentary on 'Feminist perspectives on Erikson's theory: Their relevance for contemporary identity development research.'. Identity: An International Journal Of Theory And Research, 2(3), 257-266. doi:10.1207/S1532706XID0203_06 Landreville, P., & Vézina, J. (1992). A comparison between daily hassles and major life events as correlates of well-being in older adults. Canadian Journal on Aging / La Revue canadienne du vieillissement, 11, 137-149. doi:10.1017/S0714980800011685. Lazarus, R. S., & Folkman, S. (1984). Stress, appraisal, and coping. NewYork. Springer. Leary, M.R., Tangney, J.P. (2012). Self, Self-Concept, and Identity. New York: The Guilford Press. Marcia, J.E. (1966). Development and validation of egoidentity status. Journal of Personality and Social Psychology, 3, 551 – 558. doi:10.1037/h0023281 Marcia, J.E. (1980). Identity in adolescence. Handbook of adolescent psychology. New York: Wiley. Muldoon, O. T., & Downes, C. (2007). Social identification and post-traumatic stress symptoms in post-conflict Northern Ireland. The British Journal of Psychiatry, 191, 146-149. doi:10.1192/bjp.bp.106.022038 Muldoon, O. T., Schmid, K., & Downes, C. (2009). Political violence and psychological wellbeing: The role of social identity. Applied Psychology: An International Review, 58(1), 129-145. doi:10.1111/j.1464-0597.2008.00385.x
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 25
Oyserman, D., Kemmelmeier, M., Fryberg, S., Brosh, H., & Hart-Johnson, T. (2003). Racialethnic self-schemas. Social Psychology Quarterly, 66, 333-347. doi:10.2307/1519833 Peralta-Ramírez, M. I., Jiménez-Alonso, J., Godoy-García, J. F., & Perez-García, M. (2004). The effects of daily stress and stressful life events on the clinical symptomatology of patients with lupus erythematosus. Psychosomatic Medicine, 66(5), 788-794. doi:10.1097/01.psy.0000133327.41044.94 Serido, J., Almeida, D. M., & Wethington, E. (2004). Chronic stressors and daily hassles: Unique and interactive relationships with psychological distress. Journal of Health and Social Behavior, 45, 17–33. doi:10.1177/002214650404500102 Stephen, J., Fraser, E., & Marcia, J. E. (1992). Moratorium-achievement (Mama) cycles in lifespan identity development: Value orientations and reasoning system correlates. Journal of adolescence, 15(3), 283-300. doi:10.1016/0140-1971(92)90031-Y Tajfel, H. (1981). Human groups and social categories: Studies in social psychology. Cambridge: Cambridge University Press. Turner, J. C., Oakes, P. J., Haslam, S. A., & McGarty, C. A. (1994). Self and collective: Cognition and social context. Personality and Social Psychology Bulletin, 20, 454– 463. doi:10.1177/0146167294205002
Vanitha, B. B., & Husain, A. (2011). Daily hassles among school teachers. Journal Of The Indian Academy Of Applied Psychology, 37(2), 240-245. Whitbourne, S. K., Sneed, J. R., & Skultety, K. M. (2002). Identity processes in adulthood: Theoretical and methodological challenges. Identity: An International Journal of Theory and Research, 2, 29-45. doi:10.1207/S1532706XID0201_03 Yip, T., Kiang, L., & Fuligni, A. (2008). Multiple social identities and reactivity to daily stress among ethnically diverse young adults. Journal of Research in Personality, 42, 1160–1172. doi:10.1016/j.jrp.2008.03.005
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 26
Appendix ProQuest
n=2135
PsycINFO
n=310
Web of Science
n=43
ScienceDirect
n=1213
Totaal
n=3701
Uitgesloten
n = 3174
Reden: dubbel, geen artikel, reviewartikel, geen Engels, niet recent.
Titel screening
n = 527 Uitgesloten
n = 460
Reden : geen stress, sluit niet aan bij het onderzoek
Abstract screening
n = 67 Uitgesloten
n = 44
Reden : geeft geen antwoord op de onderzoeksvraag
Volledige tekst screening n = 23 Uitgesloten
n = 11
Reden : geeft geen antwoord op de onderzoeksvraag Geselecteerd uit artikelen n=1 Geselecteerde artikelen
n = 13
Figuur 1. Flowchart artikelen
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 27
Tabel 1 Resultatentabel Auteurs
Participanten
Instrument(en)
Design
Avanzi, L., van Dick, R., Fraccaroli, F., & Sarchielli, G. (2012)
Study 1: n=195 (76,9% v, 23,1% m)
Vragenlijsten - Organizational identification* - Work Addiction Risk Test - General Health Questionnaire
cross-sectioneel
Study 2: n=140 (83% v, 17% m)
Resultaten Dagelijkse stress Curvilineair effect van SI op welzijn.
