Duurzaamheidsbeleid, -implementatie en –resultaten van Oost Flevoland Woondiensten
1
1. Voorwoord .......................................................................................................................................... 3 2. Duurzaam wonen in Dronten ............................................................................................................ 4 3. Oost Flevoland Woondiensten ......................................................................................................... 6 4. Algemeen kader duurzame ontwikkeling ........................................................................................ 8 4.1 Duurzame ontwikkeling .................................................................................................................. 8 4.2 Duurzaamheid en energiebesparing .............................................................................................. 8 4.3 Verenigde Naties ........................................................................................................................... 9 4.4 Europese Unie ............................................................................................................................. 10 4.5 Nederland .................................................................................................................................... 11 4.6 Provincie Flevoland ...................................................................................................................... 14 4.7 Gemeente Dronten ...................................................................................................................... 15 4.8 Ontwikkelingen regelgeving ......................................................................................................... 15 5. Uitgangspunten en historie ............................................................................................................ 18 5.1 Woonlastenbenadering ................................................................................................................ 18 5.2 Duurzaamheid als integraal onderdeel van haar beleid .............................................................. 20 5.3 Duurzame wijken; ruimte geven aan initiatieven ......................................................................... 21 5.4 Invoering energielabels in 2006 ................................................................................................... 22 6. Duurzaamheidsbeleid vertaald naar doelstellingen .................................................................... 24 6.1 Beleidsplan Samen voor Kansrijk 2007-2011 .............................................................................. 24 6.2 Strategisch voorraadbeleid .......................................................................................................... 25 6.3 Duurzaamheidbeleid in de toekomst ........................................................................................... 28 7. Implementatie en uitvoering ........................................................................................................... 32 7.1 Verbinding beleid en uitvoering (implementatie) ......................................................................... 32 7.2 Visie en leiderschap ..................................................................................................................... 34 7.3 Bewonerscommunicatie en draagvlak ......................................................................................... 34 7.4 Groenfinanciering en subsidies ................................................................................................... 37 7.5 Kennis en ervaring delen ............................................................................................................. 38 7.6 Inspirerende opdrachtgeversrol; prijsvraagaanbesteding ............................................................ 40 8. OFW en duurzaamheid: Resultaten, ervaringen en voorbeelden projecten ............................. 42 8.1 Monitoring en resultaten .............................................................................................................. 42 8.2 Voorbeeld project modernisering Biddinghuizen Centrum; Winnaar bouwprijs NET-trofee 2008 en UKR subsidie ................................................................................................................................ 51 8.3 Samenwerking in de keten........................................................................................................... 54 8.4 Energielabel opgenomen in woningwaardering ........................................................................... 55 8.5 Interne duurzaamheid .................................................................................................................. 55 8.6 Kantoor OFW ............................................................................................................................... 57 8.7 Huurders en energie .................................................................................................................... 58 8.8 Duurzame wijken ......................................................................................................................... 60 8.9 Prijzen .......................................................................................................................................... 62 8.10 Voorbeelden duurzame besluitvorming ..................................................................................... 65 9. Ten slotte .......................................................................................................................................... 70 Bijlage 1: voorbeeld wijkplattegrond met energielabels ..................................................................... 74
2
1. VOORWOORD Oost Flevoland Woondiensten (OFW) wordt vaak genoemd als een van de koplopers op het gebied van duurzaamheid binnen de corporatiebranche. Een titel waar we erg trots op zijn, maar die ook verplichtingen met zich mee brengt. Zo wordt OFW veelvuldig gevraagd haar kennis en ervaringen op dit gebied te delen. Dit doen we graag. Er worden jaarlijks een groot aantal inleidingen, workshops, excursies en presentaties gegeven en georganiseerd. Langzamerhand ontstond het idee om ons duurzaamheidsbeleid, maar ook vooral al onze kennis en ervaringen eens op te schrijven. Enerzijds om voor onszelf helder te verwoorden waar we voor staan en wat onze drive is, maar anderzijds om collega-corporaties, maar ook andere stakeholders inspiratie te bieden en te enthousiasmeren om vooral ook hun steentje bij te dragen op het gebied van duurzaamheid en energiebesparing. Deze intentie voor een duurzaamheidsbeleidsplan werd nog eens versterkt door een persoonlijke brief van (oud)minister van der Laan (Wonen, Wijken en Integratie) aan OFW. Hierin laat hij weten dat hij het erg belangrijk vindt dat corporaties hun ervaringen met elkaar delen en kunnen profiteren van elkaars kennis en ervaring. Hij complimenteert OFW ermee dat zij hier zeer actief in is en verzoekt OFW hier vooral mee door te gaan. In dit duurzaamheidsbeleidsplan vindt u naast ons beleid vooral onze kennis en ervaring op het gebied van energiebesparing en duurzame renovatie, communicatie met bewoners hierover, integrale wijkaanpak, implementatie van beleid en het werken met de energielabels. Laat u vooral inspireren door ons verhaal en we hopen u op deze manier de energie te geven hiermee zelf aan de slag te gaan.
3
2. DUURZAAM WONEN IN DRONTEN Het gehele bezit van OFW staat in de gemeente Dronten en zij is de enige corporatie binnen de gemeente, die is gelegen in het midden van Flevoland. Dronten is in oppervlakte één van de grootste gemeenten van Nederland en bestaat uit drie woonkernen: Biddinghuizen, Dronten en Swifterbant. In deze drie dorpen wonen in totaal ruim 40.000 mensen. Met een oppervlakte van ruim 42.000 ha biedt Dronten ruimte om te wonen, te werken, te leren en te recreëren. Wonen In de gemeente Dronten is het mooi en relatief goedkoop wonen. De woonwijken zijn ruim opgezet. De woningbouw is vooral toegesneden op de wens van de huidige en toekomstige bewoners. Dronten onderscheidt zich door rust, ruimte en veel groen. De woonkernen liggen midden in landelijk gebied met gevarieerde recreatieve voorzieningen, meren en bossen. Duurzaam Dronten De afgelopen jaren heeft de gemeente zich volop ingezet voor een duurzaam Dronten. Enkele voorbeelden van wat Dronten heeft gedaan op weg naar een klimaatneutrale gemeente zijn het werken aan duurzaam bouwen, water dat via natuurlijke weg wordt afgevoerd door aanpassing van de openbare ruimte, energiezuinige openbare verlichting, zwerfvuilacties, werken aan ‘schoner’ vervoer, en deelname aan de Duurzame Energie- en Ontwikkelingsmaatschappij (DE-on). Daarnaast was er een aantal bijzondere momenten waaruit de inzet van de gemeente rond duurzaamheid blijkt; deze zijn als volgt: 2008 De gemeente Dronten is millenniumgemeente. Zij legt het accent op de millenniumdoelen Duurzaamheid en Eerlijke handel / Fair Trade. De gemeente Dronten is CO2-neutraal, een bijzondere prestatie. Dit komt met name door het grote aantal windmolens. 2009 De gemeente Dronten is klimaatneutrale gemeente en wint de Klimaatbokaal, een initiatief van Natuur en Milieu Flevoland. 2011 Het Klimaatmonument, uitgereikt door Agentschap NL, is door de gemeente Dronten gewonnen vanwege een uitzonderlijke prestatie op CO2-reductie en de opwekking van duurzame energie. Dronten is Fair Trade-Gemeente geworden. Zij is hiermee de eerste gemeente in Flevoland en de vijftiende gemeente in Nederland. In een Fair Trade Gemeente worden veel Fair Trade-producten verkocht en gebruikt en in deze gemeente staat maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) hoog in het vaandel. Dronten blijft werken aan een duurzame toekomst. Welke bijdrage Dronten wil leveren aan een duurzamere wereld en met welke ambities, wordt door het gemeentebestuur vastgelegd in een nog op te stellen duurzaamheidsplan met de titel Duurzaam Dronten. De tunnelgebouwen aan het Drontermeer zijn beloond met de Brunel Award. Dit is een internationale prijs voor spoorwegarchitectuur. De tunnelgebouwen Drontermeer zijn onderdeel van de in aanbouw zijnde Hanzelijn. De gebouwen aan de Drontermeertunnel zijn specifiek ontworpen vanuit het idee de architectuur te verbinden met het landschap. Het doel van de Awards is om esthetische kwaliteit, klantgerichtheid en duurzaamheid in projecten te bevorderen. Het project 'Pilot BioNet' van de gemeente Dronten ontving de tweede prijs in het door het ministerie van Infrastructuur en Milieu uitgeroepen 'Beste klimaatidee van Nederland'. Dit plan houdt in dat in een nieuwbouwwijk een afgeschermd gasnetwerk aan wordt gelegd. De ketels in de woningen werken zowel op biogas als op aardgas. Het idee is winstgevend voor alle partijen. Behalve dat het EPC met 0,3 punten omlaag gaat is biogas ook nog eens goedkoper dan aardgas.
4
Samenwerking gemeente Dronten en OFW De gemeente Dronten en OFW werken graag samen aan duurzaamheid. Onderwerpen van gesprek waarbij de gemeente en OFW elkaar wederzijds inspireren zijn duurzaam bouwen, duurzame stedenbouw, Fair Trade-Gemeente, maatschappelijk verantwoord ondernemen, duurzaam aanbesteden, De Frisse School en Dronten CO2-neutraal. Ook versterken van het voorzieningenniveau in onder andere kleine dorpen, leefbaarheid, wonen en zorg en bewonersparticipatie behoren hiertoe.
5
3. OOST FLEVOLAND WOONDIENSTEN OFW is een ambitieuze woningcorporatie met circa vijfduizend woningen, garages en maatschappelijk vastgoed. OFW bezit zo’n 4400 wooneenheden. Het woningbezit bestaat voor zo’n zeventig procent uit eengezinswoningen, waarvan een derde deel is gebouwd in de jaren zestig en zeventig. OFW is actief op het terrein van nieuwbouw, wonen en zorg, modernisering, herstructurering en studentenhuisvesting, en besteedt veel aandacht aan leefbaarheid en duurzaamheid. Zij betrekt bewoners(organisaties) en stakeholders graag bij de ontwikkeling en de uitvoering van haar beleid. OFW is een platte organisatie, werkt met zelfsturende teams en projectgroepen en heeft vier afdelingen, te weten Wonen, Projecten, Service Onderhoud en Bedrijfsvoering. Circa zestig enthousiaste medewerkers vormen de organisatie, die steeds verder professionaliseert. OFW heeft zich ontwikkeld tot een eigentijdse en klantgerichte organisatie die herkenbare diensten en eigentijdse producten aanbiedt. OFW heeft haar beleid vastgelegd in haar Beleidsplan ‘Samen voor kansrijk’. Dit beleidsplan loopt af in 2011 en wordt in 2012 geactualiseerd. Hierin zijn de missie en visie weergegeven uitgewerkt in een zestal beleidsdoelstellingen. Missie: ‘Het bieden van een kansrijke woon- en leefomgeving voor mensen die zwak staan op de woningmarkt in de gemeente Dronten.’ Visie: OFW staat als maatschappelijk partner in wonen voor : • Een leefbare, kansrijke en veilige woonomgeving waarin mensen prettig samenleven en waar het rijk- of arm-zijn niet doorslaggevend is voor de kansen die je krijgt in het dagelijks leven. • Het actief invulling geven aan het begrip duurzaamheid. • Het bieden van een gedifferentieerd aanbod van huur- (en koop-) woningen en wonen met zorg, daarbij rekening houdend met (toekomstige) marktontwikkelingen. • Het bieden van een vangnetfunctie wanneer het reguliere aanbod niet volstaat. • Mensen keuzes bieden die afgeleid zijn van hun woonwensen. • Het faciliteren zodat mensen een kans wordt geboden te emanciperen en zelfredzaam te worden, waarbij voorop staat dat zij zelf verantwoording nemen voor de keuzes die zij maken in het leven. • Het initiëren van het maatschappelijk debat en het faciliteren van maatschappelijke partners op het gebied van wonen, zorg, onderwijs, veiligheid, milieu/ duurzaamheid en sociale activering. OFW heeft een aantal kernkwaliteiten, te weten: • bouwen • beheren • verhuren • ontwikkelen • maatschappelijke verankering
6
De thema’s met daarbij de doelen die OFW heeft geformuleerd voor de periode 2007-2011 zijn: • Kansrijke woonomgeving: Het creëren van een leefbare, kansrijke en veilige woonomgeving; • Duurzaamheid: Alert zijn op de meerjareneffecten van ons handelen op de samenleving waarbij de effecten op het milieu zeker goed worden meegewogen; • Alle doelgroepen onder dak: Omvang en samenstelling van de woningvoorraad afstemmen op de huidige en toekomstige vraag van verschillende klantgroepen; • Kwaliteit en keuze: Het optimaliseren en uitbreiden van de dienstverlening aan huurders en woningzoekenden; • Efficiënt en effectief: De bedrijfsvoering is gericht op (financiële) continuïteit op lange termijn en transparantie; • Personeels- en organisatiebeleid: Het voeren van een duurzaam personeelsbeleid. Binnen bovengenoemd kader heeft OFW onder andere haar voorraadbeleid ontwikkeld. Dit is uitgewerkt in het ‘Strategisch beleidsplan voorraad en nieuwbouw’. Duurzaamheid speelt hierin natuurlijk een grote rol. Duurzaamheid is echter breder dan alleen energiebesparing. Voor OFW betekent duurzaam ondernemen dat OFW met alles wat zij doet, zij zich haar maatschappelijke verantwoordelijkheid realiseert. Als woningcorporatie behoort OFW tot het maatschappelijk middenveld. Zij is een zelfstandige onderneming met een maatschappelijke opgave, gepositioneerd tussen overheid en markt. OFW is van mening dat maatschappelijk verantwoord ondernemen bijdraagt aan het realiseren van haar missie. In deze notitie wordt in brede zin het duurzaamheidsbeleid verwoord.
7
4. ALGEMEEN KADER DUURZAME ONTWIKKELING 4.1 DUURZAME ONTWIKKELING Het streven naar duurzame ontwikkeling is een grote uitdaging. Over het algemeen wordt met duurzame ontwikkeling een zeker evenwicht bedoeld tussen economische, ecologische en sociale ontwikkeling. Een veel gebruikte definitie van duurzame ontwikkeling is: ‘Een ontwikkeling die voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien’. Duurzame ontwikkeling omvat drie domeinen: • het sociaal-culturele domein • het economische domein • het ecologische domein Voor elk van deze domeinen kan duurzame ontwikkeling worden gedefinieerd, maar juist de samenhang tussen de domeinen is van belang. Duurzame sociale ontwikkeling (people) richt zich op de ontwikkeling van mensen en hun sociale organisatie, waarbij noties als sociale cohesie, rechtvaardigheid, leefbaarheid en gezondheid een belangrijke rol spelen. 1 Bij een duurzame economische ontwikkeling (profit/prosperity ) staat de ontwikkeling van de economische infrastructuur centraal en is een efficiënt management van natuurlijke en sociale hulpbronnen belangrijk. In een duurzame ecologische ontwikkeling (planet) staat de ontwikkeling van het natuurlijk ecosysteem voorop en speelt het behoud van onze natuurlijke hulpbronnen een belangrijke rol. Deze drie verschillende vormen van duurzame ontwikkeling staan in de praktijk vaak op gespannen voet met elkaar (Rotmans, 2008). Wanneer een organisatie in haar bedrijfsvoering gelijkwaardig rekening houdt met deze drie aspecten wordt er gesproken over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Een ander kenmerk van maatschappelijk verantwoord ondernemen is de duurzame relatie met de verschillende belanghebbenden (stakeholders). Belangrijke trefwoorden in de relatie met de omgeving zijn: • openheid • transparantie • duurzaamheid • dialoog
4.2 DUURZAAMHEID EN ENERGIEBESPARING In de praktijk wordt de term duurzaam vaak gebruikt als synoniem voor energiezuinig. Duurzaamheid wordt geassocieerd met aandacht voor het milieu, het terugdringen van de CO2 uitstoot, het tegengaan van klimaatverandering en aandacht voor de schaarste van energiebronnen. Een aantal belangrijke geschiedenismomenten markeren de toenemende aandacht voor energiegebruik en duurzaamheid. Zo hadden onder andere het in 1972 verschenen rapport van de Club van Rome ‘Grenzen aan de groei’ en de oliecrisis in 1973 mede tot gevolg dat er in de jaren ’80 en ’90 gestart werd met na-isolatie van woningen, het plaatsen van dubbelglas en het ontwikkelen en plaatsen van HR-ketels. In de volgende paragrafen worden de kaders en uitgangspunten met betrekking tot duurzaamheid op de verschillende niveaus weergegeven. In de laatste paragraaf komt een aantal financiële regelingen en subsidies aan de orde die van invloed kunnen zijn op het duurzaamheidsbeleid.
1
Op de Wereldtop over duurzame ontwikkeling te Johannesburg (2002) werd de P van Profit veranderd in 'Prosperity' (welvaart), om naast economische winst ook de maatschappelijke winst in de afwegingen te betrekken.
8
4.3 VERENIGDE NATIES De definitie van duurzame ontwikkeling zoals hiervoor beschreven komt uit het in 1987 verschenen Brundtland-rapport. Dit is een rapport van een VN-commissie onder voorzitterschap van de Noorse Gro Harlem Brundtland en diende als basis voor de VN-conferentie over milieu en ontwikkeling (Unced) in 1992 in Rio de Janeiro. De term duurzame ontwikkeling raakte na deze top wijd verbreid. In 1992 werd in Rio de Janeiro onder andere het zogenoemde Raamverdrag Klimaatverandering van de Verenigde Naties (Unfccc) gesloten, meestal aangeduid als het Klimaatverdrag. Dit verdrag heeft als doel de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer op een zodanig niveau te stabiliseren, "dat een gevaarlijke menselijke invloed op het klimaat wordt voorkomen". Tevens werd er een omvangrijk uitvoeringsplan opgesteld. Uiteindelijk zijn in 2002 tijdens een top in Johannesburg een groot aantal afspraken gemaakt. Eén van de afspraken daarin is dat overheden een actieprogramma Duurzame Ontwikkeling opstellen. Halverwege de jaren negentig werd duidelijk dat de uitstoot van broeikasgassen niet genoeg stabiliseert om het doel van het Klimaatverdrag te realiseren. Dat heeft geleid tot het Kyoto-protocol. Het Kyoto-protocol werd in 1997 opgesteld als aanvulling op het Klimaatverdrag. Industrielanden verbinden zich in het Kyoto-protocol met als doel de uitstoot van broeikasgassen in de periode 2008-2012 met gemiddeld vijf procent te verminderen ten opzichte van het niveau in 1990. Per land gelden uiteenlopende reductiepercentages. De Europese Unie moet de uitstoot van broeikasgassen met acht procent verminderen. Nederland moet zijn broeikasgasemissies in 2008-2012 met zes procent hebben gereduceerd ten opzichte van 1990. In 2000 hebben 189 landen de Millenniumverklaring ondertekend. De landen gaan zich actief inzetten om de wereldwijde armoede te bestrijden. Hiervoor zijn acht concrete en meetbare doelstellingen geformuleerd: de Millennium Ontwikkelingsdoelen (Millennium Development Goals - MDG's). Deze moeten in 2015 gehaald zijn. De Millennium Ontwikkelingsdoelen zijn als volgt:
9
4.4 EUROPESE UNIE De Europese Duurzaamheidsstrategie uit 2001 bevat de doelstellingen en uitgangspunten van de Europese Unie (EU) voor duurzaamheid. Wat dit inhoudt is dat de huidige groei niet noodlottig is voor toekomstige generaties. Naast gezamenlijke EU-acties doet de strategie een dringend beroep op nationale acties. Lidstaten moeten in hun nationale strategie aangeven hoe zij de doelstellingen waarmaken voor klimaat, energie, transport, consumptie en productie, natuurlijke hulpbronnen, volksgezondheid, sociale insluiting, demografische ontwikkeling, migratie en armoede. De strategie voor duurzame ontwikkeling die in 2001 werd goedgekeurd en in 2005 werd aangepast vindt haar beslag onder meer in het principe dat milieumaatregelen geïntegreerd moeten worden in alle Europese beleidsterreinen die gevolgen hebben voor het milieu. Het energiebeleid is daar een voorbeeld van. Het Europese energiebeleid dat alle energiebronnen omvat heeft tot doel een nieuwe industriële revolutie te ontketenen die de EU-economie omvormt tot een energie-efficiënt raderwerk dat draait op duurzame, concurrerende en continu leverbare energie en op een laag energieverbruik (bron: europa.eu). De aanleiding voor het energiebeleid is enerzijds de klimaatverandering en de eindigheid van fossiele brandstoffen maar anderszijds ook de afhankelijkheid van de EU. Een belangrijk deel van de brandstof (50%) is namelijk afkomstig van buiten de EU en dat aandeel neemt nog steeds toe. Dat maakt de EU kwetsbaar voor problemen bij de bevoorrading en voor hogere prijzen. De EU-leiders hebben in december 2008 een uitgebreid pakket maatregelen goedgekeurd om ervoor te zorgen dat de EU minder bijdraagt aan de opwarming van de planeet en over een betrouwbare en toereikende energievoorziening beschikt. Deze maatregelen moeten van Europa de wereldleider op het gebied van duurzame energie en CO2-arme technologie maken. Het is de meest ingrijpende hervorming van het Europese energiebeleid ooit. In december 2008 heeft de EU besloten tot een integraal energie- en klimaatveranderingsbeleid, met ambitieuze doelstellingen voor 2020. Zo hoopt Europa op het juiste pad te raken, het pad naar een duurzame toekomst met een energiezuinige economie die weinig CO2 uitstoot. Zij hoopt dit te bereiken door: • de uitstoot van broeikasgassen met 20% terug te dringen ten opzichte van 1990 (30% als er internationale overeenstemming komt); • 20% energie te besparen door betere energie-efficiëntie, ten opzichte van het verwachte niveau in 2020; • in 20% van onze energiebehoefte te voorzien door middel van duurzame energie (wind, zonne-energie en biomassa). Momenteel is dit ongeveer 8,5 procent. Op de VN-conferentie van december 2009 in Kopenhagen heeft de EU het daar bereikte akkoord gesteund als een eerste stap naar een wettelijk bindend wereldwijd verdrag dat in 2013 het Kyotoprotocol moet opvolgen. Op 4 januari 2003 is de Richtlijn energieprestatie van gebouwen (EPBD) gepubliceerd. Deze EUrichtlijn moet leiden tot verbetering van de energieprestaties van de gebouwen in de Europese Gemeenschap. De EPBD stelt onder meer eisen voor energiecertificering van gebouwen, regelmatige keuring van CV-ketels in gebouwen en eenmalige totale keuring van centrale verwarmingsinstallaties met een ketel ouder dan vijftien jaar. Om de energieverliezen van gebouwen aanzienlijk te beperken, voorziet het Actieplan voor Energie-Efficiëntie in een uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn betreffende de energieprestaties van gebouwen tot kleinere gebouwen, in de uitwerking van minimumprestatienormen voor nieuwe of gerenoveerde gebouwen en in acties ter bevordering van de bouw van zogenaamde ‘passieve’ huizen.
10
4.5 NEDERLAND Het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) uit 2001 vormt de basis voor het Nederlandse milieubeleid. Het vermeldt: 'Het milieubeleid moet - hier en nu, maar ook elders en later - een bijdrage leveren aan een gezond en veilig leven, in een aantrekkelijke leefomgeving en te midden van een vitale natuur, zonder de aantasting van de wereldwijde biodiversiteit of de uitputting van natuurlijke hulpbronnen.' De regering wil dat Nederland binnen dertig jaar een duurzame samenleving is. Daarvoor zijn ingrijpende (inter)nationale maatschappelijke veranderingen (of transities) nodig. Transities zijn structurele maatschappelijke veranderingen die zeker 20 tot 25 jaar vergen. Een voorbeeld van een transitie is bijvoorbeeld de overgang van kolen naar aardgas, of de overgang van een industriële economie naar een diensteneconomie. Maatschappelijke organisaties spelen een belangrijke rol bij het uitwerken van de transities en het uitvoeren ervan. Zij kunnen bijvoorbeeld met vernieuwende ideeën en initiatieven komen en hun visie geven op het handelen van de overheid. Diverse maatschappelijke organisaties nemen initiatieven op het gebied van transities. Het rijksbeleid voor duurzaam bouwen is geformuleerd in de beleidsbrief duurzaam bouwen van 16 april 2002. Het beleid kent drie speerpunten: energie, materialen en gezondheid. Doel van energiebesparing en toepassing van hernieuwbare energie is terugdringing van de uitstoot van CO2 door de gebouwde omgeving. Verantwoord materiaalgebruik betekent beperking van de milieueffecten van de materialen die in bouwwerken worden toegepast, en zoveel mogelijk hergebruik. Het waarborgen van een goed binnenklimaat is gericht op de gezondheid van bewoners en gebouwgebruikers. Het binnenmilieu moet zo goed zijn dat het verblijf geen gezondheidsklachten veroorzaakt. 'Gezond' betekent ook dat een gebouw voldoet aan de criteria voor geluidsoverlast en stank. Duurzaam bouwen en verbouwen is ook één van de onderdelen van de Kabinetsbrede Aanpak Duurzame Ontwikkeling (KADO). Duurzaam bouwen en verbouwen betekent meer dan milieuvervuiling voorkomen of energie besparen. Duurzaam bouwen houdt tevens in kiezen voor de oplossing die het minst milieubelastend is. Dit is het beste voor het welzijn van mensen en daarbij ook kostenefficiënt. Dit proces begint al bij de opdrachtgever die aangeeft welke duurzame kwaliteit hij wenst. Het huidige kabinet Rutte (van 14 oktober 2010) wil Nederland sterker, veiliger en welvarender maken. Eén van de doelen is ‘Investeren in de kracht van Nederland’. Een maatregel van het kabinet om dit doel te bereiken is: de energievoorziening van Nederland op lange termijn zeker stellen. Dit wil zij doen door: • • •
De energie-infrastructuur in publieke handen te laten. Aanvragen voor de bouw van een of meer nieuwe kerncentrales in behandeling te nemen. Stimuleren van duurzame energie. Duurzaam opgewekte energie moet zo snel mogelijk concurrerend worden. In 2020 moet 14% van het totale energieverbruik uit duurzame energie bestaan 2. In het Regeerakkoord benadrukt het kabinet dat innovatie van duurzame 3 4 energie tot stand moet komen door samenwerking van bedrijfsleven en kennisinstellingen . • De aansluiting bij de Europese afspraken: CO2-uitstoot met 20% terugbrengen (in 2020 t.o.v. 1990). Het huidige kabinet wil onder andere inzetten op het gedrag van bewoners. Maatregelen die worden genoemd zijn de ‘slimme meter’, die de consument inzicht geeft in zijn daadwerkelijk verbruik om zijn gedrag te beïnvloeden, en de Prijsprikkel, waarbij het kabinet de mogelijkheden wil onderzoeken of een niet-fiscale financiële prikkel consumenten kan stimuleren zuiniger met energie om te gaan. Het kabinet wil tevens het gebruikersgemak vergroten bij energiebesparingstechnieken in huis. Die zijn volgens het kabinet nu vaak veel te ingewikkeld.
2
Zie het Energierapport van de regering (2008). In 2011 zal de minister met een nieuw energierapport komen.
3
Zie: sectorakkoord Energie 2008-2020 (gesloten tussen het Rijk en marktpartijen in de energiesector). Hierin beloven de energiemaatschappijen dat ze zullen investeren in duurzame energieproductie en CO2-afvang en -opslag. Netbeheerders zullen zich inspannen de elektriciteitsnetten geschikt te maken voor een sterke toename van decentraal opgewekt vermogen. 4
Met de Subsidieregeling Duurzame Energie+ worden technische ontwikkeling en ondernemerschap gestimuleerd.
