De invloed van televisiebeelden op stress en ontspanning Master thesis Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Communicatiewetenschap
Programmagroep: Jeugd & Media Begeleider: Jeroen Lemmens Student: Sylvia van Glabbeek Studentnummer: 6122396
Samenvatting
Televisiekijken is nog steeds een populaire vrijetijdsbesteding. Gemiddeld kijken Nederlanders drie uur per dag televisie. Het kijken naar televisie kan stress en opwinding veroorzaken bij de kijker. In de wetenschap is nog weinig bekend over de lichamelijke reacties op televisiekijken wanneer het gaat om bepaalde fragmenten. Om te onderzoeken welke televisiefragmenten effect hebben op het ontstaan van stress, opwinding en ontspanning is een experiment uitgevoerd. In totaal zijn 60 deelnemers blootgesteld aan horrorfilm fragmenten. Vervolgens zijn de deelnemers verdeeld in drie groepen van 20 personen. De groep werd blootgesteld aan natuurfilm fragmenten, politieserie fragmenten of een rustmoment. Door middel van een hartritme variabiliteits-test (HRV-test) is de lichamelijke reactie op deze fragmenten gemeten. Geconcludeerd kan worden dat horrorfilm fragmenten stress en opwinding veroorzaakten. Geen blootstelling aan fragmenten zorgde voor de grootste afname van stress.
2
Inleiding
Televisiekijken is één van de bezigheden die mensen benutten om zich te ontspannen. Uit onderzoek van Stichting KijkOnderzoek (2010) blijkt televisie nog altijd een belangrijke rol te spelen in de vrijetijdsbesteding van Nederlandse huishoudens. Van alle huishoudens in Nederland heeft 97,6% één of meerdere televisietoestellen in gebruik. Van deze huishoudens kijkt 49,3% ook televisie via de computer. De totale gemiddelde kijktijd onder Nederlanders van zes jaar en ouder bedraagt drie uur per dag (Stichting KijkOnderzoek, 2010). Tot dusverre is er in de wetenschap weinig bekend over de lichamelijke reactie op televisie kijken. Wel is bekend dat televisiekijken kan zorgen voor opwinding en stress (Bryant & Zillmann, 1991). Tegenwoordig kampen veel mensen met stress. Stress kan zorgen voor verschillende problemen in het dagelijkse leven. Wanneer iemand stress ervaart gaat de hartslag omhoog, de ademhaling versnelt, de spieren spannen zich aan en de bloeddruk stijgt. Stress kan zorgen voor een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Van de mensen die jaarlijks overlijden in Nederland overlijdt 30% aan hart- en vaatziekten (Hartstichting, 2010). Daarnaast kan stress zorgen voor een burn-out. In 2004 had ongeveer één op de tien werkende Nederlanders last van een burn-out (CBS, 2005). Daarom is het van groot belang te onderzoeken in hoeverre televisiekijken stress veroorzaakt. Om met deze kennis stress in de toekomst tegen te gaan. Het functioneren van het hart speelt een belangrijke rol als het gaat om stress. Door middel van een hartritme variabiliteit test (HRV-test) kan het lichamelijke niveau van stress of ontspanning gemeten worden (Childre & Rozman, 2007; Sarang & Telles, 2006). In de wetenschap is er weinig onderzoek gedaan naar de invloed van
3
televisiebeelden op de HRV. Er is niet bekend of de HRV verslechtert of verbetert tijdens het kijken van bepaalde programma’s. Wanneer aangetoond kan worden dat bepaalde televisieprogramma’s kunnen zorgen voor een verhoogd of verlaagd gevoel van stress, kunnen deze programma’s gebruikt worden voor de verbetering van de HRV en het verminderen van hart-en vaatziekten of burn-outs. Horrorfilms en politieseries zijn al sinds de negentiende eeuw zeer geliefd bij de kijker. Mensen kijken graag naar horrorfilms, omdat het hun een gevoel van opwinding en sensatie geeft. Het is een manier om aan de saaie dagelijkse werkelijkheid te ontsnappen (Tamborini & Stiff, 1987; Sparks & Sparks, 2000). Politieseries zoals CSI staan al sinds de eerste uitzending boven aan de top van best bekeken programma’s (Cavender & Deutsch, 2007). Natuurfilms blijken uit onderzoek van Levi (1965) als enige genre geen opwinding te veroorzaken bij de kijker. Daarom is een experiment uitgevoerd om te onderzoeken wat de lichamelijke reacties zijn op het kijken naar horrorfilm fragmenten, natuurfilm fragmenten en politieserie fragmenten.
Theoretisch Kader
Stress en ontspanning Er zijn verschillende vormen van stress. In dit onderzoek zal worden ingegaan op de psychosociale stress. Psychosociale stress is een combinatie van lichamelijke en mentale klachten als gevolg van stress (Wolf, 2008). Acute stress is een vorm van psychosociale stress, het is een reactie op prikkels die spanning veroorzaken (Selye, 1979). Acute stress kan ontstaan wanneer iemand een presentatie of sollicitatiegesprek moet doen, maar bijvoorbeeld ook als reactie op het kijken naar een horrorfilm.
4
Langdurige acute stress kan op termijn zorgen voor hart-en vaatziekten of burn-outs. In dit onderzoek zal, vanwege de methodologische problemen die dit zou opleveren binnen een experimentele setting, niet worden gekeken naar de lange-termijn effecten van stress, of de lichamelijke en mentale klachten als gevolg van stress. Acute stress is meetbaar door middel van een experiment waarin deelnemers worden blootgesteld aan diverse stress-verhogende of-verlagende fragmenten. Om te meten of een persoon gestrest of ontspannen is, kan gekeken worden naar de hartritme variabiliteit. Hartritme variabiliteit (HRV) is het verschil tussen de hartslag wanneer iemand inademt en de hartslag wanneer iemand uitademt. Wanneer iemand ontspannen is, is de hartritme variabiliteit groter. Bij spanning, angst of stress neemt de hartslag variabiliteit af. Wanneer het verschil tussen de hartslag bij in- en uitademing groot is, is er sprake van een hoge HRV. Er kan gesteld worden dat bij een hoge HRV de persoon ontspannen is en bij een lage HRV de persoon gestrest is. Om een hoge HRV te bereiken is een goede ademhaling van belang. Bij een optimale ademhaling is het zenuwstelsel in balans. Een balans van het zenuwstelsel zorgt voor het afnemen van stress. In dit onderzoek wordt door middel van een HRV-test gemeten of de participanten ontspannen of gestrest zijn. De HRV-test meet de hartslag per minuut, de ademfrequentie per minuut, conditie en vermogen van herstel. Deze vier waarden tonen aan of iemand gestrest of ontspannen is (Grossman, 2007; Sarang & Telles, 2006).
