E-ZINE Stichting ROOS
12 september 2013
OBS Tormentil:
OBS Tormentil gaat digitaal leren met Google Apps for Education OBS Tormentil heeft een volgende stap gezet naar verdere digitalisering van het onderwijs. Vanaf dit schooljaar krijgen alle leerlingen vanaf groep 5 een Google Apps account op het domein tormentil.nl. Hiermee kunnen ze 'in the cloud' werken. Dat betekent dat alles wat ze maken veilig op internet wordt opgeslagen. Ze kunnen vanaf elk apparaat (computer, laptop, tablet of telefoon) op elke plek (thuis, op school of ergens anders) bij hun gegevens. Het enige wat ze nodig hebben is hun inloggevens om er bij te komen. Zo kunnen leerlingen een werkstuk, taalles, filmpje of presentatie eenvoudig met hun leerkracht delen. Die bekijkt het en geeft commentaar. Maar ook samenwerken wordt makkelijker. Je kunt op verschillende plekken en tijden aan hetzelfde document werken. Dit kan alleen met personen van OBS Tormentil. Niet daarbuiten. Van alle bijzondere leermomenten kan de leerling op zijn eigen portfolio (blog) een verslag maken. Deze is alleen voor ouders, leerkrachten en medeleerlingen te bekijken. Zo kan iedereen die betrokken is bij de leerling via internet meekijken met het leerproces: Wat heeft hij/zij gemaakt of gedaan? Waar is hij/zij nu mee bezig? Waar is hij/zij trots op? Wat kan de leerling al? En wat wil hij/zij nog graag doen? De leerkracht deelt elke week met de leerlingen zijn overzicht van alle instructies die aan bod komen. De leerling kan op de tijden dat het geen instructie krijgt de zelfstandige en samenwerkingstaken taken plannen in zijn agenda. Aan het eind van de week deelt de leerling zijn overzicht van de gemaakte taken met zijn leraar. Ook de leerkrachten werken vanaf dit jaar met een googleaccount. Documenten worden gedeeld via Google Drive. Ook is het mogelijk je eigen documenten hierin te plaatsen. Hierdoor kun je op elke werkplek bij je bestanden komen en is een mail sturen met daarbij bijlagen niet meer nodig. Omdat het bestand niet daadwerkelijk wordt verstuurd, maakt de grootte ervan ook niet meer uit.
https://docs.google.com/document/d/1_yXKlgiFSmE6RE3vxJo0zQpdKbdHyJ9A5sOw6FXfxk0/ed it?usp=sharing
OBS Blokstoeke: Is te vinden op facebook: www.facebook.com/Blokstoeke
https://www.facebook.com/Blokstoeke?hc_location=timeline
OBS Weemewereld: Kunt u ook vinden op facebook:
https://www.facebook.com/pages/Obs-Weemewereld/263865590382573 OBS De Salto: Een SUPER-dag voor kleuters op de Salto
Voor het thema “Vorm en Kleur” hebben de kinderen uit de groepen 1 en 2 van de OBS De Salto een eigen supermarkt(je) op school ingericht. De schappen en een kraam werden gevuld met van huis meegenomen artikelen en verpakkingen. Alles samen neergezet met aandacht voor vorm en kleur. Als afronding werd een echte supermarkt van Plus bezocht. Eerst netjes lopen door de winkelpaden, zien hoe vlees wordt vermalen tot gehakt en brood wordt gebakken. Leuk was de route door de diepvrieskamer en het magazijn. Spannend werd het aan de kassa, door te helpen met het scannen. Een presentje, als dank voor het helpen, maakte de weg schoolwaarts extra gezellig.
OBS Widerode en OBS Touwladder: Lego Solar Race: Beide Wierdense scholen zijn geselecteerd met 28 andere Twentse basisscholen deel te nemen aan de Lego Solar Race. In de maand september zullen de teams van leerlingen van OBS Widerode en OBS Touwladder werken aan dit project van techniek en duurzaamheid. Het ultieme doel van de teams is op zaterdag 5 oktober de snelste en beste auto aan de jury te kunnen tonen. Hieronder de eerste update! Afgelopen vrijdagmiddag 6 september is het bouwteam, bestaande uit Thijmen, Fleur, Rick, Lune uit groep 8 en Jarno, Juliëtte J., Stefan en Anne uit groep 7 voor de eerste keer samen gekomen om met meester Marco de opdracht voor de Lego Solar Race door te nemen, kennis te maken met het materiaal, een bijbehorende video te bekijken en de eerste plannen voor de bouw te maken.
Nadat het materiaal verkend was en de Red Engineers T-shirts waren aangetrokken, werden door de groep twee ontwerpen voor de Lego-auto gemaakt. Uiteindelijk werd de definitieve keuze gemaakt voor één model, volgens de volgende criteria: gekeken werd naar het motortje (hoe was deze bevestigd op het model?) en naar de manier waarop het wagentje werd aangedreven. Van daaruit werd er verder gebouwd. Al gauw werd het zonnepaneel opgeladen en even uitgeprobeerd.
Ook werden er verschillende voorbeelden en modellen op internet bekeken. De keus is voorlopig gevallen op twee dunne wielen aan de achterkant (weinig wrijving) en twee dunne wielen aan de voorkant, die vlak naast elkaar zijn geplaatst. Zo loopt de auto aan de voorkant wat meer toe richting een puntvorm, wat dan weer de stroomlijn (weinig weerstand) ten goede komt. Dit alles volgens de mening van de groep. Natuurlijk is het model verre van af. Er zal nog heel wat moeten worden ‘bijgeschaafd’. De eerste contouren zijn echter wel zichtbaar en van daaruit zal volgende week vrijdagmiddag vol enthousiasme verder worden gewerkt. Dan is de groep op OBS Touwladder, waar de begeleiders van Hogeschool Saxion (de studenten Willem en Michel) ook aanwezig zullen zijn voor de nodige info en tips. Blijf dit volgen op de website van de scholen!
Voor extra info: www.twente.com/legosolarrace Artikel in TCTubantia (11-09-13): http://www.tubantia.nl/regio/wierden/racen-op-zonne-energie-1.3999109
OBS De Schakel: Fietspuzzeltocht en BBQ: Zo'n 90 ouders en kinderen hebben vrijdag 30 augustus deelgenomen aan de jaarlijkse fietspuzzeltocht met daarna een barbecue. De tocht ging kris kras om en door Vroomshoop. Onderweg moesten er bij diverse posten opdrachten opgelost worden.
Terug op school stond een heerlijke barbecue op iedereen te wachten. Het was een erg gezellige middag en avond!
Van het Bestuurskantoor: Verhuizing bestuurskantoor: Op alle fronten moet bezuinigd worden. Daarom gaat het bestuurskantoor per 1 januari 2014 verhuizen naar een kleinere en goedkopere locatie aan de Haarstraat 83 in Rijssen. Nieuwjaarsbijeenkomst: Dit jaar wordt er geen eindejaarsbijeenkomst gehouden, maar een nieuwjaarsbijeenkomst. Deze wordt in de loop van januari gehouden op het nieuwe adres van het bestuurskantoor. U ontvangt te zijner tijd een uitnodiging voor deze bijeenkomst.
Bestuursbesluiten: Er is geen besluit weer te geven. Van het MT: Het MT van 10 september is doorgeschoven naar 17 september omdat op 10 september vanuit het SWV 06-06 twee bijeenkomsten werden gehouden over Handelingsgericht Integraal Indiceren (Passend Onderwijs). De agenda voor het MT op 17 september is als volgt: Nieuwbouwprojecten Functiemix – evaluatie Stand van zaken besparing op inkopen Schooldocumenten voor de Inspectie van het Onderwijs Stand van zaken invoering huisstijl Stichting ROOS Op dinsdag 24 september komen de directeuren ’s middags bijeen met de IBers ’s over OpbrengstGerichtWerken.
Van de GMR: De GMR vergadert op donderdag 3 oktober. De agenda voor deze vergadering is nog niet opgesteld.
Van de Raad van Toezicht: De Raad van Toezicht vergadert op dinsdag 8 oktober 2013. De agenda voor deze vergadering is nog niet opgesteld.
Voor u gelezen of gezien: De docent maakt het verschil:
Paul Kirschner: gepubliceerd op 11 juni 2013
In 2012 verscheen een indrukwekkend boek over nog indrukwekkender onderzoek: Visible Learning. Het boek is de neerslag van ruim vijftien jaar onderzoek van John Hattie naar 816 meta-analyses van onderzoek naar hoe kinderen en jongeren het beste leren. In totaal analyseerde hij 62.169 studies met ruim 83 miljoen deelnemers! Een van de eerste studies naar de beste aanpak voor het leren, was een meta-analyse van Benjamin Bloom – de man van de leerhiërarchie (kennis, inzicht, toepassen,...) en het beroemde artikel Het 2 Sigma Probleem (1984). Het grootste effect – dus het beste leerresultaat – leverde een-op-een onderwijs op, gevolgd door het positieve bekrachtigen ('reinforcement') van leren door de docent. Van Blooms top 5 variabelen hebben er 4 met de leerkracht te maken (met op 4 het geven van uitleg en op 5 het bevorderen van leerlingdeelname in de klas). In 2003 presenteerde Hattie al een synthese van ruim 500.000 studies over de effecten van zes soorten invloeden (de leerling zelf, thuis, de school, het schoolhoofd, medeleerlingen en de leerkracht). Hij constateerde dat het geven van feedback aan de leerling het meest effectief was, zelfs meer dan de cognitieve vaardigheden van de leerling zelf. Ook nu weer blijken bijna alle items (8) uit de top 10 invloeden terug te voeren op de leerkracht, zoals instructiekwaliteit, directe instructie, remediatie, het scheppen van een positief klassenklimaat, en het uitdagen van de leerling.