11
Meer met minder Het kabinet stopt ook nog eenmalig tien miljoen euro in de Rijkspremieregeling ‘Meer met Minder’. Deze regeling is er op gericht gebouweigenaren en huurders in de bestaande bouw zo eenvoudig mogelijk, zonder hogere maandlasten en met een gezond binnenklimaat, energie te laten besparen. Op 23 januari 2008 hebben de (oud)ministers Cramer (Ruimte en Milieu) en Vogelaar (Wonen, Wijken en Integratie) hiertoe een convenant gesloten met: • Bouwend Nederland • Uneto-VNI (ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel) • EnergieNed (vereniging van energieproducenten, -handelaren en -retailbedrijven in
Nederland) •
5
VME (Vereniging voor Marktwerking in Energie)
Alle activiteiten van de partijen samen moeten er toe leiden dat tot en met 2011 de energieprestatie van minstens een half miljoen bestaande woningen en andere gebouwen wordt verbeterd naar energielabel B of met minstens twee labelklassen. Doel is in 2020 30% energie te besparen ten opzichte van 1990 in 2,4 miljoen bestaande woningen en andere gebouwen. 'Meer met Minder' is tot stand gekomen op initiatief van het Platform Energietransitie Gebouwde omgeving (PeGo) en de energie-, bouw- en installatiebranche. De tien miljoen euro die het huidige kabinet er nog eenmalig instopt is een tijdelijke (vanaf 31 mei 2011) én tevens laatste impuls en loopt tot uiterlijk 31 december 2011 (tenzij het budget eerder is uitgeput). Het is, vindt het kabinet, daarmee ook een overgangsperiode voor bedrijven om zich voor te bereiden op een situatie met minder subsidieregelingen vanuit het Rijk. Aannemers, installateurs, isolatiebedrijven en energiebedrijven moeten er voor gaan zorgen dat hun aanbod aan producten en diensten op peil is. Het antwoord aan de samenleving (Aedes) In 2007 is de gezamenlijke ambitie van woningcorporaties om meer te investeren in de verbetering van wijken en de bouw van nieuwe woningen verwoord in het ‘Antwoord aan de samenleving’. • Wijk- en buurtaanpak Corporaties staan garant voor de noodzakelijke investeringen in woningen en maatschappelijk vastgoed in alle wijken en buurten waarin zij werken. De branche stelt zich collectief garant dat er voldoende middelen zijn voor corporaties die werken in deze wijken. In de overige wijken willen corporaties bijdragen aan het realiseren van gemeentelijke woonvisies. Wijk- en buurtaanpak omvatten ook investeringen op het platteland. • Betaalbaarheid Jaarlijks wordt voor een periode van twee jaar geld vrijgemaakt om de betaalbaarheid van huurders van corporaties te verbeteren. Op voorwaarde dat het kabinet in samenspraak met de branche komt met voorstellen voor een evenwichtig woonbeleid op de lange termijn. • Energiebesparing Corporaties leveren de mogelijkheden om het gasverbruik van hun woningvoorraad met ten minste 20% te verminderen in de komende tien jaar. Energielasten vormen een substantieel deel van de vaste lasten van de huurders van corporaties. • Bijzondere doelgroepen, kwetsbare mensen Alle bijzondere doelgroepen die dat willen vinden bij de corporaties onderdak. Niemand hoeft te leven zonder dak boven het hoofd. Waar mogelijk worden mensen op weg geholpen naar zorg, begeleiding en werk. • Bouwproductie Corporaties willen de komende vier jaar 160.000 nieuwe koop- en huurwoningen bouwen. Daarvan is 80 procent ook geschikt (te maken) voor ouderen. Om keuzemogelijkheden van vooral starters en mensen met lage en middeninkomens te vergroten, intensiveren de corporaties het aanbod van woonarrangementen, zoals sociale koopwoningen, Te-Woonconcepten en tussenvormen.
5
EnergieNed en VME zijn per september 2010 samen verder gegaan in de nieuwe brancheorganisatie Energie-Nederland.
12
Lenteakkoord energiebesparing nieuwbouw In april 2008 is het Lente-akkoord (een initiatief van Aedes, Bouwend Nederland, NEPROM, NVB, de minister van VROM en de minister van WWI) gesloten. Het akkoord heeft als doelstelling: ‘een gezond en comfortabel binnenklimaat in combinatie met lagere energiekosten’. Gestreefd wordt naar 50% energiereductie voor de nieuwbouw in 2015 en vanaf 2020 het realiseren van energie-neutrale gebouwen. Partijen willen dit bereiken door nieuwe energiebesparende technieken en concepten te ontwikkelen, bewezen technieken op grote schaal in te zetten, kennis en ervaring te delen en te verspreiden en een betere manier te ontwikkelen om energieprestaties te meten en te vergelijken. Convenant energiebesparing corporatiesector Op 10 oktober 2008 hebben Aedes, de Woonbond en de ministeries van VROM en WWI samen een ‘Convenant Energiebesparing Corporatiesector’ (energieconvenant) ondertekend. Hierin staat een aantal ambitieuze doelstellingen voor energiebesparing. De ambities in dit convenant zijn: • 20% energiebesparing in de bestaande voorraad te realiseren door alle corporaties in de periode 2008-2018 (24PJ). • Een verlaging van het energieverbruik in de nieuwbouwproductie van 25% per 2011. Dit komt neer op een uitgangspunt van een EPC-norm voor nieuwbouw van 0,6 per 2011. • Een verlaging van het energieverbruik in de nieuwbouwproductie van 50% per 2015. Dit komt neer op een uitgangspunt van een EPC-norm voor nieuwbouw van 0,4 per 2015. • Bij het treffen van energiebesparende maatregelen door corporaties wordt aansluiting gezocht bij natuurlijke momenten zoals verhuizing, planmatig onderhoud en ingrijpende woningverbetering/ herstructurering. • Door bewustwordings- en voorlichtingscampagnes het gebruikersgedrag beïnvloeden. • Het streven naar energielabel B of minimaal twee klassen in het energielabel bij ingrijpende woningverbetering. Een andere belangrijke voorwaarde vanuit het convenant voor woningverbetering is dat de huurverhoging niet meer mag zijn dan de energiebesparing. Ook dienen de energiebesparende maatregelen gericht te zijn op gezondheid (binnenmilieu). Programma Energiesprong Energiesprong is een programma dat in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties/WWI wordt uitgevoerd door de SEV, de organisatie die innovatie in de sector van bouwen en wonen stimuleert. De looptijd van het programma is van 2010 tot 2014. Energiesprong wil alle partijen in de gebouwde omgeving in beweging zetten om echt innovatief naar energiegebruik te kijken. Dat moet leiden tot een sprong naar grootschalige toepassing van duurzame energie en een forse reductie van het gebruik van fossiele brandstoffen. Energiesprong brengt mensen met kennis, ervaring en ideeën bij elkaar: soms virtueel, soms in levende lijve, om successen, fouten, mislukkingen en nieuwe inzichten te delen. Duurzaamheid in de praktijk: Green Deal Verduurzaming van de economie is niet alleen een verantwoordelijkheid van de overheid. Het kabinet wil burgers, bedrijven en organisaties in staat stellen zelf duurzame oplossingen te bedenken en te ontwikkelen. Dat doet het door knelpunten weg te nemen in bijvoorbeeld wet- en regelgeving, of door partijen met elkaar in contact te brengen. Door op die manier burgers en bedrijven de ruimte te geven om zelf met initiatieven te komen, verwacht het kabinet een stevige bijdrage te leveren aan de verduurzaming van de economie. Deze samenwerking tussen overheid en samenleving wordt vastgelegd in een 'groen' contract: een Green Deal. Green Deals zorgen voor een duurzamere economie. Bovendien zorgen ze voor groei, inkomsten en banen. Inmiddels zijn al 59 van deze Green Deals tot stand gekomen. De komende jaren wil het kabinet nog veel meer van deze deals sluiten. Blok-voor-blok aanpak Het huidige kabinet hanteert de grootschalige blok-voor-blok aanpak (pilot vanaf 16 juni 2011). Dit is bedoeld om op landelijk niveau jaarlijks honderdduizenden woningen energiezuiniger te maken. Het is een nieuwe manier om grootschalig energie te besparen in de bestaande bouw. De aanpak van iedere woning apart kost naar verhouding meer en is versnipperd. Daarom kijkt het kabinet naar de blok-voor-blok aanpak. Lokale partijen werken samen met een regierol voor bijvoorbeeld de gemeente of corporatie en met inzet van geld van private financiers. Om voldoende kennis en ervaring op te doen, is een subsidieregeling ontwikkeld: de Tijdelijke Regeling blok-voor-blok.
13
Het idee achter de Tijdelijke Regeling blok-voor-blok is om bestaande woningen met minstens twee energielabelstappen te verbeteren of op het niveau van energielabel B te brengen. De regeling start met een pilotfase van drie jaar, bestemd voor de uitvoering van vijf lokale projecten. Per project is maximaal € 500.000 beschikbaar ter ondersteuning van de extra proceskosten. Het is de bedoeling dat na de pilotfase per project minimaal tweeduizend woningen (gelegen in één gemeente) twee labelstappen vooruit hebben gemaakt of op het niveau van energielabel B zijn gebracht. Het belangrijkste doel van de pilot is het opdoen van kennis en ervaring voor een landelijke introductie van de blok-voor-blok aanpak.
4.6 PROVINCIE FLEVOLAND Duurzaamheid is een kernthema in het beleid van de provincie Flevoland. Op dat gebied vond en vindt er in de provincie een scala aan activiteiten plaats. Flevoland ontwikkelt, als nieuwste provincie van Nederland, in een enorm tempo. Wonen, werken, mobiliteit, landbouw, ruimte, natuur, inrichting van het nieuwe land en een schone leefomgeving (lucht, bodem en water). Dit alles wil de provincie in samenhang ontwikkelen, kwalitatief hoogwaardig én met oog voor de toekomst (bron: Omgevingsplan 2006-2012). Deze ambitie vraagt om het realiseren van duurzame ontwikkeling: het afwegen en zoveel mogelijk in balans brengen van ecologische, sociale en economische belangen op korte én lange termijn. Vele maatschappelijke en beleidsmatige perspectieven spelen daarin een rol. Duurzame ontwikkeling in Flevoland betekent zoeken naar concrete winst voor zowel ecologische als sociale én economische aspecten in een project of gebied. Deze zoektocht verschilt per project, programma of gebied en de betrokken partijen. Het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling 2008-2011 (LvDO) ondersteunt de realisatie van de inhoudelijke doelstellingen van de provincie en legt de focus op het gebied van klimaat en energie en duurzame gebiedsontwikkeling. Het programma biedt gerichte ondersteuning aan netwerken en coalities voor verdere professionalisering binnen de thematische focus (processen faciliteren). Het programma heeft als doel leerprocessen op te zetten om mensen beter in staat te stellen duurzame afwegingen te maken. Een van de grootste uitdagingen is daarbij om effectief en efficiënt te leren van opgedane ervaringen. Niet alleen dat de betrokkenen er iets van opsteken, maar ook dat zij opgedane ervaringen opnieuw kunnen gebruiken: dat andere actoren in soortgelijke situaties niet dezelfde fouten maken of het wiel opnieuw moeten uitvinden. En ook dat de ervaringen al doende op een praktische wijze worden gebundeld, ontsloten en gedeeld, om ze vervolgens effectiever te kunnen gebruiken voor actie, planvorming, beleidsontwikkeling of beleidsbeïnvloeding. Duurzaam Flevoland 6 Duurzaam Flevoland is een online kennisplatform van de provincie voor de ontsluiting van kennis en informatie en het faciliteren van de interne en externe communicatie van de verschillende duurzame initiatieven in de regio. Allereerst voor een aantal projecten dat wordt ondersteund door het programma 'Leren voor Duurzame Ontwikkeling' van de provincie Flevoland en samenwerkingspartners (Biogas, Windenergie en Duurzame gebiedsontwikkeling). Duurzame Energie- en Ontwikkelingsmaatschappij (DE-on) De Provinciale Staten van Flevoland hebben om een slim plan gevraagd om de opbrengst van enkele miljoenen euro’s uit de verkoop van NUON/Essent aandelen in te zetten voor de verdere verduurzaming van de energiehuishouding; zo effectief mogelijk en zodanig dat vrijkomende gelden geherinvesteerd worden. Flevoland ondertekende op 3 oktober 2011 een Green Deal met minister Verhagen en Staatssecretaris Atsma. Daarmee ontvangt de provincie een bedrag van 1,2 miljoen euro voor de op te richten Duurzame Energie- en ontwikkelingsmaatschappij (DE-on) en de energietransitie in Flevoland. DE-on, het initiatief van Flevoland om de energiehuishouding te verduurzamen, wordt daarmee ondersteund en erkend door het rijk. Flevoland loopt voorop met duurzame energie: 57% van het energieverbruik (exclusief transport) komt uit duurzame bronnen (voornamelijk windenergie). DE-on is bedoeld om meer vaart te zetten achter de besparing op fossiele brandstoffen, de opwekking van duurzame energie en het realiseren van meer werkgelegenheid.
6
www.duurzaamflevoland.nl
14
4.7 GEMEENTE DRONTEN Dronten mag zich zowel Millenniumgemeente als Fairtrade gemeente noemen. Dit houdt onder meer in dat de gemeente Dronten, maar ook haar inwoners, duurzaamheid als een groot goed beschouwen. De gemeenteraad van Dronten heeft eind oktober 2008 besloten Dronten als millenniumgemeente aan te melden waarbij het accent voorlopig ligt op de millenniumdoelen zeven en acht (duurzaamheid, milieu en eerlijke handel). Uitvoering van deze doelstellingen zijn onder andere terug te vinden in het aanbestedingsbeleid, in duurzaam bouwen, en in ‘Dronten is CO2-neutraal’. Dronten is in mei 2011 als eerste gemeente in Flevoland en als vijftiende gemeente in Nederland Fair Trade-Gemeente geworden. De titel Fair Trade-Gemeente geeft aan dat een gemeente bijzonder veel aandacht besteedt aan Fair Trade. Dit betekent dat er veel Fair Trade-producten worden verkocht en gebruikt, en dat maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) hoog in het vaandel staat.
4.8 ONTWIKKELINGEN REGELGEVING Naast bovenstaande kaders en uitgangspunten zijn er ontwikkelingen in de regelgeving gaande die van invloed zijn op het duurzaamheidsbeleid. Deze ontwikkelingen worden in deze paragraaf uiteengezet. Warmtewet De Warmtewet stelt regels aan de levering van warmte aan huishoudens en beoogt een transparante en eenvoudige tariefstructuur, met bescherming van de gebonden warmtegebruiker. Met de wet voorkomt de overheid dat bedrijven een te hoge prijs vragen voor warmte of de leveringszekerheid van warmte, bij bijvoorbeeld stadsverwarmingsprojecten. Zo staat in de wet dat energiebedrijven geen hogere prijs mogen vragen voor hun restwarmte die in stadsverwarming wordt gebruikt, dan de prijs voor het stoken met gas. Deze regel is ook wel bekend als het ‘Niet Meer Dan Anders’-principe. De warmtewet is nog niet van kracht. De wet is op 3 juli 2008 aangenomen door de Tweede Kamer en op 10 februari 2009 aangenomen door de Eerste Kamer. Op dit moment wordt de secundaire regelgeving uitgewerkt die aan de wet verbonden is. Een belangrijk onderdeel hiervan is een algemene maatregel van bestuur (AMvB) , die wordt gemaakt door de regering. In dit Warmtebesluit staan bepalingen ten behoeve van de vaststelling van een maximum NMDA-prijs (Niet Meer Dan Anders), gebaseerd op de gassituatie. De voorgestelde uitwerking van de warmtewet benadeelt en belemmert corporaties bij blokverwarming en duurzame kleinschalige installaties. Terwijl collectieve duurzame energieopwekking juist één van de te bewandelen transitiepaden is. Met name het ook aansluiten van eigenaren van woningen (in een blok van huurwoningen) op de blokverwarming geeft problemen vanuit de warmtewet. De woningcorporatie wordt volgens de warmtewet als energiebedrijf gezien. Steeds meer corporaties schakelen juist over op warmte en/of koude installaties als energiemaatregel. Hiervoor richten ze een energie-BV op. In deze rol van kleinschalige duurzame energie-exploitant kunnen ze hun huurders warmte of koude leveren. Dat is mogelijk omdat corporaties zelf genoegen nemen met een lager, maar wel maatschappelijk acceptabel, rendement. Door de uitwerking van de Warmtewet wordt deze rol voor corporaties onzeker, omdat er gevreesd wordt dat de vergunningsplicht een te zware of onhaalbare last zal zijn. In het ergste geval kan het zelfs zo zijn dat corporaties verplicht zijn de installatie te verkopen aan een van de grote energiebedrijven omdat niet kan worden voldoen aan de verplichtingen van de Warmtewet. Voor energiebedrijven zijn kleinschalige oplossingen niet hun corebusiness. Bovendien tast dit de ongedeelde eigendom van een huurcomplex aan. Dit vindt het WSW onaanvaardbaar. De onzekerheid rond de verplichtingen van de warmtewet kan er toe leiden dat woningcorporaties terughoudend zijn om kleinschalige duurzame installaties toe te passen. Het is nog niet bekend wanneer de secundaire regelgeving definitief is en wanneer de Warmtewet in werking treedt. Met de komst van de nieuwe Warmtewet lopen corporaties tegen een aantal systeemgrenzen aan bij het toepassen van duurzame kleinschalige installaties. Dit is helemaal het geval als corporaties verplicht worden woningen op verzoek te verkopen. Indien duurzame energieopwekking in een VvE met gedeeld eigendom niet is toegestaan, worden alle plannen onhaalbaar.
15
Bouwbesluit en EPC-norm In het Bouwbesluit staan de bouwtechnische voorschriften waaraan alle bouwwerken, zoals woningen, kantoren en ziekenhuizen, moeten voldoen. Om de bouwtechnische eisen leesbaarder, eenvoudiger en eenduidiger te maken, werkt de Rijksoverheid aan een nieuw Bouwbesluit. De nieuwe Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) vervangt onder meer het Bouwbesluit 2003 en het Gebruiksbesluit. Naar verwachting treedt het nieuwe Bouwbesluit op 1 april 2012 in werking. Vooruitlopend op het nieuwe Bouwbesluit is de EPC-norm voor nieuwbouw per 1 januari 2011 aangescherpt van 0,8 naar 0,6. De aangescherpte EPC-norm heeft tot gevolg dat er meer aandacht zal zijn voor energiezuinigheid en dat er vaker installaties zullen worden (moeten) toegepast die voorheen nog veelal een uitzondering waren. Voorbeelden hiervan zijn zonnecollectoren, warmtepompen en gebalanceerde ventilatie met warmte terugwinning. Het noodzakelijke maatregelenpakket op het gebied van duurzaamheid zal meer impact hebben op het ontwerp (en de kosten). Het maken van een energieconcept zal dus gelijktijdig met het ontwerptraject ontwikkeld moeten worden. Ook het rekenkundig aantonen van een beperkt warmteverlies door de detaillering (aansluiting gevels, vloeren, daken en kozijnen) zal een steeds belangrijkere rol gaan spelen. De verlaging van de energieprestatie van 0,8 naar 0,6 is op 1 januari 2011 doorgegaan. Er komt voorlopig echter geen nieuwe norm voor het berekenen van de energieprestaties voor nieuwbouw. Die norm zou ook ingaan op 1 januari 2011. Het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) heeft aangegeven nog meer tijd nodig te hebben om tot een goede norm te komen. In plaats van de huidige norm (EPN) zou er een verbeterde norm komen, de EPG (Energie Prestatie Gebouwen). Deze norm werkt met een andere berekeningssystematiek en zou een reëler beeld geven van het werkelijke energieverbruik. Omdat die berekeningen ingewikkeld zijn en de NEN nog geen zekerheid had over de effecten, blijft de oude norm voorlopig gehandhaafd. Het niet doorgaan van de nieuwe norm kan nadelig zijn voor bestaande woningen die reeds een energielabel hebben. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een bestaande woning die enerzijds wel aan de nieuwbouweisen voldoet, anderzijds toch een slechter label krijgt. Energielabel in woningwaardering In 2008 is het energielabel voor bestaande woningen opgenomen in de regelgeving (Besluit Energiebesparing Gebouwen). Een energielabel laat zien hoe energiezuinig een woning is. Het label is sinds 1 januari 2008 verplicht bij de verkoop en verhuur van een huis. Het huidige kabinet (vanaf 14 oktober 2010) heeft in 2011 besloten dat het energielabel onderdeel uitmaakt van de woningwaardering. Dat het energielabel onderdeel is van het woningwaarderingstelsel kan betekenen dat energiezuinige woningen meer punten krijgen dan onzuinige woningen. Dit kan leiden tot een verandering van de maximaal redelijke huurprijs. In de meeste gevallen heeft dit geen gevolgen voor de feitelijke huurprijs, omdat deze meestal onder de maximaal redelijke huurprijs ligt. De nieuwe waardering stimuleert het treffen van energiebesparende maatregelen. Groenfinanciering Per 1 januari 2011 is de heffingskorting voor maatschappelijke beleggingen (groene en sociaalethische beleggingen) gedeeltelijk komen te vervallen. De heffingskorting wordt tot 2014 verder afgebouwd. De andere fiscale faciliteit, de vrijstelling in box 3 van de inkomstenbelasting, blijft bestaan. Het voordeel van groenbeleggen in 2011 bedraagt maximaal 2,2% (dit was in 2010 2,5%). Als gevolg van deze maatregel hebben de groenfondsen het verstrekken van groenfinancieringen tijdelijk stilgelegd. Het is nog maar de vraag of particulieren in de toekomst bereid zijn om in groenfondsen te beleggen. Financiële positie woningcorporaties De financiële positie van woningcorporaties is met name als gevolg van overheidsmaatregelen onder druk komen te staan. Door de Vogelaarheffing, invoering van de integrale vennootschapsbelasting, inflatievolgend huurbeleid en de voorgenomen invoering van de heffing voor huurtoeslag in 2014 worden de operationele kasstromen van woningcorporaties negatief beïnvloed. De operationele kasstromen en de opbrengst van verkopen van bestaand bezit bepalen de interne financieringsmogelijkheden van nieuwbouw en woningverbetering (bijvoorbeeld energiebesparende maatregelen) van huurwoningen.
16
De verkoop van bestaande huurwoningen is sterk afgenomen door ontwikkelingen op de koopmarkt. De stagnatie op de koopmarkt is in belangrijke mate veroorzaakt doordat banken strikte normen bij de verstrekking van hypotheken hanteren. Voor starters is het daardoor veel moeilijker geworden om een woning te kopen. Voor het aantrekken van externe financiering is een woningcorporatie afhankelijk van de beoordeling door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). De financieringsruimte (faciliteringsvolume) die door het WSW ter beschikking wordt gesteld is in belangrijke mate afhankelijk van de operationele kasstromen (vijf jaar vooruit) van een woningcorporatie. De ontwikkeling van deze operationele kasstromen is gezien de geschetste ontwikkelingen bij veel corporaties negatief. Het WSW onderkent deze ontwikkeling en de risico’s die voortvloeien uit de invoering van bijvoorbeeld de heffing voor de huurtoeslag. In veel gevallen wordt door het WSW de financieringsruimte beperkt of zelfs niet beschikbaar gesteld. In dat geval wordt per project bezien of er nog financieringsruimte beschikbaar wordt gesteld. Veel corporaties zien zich als gevolg hiervan genoodzaakt om hun investeringen te temporiseren of zelfs helemaal af te zien van investeringen in nieuwbouw en woningverbetering. Daarnaast worden er door corporaties maatregelen genomen om besparingen te realiseren op de operationele uitgaven. Als gevolg van de invoering van de Europese beschikking voor woningcorporaties per 1 januari 2011 is het alleen nog mogelijk om voor huurwoningen tot de huurtoeslaggrens (€ 652,52) en maatschappelijk vastgoed (gelimiteerde lijst) financiering met borgstelling van het WSW aan te trekken. Lenen via het WSW wordt namelijk als staatsteun gezien. Corporaties komen alleen in aanmerking voor staatsteun bij zogenaamde DAEB (Dienst Algemeen Economisch Belang) activiteiten. Voor niet DAEB-activiteiten kan een woningcorporatie geen beroep doen op staatsteun vanuit het idee van eerlijke concurrentieverhoudingen. Voor duurdere huurwoningen en ander vastgoed dat niet op de gelimiteerde lijst van DAEB-activiteiten voorkomt, zullen commerciële financieringen aangetrokken moeten worden. Er is nog veel onduidelijkheid over de beschikbaarheid, de voorwaarden en de pricing van dit soort financieringen. Het is mogelijk dat activiteiten wel onder het BBSH vallen maar niet DAEB zijn.
17
5. UITGANGSPUNTEN EN HISTORIE In dit hoofdstuk wordt beschreven waar het duurzaamheidsbeleid van OFW op gebaseerd is. Wat ligt er aan de basis van onze visie op duurzaamheid en wat zijn de uitgangspunten. Verder wordt in dit hoofdstuk een stukje geschiedenis verteld, en komt aan bod hoe OFW uiteindelijk zo ver is gekomen. 5.1 WOONLASTENBENADERING OFW gaat uit van de woonlastenbenadering. Zij heeft niet alleen aandacht voor de ontwikkeling van de huren, maar ook voor de ontwikkeling van de energielasten. De stijgende energielasten zorgen ervoor dat de energierekening steeds zwaarder drukt op de totale woonlasten. De huurlasten zijn de afgelopen tien jaar met 27,8% gestegen, en de gasprijs met 100,8%. De energierekening voor een gemiddeld huishouden is per 1 juli 2011 weer met circa zestig euro omhoog gegaan. Deze stijging op 7 jaarbasis komt vooral door de hogere gasprijzen .
Bron: CBS. Bewerkt door: OFW Om de totale woonlasten te beperken, kan men dus niet om de kosten voor energie heen. OFW realiseert zich dat het loont om te investeren in energiebesparing. Op deze manier kunnen namelijk ook de woonlasten voor bewoners worden beheerst. De verhouding tussen huur- en energielasten in de totale woonlasten is drastisch aan het veranderen. Door de snelle stijging van de gas- en elektriciteitsprijzen, wordt het percentage van de woonlasten dat een huishouden kwijt is aan energie steeds groter. Dit geldt natuurlijk met name voor bewoners met een slecht geïsoleerde, oudere woning. Zij betalen dan wel minder huur, maar uiteindelijk zijn zij aan totale woonlasten, (huur en energielasten opgeteld), meer kwijt door een hoger gasverbruik. Dit verschil wordt groter als de gasprijs blijft stijgen. Bewoners met een smalle beurs worden hierbij het hardst getroffen. Ze krijgen wel huurtoeslag, maar geen toeslag op de stookkosten. Daarbij kunnen ze zelf maar beperkt invloed uitoefenen op het energieverbruik in een huurwoning. In het land is nog wel eens de discussie om mensen met de laagste inkomens woningen aan te bieden met een lage huur, maar zodra gestuurd wordt op woonlasten blijkt dit vaak zeer onvoordelig voor deze mensen. Goedkopere woningen zijn vaak oudere niet geïsoleerde woningen. 7
Zie de objectieve vergelijkingssite www.gaslicht.com
18
OFW vindt het niet eerlijk dat huurders met een smalle beurs worden gedwongen te wonen in woningen met een lage huur, terwijl ze aan het eind van de rit duurder uit zijn door de hoge stookkosten. Zowel uit milieu/ klimaatoverwegingen (om de negatieve gevolgen van de CO2-uitstoot op de klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken) als vanuit het sturen op de woonlasten, vindt OFW het van belang om energiebesparende maatregelen te realiseren.
Bruto huur bij aanvang Huurtoeslag Energiekosten
€ 450 € 200 € 100
Jaarlijkse stijging 2% 2% 10%
19
Het sturen op woonlasten is al in de eerste versie van het Strategisch Beleidsplan ‘Voorraad en Nieuwbouw’ geformuleerd. Concreet werd er gestart in 2000. Meer dan duizend CV-ketels werden vervangen door HR-ketels. Dit leverde direct al een aanzienlijke besparing op. Beperking van woonlasten door energiebesparing, gelijktijdig uit te voeren met woningrenovatie, is een belangrijke pijler van het energiebeleid. Dat beleid is later uitgemond in het (vrijwillig) opstellen van energielabels voor het gehele woningbezit. In verdere jaren is, in samenhang met renovatie / modernisering van vele woningen het beleid geïntensiveerd. Deze lijn is in de afgelopen jaren verder uitgebouwd en ook doorgetrokken naar nieuwbouwprojecten.
