Zitting 1973-1974 - 11 9 5 7 Opheffing van de gemeenten Doornspijk en Elburg en vorming van een nieuwe gemeente Elburg, alsmede wijziging van de grenzen der gemeenten Nunspeet en Oldebroek MEMORIE VAN ANTWOORD (Ontvangen 20 februari 1974) Nr. 5
(De vroegere stukken zijn gedrukt in de zittingen 1971-1972 en 1972-1973) 1. Algemene beschouwingen Het verheugt de ondergetekende, dat de vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken eensgezind is in haar waardering voor de voornaamste doelstelling van het wetsontwerp, te weten de vorming van een nieuwe gemeente Elburg na opheffing van de huidige gemeenten Doornspijk en Elburg, en dat zij de mening is toegedaan, dat tegen deze kern van het voorstel weinig bezwaar kan bestaan nu ook de raden van deze gemeenten zich duidelijk voor samenvoeging hebben uitgesproken. Intussen blijkt er (blz. 1, vijfde en zesde alinea) behoefte te bestaan aan nadere gegevens betreffende de voorgeschiedenis van het wetsontwerp, met name in verband met hetgeen ten aanzien van de buurtschap Lage Bijssel en de polder Oosterwolde wordt voorgesteld. Op deze onderdelen van het voorstel zal de ondergetekende hierna nader ingaan onder 4 (de grens met Nunspeet) en onder 3 (Oosterwolde). Hij moge hier in het kader van de algemene beschouwingen de totstandkoming van het wetsontwerp in bredere zin memoreren. Op 15 augustus 1957 werd ingediend een ontwerp van wet tot opheffing van de gemeente Ermelo en instelling van nieuwe gemeenten Ermelo en Nunspeet (zitting 1956/1957, 4784). Dit ontwerp had in de Tweede Kamer geen gunstig onthaal. In het voorlopig verslag werd gesuggereerd, een herziening van de gemeentelijke indeling van de gehele Noordwest-Veluwe ter hand te nemen. In verband hiermede werd door de toenmalige ambtsvoorganger van de ondergetekende aan gedeputeerde staten van Gelderland verzocht, een desbetreffend plan in studie te nemen. Bedoeld wetsontwerp werd, nadat de parlementaire behandeling daarvan aanvankelijk was geschorst, op "24 april 1969 ingetrokken. Op 2 november 1960 verzochten gedeputeerde staten aan de Kroon een gemeentelijke herindeling van de NoordwestVeluwe te bevorderen in die zin, dat 1. de gemeente Ermelo zou worden opgeheven. Het dorp Nunspeet met omgeving zou met de tot de gemeente Doornspijk behorende buurtschappen De Pol en Lage Bijsssel tot een nieuwe gemeente Nunspeet worden geformeerd en het dorp Ermelo met omgeving zou aan de gemeente Harderwijk worden toegevoegd; 2. Elburg zou worden uitgebreid met een groot deel van de op te heffen gemeente Doornspijk en met het tot de gemeente Oldebroek behorende deel van 't Harde. De tot Doornspijk behorende polder Oosterwolde zou naar de gemeente 01debroek overgaan; 3. een deel van Oldebroek zou worden toegevoegd aan de gemeente Hattem; 4. de grens tussen de Gelderse kustgemeenten en het openbaar lichaam „Zuidelijke IJsselmeerpolders" zou worden gewijzigd. Nader stelden gedeputeerde staten nog voor, het tot de gemeente Doornspijk behorende Oud-Soerel bij de nieuw te vormen gemeente Nunspeet te voegen. 11957
5
2 Omdat dit voorstel niet de instemming van de toenmalige ambtsvoorganger van de ondergetekende kon verkrijgen, werd het door gedeputeerde staten op 8 november 1961 ingetrokken. Op 23 mei 1962 legden gedeputeerde staten aan de betreffende gemeenteraden een beperkt plan voor, inhoudende: 1. toevoeging van de Doornspijkse buurtschap De Pol aan Ermelo; 2. overgang van het Oldebroekse deel van 't Harde naar Doornspijk; 3. toevoeging van een beperkt deel van Oldebrock aan Hattem; 4. wijziging van de grens tussen de Gelderse kustgemeenten en het openbaar lichaam .,Zuidelijke IJsselmeerpolders"; 5. toevoeging van het tot de gemeente Doornspijk behorende Oud-Soerel aan Ermelo. Aangezien dit voorstel door de toenmalige bewindsman te beperkt werd geacht, werd het door gedeputeerde staten op 29 april 1964 ingetrokken, behalve voor wat betreft de onder 4 bedoelde grenswijziging. Dit onderdeel werd als afzonderlijk voorstel verder behandeld. Het betreffende ontwerp werd op 9 maart 1968 (Stb. 118) tot wet verheven. Gedeputeerde staten richtten vervolgens op 21 april 1965 tot de Kroon het verzoek, de volgende gemeentelijke herindeling te bevorderen:
het plan bezwaar voor zover het er mede in voorzag het dorp Ermelo samen te voegen met de gemeente Harderwijk. Daar het uitblijven van een beslissing inzake de gemeentelijke herindeling van de Noordwest"Veluwe de ruimtelijke ontwikkeling van dit gebied ongunstig beïnvloedde, besloot de toenmalige ambtsvoorganger van de ondergetekende in verband met de moeilijkheden, die een integraal plan bleek te geven, afzonderlijke voorstellen voor de onderscheiden onderdelen voor te (doen) bereiden. Bij brief van 14 november 1969 (zitting 1969-1970, 10 300, nr. 14) berichtte hij aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, dat hij de indiening zou bevorderen van 1. een nieuw ontwerp van wet, strekkende tot opheffing van de gemeente Ermelo en instelling van nieuwe gemeenten Ermelo en Nunspeet, gepaard gaande met een beperkte uitbreiding van de gemeente Harderwijk, ten koste van de bestaande gemeente Ermelo; 2. een wetsontwerp, strekkende tot uitbreiding van het territoir van de gemeente Hattem ten koste van de gemeente Oldebroek.
Voorts deelde hij mede, dat hij over een eventuele samenvoeging van de gemeenten Doornspijk en Elburg en een eventuele herindeling van de over de gemeenten Doornspijk en Oldebroek verdeelde kern 't Harde nader advies had ingewonnen van gedeputeerde staten. De laatste hiervoor onder 1 en 2 bedoelde voorstellen zijn inmiddels wet geworden (wetten van respectievelijk 15 september 1971, Stb. 570, en 13 mei 1970, 1. opheffing van de gemeente Ermelo en vorming van een Stb. 208). nieuwe gemeente Nunspeet (bestaande uit het dorp Nunspeet Nadat de ambtsvoorganger van de ondergetekende het nader en omgeving en de, door Doornspijk af te stane, buurtschappen advies van gedeputeerde staten betreffende de gemeentelijke De Pol en Oud-Soerel) alsmede toevoeging van het dorp Er- herindeling van Doornspijk en Elburg had ontvangen en daarmelo en omgeving aan de gemeente Harderwijk; na de gemeenteraden bij een bezoek ter plaatse nog in de gelegenheid had gesteld, zich mondeling tegenover hem uit te 2. overgang van het Oldebroekse deel van 't Harde naar spreken, heeft hij de indiening van het onderhavige wetsontDoornspijk; werp bevorderd. De daarin gedane keuze betreffende de in3. toevoeging van het Doornspijkse dorp Oostendorp aan deling van de buurtschap Lage Bijssel en van de polder Oosterwolde zal de ondergetekende, zoals gezegd, hierna nader Elburg; toelichten. 4. overgang van de Doornspijkse polder Oosterwolde naar Dat de ambtsvoorganger van de Minister, die de memorie Oldebroek; van toelichting heeft ondertekend, de gemeente Oldebroek op enigerlei wijze bij de verdere herindeling van de Veluwe com5. toevoeging van een deel van Oldebroek aan Hattem. Na pensatie zou hebben toegezegd (blz. 1, laatste volle alinea), ampel overleg met gedeputeerde staten deelde de toenmalige moet op een misverstand berusten. Het tegendeel is waar. Bij ambtsvoorganger van de ondergetekende aan de Voorzitter van de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging de Tweede Kamer