In zijn nieuwe boek uit 2012 bespreekt en beoordeelt Hattie 138 invloeden die hij vervolgens rangschikt naar mate van effect. Enkele opmerkelijke uitkomsten: op nummer 1 prijken eerdere schoolcijfers, op 26 directe instructie, pas op 45 betrokkenheid van de ouders, op 79 vaak toetsen, op 106 klassengrootte (domper voor velen) en op 118 probleemgestuurd leren. Zijn afsluitende conclusies (hoofdstuk 'Bringing it all together') zijn helder. Ten eerste hebben leerkrachten de sterkste invloed op het leren. Ten tweede, willen ze een positieve invloed hebben, dan moeten leerkrachten directief, gezaghebbend, zorgzaam en actief en met passie betrokken zijn bij het doceren en leren. Ten derde moeten ze een zeer gedegen domeinkennis hebben om betekenisvolle feedback te kunnen geven over wat iedere leerling denkt en weet. Dit geldt ook – ten vierde – voor de bedoelingen en succescriteria van hun lessen, waardoor zij nauwkeurig kunnen bepalen of hun lessen echte werken! In wezen zegt Hattie dat het onweerlegbaar is dat 'it is what teachers know, do and care about which is very powerful in the learning equation'. En hoe zit het met de leerkracht? Hattie onderzocht ook het verschil tussen experts in lesgeven en 'gewone' ervaren leerkrachten. Ze blijken op zestien punten te verschillen, waarvan er drie cruciaal zijn. Experts: • geven uitdagende taken en doelen • hebben diepe representaties van de leerstof, doceren en leren: hun kennis is beter georganiseerd, zij kunnen beter verbanden (uit)leggen tussen leerinhouden en voorkennis, kunnen lesinhoud koppelen aan andere onderwerpen in het curriculum, enzovoorts • en ze kunnen beter de problemen van leerlingen monitoren en relevantere en meer bruikbare feedback geven. Deze drie eigenschappen scheiden dus echt het kaf van het koren. Dus, als je wilt zorgen dat je leerlingen echt goed leren, weet je nu wat je zelf moet doen en hoe je jezelf moet ontwikkelen. Ik zeg...DOEN! Bekijk een filmpje van John Hattie: http://video.intranet.ou.nl/mediadienst/_website/php/video.php?id=344 Paul Kirschner is hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit ………………………………………………………………………………………………………………… Onderzoek naar relatie leerkracht – leerling:
Ook te vinden op de ROOS-website onder E-ZINES
http://www.didactiefonline.nl/images/een%20goed%20begin.pdf ………………………………………………………………………………………………………………… iPad-scholen van start (Didactief september 2013) Op verschillende plaatsen in het land zijn de eerste Steve Jobs-scholen van start gegaan. De basisscholen die het nieuwe onderwijsconcept toepassen, geven hun leerlingen meer vrijheid zelf hun tijd in te delen. De kinderen hebben geen eigen leraar of klaslokaal meer en krijgen voornamelijk les op de iPad. De nieuwe onderwijsaanpak is een idee van opiniepeiler Maurice de Hond en de organisatie O4NT, en is geïnspireerd op Apple-oprichter Steve Jobs. De gedachte achter de iPad-scholen is dat kinderen door de nieuwe methode beter worden voorbereid op de toekomst en dat ze meer ruimte krijgen hun individuele talenten te ontwikkelen. Niet alle iPad-scholen gooien meteen radicaal het roer om: sommige van de scholen voeren het nieuwe concept gefaseerd in. De Onderwijsinspectie heeft laten weten de scholen nauwlettend in de gaten te zullen houden, om te controleren of ze de Leerplichtwet niet overtreden. ………………………………………………………………………………………………………………… Plat als een iPad (Gerard van der Heijden is leraar op RKBS Jan Bluyssen in Uden) 19 augustus 2013.
Toen Columbus in 1492 in opdracht van de Spaanse koning via het westen richting Indië vertrok, gingen de meeste geleerden er nog van uit dat de wereld plat was. Gesterkt door de opvatting van Pythagoras (die van de stelling), die in de 6de eeuw voor Christus al beweerde dat de aarde rond is en de bevestiging in de 15de eeuw door Copernicus, waagde hij de gok en bewees daarmee dat de aarde inderdaad rond is. Nu ruim 500 jaar later is de wereld weer plat. Zo plat als een iPad, tenminste als het aan Maurice de Hond en zijn metgezellen ligt. Maurice wil namelijk een aantal Steve Jobs-scholen oprichten. De Hond heeft samen met enkele initiatiefnemers het plan opgevat een ander onderwijsconcept op de markt te brengen: 04NT (Onderwijs voor een Nieuwe Tijd). Het huidige onderwijs is conservatief en traditioneel en het lukt onderwijsmensen niet een inhaalslag te maken in deze steeds sneller veranderende wereld. Maurice denkt dat hem dat wel gaat lukken. Nu is voorspellen niet zijn sterkste kant, maar hij heeft onze interesse gewekt. Het wondermiddel van de Steve Jobs-school wordt de iPad. Onder het mom van an Apple a day kunnen de kinderen met dit platte gadget de hele wereld ontdekken en zijn boeken en leerkracht van ondergeschikt belang. Zelfs kleuters krijgen een iPad in de hand gedrukt en door gebruik te maken van de verschillende educatieve apps worden ze voorbereid op de maatschappij van de toekomst. 'Juf, mag ik in de zandbak spelen?' 'Ja, hoor. Open de zandbak-app maar. Rechts zie je de tools, zoals de schepjes en de taartvormpjes. Leef je maar lekker uit. Mama zal wel blij zijn, je wordt er niet vies van'. En zo is er een klei-app, een verf-app en wordt de kinderboerderij bezocht op de kinderboerderij-app. Al aaiend over de iPad komen de kleutertjes in contact met de dieren. En zo zijn er nog 600 onderwijsapps die kinderen voorbereiden op de Nieuwe Tijd. ………………………………………………………………………………………………………………… De eindtoets PO, het verdriet van Cito:
Ronald Buitelaar, Bea Ros & Anja Vink, mmv Lodewijk van der Kroft: 2 september 2013
Eerst waren er de centrale eindexamens in het voortgezet onderwijs. Gemaakt door Cito in opdracht van de overheid. Vanaf 2015 gaat Cito ook de verplichte centrale eindtoets voor het basisonderwijs maken. De Cito-isering van het Nederlandse onderwijs lijkt daarmee een feit. Heeft Cito handig zaken gedaan of heeft de overheid een marktproduct effectief genationaliseerd? Didactief lichtte het dossier-Cito over de eindtoets PO. 'Je gaat landelijke eindexamens natuurlijk niet publiekelijk aanbesteden.' Zomaar een opmerking uit vele gesprekken tijdens onze speurtocht naar het reilen en zeilen van Cito. Maar wel eentje die bleef haken. We willen inderdaad niet dat de nationale proeve van bekwaamheid door jongeren net zo zwalkend en onbetrouwbaar wordt als zeg het regionale busvervoer, waar nu eens een halte verdwijnt en dan weer een lijn wordt verlegd omdat een nieuwe busmaatschappij de scepter zwaait. Nee, eindexamens moeten rotsvast en bestendig van kwaliteit zijn, of het nu 1980, 2000 of 2013 is. En dus laat de overheid de centrale examens - sinds de invoering van de Mammoetwet verplicht - al decennia lang vervaardigen door Cito. Vanaf 2015 wordt ook de centrale eindtoets in het primair onderwijs verplicht en wederom mag Cito hofleverancier worden. Hoe is het mogelijk dat de overheid een commercieel bedrijf zo'n grote vinger in de pap geeft?
Dat heeft te maken met de ontstaansgeschiedenis van Cito. Vanaf de oprichting in 1968 tot en met eind 1998 was het een zogeheten publiekrechtelijk bedrijf voor toetsontwikkeling onder de vleugels van de overheid, vanaf 1 januari 1999 is Cito geprivatiseerd. Een datum waarop de onduidelijkheid begon. Want waar begint Stichting Cito, die met staatssubsidie producten als centrale eindexamens ontwikkelt, en waar eindigt de commerciële private poot Cito BV en vice versa? Zo denken niet alleen veel ouders, maar ook zelfs sommige Kamerleden dat de Cito-toets iets van de overheid is. Terwijl dat nou net een marktproduct van de BV is. Met een beroep op de WOB (wet openbaarheid bestuur) dook Didactief in het Cito-dossier van het Ministerie van OCW om te zien wie wanneer aan de knoppen draaide. Exit dorpsmeester, welkom big brother Cito In 1958 keert hoogleraar Adriaan de Groot laaiend enthousiast terug van een studiereis naar het Educational Testing Service van Princeton University (VS).