5.2 DUURZAAMHEID ALS INTEGRAAL ONDERDEEL VAN ONS BELEID Duurzaamheid is een integraal onderdeel van het beleid van OFW. Bij de ontwikkeling van plannen voor nieuwbouw en modernisering wordt duurzaamheid/energiebesparing als integraal onderdeel van de planontwikkeling meegenomen. In een vroegtijdig stadium wordt het energieconcept voor de woningen uitgewerkt. Bij de uitwerking van het energieconcept wordt bezien in hoeverre aan de eisen van bijvoorbeeld groenfinanciering, energie-investeringsaftrek of andere subsidiemogelijkheden kan worden voldaan. Uit ervaring weet OFW dat het later in de planontwikkeling toevoegen van energiebesparende maatregelen meerkosten met zich meebrengt. Het investeren in duurzaamheid vergroot de toekomstwaarde van woningen. Het opraken van fossiele brandstoffen zal zondermeer een stijging van de energieprijzen tot gevolg hebben. Dit is een beeld dat in de afgelopen jaren al te zien is geweest. Bovendien zal er een toenemende druk komen om de CO2-uitstoot bij woningen terug te dringen. Wij zien het ook als onze maatschappelijke verantwoordelijkheid om daar een bijdrage aan te leveren. Direct “in één keer goed” investeren betekent, dat in de toekomst minder investeringen noodzakelijk zijn, om aan de strengere eisen in de toekomst te voldoen. Het telkens een beetje investeren om aan de nieuwe eisen te voldoen, zal tot aanzienlijk hogere kosten leiden. Besluitvorming: sociaal cultureel, ecologisch, bedrijfseconomisch Duurzaam is breder dan alleen energiebesparing. Duurzaam ondernemen kan worden vertaald in maatschappelijk verantwoord ondernemen. Voor OFW betekent dit, dat wij bij onze bedrijfsvoering gelijkwaardig rekening proberen te houden met duurzame sociale-culturele ontwikkeling, ecologische ontwikkeling en bedrijfseconomische ontwikkeling. Dit vertaalt zich door in de besluitvorming. Deze is zo ingericht, dat er naast de financiële/ bedrijfseconomische aspecten van een besluit zoveel mogelijk gelijkwaardig rekening wordt gehouden met sociaal-culturele en ecologische aspecten en gevolgen van een besluit. In de praktijk komt het er op neer, dat niet automatisch naar de goedkoopste oplossing of aanbieding wordt gekeken. De sociaal culturele winst of winst aan energiebesparing kan vele malen groter zijn bij een kleine extra investering. Een ander voorbeeld is dat een investering in duurzame opwekking van energie er toe kan leiden dat er groenfinanciering kan worden verkregen. Hierdoor wordt de onrendabele top uiteindelijk lager en is de ecologische winst optimaal. Gevolg is dat er meer in termen van investering en lange termijn resultaat wordt gedacht in plaats van korte termijnuitgaven. Verderop in dit verslag worden voorbeelden van duurzame besluitvorming weergegeven. Split incentives In de corporatiesector wordt regelmatig een discussie gevoerd over split incentives. Hiermee wordt bedoeld dat investeringen in duurzaamheid/energiebesparing door de corporatie gedaan worden en de voordelen hiervan bij de huurders liggen. OFW heeft hier geen moeite mee. Corporaties ontlenen ten slotte ook hun bestaansrecht uit het zorgen voor betaalbare huisvesting voor die doelgroepen die anders vanwege hun inkomen geen mogelijkheden hebben op de woningmarkt.
20
OFW vraagt bij modernisering geen huurverhoging aan de zittende bewoner. Bij een nieuwe verhuring wordt de huur opgetrokken tot de streefhuur. Het voordeel van de energiebesparing is dus voor de bewoner. Een aantal overwegingen hierbij zijn: • Door deze aanpak krijgen we snel draagvlak voor onze plannen. Dit betekent geen faalkosten, plannen hoeven niet herontwikkeld te worden, er is geen negatieve publiciteit, het maatschappelijke draagvlak voor OFW als corporatie wordt niet beschadigd en er ontstaat geen politieke druk om plannen te wijzigen. Kortom: er is een positieve beeldvorming rond modernisering. Deze positieve beeldvorming heeft ook uitwerking op de overige activiteiten van OFW. • De voorbereidingstijd van plannen is kort, omdat er snel draagvlak wordt verkregen. Bovendien zijn de werkzaamheden planbaar, omdat met redelijke zekerheid vooraf aan te geven is wanneer tot uitvoering kan worden overgegaan. Er is geen sprake van (langdurige) bezwaarprocedures, waarbij na afronding de marktomstandigheden en voorkeuren van bewoners weer gewijzigd zijn. Dat is voor alle partijen, maar zeker ook voor bewoners, plezierig; mensen houden van duidelijkheid. • Veel onzekerheden rond draagvlak en planning beïnvloeden de prijsvorming. • Voor veel bedrijven is werken voor OFW reclame. Het biedt hen bovendien de mogelijkheid om zich verder te ontwikkelen rond bijvoorbeeld duurzaamheid. Het werken voor OFW is daardoor meer dan een klus waar winst op wordt gemaakt. • OFW realiseert door deze aanpak haar doelstelling “woonruimte bieden aan mensen die zwak op de woningmarkt staan in een kansrijke woonomgeving”. Dit zijn over het algemeen mensen met een smalle beurs. OFW vindt het een goede zaak dat zij deze groep woonruimte kan bieden met aantrekkelijke woonlasten. De prijs/ kwaliteitverhouding van de woningen wordt gunstig beïnvloed door de modernisering en door de energiebesparing. Dit komt onder andere tot uitdrukking in de woningwaardering waarin het energielabel is opgenomen. Wij houden in ons huurbeleid rekening met de totale woonlasten. OFW voert jaarlijks een matiging van de huurverhoging door voor de woningen die een label E, F en G hebben. In 2006 was dit een matiging van 0,5% en in 2007, 2008 en 2009 een matiging van 0,2%. In 2010 en 2011 is er een matiging van 0,1% doorgevoerd.
5.3 DUURZAME WIJKEN; RUIMTE GEVEN AAN INITIATIEVEN OFW streeft ernaar wijken te creëren waar rijk of arm zijn niet doorslaggevend is voor de kansen die worden geboden in het leven. Een kansrijke wijk is een duurzame wijk met toekomstwaarde. Toekomstwaarde betekent voor OFW een gemengd woningbezit in zowel woningtype als in eigendom, goed onderhouden woningen, voldoende voorzieningen en een (sterke) sociale betrokkenheid waardoor de participatie van bewoners in hun wijk hoog is en de zelfredzaamheid groot. Het gaat dan om het sociaal-culturele domein van duurzaamheid. Om dit te kunnen bereiken doet OFW veel op het gebied van leefbaarheid. Leefbaarheid is een voorwaarde voor een duurzame ontwikkeling van een wijk. Een gedifferentieerd woningbezit met een goede uitstraling, een goed voorzieningenniveau en betrokken en zelfredzame bewoners die trots zijn op hun wijk bevorderen deze leefbaarheid. Goede bewonersinitiatieven (zoals bijvoorbeeld het initiatief van de Zwaluwtillen) moeten worden omarmd. Gezamenlijke activiteiten en plannen in een buurt versterken zo’n buurt en versterken de saamhorigheid in een buurt. Daarom vindt OFW het belangrijk goede bewonersinitiatieven te faciliteren. Zij doet dit samen met de gemeente Dronten. Kernwoorden hierin zijn het herkennen en ruimte geven aan initiatieven, niet overnemen, mensen zelf eigenaar laten zijn, korte lijnen, laagdrempeligheid en snel resultaat. Hierdoor worden wijken uniek en geloven mensen in hun eigen kracht.
21
5.4 INVOERING ENERGIELABELS IN 2006 De snel stijgende kosten voor gas en elektriciteit zijn voor OFW aanleiding geweest om als eerste woningcorporatie in Nederland al in 2006 alle woningen te voorzien van een energielabel. Deze energielabels zijn gebaseerd op Energie Prestatie Adviezen. Het toekennen van energielabels was voor OFW vrij eenvoudig, omdat zij reeds, als eerste woningcorporatie in Nederland, beschikte over deze voorloper van het label: de EPA. Dit vloeide voort uit de nota Mensen, Wensen, Wonen van staatssecretaris Remkes en werd gesubsidieerd door het Rijk (ter tegemoetkoming in de kosten van een Epa werd subsidie verleend). Het laten maken van EPA’s was een voorwaarde om subsidie aan te vragen. Voor 2008 zijn de normen in deze labels aangepast aan het vernieuwde verplichte energielabel. Nu hebben alle OFW-woningen een actueel energielabel volgens de Europese norm voor 2008. Door het gebruik van het energielabel kan OFW de verschillende woningen met elkaar vergelijken met betrekking tot de totale woonlasten. Het gaat dan om de huurprijs plus de kosten voor verwarming en warm water. Bewoners kunnen zien dat ze met een wat duurdere maar zuinigere woning uiteindelijk beter af zijn.
Huur (excl. huurtoeslag) en energielasten per maand (cijfers: 2010)
22
Huur (incl. huurtoeslag) en energielasten per maand (cijfers: 2010)
OFW stuurt op woonlasten. De energielasten maken in toenemende mate uit of een woning duur of goedkoop is. Dit geldt zeker voor bewoners die huurtoeslag ontvangen.
Niet alleen voor de huurders, maar ook voor OFW zelf is het energielabel een praktisch instrument. Dankzij het energielabel weet OFW welke woningen gemoderniseerd moeten worden om minder gasverbruik te realiseren. Daarnaast geeft het inzicht in de resultaten van de modernisering van het woningbezit.
23
6. DUURZAAMHEIDSBELEID VERTAALD NAAR DOELSTELLINGEN Om goed te kunnen sturen is het belangrijk beleid te vertalen naar concrete doelstellingen. In 2007 heeft OFW haar duurzaamheidsbeleid vertaald naar doelen en meegenomen in haar beleidsplan Samen voor Kansrijk (2007-2011). In 2011 loopt het Beleidsplan af. In 2012 gaat OFW het beleidsplan en daarmee ook de doelstellingen op het gebied van duurzaamheid, actualiseren. Hiertoe is eind 2010 een stakeholdersdebat georganiseerd. De uitkomsten van het stakeholdersdebat zullen als input worden gebruik voor de actualisatie van het beleidsplan. In dit hoofdstuk komt het duurzaamheidsbeleid zoals verwoord in het beleidsplan ‘Samen voor Kansrijk’ (2007-2011) aan de orde. 6.1 BELEIDSPLAN SAMEN VOOR KANSRIJK 2007-2011 Lange termijn denken is voor OFW noodzakelijk om de juiste keuzes te kunnen maken. Dit geldt vooral voor de ontwikkeling van ons voorraadbeleid, nieuwbouw en de kwaliteit van ons woningbezit op technische en woontechnische aspecten. Daarom hebben wij onze duurzaamheidsdoelstelling verwoord als: ‘alert zijn op de meerjareneffecten van ons handelen op de samenleving waarbij de effecten op het milieu zeker goed worden meegewogen’. OFW wil het aanspraak maken op natuurlijke hulpbronnen beperken. Zij doet dit op verschillende manieren: • het beperken van het energieverbruik en reductie van CO2-uitstoot; • het gebruiken van duurzaam materiaal en het hergebruik van materialen; • huurders bewuster laten omgaan met energie. De doelen die OFW zichzelf in 2007 heeft gesteld zijn: • in 2012 geen E-, F-, G-labels meer; • dertig procent besparing in gemiddelde gasverbruik per woning in 2012 ten opzichte van 2000; • minimaal de helft van de nieuwbouwprojecten dient een EPC-waarde van 0,7 of lager te hebben. De door het ministerie vastgestelde EPC-norm was in 2007 0,8. • Convenant aangaan met FSC-Nederland voor gebruik van hout en houtproducten uit verantwoord beheerde bossen. Daarnaast heeft OFW zichzelf als norm gesteld dat bij de modernisering van haar bezit, de woningen na modernisering minimaal een B-label hebben. Hoewel niet expliciet vermeld in het beleidsplan ‘Samen voor kansrijk’, is bij de uitwerking van het beleid het Trias Energetica model gehanteerd. Trias Energetica Bij het ontwerp en verbeteren van de energiebehoefte in gebouwen zijn de volgende energetische richtlijnen van toepassing: • terugdringen van onnodig energieverbruik; bijvoorbeeld energiebesparing in de vorm van goede warmte isolatie; • voor de resterende behoefte zoveel mogelijk duurzame energie inzetten; bijvoorbeeld wind en zon; • zuinig en efficiënt gebruik maken van fossiele bronnen, als duurzame energie niet volstaat.
24
Convenant Energiebesparing Corporatiesector OFW conformeert zich ook aan het ‘Convenant Energiebesparing Corporatiesector’ (2008). Dit is een convenant tussen Aedes, de Woonbond en de ministeries van VROM en WWI. Omdat de financiële positie van OFW is gewijzigd door allerlei overheidsmaatregelen heeft OFW in 2009 het tempo van nieuwbouw en modernisering enigszins aangepast. Dit betekent dat, als gevolg van deze maatregelen, de laatste moderniseringen worden afgerond in 2014 in plaats van in 2012. De doelstelling van het wegwerken van de E-, F- en G-labels wordt daardoor aangepast naar 2014. Het energiebeleid wordt vertaald in jaarlijkse doel- en taakstellingen in de jaarbegroting. Voor specifieke projecten, zowel nieuwbouw als modernisering, die in het begrotingsjaar worden uitgevoerd, worden energiedoelstellingen geformuleerd. OFW kiest er bewust voor om te investeren in kennisontwikkeling omtrent het bouwen van woningen met een lager energieverbruik. In onze opdrachtgeversrol zoeken we samenwerking met andere partijen, die in samenwerking met OFW nieuwe producten en ideeën rond duurzaamheid verder willen ontwikkelen en realiseren.
6.2 STRATEGISCH VOORRAADBELEID In het strategisch beleidsplan Voorraad en Nieuwbouw met de titel ‘Duurzaam bouwen aan goed wonen’, is onder andere het duurzaamheidsbeleid verder uitgewerkt. Bestaande bouw De opbouw van het woningbezit van OFW is vrij uniek. Het zijn relatief jonge woningen. Zeventig procent hiervan zijn eengezinswoningen en een derde deel van het bezit is in tien jaar gebouwd.
25
De strategie voor de bestaande voorraad wordt jaarlijks bijgewerkt in de labeling. Iedere woning van OFW heeft een strategisch label waarmee in hoofdlijnen wordt aangegeven wat er met die woning gaat gebeuren. Labeling is een dynamisch proces zodat aanpassing van de labels mogelijk is. De input voor de labeling wordt gevormd door: • kaders uit het strategisch beleidsplan 8 • energielabel • leefbaarheid (o.a. uitkomsten Lemon =leefbaarheidsmonitor) • verhuurbaarheid (marktinformatie) • technische kwaliteit
De labels zijn als volgt gedefinieerd:
De woningen die toe zijn aan groot onderhoud krijgen het label modernisering. Dit betekent meer dan een kozijn vervangen voor een kozijn. De woningen worden geheel opgewaardeerd door middel van het plaatsen van een HR-ketel, het isoleren van de gevels, vaak met een vernieuwde buitenschil, vloeren en daken en het plaatsen van HR++ glas. Daarnaast wordt er gekeken naar het opheffen van koudebruggen en het verbeteren van het binnenklimaat (ventilatie). De voorwaarde om een woning dusdanig te moderniseren dat de woning een B-label krijgt is dat de woning een goede woontechnische en bouwkundige kwaliteit heeft. Er wordt dan uitgegaan van veertig jaar doorexploiteren. In een moderniseringsplan wordt naast energiebesparing ook veel aandacht besteed aan architectonische uitstraling van het ontwerp en keuzemogelijkheden voor de bewoners. Hiermee wordt niet alleen opwaardering van het bezit gecreëerd, maar ook meerwaarde voor de wijk en haar bewoners.
8
Zie in de bijlage 1 een voorbeeld van een wijk met op woningniveau de energielabels
26
Niet alleen bij modernisering worden er energiebesparende maatregelen toegepast. Bij planmatig onderhoud wordt ook nadrukkelijk gekeken naar energiebesparing. Eind 2007 heeft OFW besloten om in twaalfhonderd woningen vloerisolatie aan te laten brengen. Werkzaamheden die bij planmatig onderhoud kunnen worden toegepast zijn het aanbrengen van dubbel glas in de gehele woning en het aanbrengen van dak- en vloerisolatie. Bij vloerisolatie spelen naast energiebesparing ook gezondheid en comfortverhoging een rol. Voorwaarde is dat de woningen het (strategisch) label Regulier Onderhoud hebben en de kozijnen minstens twee schilderbeurten mee gaan. Er wordt gebruik gemaakt van een natuurlijk moment, bijvoorbeeld bij een grote schilderbeurt. Ook bij de woningen die reeds gemoderniseerd zijn, maar waar nog geen vloer- en dakisolatie is aangebracht, wordt dit alsnog gedaan. Een verhuizing is een natuurlijk moment om te bezien of duurzame maatregelen (alsnog) in een woning moeten worden aangebracht. Er vindt dan toch al onderhoud aan de woning plaats om deze weer ‘verhuur-klaar’ te maken voor de volgende bewoner. Bij verhuizing wordt er gekeken of er nog na-isolatie moet plaatsvinden (vloerisolatie, dak- of spouwisolatie). Het gaat hierbij om woningen waar de bewoners tijdens eerdere werkzaamheden niet mee hebben gedaan. Naast modernisering en planmatig onderhoud is er voor gekozen om bij de woningen die op de verkooplijst staan vloerisolatie aan te brengen en waar nodig oude CV-ketels te vervangen. In 2010 is besloten om bij een aantal woningen dat al geruime tijd op de verkooplijst staat kunststof kozijnen met HR++ glas aan te brengen, omdat onderhoud noodzakelijk was. Er is gekozen voor kunststof omdat dit bij de architectuur aldaar goed aansloot. Veel eigenaren hadden al voor kunststof gekozen. Huurders kunnen ook op verzoek tegen betaling verbeteringen laten aanbrengen aan hun woning. Een voorbeeld is het vergroten van de badkamer. Ook dan let OFW op het toepassen van duurzame maatregelen (MV, waterbesparende douchekraan en een waterbesparend toilet). Al dan niet gekoppeld aan planmatig onderhoud, wordt op individuele basis vloerisolatie en dakisolatie aangeboden. Nieuwbouw OFW heeft met name de laatste jaren na vaststelling van haar beleidsplan strengere eisen gesteld aan energienormen in nieuwbouw dan de wettelijke eis. De EPC-eisen zijn sinds de wettelijke verplichting fors verlaagd: 1995=1,4; 1998=1,2; 2000=1,0; 2006=0,8 en 2011=0,6. De volgende stap is 0,4 in 2015. Deze laatste stap is nog geen wettelijke verplichting, maar is wel in het convenant ‘Energiebesparing Corporatiesector’ opgenomen. De doelstelling van OFW uit 2008 was om minimaal de helft van de nieuwbouw projecten met een EPC-waarde van 0,7 of lager te realiseren. Inmiddels is deze doelstelling achterhaald door aanpassing van wettelijke eisen. OFW heeft vervolgens als uitgangspunt 35% onder de geldende EPC-norm gehanteerd, zodat gebruik kan worden gemaakt van groenfinanciering. Groenfinanciering is echter op dit moment niet beschikbaar. OFW onderzoekt momenteel welke norm haalbaar is. Voor nieuwbouwprojecten wordt per keer onderzocht welke energievorm gekozen wordt voor ruimteverwarming, eventueel gecombineerd met ventilatie en warmtapwatervoorziening. Vanwege het tijdverschil tussen het ontwerp en de realisatie, een termijn van 1,5 tot 4 jaar, loopt de realisatie van deze doelstelling niet synchroon met het begrotingsjaar. De nieuwbouwprojecten die vanaf 2008 ontworpen zijn en in 2009 en 2010 zijn gerealiseerd, voldoen voor meer dan vijftig procent aan maximaal een EPC van 0,7. Het jaar van bouwaanvraag is leidend voor de maximale EPC, niet het jaar van uitvoering.
27
6.3 DUURZAAMHEIDBELEID IN DE TOEKOMST De uitgangspunten bij het duurzaamheidsbeleid van OFW, ook in een context waarbij de financiële middelen van woningcorporaties steeds minder worden, blijven: • de woonlastenbenadering • trias energetica Modernisering De modernisering van de jaren 60/70 woningen loopt nog tot en met 2014. OFW blijft vasthouden aan het doel dat bij modernisering wordt uitgegaan van minimaal een B-label. Het streven is een A-label, waarbij een evenwicht gezocht wordt met de kosten. Voor de periode na 2014 wordt nagedacht over welke maatregelen nodig zijn voor de volgende generatie woningen, die bestaat uit zevenhonderd woningen met een bouwjaar tussen 1973 en 1980. In de meerjarenbegroting wordt doorgerekend welke financiële consequenties dit heeft en welke mogelijkheden dit vervolgens biedt. Indien deze generatie woningen eerder aan planmatig onderhoud (deelvervanging) toe is, wordt per complex bekeken wat nodig is. Het uitgangspunt is dat OFW niet ieder jaar bij bewoners op de stoep wil staan om werkzaamheden uit te voeren. Het combineren van verschillende maatregelen heeft de voorkeur. Nieuwbouw Het is belangrijk om bij nieuwbouw vooraf na te denken over het energieconcept en niet nadat het gebouw al is ontworpen. Een integrale aanpak is noodzakelijk. Daarnaast zullen steeds meer bouwprojecten kleinschalig van aard zijn en dat brengt andere behoeftes met zich mee (in plaats van de installaties die op grootschaligheid zijn ingericht). Duurzame energie Het opwekken van duurzame energie is de tweede stap in Trias Energetica. Het gebruik van duurzame energie is te verkiezen boven het gebruik van fossiele bronnen om de volgende redenen: • gunstig voor het milieu • (op termijn) waarschijnlijk gunstig voor de woonlasten • het is een onuitputtelijke bron • het kan in principe in ieder land worden opgewekt: het maakt een land niet meer afhankelijk Duurzame technieken die OFW toepast naast een goede basis van een HR-ketel, een geïsoleerde en kierdichte schil en HR++-glas zijn: • CO2 gestuurde ventilatie of WTW 9 • WKO met warmtepomp • Zonneboilers • PV-cellen • (Micro) windmolens Het toepassen van duurzaam opgewekte elektriciteit is nog relatief nieuw voor OFW. Ook landelijk staat dit nog in de kinderschoenen. Hoewel de investeringskosten nog relatief hoog zijn, is bij een voldoende lange termijn (20-25 jaar) elektriciteitsopwekking met PV-cellen en (micro) windturbines financieel haalbaar. De prijzen van PV-cellen zijn al aan het dalen en deze trend zal zich waarschijnlijk doorzetten. De meerwaarde voor opwekking van duurzame elektriciteit zit ook deels in het (semi)collectieve karakter. OFW onderzoekt de mogelijkheden en alternatieven voor het aanbieden van duurzaam opgewekte elektriciteit. Hier speelt wel mee dat de huidige Elektriciteitswet uit 1998 distributie en verrekening van collectief opgewekte elektriciteit niet goed faciliteert. Het opwekken van kleinschalige, lokaal opgewekte elektriciteit en warmte is een van de transitiepaden in de overgang naar een maatschappij met (bijna) volledig hernieuwbare energiebronnen. Vanuit diverse organisaties wordt inmiddels een beroep op OFW gedaan om mee te denken. Hierbij is te denken aan een duurzame energieontwikkelingsmaatschappij (DE-on) zoals bij de provincie Flevoland. OFW wil hier een bijdrage aan leveren, rekening houdend met haar financiële mogelijkheden en randvoorwaarden.
9
Warmte Koude Opslag
28
10
De onzekerheid over de nieuwe warmtewet en de regelgeving rond DAEB (wel staatssteun toegestaan) en niet-DAEB-activiteiten (geen staatssteun toegestaan) kunnen invloed hebben op de financiële mogelijkheden die OFW heeft. Is bijvoorbeeld deelname aan DE-on een DAEB-activiteit? Indien overheden mede-investeren is dit dan ook automatisch voor corporaties een DAEB activiteit? Is mede-investeren door een woningcorporatie t.b.v. duurzame energieopwekking voor haar bewoners in een windmolenpark een DAEB-activiteit of moet dit woninggebonden zijn? En als dit geen DAEB-activiteit is, is er dan sprake van bijzondere omstandigheden indien het consortium waarin de woningcorporatie mede investeert een maatschappelijke doelstelling heeft zoals natuurontwikkeling? Kortom; bij het opwekken van duurzame energie ontstaan discussies rond systeemgrenzen. Ter overweging… Bij energieleverende woning ook opladen van elektrische auto’s? Is duurzame energieopwekking woninggebonden of moet worden gezocht naar de meest effectieve oplossing (bijvoorbeeld een windpark op zee)? Moeten ook gebruiksgoederen worden verhuurd die duurzaam zijn en wellicht aan de woning worden gekoppeld? Mag de huurder zijn dak onderverhuren aan een energiebedrijf? Waarom wordt de woning verward en niet de mens? Moet al het woninggebonden voordeel van duurzame energieopwekking (bijvoorbeeld zonnepanelen op daken op het zuiden) ten goede komen aan de betreffende huurder? Hoe anders ziet een woningontwerp van een energieleverende woning eruit in relatie tot nieuwe woonwensen zoals oplaadplaatsen voor een elektrische auto/fiets. Innoveren en verbeteren Het toepassen van nieuwe technieken en installaties, de communicatie hierover met bewoners en het onderhouden en beheren van deze installaties is een blijvend aandachtspunt. Het gaat om de overdracht van informatie intern van projecten richting beheer en onderhoud, het zoeken van ketenpartners die over de actuele kennis beschikken en de overdracht van informatie van OFW richting bewoners. Bij innovatie hoort ook omgaan met tegenslag: er zijn af en toe dingen die niet goed gaan of niet goed werken. Door middel van evaluaties met bewoners, bedrijven en intern en het leren hieruit, wil OFW dit proces optimaliseren. Intern investeert OFW in de ontwikkeling van haar medewerkers door onder andere organisatiebrede beleidsplatforms. 11
Tijdens het stakeholdersdebat over duurzaamheid in oktober 2010 was ketenkwaliteit en het bouwproces een van de onderwerpen waarover werd gediscussieerd. Wat hier vooral naar voren kwam, is dat het vertrouwen en de relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer essentieel is. Andere voorwaarden die werden genoemd zijn de wil om te vernieuwen, duurzaam leiderschap en een balans tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, een andere rolverdeling, chemie tussen partijen en een heldere visie. OFW werd opgeroepen om vooral de voortrekkersrol vast te houden. Met deze ideeën gaat OFW zeker aan de slag met als doel de ketenkwaliteit te verhogen en het bouwproces te verbeteren om zo de kwaliteit te verhogen en de faalkosten te verlagen (lean organiseren). Kwaliteitssysteem In 2008 is OFW gestart met het toepassen van een kwaliteitssysteem bij modernisering. Dit kwaliteitssysteem is bijvoorbeeld toegepast in het project van de 85 woningen in Biddinghuizen Centrum en bij de modernisering aan de Klaversingel en Uitloper. Met dit systeem is er geen sprake van een controlemoment aan het eind van het proces, maar worden tijdens het bouwproces een aantal controlemomenten uitgevoerd. Aannemers maken reeds gebruik van zo’n kwaliteitssysteem. OFW heeft een aantal onderdelen aan het systeem toegevoegd waar grote risico’s worden gelopen met betrekking tot geld en kwaliteit. Voorbeelden van deze onderdelen zijn de controle op beschadiging van kozijnen voordat ze worden geplaatst, controle op aanvulling van isolatie voordat kozijnen worden geplaatst en controle op glas. Deze zijn met name achteraf moeilijk te controleren. Tijdens het bouwproces worden dit soort zaken vastgelegd op foto’s. Steekproefsgewijs wordt er
10 11
Diensten van Algemeen Economisch Belang Voor het volledige verslag van de stakeholdersbijeenkomst in 2010 over duurzaamheid zie www.ofw.nl
29
gecontroleerd en aan het eind worden er thermografische foto’s gemaakt. Het doel hierbij is het verlagen van de faalkosten en het verhogen van de kwaliteit. Het kwaliteitsplan is inmiddels een standaard-tool voor de moderniseringsprojecten van OFW. Bij elk moderniseringsproject wordt door de aannemer het kwaliteitsplan aangepast naar het desbetreffende project. Hiermee wordt een standaardkwaliteit met behulp van vaste toetsmomenten tijdens het bouwproces gecreëerd en gewaarborgd. Dit levert tevens een reductie in de faalkosten op. Wij willen voor onze nieuwbouwprojecten het standaardmodel nog verder doorontwikkelen voor een in de nieuwbouw toepasbaar document. Feit is dat mensen makkelijker leren als gemaakte fouten meteen zichtbaar zijn. Bij duurzaam bouwen is pas na vijftien jaar te zien dat er een fout is gemaakt. Dit vereist een andere manier om mensen daarvan te laten leren. Watergebruik Er ontstaat steeds meer schaarste aan zoet water. Om deze reden wordt ook water steeds duurder. De algemene lijn binnen OFW is dat er bij dagelijks onderhoud bij vervanging standaard waterbesparende douchekoppen en toiletdoorspoelers worden geplaatst. Dit geldt ook bij modernisering. Daarnaast heeft OFW incidenteel waterbesparende technieken toegepast (bijvoorbeeld de Ecoplay bij de modernisering in Biddinghuizen Centrum). OFW wil onderzoeken wat de mogelijkheden zijn met betrekking tot waterbesparing om zo in te spelen op de toenemende schaarste aan zoet water. Duurzame stedenbouw Om nieuwbouwwijken duurzaam te ontwikkelen is het belangrijk om alle participanten al in een vroeg stadium te betrekken (integrale aanpak). Dit vergt een open professionele houding en vertrouwen teneinde maximaal draagvlak te krijgen. Bovendien is het streven om van 1+1=3 te maken. Zaak is elkaar te inspireren en verder te brengen. Investeren in het voortraject betekent dat er meer onzekerheden zijn en dat de garanties om te kunnen bouwen nog niet uitgewerkt zijn. Een gedragen plan, ontwikkeld via een voortraject waar iedereen zijn inbreng in heeft, leidt tot minder faalkosten en snellere besluitvorming bij de uitvoering. Bovendien biedt het meer mogelijkheden voor innovatieve werkwijzen. Tijdens het door OFW georganiseerde stakeholdersdebat over duurzaamheid kwam ook duurzame stedenbouw aan de orde. Geconcludeerd werd dat bij duurzame stedenbouw het belangrijk is dat men elkaars taal spreekt en een commitment aangaat voor de lange termijn. Dit vergt proactief denken met ruimte in de stedenbouwkundige plannen zodat optimaal kan worden ingespeeld op veranderingen. Ook het continu in contact blijven met de eindgebruiker werd belangrijk genoemd, evenals het blijven evalueren van de rolverdeling. Voor OFW werd als tip genoemd dat zij al in een vroeg stadium alle partijen aan tafel moet zien te krijgen, waarbij aan de voorkant de doelen goed moeten worden geformuleerd. OFW wil dit proces graag verbeteren in de toekomst, samen met de gemeente en andere relevante partijen. Ter overweging… Wat is de kernkwaliteit van een woningcorporatie? Investeren in duurzame ontwikkeling van kapitaalgoederen of huizen beheren? Beschikt een woningcorporatie over een afzetpotentieel voor duurzame energie of kiest de huurder zelf? In welke mate is de opwekking woninggebonden? Wie is de concurrent indien een woning energie gaat leveren? Wat is een eerlijk speelveld? Kunnen slimme samenwerkingsverbanden worden georganiseerd tussen energieleverende en energie kostende activiteiten? Moet het maatschappelijk debat worden georganiseerd en nieuwe samenwerkingsvormen met partners uit het maatschappelijk middenveld/commercie worden aangaan? Hoe ketenkwaliteit en integrale innovatieve aanpakken te realiseren en tegelijkertijd het marktmechanisme te laten werken; zeker indien er sprake is van Europese aanbestedingsregels. Herstellen van verbroken verbindingen? Van specialistische naar integrale aanpak waar beleidsvelden elkaar ontmoeten zoals gezondheidszorg en bouw. Behoort de verduurzaming van de starters koopmarkt en VVE’s ook tot de kerncompetenties? Is OFW kenniscentrum voor duurzaam investeren? Is OFW kennisinstituut voor bewonersinitiatieven/-coöperaties?