bij brief van 29 december 1967 (zitting van de grens tussen de gemeenten Hattem en Oldebroek heeft 1967/1968, 9300, nr. 13) mede, het oordeel van de betref- Minister Beernink het volgende naar voren gebracht (Handefende gemeenteraden te zullen inwinnen omtrent een voorstel, lingen Tweede Kamer, zitting 1969/1970, blz. 3224, links): strekkende tot: „ ik ben gekomen met een wetsontwerp tot wijzi1. samenvoeging van de gemeenten Doornspijk en Elburg; ging van de grens tussen Hattem en Oldebroek, omdat vaststaat, dat het gedeelte, waarover wij vandaag spreken, geen 2. toevoeging van het Oldebroekse deel van 't Harde aan enkel, maar dan ook geen enkel rechtstreeks verband houdt de combinatie Doornspijk-EIburg; met Ermelo-Harderwijk en met Elburg en naaste omgeving Ik ben dan ook niet bereid, hiervan een soort 3. overgang van de Doornspijkse polder Oosterwolde naar koppelverkoop te maken en te zeggen: Oldebroek gaat terrein Oldebroek; verliezen aan de kant van Hattem en nu moet Oldebroek maar worden gecompenseerd door overdracht van grondgebied van 4. toevoeging van een deel van Oldebroek aan Hattem. een gemeente, die aan de andere kant, ver verwijderd van HatBij schrijven van 19 maart 1968 (zitting 1967/1968, 9300, tem, in de buurt van Oldebroek ligt". nr. 23) stelde de bewindsman de Kamer in kennis van het Nog er van afgezien, dat dus niet in een toezegging aanvoornemen, aan de betreffende gemeenteraden overeenkomstig leiding zou kunnen worden gevonden een financiële compenhet gestelde in artikel 160, tweede lid, der gemeentewet, een satie voor de „financiële aderlating", die de gemeente 01deontwerpregeling voor te leggen, welke, behalve tot de hiervoor broek dreigt te ondergaan (blz. 1, laatste volle alinea), in overlaatstelijk genoemde wijzigingen in de gemeentelijke indeling, weging te nemen, zou het op basis van de vigerende bepalingen mede strekte tot opheffing van de gemeente Ermelo en Harder- van de Financiële-Verhoudingswet 1960 ook niet mogelijk zijn wijk, met vorming van een nieuwe gemeente Nunspeet uit de zulk een financiële compensatie te verlenen. Overigens verkadastrale gemeente Nunspeet en een nieuwe gemeente Har- trouwt de ondergetekende er op (hij komt hierop onder 2 derwijk uit de gemeente Harderwijk en de kadastrale gemeen('t Harde) nog nader terug), dat de gemeente in staat zal zijn te Ermelo. de financiële gevolgen van de herindeling binnen een sluitende Deze ontwerpregeling bleek niet de onverdeelde instemming begroting op te vangen. Tnderdaad is de noodzaak, Elburg een ruimere armslag, in van de betrokken gemeenten te hebben. Vooral bij de raad van de (sedertdien opgeheven) gemeente Ermelo ontmoette het bijzonder voor de uitbreiding van zijn woningbouw, te
3 geven een belangrijk motief voor de samenvoeging van de gemecnten Doornspijk en Elburg (blz. 2, links, eerste volle alinea). Het is echter zeker niet de bedoeling, dat de bebouwing zich zal gaan voortzetten langs de oevers van het Veluwerandmcer. Een zodanige uitbreiding van de bebouwing zou, mede omdat zij het uitzicht op de stadswallen zou wegnemen, niet kunnen worden toegestaan. Uit de mededeling in de memorie van toelichting, dat van de samen te voegen gemeenten niet zonder zwaarwegende motieven moet worden losgekoppeld hetgeen tot dusver tot die gemeenten behoort, moet niet worden geconcludeerd, dat meer op het belang van de nieuwe gemeente dan op de situatie, waarin Oldebroek komt te verkeren, is gelet (blz. 2, links, tweede en derde volle alinea). Wat is het geval? Op de grens tussen Doornspijk en Oldebroek liggen twee dorpen, te weten 't Harde en Oosterwolde. Het is van