Resultaten Stressvolle gebeurtenis
longitudinaal
Branscombe, N. R., Schmitt, M. T., Harvey, R. D. (1999)
N=139 (72 v, 64 m)
Vragenlijsten - Attributions to prejudice across a variety of life situations* - Past experience with racial discrimination* - Multigroup Ethnic Identity Measure - The Rosenberg Self-Esteem Inventory - Collective well-being*
Correlationeel
SI vermindert negatieve effect van discriminatie op welzijn.
Eliezer, D., Major, B., & Mendes, W. B. (2010)
N=73 (73 v)
Vragenlijsten - Collective Self-esteem Scale - Self-reported Anxiety
Cross-sectioneel
Hoge SI zorgt voor het sterker ervaren van dreiging bij discriminatie.
Haslam, C., Holme, A., Haslam, S., Iyer, A., Jetten, J., & Williams, W. (2008)
N=53 (19 v, 34 m)
Vragenlijsten - Group membership listings* - Exeter Identity Transition Scales - Cognitive failures Questionnaire
Correlationeel
Meerdere SI zorgen voor minder stresservaring.
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 28
Tabel 1 (vervolg) Auteurs
Participanten
Instrument(en)
Design
Haslam, S., Jetten, J., O'Brien, A., & Jacobs, E. (2004)
N=40 (30 v, 10 m)
Vragenlijsten - Subjective experience of stress* - Anxiety*
Cross-sectioneel
Haslam, S. A., O’Brien, A., Jetten, J., Vormedal, K., & Penna, S. (2005)
Study 1: N=34 (6 v, 28 m)
Vragenlijsten - Social identification with friends and family* - Depressed mood* - Satisfaction with environment* Vragenlijsten - Social identification - Work stress - Job satisfaction
Correlationeel
Correlationeel
SI zorgt voor afname werkstress.
Study 2: N=40 (10 v, 30 m)
Resultaten Dagelijkse stress Situatie wordt als minder stressvol ervaren als SI opgeroepen wordt.
Resultaten Stressvolle gebeurtenis
SI zorgt voor minder stress en meer tevredenheid.
Haslam, S., & Reicher, S. (2006)
N=15 (15 m)
Vragenlijsten - Burnout* Speekselafname
Longitudinaal
Hoge SI zorgt voor beter omgang met stressoren.
Häusser, J. A., Kattenstroth, M., van Dick, R., & Mojzisch, A. (2012)
N=96 (48 v, 48 m)
Vragenlijsten - Trier Social Stress Test Speekselafname
Cross-sectioneel
SI zorgt voor een zwakkere reactie op stress.
Kellezi, B., Reicher, S., & Cassidy, C. (2009)
N=166 (52% v, 48% m)
Vragenlijsten - Primary Appraisal* - The Brief COPE Scale - General Perceived Selfefficacy Scale - The Hospital Anxiety and Depression Scale
Cross-sectioneel
Hoge SI zorgt voor positievere blik voor omgang met stressvolle gebeurtenissen (oorlog).
DE INVLOED VAN SOCIALE IDENTITEIT OP HET WELZIJN 29
Tabel 1 (vervolg) Auteurs
Participanten
Instrument(en)
Design
Knowles, M. L., & Gardner, W. L. (2008)
N=40 (16 v, 24 m)
Vragenlijsten - Positive and Negative Affective Schedule
Cross-sectioneel
Muldoon, O. T., & Downes, C. (2007)
N=3000
Interview - Experience of Political Violence* - Collective Self-esteem Scale - Post-Traumatic Stress Disorder Checklist
Cross-sectioneel
Sterke SI zorgt voor minder PTSS.
Muldoon, O. T., Schmid, K., Downes, C. (2009)
N=3000
Interview - Experience of Political Violence* - Collective Self-Esteem scale - General Health Questionnaire
Cross-sectioneel
SI zorgt voor betere omgang met stress (politiek geweld)
Yip, T., Kiang, L., & Fuligni, A. (2008)
N=181 (65% v, 35% m)
Vragenlijsten - Identification with family* - Religious identity* - Ethnic identity* - American Identity* 14-daags dagboek - Daily stressors* - Daily anxiety* - Daily positive mood*
Longitudinaal
V= Vrouw M= Man SI= Sociale Identiteit PTSS= Post Traumatische Stress-Stoornis * Vragenlijst bedacht door de auteur
Resultaten Dagelijkse stress
Meerdere SI zorgen voor meer waarneming van stress .
Resultaten Stressvolle gebeurtenis Afwijzing minder stressvol als SI is opgeroepen.