30
Verdere ambities voor de komende jaren zijn: • Nagaan wat nodig is om op langere termijn (2030-2050) te komen tot een energieneutrale woningvoorraad. • Bij nieuwbouw en grote renovatieprojecten streven naar een energiesprong (flinke sprong naar grootschalige toepassing van duurzame energie en een forse reductie van het gebruik van fossiele brandstoffen) op basis van financiële en maatschappelijke randvoorwaarden. • Nagaan op welke wijze daken van OFW benut kunnen worden voor het opwekken van elektriciteit (PV), waarbij zowel de huurders als OFW voordeel hebben en kosten en risico’s delen. • Nagaan welke duurzaamheidsinstrumenten (meten, vergelijken, monitoren) voor nieuw vastgoed geschikt zijn voor toepassing binnen OFW en het verder verduurzamen van het bezit. • Het vorm geven aan energiemanagement, voor alle woningen/gebouwen waar duurzame energieopwekking een grote rol speelt en voor gebouwen en ruimtes waar OFW de energierekening voor betaalt. • Nagaan wat en inspelen op de impact van nieuwe regelgeving/ warmtewet. • Meer bewustwording bij bewoners creëren. • Kennis blijven uitdragen.
31
7. IMPLEMENTATIE EN UITVOERING OFW is een ambitieuze organisatie die met veel daadkracht ontwikkelingen weet op te pakken en te implementeren, maar ook sterk hecht aan haar maatschappelijke doelstellingen waaraan zij ook daadwerkelijk inhoud weet te geven. OFW heeft nadrukkelijk gekozen voor een platte organisatie en werkt met het model van zelfsturende teams en daarnaast een projectorganisatie. Dit resulteert in korte lijnen waar medewerkers zelfstandig binnen kaders kunnen functioneren teneinde adequaat in te kunnen spelen op de wensen van de klant. Innovatie is bij OFW veelal vanuit de medewerkers ontwikkeld. Klein beginnen, inspelend op de vragen vanuit de klant en dan verder opbouwen en verbreden. Hierdoor is implementatie bijna vanzelfsprekend. 7.1 VERBINDING BELEID EN UITVOERING (IMPLEMENTATIE) Wij maken in onze beleidscyclus gebruik van de ‘Beleidsachtbaan’. Dit is een procesmodel opgesteld door het RIGO, dat een kapstok biedt voor alle activiteiten en instrumenten die relevant zijn bij de beleidsvorming. Het strategisch kader voor het handelen van OFW wordt jaarlijks getoetst door middel van een stakeholdersoverleg en vierjaarlijks getoetst door middel van het laten uitvoeren van een visitatie (uitgevoerd in 2005 en 2009).
De verschillende stappen in de beleidsachtbaan zijn genummerd van 1 t/m 11. Dit wil echter niet zeggen dat wij bij het formuleren van ons beleid zijn begonnen bij stap 1 en 2. Stap 1 en 2 vloeien juist voort uit uitvoering en evaluatie (stap 10 en 11), de wisselwerking van operationeel niveau naar tactisch en strategisch niveau. Dit is de kracht van beleidsvorming bij OFW en dit is vooral op het gebied van duurzaamheid duidelijk zichtbaar. Reeds in 2002 en 2003 is OFW gestart met de modernisering van een aantal complexen en eengezinswoningen uit de jaren 60/70.
32
Het idee ontstond om een aantal groot onderhoudswerkzaamheden te combineren waarbij duurzaamheid en de uitstraling van de woningen en daarmee de buurt belangrijke aandachtspunten waren evenals de betrokkenheid van en het draagvlak bij bewoners. Vanuit deze eerste projecten is door middel van evaluaties (intern en extern) en het benoemen van verbeterpunten het volgende project ingezet. Het uitgangspunt was dat het volgende project beter moest zijn dan het vorige. De ervaring van OFW is dat veel mensen ervaringsgericht leren. Dit betekent dat het invoeren van een nieuwe werkwijze/dienst/product op kleine schaal, afgestemd op de praktijk, vaak een veel groter leereffect heeft dan een theoretisch verhaal. Daarom wordt ernaar gestreefd om dergelijke leerervaringen te creëren en zo te komen van individueel leren naar collectief leren. Voorwaarden zijn wel dat ervaringen moeten worden vastgehouden en projecten moeten worden geëvalueerd. Met andere woorden, het rondmaken van de PDCA-cirkel is een voorwaarde. PDCA-cirkel
Bron: INK De PDCA-cyclus is de regelkring voor Continu Verbeteren. Voortdurend verbeteren en vernieuwen is nodig om de continuïteit van de organisatie veilig te stellen. Om als organisatie te kunnen ontwikkelen is een goede structuur, maar ook een gezamenlijk gedragen cultuur nodig. Naast sturing op concrete resultaten (PDCA) vergt dit ook ontwikkeling van betrokkenheid, bezieling en inzet. In het INKmanagementmodel is de PDCA-cyclus (Plan, Do, Check, Act) aangevuld met een emotionele dimensie die rond de PDCA-cyclus hangt: Inspireren, Mobiliseren, Waarderen en Reflecteren. Inspireren: elkaar enthousiast maken om bij te dragen aan de bestaansreden, de unieke kracht en positie van de organisatie. Plan: bepalen van richting, stellen van doelen en plannen van de uitvoering. Mobiliseren: het in beweging zetten om de doelstellingen en de plannen van de organisatie te realiseren. Het accent ligt op samenwerking tussen medewerkers, partners en andere belanghebbenden en het aanboren en ontsluiten van benodigde kennis, inzichten, geld en middelen. Do: inzetten van medewerkers en middelen en uitvoeren van het werk. Waarderen: met elkaar bepalen wat er echt toe doet om de toegevoegde waarde van de organisatie voor belanghebbenden invulling te geven. Het gaat dan om meetbare en niet-meetbare aspecten. Oog en respect hebben voor de verschillende rollen en bijdragen die een ieder heeft en ook het belonen van baanbrekende bijdragen. Check: meten of de gestelde doelen zijn gerealiseerd. Reflecteren: stilstaan bij hetgeen is bereikt en leren van de manier waarop dat is aangepakt. Act: analyseren van metingen en aanbrengen van blijvende verbeteringen.
33
7.2 VISIE EN LEIDERSCHAP Bij duurzaamheid is het tonen van visie en leiderschap belangrijk. Bij OFW is de omslag gemaakt om van buiten naar binnen te denken in plaats van andersom. Denk vanuit de belangen van de samenleving en de bewoners. Het uitdragen van deze visie door het MT en directeur-bestuurder is essentieel. In het implementatietraject bleek de stijl van leidinggeven van doorslaggevend belang. Kenmerkend is het bieden van veiligheid, authenticiteit, betrokkenheid, samenwerking en doorzettingsvermogen. En ook het verstrekken van voldoende middelen, zoals opleidingen, is noodzakelijk, net als het geven van voldoende ruimte. Door niet alleen op targets of op geld te sturen, creëer je zowel een veilige situatie als meer ruimte voor initiatief en creativiteit. Dit is zeker noodzakelijk bij het aansturen van innovatieen vernieuwingsprocessen. Het is goed te onderkennen dat dit een andere stijl van leidinggeven vergt dan bij processen waar al veel ervaring mee is. Deze nieuwe stijl en de aanpak van projecten hebben voor meer eigen initiatief gezorgd vanuit medewerkers. De projecten begonnen klein en zijn, afhankelijk van het resultaat, opgeschaald naar de hele organisatie of naar meer projecten. Het gevolg: een meer geleidelijke en behapbare verandering. Er wordt binnen OFW veel aandacht besteed aan de ondersteuning bij de invoering en uitvoering van beleid. Werkwijzen in dit verband zijn bijvoorbeeld trainingen, excursies, informatieverstrekking, beleidsplatforms, successen vieren en experimenten uitvoeren op kleine schaal. Het is belangrijk dat mensen kijken naar hoe het is, en niet naar hoe het hoort te zijn. Denk in termen van ontwikkeling en neem de mensen mee. OFW hecht sterk aan implementatie. Een initiatief dat niet geïmplementeerd wordt, is uiteindelijk niets. OFW is serieus, doet wat ze zegt en zegt wat ze doet. Door het zichtbaar maken van succeservaringen stimuleert dit mensen om mee te denken en mee te doen.
7.3 BEWONERSCOMMUNICATIE EN DRAAGVLAK OFW hecht aan een goede bewonerscommunicatie en stuurt op het verkrijgen van draagvlak. Daarom worden bewoners vanaf het begin betrokken bij de renovatie of modernisering van hun woning. Over het algemeen stellen mensen zich opbouwend en constructief op en zijn zij zeer geïnteresseerd in wat er met hun woning gaat gebeuren. Voorwaarden om communicatie goed te laten verlopen zijn: • Open en transparante opstelling van OFW, • Doen wat je zegt en zeggen wat je doet, • Mensen serieus nemen, • Ruimte geven voor overleg aan bewoners en medewerkers door enerzijds de kaders waarbinnen geopereerd kan worden helder te stellen, en anderzijds ruimte te geven voor alternatieve oplossingen daarbinnen, • Begrip hebben voor de emotie en stress die werkzaamheden aan de woning geven voor bewoners, • Rekening houden met persoonlijke omstandigheden, • Een lerende houding waarbij elk project wordt geëvalueerd en de leerpunten hieruit bij volgende projecten weer worden meegenomen, • Een open mind voor bewonersvoorstellen maakt een wijk uniek en vergroot de betrokkenheid van mensen bij hun wijk. Het is belangrijk om bewoners bij een renovatie van hun woning vanaf het begin mede-eigenaar van het project te maken en ze bij de verschillende fasen in het project en bij alle moderne duurzame technieken die toegepast worden te betrekken, want mensen willen natuurlijk graag op een prettige en comfortabele manier wonen. Opvallend is dat de bewoners van OFW zich over het algemeen bewust zijn van de samenhang van het totale woonlastenplaatje: huur, energiekosten, comfort en ook het klimaat spelen een rol. Dit komt omdat zij het effect van energiebesparing kennen van andere, reeds gerealiseerde projecten. OFW laat het voordeel van de energiebesparing bij de bewoners. Het terugkrijgen van een aanzienlijk bedrag bij de eindafrekening energierekening levert veel positieve gesprekken op. Van belang is, dat het voor bewoners controleerbaar is, hoe de woonlasten zijn opgebouwd.
34
Indien in een wijk ook aandacht noodzakelijk is voor de woonomgeving en de verkeerinfrastructuur dan kan vooraf met de gemeente een wijkontwikkelingsplan voor een wijk worden opgesteld. Binnen een wijkontwikkelingsplan kunnen diverse deelprojecten worden onderscheiden voor woningmodernisering, sloop en (vervangende) nieuwbouw. In een vroegtijdig stadium wordt een bewonersvertegenwoordiging samengesteld die meedenkt, meestal samengesteld uit huurders en kopers met een afvaardiging van dorpsbelangen en de huurdersbelangenvereniging (HBV). OFW betrekt bewoners al bij de probleemanalyse bij de moderniseringsplannen van hun woning. In overleg met de HBV wordt er een bewonerscommissie opgericht. De bewonerscommissie bestaat uit huurders uit de wijk en de coördinator van de HBV. Samen met de bewonerscommissie worden de moderniseringsplannen verder uitgewerkt. Hierbij kunnen zij meedenken over bijvoorbeeld de keuzemogelijkheden in het ontwerp. Ook wordt gesproken over de tegemoetkoming in de kosten die bewoners maken in verband met de wijziging in het ontwerp van hun woning na de modernisering (bijvoorbeeld voor het vermaken van gordijnen). De bewonerscommissie heeft een adviesrecht. Het beslisrecht ligt uiteindelijk bij OFW. Voorafgaand aan de moderniseringsplannen voor een wijk, wordt door OFW een analyse van de wijk gemaakt. Hierbij wordt gekeken naar de sociale samenstelling van de wijk en in het bijzonder van het betreffende wooncomplex, de ontwikkelingen van de woningmarkt in samenhang met demografische ontwikkelingen, de verhuurbaarheid en de technische staat van de woningen. Hieruit komen aandachtspunten naar voren waarvoor het moderniseringsplan een oplossing moet bieden. Deze analyse wordt gepresenteerd aan de bewonerscommissie maar ook aan de bewoners van de wijk. Tijdens deze presentatie kunnen bewoners ook zelf aangeven wat zij graag veranderd willen zien aan de woning. Wat zijn hun aandachtspunten? De meeste bewoners geven dan aan dat de isolatie van de woning verbeterd dient te worden of dat zij graag een nieuwe badkamer of keuken wensen. Voorafgaand aan de bijeenkomst maakt OFW de kaders duidelijk waarbinnen bewoners met eigen ideeën kunnen komen. De kaders zijn een afgeleide van de probleemanalyse. Op het moment dat het plan, na goed overleg met de bewonerscommissie, is vastgesteld, worden er bewonersavonden georganiseerd voor de betrokken huurders. Tijdens deze avonden presenteert OFW samen met de aannemer en de architect de moderniseringsplannen. Voorafgaand aan de bewonersavond wordt een uitgebreide informatiebrochure toegestuurd. Tijdens deze bewonersavonden is er voor de bewoner gelegenheid om vragen te stellen en een afspraak te maken voor de opname van de woning. De ervaring van OFW is dat binnen een maand na de bewonersavonden ruim zeventig procent (het vereiste percentage akkoord voor de uitvoering van complexgewijze renovatie) van de bewoners akkoord is met de plannen. Dit komt doordat bewoners vertrouwen hebben in OFW en inspraak hebben gehad in de plannen. Ook met de overige bewoners bereikt OFW over het algemeen binnen een redelijke termijn overeenstemming. In de tijd dat OFW de akkoordverklaring van bewoners verzamelt, wordt gelijklopend de omgevingsvergunning aangevraagd. Nadat met 70% van de bewoners overeenstemming is bereikt, worden keuzeavonden georganiseerd voor de bewoners. De bewoners kunnen dan onder andere hun kleurkeuze van tegels, kastjes en greepjes voor de badkamer en keuken bepalen. Er wordt ook een proefwoning gemaakt door de aannemer. Hier kan ervaring worden opgedaan hoe op een voor bewoners plezierige wijze werkzaamheden worden uitgevoerd. Bewoners kunnen in de proefwoning zien hoe het plan er in werkelijkheid uitziet. Vanzelfsprekend kunnen hier verbeterpunten worden aangedragen. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden vindt regelmatig overleg plaats met de bewonerscommissie. Tijdens deze bijeenkomsten wordt de voortgang van de werkzaamheden besproken evenals eventuele wijzigingen in het planproces. Ook hierover praat de bewonerscommissie mee. Belangrijk is dat uitvoerder en opzichter zich bewust zijn van het belang van een goede communicatie met de bewoners tijdens de uitvoering en dat waar mogelijk de overlast beperkt wordt. De bewonerscommissie kan worden uitgenodigd om een deel van de bouwvergadering bij te wonen. Tijdens de uitvoering worden bijeenkomsten georganiseerd voor de bewoners zoals het bekijken van de proefwoning of een informatiebijeenkomst over de technische installatie die in de woning komt. Na afronding van het project vindt er altijd een feestelijke oplevering plaats.
35
Draagvlak Regelmatig wordt OFW de vraag gesteld waarom onze plannen snel draagvlak vinden bij bewoners terwijl dit elders in het land niet altijd het geval is. Vooropgesteld dat elke situatie uniek is, kan toch het volgende in overweging worden gegeven. • De meeste bewoners kijken naar wat de corporatie doet. De gerealiseerde plannen zijn het visitekaartje. OFW kiest voor een integrale aanpak, waarbij oog is voor de totale woonbeleving. Mensen vatten het vaak samen in termen als “Biddinghuizen is mooi geworden”. Ze kennen mensen die in reeds gemoderniseerde woningen wonen en zoiets wil men ook graag. De veelgehoorde vraag voor OFW is derhalve: “wanneer zijn wij aan de beurt?”. • OFW rekent, behalve voor het plaatsen van een gehele Cv-installatie of een tweede toilet, geen huurverhoging bij een moderniseringsproject, juist omdat zij kiest voor een totaal aanpak en daarbij de verbeteringen die zij in combinatie met groot onderhoud uitvoert, graag integraal toepast. Het uitgangspunt is “in één keer goed”. Hierdoor wordt gekozen voor kwaliteitsbeleid en wordt de toekomstwaarde van een woning vergroot. Een voorbeeld: een badkamer van 1x2 meter moderniseren blijft een te kleine badkamer. Gelijktijdig een badkamer met een goede plattegrond realiseren geeft toekomstwaarde. Bovendien wordt voorkomen dat voordat de vernieuwde badkamer technisch is afgeschreven, opnieuw moet worden geïnvesteerd vanuit woontechnische redenen. De tevredenheid van de bewoner met een badkamer die voldoet aan de eisen van deze tijd is groter. Op de langere termijn is dit dus een betere investering. OFW trekt de huur overigens wel op naar de streefhuur bij een nieuwe verhuring. • Het voordeel van energiebesparing komt ten goede aan de bewoners. Veel bewoners krijgen bij de afrekening van het energiebedrijf zo’n € 500,- terug. Dit is zeer welkom en een onderwerp van gesprek. Niet verbazingwekkend natuurlijk dat bewoners hier blij mee zijn en anderen gemotiveerd raken voor het moderniseren van hun woning. • Tijdens de uitvoering heeft OFW, maar zeker ook de aannemer, veel oog voor de bewoners. Gekozen wordt voor een persoonlijke benadering waarbij rekening wordt gehouden met persoonlijke omstandigheden. Aan de klantvriendelijkheid van personeel van de aannemer worden eisen gesteld. Er wordt alert gereageerd op signalen van de bewoners en de bewonerscommissie. • Vanzelfsprekend is het niet makkelijk om in een woning te blijven wonen waar veel werkzaamheden worden uitgevoerd. Dit is makkelijker te accepteren, indien het eindresultaat aantrekkelijk en gewenst is. De voordelen wegen tegen de nadelen op. Er wordt aandacht besteed aan de overlast; zo zijn er in de wijk bijvoorbeeld terugtrekwoningen. Ook de communicatie is erg belangrijk. Bewoners worden middels nieuwsbrieven geïnformeerd over de voortgang. Familie of andere geïnteresseerden, die bijvoorbeeld zorg voor mensen uit de wijk op zich nemen, kunnen zich ook op de elektronische nieuwsbrief abonneren. De nieuwsbrieven zijn ook terug te vinden op de website. Zeker aan de uitvoerder worden hoge eisen gesteld om mensen goed te informeren over de voortgang van de werkzaamheden in hun individuele woning. De andere kant is dat veel mensen door de modernisering meer onderling contact krijgen en de contacten met de bouwvakkers als gezellig beleven. • Bij de werkzaamheden kijkt OFW ook naar de architectonische kwaliteit van de woning. Hierdoor verandert de uitstraling van de wijk aanzienlijk en wordt elk buurtje uniek. Uit de Lemonmeting (leefbaarheidsmonitor) blijkt dat de tevredenheid met de wijk na modernisering langjarig stijgt. • Belangrijk is dat werkzaamheden een begin en een eind hebben. Bovendien is het belangrijk dat mensen trots kunnen zijn op de wijk/woning waar zij wonen. Daarom organiseert OFW een feestelijke oplevering van de wijk als afsluiting van de modernisering van de wijk en wordt publiciteit gegeven aan de werkzaamheden. • OFW biedt ruimte aan eigen ideeën van bewoners en probeert hierbij in oplossingen te denken in plaats van problemen. Bewoners blijven eigenaar van hun idee. Hierdoor wordt een wijk uniek en wordt de ‘eigen buurtkracht' versterkt.
36
7.4 GROENFINANCIERING EN SUBSIDIES Voor elk nieuwbouw- en moderniseringsproject brengt OFW in kaart welke regelingen en subsidies er aangeboord kunnen worden. Zo maakt(e) OFW zoveel mogelijk gebruik van groenfinanciering, energie-investeringsaftrek (EIA) en verschillende subsidieregelingen op het gebied van energiebesparing, maar ook van het tijdelijk verlaagde BTW tarief. Door hier gebruik van te maken, kan het soms aantrekkelijk zijn om verder te gaan qua duurzaamheid dan zonder subsidie wellicht voor de hand ligt. Het plaatje kan er door subsidie of andere financieringsvoordelen uiteindelijk gunstiger uitzien. Door te denken in investeringen en niet in uitgaven worden er soms andere afwegingen gemaakt. Het doel is uiteindelijk om mensen met een smalle beurs te huisvesten. Door te investeren in energiebesparing wordt op de lange termijn meer bereikt voor zowel de huurder (lagere woonlasten en minder afhankelijk van stijging energieprijzen) als voor OFW zelf (meer potentieel in huurbeleid door hogere woningwaardering). Groenfinanciering OFW heeft circa tien procent (€ 24 miljoen) van haar leningen met groenfinanciering gefinancierd. Het gemiddelde rentepercentage van deze groenleningen bedraagt 3,3%. Als gevolg van overheidsmaatregelen (zie ontwikkelingen regelgeving) hebben de groenfondsen het verstrekken van groenfinancieringen tijdelijk stilgelegd. Voor duurzame nieuwbouw- en renovatieprojecten kon een groenfinanciering worden aangevraagd. Om voor zo’n groenfinanciering in aanmerking te komen moest worden voldaan aan een lijst van eisen die te vinden is op de site van Agentschap NL. Met een groenverklaring kon een groenfinanciering verkregen worden voor nieuwbouwprojecten en voor renovatieprojecten. De volgende regelingen voor groenfinanciering zijn met name door OFW gebruikt: • duurzame nieuwbouwwoningen: Volgens de huidige regeling mag de EPC van de woningen maximaal 65% bedragen van de eis van het Bouwbesluit (EPC 2011: 0,6). Dit betekent dus een maximale EPC van 0,39. De groenverklaring wordt formeel door een groenbank (ASN, Triodos, ING etc.) aangevraagd en beoordeeld door Agentschap NL (voorheen Senter Novem). Op basis van deze groenverklaring kan een groenfinanciering worden aangetrokken. Voor grondgebonden woningen geldt hiervoor een maximum bedrag van € 100.000 en voor niet-grondgebonden woningen kan een maximum van € 65.000 groen worden gefinancierd. De groenverklaring is tien jaar geldig. Het rentevoordeel is afhankelijk van marktomstandigheden bij het aantrekken van de lening. • duurzame renovatie: Indien een woning er door de renovatie minstens twee labelstappen op vooruitgaat of een label A of B krijgt, is er sprake van duurzame renovatie volgens de groenregeling. Afhankelijk van het aantal energielabel-stappen dat gemaakt wordt na renovatie kan een bedrag van respectievelijk € 25.000, € 50.000 of € 100.000 groen worden gefinancierd. De verbetering van het energielabel moet worden aangetoond aan de hand van bijvoorbeeld een rapport van een gecertificeerde adviseur. Als er bij de renovatie hout wordt gebruikt, moet dat duurzaam geproduceerd zijn en voldoen 12 aan de criteria van de overheid (TPAC ). OFW heeft in de eerste helft van 2011 een aantal groenverklaringen toegekend gekregen voor zowel nieuwbouw als moderniseringsprojecten. In 2011 heeft OFW bij de ING twee groenleningen afgesloten van in totaal € 15,1 miljoen. Door de onzekerheid in de markt, heeft OFW nog niet alle groenverklaringen kunnen verzilveren. Als de groenfondsen weer financieringen verstrekken, zal OFW met de verklaringen groenfinancieringen aantrekken. Zoals het er nu naar uit ziet, is dit echter niet waarschijnlijk. Op basis van de ervaringen van het eerste half jaar van 2011 is het rentevoordeel circa 0,4% ten opzichte van de rente op de reguliere kapitaalmarkt. Dit was één procent. 12
De Timber Procurement Assessment Committee (TPAC) is in opdracht van het ministerie van VROM opgezet door Stichting Milieukeur (SMK). Deze toetsingscommissie heeft als taak certificeringssystemen voor duurzaam bosbeheer te toetsen aan de Nederlandse Inkoopcriteria voor Duurzaam Hout zodat op de markt onderscheid kan worden gemaakt tussen duurzaam- en niet-duurzaam hout (volgens de Nederlandse maatstaven). Zie: www.inkoopduurzaamhout.nl
37
Energie-investeringsaftrek (EIA) In het kader van de crisiswet heeft het kabinet voor de periode 2009 – 2010 € 277,5 miljoen uitgetrokken voor de stimulering van woningverhuurders om energiebesparende maatregelen te treffen in hun woningvoorraad. Deze tijdelijke openstelling van de EIA voor bestaande huurwoningen liep tot 1 december 2010. De EIA maakte het mogelijk tegen lagere kosten te investeren in verbetering van het energielabel van woningen. Voorwaarde is dat het energielabel van een woning na de renovatie minimaal twee stappen is verbeterd of minimaal op energielabel B komt. Er moet daarom geïnvesteerd worden in maatregelen zoals die worden vermeld in het maatwerkadvies. Per huurwoning mag een bedrag van maximaal € 15.000 worden gemeld. Via de EIA kan 44% van de investeringskosten worden afgetrokken van de fiscale winst. Gemiddeld is het belastingvoordeel voordeel dan circa 11% van de investering (het percentage vennootschapsbelasting bedraagt 25,5%). Het belastingvoordeel is dan maximaal € 1650 per woning. De energie-investeringsaftrek geldt voor verschillende investeringen die op de energielijst voorkomen. OFW heeft voor verschillende maatregelen al EIA toegekend gekregen. Subsidies In het recente verleden heeft OFW een UKR-subsidie (Unieke Kansen Regeling) voor het project van 85 woningen Biddinghuizen-centrum ontvangen. Andere subsidieregelingen zijn onder andere SDW (Subsidieregeling Duurzame Warmte) en SDE (Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie). De subsidieregeling duurzame warmte heeft betrekking op warmtesystemen (zonneboilers, warmtepompen en micro WKK-ketels). De SDEregeling is voor zonnepanelen. OFW heeft van deze regelingen gebruik gemaakt. In september 2011 heeft OFW opnieuw voor drie projecten voor de duur van 15 jaar SDE-subsidie toegekend gekregen (voor de WoonArk, de Wiekslag en 36 appartementen in Biddinghuizen). Voor het plaatsen van zestig zonneboilers (afgerond in oktober 2011) heeft OFW SDW-subsidie toegekend gekregen. De overheid heeft helaas besloten deze subsidie met terugwerkende kracht stop te zetten, terwijl het project al volop in uitvoering was. OFW heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Om de bewoners in ieder geval niet teleur te stellen, heeft OFW toch het project voortgezet en afgerond. Naast deze subsidieregelingen zijn er nog enkele kleine subsidieregelingen, zoals de Meer Met Minder-Stimuleringsregeling.