Centrale toetsen, zo heeft hij in het land van de onbegrensde mogelijkheden gezien, maken korte metten met de subjectieve willekeur van onderwijzers. Zo'n testinstituut zou Nederland ook moeten hebben! Hij zet zijn ideeën uiteen in het rapport Testmethoden ten dienste van het onderwijs (1958) en later in de spraakmakende publicatie Vijven en zessen (1966) en sleept een eerste opdracht van de gemeente Amsterdam binnen: de ontwikkeling van de Amsterdamse Schooltest voor openbare scholen. Na succes komt deze toets vervolgens landelijk beschikbaar. De verantwoordelijkheid ervoor komt te liggen bij het prille, door de overheid opgerichte Centrale Instituut voor Toetsontwikkeling ofwel Cito. Het blijkt een lucratieve zet: de toetsen zijn naar Amerikaans voorbeeld multiple choice. 'Een groot voordeel', aldus oud-Cito-medewerker Joop Bokhove, 'omdat gegevens op die manier snel en dus goedkoop verwerkt kunnen worden'. Exit dorpsmeester, welkom big brother Cito. Hoe big blijkt bijna vijftig jaar later: Cito BV plukt nog steeds de vruchten van De Groots brainwave. Wat ooit met overheidsgeld is ontwikkeld, blijkt een lucratief commercieel product: de Cito-eindtoets heeft anno 2013 een marktaandeel van maar liefst 80%. Big is ook de reikwijdte van de eindtoets: ze wordt niet alleen benut om leerlingen een schooladvies te geven, maar Cito verkoopt de data ook aan de Inspectie van het Onderwijs. Cito BV baat dus lustig uit wat ooit met publiek geld is ontwikkeld. Volgens Cito-directeur Marten Roorda zien we dat verkeerd: 'De eindtoets is nooit gesubsidieerd geweest, ook niet toen we nog onder de overheid vielen. Toen Cito in 1968 werd opgericht, is de eindtoets van buiten ingebracht. De toets heeft altijd zichzelf bedropen.' Dat klinkt echter toch vooral als goochelen met woorden. Immers, die eerste eindtoets is wel degelijk met overheidsgeld – van de gemeente Amsterdam – ontwikkeld. En dan zal het best wel zo zijn dat de verder ontwikkeling van de toets bekostigd is met inkomsten uit de verkoop aan scholen, maar Cito liep, werkend onder de veilige vleugels van de overheid, weinig bedrijfsrisico: als de scholen de toets niet hadden gekocht, was Cito niet failliet gegaan. Maar juist omdat Cito van de overheid was, straalde die toets vertrouwen uit. En kon Cito een goed marktaandeel opbouwen. Na de privatisering in 1999 kon Cito de toets verder vermarkten via haar BV. Uit de data die we via de WOB naar boven haalden, bleek dat de BV daarbij gedekt werd door de goede subsidierelatie van de moederstichting met de overheid. Een overheid die nauwelijks regels stelde over intellectueel eigendom en opbouw van eigen vermogen. Heeft de overheid destijds zitten slapen? Niet helemaal. Ze moest de toets wel aan de markt overlaten, omdat deze, anders dan de centrale eindexamens in het voortgezet onderwijs, geen verplicht onderdeel van het basisonderwijs vormt. Ofwel geen van staatswege opgelegde kost. Inmiddels is de wereld veranderd: op 13 april 2013 ging de Tweede Kamer akkoord met het invoeren van een verplichte centrale eindtoets voor het primair onderwijs. Zoals staatssecretaris Dekker tijdens de Kamerbesprekingen stelde: 'Ik vind het niet gek dat je na acht jaar basisschool kijkt waar kinderen staan.' Knuffelrelatie OCW-Cito Voor de ambtenaren van OCW was Cito van meet af aan de gedoodverfde leverancier van die verplichte centrale eindtoets PO. Zo kon de overheid als het ware terugpakken wat na de privatisering van Cito uit haar handen was geglipt. Of het bewust zo gegaan is, is de vraag. Want op het Ministerie lijkt het onderscheid tussen Stichting Cito en Cito BV niet altijd beseft te worden. In de stukken die we via een beroep op de WOB hebben bemachtigd, duikt deze eindtoets voor het eerst begin september 2010 op. Dat tijdstip verrast niet: in 2010 is de wet Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen vastgesteld, bedoeld met harde eisen (niveaus) het tij te keren van alarmerende berichten over leerlingen die de basisschool welhaast als analfabeten verlaten en over jonge meesters en juffen die niet meer zouden kunnen rekenen en spellen.
Een overheid die eisen stelt, moet natuurlijk ook controleren of die eisen gehaald worden. Dat kan niet, zoals in het voortgezet onderwijs, met een centraal eindexamen. Een leerling kan namelijk niet slagen of zakken voor de basisschool. Maar een verplichte eindtoets die meet hoe leerlingen het doen, kan wel. En als vanzelf wendt OCW zich tot Cito die immers al zo'n toets aan 80% van de basisscholen verkoopt. Dat 20% van de scholen liever een test van alternatieve aanbieders, zoals 678 OnderwijsAdvisering (Drempel-
onderzoek) en Boom (NIO-toets) koopt of geen toets afneemt, wordt gemakshalve genegeerd. Want met Cito heeft ze nu eenmaal korte lijntjes. Eerder al gaf OCW Cito subsidie om een pilot te doen met latere afname van de Cito-eindtoets (waarmee ze private en publieke taken van Cito door elkaar liet lopen) en het ontwikkelen van diagnostische rekentoetsen voor het voortgezet onderwijs. 'We zitten regelmatig aan tafel', zoals Dekker zei tijdens het Kamerdebat op 11 juni. De OCW-ambtenaren en de Cito-medewerkers kennen elkaar na een jarenlange subsidierelatie van haver tot gort. Over de mail vliegen amicale kattenbelletjes over en weer. 'Ik dacht in deze financieel sobere tijden eigenlijk gewoon aan de OCW-kantine, afhankelijk van wat en hoeveel je wilt eten', mailt een OCW-ambtenaar bijvoorbeeld aan zijn Cito-contact. Uit de mails blijkt echter ook dat OCW niet altijd helder voor ogen heeft met wie het eigenlijk zaken doet: met de Stichting of de BV. Zo mailt OCW op 29 februari 2012 naar Cito of ze nog een terugblik met persbericht presenteert over de Cito-scores van dat jaar. 'Misschien wil OCW wel een persbericht uitbrengen, maar wij zullen dat uiteraard tijdig en goed afstemmen met het Cito.' OCW is mede geïnteresseerd, omdat een van doelstellingen in het Actieplan PO luidt dat de onderscore van de beste 20% leerlingen op de Cito-eindtoets stijgt van tussen de 543-544 (2010) naar 545. Cito-scores? Op dat moment is de eindtoets PO nog gewoon een commercieel product van Cito BV. Zou OCW dergelijke mails ook versturen naar de concurrenten van Cito? Vast niet! Dat OCW die scheiding tussen Stichting en BV vaker niet zo nauw neemt, blijkt uit een klein relletje enige maanden later. Omdat het maar niet wil opschieten met het wetsvoorstel over de verplichte eindtoets en scholen daardoor in onzekerheid verkeren in welke maand nou precies de Cito-toets 2013 wordt afgenomen, meldt Cito in een mail aan OCW dat het een persbericht aan scholen zal versturen met de melding dat die toets traditiegetrouw in februari wordt afgenomen. Aardige geste van Cito, het betreft immers haar commerciële, dus private activiteiten. OCW is echter not amused, zoals blijkt uit een mail van de ene OCWambtenaar aan de andere: 'Voordat ik vanmiddag contact opneem met Cito over onderstaande 'verrassende' actie: wisten jullie hiervan? Of is het voor jullie ook een verrassing.' Vele maanden later, als het van pas komt, weet OCW opeens weer prima hoe de verhoudingen zijn. Na ophef in de media over de makkelijke variant van de Cito-eindtoets lezen we in de interne communicatierichtlijn van OCW: 'De Eindtoets Basisonderwijs is een marktproduct van Cito en in die zin gaat M/OCW er op dit moment niet over.' Is Cito blij met deze knuffelrelatie met OCW? Verrassend genoeg niet altijd, zo lijkt het. Helaas konden we niet alle ins en outs van de interne overleggen tussen Cito en OCW achterhalen. Van veel overleggen en telefoongesprekken zijn domweg geen notulen gemaakt, waar er wel iets is vastgelegd, werden stukken niet vrijgegeven, omdat het 'persoonlijke opvattingen van ambtenaren' zou betreffen. (En wij maar denken dat ambtenaren in de baas z'n tijd gewoon werkten.) Wel vrijgegeven werd een adviesnotitie uit september 2010 van Stichting Cito over een verplichte eindtoets. Met verrassende aanbevelingen. Een megatoets waar leerlingen vijf dagdelen mee zoet zijn Stichting Cito stuurde haar adviesnotitie op verzoek van OCW. Eigenlijk al een vreemd verzoek. In plaats van zelf uit te zoeken hoe zo'n eindtoets eruit zou moeten zien, vraagt OCW aan de marktleider in toetsenland wat de beste toets is. Het is als een taxibedrijf vragen welke auto het beste is om de minister in te vervoeren. De onze natuurlijk, lijkt het meest logische antwoord. Zo niet Cito, want die ziet de bui al hangen. Met nationalisatie van de eindtoets PO zou Cito BV een goedlopend product kwijtraken. Naast de opbrengsten van de eindtoets (jaarlijks 170.000 leerlingen à negen euro) verdient de BV ook nog aan de vermarkting van de toetsgegevens (onder meer verkoop aan de Inspectie) en oefenboekjes. En dus springt Stichting Cito in de notitie op de bres voor haar commerciële zusje en probeert ze de OCW-ambtenaren op een ander spoor te brengen.