Opwinding Volgens Bower (1973) wordt televisie vaak gebruikt voor ontspanning. Wanneer mensen na een werkdag thuiskomen, is het kijken van televisie een vaak voorkomende bezigheid ter ontspanning. Uit onderzoek van Bryant en Zillmann (1991)
5
blijkt dat tijdens het kijken van televisie stress niet afneemt. Blootstelling aan bepaalde televisie fragmenten zou hier een verklaring voor kunnen zijn. Opwinding kan ontstaan als iemand kijkt naar gewelddadige, angstaanjagende, spannende of seksueel opwindende televisieprogramma’s. Opwinding kan gedefinieerd worden als een lichamelijke reactie waarbij bepaalde lichamelijke functies opgewekt worden (Valkenburg, 2008). Het aantal ademhalingen per minuut stijgt, de hartslag gaat omhoog, de bloedsuikerspiegel stijgt en de zweetklierwerking neemt toe. Televisieprogramma’s met geweld, veel actie, harde muziek en snel wisselende beelden kunnen daarom zorgen voor opwinding bij de kijker (Valkenburg, 2008). Het kijken naar gewelddadige en angstaanjagende beelden vinden mensen leuk (Sparks & Sparks, 2000). Door het bekijken van deze beelden kunnen zij hun sensatie behoefte bevredigen. De definitie van het zoeken naar sensatie volgens Zuckerman (1996) luidt als volgt: de tendens van mensen om gevarieerde, nieuwe, complexe, intense sensaties en ervaringen te zoeken, en om bereid te zijn fysieke, sociale, wettelijke en financiële risico’s te nemen om deze sensaties te ondergaan (Zuckerman, 1996). Horrorfilms zijn al sinds de negentiende eeuw een populaire vorm van entertainment. Het kijken van horror kan zorgen voor een bevrijding van innerlijke conflicten. Het gevoel van opwinding en adrenaline tijdens het kijken van horror is een verklaring voor de populariteit van deze films. Ontsnappen aan het saaie dagelijkse leven is een andere reden voor kijkers om te kiezen voor een horrorfilm (Tamborini & Stiff, 1987; Sparks & Sparks, 2000). Zoals Weaver (2011) beschrijft bevat een groot percentage van de uitgezonden televisieprogramma’s geweld. Uit onderzoek naar 9000 televisieprogramma’s over drie jaar gemeten blijkt 60% geweld te bevatten. Een ander onderzoek wijst uit dat 80% van de programma’s geweld bevat (Weaver, 2011). Het feit dat er zoveel geweld
6
in televisieprogramma’s wordt vertoond, duidt aan dat geweld een populair genre is (Weaver, 2011). Een goed voorbeeld is de politieserie CSI. Sinds de eerste uitzending in 2000 staat CSI in de top van best bekeken televisieprogramma’s. De combinatie van wetenschap, geweld en de realistische manier waarop de verhalen worden verteld zijn redenen van het succes (Cavender & Deutsch, 2007). In tegenstelling tot opwinding veroorzaakt door horror of gewelddadige films, blijken natuurfilms geen opwinding te veroorzaken bij de kijker. Dit blijkt uit onderzoek van Levi (1965). In ander onderzoek (Arntz, Dreessen & Merckelbach, 1991; Taubman & Ari, 2012) worden natuurfilms gebruikt om deelnemers te laten relaxen of om opwinding af te laten nemen. Er wordt dan ook verondersteld dat horror en gewelddadige fragmenten zorgen voor opwinding en natuurfilm fragmenten geen opwinding veroorzaken.
Desensitisatie Desensitisatie stelt dat mensen die vaak naar gewelddadige televisie kijken, gewend raken aan de blootstelling aan gewelddadige beelden (Giles, 2003). De impact die de beelden hebben op kijkers wordt kleiner naarmate zij vaker worden blootgesteld aan de beelden. Uit onderzoek van Smith en Wilson (1998) blijkt dat wanneer mensen frequent worden blootgesteld aan gewelddadige beelden, zij hieraan gewend raken. Smit en Wilson (1998) stellen dat politieseries kunnen zorgen voor desensitisatie. Politieseries wekken volgens hen de indruk dat het gebruiken van geweld normaal is om conflicten op te lossen. Als mensen gewend raken aan de beelden kan dit zorgen voor een verandering in hun morele waarden. Het effect dat op kan treden is dat mensen ongevoelig worden voor geweld in hun dagelijkse leven (Valkenburg, 2008).
7
Uit het review van Sparks en Sparks (2000) blijkt dat naarmate mensen vaker worden blootgesteld aan horrorfilms zij deze als minder eng ervaren. Omdat gewenning aan horrorfilms of politieseries van invloed kan zijn op de mate van stress die toeschouwers ervaren tijdens het kijken, is het van belang om het specifieke kijkgedrag van kijkers mee te nemen in het onderzoek. Horrorfilms en politieseries kunnen in tegenstelling tot desensitisatie zorgen voor stress en opwinding bij de kijker. Het doel van het huidige onderzoek is te achterhalen hoe bepaalde televisiebeelden en fragmenten het stressniveau van mensen beïnvloeden. Om dit te onderzoeken is een experiment uitgevoerd waarin mensen werden blootgesteld aan verschillende fragmenten. Op basis van voorgaande onderzoeken zijn vier hypotheses geformuleerd.
Hypotheses H1: Als mensen worden blootgesteld aan horrorfilm fragmenten dan veroorzaakt dat een toename van stress. H2: Mensen die na blootstelling aan horror worden blootgesteld aan natuurfilm fragmenten zullen minder gestrest worden. H3: Mensen die na blootstelling aan horror worden blootgesteld aan fragmenten van een politieserie, zullen niet minder gestrest worden. H4: Mensen die veel horrorfilms kijken zullen minder stressvol reageren op horrorfilm fragmenten dan mensen die minder naar horrorfilms kijken.
Figuur 1. Theoretisch model
8
Methode
Steekproef Het onderzoek heeft zich gericht op leden van Health Club Jordaan, een fitnesscentrum in het hart van Amsterdam. Health Club Jordaan telt 2200 leden en richt zich op beweging en gezondheid. In totaal participeerden 60 leden aan het onderzoek. De leeftijd van de deelnemers varieerden van 18 tot 64 jaar met een gemiddelde leeftijd van 34,48 jaar (SD = 9,77). Om ervoor te zorgen dat de groep deelnemers een afspiegeling is van de populatie, zijn 30 (50%) mannen en 30 (50%) vrouwen geselecteerd voor deelname. De uitkomsten van alle 60 deelnemers zijn gebruikt voor de analyses. Door elke deelnemer een nummer te geven en deze te koppelen aan de meetmomenten en de vragenlijst, zijn de deelnemers volledig anoniem gebleven.