7.5 KENNIS EN ERVARING DELEN OFW zet zich heel bewust in op kennisontwikkeling over bouwen en moderniseren van woningen met een lager energieverbruik. Een voorbeeld hiervan is het pilotproject duurzaam renoveren in Biddinghuizen Centrum waar OFW in 2008 de NET-trofee en de UKR-subsidie mee heeft verworven. Ook de toepassing van de WKO (warmte koude opslag) in de WoonArk en de Tas zijn hier goede voorbeelden van. Het uitproberen van nieuwe materialen en technieken met partners die mee willen denken is een volgende slag in duurzaamheid. Daarnaast dragen wij actief onze kennis uit op het gebied van duurzaamheid door middel van het geven van lezingen, presentaties, workshops, bedrijfsbezoeken, cursussen en inleidingen aan bijvoorbeeld stakeholders, collega-corporaties en gemeenten. Soms ook in samenwerking met anderen, zoals Aedes en de Woonbond. Directeurbestuurder van OFW, Truus Sweringa, was destijds lid van de Aedes-adviescommissie Energie. In ‘het Antwoord aan de samenleving’ is veel overgenomen van de werkwijze van OFW op het gebied van energiebesparing. Als start van de uitwerking van het plan van aanpak dat is aangekondigd in ‘het Antwoord aan de samenleving’ heeft OFW in april 2007 in Dronten samen met Aedes het symposium ‘De wegen naar Rome, energiebesparingsopties voor corporaties’ georganiseerd. Het doel van het symposium was dat corporaties handvatten werden gegeven om hun eigen mogelijkheden en ambities in beeld te krijgen en deze om te kunnen zetten in concrete plannen. Aansluitend aan het symposium werd in de Meerpaal in Dronten een energiemarkt gehouden voor huurders en andere woonconsumenten. OFW denkt ook mee in verschillende platforms en initiatiefgroepen over duurzaamheid. Zo heeft zij zitting in stuurgroep WK2020 (zie hierna) en is de directeur-bestuurder lid van de Regieraad Bouw/Oost Nederland en voorzitter van de werkgroep Duurzaamheid van de Regieraad Bouw/Oost Nederland. Ook was het stakeholdersoverleg 2010 gewijd aan het thema duurzaamheid.
38
WK2020 13 OFW is vanaf 2009 partner in het onderzoeksprogramma Woningkwaliteit 2020 (WK2020 ) van het Onderzoeksinstituut OTB en de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Hierin staat de energiebesparing in de woningvoorraad centraal. Doel is de ontwikkeling van wetenschappelijk onderbouwde en praktisch bruikbare kennis voor grootschalige verbeteringen in de energieprestaties van de woningvoorraad. OFW is een van de twaalf corporaties die hieraan deelneemt. De onderzoeksthema’s zijn: • Sturing geven aan energiebesparing in vastgoedbeleid en technisch beheer; • Integrale milieu-impact van concepten voor renovatie en onderhoud; • Energiegebruik en binnenmilieukwaliteit; • Energie-infrastructuur op wijk- en blokniveau; • Monitoring energiebesparingsbeleid; • Bewoners; • Werkelijk energiegebruik. Duurzaamheidsbarometer Een vijftal corporaties heeft samen met Stichting Natuur en Milieu het initiatief genomen om een instrument te ontwikkelen dat duurzaamheid op een objectieve en resultaatgerichte manier in de 14 bedrijfsvoering kan invoeren. Dit is de Duurzaamheidbarometer . OFW heeft meegedaan aan de ontwikkeling van deze Duurzaamheidbarometer. Bij de duurzaamheidbarometer wordt onder duurzaamheid verstaan: ‘Huisvestingsystemen die tot in lengte van dagen houdbaar zijn. Deze systemen tasten de natuurlijke kringloopsystemen niet of nauwelijks aan’. Voor duurzaamheid in de gebouwde omgeving gaat het om het maximaliseren van woonkwaliteiten en het minimaliseren van nadelige milieueffecten in de gehele levenscyclus. Het maximaliseren van kwaliteit gaat over gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde van woningen en woonomgeving. Het minimaliseren van milieueffecten gaat over energie, materialen en water in de levenscyclus van woningen. De thema’s en de te gebruiken criteria zijn: Toekomstwaarde: • dierbaarheid (emotionele band van mensen met hun woning en woonomgeving) • accommodatievermogen (mate van aanpasbaarheid van woning en gebouw) Gezondheid: • luchtkwaliteit (binnen) • thermisch comfort (zomer en winter) • geluidskwaliteit (buiten, buren en installaties) Energie: • energiekwaliteit • duurzame energie toepassing Materialen: • vermijden metalen (koper, lood en zink) • hout met FSC-keur • verminderen oplosmiddelen in verf Water: • waterbesparing • water in de woonomgeving De Duurzaamheidbarometer is een goed initiatief. Het geeft inzicht in de kwaliteit van het bezit op het gebied van duurzaamheid in bredere zin dan alleen energie. OFW heeft echter geconcludeerd dat het instrument nog niet optimaal in te zetten is omdat de verhouding/weging van verschillende onderdelen nog niet aansluit bij de verwachting van OFW. Daarnaast is de score van een aantal onderdelen niet te beïnvloeden. Dit betekent dat de sturingsmogelijkheden hiervan beperkt zijn (meer geschikt als benchmark). 13 14
www.wk2020.nl www.duurzaamheidbarometer.nl
39
De ontwikkeling van de Duurzaamheidbarometer is na een evaluatie in 2009 stopgezet. OFW heeft besloten om niet tot volledige implementatie van de Duurzaamheidbarometer over te gaan. Het onderwerp ‘Dierbaarheid’ uit de Duurzaamheidsbarometer is een belangrijke om rekening mee te houden in het strategisch voorraadbeleid van OFW. Belangrijk is om te weten op welke plekken in hun buurt mensen trots zijn, waar ze graag komen en hoe dierbaar hun eigen woning is en op welke plek ze (ook wel) willen wonen. Die plekken waar mensen binding mee hebben, moeten gekoesterd worden. Het gaat bij Dierbaarheid niet om esthetische waarde of kwaliteit, maar om de emotionele waarde. Door daar rekening mee te houden, wordt de kans vergroot dat mensen zich hechten aan hun buurt. Mensen zijn zuinig op iets wat hen dierbaar is. Dat komt de toekomstwaarde ten goede en daarmee de duurzaamheid.
7.6 INSPIRERENDE OPDRACHTGEVERSROL; PRIJSVRAAGAANBESTEDING OFW werkt sinds 2004 met een bijzondere vorm van aanbesteding, namelijk de ‘prijsvraagaanbesteding’. De traditionele manier van het voorbereiden en realiseren van projecten wordt, met name door aannemersbedrijven, gezien als een proces waarin het uitvoerend bedrijf zijn creativiteit, kennis en kunde onvoldoende kan uitdragen. Daarom zijn er de laatste jaren door diverse partijen alternatieve vormen van aanbesteding ontwikkeld. Ook OFW heeft met deze prijsvraagaanbestedingsmethodiek, een eigen, innoverende werkwijze ontwikkeld waarmee middels competitie en optimale samenwerking alle kennis en kunde van alle betrokken partijen optimaal wordt benut. OFW zet hiermee bedrijven aan zich maximaal te ontplooien en zich in te zetten voor een innoverend en creatief bouwproces. Daarnaast leveren niet alleen de lagere voorbereidingskosten een belangrijk voordeel op, maar ook de feitelijke doorlooptijd van projecten is op deze manier aanzienlijk korter dan op de conventionele manier. Andere voordelen zijn: • dat er meer alternatieven beschikbaar komen, er valt wat te kiezen voor OFW; • dat er meer snelheid in de voorbereiding wordt gemaakt, aannemer en architect zitten met elkaar aan tafel; • dat de ontwerpen direct op uitvoerbaarheid worden getoetst; • en dat er direct een prijskaartje aan de alternatieven hangt. Bij de “prijsvraagaanbesteding” wordt een aantal bouwbedrijven geselecteerd om aan een prijsvraag deel te nemen. De inschrijvers ontvangen direct alle relevante gegevens (waaronder alle beschikbare technische specificaties, tekeningen, de concepten van de contractstukken, de probleemanalyse en de demografische gegevens) alsmede de voorwaarden en de voorgenomen planning van het betrokken project. Alle betrokkenen zijn op deze manier volledig en vroegtijdig betrokken bij het project. Om de gewenste kwaliteit te borgen, is er een basisbestek. De aannemer ontvangt dus alle gegevens die nodig zijn om zich goed voor te bereiden om zo tot een aantal goede en creatieve oplossingen voor het specifieke project te komen. De aannemer stelt zelf de architect, met wie hij binnen het project wil samenwerken voor (de keuze wordt ter goedkeuring aan OFW voorgelegd). Samenwerking is de sleutel tot een succesvol project. Bovendien kan de aannemer zijn eigen bouwmethodiek op deze wijze optimaal integreren in het ontwerp. De architect valt dan ook onder verantwoordelijkheid van de aannemer. OFW keurt de architectkeuze wel goed. De aannemer en architect komen uiteindelijk samen met het ontwerp. De deelnemers aan de prijsvraag krijgen ongeveer acht weken de tijd om hun ontwerp uit te werken in een aantal varianten, alvorens het te presenteren aan de selectiecommissie van OFW. Iedere deelnemer wordt gevraagd minimaal drie ontwerpvarianten te presenteren: één in een minimale, één in een maximale en één in een wat de aannemer en architect zien als de optimale variant. Dit betekent dat tijdens het ontwerpproces bij de aannemer een aantal ontwerpen de revue passeert, met veel oplossingsrichtingen binnen een breed scala van prijsvarianten. De aannemer geeft bij elke variant een gedetailleerde prijsopgave, zodat bij de keuze van het ontwerp ook direct de kosten worden meegenomen. Ook kunnen onderdelen worden uitgewisseld en zijn de financiële consequenties direct bekend. Van de aannemers wordt verwacht dat zij in de te presenteren ontwerpen keuzemogelijkheden voor de bewoners meenemen en zij dienen duidelijk aan te geven wanneer en in welke mate de bewoners overlast kunnen ondervinden van het bouwproces.
40
Met de deelnemer die het ‘winnende ontwerp’ indient, wordt een bouwteamovereenkomst aangegaan. De overige inschrijvers gaan niet met lege handen naar huis. Zij krijgen naast het door de opdrachtgever gemotiveerde besluit omtrent het ‘winnend ontwerp’, een van tevoren aangegeven financiële vergoeding voor de tijd en het werk die zij in de uitwerking van de prijsvraag gestoken hebben. Het winnende ontwerp uit de prijsvraag krijgt de status van voorlopig ontwerp. Er wordt verder gewerkt in bouwteamverband. Er is vooraf met de aannemer afgesproken dat er bij de verdere uitwerking binnen vooraf vastgestelde kaders wordt gewerkt. Zodoende hoeft het plan achteraf niet te worden uitgekleed qua bezuiniging. Voor het definitieve ontwerp wordt een bouwvergunning aangevraagd. Gedurende de verdere uitwerking van Voorlopig Ontwerp naar Definitief Ontwerp wordt de bewonerscommissie intensief betrokken bij het project. Na het verstrekken van de bouwvergunning en het bereiken van overeenstemming tussen OFW en alle bij het project betrokken partijen, wordt het werk definitief opgedragen aan de aannemer. OFW heeft inmiddels meer dan tien moderniseringsprojecten op deze wijze in uitvoering genomen. Aannemers geven aan dat ze veel leren van deze manier van aanbesteding, omdat ze als het ware in de huid van de opdrachtgever kruipen. Discussies tussen aannemer en architect zijn dan ook inspirerend. Ook bewoners reageren enthousiast op de kwaliteit van de voorstellen.
41
8. OFW EN DUURZAAMHEID: RESULTATEN, ERVARINGEN EN VOORBEELDEN PROJECTEN Duurzaamheid is een ‘hot item’. Duurzaam ondernemen is inmiddels één van de meest gehoorde kreten in ondernemingsplannen en beleidsstukken. Er wordt veel over gesproken, maar wat wordt er nu daadwerkelijk gedaan? In dit hoofdstuk wil OFW graag laten zien dat zij niet alleen de mond vol heeft van duurzaamheid, maar dat ze ook echt doet wat ze zegt, in de breedste zin van het woord Duurzaamheid. OFW is van mening dat het communiceren vanuit resultaten beter werkt dan het communiceren vanuit voornemens. 8.1 MONITORING EN RESULTATEN Monitoring van de resultaten is belangrijk om te leren en te controleren. Monitoring van de resultaten bij OFW vindt plaats op de volgende aspecten: • historisch overzicht gemiddelde energieverbruik per woning en besparing • energiebesparing per moderniserings- of energiemaatregelproject • historisch overzicht energielabels • overzichtslijst EPC nieuwbouwprojecten • overzicht projecten met duurzame energieopwekking In de achtereenvolgende paragrafen wordt het specifieke overzicht weergegeven. Tevens wordt aangegeven in hoeverre voldaan wordt aan het beleid en doelstellingen. 1. Historisch overzicht gemiddelde energieverbruik per woning en besparing Op basis van de geschatte energiebesparing per project wordt het gemiddeld gasverbruik van alle OFW-woningen berekend (kolom 3 in onderstaande tabel). Vanaf 2008 kan ook het daadwerkelijke gemiddelde gasverbruik van alle woningen van OFW worden berekend in EPAVIEW (voorheen Builddesk). Dit is weergegeven in kolom 5 in onderstaande tabel. Door het opschonen van verkochte woningen, correcties in verband met werkelijke realisatie versus schatting van energiebesparing en het lagere energieverbruik van toegevoegde nieuwbouwwoningen is de gemiddelde besparing (berekend aan de hand van het gemiddeld gasverbruik uit EPAVIEW) aanzienlijk hoger dan de per project gerealiseerde besparing. Het gemiddelde gasverbruik van alle woningen wordt dus niet alleen beïnvloed door moderniseringsprojecten, maar ook de toevoeging van nieuwbouwwoningen met een zeer laag energieverbruik en de verkoop van bestaande woningen met een hoger verbruik hebben een positief effect op het gemiddelde gasverbruik van alle woningen. De cijfers na 2010 zijn gebaseerd op de meerjarenbegroting.
42
Gemiddeld gasverbruik alle OFW woningen exclusief koken [m3] Besparing Schatting Realisatie Opmerking einde (Energie-Index jaar gemiddeld) 2000 1781 2001 151 1630 2002 10 1620 2003 56 1564 2004 24 1540 2005 29 1511 2006 24 1487 Gemiddeld in NLD = ongev.1700 m3/jaar 2007 38 1449 2008 16 1433 1,64 (D) 13nov08 1433 = gemiddelde Builddesk 13 nov 2008 2009 57 1376 1,62 (D) 27jul2009 1399 = gemiddelde Builddesk 27 juli 2009 2010 66 1310 1,53 (C) 25jan2010 1343 = gemiddelde EPAVIEW 25 jan 2010 2011 60 1250 1,48 (C) 10 jan 2011 1310 = gemiddelde EPAVIEW 10 jan 2011 2012 54 1196 2013 42 1154 2014 57 1097 2015 25 1072 2016 11 1061 2017 24 1037 Overzicht gemiddeld gasverbruik OFW woningen Jaar
Doelstelling: “30% besparing in gemiddeld gasverbruik per woning in 2012 t.o.v. 2000”. Doelstelling convenant Aedes, de Woonbond en ministerie VROM en WWI: “20% energiebesparing in de bestaande voorraad te realiseren door alle corporaties in de periode 2008-2018”. De besparing wordt berekend op basis van de energie-index, het rekenmodel waarbij het energielabel wordt bepaald. De gerealiseerde besparing en de geschatte besparing zien er als volgt uit: Tijdsperiode 2000-2008 2000-2011 2000-2012 2000-2018
Realisatie Realisatie Schatting Schatting
Besparing 20% 30% 33% 42%
2008-2018
Schatting
28%
43
De doelstelling ‘30% besparing ten opzichte van 2000’, is inmiddels al behaald. In de periode vanaf 2002 tot en met 2011 heeft OFW 1493 woningen gemoderniseerd. Daarnaast zijn er vanaf 2000 2145 ketels vervangen voor een HR-ketel en is bij 700 woningen alsnog vloerisolatie aangebracht (met de kennis van nu zou het isoleren van de vloer bij de modernisering direct meegenomen zijn geweest). Dit alles heeft geleid tot verlaging van het gasverbruik van bijna twee miljoen m³ per jaar. Dit is een besparing van 33% ten opzichte van 2000. Dit is met de huidige gasprijs van € 0,60 een jaarlijkse besparing van 1,2 miljoen euro op de energielasten van onze huurders. In het convenant van Aedes, de Woonbond en het ministerie uit 2008 is een doelstelling vastgelegd voor een besparing van 20% in 2018 ten opzichte van 2008. Op basis van de projectie wordt in 2018 28% bespaard op het gasverbruik, bij gelijkblijvend beleid. Kanttekening daarbij is, dat in de periode 2000 tot 2008 ook al 20% bespaard is. Het ‘laaghangende fruit’ zal in de periode tot 2018 dan ook langzamerhand op zijn.
44
Het milieuaspect van energiebesparing weegt natuurlijk zwaar mee. De besparing in gasverbruik komt neer op een reductie van de CO2-uitstoot van 3668 ton.
In 2008 hebben we onze duizendste woning gemoderniseerd. Deze mijlpaal heeft OFW samen met de bewoners van Biddinghuizen gevierd. OFW vindt het belangrijk te laten zien wat ze doet. Bewoners vinden het leuk en zijn trots op hun woning en hun wijk. Op uitnodiging van OFW bezocht ook minister Vogelaar Biddinghuizen. Ze gaf aan dat ze hoopt dat OFW met al haar partners een voorbeeld is voor een praktische aanpak van integrale wijkverbetering voor het hele land. In het voorjaar van 2010 heeft OFW 25% energiebesparing gerealiseerd. De Woonbond, die was uitgenodigd om dit feestelijke feit te vieren, noemde OFW een voorbeeld voor andere corporaties. Met deze 25% energiebesparing is OFW de eerste corporatie in Nederland die dit heeft gerealiseerd. Hiermee heeft OFW nu al voldaan aan de afgesproken 20% energiebesparing (voor 2018), zoals benoemd in ‘het Antwoord aan de samenleving’ van Aedes. OFW begon met haar metingen in 2000.
45
2. Energiebesparing per renovatie- of energiemaatregelproject Het overzicht energiebesparing per renovatie- of energiemaatregelproject en de projectie van toekomstige besparingen is weergegeven in het volgende overzicht: ENERGIEBESPARING PER PROJECT
Jaar Project 2001 2002 2003 2003 2003 2004 2004 2005 2005 2006 2007 2007 2007 2007 2008 2008 2009 2009 2009 2010 2010 2010 2011 2011 2011 2011 2012 2012 2013 2013 2014 2014 2014 2014 2015 2016 2017
Vervanging HR-ketels Galjoen/Kombuisstraat Zeilmakerstraat De Boeg De Greente Noord De Grutto/Oeverloper Koolzaadhof De Buitenhof Kopakker/Akkerhof Walvisstraat Biddinghuizen Centrum (631) Biddinghuizen Centrum (632) De Oost Lijzijde Hogerhuis centr.CV-ketels Vloerisolatie Oude CV-ketels versneld Biddinghuizen Centrum Oude CV-ketels versneld Klavers.Uitloper Oude Bloemenbuurt (Cplx 823) Kozijnvervanging+gevel Oude Bloemenbuurt (Cplx 824) Kozijnvervanging+gevel+ketel Rozemarijn dakisolatie Greente Zuid/Schelp 1&2e fase Ketelvervanging E,F,G+>17jr. Jachthoorn (cplx. 32) e Dronten Centrum Zuid 1 fase Oeverloper Dronten Centrum Zuid 2e fase Lucernehof Dronten Centrum Zuid 3e fase Spelwijk Greente Zuid/Schelp 3e fase Greente Zuid (90%=planvor.) ketelvervanging Chaletwoningen (90%=planv. upgade isolatie vervolg aanvullende maatregelen
Gasbesparing per jaar [m3/jaar] Per Gemidd. Woningen woning Totaal OFW 1325 131 95 230 11 44 51 73 51 109 67 54 43 76 700 100 85 200 71
456 604200 304 39824 696 66120 615 141496 1322 14546 909 39987 1060 54060 973 71014 842 42922 881 96007 880 58960 842 45446 880 37840 115 8755 40 28000 360 36000 1100 93500 360 72000 1040 73840
CO reductie [ton/jaar] Per woning Totaal 151 10 17 35 4 10 14 18 11 24 15 11 9 2 7 9 22 17 18
0,8 0,5 1,2 1,1 2,3 1,6 1,9 1,7 1,5 1,1 1,6 1,5 1,6 0,3 0,1 0,6 2,0 0,6 1,9
1080 70 118 252 26 70 96 126 76 118 105 81 67 19 50 64 166 128 131
20
250
5000
1
0,4
9
6 30 113 520 7 85 83 50 99 91 48 70 22 350 121 150 500
630 250 1040 250 400 1100 1040 1100 1040 1100 960 1300 1300 240 1100 300 200
3780 7500 117520 130000 2800 93500 86320 55000 102960 100100 46080 91000 28600 84000 133100 45000 100000
1 2 28 31 1 22 21 13 25 24 11 22 7 20 32 11 24
1,1 0,4 1,9 0,4 0,7 2,0 1,9 2,0 1,9 2,0 1,7 2,3 2,3 0,4 2,0 0,5 0,4
7 13 209 231 5 166 154 98 183 178 82 162 51 150 237 80 178
46
3. Historisch overzicht energielabels In 2006 heeft OFW haar woningen reeds voorzien van een energielabel. Deze systematiek komt niet overeen met de nieuwe verplichte systematiek die vanaf 1 januari 2008 is ingevoerd en is daardoor niet vergelijkbaar. De volgende tabel geeft een historisch overzicht weer van de verdeling van de energielabels. Ten opzichte van de landelijke score voor eengezinswoningen en hoekwoningen scoort OFW zeer goed. In 2011 is het gemiddelde OFW label van D naar C (EI= 1,48) gegaan.
Historisch overzicht energielabels OFW
Lab. E-Index A++ <=0,50 0,51A+ 0,70 0,71A 1,05 1,06B 1,30 1,31C 1,60 1,61D 2,00 2,01E 2,40 2,41F 2,90 G >=2,91
oude syst. verplicht label 31121-11-42007 2008 2009 0 0 0
Landelijk EGW+hoek
1-102009 0
9-32010 0,1
0,19
1,45
9-32010
10-12011
1-12012
31-8-2009 0
0
0
0
0
8,2
6,65
9,1
9,81 12,07
13,62
17,3 20,71
1,57
16,2
14,5
14,2
16,8 17,75
17,75
18,7 20,29
8,38
37,4 23,22
22,3
24,16 23,35
23,35
25,1
27,5
27,55
29,9 31,69
30,8
33,94 33,83
33,83
30,2 26,29
30,62
7
17,8
17,7
10,9
8,97
8,97
6,9
3,76
19,07
1,3 0
5,42 0,72
5,3 0,7
3,59 0,63
2,06 0,41
2,06 0,41
1,6 0,4
1,19 0,26
12,81 5,73
47
Doelstelling: in 2012 geen E-, F- en G-labels meer De doelstelling is afgeleid van de einddatum van de grote moderniserings – en renovatieprojecten. Deze einddatum is in 2010 verschoven naar 2014 als gevolg van de financiële heffingen vanuit het Rijk. Het aantal E-, F- en G-labels binnen het bezit van OFW is door de moderniseringsslag en de uitvoering van planmatig onderhoud (plaatsing HR ketels, aanbrengen vloer-dak- en gevelisolatie, plaatsen isolatieglas) fors teruggebracht. Uit de cijfers blijkt dat het aantal E-,F- en G-labels aanzienlijk is verminderd vanaf 2008. In september 2011 heeft OFW nog bijna 9% woningen met een E, F en Glabel, respectievelijk 171, 51 en 11 stuks. In totaal gaat het om 233 woningen. De meeste rode labels komen voor bij woningen die op de planning staan om gemoderniseerd te worden of woningen die het label ‘sloop’ of ‘planvorming’ hebben. Bij deze laatste woningen is afstemming met de gemeente nodig. Indien de woning op korte termijn wordt gesloopt, dan wordt voor die bewuste woningen afgezien van de doelstelling om de E-, F- en G-labels weg te werken. Ook voor bewoners die bewust niet mee willen doen met energiebesparende maatregelen wordt afgezien van de doelstelling. Een aantal woningen, zo’n zes stuks, hebben bij ongewijzigd beleid na 2014 nog een E-label. Dit zijn huishoudens die niet mee hebben willen doen met de uitvoering van energiebesparende maatregelen of huishoudens die nog een eigen installatie (eigen CV of gaskachel) hebben.
48
De eigen installatie wordt in de berekening van het label niet meegenomen. Bij verhuizing wordt de woning alsnog verbeterd. Label
E F G totaal
Sloop/ vervangende nieuwbouw 5 11 16
Planvorming
Modernisering
Verkoop
56 31 11 98
90 8 98
14 1 15
Geen CV/ Eigen installatie 6 6
Totaal
171 51 11 233
4. EPC-waardes nieuwbouw OFW heeft met name de laatste jaren strengere eisen gesteld aan energie-eisen in nieuwbouw dan de wettelijke eis. Doelstelling: “Minimaal de helft van de nieuwbouwprojecten dient een EPC-waarde van 0,7 of lager te hebben”. (De door het ministerie vastgestelde EPC-norm was in 2007 0,8.) Inmiddels is deze doelstelling achterhaald door aanpassing van wettelijke eisen. OFW heeft vervolgens als uitgangspunt gehanteerd: 35% onder de geldende EPC-norm. Vanwege het tijdsbestek tussen het ontwerp en de realisatie, een termijn van 1,5 tot 4 jaar (woonservicegebied De WoonArk), loopt de realisatie van deze doelstelling niet synchroon met het begrotingsjaar. De nieuwbouwprojecten die vanaf 2008 ontworpen zijn en in 2009 en 2010 zijn gerealiseerd, voldoen voor meer dan 50% aan de (maximale) EPC van 0,7. Jaar in exploitatie 2009
2009
2009
2009
2009
2010
2010
2010
Complex Eengezinswoningen in De Gilden fase 1, deel 3 Appartementen aan de Voor en Cultuursingel in Biddinghuizen Centrum Levensloopwoningen en eengezinswoningen aan de Voor en Cultuuursingel in Biddinghuizen Centrum Levensloopwoningen en eengezinswoningen aan de Cultuursingel en Fruithof in Biddinghuizen Centrum Appartementen in De WoonArk
EPC 0,72- 0,79
aantal 42
0,66
13
0,57- 0,64
26
0,57-0,64
36
0,78
84
Eengezinswoningen 0,62 aan de Blaasbalg in de Gilden Appartementen 0,66 Cultuursingel in Biddinghuizen Centrum Groepswonen Vitree 0,72 De Grutto
63
Opmerking
Aanvraag 2005, wettelijke eis EPC 1,0
10
8
49
5. Opwekking duurzame energie OFW is in 1998 al gestart met zonneboilers. Dit was vooral bedoeld om ervaring op te doen in het beheer. Dat beleid is destijds niet doorgezet. In 2009 is dit weer opgepakt. Vanaf 2008 zijn twee projecten gerealiseerd met warmtepompen. Complex
Aantal
Jaar realisatie
Duurzame Energiebesparing techniek per jaar Zonneboiler 1,8 m² 2,8 GJ/jaar (netto 75% = 60m³ gas) WKO met individuele warmtepomp WKO met collectieve warmtepomp Zonneboiler 2,7 m² 3,6 GJ/jaar (netto 75% = 80m³ gas)
De Dreef
12
1998
De Tas appartementen (nwbouw) De WoonArk + maatsch. Ruimtes (nwbouw) Biddinghuizen Centrum, Cultuursingel modernisering Biddinghuizen Centrum Woonvertrekken nieuwbouw groepswoning Vitree in Dronten Zonneboilers in de wijk DrontenNoord Zonneboilers verspreid over bezit OFW
54
2009
84
2009
85
2009
40
2009
1
2010
10
2010
Zonneboiler 2,7 m² 3,6 GJ/jaar (netto 75% = 80m³ gas) Zonneboilersysteem 10 m² in combinatie met vloerverwarming Zonneboiler 2,4 m² Tot 100 m3 gas
59
2011
Zonneboiler 2,4 m² Tot 100 m3 gas
Voor het realiseren van de (nieuwe) doelstelling van een EPC van 35% onder de geldende norm bij nieuwbouw, is het toepassen van duurzame energie noodzakelijk. Voor de toekomst heeft OFW onder andere de volgende voornemens: • Toepassing van zonneboilers, PV-cellen en warmtepompen (semicollectief)/warmteopwekking appartementengebouw woongroep De Wiekslag in Dronten (2012) • PV-panelen + zonnecollector + warmteopwekking appartementen Biddinghuizen ‘De Voor’ • Op het gemoderniseerde kantoor van OFW zijn in 2010 38 zonnepanelen geplaatst en een micro windturbine. In 2012 zullen in totaal drie micro windturbines op het dak van het kantoor staan. Energiemanagementrapportage Naast de monitoring en evaluatie van het totale energieverbruik van het woningbezit op projectniveau, nieuwbouw en energieopwekkingprojecten, is OFW in 2010 gestart met het in detail monitoren van het energieverbruik en de energieopwekking van het OFW kantoor. Een meetinrichting is geplaatst voor zowel elektriciteits- als gasverbruik, waarbij het verbruik en opwekking (PV-zonnepanelen) op uurbasis gevolgd kan worden via een webportal. In de rapportage worden ook (mogelijke) besparingsacties genoemd en gemonitord. De volgende stap is het verder ontwikkelen van concrete doelstellingen en acties, zoals mogelijke aanpassing van regelaars waarmee verder geoptimaliseerd kan worden. Als deze rapportage en werkwijze verder is ontwikkeld, zal deze ook voor andere gebouwen worden toegepast, waaronder nieuwbouwprojecten ‘De Wiekslag’ en ‘De WoonArk’. In oktober 2011 is het eerste concept van de energiemanagementrapportage gerealiseerd.