Ze betoogt dat het technisch lastig is de traditionele adviserende functie (voor het VO) en de nieuwe diagnostische functie (referentieniveaus) in één toets te verenigen. Zoals Cito-directeur Roorda ons desgevraagd uitlegt: 'Het gevaar van toetsen, en daar waarschuwen we altijd voor, is het stapelen van functies. Je moet een toets altijd voor maar één doel gebruiken.' Niet alleen is de reikwijdte en manier van vragen anders, maar ook moet een adviestoets bij voorkeur zo vroeg mogelijk (voor het schooladvies) en een diagnostische toets zo laat mogelijk in het schooljaar (optimale benutting schooltijd) worden afgenomen. Bovendien zou dit zo'n megatoets worden dat kinderen er maar liefst vijf dagdelen mee zoet zijn. Om voor- en nadelen nog pregnanter in beeld te brengen schetst Cito twee scenario's: een brede uniforme megatoets (met alle nadelen van dien) en een nog te ontwikkelen verplichte diagnostische toets die los van de bestaande eindtoetsen van Cito en andere aanbieders zou komen te staan. Cito is volslagen helder welk scenario haar eigen voorkeur ligt: het tweede: 'Voor de adviesfunctie gaan we uit van de bestaande praktijk in het primair onderwijs: scholen en besturen kiezen zelf welke toets of test ze gebruiken voor het onafhankelijk advies.' Voor beide scenario's werkt Cito de eisen en gevolgen uit. Kritiek van scholen en experts op toetsen is volgens Cito niet te vermijden, maar voor de brede toets zijn de 'afbreukrisico's' groter dan voor andere toetsen. Een verplichte brede toets wekt negatieve beeldvorming van teaching to the test op en dat kan het draagvlak bedreigen. Een idealistisch argument gemengd met een gezonde blik op het zakelijk eigenbelang: minder draagvlak is immers minder inkomsten. Daarnaast zullen andere toetsaanbieders hun marktaandeel zien kelderen en ook dat zal het draagvlak niet ten goede komen. Gevoeligheden en zwakke schakels Het advies blijkt een selffulfilling prophecy: drie jaar later zijn geschetste afbreukrisico's precies de hete hangijzers tijdens de Kamerdebatten over de verplichte eindtoets. Tegen het - niet van eigenbelang gespeende - advies van Cito in kiest het kabinet toch voor een brede uniforme toets. 'Helaas is het zo dat OCW niet al onze adviezen overneemt', vertelt Cito-voorman Roorda ons. De precieze overwegingen voor dat besluit hebben we niet boven water kunnen krijgen. Een OCWambtenaar vertelt ons dat de keuze voor een brede centrale eindtoets gebaseerd is op 'beleidsnotities'. De inhoud daarvan is echter, ook niet via de WOB, te achterhalen. Intern beraad immers.... Wel weten we dat het Cito-advies over de centrale eindtoets nog een rol speelt in een PO-debat voor OCW-ambtenaren op 16 september 2010. Zo meldt OCW in een mail aan Cito: 'Het lijkt ons daarnaast leuk om naar aanleiding van de scenario's een aantal punten/dilemma's te presenteren waarover onderling gediscussieerd kan worden'. Op 7 december 2010 mailt Cito op verzoek nogmaals een korte notitie over 'gevoeligheden en eventuele zwakke schakels' bij invoering van een verplichte centrale eindtoets. Cito schrijft dat die gevoeligheden afhangen van de functie die OCW toekent aan de toets en wijst nogmaals op problemen van acceptatie en afnamemoment. Kennelijk zonder resultaat. Het handig zakendoen legt het af tegen de wil van OCW om fors te sturen op het niveau van het taal- en rekenonderwijs. En dus bedankte Cito voor de eer? Op zich een goed punt, vindt Roorda. 'We hadden ook 'nee' kunnen zeggen, want het is onze toets, ons product. Dus we hadden kunnen zeggen: daar werken we niet aan mee.' Maar hij besloot toch anders. 'Kijk, we maken uiteindelijk altijd een afweging vanuit onze missie en visie. Zolang de centrale eindtoets ook een rol vervult in een onafhankelijk schooladvies, vinden we dat zodanig de moeite waard dat we daar graag onze energie in steken.' Vanaf eind 2010 is Cito druk in de weer gegevens uit te wisselen met OCW, DUO en de Commissie van Examens om de brede centrale eindtoets op basis van de bestaande Cito-toets voor te koken. Tussendoor valt het kabinet-Rutte I nog en pas vanaf 2013 komt de Tweede Kamer eraan te pas. De spagaat van OCW De Kamerleden halen een streep door het scenario dat OCW samen met een aanvankelijk tegenstribbelend Cito heeft opgesteld. Dankzij de motie Rog-Schouten wordt Cito weliswaar hofleverancier van de verplichte eindtoets, maar krijgen daarnaast ook andere toetsaanbieders een kans. Ofwel: de overheid biedt vanaf 2015 een centrale eindtoets aan, maar scholen mogen desgewenst ook een alternatieve toets kopen.
Daarmee belanden zowel OCW als Cito in een onmogelijke spagaat: Stichting Cito krijgt wettelijk de taak toebedeeld een centrale eindtoets PO te ontwikkelen. Omdat het een verplichte toets is, gaat het om een publiekrechtelijke taak, met staatssubsidie uitbesteed aan één partij (Stichting Cito). Maar door tussenkomst van de volksvertegenwoordiging is diezelfde overheid alsnog verplicht andere marktaanbieders toe te laten. Ofwel: marktwerking rondom publiekrechtelijke taken. Dat kan eigenlijk helemaal niet. Staatssecretaris Dekker zegt het tijdens het Kamerdebat van 11 juni 2013 ook met zoveel woorden: 'De zorg voor de beschikbaarheid van een goede toets valt onder de stelselverantwoordelijkheid. Het valt echter niet onder de stelselverantwoordelijkheid te garanderen dat er daadwerkelijk meerdere aanbieders zijn.' Dat is orakeltaal van een in het nauw gedreven bewindsman die zich genoodzaakt ziet concessies te doen om zijn wetsvoorstel erdoor te krijgen. 'Een typisch compromisbesluit', karakteriseert Cito-directeur Roorda de uitkomst. 'We hebben vanaf het begin wel gezegd dat keuzevrijheid voor scholen belangrijk is en wat dat betreft zouden we blij moeten zijn met dit politieke besluit. Maar het is wel erg ingewikkeld nu. Een kruising tussen nationalisatie en daarnaast de mogelijkheid voor scholen om ook een andere toets te kunnen aanschaffen. Bepaald niet de ideale variant.' De volksvertegenwoordiging op haar beurt lijkt op de koop toe te nemen dat haar wijzigingen in de praktijk tot uitvoeringsproblemen zullen leiden. Want hoe voorkom je, om maar iets te noemen, valse concurrentie tussen Cito en marktaanbieders van andere toetsen? Ook de Eerste Kamer zal op 10 september niet dwars gaan liggen, daar staat het wetsvoorstel als hamerstuk geagendeerd. Waarmee het typische Nederlandse compromis van een centrale, maar niet uniforme, eindtoets vanaf schooljaar 2014-2015 een feit lijkt te zijn. Aan het onderwijsveld de schone taak hier chocola van te maken. Tussen droom en daad Wat ons brengt bij het verdriet van Cito. Zo lang de ijverigste leerling in de klas geweest. Getoetst, gepeild en getest in naam van de overheid. Gekoesterd als nationale toetsexpert, wat haar overigens commercieel geen windeieren heeft gelegd. Maar dan toch gepasseerd en genegeerd bij het advies over de verplichte eindtoets. En alsof dat nog niet erg genoeg is, heeft ze moeten toezien dat haar succesvolle product genationaliseerd wordt en, met dank aan de Tweede Kamer, dat ze kennis en kunde moet delen met concurrente aanbieders. Kennis en kunde die weliswaar op kosten van de overheid zijn opgedaan, maar toch voelt het als broodroof. 'Het ligt hier intern best wel gevoelig', vertrouwt Roorda ons toe. En dan heeft hij het echt niet over de gederfde inkomsten door nationalisatie van hun Cito-toets. 'Ik zeg wel eens: de eindtoets PO maakt zo'n 3% van onze omzet uit, maar zo'n 97% van onze naamsbekendheid.' Of zoals Cito-werknemers het tegenwoordig ook wel zeggen: 97% van onze ellende. 'Het is natuurlijk wel de toets waarmee het in 1968 allemaal begonnen is en waar we een warme band mee hebben. De Cito-toets is de ziel van ons bedrijf.' De BV mag dit schooljaar nog net het 45-jarig jubileum van hun toets vieren en daarna verdwijnt de naam Cito-toets van het toneel om plaats te maken voor een staatstoets. Cito mikte op een en-en-scenario: handhaving van de vrije markt voor adviestoetsen, waar zij zich marktleider weet en spin-offs van de lucratieve Cito-eindtoets kan uitbaten plus subsidie voor het ontwikkelen van een extra diagnostische toets. Ze kreeg een gedrocht. Een genationaliseerde eindtoets die wordt omgebouwd tot een middel waarmee de overheid toezicht kan houden op het onderwijs en verplicht overleg met concurrenten. Om met Willem Elsschot te spreken: 'Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren.' ………………………………………………………………………………………………………………..