Procedure Het onderzoek is gebaseerd op een binnen- en tussengroeps design. Dit betekent dat er werd gekeken naar de verschillen tussen de groepen en de verschillen per individu. De respondent kwam de onderzoekskamer binnen en kreeg direct een ademhalings- en hartslagmeter om (borstband) die aangesloten is op een computerprogramma. Vanaf dit moment is de HRV-test gestart. De participant was op geen enkel moment op de hoogte van de waarden die werden gemeten. De participant werd gevraagd rustig te gaan zitten en de vragenlijst in te vullen waarin de deelnemer werd gevraagd naar variabelen zoals leeftijd, geslacht, het aantal dagen en uren televisie dat wordt gekeken, favoriete programma’s, films en medicijngebruik die van
9
invloed is op de hartslag (zie metingen). Vervolgens zijn er instructies gegeven. De deelnemers is gevraagd om hun telefoon tijdens het experiment uit te zetten en zich te concentreren op het beeld. Vervolgens is verteld dat het licht uit ging tijdens het experiment en de deelnemers gevraagd niet met hun armen over elkaar te gaan zitten. Na ongeveer 10 minuten werd het horrorfilm fragment gestart, gedurende 8, 5 minuten, daarna hebben de deelnemers de vragenlijst ingevuld. In het tweede onderdeel van het experiment werden de 60 deelnemers willekeurig ingedeeld in één van de drie groepen. Groep één werd blootgesteld aan natuurfilm fragmenten, groep twee werd blootgesteld aan politieserie fragmenten en groep drie kreeg een rustmoment. Dit onderdeel duurde ongeveer 10 minuten. Na deel twee vulden de participanten weer de vragenlijst in die meet hoe hoog het stressniveau was. Dit is dezelfde vragenlijst die ingevuld is na deel één. Het onderzoek duurde in totaal gemiddeld 30 minuten per persoon. Na afloop is de deelnemers de resultaten getoond en advies gegeven over het verbeteren van hun HRV. Vervolgens zijn de deelnemers bedankt voor hun deelname.
Manipulatiemateriaal Zoals beschreven werden de deelnemers in het eerste onderdeel van het experiment blootgesteld aan horrorfilm fragmenten. Vervolgens werden zij willekeurig opgedeeld in drie groepen, waarbij elke groep werd blootgesteld aan verschillende fragmenten. Om een vergelijking te kunnen maken tussen de verschillende fragmenten, is ervoor gezorgd dat alle fragmenten even lang waren. De duur van elke experimentele conditie was 8,5 minuut. In de volgende paragraaf wordt toegelicht welke fragmenten getoond werden aan de deelnemers.
10
Horrorfilm fragmenten. Voor het eerste onderdeel van het experiment werden alle zestig deelnemers blootgesteld aan horrorfilm fragmenten. Voor de selectie van de beelden is gezocht naar beelden die gewelddadig, angstaanjagend of spannend zijn. Er is gezocht naar geweld, veel actie, harde muziek en snel wisselende beelden. Voor de horrorfilm fragmenten zijn beelden uit de volgende films gebruikt: The Ring (2002), 28 Weeks later (2007), The Thing (2011) en Piranha (2010). Het fragment uit The Ring duurde 51 seconden, 28 Weeks later 2, 94 minuten, The Thing 1,60 minuten en Piranha 3,31 minuten. Natuurfilm fragmenten. Voor het selecteren van natuurfilm fragmenten is gezocht naar beelden zonder actie, rustige muziek en langzaam wisselende beelden. Naar aanleiding van het onderzoek van Levi (1965) is ervoor gekozen om deze groep bloot te stellen aan een fragment uit een natuurfilm. Deze film bevatte beelden van landschappen en werd ondersteund met rustige klassieke pianomuziek. De film bestond uit drie fragmenten genaamd One Life, The Mountain en The Artic Light. One Life duurde 2,18 minuten, The Mountain duurde 3,04 minuten en The Artic Light duurde 3 minuten. Politieserie fragmenten. Voor de politieserie fragmenten is gekozen voor een fragment uit Law & Order. Sinds 1990 is Law & Order een goed bekeken televisieprogramma. Het wordt wekelijks vertoond op de Nederlandse televisie. Het fragment duurde 8, 22 minuten en gaat over een meisje dat is verkracht en vervolgens zelfmoord probeert te plegen door met haar auto tegen een muur aan te rijden. Het fragment bevat actie en drama. Rustmoment. Deze controlegroep is na de horrorfilm fragmenten niet blootgesteld aan beeldfragmenten. Om aan te kunnen tonen of er een effect optreedt door fragmenten is het van belang één groep niet bloot te stellen aan beelden. Deze
11
groep kreeg de instructie om gedurende 8,5 minuut niks te doen. De deelnemers werd verteld te blijven zitten en niets te lezen, maar uit het raam te kijken dat uitzicht gaf op een binnentuin. De onderzoekster was niet aanwezig in de onderzoeksruimte gedurende dit gedeelte van het experiment om de deelnemers niet af te leiden.