50
8.2 VOORBEELD PROJECT MODERNISERING BIDDINGHUIZEN CENTRUM; WINNAAR BOUWPRIJS NET-TROFEE 2008 EN UKR SUBSIDIE In 2008 heeft OFW de NET-trofee (Nationale Energie Toekomst trofee) gewonnen. Het moderniseringsproject van OFW in het centrum van Biddinghuizen werd gekozen als beste initiatief op het gebied van energiezuinig wonen en werken. OFW had het project benoemd als pilot voor toekomstig duurzaam bouwen. Er is onderzocht hoe er een nog beter resultaat kan worden bereikt qua duurzaamheid dan in de eerdere fasen van modernisering in onder andere Biddinghuizen Centrum. OFW is daartoe met bouwbedrijf Salverda en architectenbureau 19Het Atelier een bouwteam aangegaan. Het streven was dat in samenwerking met de bewoners uiteindelijk alle woningen in het project een energielabel A zouden hebben. Dit is, op een paar woningen na, gelukt. In de woningen zijn kwalitatief hoogwaardige isolatiematerialen en verwerkingstechnieken toegepast. Ook worden er alternatieve wijzen van warmtevoorziening, anders dan de traditionele Cv-installaties, gebruikt. Voorbeelden hiervan zijn zonneboilers, vraaggestuurde ventilatie, lokale warmteterugwinning (wtw) en complete wtw-systemen. Hierdoor is per woning gemiddeld bijna zeshonderd euro bespaard 15 op de energiekosten per jaar. Er is aan een aantal woningen bouwkundige zonweringen aangebracht om ’s zomers opwarming door zonnewarmte in de woning te voorkomen. In vier woningen is een Ecoplay (waterbesparend toilet/ grijswatercircuit/ warmteterugwinningsunit) geplaatst. Bewoners kregen uitleg over hoe ze de installaties moeten gebruiken. Deze moeten niet te ingewikkeld zijn of teveel tijd kosten. Gedurende tien jaar wordt de energiebesparing gemonitord. Bewezen goed presterende duurzaamheidsmaatregelen worden ook in toekomstige projecten toegepast. OFW vindt het belangrijk om op kleine schaal te beginnen en zo ervaringsgericht te leren. De aanpak is erop gericht dat naast aandacht voor de fysieke kant ook veel oog is voor de sociale en economische aspecten van wijkverbetering en vanzelfsprekend voor duurzaamheid en energiebesparing. Naast de NET-trofee heeft OFW in augustus 2008 een subsidie ontvangen van € 500.000 op basis van de Unieke Kansen Regeling (UKR). Deze subsidieregeling is erop gericht om tot versnelde marktintroductie te komen van technieken die leiden tot energiebesparing. Het gaat om een samenwerking tussen marktpartijen en niet-marktpartijen. Het AgentschapNL (voorheen SenterNovem), een agentschap van het ministerie van Economische Zaken, stimuleert een innovatieve aanpak van energiebesparing in woningen. De tijdelijke regeling 'UKR Naar energieneutraal wonen', levert daarom een bijdrage in de onrendabele investeringen die dergelijke maatregelen met zich meebrengen. Het herhaalbare karakter was een van de redenen voor SenterNovem om de UKR – subsidie toe te kennen. De aanpak van ervaringsgericht leren past binnen de transitietheorie waarin ‘al lerende doen’ en ‘al doende leren’ belangrijke aandachtspunten zijn. Het gaat om leren leren. De Unieke Kansen Regeling wil de transitie naar een duurzame samenleving bevorderen. Waardering (juryrapport Net trofee): “…Deze inzending lijkt bijna 'te gewoon' voor een prijsvraag: duurzame renovatie van een doorsnee woonbuurt. Niettemin loopt OFW voorop met de aandacht voor een integrale, duurzame aanpak. De jury spreekt zich lovend uit over de manier waarop OFW aandacht heeft voor de leefbaarheid. Niet alleen van de woningen op zich, maar zeker ook van de straat en de buurt en uiteindelijk de gehele context van een dorp. De ambitieuze aanpak om bestaande woningen op het niveau van B-label te brengen ziet de jury ook als een voorbeeld voor al die corporaties en bouwers die straks bezig gaan met de bestaande bouw in het kader van ‘Meer met Minder’. Integraal duurzaam woningbeheer voorkomt dreigende verpaupering en stelt energiebesparing in dienst van woongenot en beheersing van de woonlasten. …”
15
Dit is een gemiddelde besparing. De daadwerkelijke besparing hangt af van het huidige en toekomstige gebruik van de bewoner en de toepassing in de woning.
51
16
Programma ‘Energiesprong’ Dit project is een voorbeeld van een energiesprong, zoals dat gedefinieerd is in het programma dat uitgevoerd wordt door de SEV. Doordat 85 woningen in Biddinghuizen met een E-, F- en G-label na renovatie op een A-label uitkwamen wordt minimaal een energiebesparing van 45% gerealiseerd. Wat kost duurzaam bouwen? Is duurzaam bouwen of renoveren niet heel duur? Deze vraag wordt regelmatig aan OFW gesteld. Vanzelfsprekend is de vraag wat duur of goedkoop is wat subjectief voor een woningcorporatie die onrendabel investeert in wonen voor mensen met een smalle beurs. Hoe hoog mag een onrendabele investering zijn en welke kwaliteit wordt nagestreefd? Elke corporatie zal hier een eigen mening over moeten vormen in samenspraak met haar stakeholders. Een andere veel gestelde vraag is wat de extra kosten zijn voor duurzaamheid. Ook dit is lastig te beantwoorden. Dit komt doordat duurzaamheid integraal onderdeel uitmaakt van het hele planvormingsproces. Bij de planvoorbereiding is duurzaamheid, net als veiligheid, bewonerscomfort en technische kwaliteit een integraal onderdeel. Het is dus niet weg te denken uit het geheel. Dit in tegenstelling tot veel andere organisaties die eerst een plan maken en als laatste nog wat duurzaamheidsmaatregelen toevoegen. Alleen in dat geval zijn de kosten goed in beeld te brengen. In veel gevallen zijn er dan ook wijzigingen in het oorspronkelijke plan nodig die tot extra kosten leiden. Men ziet duurzaamheid dan als een luxe die makkelijk is weg te laten. Bij het nadenken over kosten van duurzaamheid zal als eerste in beeld gebracht moeten worden welke maatregelen aan duurzaamheid worden toegerekend. Gaat het in dit geval alleen over de energiebesparing of ook over bijvoorbeeld architectonische maatregelen om de uitstraling van de wijk te verbeteren? Dit laatste werkt waarschijnlijk mee om een wijk langjarig aantrekkelijk te laten zijn om te wonen. Ook een vorm van duurzaamheid dus. Een ander voorbeeld is sociale duurzaamheid door een leerlingbouwplaats in te richten. Stel dat alleen de kosten van energiebesparing als duurzaamheidsmaatregelen worden gerekend. Deze blijven dan nog steeds lastig in beeld te brengen. Een voorbeeld: het kozijn van een woning uit de jaren zestig wordt vervangen door een extra geïsoleerd kozijn. Onderhoud-technisch is kozijnvervanging noodzakelijk. Als het onderhoud in dit voorbeeld wordt gedefinieerd als vervanging voor dezelfde kwaliteit, dient dit dus een plank voor een plank te zijn. Kozijnen met een jaren zestig kwaliteit zijn echter niet meer in de handel; de huidige kozijnen zijn altijd beter qua isolatiewaarde. Welk deel van de investering wordt dan toegerekend aan duurzaamheid en welk deel aan onderhoud? Een ander aspect is het verschil tussen uitgaven en investeren. Indien de levensduur van een complex door extra maatregelen wordt verlengd en de investering over een langere termijn kan worden afgeschreven, kan het uit te geven bedrag hoger zijn, maar de investering wel rendabel. Een kenmerk van duurzaamheid is dat naar toekomstwaarde wordt gekeken. Naast het denken in investeringen is het ook interessant om naar extra inkomsten te kijken, zoals subsidies, of minder uitgaven door bijvoorbeeld energie investeringsaftrek en groenfinanciering. Vanzelfsprekend speelt de opdrachtformulering ook een rol in relatie tot kosten. Het maakt nogal wat uit of de opdracht is te onderzoeken “welke maatregelen minimaal noodzakelijk zijn om een woning in redelijke staat van onderhoud te houden tot de volgende grote schilderbeurt over zes jaar”, of “welke maatregelen noodzakelijk zijn om de levensduur van de woning te verlengen tot veertig jaar” vanuit de woningmarkt, demografische ontwikkelingen, duurzaamheid en energieprestatie, onderhoud en technisch oogpunt. De kosten in beeld Wat natuurlijk wel kan, is in beeld brengen welke investering OFW doet bij het moderniseren van een woning. Voor het project in Biddinghuizen, waar OFW de NET-trofee voor heeft gewonnen, zijn rekenmodellen gemaakt . Hierbij is een afweging gemaakt tussen prijs en kwaliteit in relatie tot de energiebesparing.
16
Zie hoofdstuk ‘Algemeen kader duurzame ontwikkeling’ paragraaf ‘Nederland’.
52
Investeringen modernisering (gemiddeld per woning) (voorbeeld project 85 woningen Biddinghuizen) Basis bouwkundig • Koudebruggen/warmtelekken verhelpen; •
Begane grondvloer isoleren Rc = 2,5;
•
HR++ Dubbelglas;
•
Dak (aan binnenzijde) isoleren Rc= 2,5;
•
Gevel (na-isoleren en) bijvullen;
•
Nieuwe geïsoleerde gevel van metselwerk/STO gevelstuc Rc =2,8 en Sto Rc = 3,9;
€ 72.567
Extra isolatie
2.741
Extra bouwkundig • Woningschil sluiten, berging wordt aangrenzende onverwarmde ruimte;
7.370
•
Dakoverstek vergroten;
•
Bouwkundige zonwering tpv 1 verdiepingsvloer;
•
Bloemkozijn of uitgebouwd kozijn;
e
Extra installaties • CV Installaties verfijnd inregelen, nieuwe radiatorkranen; 85 won. •
WTW balansventilatie systeem; 32 won.
•
Renson, Vraaggestuurd ventileren; 21 won.
•
Climard WTW systeem (=CO2 gestuurd) in de woonkamer; 14 won.
•
Zonnecollector en boiler; 33 won.
•
Ecoplay; grijs watercircuit; 4 won.
•
CV ketel vervangen HR107; 32 won.
Extra voorzieningen water
5.492
214
Totale investering per woning
88.384
Meeropbrengst harmonisatie
12.353
Bedrijfswaarde
51.553
Onrendabele investering (bij een levensduurverlenging tot 40 jaar na oplevering)
24.478
53
Harmonisatie huurprijs De zittende huurder heeft geen huurverhoging gekregen, uitgezonderd eventuele geriefverbetering van een tweede toilet of fonteintje of plaatsing van CV. Als de zittende huurder vertrekt wordt voor de nieuwe huurder de streefhuur aangepast. Extra energiebesparende maatregelen zoals een zonneboiler, een warmte-terugwininstallatie of climarad, zijn niet doorberekend in de huur. Tot eind 2011 was het beleid dat na verhuizing van de bewoner de huur van een gemoderniseerde woning voor de nieuwe bewoner werd geharmoniseerd. De huurverhoging bedroeg gemiddeld circa € 40 per maand. OFW zorgde er wel voor dat de huur na harmonisatie onder de aftoppingsgrens van de huurtoeslag bleef. Toekomstige huurders met een laag inkomen merkten hierdoor maar weinig van deze huurverhoging. Doordat zij een energiezuinige woning gingen huren, hadden zij zeer acceptabele woonlasten. Als gevolg van lastenverzwaring door de overheid (onder andere de bijdrage van woningcorporaties aan de huurtoeslag) moet OFW haar inkomsten verhogen. Daarom is nu een nieuw huurbeleid in ontwikkeling. Het nieuwe huurbeleid gaat uit van harmonisatie naar relevante aftoppingsgrenzen van de huurtoeslag met een eventuele korting in verband met doelgroep, markt of leefbaarheid. Hierdoor wordt geen directe relatie meer gelegd tussen de ingreep en de huurprijs bij nieuwe verhuring. OFW blijft er rekening mee houden dat de huur onder de relevante aftoppingsgrens van de huurtoeslag blijft. Hierdoor blijven de woningen bereikbaar voor de mensen met maximale huurtoeslag.
8.3 SAMENWERKING IN DE KETEN OFW is al enkele jaren actief bezig de samenwerking met haar vaste leveranciers in het onderhoudsproces te intensiveren. Het investeren in de ketenkwaliteit van het onderhoudsproces komt uiteindelijk ten goede aan alle partijen. Dit is alleen mogelijk door te investeren in de samenwerking. OFW is in 2009 een unieke samenwerking (in de vorm van een strategisch partnership) met Feenstra Verwarming B.V. aangegaan (vernieuwd in 2011). Belangrijke aandachtspunten waar de partijen inhoud aan willen geven zijn het verhogen van de klanttevredenheid, het verbeteren van de duurzaamheid (waarbij energiebesparing zeker een rol speelt), het verhogen van de veiligheid van de installaties (waaronder ketels) en een gezond binnenklimaat in de woning, waarbij door onder andere slimme werkwijzen ook de kosten beheersbaar blijven. Voor Feenstra is dit een kans om zich met een woningcorporatie, die voorloper is op het gebied van duurzaamheid, verder te ontwikkelen op het terrein van ketenkwaliteit rond een gezond en duurzaam binnenklimaat in combinatie met het beheer en onderhoud van verwarmingsinstallaties. Er is in 2011 een nieuw contract met Feenstra opgesteld, ter vervanging van de oude overeenkomst: • Hierin zijn ook nieuwere technieken als zonneboilers, climarad en warmtepompen opgenomen. • Vanuit deze overeenkomst gaat OFW in de nabije toekomst de verdere verdiepingsslag naar TCO (Total Cost of Ownership) maken. • Voor Feenstra wordt inzichtelijk gemaakt in welke woning welk type mechanische ventilatie aanwezig is (nagenoeg afgerond). Aan de hand hiervan wordt het onderhoudsplan voor de komende jaren vastgesteld. • Er wordt gewerkt met een open boekhouding. Hierdoor zijn de kosten inzichtelijk: zowel nu als naar de toekomst toe. Dit heeft er toe geleid dat de prijs voor ketelvervanging opgebouwd is uit kostprijs plus tien procent. • Integraal Complexmatig Installatiebeheer (ICIB) is in werking gesteld. Dit wordt naar de toekomst uitgebreid. Hierdoor wordt de kwaliteit van het installatiepark beter inzichtelijk en kunnen gezamenlijk betere investeringen en inspanningen naar de toekomst gedaan worden. • Met ingang van 2012 gaat Feenstra de basisinstellingen van de Cv-ketels in gemoderniseerde woningen bijstellen tijdens het periodieke Cv-ketel onderhoud. Deze aanpassing is het gevolg van het uitgevoerde groot-onderhoud. Doordat de woning beter is geïsoleerd, kan de ketelafstelling naar beneden worden bijgesteld. Dit draagt bij aan een lager energieverbruik. De gezamenlijke inspanningen ten aanzien van de toekomst: • Dienstverlening van Feenstra ten aanzien van het binnenklimaat kan worden uitgebreid waardoor OFW meer ontzorgd wordt (bijvoorbeeld met rookmelders en VT-keuringen).
54
• • • • • •
Korte lijnen tussen beide partijen. Met TCO zijn er geen opdrachtbonnen meer nodig. Onnodige dure reparaties kunnen anders opgelost worden, waardoor er een win-win situatie ontstaat. Verbeteracties opstellen om het aantal niet-thuis-adressen te verminderen. De begroting voor het komende jaar bespreken. Feenstra kan hier een berekening voor aandragen waarmee gewerkt kan worden. Als de uiteindelijke kosten lager uitkomen, is dit een winst voor beide partijen. Een vorm van samenwerking zoeken en verder ontwikkelen van de diverse onderdelen om uiteindelijk tot een nog meer strategische samenwerking te komen. Doel is om op termijn tot kostenreductie te komen. Feenstra en OFW stimuleren elkaar in het signaleren van nieuwe ontwikkelingen in het kader van Duurzaamheid. Indien gewenst worden deze nieuwe ontwikkelingen in door OFW nog te realiseren groot-onderhoud of nieuwbouwtrajecten toegepast.
Het beheer van warmtepompen wordt ondergebracht bij die organisatie die ook verantwoordelijk is voor de levering en plaatsing. Hierdoor leert deze organisatie van mogelijke fouten en kan geen discussie ontstaan over verantwoordlijkheden.
8.4 ENERGIELABEL OPGENOMEN IN WONINGWAARDERING In 2011 heeft het kabinet besloten dat het energielabel onderdeel gaat uitmaken van de woningwaardering. Het energielabel geeft een betere indicatie van de energieprestatie van een woning dan de vorige punten voor installaties en warmte-isolatie en biedt de mogelijkheid ook nieuwe energiebesparende technieken te waarderen. OFW heeft dit gelijk doorgevoerd in 2010 en is hiermee een van de weinige corporaties die dit op een korte termijn voor elkaar heeft gekregen. Dat het energielabel onderdeel is van het woningwaarderingsstelsel kan betekenen dat energiezuinige woningen meer punten krijgen dan onzuinige woningen. Dit kan leiden tot een verandering van de maximale huurprijs. Dit heeft in de meeste gevallen geen gevolgen voor de feitelijke huurprijs, omdat deze meestal onder de maximale huurprijs ligt. De nieuwe waardering stimuleert het treffen van energiebesparende maatregelen. OFW, die het besparen van energie om de woonlasten te beperken als uitgangspunt heeft, is hier blij mee.
8.5 INTERNE DUURZAAMHEID Vanuit onze maatschappelijke betrokkenheid zijn het beperken van woonlasten (energielasten), het terugdringen van de CO2-uitstoot, het hergebruik van materialen, het terugdringen van afval en het beperken van het gebruik van fossiele brandstoffen belangrijke argumenten om te investeren in duurzaamheid. Dit geldt ook voor onze interne duurzaamheid. Object van interne duurzaamheid zijn alle aspecten die samenhangen met onze hulpmiddelen, kantoor en dergelijke. In juli 2008 is een beleidsplatform interne duurzaamheid voor alle medewerkers van OFW georganiseerd. In dit beleidsplatform is aandacht besteed aan het eigen gedrag van medewerkers en het voorbeeldgedrag van de organisatie OFW op het gebied van duurzaamheid. In de afgelopen periode is al een aantal maatregelen genomen. De belangrijkste genomen maatregelen zijn: Duurzaamheidsdoel: Beperking gebruik fossiele brandstoffen en beperking CO2-uitstoot • groene energie kantoor • nieuwe pc’s met laag energieverbruik • fietsenplan woon-werkverkeer • twee fietsen algemeen gebruik OFW • vijf energiezuinige auto’s (A+ label) • aanschaf bedrijfsauto’s minimaal B-label • stimuleren fietsen in de kern Dronten • voorkeur voor openbaar vervoer (indien mogelijk) ten opzichte van autogebruik • carpoolen
55
Duurzaamheidsdoel: Hergebruik materialen en beperking gebruik materialen • gescheiden inzamelen afval • kringlooppapier • digitaal post- en archiveringssysteem • dubbelzijdig printen • recycling cartridges via Clini-Clowns • e-nieuwsbrief voor relaties • elektronische kerstkaart • digitaal verzenden jaarverslag/begroting Duurzaamheidsdoel: Duurzaam geproduceerd materiaal, beperking chemisch afval en gezondheid medewerkers • gebruik oplaadbare batterijen • FSC-keurmerk briefpapier en enveloppen, folders en bewonersblad ‘Vizier’ • duurzaam geproduceerde koffie • nieuwe afzuiger werkplaats • rookvrij kantoor Vanuit de inkoopfunctie van zaken zoals energie, kantoorbenodigdheden, printers, hardware voor automatisering en kantinebenodigdheden wordt de vraag gesteld hoe duurzaam deze zijn. Ook voor ingehuurd personeel (bijvoorbeeld schoonmaak) is dit van toepassing. • De aspecten van duurzaamheid waarop getoetst wordt zijn: • besparing van gebruik van fossiele brandstoffen en beperking CO2-uitstoot; • hergebruik van materialen (cradle to cradle); • beperking en scheiding van afval; • beperking gebruik van materialen; • gebruik van duurzaam (maatschappelijk verantwoord) geproduceerde materialen. De acties die in de komende periode nog ondernomen worden en waar OFW nu mee bezig is, zijn: Duurzaamheidsdoel: Beperking gebruik materialen en overige aspecten • Ontwikkelen duurzaamheidschecklist voor de inkoopfunctie; bijvoorbeeld MVO als selectiecriterium (onderneemt de opdrachtnemer zelf ook op een maatschappelijk verantwoorde wijze?). • Leverancier toetsen op basis van duurzaamheidschecklist. • Terugdringen uitprinten digitale stukken. • Digitaal versturen van bewonersnieuwsbrieven. • Digitaal versturen van bewonerspost. • Het verder ontwikkelen van de website met “Mijn OFW”. • Het digitaal aanleveren van en plezierig digitaal leesbaar maken van vergaderstukken. • Verminderen en digitaliseren facturenstroom. • Gebruik van PC, beamer en digibord bij overleggen. • Verder ontwikkelen van de interactieve onderdelen van de website, waardoor minder brieven verstuurd worden. • Elkaar aanspreken op duurzaam gedrag. • Werkgroep voor interne duurzaamheid.
56
8.6 KANTOOR OFW In 2010 is OFW terugverhuisd naar het eigen gemoderniseerde kantoor aan de Noord in Dronten. Zowel bij de technische verbouwing als bij de inrichting is zoveel mogelijk rekening gehouden met een duurzame bedrijfsvoering: Isolatie: • Buitengevels, dak en kruipruimte • Extra isolatie zes zijden, waardoor het pand zeer energiezuinig is (A-label) • Geïsoleerde beglazing Luchtbehandelingskasten: • Ventilatie kantoor door luchtbehandeling met terugwinning van 90% warmte uitstoot • Verse lucht van buiten wordt opgewarmd door lucht die wordt uitgestoten • Luchtbehandeling zorgt voor gelijkmatige warmte naar alle ruimten Inductie Unit: • Vanuit het plafond wordt de lucht de ruimte ingeblazen, eventueel gekoeld • De buitenscreens gaan automatisch dicht waardoor minder hoeft te worden gekoeld. Hr-ketel/ Radiatoren • Hergebruik bestaande radiatoren • Overwaarde, gebouw nu geïsoleerd • Radiatoren hebben hoge capaciteit, is gunstig voor Hr-ketel Verlichting • Verlaagd energieverbruik • Bij hoge lichtinval dimt de verlichting • Aanwezigheidsdetectie • Spaarlampen in toiletten en pantry’s 38 PV panelen (photovoltaische elektriciteitsopwekking) op het dak • In totaal 7,4 kW-piek, opbrengst ongeveer 6.800 kWh per jaar Micro-windturbines • Opwekken van energie (3 stuks), opbrengst rond de 6.000 kWh per jaar Serverruimte • Door geavanceerd watergekoeld systeem op de juiste temperatuur gehouden • Nieuwe servers en opslag: zuiniger en hogere bezettingsgraad Klimaatbeheersysteem • Warmte (en koude) terugwinning Facilitair • Kranen met bewegingssensor • Nieuwe contracten schoonmaak met gewijzigde en milieuvriendelijke werkwijze • Vloerbedekking en meubels zijn recyclebaar • Bureaublad is van bamboe, geen bomen kappen • Koffie is UTC gecertificeerd (zakelijke variant van Fair Trade voor consumenten) • Keuken en pantry’s minimaal gebruik van elektrisch apparatuur • Kantoorartikelen zoveel mogelijk van gerecycled papier (memo’s, kladblokken) • Toiletpapier/handdoeken FSC, milieukeurmerk • Naar composteerbare koffiebekers wordt onderzoek gedaan. Printers • Reductie aantal printers door plaatsen centrale printer • Uitbesteden printwerk • Aanschaf software voor monitor printgedrag
57
Actie 10:10 kantoor OFW
OFW doet mee aan de internationale actie 10:10. Het doel van het project is het besparen door OFW van tien procent op één van de categorieën Elektriciteit, Verwarming (gas), of Brandstof. De tien procent mag ook verdeeld worden over de drie categorieën. Resultaten kantoorgebouw en brandstofverbruik Voor het kantoorgebouw van OFW is uitgegaan van de laatste bekende verbruiken voor de 2 verbouwing van het kantoor. Deze zijn vertaald naar verbruiken per m . Op basis van het afgegeven energielabel en een globale inventarisatie van het energieverbruik, was de schatting een vermindering 2 van het gasverbruik van 50 tot 60% en van elektriciteit 10 tot 20% per m . Gasverbruik: • Doelstelling: streefwaarde maximaal gasverbruik: 11,6 m³/m² (60% reductie), dus na renovatie maximaal 20.880 m³ • Resultaat: 9,5 m³/m², 17.100 m³. Aanzienlijk lager dan de streefwaarde. Op basis van de opgenomen standen is er, ondanks het grotere kantooroppervlak, een forse energiebesparing 2 behaald. Dit is gerealiseerd met behulp van goede isolatie. De 60% energiebesparing per m vloeroppervlak is ruimschoots behaald met een gemiddeld stookseizoen. In absolute zin is het gasverbruik met meer dan 40% gedaald. Elektriciteitsverbruik • Doelstelling: streefwaarde maximaal elektraverbruik: 103,5 kWh/m² (10% reductie), dus maximaal 186.300 kWh. • Resultaat: 100 kWh/m², 180.273 kWh. Lager dan de streefwaarde. • Op basis van de metingen (maandverbruiksgegevens van energienetbeheerder Liander) blijkt dat het absolute verbruik hoger is dan voor die tijd. Er is meer koeling toegevoegd en ook een 2 groter oppervlak betekent een hoger verbruik. De 10% elektriciteitsbesparing per m vloeroppervlak is ruim behaald. De opbrengst van de PV-panelen hebben een gunstig effect. In april 2011 is het Metsens meetsysteem in gebruik genomen. De maand-, dag- en uurverbruiken van de gas- en elektriciteitsmeters zijn vanaf dan beschikbaar via intranet. De inrichting van deze metingen gaf de nodige aanloopproblemen. Op basis van deze meetgegevens zal nader onderzocht worden hoe de verwarming-, ventilatie- en koelinstallaties nog beter in- en afgeregeld kunnen worden (met name buiten kantooruren). Besparing brandstof Op basis van de kilometerstanden van Transscope is gebleken dat de standen in 2009 onvoldoende betrouwbaar zijn. In augustus/september 2010 zijn de registratieboxen in alle auto’s vervangen, waardoor er nu geen betrouwbare meting mogelijk is. De registratie van de brandstofverbruiken geeft onvoldoende inzicht. De vraag is hoe en of OFW verder gaat met dit onderdeel. Als er bewust bespaard moet worden, zal er een actieplan moeten komen. Kanttekening is wel dat het aantal gereden kilometers sterk afhangt van verhuuractiviteiten, reparatieverzoeken en projecten in uitvoering en dus wat lastiger is te beïnvloeden.
8.7 HUURDERS EN ENERGIE Het energieverbruik per huishouden wordt voor een groot deel bepaald door het bouwjaar, de mate van isolatie en het type woning. Daarnaast spelen toegepaste installaties een grote rol. Bij een huurwoning heeft de bewoner hier weinig tot geen invloed op. Het eigen woongedrag van bewoners beïnvloedt het energiegebruik aanzienlijk. Graag steunt OFW haar bewoners om het energieverbruik te beperken en hoge woonlasten te voorkomen. Naast lastenverlichting, wordt hiermee tevens het milieu gespaard. Het energielabel geeft inzicht in het energieverbruik van een woning en helpt daarbij in de communicatie naar de bewoners. In de woonkrant wordt bij iedere optie het energielabel getoond. Bij het verstrekken van het energielabel bij de toewijzing van een woning wordt door OFW informatie gegeven over welke factoren van invloed zijn op het energieverbruik van een woning. Tevens wordt het (berekende) gemiddelde gasverbruik van de woning vermeld. Bewoners worden op deze manier bewust gemaakt van hun eigen verbruik doordat ze zich kunnen spiegelen. Het label kan een prikkel geven voor een meer energiebewuste levensstijl.