Eindtoets PO: de vreugde van het onderwijs
Lex Borghans en Trudie Schils: 3 september 2013
De eindtoets PO die er straks ligt is niet wat het Ministerie van OCW wilde, noch het Cito. Toch moet het Nederlandse onderwijs blij zijn met deze eindtoets. In het artikel Eindtoets PO: Het verdriet van Cito wordt op fraaie wijze beschreven hoe in een ingewikkeld proces tussen het Ministerie van OCW, de toets-deskundigen van het CITO en de fracties in de Tweede Kamer een verplichte centrale eindtoets in het basisonderwijs wordt geïntroduceerd. Het eindresultaat dat er nu ligt is niet het plan dat het Ministerie oorspronkelijk had en ook niet de opzet die het Cito destijds voor ogen stond. De vraag die er nu dus ligt is of het Nederlandse onderwijs blij moet zijn met deze eindtoets. Wij denken van wel. Onderwijs verbeteren is niet meer eenvoudig. Ooit maakte puur het neerzetten van een schoolgebouw al een wereld van verschil. Tegenwoordig is ons onderwijs professioneel opgezet en ontbreekt het niet aan elementaire voorzieningen. Het onderwijs verder verbeteren wordt daardoor steeds meer een kwestie van fine-tuning. Goede informatie is cruciaal in dat proces. Bovendien is informatie de enige input in het onderwijs die – dankzij de ontwikkelingen in de ICT – goedkoper is geworden. En een input die harder nodig is en sterk in prijs is gedaald, moet je meer gaan gebruiken. De voorgestelde verplichte centrale eindtoets PO heeft daarom het potentieel op een aantal manieren een grote bijdrage aan de verbetering van het onderwijs te leveren. Allereerst heeft de discussie tussen voor- en tegenstanders van een centrale eindtoets, met de verlate afname, een situatie opgeleverd waarin het schooladvies – en daarmee de inzichten van de leraar en de toetsen die in de loop van de jaren bij de leerlingen zijn afgenomen – een belangrijkere rol gaat spelen bij het bepalen van de vervolgopleiding van de leerling. Dat betekent dat de beschikbare informatie beter zal worden benut en ook andere aspecten dan alleen de getoetste vaardigheden worden meegenomen voor doorverwijzing naar het voortgezet onderwijs. Daarnaast is een expliciet uitgangpunt van de eindtoets dat deze meerdere functies heeft. Met een goed afgewogen opzet kan één toets waardevolle informatie bieden over de ontwikkeling van de leerling, maar ook over de prestaties van de leraar en de school en over de ontwikkelingen op stelselniveau. Als de toegang tot de gegevens op een goede manier wordt geregeld kunnen de ruwe gegevens van deze toets een stimulans zijn voor onderwijsinnovatie. Producenten van leerlingvolgsystemen kunnen systemen maken die de gegevens van de eindtoets combineren met andere informatie (zoals de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling) om zo scholen een beter beeld te geven van de ontwikkeling van de leerling en de school. Scholen kunnen zich onderling benchmarken. Het voortgezet onderwijs heeft daarmee een mooie en brede beginmeting van het niveau van de leerlingen. Uitgevers kunnen analyseren wat de sterke en zwakke punten van hun methodes zijn. Gezien de enorme betekenis voor onderwijsontwikkeling ligt het voor de hand dat de overheid zelf de regie in handen neemt. Dat biedt, ten derde, ook de mogelijkheid de opzet van de toets verder te ontwikkelen. In de notitie "Een schets voor een adaptieve toets voor het funderend onderwijs" laten wij zien dat met de transformatie van de huidige eindtoets naar een adaptieve toets de informatieve waarde nog verder kan toenemen. Een adaptieve toets maakt het mogelijk leerlingen alleen vragen voor te leggen die passen bij hun niveau, waardoor ook het niveau van zeer zwakke en zeer goede leerlingen nauwkeurig kan worden bepaald. Maar de potentie is veel groter. Doordat de vragen per leerling gevarieerd kunnen worden, kan veel makkelijker een vergelijking van toetsresultaten in de tijd worden gemaakt, kunnen op stelselniveau veel nauwkeuriger prestaties op verschillende onderdelen van een vak in kaart worden gebracht en kan ook getoetst worden of de toets wel meet wat hij beoogt te meten. De introductie van de Cito-toets in de jaren zeventig is van grote betekenis geweest voor de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs. Als de mogelijkheden die de nieuwe opzet van de toets biedt werkelijk worden benut, kan ook deze stap een forse ontwikkeling van het onderwijs tot gevolg hebben. Hoe dat precies moet en of alle aspecten van de huidige wet helemaal uitpakken zoals ze bedoeld zijn, kan natuurlijk niemand weten. De eindtoets PO moet daarom in een ontwikkelingsperspectief worden gezien. De potentie is groot, maar het is van belang om goed te volgen of deze potentie ook wordt waargemaakt en mogelijke ongewenste neveneffecten – waarvan het risico zeker reëel is – niet de overhand krijgen. De discussie tussen Ministerie, Cito en de Kamer heeft ook opgeleverd dat de eindtoets vier jaar na introductie geëvalueerd zal worden. Wij hopen dat dit een vierjaarlijkse traditie gaat worden. Lex Borghans en Trudie Schils, Universiteit Maastricht. …………………………………………………………………………………………………………………
Van Arnhem tot de Bahama's: Powered by Cito
Ronald Buitelaar, Lodewijk van der Kroft, Bea Ros & Anja Vink 2 september 2013
Cito is veel groter dan menigeen denkt. Het bedrijf profiteert van het imago en de kennis die ze dankzij overheidssubsidie heeft opgebouwd en haar tentakels strekken zich uit tot op de Bahama's. Didactief dook in de Cito-papieren en ontdekte twee dingen: OCW heeft het Cito jarenlang erg makkelijk gemaakt zaken te doen en Cito heeft niet geschroomd handig met geldstromen te schuiven. Zeg Cito en iedereen denkt aan de toets waar achtstegroepers drie dagen op zitten te zweten. Maar deze toets maakt, zoals Cito-directeur Marten Roorda het graag mag formuleren, slechts 3% van de omzet uit en – inderdaad - 97% van de naamsbekendheid. Een naamsbekendheid die het bedrijf in binnen- en buitenland geen windeieren heeft gelegd. Op zoek naar het bedrijf Cito komen we allereerst in Arnhem terecht. Daar bevindt zich achter het station een riant kantoorgebouw dat ruim vijfhonderd werknemers huist. Cito betrok dit pand in 2011 en het is nu alweer te klein. Toetsbedrijf Cito is uitgegroeid van bediener van de Nederlandse schoolmarkt tot naar eigen zeggen 'de grootste toetsontwikkelaar van Europa'. Maar wie Cito opbelt met de vraag of een jaarverslag opgestuurd kan worden om meer inzicht in het bedrijf te krijgen, krijgt nul op het rekest. Aan publieke jaarverslagen doet het bedrijf niet. Belangstellenden kunnen jaarcijfers over Cito BV desgewenst opvragen bij de Kamer van Koophandel en die van Stichting Cito bij het Ministerie van OCW. Met een beroep op de WOB (wet openbaarheid bestuur) krijgt Didactief die laatste inderdaad in handen, samen met nog de nodige paperassen. En dan beginnen de contouren zich af te tekenen van de manier waarop Cito zaken doet. De vruchten van privatisering Tijd om even de ontstaansgeschiedenis van Cito in te duiken. Het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling, kortweg Cito, is in 1968 opgericht door de Nederlandse overheid. Tot eind 1998 was het een zogeheten publiekrechtelijk bedrijf dat met een algemene instellingssubsidie van de staat onder meer de centrale eindexamens produceerde. De Cito-toets, die zou uitgroeien tot paradepaardje van het bedrijf, was geen publiekrechtelijke ofwel gesubsidieerde taak. Maar Cito kon dit product onder de veilige vleugels van de overheid wel doorontwikkelen en afzetten bij scholen. Daarbij legde de nauwe band met de overheid haar geen windeieren: die gaf aan de toets een vertrouwenwekkend, niet-commercieel imago. In 1969 namen 35.000 kinderen deel aan de eindtoets, in 1989 was het marktaandeel gegroeid tot 55% van de scholen en in 2013 is dat 80% (170.000 leerlingen). Begin jaren negentig barst een discussie los over de Wet op de Onderwijsverzorging (WOV), waaronder behalve Cito bijvoorbeeld ook SLO en de onderwijsbegeleidingsdiensten vallen. Vooral die laatsten moeten het ontgelden: aan die gedwongen winkelnering moet een einde komen, scholen moeten het geld en de vrijheid krijgen zelf te bepalen waar ze wat inkopen. De WOV maakt eind jaren negentig plaats voor een nieuwe wet, de SLOA (Subsidiëring Landelijke Onderwijsondersteunende Activiteiten). De overheid bepaalt dat Cito (evenals trouwens SLO) wordt geprivatiseerd, om het stelsel van onderwijsondersteuning dynamischer en flexibeler te maken. Kreeg Cito voorheen een algemene instellingssubsidie, onder de wetSLOA krijgt ze gericht subsidie voor met name genoemde taken. Daarnaast is ze 'vrij om in concurrentie aanbiedingen te doen op de onderwijsmarkt. Uiteindelijk zal het onderwijs daar de vruchten van plukken', zoals toenmalig staatssecretaris Netelenbos het formuleert. En dus gaat overheidsinstelling Cito vanaf 1999 verder als Cito Groep. In 2002 komt Marten Roorda, voorheen werkzaam bij Reed Elsevier, aan het roer en onder hem wordt de organisatie in twee poten gesplitst: Stichting Cito met overheidssubsidie publieke taken uitvoert (zoals de centrale eindexamens, PISA-toetsen en kwaliteitsmetingen als de PPON) en het private bedrijf Cito BV. Was die gedwongen privatisering ongunstig voor Cito? Nou nee, bepaald niet. De facto veranderde het bedrag aan staatssubsidie, inflatie daargelaten, nauwelijks, maar kon Cito bedrijfsmatig wel haar vleugels uitslaan. Ter vergelijking: in 1991 was de verhouding subsidie (20,5 miljoen gulden) en inkomsten uit de markt (14 miljoen) 70-30, op dit moment is dat 50-50 (beide rond de 30 miljoen euro). En als het aan Citodirecteur Roorda ligt, wordt dat in de toekomst 30-70. 'We zijn nu in hoge mate afhankelijk van de politieke besluitvorming en dat voelt toch niet prettig. Dat zag je wel met de besluitvorming rondom de verplichte centrale eindtoets PO, dan kunnen er in één avond Kamerdebat zomaar allerlei dingen gebeuren die grote invloed hebben op onze organisatie.' Om te komen tot een onafhankelijker positie mikt Cito overigens niet op minder subsidie, maar op commerciële groei. De afgelopen jaren maakten ze daarbij onder meer handig gebruik van de mazen in de SLOA-wet.