Metingen HRV-test. Gedurende het experiment werd bij alle 60 participanten een HRVtest gedaan om te meten hoe zij lichamelijk reageerden op de fragmenten. De HRVtest meet de hartslag per minuut, de ademfrequentie per minuut, conditie en herstel. Op basis van deze vier variabelen kan gemeten worden of de deelnemer ontspannen of gestrest was tijdens het experiment. Gebleken is dat de waarden van deze variabelen aan het begin van het experiment verschillen per groep. Daarom is ervoor gekozen een onderscheid te maken tussen absolute verschillen en relatieve verschillen. De absolute verschillen worden gebruikt bij de t-toetsen. De relatieve verschillen worden gebruikt bij de variantieanalyses. Tijdens het experiment waren drie meetmomenten. Het eerste meetmoment was de nulmeting. Gedurende 10 minuten, vanaf het moment dat de deelnemers binnenkwamen tot het eerste fragment startte, zijn de gemiddelde waardes gemeten. Meetmoment 2 zijn de gemiddelde waardes gemeten vanaf de start van het horrorfilm fragment tot aan het einde van het horrorfilm fragment. Voor meetmoment 3 zijn de waardes gemeten van het begin tot het einde van de experimentele condities. Hartslag. Wanneer een hartslag tussen de 50 en 60 per minuut wordt gemeten is er sprake van sporthart. Dit betekent dat deze persoon een lage hartslag heeft, erg ontspannen is en een zeer goede conditie heeft. Een hartslag tussen de 60 en 70 per minuut toont aan dat de persoon een goede conditie heeft en ontspannen is. Een
12
hartslag tussen de 70 en 80 keer per minuut is een normale hartslag en toont aan dat de persoon ontspannen is. Wanneer de hartslag hoger is dan 80 keer per minuut is dit te hoog en kan er sprake zijn van stress. Ademfrequentie. Een ademfrequentie tussen de 6 en 8 keer per minuut is een ideale ademfrequentie. Wanneer de ademfrequentie tussen de 8 en 12 keer per minuut is, is er sprake van een normale ademfrequentie. Tussen de 12 en 15 keer per minuut is een verhoogde ademfrequentie en wanneer de waarde hoger is dan 15 is er sprake van een te hoge ademfrequentie. Bij een te hoge ademfrequentie maakt het lichaam cortisol aan, een hormoon dat een indicatie is van stress (Grossman, 2007; Sarang & Telles, 2006). Conditie. De conditie bepaald of iemand fit is of niet. Het gaat hierbij over het fysieke uithoudingsvermogen. Dit is het vermogen om een lichamelijke of geestelijke inspanning zo lang mogelijk vol te houden. Wanneer iemand een goede conditie heeft is er een verlaagde kans op hart- en vaatziekten en verhoogt de stressbestendigheid. De conditie is goed wanneer de waarde die wordt gemeten hoger is dan 50. Als deze waarde lager is dan 50 is er sprake van een slechte conditie. Hoe hoger de conditie is hoe beter deze persoon met stress om kan gaan (Selye, 1979). Herstel. Het vermogen tot herstel is een belangrijke waarde die aangeeft in hoeverre iemand zich na een stressvolle situatie herstelt. Wanneer de waarden tussen de 30 en 50 zijn is het vermogen tot herstel redelijk goed. Wanneer de waarde hoger is dan 50 is het vermogen tot herstel goed. Bij een waarde lager dan 30 is het vermogen tot herstel te laag. Deze vier variabelen, hartslag, ademfrequentie, conditie en herstel geven samen een indicatie van het stressniveau.
13
Opwinding. De deelnemers hebben een vragenlijst ingevuld die meet in welke mate de deelnemer zich ontspannen of gestrest voelde. Om te meten of de participanten zich gestrest of ontspannen voelden is een vijf-puntenschaal (1 = helemaal mee oneens – 5 = helemaal mee eens) vragenlijst gebruikt. Deze vragenlijst is gebaseerd op onderzoek van King, Burrows en Stanley (1983) op stress en opwinding. Deze lijst bestond uit zes woorden. De deelnemers werd gevraagd aan te geven of zij het eens of oneens waren met deze woorden. De zes woorden van de vragenlijst waren kalm, versuft, ontspannen, opgejaagd, geïrriteerd en geprikkeld. De deelnemers is gevraagd de vragenlijst op drie meetmomenten in te vullen. Meetmoment 1 was toen de participanten binnenkwamen. Meetmoment 2 was na het bekijken van de horrorfilm fragmenten. Meetmoment 3 was na het bekijken van één van de experimentele condities. De variabelen kalm, versuft, ontspannen, opgejaagd, geïrriteerd en geprikkeld zijn omgescoord. Na het omscoren ontstonden er drie nieuwe variabelen die een indicatie boden van het opwindingsniveau op de drie meetmomenten. Na het omscoren van de variabelen is een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd door middel van Cronbach’s alpha. Om ervoor te zorgen dat de betrouwbaarheid van de nieuwe schaal zo hoog mogelijk is, is voor elke nieuwe schaal de variabele versuft verwijderd. De nieuwe variabelen zijn opwinding 1 (Alpha = ,82), opwinding 2 (Alpha = ,80) en opwinding 3 (Alpha = ,77) en vormen samen de variabele zelf gerapporteerde opwinding. Om te controleren of er een verband bestaat tussen de metingen van de HRVtest en de vragenlijsten die zijn ingevuld is Pearsons correlatiecoëfficiënt uitgerekend. Er is geen aantoonbaar verband tussen de variabele opwinding met de waarden van de
14
hartslag, ademfrequentie, conditie en herstel. Dit betekent dat de respondenten in de vragenlijst een ander niveau van stress ervaren dan de HRV-test heeft gemeten.
Resultaten
Effect van horror op stress en opwinding Door middel van een gepaarde t-toets is onderzocht of de horrorfilm fragmenten effect hebben gehad op de deelnemers. Er is getoetst op de HRVvariabelen hartslag, ademfrequentie, conditie, herstel en zelf gerapporteerde opwinding. De verschillen zijn gemeten op basis van de absolute verschillen tussen de gemiddelden van meetmoment 1 en meetmoment 2 . De hartslag op meetmoment 1 (M = 77,75; SD = 11,39) was significant hoger dan op meetmoment 2 (M = 70,97; SD = 11,39), t = 11,99; df = 59; p < .001. De ademfrequentie op meetmoment 1,(M = 12,56; SD = 2,46) was significant lager dan op meetmoment 1 (M = 14,05; SD =3,78), t = -3,81; df = 59; p < .001. Een hogere ademfrequentie na het kijken van de horrorfragmenten biedt een indicatie dat deze beelden meer stress veroorzaakten. De conditie op meetmoment 1 (M = 87,28; SD =24,56) was significant hoger dan op meetmoment 2 (M = 73,88; SD =30,47), t = 4,52; df = 59; p < .001. Een lagere conditie op meetmoment 2 betekent een hoger stress niveau in vergelijking met meetmoment 1. Het herstel op meetmoment 1 (M = 70,93; SD = 25,97) was significant hoger dan op meetmoment 2 (M = 61,45; SD = 31,07), t = 2,75; df = 59; p < .001. Een lager vermogen van herstel op meetmoment 2 betekent een hoger stress niveau in vergelijking met meetmoment 1. Zelf gerapporteerde opwinding was op meetmoment 1 (M = 2,08; SD = 0,83) significant lager dan op meetmoment 2 (M = 2,62; SD =
15
0,85) , t = 2,75; df = 59; p < .001. De zelf gerapporteerde opwinding was dus eveneens hoger na het kijken van de horrorfilm fragmenten. De variabelen ademfrequentie, conditie en herstel geven tussen meetmoment 1 en meetmoment 2 significante verschillen aan. Dit betekent dat de participanten een hogere mate van lichamelijke stress ervaren na het kijken van horrorfilm fragmenten. Gesteld kan worden dat horrorfilm fragmenten zorgen voor een toename van stress en opwinding.