58
In een informatiefolder en op de website van OFW worden diverse tips gegeven om de hoogte van de energierekening te beperken. De informatiefolder ontvangt de huurder bij de aanvang van de huur, waarbij tevens een LED-lamp wordt overhandigd. OFW vindt het belangrijk huurders bewust te maken van hun energieverbruik. Met de LED-lamp kunnen mensen zelf ervaren hoe zuinig zo’n lamp daadwerkelijk is en welk licht een LED-lamp geeft. De afgelopen jaren heeft OFW een aantal bewonersavonden georganiseerd met thema’s als Woonlastenverlichting en ‘Grip op je knip’, in samenwerking met het Nibud. Sinds 2003 heeft OFW een samenwerkingsovereenkomst met Woonenergie. Door deze samenwerking kan OFW haar huurders een energieaanbod doen van gewone stroom, groene stroom en gas. De tarieven van de producten van Woonenergie behoren altijd tot de laagste drie van Nederland. In 2007 organiseerde OFW samen met Aedes een energiesymposium. Dit was de start van de aanpak op het thema Energiebesparing uit ‘het Antwoord aan de samenleving’. Aansluitend aan het symposium organiseerde OFW in de Meerpaal een energiemarkt voor huurders en andere woonconsumenten. De markt gaf bezoekers inzicht in de mogelijkheden wat ze zelf kunnen doen op het gebied van energiebesparing en daarmee samenhangend uiteindelijk kostenbesparing. OFW vond het belangrijk dat er informatie werd overgedragen, maar ook dat de inwoners en ondernemers van de gemeente Dronten en omgeving elkaar ontmoetten op het gebied van energiebesparing. De energiemarkt trok achthonderd bezoekers. Leerlingen van de praktijkschool Dronten maakten schilderijen met het thema ‘Schone Energie’. Tijdens de energiemarkt werd de film van Al Gore, ‘An Inconvenient Truth’ getoond. Een ander initiatief is het Energiebespaarplatform/Beter Peter; een landelijk programma dat ontwikkeld is om huurders te helpen zelf tien procent te besparen op hun energiekosten. Het Energiebespaarplatform/Beter Peter is een aanvulling op inspanningen ten behoeve van de bebouwde omgeving, in het kader van ‘het Antwoord aan de Samenleving’. WoonEnergie heeft dit initiatief genomen met ondersteuning van MilieuCentraal, het Nibud en Aedes. OFW is mede-ontwikkelaar van het Energiebespaarplatform/Beter Peter, dat in oktober 2009 live is gegaan. Na diverse acties en
initiatieven door OFW om haar huurders enthousiast te maken voor Beter Peter, is de respons erg laag (twintig actieve gebruikers in oktober 2011). Ook landelijk is de respons lager dan verwacht. OFW heeft eind 2011 besloten om niet langer in Beter Peter te participeren. OFW heeft in 2009 in het kader van haar 40-jarig bestaan een aantal duurzame cadeaus aan de samenleving geschonken: • OFW heeft alle huurders in moderniseringsprojecten een zwaluwnestkastje voor de huiszwaluw aangeboden. De kunstnesten werden gemaakt door mensen in het kader van een werkgelegenheidsproject dat gezamenlijk is opgezet door de gemeente, ReWork, Salverda en OFW. • OFW heeft alle drie de dorpen huiszwaluwtillen aangeboden. Inmiddels zijn er vijf stuks geplaatst. • OFW moedigde de enthousiaste bewoners van de Fruithof aan met hun acties rond het klimaatstraatfeest en heeft deze bewoners een superzuinige LED-lamp overhandigd. Ook leende OFW de bewoners enkele energiemeters uit waarmee zij het energiegebruik van diverse apparatuur in hun woning konden meten. De Fruithof werd in 2009 eerste van Flevoland en won daarmee een straatfeest. Zij werden toen zeventiende van Nederland en waren van alle deelnemende buurten de buurt met het hoogste aantal huurwoningen. In 2010 werd de Fruithof zelfs vierde van Nederland en eerste van de straten met huurwoningen. • OFW heeft in 2009 al haar huurders de online energiebespaarcoach Beter Peter aangeboden: een interactief bespaarprogramma voor huurders. • Oprichting van het Leefbaarheidsfonds met een gift van € 40.000. Het fonds kan voor diverse kleinere initiatieven vanuit de samenleving worden aangewend. Het gaat hierbij om initiatieven van huurders van OFW die het eigen karakter van een wijk versterken op het gebied van leefbaarheid of duurzaamheid. Daarbij staat het vrijwilligerskarakter en zelfwerkzaamheid van de mensen voorop.
59
•
•
OFW heeft ter gelegenheid van haar 40-jarig bestaan een ‘Liber Amicorum’ uitgebracht, oftewel een vriendenboek. In het boek ‘Duurzaam over de drempel’ vertellen diverse mensen uit de samenleving over hun toekomstvisie op een duurzame lokale samenleving in de gemeente Dronten. De vele foto’s van vroeger tot nu vertellen over de geschiedenis van Dronten en de woningcorporatie. Het boek is een inspiratiebron voor de toekomst. OFW heeft het als cadeau aangeboden aan de samenleving. In het kader van het 40-jarig bestaan hebben de huurders die nog geen lid waren van het servicefonds (voorheen fonds huurders onderhoud) een eenmalige aanbieding gehad om zonder betaling van inschrijfkosten alsnog lid te worden. Het betreft trouwe huurders die al vele jaren van OFW huren (tegenwoordig wordt het huurcontract standaard met lidmaatschap van het servicefonds aangeboden). Het resultaat betrof 34 aanmeldingen.
Actie 10:10 huurders OFW heeft ook haar huurders uitgedaagd om deel te nemen aan de actie 10:10. Het doel is om vanaf 10 oktober 2010 te laten zien dat de huurder tien procent minder elektriciteit, gas of warmte verbruikt heeft dan het voorgaande jaar. Bij het behalen van deze tien procent ontvangt de huurder een gratis LED-lamp van OFW. Dit kan men laten zien door een kopie van de afrekening van het energiebedrijf te overleggen. De huurder met de hoogste besparing (dertig procent) heeft in november 2011 een mooie prijs ontvangen. Nieuwe technieken en bewoners De afgelopen eeuw hebben mensen de verandering meegemaakt van turf, naar kolen, naar gas, en van kachel, moederhaard, naar CV en combiketel. Deze ontwikkeling gaat door. Het is onafwendbaar en noodzakelijk. Om energie te besparen, komen er continu nieuwe verwarmings- en koelingstechnieken op de markt. Deze technieken geven op een andere manier warmte dan mensen gewend waren. Nieuwe energiebesparende technieken vragen ook van bewoners aanpassingen in bijvoorbeeld hun gebruikersgedrag. Veel bewoners, met name ouderen, missen de vertrouwde ‘knuffelradiator(convector)’ zodra een laagtemperatuur verwarmingssysteem in hun huis geplaatst is. Aan de andere kant zijn bewoners zich vaak terdege bewust van de lagere energiekosten, mindere CO2 uitstoot en de mogelijkheid om naast te verwarmen nu ook te koelen in de zomer. Met name bij nieuwbouwprojecten worden door OFW nieuwe innovatieve energietechnieken toegepast. Ervaring leert dat communicatie met bewoners hierover belangrijk is, zeker indien dit een ander woongedrag betekent of dat mensen voor het onderhoud nieuwe werkzaamheden moeten uitvoeren zoals het schoonmaken van filters. Ook hier geeft OFW de voorkeur aan de aanpak van klein beginnen, goed evalueren en dan opschalen. Tevens is het bedieningsgemak een selectiecriterium bij nieuwe technieken.
8.8 DUURZAME WIJKEN OFW vindt het belangrijk goede bewonersinitiatieven te faciliteren. Zij doet dit samen met de gemeente Dronten. Kernwoorden hierin zijn het herkennen en ruimte geven aan initiatieven, niet overnemen, mensen zelf eigenaar laten zijn, korte lijnen, laagdrempeligheid en snel resultaat. Hierdoor worden wijken uniek en geloven mensen in hun eigen kracht. Zwaluwdorp Biddinghuizen Door de modernisering van een groot aantal woningen in het centrum van Biddinghuizen, zouden de nestgelegenheden voor de huiszwaluw (als natuurlijke bestrijder van muggen) verdwijnen. Een bedreiging voor de biodiversiteit. Martine Dubois, inwoonster van Biddinghuizen, nam het initiatief en ging in overleg met OFW om kunstnesten op te hangen. Dit leidde ertoe dat er nu overal in de gemeente Dronten (bij huurders in moderniseringsprojecten) kunstnesten aan de gevels hangen. Omdat niet op alle plaatsen de natuurlijke nesten konden worden vervangen, werd in 2008 in Biddinghuizen Centrum een ‘huiszwaluwtil’ geplaatst, de eerste in Nederland. Deze huiszwaluwtil is een duiventil zonder ‘til’gedeelte en bestaat daardoor uit een dak met dakranden op een hoge paal. Aan de dakranden (van ruw hout) zijn halve kunstnesten bevestigd die de zwaluwen zelf kunnen afbouwen en er is ruimte voor de zwaluwen om helemaal zelf 'nieuwbouw' te maken.
60
In dit project is te zien hoe een goede samenwerking tot iets moois kan leiden. Binnen dit project hebben Martine Dubois (initiatiefneemster), OFW, Bouwbedrijf Salverda (renoveren van de woningen en sponsor til), grondverzetbedrijf Van Werven (plaatsing huiszwaluwtil), Zwaluwen Adviesbureau (advies), Vivara natuurbeschermingproducten (advies en aankoop kunstnesten), Rework (reïntegratiebureau, kasten gemaakt en geschilderd) en de gemeente Dronten (indiener Stadsvogelprijs) zich samen ingezet om de zwaluw een nieuw thuis te bieden. Het zwaluwproject in Biddinghuizen kreeg een eervolle vermelding bij de Stadsvogelprijs. De gemeente Dronten wordt geprezen om het feit dat dit de eerste gemeente in Nederland is waar een huiszwaluwtil werd geplaatst. Naast de zwaluwtil voor Biddinghuizen werden nog meer tillen gemaakt, die geplaatst werden op een geschikte locatie in de dorpen Dronten en Swifterbant. In totaal zijn er nu vijf geplaatst door bouwbedrijf Salverda. Mussenschroten Tevens zijn bij de renovatie aan één kant van de woningen mussenschroten (vogelvides) aangebracht waarmee huismussen een plek wordt geboden om te broeden. Ook bij nieuwbouwwoningen in De Gilden is dit toegepast. Vleermuisbunker Ook door het plaatsen van een vleermuizenbunker wil OFW bijdragen aan de instandhouding van de biodiversiteit. Zo heeft OFW bij de nieuwe jongerenappartementen aan de Cultuursingel in Biddinghuizen de eerste vleermuizenbunker in Flevoland geplaatst. Door de aanwezigheid van vleermuizen werd de sloop van de eengezinswoningen, die plaats moesten maken voor de jongerenappartementen, vertraagd. Met de vleermuizenbunker hebben de vleermuizen ook in de vervangende nieuwbouw een plekje gevonden. Zo is er een win-win situatie gecreëerd. Buurtontmoetingsplek (BOP) Koolzaadhof en bloembakken aan de Fruithof Een ander voorbeeld is de buurtontmoetingsplek (BOP) aan de Koolzaadhof uit het project ‘leren voor duurzame ontwikkeling’. OFW en de gemeente Dronten willen bewoners betrekken bij het inrichten en het onderhoud van het openbaar groen en de speelvoorzieningen. Tijdens een wijkschouw gaven bewoners aan een stuk (slecht onderhouden) openbaar groen te willen aanpakken. De bewoners hebben zelf een inrichtingsschets gemaakt en de gemeente Dronten en OFW hebben dit initiatief ondersteund. Met behulp van de wijkcoördinator is geld aangevraagd bij het Oranjefonds. Ook hebben bewoners in de omgeving handtekeningen gevraagd om daarmee aan te tonen dat er breed draagvlak is in de buurt voor de realisatie van de buurtontmoetingsplek. De Fruithof Nog een voorbeeld is de realisatie van de bloembakken aan de Fruithof in het kader van '5 x € 1.000 voor een goed idee’. Er zijn veel bewoners betrokken geweest bij de uitvoering. Daarnaast was er een klein groepje bewoners die als trekkers fungeerden om het initiatief verder te krijgen. Met de wijkcoördinator van de gemeente en de woonconsulent van OFW zat men letterlijk aan de keukentafel bij de mensen thuis om het plan door te spreken en verder te ontwikkelen. Het project heeft de sociale cohesie in de straat vergroot. Er zijn meer contacten ontstaan en er heeft ook een verdieping van de contacten plaats gevonden. Mensen die elkaar eerder alleen gedag zeiden gaan nu bij elkaar op de koffie en er wordt al gesproken over de volgende gezamenlijke activiteit, bijvoorbeeld een barbecue. Verder is te zien dat er steeds meer zaken door de straat worden opgepakt, zoals het klimaatstraatfeest. Klimaatstraat De Fruithof werd in 2009 eerste van Flevoland en de bewoners wonnen daarmee een straatfeest. In 2010 werd de Fruithof eerste van Nederland van de straten met alleen maar huurwoningen. Claudia van Loveren, bewoonster van de Fruithof, is zelfs energieambassadeur voor de Woonbond geworden. Leren werken in de wijk Nog een voorbeeld van de sociale component van duurzaamheid is het project ‘Leren werken in de 17 Wijk’ in het kader van de KopGroep, waar OFW lid van was . 17
OFW was lid van ‘De Kopgroep’. De Kopgroep was een landelijke voorhoede van professionals die vaart willen maken met de vernieuwing van maatschappelijke voorzieningen en vastgoed. Daarmee worden alle voorzieningen bedoeld die voor vitale buurten, wijken, dorpen en steden van belang zijn. De
61
Het doel van het project is mensen in een kansarme positie, onder andere als gevolg van werkloosheid, een actieve rol te geven in een buurt, waarmee zij ook een bijdrage kunnen leveren aan de leefbaarheid. De deelnemers van het project waren mensen die willen re-integreren. Zij doen dit als stage-onderdeel van een opleidingstraject. OFW en de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Dronten werken hierin samen met bouwbedrijf Salverda, ROC Flevoland en Chainworks. De provincie Flevoland heeft voor dit project subsidie gegeven. De deelnemers van het project zijn in september 2007 met het project gestart en hebben onder deskundige begeleiding erfafscheidingen geplaatst binnen het herstructureringsproject Biddinghuizen Centrum. Het project is in 2008 afgerond. Door dit project hebben mensen werkervaring opgedaan, kwamen zij in aanraking met de mensen in de buurt, leerden zij de Nederlandse taal steeds beter kennen en leerden zij het ritme van werken oppakken. De deelnemers waren erg enthousiast en ook de bewoners zijn erg tevreden: de schuttingen geven een goede uitstraling aan de wijk. Inmiddels hebben enkele deelnemers een baan gevonden. De samenwerkingspartners zoeken naar, en ontwikkelen projecten waarmee een structureel vervolg kan worden gegeven aan dit werkgelegenheidsproject. Multifunctioneel gebied Biddinghuizen Een laatste voorbeeld is het Multifunctioneel Gebied (MFG) in Biddinghuizen. In 2006 heeft een aantal instellingen, waaronder OFW, de handen ineen geslagen om te komen tot een MFG. De initiatiefgroep MFG Biddinghuizen heeft de voortrekkersrol op zich genomen om de partijen bij elkaar te brengen en de ideeën omtrent het voorzieningenniveau en de maatschappelijke diensten uit te werken. Aanleiding voor dit initiatief was de bezorgdheid onder de inwoners over het in stand houden van de kwaliteit van het voorzieningenniveau in Biddinghuizen. Een goed voorzieningenniveau is immers noodzakelijk voor de leefbaarheid in een dorp. De initiatiefgroep heeft haar bezorgdheid op de politieke agenda gekregen. De gemeente Dronten en OFW hebben overeenstemming bereikt over de samenwerkingsovereenkomst voor de ontwikkeling en realisatie van het educatief centrum (fase I van het Multifunctioneel Gebied). De samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente en OFW is eind 2010 ondertekend. OFW wordt eigenaar, verhuurder en technisch beheerder van het educatief centrum. Door de toekomstige gebruikers (de drie basisscholen, stichting Peuterspeelzaalwerk, Stichting Flevo Meer bibliotheek), de gemeente en OFW is een overeenkomst gesloten. De voorlopige planning gaat uit van de oplevering in 2013 van het educatief centrum. Fase II van het MFG wordt nog nader uitgewerkt. In overleg tussen toekomstige gebruikers, de gemeente en OFW is een programma van eisen voor het educatief centrum opgesteld. In 2010 heeft een Europese aanbesteding voor de selectie van de architect plaatsgevonden. De architect van het educatief centrum is geselecteerd en is op basis van het programma van eisen bezig met het maken van een voorlopig ontwerp.
8.9 PRIJZEN OFW vindt het belangrijk (het verband tussen) de thema’s duurzaamheid, energiebesparing, CO2reductie, woonlastenbenadering en maatschappelijke verankering actief uit te dragen naar anderen en haar kennis daarin te delen. Dit heeft er onder andere toe geleid dat OFW in 2006 een eervolle vermelding in de Energy Award kreeg en in 2007 de award voor beste corporatiedirecteur van het jaar (thema Energiebesparing) won. Corporatiedirecteur van het jaar 2007 “…De Award-commissie constateerde dat er een aantal hoogwaardige kandidaten bij de genomineerden zat maar dat er één duidelijk bovenuit steekt en dat is Truus Sweringa van Oost Flevoland Woondiensten uit Dronten. Dit omdat zij als één van de eersten het verband tussen energiebesparing, woonlastenbeheersing, CO2-reductie en maatschappelijk verantwoord ondernemen legde, hetgeen tot gevolg had dat haar woningcorporatie koploper is binnen de sector op het gebied van energiebesparing in het woningbezit. Kopgroep was geformeerd om drie functies te vervullen: de innovatiefunctie, de verbindingsfunctie en de kennisfunctie. OFW participeerde in verschillende innovatieprojecten zoals Emancipatiewijk en Wijken van Waarde. De Kopgroep is in 2011 opgegaan in ‘Bouwstenen voor Sociaal’. Dit is een platform voor professionals die werken aan maatschappelijk vastgoed. Het doel van het platform is kennisuitwisseling en ontwikkeling. OFW onderzoekt of zij in dit platform meegaat.
62
Kenmerkend voor de wijze waarop OFW met ‘duurzaamheid’ bezig is, is dat het niet meer gaat om incidentele toepassingen maar dat sprake is van een ‘mainstream aan maatregelen’. ..’ Winnaar themaprijs Glazen Huis 2009 en 2010 ‘verantwoorden over duurzaamheid’ OFW heeft voor het verantwoorden over duurzaamheid in het jaarverslag van 2009 de themaprijs van Het Glazen Huis gewonnen. Het ging daarbij zowel om de aandacht voor energie en milieu en het investeringsgedrag van de corporatie als om de aandacht voor het verlagen van het energieverbruik in de woningen. De jury gaf in haar rapport aan dat aandacht voor duurzaamheid op alle onderdelen van het functioneren van OFW voelbaar is. OFW heeft concreet in haar jaarverslag laten zien welke resultaten waren beoogd en welke zijn behaald. Waardering (juryrapport themaprijs Glazen Huis): “…De aandacht voor duurzaamheid is op alle onderdelen van het functioneren van Oost Flevoland Woondiensten (OFW) voelbaar en te lezen. Zowel in de visie als bij de doelstellingen is duurzaamheid het op één na belangrijkste onderwerp. Duurzaamheid en energie worden op verschillende niveaus uitgewerkt, zowel voor de complexen en de woningen als voor haar eigen organisatie. Dit thema is ook breed ingebed in de gehele organisatie. …” “…De prijs gaat naar het jaarverslag dat naar onze opvatting de meeste aandacht geeft aan duurzame ontwikkeling. Ook wordt expliciet aangegeven wat het begrip duurzaamheid concreet inhoudt voor de organisatie. Wanneer wordt ingezoomd op de vertaling van de visie en strategie in de praktijk, dan blijkt vooralsnog energiereductie de belangrijkste operationalisering van het fenomeen duurzaamheid. En dat doet de corporatie erg goed. Door vooral kwantitatief te benoemen welke resultaten zijn beoogd en behaald. Zo worden resultaten uitgedrukt in de expliciete besparing voor de klant en de reductie van CO2 als maatschappelijk resultaat. …’ Ook voor het jaarverslag 2010 won OFW de themaprijs van het Glazen Huis ‘verantwoorden over duurzaamheid’. “Duurzaamheid is voor OFW eerder het leidmotief dan een prestatieveld”, aldus de jury. Het juryrapport bevat lovende kritieken: “OFW heeft op alle onderdelen van haar functioneren als woningcorporatie aandacht voor duurzaamheid en laat zien dat daar meer voor nodig is dan enkel het thema belangrijk maken en vooruitkijken”. Ook op het gebied van voorbeeldfuncties liet de jury één en ander optekenen: “OFW ziet zichzelf als voorbeeld voor de rest van de woningcorporaties als het gaat om duurzaamheid”. De heer Jan Terlouw sprak tijdens de uitreiking lovende woorden over OFW: “OFW steekt er met kop en schouders boven uit”. Flevolands Leerbedrijf van het jaar In 2010 is OFW uitgeroepen tot Flevolands Leerbedrijf 2010. OFW is zich bewust van haar rol als maatschappelijke ondernemer en werkgever in deze regio en van de kansen die zij onder meer jongeren kan bieden om werkervaring op te doen. De jury viel het op dat als OFW zich als organisatie ontwikkeld (bijvoorbeeld op het terrein van duurzaamheid), de medewerkers meegenomen worden in die ontwikkeling, maar ook bijvoorbeeld stakeholders en stagiairs. OFW is in 2010 diverse malen gevraagd om haar kennis en ervaring te delen met betrekking tot het duurzaamheidsbeleid, de implementatie ervan en praktijkervaring.
63
FSC-convenant en Nominatie FSC-Award voor opdrachtgevers 2011 OFW is in 2010 het convenant aangegaan met FSC-Nederland voor gebruik van hout en houtproducten uit verantwoord beheerde bossen. Tijdens de Stakeholdersdag over duurzaamheid is het convenant ondertekend. OFW heeft het gebruik van FSC-hout opgenomen in haar basisbestek. Het voorradig zijn van FSC-hout wordt door aannemers soms als problematisch ervaren. FSC Nederland kan helpen om na te gaan waar het hout verkrijgbaar is. Soms zijn levertijden van bepaalde houtsoorten wat langer. Dit vraagt van aannemers om hier rekening mee te houden in het opstellen van hun planningen. Eind september 2011 is OFW genomineerd voor de FSC-Award voor opdrachtgevers 2011. De reden voor de nominatie is dat OFW naast het toepassen van FSC in nieuwbouw en modernisering, ‘het er ook over heeft’. Er wordt over FSC geschreven in de Vizier (bewonersblad van OFW), in de interne communicatie en tijdens de stakeholdersbijeenkomst in 2010. Daarnaast gaat de communicatie ook letterlijk verder: als lid van de werkgroep Fair Trade gemeente Dronten wordt ook dat kanaal gebruik om de FSC-boodschap breder te trekken dan alleen eigen bewoners en organisatie. De gemeente Middelburg mocht de FSC-Award in ontvangst nemen.
64
8.10 VOORBEELDEN DUURZAME BESLUITVORMING Duurzame besluitvorming: Woonservicegebied WoonArk-Regenboog met WKO In Dronten is samen met zorgaanbieder Coloriet een Woonservicegebied gerealiseerd, bestaande uit woonzorgcentrum de Regenboog en wooncomplex de Woonark. Duurzame besluitvorming heeft hier aan ten grondslag gelegen. Dit betekent dat naast de financiële en bedrijfseconomische aspecten bij alle besluiten zoveel mogelijk gelijkwaardig rekening is gehouden met de sociaal-culturele en ecologische aspecten en gevolgen van een besluit (people-planet-profitbenadering). Hieronder is een aantal aspecten belicht, om een idee te krijgen waarmee rekening is gehouden in de besluitvorming. Aardig om te vermelden is dat dit woonservicegebied meedoet als proeftuin Woonservicegebieden van de SEV. Hierbij wordt nagegaan hoe woonservicegebieden in de praktijk functioneren, in hoeverre de beoogde doelen gerealiseerd worden en op welke punten verbeteringen mogelijk zijn. 18 In de door VDZ Nederland georganiseerde Projectcompetitie 2003 kwam dit project als gedeelde tweede uit de bus. De jury was lovend over de samenwerking in het project. Het project werd betiteld als uitgebreid, evenwichtig en soepel: “Men vindt elkaar makkelijk”. Ook was de jury positief over het vermogen tot zelfkritiek. Het project is tegen het licht gehouden op haalbaarheid, wat de kans op succes heeft vergroot. Sociaal-culturele aspecten • In Dronten is sprake van een drievoudige vergrijzing. Toen de gemeente Dronten is ontstaan woonden er bijna geen senioren, de polderpioniers komen nu massaal in de leeftijdscategorie 70+ en daarnaast is de normale vergrijzing zichtbaar zoals die zich in heel Nederland voordoet. Voor deze doelgroep moet voldoende woonruimte zijn. • De gedachte is dat een woonservicegebied het voor ouderen (maar ook voor mensen met een lichamelijk of geestelijke beperking) mogelijk maakt om (langer) zelfstandig te wonen met een betere kwaliteit van leven. Een tweede doel is de doelmatige inzet van schaarse professionele zorg en stimulering van informele zorg en ontmoeting. • Met het realiseren van een woonservicegebied wordt het voorzieningenniveau in Dronten versterkt. • Bij het nieuwe wooncomplex De WoonArk in het woonservicegebied de Regenboog kunnen zorg en diensten op basis van behoefte bij zorgaanbieder Coloriet worden afgenomen. Er is een Zorg Uitval Basis (ZUB) aanwezig op de begane grond van het complex. Hier is 24 uur per dag een verzorgende, die door middel van een oproepsysteem binnen een kwartier bij de bewoner aanwezig is. Op de verdiepingen zijn 84 zelfstandige seniorenappartementen: elk 2 met een oppervlakte van ruim 90m . Heel ruim en geschikt voor mensen met bijvoorbeeld een rollator of rolstoel. Het alleen op afroep gebruik maken van zorg, draagt bij aan het gevoel van zelfstandig blijven wonen. • Naast de zorg is er ook een aantal andere voorzieningen aanwezig. Er is een ruimte voor fysiotherapie, huid- en oedeemtherapie en een apotheek. Vanzelfsprekend kunnen ook mensen die niet in het wooncomplex wonen, gebruik maken van de diensten van deze paramedici. Naast de paramedici zijn er op de begane grond 21 niet-zelfstandige 19 20 wooneenheden gerealiseerd voor de twee zorginstellingen Triade en Interakt Contour . Beide bieden begeleid wonen aan hun cliënten in De WoonArk. De bewoners beschikken elk over een eigen keuken, toilet, slaapkamer en buitendeur en er is een gezamenlijke huiskamer. • Triade, InteraktContour en Coloriet versterken elkaar door na te gaan waar zij tot efficiency kunnen komen. Zo werken zij bijvoorbeeld samen aan de nachtdienst in de zorg.
18
VDZ Nederland was tot 9 juni 2008 de beroepsvereniging voor directies in de zorgsector.
19
Cliënten van Triade zijn mensen met een verstandelijke of psychosociale beperking. Kinderen met een ontwikkelingsachterstand of gezinnen met ernstige problemen. 20 InteraktContour biedt zorg en begeleiding aan mensen met hersenletsel, met een lichamelijke beperking of chronische ziekte.