Intellectueel eigendom Bladerend door alle via de WOB vergaarde stukken valt het allengs op: de Nederlandse overheid heeft het Cito wel heel erg makkelijk gemaakt. Nergens in de wet of de jaarlijkse contracten tussen OCW en Stichting Cito wordt gerept over intellectueel eigendom van met overheidssubsidie ontwikkelde kennis. Zo kan Stichting Cito vrijelijk kennis doorsluizen naar Cito BV en deze vermarkten. Sterker nog: die kennis zit vaak in een en hetzelfde Cito-werknemershoofd. 's Ochtends werken ze bij wijze van spreken voor de overheid, 's middags voor de eigen portemonnee. Of zoals de Auditdienst van OCW het in haar in 2011 geschreven en via de WOB bemachtigde rapport Stichting Cito en marktwerking formuleert: 'Vanuit de organisatorische indeling blijkt dat dezelfde business units zowel de werkzaamheden voor de Stichting als de bv uitvoeren.' De Auditdienst moest onderzoeken of er in de relatie OCW-Cito sprake was van staatssteun en valse mededinging. Aanleiding is dat OCW van plan is de verplichte eindtoets voor het primair onderwijs te laten produceren door Cito. Beide partijen zijn hier, zo blijkt uit de WOB-stukken al vanaf 2010 over in gesprek. Maar deze toets is nu nog eigendom van Cito BV en de schijn mag niet ontstaan dat de overheid één marktpartij voortrekt. De overheid wil weten of de scheiding tussen de publieke Stichting en de private BV wel helder genoeg is. De Auditdienst concludeert dat die scheiding administratief en juridisch keurig op orde is, maar organisatorisch dus niet. Cito houdt weliswaar netjes bij hoeveel uren hun medewerkers van de unit Psychometrie schrijven voor overheidstaken en brengen die in rekening bij de overheid, maar diezelfde medewerkers werken ook voor de BV. Nergens is vastgelegd van wie de kennis is die ze onder werktijd vergaren. De Auditdienst meldt hierover: 'Overigens activeert Cito haar ontwikkelkosten niet, mede omdat niet altijd duidelijk is wat de levensduur zal zijn en of deze klosten in de toekomst tot economische voordelen zullen leiden. Een kruisbestuiving van Stichting naar bv en vice versa is mogelijk, logischerwijs inherent aan de situatie.' Volgens Cito-directeur Roorda is dat juist in het voordeel van de overheid: 'Het zou de productie veel duurder en onze organisatie veel minder efficiënt maken als we een eenheid geheel apart voor OCW moeten laten draaien. In de praktijk is het zo dat wat in de hoofden van onze mensen niet gescheiden kan zijn, doorgaans in het voordeel is van OCW als opdrachtgever. Omdat alle wetenschappelijk-technologische ontwikkeling allemaal aan de marktkant gebeurt. Mensen zeggen altijd: moet je wel zo'n organisatie als Cito in de markt willen hebben? Maar het is in wezen hèt grote voorbeeld, en dat zie je ook in landen als Engeland en de VS, van hoe dankzij die marktsituatie veel meer aan innovatie en vernieuwing wordt gedaan. Daar profiteert een onderwijssysteem van mee.' Roorda zou 'echt geen voorbeeld kunnen bedenken' van de BV die profiteert van wat met subsidie is ontwikkeld. Maar dat voordeel bestaat wel degelijk. Niet voor niets constateert de Auditdienst dat 'nergens sprake is van formele uitbesteding van taken van Stichting Cito aan Cito BV' en dat er 'ook geen formele opdrachten [worden] verstrekt aan Cito BV'. De zaken lopen met andere woorden vloeiend in elkaar over. Saillant detail: precies deze kwesties van concurrentievervalsing en de schimmige scheiding tussen Stichting en BV staan tijdens de Kameronderhandelingen over de verplichte eindtoets onder vuur, maar geen van de Kamerleden met onderwijs in de portefeuille die wij spraken, kenden het Auditrapport. Dochterondernemingen Nog iets wat de overheid slordig heeft geregeld: jarenlang stelde ze geen grenzen aan het eigen vermogen van Stichting Cito. Zo kon deze, mede dankzij de lucratieve uurtarieven van de overheid - het dagtarief was in 2009 1.112 euro - miljoenen aan eigen vermogen opbouwen. Eind 2009 bedroeg dit eigen vermogen 28 miljoen euro. Met dank aan de overheid kon Cito daarmee het al genoemde bedrijfspand voor 17 miljoen laten verrijzen in de Arnhemse binnenstad en dit voor 9 miljoen ook nog eens piekfijn laten inrichten. Deze bedragen zijn te vinden in hetzelfde Auditrapport. Een rapport dat OCW, en dat is ook het vermelden wel waard, pas na aanhoudende verzoeken van ons, wilde vrijgeven. En daarmee zijn we er nog niet. Stichting Cito kan, als enig aandeelhouder van Cito BV, haar inkomsten (lees: staatssubsidie) vrijelijk doorschuiven naar haar commerciële dochter, bijvoorbeeld om verlies op te vangen. Beter gezegd dochters. Want Cito BV telt zes dochterondernemingen. In Nederland zijn dit Cito Evaluation Services BV, Cito Certification BV en Cito International BV. In het buitenland gaat het om Cito Deutschland GmbH, Cito Turkiye Ltd. en Cito USA Inc. Overigens allemaal gewoon te vinden op de website van Cito, dus daar is niks geheimzinnigs aan. In Duitsland en Turkije biedt Cito onder meer het voorschoolse programma Piramide, toetsen voor inburgering en leerlingvolgsystemen aan. Maar echt interessant wordt het in de Verenigde Staten. Cito USA heeft op de website als vestigingsadres Atlanta staan, maar blijkt, zo werd uit de WOB-stukken duidelijk,
officieel gevestigd in de staat Delaware. In de keuze voor Delaware staat ze niet alleen. Meer dan de helft van alle ondernemingen in Amerika (waaronder de Fortune 500 bedrijven) is wettelijk gevestigd in één van de kleinste staten van de dit land. Delaware berekent namelijk geen belasting over inkomsten die niet in de staat zelf zijn gegenereerd. Bovendien is anonimiteit verzekerd. Het zijn dit soort voordelen die Delaware ook populair maken voor fraudeurs en witwassers. Zoals onderzoekers in het Britse tijdschrift The Economist eerder dit jaar schreven, staat Delaware volgens critici voor 'Dollars and Euros Laundered And Washed At Reasonable Expense'. Nog interessanter wordt het bij de deelname van Cito BV in het beveiligingsbedrijf van online toetsen en assessments, Kryterion Inc. Cito-directeur Roorda heeft deze onderneming in 2007 samen met het Amerikaanse bedrijf Caveon en het Canadese Drake International, opgericht. Met vooruitziende blik, want in het digitale tijdperk wordt beveiliging van toetsen van cruciaal belang. Dit bedrijf heeft twee poten, Kryterion Inc. wederom gevestigd in Delaware en Kryterion International Ltd., dit keer gevestigd in een ander belastingvriendelijke omgeving, nu met zon en palmbomen: Nassau op de Bahama's. Cito BV heeft een belang van 21 % in beide bedrijven, met Roorda als lid van de Raad van Bestuur. Natuurlijk mogen bedrijven net als burgers binnen de grenzen van de wet creatief boekhouden. Maar voor een bedrijf dat zoals Cito ontstaan is met steun van Nederlandse belastingcenten is de keuze voor fiscale structuren in Delaware en de Bahama's op z'n minst opmerkelijk. Bovendien lijdt Cito BV op haar dochterondernemingen een verlies van € 1.237.000; daar staat slechts een kleine winst uit deelnemingen tegenover van € 115.000 tegenover ofwel een netto verlies van € 1.122.000. Verlies dat de BV op kan vangen dankzij de open sluis tussen Stichting en BV. Ofwel: opgepotte subsidie wordt gebruikt om commerciële avonturen aan te kunnen. Dat de verliezen in de BV vallen is daarbij mooi geregeld, want deze verliezen zijn aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting die de BV wel en de Stichting (als publiekrechtelijke rechtspersoon) niet moet betalen. Fout gegokt Stichting Cito gedraagt zich als een echte