belang, dat die dorpen, die thans door de gemeentegrens worden doorsneden, geheel bij één gemeente worden ondergebracht. In het verslag wordt algemeen onderschreven, dat het duidelijk is, dat het Doornspijkse deel van 't Harde niet naar Oldebroek dient over te gaan, maar met het thans in laatstgenoemde gemeente gelegen deel van het dorp onderdeel van de nieuwe gemeente Elburg zal moeten uitmaken. Dezelfde motieven, die pleiten voor indeling van geheel 't Harde bij de nieuwe gemeente Elburg gelden, zoals de ondergetekende hierna bij 3 (Oosterwolde) nader zal uiteenzetten, voor opneming van ook het gehele dorp Oosterwolde in die nieuwe gemeente. Het is dan ook beslist niet zo, dat - uitsluitend om de positie van de nieuwe gemeente zo sterk mogelijk te maken - gebied bij die gemeente wordt ingedeeld, dat beter bij de gemeente Oldebroek zou kunnen worden gevoegd. 2. 't Harde De ondergetekende nam er met voldoening kennis van, dat algemeen de overtuiging bestaat, dat het thans over de gemeenten Doornspijk en Oldebroek verdeelde dorp 't Harde in zijn geheel bij de nieuwe gemeente Elburg dient te worden ingedeeld. Naar aanleiding van de vragen over de financiële consequenties van de afstand door Oldebroek van het tot die gemeente behorende deel van 't Harde (met daarbij nog het verlies van het Oldebroekse deel van Oosterwolde) voor die gemeente (blz. 2, links, vijfde volle alinea) deelt de ondergetekende mede, dat het verlies aan inkomsten uit het Gemeentefonds, dat zij zal lijden, op een bedrag van ongeveer f 250 000 per jaar kan worden gesteld. Hierbij zij aangetekend, dat dit inkomstenverlies in de eerste jaren wordt getemponseerd op grond van het „Besluit verfijning algemene uitkering ongewoon bevolkingsverloop". Gelet op de als gunstig aan te merken financiële positie van de gemeente valt niet te verwachten dat de gemeente niet in staat zal zijn het middelenverlies op te vangen anders dan door een beroep te doen op toepassing van artikel 12 van de Financiële-Verhoudingswet 1960. Van belang is in dit verband nog, dat het niet onwaarschijnlijk is dat tengevolge van de gebiedsafstand op bepaalde uitgaven zal kunnen worden gespaard. De ondergetekende verwacht dan ook niet, dat de inwoners van Oldebroek uit hoofde van de onderhavige gebiedsovergang met aanzienlijk hogere lasten zullen v/orden geconfronteerd. Dit laatste wil vanzelfsprekend niet zeggen dat het gemeentebestuur het niet om andere redenen te eniger tijd nodig zou kunnen achten, de eigen heffingen op een wat hoger peil te brengen. 3. Oosterwolde Zoals hiervoor en ook in het verslag is gememoreerd, is in eerdere plannen voorgesteld, de polder Oosterwolde op grond van geografische en landschappelijke motieven aan de gemeente Oldebroek toe te voegen. Daarbij werd overwogen, dat bedoelde polder evenals de aangrenzende, tot de gemeente 01debroek behorende, polder Oldebroek grotendeels open gebied is, waardoor tussen beide gebieden een zekere landschappelijke overeenkomst aanwezig is. Nadien zijn gedeputeerde staten
echter tot de conclusie gekomen, dat aan deze landschappelijke overwegingen niet zoveel waarde kan worden gehecht, dat zij de overhand zouden moeten hebben op andere motieven, die voor toevoeging van de polder aan de nieuwe gemeente Elburg pleiten. Beide genoemde polders worden immers als het ware gescheiden door de bebouwing van het dorp Oosterwolde en omgeving. Tussen deze bebouwing en de dichtbij zijnde woonoorden van de gemeente Oldebroek is een open gebied aanwezig. Daarentegen bevindt zich tussen het dorp Oosterwolde ener- en het Doornspijkse dorp Oostendorp en Elburg anderzijds in ruime