Desensitisatie door horror Door middel van een t-toets op onafhankelijke scores is getoetst of mensen die ervaring hebben met horrorfilms minder stress en opwinding ervaren tijdens de horror filmfragmenten dan niet-horror kijkers. In totaal waren er acht deelnemers die horrorfilms noemden als hun favoriete films. Er is getoetst op de variabelen hartslag, ademfrequentie, conditie, herstel en opwinding. De verschillen zijn gemeten op basis van de relatieve verschillen. Er is een vergelijking gemaakt door meetmoment 1 met meetmoment 2 te vergelijken. Er zijn geen significante verschillen gevonden tussen horrorkijkers en niet-kijkers op de vijf variabelen. De hartslag voor horrorkijkers (M = -5,63; SD = 3,07) verschilt niet significant met de niet-horrorkijkers (M = -6,96; SD = 4,55), t = 0,80; df = 58; p = .ns. De ademfrequentie voor horrorkijkers (M = 2,84; SD = 4,50) verschilt eveneens niet significant met de niet-horrorkijkers (M = 1,28; SD = 2,73), t = 1,37; df = 58; p = .ns. De conditie voor horrorkijkers (M = -22,99; SD = 26,04) verschilt ook niet significant met de niet-horrorkijkers (M = -12,08; SD = 22,42), t = -1,14; df = 58; p = .ns. Het herstel voor horrorkijkers (M = -16,63; SD = 37,90) geeft eveneens geen significant verschil met de niet-horrorkijkers (M = -8,38; SD = 24,91), t = -0,81; df = 58; p = .ns. De opwinding voor horrorkijkers (M = 2,05; SD = 0,97) verschilt ook niet significant met de niet-horrorkijkers (M = 2,90; SD =
16
0,91), t = 0,99; df = 58; p = .ns. Wanneer een vergelijking wordt gemaakt tussen horrorkijkers en niet-horrorkijkers bleek dat de verschuilen tussen deze groepen op alle vijf de variabelen niet significant waren. Dit betekent dat er geen sprake is van desensitisatie voor de effecten van horrorfilms bij mensen die meer ervaring hebben met dergelijke fragmenten.
Effecten per fragment Door middel van gepaarde t-toetsen is onderzocht of de verschillende fragmenten effect hebben gehad op het stressniveau van de deelnemers. Er is getoetst op de variabelen hartslag, ademfrequentie, conditie, herstel en opwinding. De gemiddelden van meetmoment 2 zijn vergeleken met meetmoment 3. De verschillen zijn gemeten op basis van de absolute verschillen. Hartslag. Er is geen significant verschil gevonden voor de hartslag na het bekijken van het politieserie fragment. De hartslag op meetmoment 3 (M = 69,20; SD = 2,24) toont geen significant verschil met meetmoment 2 (M = 70,35; SD = 3,21), t = 1,77; df = 19; p = .ns. Voor de deelnemers die werden blootgesteld aan het natuurfilm fragment is echter wel een significant verschil op de hartslag. De hartslag was op meetmoment 3 (M = 68,85; SD = 9,08) significant lager dan op meetmoment 2 (M = 71,75; SD = 10,84) t = 2,78; df = 19; p < .001. De hartslag van de deelnemers in het rustmoment toonde eveneens een significant verschil. De hartslag was op meetmoment 3 (M = 68,80; SD = 8,26) significant lager dan op meetmoment 2 (M = 70,80; SD = 8,83) t = 2,69; df = 19; p < .001. Dus gesteld kan worden dat behalve bij politieserie fragmenten, het natuurfilm fragment en het rustmoment zorgden voor een afname in hartslag.
17
Tabel 1. Gemiddelde hartslag per minuut per meetmoment Meetmoment
Politieserie
Natuurfilm
Rustmoment
Totaal
Hartslag 1
M (SD)
78,35 (14,99)
76,75 (10,41)
78,15 (8,25)
77,75 (11,39)
Hartslag 2
M (SD)
70,35 (14,35)
71,75 (10,84)
a
70,80 (8,84)
b
70,97 (11,39)
Hartslag 3
M (SD)
69,20 (14,47)
68,85 (9,08)
68,80 (8,26)
b
68,95 (10,77)
a
Noot: Variabelen binnen kolommen met identieke superscripts geven een significant effect aan van dat fragment, tenminste p < . 05
Figuur 1. Gemiddelde hartslag per minuut per meetmoment 80,00 78,00 76,00 74,00
Hartslag 1
72,00
Hartslag 2
70,00
Hartslag 3
68,00 66,00 64,00 Politieserie
Natuurfilm
Rustmoment
Ademfrequentie. Er is een significant effect gevonden op de ademfrequentie na het bekijken van het politieserie fragment. De ademfrequentie op meetmoment 3 (M = 13,71; SD = 3,51) was significant lager dan op meetmoment 2 (M = 14,65; SD = 4,06) t = 2,90; df = 19; p < .001. Voor de deelnemers die werden blootgesteld aan het natuurfilm fragment is eveneens een significant effect gevonden op de ademfrequentie. De ademfrequentie was op meetmoment 3 (M = 12,69; SD = 3,83) significant lager dan op meetmoment 2 (M = 14,30; SD = 4,11) t = 3,60; df = 19; p < .001. De
18
ademfrequentie van de deelnemers in het rustmoment toonde ook een significant verschil. De ademfrequentie was op meetmoment 3 (M = 11,55; SD = 2,94) significant lager dan op meetmoment 2 (M = 13,20; SD = 3,14) t = 3,35; df = 19; p < .001. Na het bekijken van horrorfilm fragmenten bleek dat alle experimentele condities zorgden voor een verbetering van de ademfrequentie. Wanneer de ademhaling rustiger wordt, is dit een indicatie van stressafname.