onderneming, ook als het gaat om haar financiële huishouding. Op haar balans heeft ze een effectenportefeuille van bijna vijf miljoen staan. Daarnaast heeft ze twee leningen lopen van elk bijna tien miljoen. Dat betekent dat Cito belegt met geleend geld. Immers, door haar eigen middelen niet in te zetten, maar deze te beleggen moet ze extra geld lenen voor de financiering van haar activiteiten. Een vorm van 'balansverlenging' die goed uitpakt als de rente op de lening lager blijft dan het rendement op het geïnvesteerde vermogen. Dat realiseerde Cito zich vast ook. Want om het risico van een oplopende rentevergoeding op haar lening af te dekken, ging zij, net als menig schoolbestuur en woningbouwvereniging, een renteswap aan: de variabele rente werd ingeruild voor een vaste rentevergoeding. Helaas heeft ze fout gegokt. Cito ruilde 3 maands Euribor met een opslag van 1,55 % in voor een vaste rente van 3,27 %. Dat leek bij het aangaan van de deal een slimme zet, maar dankzij het ruime monetaire beleid van de Europese Centrale Bank daalde het rentepercentage fors tot ongeveer 0,23 %. Cito betaalt dus meer rente dan eigenlijk had gehoeven (3,27 in plaats van 1,78%). In de jaarrekening van Cito is van dit verlies niets terug te vinden op de balans. Maar over een langere periode doet het renteverschil toch pijn. En het doet extra pijn als Cito een renteswap over de gehele hoofdsom zou zijn aangegaan en geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid van tussentijdse aflossing. Dan kan de teveel betaalde rente in tien jaar tijd oplopen tot maar liefst 1,3 miljoen euro. Of dat het geval is, valt uit de jaarrekening overigens niet op te maken. Nog een pijnpuntje: Cito zou die 3,27 % vaste rente natuurlijk kunnen compenseren met riante rendementen op haar effectenportefeuille. Die kans lijkt echter gering, aangezien het rendement op 'risicovrij' Nederlands staatspapier met een looptijd van 10 jaar op dit moment slechts 2,22% is. Onder druk Onder de nieuwe SLOA-wet zal het regime strakker worden: geen oppotting van eigen vermogen meer, het intellectuele eigendom ligt bij de staat en een strakkere scheiding tussen Stichting en BV. Geen wonder dat directeur Roorda meldt dat Cito onafhankelijker van de overheid wil worden. Zijn bedrijf zoekt naarstig aansluiting bij nieuwe trends zoals de individualisering van het onderwijs, adaptief leren en serious gaming. 'Het beeld wil wel eens ontstaan dat Cito een groot marktaandeel heeft, maar dat staat juist door alle vernieuwingen wel degelijk onder druk', vertelt Roorda. 'Het soort toetsen dat we nu maken beantwoordt aan grote behoefte, maar over tien jaar ziet dat er volstrekt anders uit.'
Om de boot straks niet te missen verbindt Cito haar naam en geld aan initiatieven als Oefenweb (Rekentuin) en aan de online oefenprogramma's van Squla. Vooral dat laatste wekt verbazing: wat heeft een grote speler als Cito erbij te winnen om een starter als Squla in het zadel te helpen? Ze gaf de Squla-mensen niet alleen een training, maar schonk hen ook toets items als basis voor de eerste oefenprogramma. Squla adverteert handig met 'Powered by Cito' en is een stijgende ster. 'Omdat we hun potentieel herkenden', verklaart Roorda deze investering. Maar dat klinkt wel erg nobel. Hoe profiteert Cito hier vervolgens van? Die vraag laat hij onbeantwoord. Verder mikt Cito op een (groter) marktaandeel in het bedrijfsleven (HRM) en in internationalisering. Beveiliging van online toetsomgevingen lijkt ook een goed paard om op te wedden. Roorda wijst bij dat laatste op Kryterion, het al genoemde bedrijf waarvan Cito medeoprichter en medeaandeelhouder (21%) is. Trots: 'Kryterion heeft als eerste bedrijf ter wereld een beveiligingssysteem voor online toetsafnames gemaakt, met een webcam en gezichtsherkenning en zo, heel vernieuwend. Het is inmiddels heel groot geworden, het levert aan bedrijven als Google en Amazon.' Dat het bedrijf mede groot is geworden dankzij een fiscaal gunstige vestigingsplaats vermeldt de Cito-directeur er niet bij. Moeten we Cito karakteriseren als handig zakenman of als kat in het nauw? Rare sprongen zijn het hoe dan ook. ……………………………………………………………………………………………………………… Lekker makkelijk
René Kneyber: gepubliceerd op 3 september 2013
Toen ik in februari op uitnodiging van Cito op het hoofdkantoor verscheen, stond daar het slogan op de ramen: 'Zeker weten' Het riep wat cynisme op. Zeker weten? Toetsen met het Cito-merk op de voorkant stonden juist steeds meer bekend om hun fouten in de toets én de antwoordmodellen, toetsen die vanwege allerlei dubieuze beslissingen niet meten wat ze zouden moeten meten. Precies de reden dat ik werd uitgenodigd: in NRC gaf ik staatssecretaris Dekker en het Cito een veeg uit de pan. Waarom pleiten voor een uniforme eindtoets door Cito, als de Cito-toetsen van zo'n slechte kwaliteit zijn? Waarom altijd maar Cito? Het gesprek begint sinister. Een van de Cito-medewerkers heeft een boek meegenomen. 'Kill the messenger' staat er in grote letters op de kaft. Dus ik maak me wat zorgen. Wie weet hoeveel mensen hier 'vergeten' zijn in een kluis. Maar de zorgen zijn van korte duur. De eigenaar van het boek, het type vakidioot waar ik een zwak voor heb, werkt al zo'n 25 jaar voor de toetsfabrikant en weet werkelijk alles over toetsen. Gewapend met onderzoeken, en communiqués, waaronder brieven die hij verstuurde naar de Tweede Kamer, laat hij zien dat het Cito er al een paar jaar op hamert dat de eindtoets niet verplicht gesteld moet worden, en waarom dat niet gebruikt moet worden om scholen te beoordelen. Als voorbeeld gebruikt hij de Engelse toestanden: 'Ieder draagvlak voor de Inspectie, voor het onderwijsbestuur en voor ons als bedrijf zal verdwijnen.' Het is een reëlere opvatting dan ik me op de weg ernaartoe had voorgesteld. Op de meeste van mijn vragen hebben ze wel een antwoord, de waarheid lijkt genuanceerder en ingewikkelder te liggen dan gedacht. Het Cito lijkt gevangen in een web van belangen. Het Cito maakt toetsen voor het PO omdat er in het VO een besluit wordt genomen. Het Cito wil geen verplichte eindtoets, maar kan eigenlijk ook geen nee zeggen tegen de opdracht. In het puike, door Didactief uitgevoerde, onderzoek naar Cito komt de precaire positie van het bedrijf goed naar voren. Met name precair vanwege een niet transparante en bij vrijwel iedereen onbekende verdeling tussen Stichting en BV. Over de gewraakte samenwerking met Squla bijvoorbeeld, Cito leverde aan de upstart oefenopgaven uit niet openbare Cito-toetsen zodat kinderen de Cito-toets kunnen leren. 'Niets mis mee, want de eindtoets valt onder de BV.' Dus zij mogen er mee doen wat ze willen. De eindexamenopgaven komen echter direct online, en die mogen ze niet exploiteren, want 'Die vallen onder de Stichting.' Maar de digitale examens dan, die zijn weer niet openbaar. 'Andere voorwaarden in het contract.' Maar als de eindtoets verplicht wordt, dan valt het onder de Stichting en dan zouden jullie de opgaven dus niet meer kunnen verkopen. 'Dat zou inderdaad vervelend zijn'. Ingewikkeld zakendoen dus. In het Alternatief (Didactief, oktober 2013) schetsen Jelmer Evers en ik de gevaarlijke combinatie van neoliberaal marktdenken en neoconservatieve standaardisering en nationalisering. Dat leidt, grofweg, tot een afrekencultuur. Een risico waar Cito zich, als centraal opererende actor, meer dan ieder ander bewust van lijkt. Ze tekenen waar het kan protest aan tegen het gebruik van hun toetsen voor andere doeleinden dan waarvoor ze bedoeld zijn.