mate verspreide bebouwing. Hier is dus een bebouwd overgangsgebied tussen het dorp Oosterwolde en Oostendorp-Elburg aanwezig, dat op vrij willekeurige wijze zou moeten worden doorsneden, wanneer de polder Oosterwolde aan Oldebroek zou worden toegevoegd. Overigens kan hier naar de mening van de ondergetekende wel degelijk van een soortgelijke situatie als bij 't Harde worden gesproken (blz. 2, rechts, zesde volle alinea). Ook van het dorp Oosterwolde ligt het grootste gedeelte in de gemeente Doornspijk (aantal inwoners van het Oldebroekse deel van Oosterwolde met omgeving 350; van het Doornspijkse deel met de aangrenzende bebouwing 1065). Ook hier gaat het, evenals bij 't Harde, om de keus of wel het grootste deel van het dorp van Doornspijk af te haken en bij Oldebroek te voegen, of wel het kleinste deel van het dorp van Oldebroek naar de nieuwe gemeente Elburg te doen overgaan. Het gaat er niet om - de ondergetekende wees daar reeds op - kost wat kost een sterke eenheid te creëren, maar om niet van de samen te voegen gemeenten delen af te snijden, waarvan niet het doorslaggevende argument kan worden aangetoond, dat zij beter bij een andere gemeente passen. Als bijkomend argument kan de voorkeur van de bevolking (blz. 2, rechts, eerste, vierde, vijfde en achtste volle alinea) worden genoemd. Te dezen zij opgemerkt, dat de meningspeiling met betrekking tot de voorkeur van de bewoners van de polder Oosterwolde heeft plaatsgevonden tijdens een hoorzitting onder voorzitterschap van een lid van gedeputeerde staten, waarbij bestuursleden van verenigingen te Oosterwolde aanwezig waren. Op uitnodiging van gedeputeerde staten is met behulp van de gemeentebesturen van Oldebroek en Doornspijk de ligging nagegaan van de woningen van de ondertekenaars van verschillende handtekeningenlijsten, die in Oosterwolde hebben gecirculeerd. Daarbij kwam naar voren, dat het overgrote deel van de bewoners (voor zover woonachtig in het Doornspijkse deel van het dorp Oosterwolde en in de aansluitende polder van die naam) voorkeur geeft aan Doornspijk. Aangezien ten tijde van de meningspeiling bekend was, dat het uiteindelijk ging om de vraag, of de polder Oosterwolde bij Oldebroek dan wel bij de nieuw te vormen gemeente Elburg ware te voegen, kan aangenomen worden, dat de uitspraak ten faveure van Doornspijk mede die nieuwe gemeente geldt. In ieder geval is ook later niet van een duidelijke voorkeur van de bevolking voor Oldebroek gebleken. In verband met hetgeen omtrent de nauwe verwevenheid van de polders Oosterwolde en Oldebroek is opgemerkt (blz. 3, links, slot eerste volle alinea) wijst de ondergetekende erop, dat inderdaad samenhang bestaat, nu deze polders deel uitmaken van het polderdistrict Noordwest"Veluwe. Tot dit district, dat zich uitstrekt van Harderwijk tot Kampen/Usselmuiden, behoren, behalve genoemde polders, evenwel ook de polders Doornspijk en Hulshorst. Zomin als er reden bestaat, laatstgenoemde polder, die de gehele kuststrook van de gemeente Nunspeet beslaat - met als motief, dat hij waterstaatkundig nauw verbonden is met de op het gebied van de nieuwe gemeente gelegen polders - bij de nieuwe gemeente Elburg in te delen, zomin is er naar de mening van de ondergetekende aanleiding de waterstaatkundige verbondenheid van de polders Oosterwolde en Oldebroek als argument voor de gemeentelijke indeling te hanteren. Naar aanleiding van de vraag naar de kerkelijke en politieke samenstelling van de bevolking (blz. 2, rechts, laatste volle alinea van onder) vermeldt de ondergetekende hieronder de ter zake van gedeputeerde staten van Gelderland ontvangen gegevens.