Tabel 2. Gemiddelde ademfrequentie per minuut per meetmoment Meetmoment
Politieserie
Natuurfilm
Rustmoment
Totaal
Ademfreq. 1
M (SD)
12,49 (2,22)
13,37 (2.89)
11,82 (2,07)
12,56 (2,46)
Ademfreq. 2
M (SD)
14,65 (4,06)
a
14,30 (4,11)
b
13,19 (3,14)
c
14,05 (3,78)
Ademfreq. 3
M (SD)
13,71 (3,51)
12,69 (3,83)
b
11,55 (2,94)
c
12,65 (3,50)
a
Noot: Variabelen binnen kolommen met identieke superscripts geven een significant effect aan van dat fragment, tenminste p < .05
Figuur 2. Gemiddelde ademfrequentie per minuut per meetmoment 15,000 14,500 14,000 13,500 13,000
Ademfreq. 1
12,500
Ademfreq. 2
12,000
Ademfreq. 3
11,500 11,000 10,500 10,000 Politieserie
Natuurfilm
Rustmoment
19
Conditie. Het bekijken van een politieserie fragment heeft geen significant effect op de conditie. De conditie op meetmoment 3 (M = 76,30; SD = 34,66) toonde geen significant verschil met meetmoment 2 (M = 71,85; SD = 31,28), t = -1,78; df = 19; p = .ns. Voor de deelnemers die werden blootgesteld aan het natuurfilm fragment werd eveneens geen significant verschil op de conditie gevonden. De conditie op meetmoment 3 (M = 69,95; SD = 31,18) toont geen significant verschil met meetmoment 2 (M = 74,60; SD = 35,06), t = 1,07; df = 19; p = .ns. De conditie van de deelnemers in het rustmoment toont echter wel een significant verschil. De conditie was op meetmoment 3 (M = 92,40; SD = 32,58) significant hoger dan op meetmoment 2 (M = 75,20; SD = 25,84) t = -3,75; df = 19; p < .001. In vergelijking met de conditie tijdens de horrorfilm fragmenten, was het niet kijken van fragmenten het enige dat leidde tot een toename in de conditie, wat een indicatie is van een afname van stress.
Tabel 3. Gemiddelde conditie per minuut per meetmoment Meetmoment
Politieserie
Natuurfilm
Rustmoment
Totaal
Conditie 1
M (SD)
87,10 (29,94)
85,70 (22,24)
89,05 (21,81)
87,28 (24,56)
Conditie 2
M (SD)
71,85 (31,28)
74,60 (35,06)
75,20 (25,84)
a
73,88 (30,47)
Conditie 3
M (SD)
76,30 (34, 66)
69,95 (31,18)
92,40 (32,58)
a
79,55 (33,66)
Noot: Variabelen binnen kolommen met identieke superscripts geven een significant effect aan van dat fragment, tenminste p < .05
20
Figuur 3. Gemiddelde conditie per minuut per meetmoment
Herstel. Er is geen significant verschil aan te tonen voor het herstel tijdens het kijken naar het politieserie fragment. Het herstel op meetmoment 3 (M = 65,85; SD = 34,29) toont geen significant verschil met meetmoment 2 (M = 64,45; SD = 34,29), t = -0,33; df = 19; p = .ns. Voor de deelnemers die werden blootgesteld aan het natuurfilm fragment is eveneens geen significant verschil op het herstel gevonden. Het herstel op meetmoment 3 (M = 56,10; SD = 31,37) toont geen significant verschil met meetmoment 2 (M = 60,25; SD = 33,58), t = 0,76; df = 19; p = .ns. Het herstel van de deelnemers in het rustmoment toont echter wel een significant verschil. Het herstel was op meetmoment 3 (M = 76,70; SD = 32,70) significant hoger dan op meetmoment 2 (M = 59,65; SD = 26,08) t = -3,15; df = 19; p < .001. Het niet kijken van fragmenten was de enige conditie die leidde tot verbetering van herstel, wat een indicatie biedt van een afname van stress.
21
Tabel 4. Gemiddeld herstel per minuut per meetmoment Meetmoment
Politieserie
Natuurfilm
Rustmoment
Totaal
Herstel 1
M (SD)
69,90 (30,74)
69,80 (24,58)
73,10 (23,18)
70,93 (25,97)
Herstel 2
M (SD)
64,45 (34,29)
60,25 (33,58)
59,65 (26,08)
a
61,45 (31,07)
Herstel 3
M (SD)
65,85 (34,08)
56,10 (31,37)
76,70 (32,70)
a
66,22 (33,28)
Noot: Variabelen binnen kolommen met identieke superscripts geven een significant effect aan van dat fragment, tenminste p < .05
Figuur 4. Gemiddeld herstel per minuut per meetmoment
Opwinding. Er is een significant verschil gevonden voor de opwinding na het bekijken van het politieserie fragment. De opwinding op meetmoment 3 (M = 1,92; SD = 0,53) is significant lager dan op meetmoment 2 (M = 2,71; SD = 0,70), t = 6,11; df = 19; p < .001. Voor de deelnemers die werden blootgesteld aan het natuurfilm fragment is eveneens een significant verschil voor de opwinding. De opwinding op meetmoment 3 (M = 1,67; SD = 0,55) is significant lager dan op meetmoment 2 (M = 2,62; SD = 0,99), t = 5,26; df = 19; p < .001. De opwinding van de deelnemers in het rustmoment toont ook een significant verschil. De opwinding was op meetmoment 3 22
(M = 1,60; SD = 0,48) significant lager dan op meetmoment 2 (M 2,54; SD = 0,86) t = 6,35; df = 19; p < .001. In alle experimentele condities was de gerapporteerde opwinding lager dan na het kijken van horrorfilm fragmenten. Dit betekent dat er een afname van stress werd ervaren onder alle deelnemers.