Cito-toetsen zijn er voor de formatieve of summatieve evaluatie van de leerling, niet voor de beoordeling van leraren of scholen. Onzinnig. Perverterend. Het probleem is daarom misschien wel van een grotere orde. Ooit ging iemand van het Cito op bezoek op een school. Die waren boos over alles wat ze van het Cito moesten doen. Maar dat bleek niet het geval. Het bestuur deed gewoon alsof het van het Cito moest. Lekker makkelijk. René Kneyber is docent wiskunde en auteur van diverse boeken over onderwijs. ………………………………………………………………………………………………………………… Ouderwetse strafregels: Astrid Boon: gepubliceerd op 22 augustus 2013 op de website van Didactief. Ik mag niet met propjes schieten naar de meester. Ik mag niet met propjes schieten naar de meester. De schrijfstraf is terug. Een remedie tegen ordeverstoringen in de les? Vijfduizend keer is vorig schooljaar een leerling geschorst. Leerlingen luisteren niet, gaan over alles in discussie of voeren opdrachten niet uit. Veelgebruikte lichte sancties, zoals waarschuwen, even afkoelen op de gang en gesprekjes blijken vaak ineffectief: leerlingen raken als het ware immuun voor dit 'lichte geschut'. Het ongewenste gedrag neemt niet af maar toe, met steeds meer respectloos, brutaal, of intimiderend gedrag tot gevolg. Als verschillende correctiepogingen van de docent de leerlingen niets doen, leidt het tot escalatie, lees: verwijdering uit de les of schorsing. Maar ook dit 'zwaardere geschut' maakt regelmatig onvoldoende indruk op de gestrafte leerling. Zo ook op het vmbo Sweelink College in Amsterdam. In 2008-2009 koos de school ervoor het aantal schorsingen en verwijderingen uit de les te verminderen door met een andere straf te komen, die wél werkt en geen negatieve bijwerkingen kent: de schrijfstraf. Een nieuwe vorm van de schrijfstraf moest het gat tussen 'lichte' en 'zware' sancties gaan opvullen en voorkomen dat regelovertreders voortijdig uit de les werden verwijderd.
Schrijfregels schrijven De school introduceerde het schrijven van 'pedagogische schrijfregels' over het eigen gedrag. Leerlingen moeten diezelfde dag nog na schooltijd op school gaan schrijven en de regels moeten worden ondertekend door de ouders. Ook voor ongewenst gedrag als 'mobieltjes aan' en het 'in discussie gaan met een docent over een (maat)regel' hadden docenten invulformulieren met kant en klare schrijfregels. Daaraan voorafgaand vond een training voor docenten in de nieuwe 'schrijfregelaanpak' plaats over de nieuwe procedure bij ongewenst gedrag. Het Sweelink College houdt het aantal schorsingen en verwijderingen uit de les dagelijks secuur bij aan de hand van gegevens in het leerlingvolgsysteem Magister. In het experimentele jaar 2008-2009 gingen alle docenten volgens de pedagogische schrijfregel procedure werken. Dat jaar bleek een groot verschil tussen de periode voor en na invoering van de nieuwe aanpak in januari. Het gemiddeld aantal schorsingsuren per leerling daalde fors, van 1,9 naar 0,6 uur, een afname met tweederde. Dit resultaat valt temeer op omdat in controlejaar 2007-2008 in dezelfde periode na Kerst sprake was van een toename van 1,6 naar 2,9. Ook het percentage verwijderde leerlingen nam af. Steeg dat percentage in het controlejaar nog met 9 % (van 52 naar 61 %), in 2008-2009 daalde dat met 29 % (van 60 naar 31 %). Veelbelovend Andere scholen volgden het voorbeeld van het Sweelink College en zijn de effecten van de schrijfstraf gaan meten op andere terreinen: massaal te laat komen, het vergeten van boeken en het niet maken van huiswerk. Al deze gewoonten werden effectief teruggedrongen. Op één school is het ongeoorloofde verzuim in de bovenbouw tot vrijwel nul teruggebracht. Hoewel nader onderzoek nodig is, zijn deze eerste resultaten veelbelovend. Onderwijsinspecteurs en leerplichtambtenaren kunnen hier hun voordeel mee doen. Zij zouden scholen kunnen vragen voortaan eerst andere, effectievere en minder schadelijke straffen op te leggen, alvorens leerlingen het recht op onderwijs te ontzeggen. Dat kan gunstig uitpakken voor de leerlingen, hun ouders, de scholen en de samenleving.
………………………………………………………………………………………………………………… Straf als beloning: In 2002 constateren onderzoekers dat op scholen - naarmate het schooljaar vordert - het aantal lesverwijderingen en schorsingen stijgt. Hun verklaring? Leerlingen zien deze straffen mogelijk als 'beloning'. Als ze de klas worden uitgestuurd en/of geschorst, ontlopen ze niet alleen schoolwerk, ze krijgen ook aandacht van volwassenen. Als zelfs 'het zwaarste geschut' (schorsen) onvoldoende indruk maakt, is het niet verbazingwekkend dat de afgelopen negen jaar het aantal schorsingen landelijk met meer dan de helft is toegenomen. Dat blijkt uit cijfers van de Inspectie van Onderwijs. Zorgelijk? Ja, de schadelijke bijwerkingen van een schorsing zijn namelijk groot. Aan leerplichtige leerlingen van 13 en 14 jaar wordt gemiddeld drie dagen recht op onderwijs ontzegd. Als het tegenzit, missen zij daardoor zoveel lesstof, dat resultaten en motivatie kelderen. Leerachterstanden kunnen ontstaan, zittenblijven en schoolverlaten zonder diploma dreigen. Omdat schorsen een risico oplevert voor de schoolloopbaan van het kind, zijn ouders vaak wél erg onder de indruk. Zij proberen hun kind wanhopig te doordringen van de noodzaak zich anders te gedragen. Vaak tevergeefs. Menige puber (m/v) heeft weinig oog voor de risico's op lange termijn: zodra hij in de groep functioneert, laat hij zich leiden door korte termijn winst: acceptatie van groepsgenoten, die hij kan bereiken via stoer of brutaal gedrag. Pak ongewenst gedag in de klas aan: - Geef eerst een waarschuwing (Mario, recht voor je tafel zitten en stil voor jezelf werken). - Geef daarna een waarschuwing voor de consequenties (Tweede keer, Mario: ga recht zitten en werk voor jezelf. Het zou jammer zijn als ik het nog eens moet zeggen, want je weet: dan ga je na schooltijd erover schrijven). - Leg wanneer de leerling de waarschuwing niet opvolgt, het schrijfwerk alvast neer bij Mario, voor na schooltijd. - Zit Mario weer omgedraaid te kletsen? Zet hem meteen in de les aan het schrijven, nu met de dubbele hoeveelheid schrijfwerk. Daarna zal een kind zelden meer kletsen, maar indien wel: - Verwijder de leerling uit de les met het schrijfwerk. Laat de afdelingsleider de hoeveelheid schrijfwerk vermeerderen.
Zie ook: http://www.leraar24.nl/video/952 Pedagogische schrijfregel: Het is niet de bedoeling dat ik ... Zeker niet als de docent de klas heeft opgedragen om ... Want die instructie geldt dan natuurlijk ook voor mij. Ik besef dat de docent dit tegen ons zegt om ervoor te zorgen dat de klas goed en geconcentreerd kan werken. Door mijn gedrag verstoor ik de concentratie van mijzelf en mijn klasgenoten. Daarom ga ik voortaan pas ... als de docent zegt dat de les is afgelopen. Dat is op het moment dat we onze tas mogen inpakken. Door dat voortaan zo te doen, kan ik geconcentreerd werken en dat is goed voor mijn resultaten. Ik schrijf dit tien keer netjes over, laat het voorblad tekenen door mijn ouders en lever het de eerstkomende les in bij ... Astrid Boon is orthopedagoog op vier scholen voor VO en auteur van het boek Straf/Regels. ………………………………………………………………………………………………………………… Passende perspectieven: Een kind dat de tafel van zeven maar niet onder de knie krijgt, hoe help je die verder? Gewoon doorgaan volgens de methode is niet altijd garantie voor succes.
http://www.didactiefonline.nl/images/leerplan%20september.pdf ………………………………………………………………………………………………………………
De volgende ROOS E-ZINE komt uit op donderdag 26 september. Graag uiterlijk woensdag 25 september 12 uur materiaal aanleveren …………………………………………………………………………………………………………………
De Blokstoeke