65
•
•
•
• •
•
•
• •
Een denksportcentrum (met vierhonderd leden) huurt tegen een gereduceerde huur met bijzondere voorwaarden een ruimte in het seniorencomplex op de begane grond. Hier kan men klaverjassen, dammen, sjoelen en bridgen. Voor de gereduceerde huur moeten zij een tegenprestatie leveren. Door het denksportcentrum wordt in overleg met de bewonerscommissie van De WoonArk onderzocht hoe buiten de ‘actieve’ uren van het denksportcentrum door de leden verdere invulling kan worden gegeven aan de welzijnsfunctie. De ruimte dient dan een gezellige en sociale functie voor bewoners en omwonenden te hebben. Een criterium in de besluitvorming is geweest dat er aandacht voor de esthetische aspecten is. Het woonservicegebied kent een bijzondere architectuur. De gebouwen De WoonArk en De Regenboog horen bij elkaar. Dit is ook te zien aan de architectuur van beide gebouwen. Het gebouw is vormgegeven als een schip. Als uitgangspunt werd de bestaande kerk ‘De Ark’ genomen. Deze wordt door het complex als het ware omarmd. Dit inspireerde de architecten tot de vormgeving van het gebouw als de Ark van Noach. De metafoor van een schip, drijvend op de voormalige Zuiderzee en nu gestrand op het land, werd zo omgezet in een krachtig architectonisch concept. De WoonArk staat in het teken van ‘De Ark van Noach’ die door middel van de loopbrug verbonden wordt met ‘de dukdalfen’, de hoofdingang van De Regenboog. De loopbrug vormt tevens een toegangspoort van Dronten. De loopbrug tussen de gebouwen staat geheel in het teken van verbintenis. De belangrijkste verbinding van de gebouwen is de zorg die aan beide kanten kan worden geleverd door Coloriet. Het komt voor dat mensen in De WoonArk wonen, waarvan de partner in verzorgingshuis De Regenboog woont. Men woont niet meer bij elkaar, maar is toch in de buurt. Men blijft bij elkaar betrokken. Er wordt deel uitgemaakt van een gemeenschap door de gezelligheid die te vinden is op het buurtplein, in het Denksportcentrum en gewoon in het onderling ontmoeten. Ook bij slecht weer en voor de veiligheid is het fijn om gebruik te kunnen maken van de loopbrug. De loopbrug is voor medewerkers van Coloriet ook een veilige en aangename manier om zich bijvoorbeeld ’s nachts en bij slecht weer tussen het ene en het andere gebouw te verplaatsen. De Kloostertuin bij De WoonArk is een tuin met een historische vormgeving. In de tuin staan veel hagen en binnen de tuin zijn kleine tuintjes aangebracht. Deze tuintjes hebben allemaal een andere sfeer, ook gedurende het jaar. Hierdoor kan er in de tuin van sfeer naar sfeer gewandeld worden. Veel bewoners hebben een agrarische achtergrond en waarderen deze tuin. OFW heeft bij De WoonArk een zogenaamde warmte-koudeopslag (WKO) toegepast voor verwarming en koeling. Het verzorgingshuis De Regenboog is aangesloten op de WKO van De WoonArk. Zij maakt alleen gebruik van de koeling. Ook komen vier nog te bouwen appartementsgebouwen aan de Lijzijde op deze WKO. Naast een ecologische component heeft het leveren van koeling ook sociaal cultureel aspect. Koeling in de zomer met zeer warme temperaturen draagt bij aan de gezondheid van mensen, zeker indien er sprake is van bijvoorbeeld hartfalen, diabetes of astma. Mogelijkerwijs worden hierdoor de kosten van de 21 gezondheidszorg beperkt en neemt de kwaliteit van leven toe. Aan aspecten als gebruiksgemak en voorlichting aan de bewoners over het gebruik en werking van de WKO is en wordt nadrukkelijk aandacht besteed. Het voordeel van de WKO is dat deze centraal wordt onderhouden, waardoor bewoners zelf geen onderhoud aan een verwarmingsinstallatie hoeven uit te voeren (zoals het bijvullen van de Cv). Zeker voor ouderen is dit vaak een probleem. Aandachtspunt in de communicatie met bewoners is dat het een systeem is dat warmte afgeeft die anders aanvoelt dan de warmte van de traditionele systemen. Het is daarnaast een traag systeem. Ook de samenstelling van de afrekening (en waarop deze gebaseerd is) behoeft goede uitleg. De WKO maakt gebruik van vloerverwarming. Dit vergroot de inrichtingsmogelijkheden van de woningen omdat er geen radiatoren hoeven te worden geplaatst. De bewoners kunnen de temperatuur van de woonkamer en de slaapkamer afzonderlijk regelen.
21
OFW heeft hierover geen cijfers beschikbaar. In de transitietheorie noemt men dit een voorbeeld van verbroken verbindingen, de gezondheidszorg en woningcorporaties hebben hierover geen informatie uitwisseling en kunnen hierdoor elkaar ook niet beïnvloeden. Wel is bekend dat op extra warme dagen het zeer druk is op de spoedeisende hulp van ziekenhuizen. Hier is sprake van een vorm van split incentives: de woningcorporatie investeert, de gezondheidswinst is voor de bewoners en de besparing is voor de zorgverzekeraars.
66
•
•
Er is geen gasaansluiting in de woning gerealiseerd. Dit is mede vanuit kostentechnisch oogpunt: het vastrecht is te duur indien bewoners dit slechts gebruiken voor koken. Voordeel is dat doordat de bewoners elektrisch/keramisch koken, het risico voor brandgevaar aanzienlijk is verkleind. Tijdens de realisatie van het woonservicegebied zijn er leerlingbouwplaatsen ingericht.
Ecologische aspecten • Het uitgangspunt bij de bouw is het basisbestek van OFW. Dit betekent dat er gebruik is gemaakt van kwalitatief hoogwaardige (en daarmee duurzame) materialen en FSC-hout. • De Kloostertuin draagt bij aan de biodiversiteit. • De WKO-installatie is een kleinschalige vorm van energieopwekking, waarbij minder gebruik gemaakt wordt van fossiele brandstoffen en met minder CO2-uitstoot. Het terugdringen van de CO2-uitstoot en het toepassen van duurzame energieopwekking past binnen de beleidsdoelstellingen van OFW. • Uiteraard is voor de warmtepompen en warmtewisselaars elektriciteit noodzakelijk. Maar het energieverbruik is aanzienlijk geringer dan bij een traditionele wijze van verwarming met een Hr-ketel. Er is wel een Hr-ketel geïnstalleerd om pieken op te vangen en als back-up. • Door de koeling wordt het gebruik van diverse energieverbruikende koeling- en ventilatiesystemen van bewoners teruggedrongen en/of voorkomen. Bedrijfseconomische aspecten Naast de ‘standaard’ financiële uitgangspunten bij bouwprojecten (zoals vaststellen investeringsbudget, vaststellen hoogte onrendabele investering, vaststellen van de huurprijzen en het doen van een risicoanalyse) zijn in het kader van dit duurzaamheidsplan nog als bijzondere bedrijfseconomische aspecten te noemen: • De WKO-installatie is in een reeds bestaande Vastgoed Beheer bv van OFW ondergebracht. Reden daarvoor was de Huurprijzenwet: in een stichting kan er alleen wat extra huur voor worden gevraagd, in een bv een vergoeding voor energielevering. Mogelijk richt OFW in de toekomst toch een aparte bv op, maar dat hangt onder meer af van de ontwikkelingen in de Warmtewet. De activiteiten in de bv worden vanuit OFW uitgevoerd: er is geen apart personeel. • OFW gaat bij de WKO-installatie van De WoonArk uit van een kostendekkende exploitatie. De installatie is gefinancierd middels een sale-and-lease-back-constructie. Dit houdt in dat de installatie is verkocht aan een leasemaatschappij en OFW deze installatie gedurende een periode van tien jaar terug least. OFW heeft het recht om deze installatie na tien jaar voor een relatief geringe waarde terug te kopen. Als zekerheid voor deze leasing is er voor de bank een opstalrecht op de installatie gevestigd. Het voordeel van deze leaseconstructie is dat de afschrijvingscomponent in de leasetermijn ten laste van de fiscale winst van de bank gebracht kan worden. Het WSW heeft hier een uitzondering gemaakt op de voorwaarde voor borgstelling van de ‘ongedeelde eigendom’. • De doorberekende vergoeding van de WKO aan de huurders bestaat uit een (groter dan bij andere energieleveranciers) vast en een (kleiner dan bij andere energieleveranciers) variabel deel (afhankelijk van verbruik). De vaste component wordt verhoogd met het CBSprijsindexcijfer, de stijging van de variabele component is afhankelijk van de ontwikkeling van de energieprijzen. Hierdoor zal de stijging van de totale vergoeding voor de WKO-installatie op termijn naar verwachting lager zijn. • Het WKO-systeem werkt niet als de koeling niet gebruikt wordt. Voor gebruik van koeling wordt geen vergoeding in rekening gebracht. • Er is een risicoanalyse gemaakt voor de verhuur van de maatschappelijke ruimtes in ‘de plint’. Voor de maatschappelijke ruimtes is uitgegaan van minimaal kostendekkende verhuur en langjarige huurovereenkomsten. Indien niet alle ruimtes verhuurd zijn, dan is het mogelijk deze ruimtes te bestemmen als huurappartement. De diepte- en breedtemaat van de maatschappelijke ruimtes maakt het mogelijk om deze als huurappartement te bestemmen.
67
Duurzame besluitvorming: Wooncomplex de Wiekslag, all electric concept OFW realiseert voor woongroep De Wiekslag een appartementencomplex (all electric concept) met 24 appartementen en een recreatieruimte aan de Fazantendreef in Dronten. Sociaal-culturele aspecten • De woongroep heeft destijds het initiatief genomen om OFW te benaderen om voor deze bijzondere woonvorm een complex te realiseren. Bij het ontwerp is rekening gehouden met wensen van de woongroep. Ook zijn er afspraken gemaakt over de wijze van toewijzen. • Voor de bewoners betekent dit concept dat: o Bij elk appartement (naast de voordeur) een kleine technische ruimte wordt gemaakt, die van buiten toegankelijk is. Op die manier kan er service verleend worden (onderhoud aan de installatie en/of verwisselen van wtw-filters), zonder dat bewoners thuis hoeven te zijn. Dit voorkomt ook veel arbeidsverspilling. o Zij vloerverwarming krijgen met eventueel een laagtemperatuurconvector/radiator in de kamer voor directe stralingswarmte. o Zij geen individuele Cv-ketel in hun woning krijgen. o Zij koeling krijgen. Het vastrecht wordt afgerekend, verbruik is gratis. o Zij zonwerend glas krijgen. o Bewoners warmte geleverd krijgen door OFW. Het vastrecht wordt afgerekend, verbruik wordt per GJ afgerekend. o Bewoners elektriciteit geleverd krijgen door OFW. Het vastrecht wordt afgerekend, verbruik wordt afgerekend per KWh. o Bewoners algemene verlichting, ventilatie en lifttransport geleverd krijgen door OFW. Afrekening geschiedt op basis van vastrecht. Op die manier kan de opgewekte elektriciteit worden omgezet in licht, zonder dat eco-tax betaald moet worden. o Het dagelijks energieverbruik wordt gemeten en aan bewoners teruggekoppeld via een website. Op deze manier kunnen bewoners de gebruikskosten inzichtelijk krijgen en het energieverbruik beperken. Ecologische aspecten Voor het appartementencomplex Woongroep De Wiekslag is in 2008 een bouwvergunning aangevraagd op basis van de toen geldende norm EPC= 0,8. Na een langdurige procedure, vanwege bezwaren van omwonenden, is eind 2009 de bouwvergunning afgegeven. OFW heeft toen opnieuw naar het energieconcept gekeken. Dit heeft geresulteerd in een “all-electric”-energieconcept met de volgende uitkomsten: • Toepassing van een hoogwaardige isolatie van de gevels, daken en vloeren. • Geen gasaansluiting. Dit levert doordat het terrein niet bouwrijp was, een flinke besparing op. • Warmteopwekking met zogenaamde “heatpipes” (zonneboiler met zeer hoge opbrengst). • Een warmtepomp en warmte-koude opslag (WKO) in de bodem. • De warmtepomp wordt op de begane grond geplaatst, dicht bij de bron. • Ontwerptechnisch en bouwkundig volgt uit het “all-electric”-energieconcept onder andere dat er enkele plaatsen nodig zijn voor de elektrische voedingen op de begane grond en dat er ruimte voor de elektrische omvormers nodig is. • De warmte uit ventilatielucht wordt teruggewonnen (WTW). • Het gehele dakoppervlak wordt voorzien van PV panelen. De benodigde elektriciteit voor de warmtevoorziening wordt grotendeels opgewekt met deze photovoltaïsche (PV) panelen. • Voor algemene ruimtes wordt energiezuinige verlichting toegepast met bewegingssensoren. • De lift is een extra energiezuinig type. • EPC reductie van 0,8 naar 0,38. • Afname van de CO2 uitstoot per appartement van 2054 kg/jr. naar 491 kg/jr. • Het gaan exploiteren van de levering van warmte, koeling, ventilatie, warm-tapwater, elektriciteit, collectieve verlichting en lifttransport aan de bewoners van het complex. • In de toekomst kunnen ook nog micro-windturbines geplaatst worden op het gebouw zelf, zodat lokaal nog meer elektriciteit kan worden opgewekt.
68
22
Programma ‘Energiesprong’ • Voor nieuwbouw gelden via EPC-eisen al lagere energie-eisen. Het is dan ook een grote uitdaging een energiesprong van minimaal 45% te bereiken. • Het energieverbruik voor deze 24 appartementen en algemene voorzieningen is als volgt:
•
Ten opzichte van de ontwerpnorm voor nieuwbouw in 2010 is een energiesprong (CO2reductie) van ruim 45% gemaakt. Alle energieaspecten van het appartementencomplex zijn meegenomen. De meeste reductie is behaald op het verwarmings-/koelingsysteem in combinatie met de elektriciteitsopwekking met PV-panelen.
Bedrijfseconomische aspecten • Zie voor de bedrijfseconomische aspecten het voorbeeld van woonservicegebied De WoonArk/Regenboog. Afwijkend hierop is de wijze waarop de WKO installatie gefinancierd wordt. Dit kan niet meer middels een sale-and-lease-back constructie. De definitieve financieringswijze wordt nog nader bepaald. • OFW wilde op basis van haar duurzaamheidbeleid met een innovatief energieconcept bereiken dat de appartementen aan de gewijzigde eisen (maart 2010) van groenfinanciering zouden voldoen. De EPC moet voor deze groenfinanciering minimaal 35% lager zijn dan de norm volgens het bouwbesluit. Dit betekent dat de EPC maximaal 0,52 mag bedragen. De berekende EPC van 0,38 voor de appartementen voldoet hier ruimschoots aan. Door de maatregelen toe te passen, is voor het gehele complex groenfinanciering verkregen. Op het reguliere rentetarief wordt een korting verstrekt voor een periode van tien jaar. • De energielevering aan de bewoners geschiedt vanuit een aparte BV. De uitvoering start in het derde kwartaal van 2011.
22
Zie hoofdstuk ‘Algemeen kader duurzame ontwikkeling’ paragraaf ‘Nederland’.
69
9. TEN SLOTTE Binnen OFW wordt de duurzaamheidsdoelstelling “Alert zijn op de meerjaren-effecten van ons handelen op de samenleving, waarbij de effecten op het milieu zeker goed worden meegewogen”, gehanteerd. Maatschappelijk worden de laatste tijd wat kritische kanttekeningen gezet bij duurzaamheid. Toch is OFW ervan overtuigd dat duurzaamheid één van de belangrijkste thema’s wordt voor de toekomst. Een wereld die niet nadenkt over de lange termijn effecten van zijn handelen zal zichzelf tegen komen. Dit wordt inmiddels steeds zichtbaarder in de wereldpolitiek: korte termijn voordelen leiden tot het doorschuiven van verplichtingen naar de toekomst, of dit nu over schulden gaat of over milieubelasting. Er zijn denkers die vinden dat we in een overgang zitten naar een nieuw tijdperk: het “Sustainisme”. Hier gaat het om samenhang en dwarsverbanden, meer doen met minder, het belang van het geheel. Uit ervaring kan OFW zeggen dat hoe meer er wordt gedaan met duurzaamheid, hoe interessanter en relevanter het wordt. Bovendien wordt dit steeds meer bevestigd door haar bewoners en de Dronter samenleving. Woningcorporaties zijn bij uitstek organisaties die duurzaamheid hoog in het vaandel moeten hebben. Het denken over de kwaliteit van wonen op de lange termijn is vanzelfsprekend, woningcorporaties investeren tenslotte in woningen die zeker veertig jaar staan en waarvan wordt gehoopt dat mensen hier graag blijven wonen. Is dit niet het geval dan is er sprake van kapitaalvernietiging. Hier hoort als vanzelfsprekend het nadenken over het beheer op de lange termijn bij: een besparing op uitgaven in nieuwbouw nu mag niet leiden tot hoge exploitatiekosten of woonlasten in de toekomst. Goedkoop wordt dan duurkoop. Een aantal ontwikkelingen is onvermijdbaar en niet door woningcorporaties of door Nederland te beïnvloeden. Grondstoffen en fossiele brandstoffen worden schaars, mede doordat meer wereldburgers uit grote landen als China en India ze gebruiken. Als gevolg hiervan nemen de kosten hiervoor veel sterker toe dan de inflatie. Dat betekent onder meer dat de energiekosten een steeds groter aandeel gaan vormen van de woonlasten, dat de kosten van bouwmaterialen een steeds groter onderdeel gaan vormen van de bouwkosten, maar ook dat de kosten voor drinkwater zullen stijgen. De effecten van klimaatverandering zullen zichtbaarder worden. Daardoor zal de noodzaak toenemen om op het niveau van de wereldpolitiek maatregelen te nemen. Dit zal zich gaan vertalen in beleid voor de Nederlandse samenleving: zeker voor terreinen waar veel energie wordt gebruikt en dus sprake is van CO2-uitstoot. Dit geldt ook voor de woningbouw. Beter is hier vroegtijdig op in te spelen. Voor woningcorporaties die zich ten doel stellen woningen te bouwen voor mensen met lage inkomens is energiebesparing een must. Het ligt voor de hand dat de grootste besparing te bereiken is bij de woningen waar het meest wordt gebruikt: oudere woningen uit de bestaande voorraad. Op langere termijn zal besparing op schoon drinkwater en besparing op en hergebruik van bouwmaterialen in belang toenemen. OFW gebruikt bij het denken over energiebesparing de trias energetica. Dit houdt in: 1. Gebruik zo weinig mogelijk energie (woningisolatie); 2. Indien er energie wordt gebruikt, zorg er dan voor dat er zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van duurzame energie (bijvoorbeeld WKO, zonnepanelen, windmolen, gebruik maken van de daken van corporatiewoningen waar met bijvoorbeeld zonnepanelen meer energie kan worden opgewekt dan voor het betreffende huishouden nodig is); 3. Zuinig en efficiënt gebruikmaken van fossiele bronnen, als duurzame energie niet volstaat. Er is urgentie om de bestaande woningvoorraad te verduurzamen. Het denken vanuit split incentives leidt tot veel discussies met bewoners, vermindert het draagvlak en leidt niet altijd tot het beste voorstel. Gezocht moet worden naar het goede evenwicht: er moet niet maximaal worden gegaan voor het eigen belang. Eén of twee succesvolle projecten waar bewoners zelf kunnen ervaren wat het effect is van energiebesparing vergroot het draagvlak aanzienlijk. OFW hoort regelmatig van bewoners dat zij zo’n vijfhonderd euro terugkrijgen van het energiebedrijf.
70
Daar wordt met enthousiasme over gesproken. Let daarbij ook op de architectonische uitstraling en keuzes voor bewoners. Hoe trotser mensen zijn op hun ‘vernieuwde’ huis, hoe duurzamer de wijk. Het duurzaam inrichten van de besluitvorming heeft OFW veel gebracht. Naast aandacht voor de bedrijfsvoering en risico’s, wordt nu evenwichtig aandacht besteed aan sociaal-culturele, ecologische en bedrijfseconomische aspecten (people, planet, profit). Hiermee wordt duurzaamheid integraal onderdeel van de organisatiefilosofie. OFW past dit reeds enkele jaren toe en vindt dat haar besluitvorming hier aanzienlijk door is verrijkt. De rol van woningcorporaties verandert als gevolg van verduurzaming van de woningvoorraad. De overheid, maar ook woningcorporaties, bouwbedrijven en onderwijs zijn zich dit nog onvoldoende bewust en hebben hun ontwikkeling en organisatiefilosofie hier nog onvoldoende op afgestemd. De regelgeving sluit niet goed aan op beleidsdoelen rond duurzaamheid en er ontstaat discussie rond systeemgrenzen. Voorbeelden zijn; • Woningcorporaties worden leverancier van duurzame energie. Corporaties leveren verlichting, beweging van liften, warmte en koeling. De kosten hiervan worden voor een groot deel bepaald door de investering. Dit wijkt af van servicekosten, waar vooral het gebruik van energie wordt gemeten. De huidige wet- en regelgeving zoals de huurprijzenwet heeft deze ontwikkeling nog niet onderkend. Het is voor woningcorporaties belangrijk om alert te zijn op de ontwikkelingen rond de warmtewet. • Een van de mogelijke transitiepaden naar verduurzaming van de energieopwekking is kleinschalige duurzame energieopwekking. Dit wordt onder meer door woningcorporaties gedaan, gekoppeld aan een wooncomplex of buurt. Deze dienst kan ook aangeboden worden aan kopers die soms in hetzelfde complex/buurtje wonen. Bij het ontwikkelen van de warmtewet is meer nagedacht vanuit grootschalige energieopwekking door energiebedrijven waardoor kleinschalige initiatieven door andere partijen worden bemoeilijkt. Toch is het realiseren van veertien procent duurzame energieopwekking in 2020 één van de beleidsdoelen van kabinet Rutte. • De kosten van energie worden voor een groot deel bepaald door de fiscus. Energieopwekking voor eigen gebruik is niet belast. Dit is voor een beperkt aantal woningen mogelijk. Het is interessant om hier gebruik van te maken. Bij duurzame energieopwekking zouden de mogelijkheden hiertoe moeten worden verruimd, temeer daar dergelijke initiatieven minder kosten op de samenleving afwentelen. Bovendien wordt een groot deel van de kosten bepaald door investeringen. Zekerheid over de lange termijn voorwaarden om te investeren is gewenst. • De (subsidie)regelingen rond duurzaamheid worden in rap tempo afgebouwd. Onder meer groenfinanciering en EIA boden mogelijkheden. Het verduurzamen van de bestaande bouw is een kans, zeker in een tijd dat de werkgelegenheid van de bouw sterk onder druk staat. Woningcorporaties worden door beleidsvoornemens, waarin staat dat zij bij moeten dragen aan de kosten van huurtoeslag, terughoudend om te investeren. Indien de mogelijkheid wordt geboden om te investeren in plaats van te doneren, zal hier veel motivatie voor bestaan. Dit leidt op de lange termijn tot structureel lagere woonlasten, minder energieafhankelijkheid van het buitenland en het beter realiseren van duurzaamheidsdoelen. • De bouw staat voor een ingrijpend veranderingsproces. Duurzaamheidsbeleid is kwaliteitsbeleid, belangrijk is om faalkosten te voorkomen, isolatie moet consequent en zorgvuldig worden aangebracht, bouwvakkers en opzichters moeten snappen wat en waarom ze werkzaamheden doen. Ventilatie en aandacht voor een gezond binnenmilieu is essentieel. Kennis en bewustzijn hierover moet veel sterker worden ontwikkeld. • De organisatie van de bouwvoorbereiding verandert sterk. Duurzaamheid zal een integraal onderdeel moeten zijn van de planontwikkeling. Dit betekent dat de stedenbouwkundige het duurzaamheidsconcept bij de planontwikkeling integraal mee moet nemen. Dit geldt ook voor de architect. Dit raakt aan traditionele verhoudingen en status en doorbreekt oude gewoontes. Woningcorporaties moeten in hun opdrachtgeverrol deze verandering als uitgangspunt nemen. Ook voor gemeentes en het Rijk betekent dit dat zij in hun besluitvorming partijen moeten laten meedenken over het thema Duurzame Ontwikkeling. Integraliteit, betrokkenheid en samen verantwoordelijk wordt het uitgangspunt. Een gedachte vooraf meenemen kost niks extra; een wijziging van het ontwerp is duur.
71
•
Het onderwijs moet zich bewust zijn dat duurzaamheidsbeleid het werken van alle mensen zal beïnvloeden. Dit betekent nieuwe kennis en lesmethoden. Duurzaamheid moet integraal onderdeel zijn van alle lessen en niet slechts een keuzevak. Wie schoolt de docent om en hoe duurzaam werken scholen als organisatie zelf al?
Ook voor consumenten zullen veranderingen optreden. Dit is niet altijd makkelijk en vergt communicatie. De warmtebeleving voor bewoners wijzigt als gevolg van nieuwe verwarmingssystemen. Bij een laagtemperatuurverwarming reageert het systeem traag, waardoor men bijvoorbeeld ’s avonds de verwarming niet even wat hoger kan zetten. Dit pleit voor een ”knuffelradiator“ waar mensen zich snel kunnen opwarmen. Het systeem heeft ook effect op de keuze van de vloerbedekking. Indien overwogen wordt om dergelijke systemen toe te passen dan is de bewonerscommunicatie hierover een belangrijk aandachtspunt. Mensen moeten bij nieuwe technieken ook opnieuw leren welk gedrag leidt tot een zuinig stookgedrag. Het onderhoud van nieuwe installaties, bijvoorbeeld het vervangen en schoonhouden van filters, is voor de meeste consumenten nieuw: een belangrijk aandachtpunt in de communicatie. Meten is weten. Het in beeld brengen van de gerealiseerde energiebesparing kan heel stimulerend werken in de organisatie. Hiermee wordt zichtbaar gemaakt dat er wordt gedaan wat gezegd wordt en dat men hier trots op is. Medewerkers vinden het fijn in een organisatie te werken die met zaken bezig is, die er toe doen. Evalueer elk project. Denk in continu verbeteren. Denk in ontwikkeling. Woningcorporaties moeten zich ten doel dat elk project beter is dan het vorige. Veel medewerkers leren ervaringsgericht; begin dus op tijd. Heb ook aandacht voor de overgang van ‘project’ naar ‘beheer-fase’. Indien vaklieden niet weten waarom duurzame maatregelen zijn toegepast kan dit gauw teniet worden gedaan. Het implementeren van een duurzaamheidsbeleid in de organisatie betekent veel aandacht voor de organisatieontwikkeling. Medewerkers, leveranciers en klanten moeten leren om duurzaamheid in alles wat zij doen te incorporeren. Dit stelt eisen aan het management en de leiderschapsstijl. Alleen wanneer duurzaamheid consequent wordt uitgedragen, is de organisatie geloofwaardig en zullen stakeholders en medewerkers bereid zijn dit veranderingsproces samen met de organisatie aan te gaan. Het gedrag van mensen en organisaties is altijd veel overtuigender dan wat men zegt of schrijft. Dus “zeg wat je doet, en doe wat je zegt”. Er is veel aandacht nodig voor leren. Continu verbeteren moet het uitgangspunt zijn. Dit betekent dat medewerkers zich mee moeten ontwikkelen met de duurzaamheidfilosofie van de organisatie. Dit stelt eisen aan de organisatieontwikkeling. Bovendien is het aansturen van een innovatie anders dan de aansturing van een begrepen proces. Pas indien veiligheid wordt geboden om te leren en medewerkers ook ruimte krijgen om niet voorziene investeringen voor te leggen, durven mensen hun nek uit te steken. Begin eerst op kleinere schaal met duurzaamheid en geef medewerkers de mogelijkheid om ervaringsgericht te leren. Een organisatie is pas echt geloofwaardig voor zichzelf en haar stakeholders zodra duurzaamheid integraal onderdeel uitmaakt van al haar handelen. Teveel is duurzaamheid nog gekoppeld aan een experiment los van de staande bedrijfsvoering. Teveel wordt duurzaamheid nog beperkt tot energiebesparing in woningen. Let bijvoorbeeld ook eens op bedrijfsauto’s en papiergebruik. Stakeholders bedankt OFW heeft ruim tien jaar duurzaamheid in haar beleid opgenomen. Het heeft haar veel gebracht. Haar kennis is verrijkt en verdiept; ook door de samenwerking met veel betrokken, intrinsiek gemotiveerde mensen en organisaties. Hier is OFW natuurlijk erg blij mee. De ervaring leert dat het denken in mogelijkheden veel kansen biedt. Het in samenhang afwegen van sociaal-culturele, ecologische en bedrijfseconomische aspecten heeft geleid tot een kwalitatief goed woningbezit, waar mensen graag wonen, dat relatief efficiënt is te beheren en leidt tot lagere woonlasten als gevolg van energiebesparing. Maar ook tot een goede relatie met de samenleving, stakeholders die samen met OFW trots zijn op het resultaat, maar ook ambitieus om het nog verder te verbeteren. Bewoners die graag meewerken aan plannen om hun woning te verbeteren en medewerkers die zich continu verder ontwikkelen en zich sterk betrokken voelen bij het realiseren van de OFW doelstellingen. En uiteindelijk is er ook meetbaar veel energie en daarmee veel CO2 bespaard. OFW bedankt graag iedereen die haar geholpen heeft om te komen waar zij nu is en daagt iedereen uit om haar tips en ideeën te geven om zich nog verder te kunnen ontwikkelen.
72
Het nieuwe tijdperk is niet meer de survival of the fittest, maar het overleven van het geheel. OFW voelt zich verantwoordelijk om bij te dragen aan: - Nederland minder afhankelijk maken van fossiele brandstoffen - Realiseren van de millenniumdoelen - Verminderen kosten levensonderhoud waardoor de druk op pensioenen minder wordt - Werkgelegenheid in de bouw - Verhogen ketenkwaliteit en ontwikkelen mensen rond duurzaamheid - Duurzaamheid in het onderwijs - Verminderen gebruik schoon drinkwater - Tegengaan ontbossing en erosie in de wereld, FSC-hout - Biodiversiteit
73
BIJLAGE 1: VOORBEELD WIJKPLATTEGROND MET ENERGIELABELS
74