Tabel 5. Gemiddelde opwinding per meetmoment Meetmoment
Politieserie
Natuurfilm
Rustmoment Totaal
Opwinding 1
M (SD)
2,18 (0,86)
2,08 (0,87)
1,98 (0,80)
Opwinding 2
M (SD)
2,71 (0,70)
a
2,62 (0,99)
b
2,54 (0,86)
Opwinding 3
M (SD)
1,92 (0,53)
a
1,67 (0,55)
b
1,6 (0,48)
c
c
2,08 (0,83) 2,62 (0,85) 1,73 (0,52)
Noot: Variabelen binnen kolommen met identieke superscripts geven een significant effect aan van dat fragment, tenminste p < .05
Figuur 5. Gemiddelde opwinding per meetmoment
23
Verschillen tussen de fragmenten Er is een ANOVA uitgevoerd om de verschillen tussen de experimentele condities aan te tonen. Er is gekeken naar het relatieve verschil tussen meetmoment 2 en meetmoment 3. Uit een post-hoc LSD meervoudige-vergelijkingentoets blijken significante verschillen tussen de effecten van de experimentele condities op de variabelen conditie en herstel . Conditie (F= 7,81, df = 2, 57, p < .001) en herstel (F= 4,67, df = 2, 57, p < .05). Het effect van de politieserie fragmenten op de variabele herstel (M = 1,40; SD = 18,99) is significant kleiner dan het effect van het rustmoment op de variabele herstel (M = 17,05; SD = 24,23). Het effect van de natuurfilm fragmenten op de variabele herstel (M = -4,15; SD = 24,59) is eveneens significant kleiner dan het effect van het rustmoment op de variabele herstel (M = 17,05; SD = 24,23). Dit betekent dat het vermogen tot herstel bij geen blootstelling de hoogste waarde heeft. Dat wil zeggen dat de afname van stress het grootst is wanneer de deelnemers geen fragmenten te zien krijgen. Het effect van de politieserie fragmenten op de variabele conditie (M = 4,45; SD = 11,19) is significant kleiner dan het effect van het rustmoment op de variabele conditie (M = 17,20; SD = 20,50). Het effect van de natuurfilm fragmenten op de variabele conditie (M = -4,65; SD = 19,48) is eveneens significant kleiner dan het effect van het rustmoment op de variabele conditie (M = 17,20; SD = 20,50). Dit betekent dat de conditie bij geen blootstelling de hoogste waarde heeft. Dat wil zeggen dat de afname van stress het grootst is wanneer de deelnemers geen fragmenten te zien krijgen. Er zijn geen significante verschillen tussen de experimentele condities op de variabelen hartslag en ademfrequentie. Voor de variabele opwinding bleken eveneens
24
geen significante verschillen tussen de deelnemers die keken naar de natuurfilm fragmenten, politieserie fragmenten of het rustmoment.
Discussie
Zoals Bryant en Zillmann (1991) en Valkenburg (2008) al stelden, zorgt televisiekijken voor stress en opwinding bij de kijker. De verwachting van het experiment was dat wanneer de deelnemers werden blootgesteld aan de horrorfilm fragmenten dit stress zou veroorzaken. Deze hypothese kan bevestigd worden voor de variabelen ademfrequentie, conditie, vermogen tot herstel en opwinding. De horrorfilm fragmenten hadden op alle vier de variabelen invloed. De ademfrequentie ging omhoog en de waarden van conditie en herstel daalden. Dit betekent dat de participanten lichamelijke stress vertoonden. Ook de variabele opwinding was significant hoger na het bekijken van de horrorfilm fragmenten. De participanten gaven aan zich meer gestrest te voelen op meetmoment 2. Geconcludeerd kan worden dat alle 60 deelnemers gestrest werden van het bekijken van horrorfilm fragmenten, de hypothese wordt aangenomen. Levi (1965) en Arntz, Dreessen en Merckelbach (1991) veronderstellen dat natuurfilm het enige genre is dat geen stress of opwinding opwekt bij de kijker. Van het experiment werd verwacht dat bij de deelnemers die werden blootgesteld aan de natuurfilm fragmenten een afname van stress plaatsvond. Uit de resultaten blijkt dat tijdens het kijken van de natuurfilm de hartslag en ademfrequentie van de deelnemers significant lager wordt. Een verlaagde hartslag en ademfrequentie betekenen een lager stress niveau. Ook de variabele opwinding was na het zien van de natuurfilm
25
fragmenten lager. Een lagere waardering van opwinding houdt in dat de deelnemers zich minder gestrest voelden. De tweede hypothese kan worden bevestigd. De derde hypothese was gericht op het effect dat politieserie fragmenten hebben na de blootstelling van horrorfilm fragmenten. Verwacht werd dat deelnemers die na blootstelling aan horror worden blootgesteld aan fragmenten van een politieserie, niet minder gestrest zullen worden of even gestrest bleven als tijdens het horrorfilm fragment. Op de variabelen hartslag, conditie en vermogen tot herstel zijn geen significante verschillen aangetoond. Dit betekent dat de deelnemers niet minder gestrest raakten na het zien van het politieserie fragment. Op de variabelen ademfrequentie en opwinding was wel een significant verschil. Deze variabelen werden significant lager, wat aantoont dat de deelnemers zich meer ontspannen voelden na het fragment. De hypothese wordt aangenomen, deelnemers raakten over het algemeen niet minder gestrest na het bekijken van politieserie fragmenten. De laatste hypothese was gericht op het verschil tussen de deelnemers die graag horror kijken of niet horror kijken. De verwachting was dat horror kijkers minder gestrest zouden worden van de horrorfilm fragmenten dan niet-horrorkijkers. Uit de resultaten blijkt geen verschil tussen de horror kijkers en de niet-horror kijkers. Een opmerkelijke conclusie die getrokken kan worden, is dat er geen desensitisatie is opgetreden tijdens het experiment. Zoals deze theorie stelt, is het effect van horrorfilm fragmenten minder groot bij horror kijkers dan bij niet-horror kijkers. Uit het experiment bleek geen verschil tussen deze kijkers.
Tot dusverre was er in de wetenschap weinig bekend over de lichamelijke reactie van mensen op bepaalde televisiefragmenten. Het kijken van horrorfilm fragmenten heeft het stressniveau van deelnemers verhoogd. Met uitzondering van
26
hartslag, bleek op alle onderdelen van de HRV-test een toename in het stressniveau. Ook de zelf gerapporteerde opwinding nam toe door de horrorfilm fragmenten. De significante afname van de hartslag na het kijken van horrorfilm fragmenten kan verklaard worden door de extreem hoge hartslag bij de nulmeting. Uit de resultaten blijkt dat de hartslag tijdens meetmoment 1 bovengemiddeld was. Een verklaring hiervoor kan de korte duur, gemiddeld 8,5 minuut, van meetmoment 1 zijn. De meeste respondenten zijn woonachtig in Amsterdam en kwamen op de fiets. Tijdens het fietsen verhoogt de hartslag. Tijdens meetmoment 1 kregen de respondenten direct de hartslagmeter (borstband) om. Deze was koud en nat en is aangebracht op de blote huid. Een verhoogde hartslag kan een reactie zijn van het lichaam op het aanbrengen van de hartslagmeter. Dit kan een verklaring zijn voor de hoge hartslag om meetmoment 1. Wanneer meetmoment 1 langer zal duren en de deelnemer tijd krijgt om te ontspannen, kan dit zorgen voor een ander resultaat. Het experiment is uitgevoerd op doordeweekse dagen en in het weekend. Veel van de deelnemers hebben een fulltime baan die zij doordeweeks beoefenen. Het is hierdoor mogelijk dat de deelnemers die doordeweeks getest zijn een hoger stress niveau hadden dan de deelnemers in het weekend. In de analyse is geen rekening gehouden met op welke dag de metingen zijn afgenomen. Daarnaast is de setting waarin het experiment plaatsvond afwijkend van de normale setting waarin mensen televisie kijken. Normaal gesproken kijken mensen thuis televisie wanneer zij rustig op de bank zitten, zonder hartslagmeter. Voor vervolgonderzoek kan het interessant zijn het experiment bij de participanten thuis uit te voeren. Wanneer er meer tijd en budget beschikbaar is, ligt hier een mogelijkheid.
27
Conclusie
De belangrijkste conclusie die getrokken kan worden is dat het kijken van televisie zorgt voor een toename van stress en opwinding. Televisiekijken zorgde in alle experimentele condities voor een toename van stress en opwinding. De grootste toename van stress en opwinding werd gevonden tijdens het kijken van horrorfilm fragmenten. Tijdens het bekijken van politieserie fragmenten nam de stress en opwinding niet af. Verwacht werd dat natuurfilm fragmenten voor een afname van stress zouden zorgen. Er was een afname van stress voor de variabelen hartslag, ademfrequentie en opwinding. Gebleken is dat wanneer de deelnemers niet werden blootgesteld aan fragmenten de grootste afname van stress en opwinding plaatvond. Op basis van deze bevindingen kan aangeraden worden niet te vaak televisie te kijken. Wanneer mensen hart-en vaatziekten en burn-outs willen voorkomen, wordt geadviseerd zo min mogelijk televisie te kijken. Vooral het kijken van horrorfilms en politieseries zijn schadelijk.
28
Literatuurlijst
Arntz, A., Dreessen, L. & Merckelbach, H. (1991). Attention, not anxiety, influences pain. Behan. Res. Ther, 29(1), 41-50.
Bower, R.T. (1973). Television and the public. New York: Holt, Rinehart & Winston.
Bryant, J. & Zillmann, D. (1991). Responding to the screen, reception and reaction processes. New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates.
Cavender, G. & Deutsch, S.K. (2007). CSI and moral authority: The police and science. Crime Media Culture, 3(1), 67-81.
Childre, D. & Rozman, D. (2007). Transforming depression: The HeartMath-solution to feeling overwhelmed, sad, and stressed. Oakland: New Harbinger Publications.
Giles, D. (2003). Media Psychology. New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates.
Grossman, P. & Taylor, E.W. (2007). Toward understanding respiratory sinus arrhythmia: Relations to cardiac vagal tone, evolution and biobehavioral functions. Biological Psychology, 74, 263-285.
Levi, L. (1965). The urinary output of adrenalin and noradrenalin during pleasant and unpleasant emotional states: A preliminary report. Psychosomatic Medicine, 27, 80-85.
29
Sarang, P. & Telles, S. (2006). Effects of two yoga based relaxation techniques on heart rate variability (HRV). International Journal of Stress Management, 13, 460475.
Selye, H. (1979). Stress, cancer and the mind. In: J. Taché, H. Selye & S.B. Day (Ed), Cancer, stress and death (p. 11-27). New York: Plenum Press.
Smith, S.L. & Wilson, B.J. (1998). Violence in television programming overall. National Television Violence Study, 3, 5-220.
Sparks, G. G. & Sparks, C. W. (2000). Violence, Mayhem, and horror. In: D. Zillmann & P. Vorderer (Ed), Media entertainment: The psychology of its appeal (pp. 73-92). Mahwah: Erlbaum.
Tamborini, R. & Stiff, J. (1987). Predictors of horror film attendance and appeal: An analysis of the audience for frightening films Communication Research, 14, 415 - 436.
Taubman, O. & Ari, B. (2012). The effects of positive emotion priming on selfreported reckless driving. Accident Analysis and Prevention, 45, 718– 725.
Valkenburg, P. (2008). Beeldschermkinderen, Theorieën over kind en media. Amsterdam: Boom onderwijs.
30
Weaver, A.J. (2011). A Meta-Analytical review of selective exposure to and the enjoyment of media violence. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 55(2), 232-250.
Wolf, O.T. (2008). The influence of stress hormones on emotional memory: relevance for psychopathology. Acta Psychologica, 127, 513-531.
Zuckerman, M. (1996). The psychobiological model for impulsive unsocialized sensation seeking: A comparative approach. Neuropsychobiology, 34, 125 – 129.
Aja, A., Canton, M., Toberoff, M. & Levasseur, G. (2010). Piranha 3-D [Film].Verenigde Staten: Dimension Films.
Gunton, M. & Holmes, M. (2011). One Life [Film].England: BBC Studios.
Reich, A., Macdonald. A. & Fresnadillo, J.C. (2007). 28 Weeks later [Film]. GrootBrittanie: Fox Searchlight Pictures
Suzuki, K., Kruger, E. & Verbinski, G. (2002). The Ring [Film]. Nederland: United International Pictures.
Van Heijningen M., Abraham, M. & Newman, E. (2011). The Thing [Film]. Verenigde Staten: Strike Entertainment
31
Stress geeft verhoogt risico hart en vaat ziekten (z.d.). Opgehaald 17 november, 2011, van http://www.hartstichting.nl/gezond_leven/spanning/
In 2004 1 op de 10 last van een burnout (z.d.). Opgehaald 17 november, 2011, van Burn-out en psychische belasting http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/gezondheidwelzijn/publicaties/artikelen/archief/2005/2005-1738-wm.htm
Hart- en vaatziekten in Nederland 2010 (z.d.). Opgehaald 17 november, 2011, van http://www.hartstichting.nl/9800/13341/15305/HVZ_in_Nederland_2010
SKO tv in Nederland 2010 (z.d.). Opgehaald 25 november, 2011, van http://www.kijkonderzoek.nl/images/stories/rapporten/SKO_TV_in_NL_2010_def_k. pdf
SKO Jaarverslag 2010 (z.d.). Opgehaald 25 november, 2011, van http://www.kijkonderzoek.nl/images/stories/Publicaties/SKO_Jaarverslag2010_WEB. pdf
Tesophotography. (15 april 2011). The Mountain. [Videobestand]. Geraadpleegd via http://www.youtube.com/watch?v=Rk6_hdRtJOE
Tesophotography. (31 mei 2011). The Artic Light. [Videobestand]. Geraadpleegd via http://www.youtube.com/watch?v=Mmwv94WKmnI
32
RhymePhile. (2 okt 2007). Law & Order: Impulsive. [Videobestand]. Geraadpleegd via http://www.youtube.com/watch?v=YcH51lDaL4E&feature=related
33