4 Kerkelijke samenstelling van de bevolking (in percentages) volgens de gegevens van de volkstelling 1971
Rooms-Katholiek Ned. Hervormd Ger. Kerken . . . Andere kerkel. gezindten . . . . Geen
Oosterwolde polder dorp
nieuw-Elburg 01de(zonder polder broek Oosterwolde)1)
0,2 85,6 5,3
85,5 5,6
5,4 59,8 13,6
3,6 60,8 9,9
8,3 0,6
8,2 0,7
11,2 10,-
19,7 6,-
Opmerking: in het onder Oldebroek vermelde percentage 19,7 voor andere kerkelijke gezindten zijn begrepen degenen, die aangesloten zijn bij de Ger. Kerken (Vrijgemaakt); dat kerkgenootschap komt in de polder Oosterwolde c a . niet voor. Politieke samenstelling van de bevolking (in percentages van het aantal geldige stemmen) volgens de verkiezing voor de Tweede Knmer op 29 november 1972 Oosterwolde polder dorp
nieuw-Elburg 01de(zonder polder) broek Oosterwolde)1)
PvdA KVP VVD AR D'66 CHU
8,0,1 2,6 16,2 0,9 14,~
DS'70 CPN
0,8 0,5
SGP PPR GPV PSP DMP NMP BP RKPN
47,6 0,6 3,7 0,3 — 0,1 4,6 —
15,1 2,2 12,8 14,6 2,3 13,2 3,6 0,7 23,1 1,9 5,8 0,6 0,4 0,3 3,3 0,1
8,— 2,3 16,1 1,1 13,8 0,8 0,4 47,5 0,8 3,8 0,4 — 0,4 4,6 —
23,9 2,3 9,4 16,8 2,5 10,7 2,1 1.-
16,3,1 8,1 1,2 0,3 0,3 2,2 0,1
') Zonder rekening te houden met de andere grenscorrecties. Aangezien de nieuw te vormen gemeente Elburg voldoende mogelijkheden zal hebben om elders te bouwen, behoeft naar de mening van de ondergetekende niet te worden gevreesd, dat de bebouwing de polder Oosterwolde - die overigens anders dan in het verslag (blz. 2, links onder) wordt verondersteld, zeker niet in zijn geheel als natuurgebied kan worden beschouwd - zal binnendringen. Het karakter van de polder zal bij toevoeging daarvan aan de nieuwe gemeente Elburg even goed kunnen worden bewaard als bij indeling bij de gemeente Oldebroek. Gedeputeerde staten van Gelderland hebben daarenboven door middel van het goedkeuringsrecht ten aanzien van de bestemmingsplannen voldoende mogelijkheden om eventuele ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Nog afgezien van de omstandigheid dat, zoals hiervoor is uiteengezet, verwacht mag worden dat de gemeente Oldebroek de financiële gevolgen, voortvloeiende uit de grenswijziging, binnen een sluitende begroting zal kunnen opvangen, is de ondergetekende van oordeel dat het toevoegen van de polder Oosterwolde aan de gemeente Oldebroek op louter financiële motieven (blz. 2, rechtsonder, en blz. 3, linksboven) in principe onjuist zou zijn. Nu de gemeente Oldebroek na de grenswijziging ruim 16 000 inwoners zal tellen en daarmee nog een stevige schakel blijft vormen in de rij van Gelderse gcmeenten op de Noordwest"Veluwe, kan naar de mening van de ondergetekende bezwaarlijk worden gezegd, dat het voorstel niet zou passen in het geheel van de bestuurlijke schaalvergroting in dat gebied (blz. 3. links, eerste volle alinea). Toevoeging
van de polder Oosterwolde aan Oldebroek in plaats van aan de nieuwe gemeente Elburg zou in dit verband slechts betekenen, dat beide gemeenten van inwonertal zouden wisselen: Elburg zou rond 16 000 inwoners gaan tellen (volgens voorstel ruim 17 000) en Oldebroek ruim 17 000 (volgens voorstel rond 16 000). Op grond van een en ander acht de ondergetekende geen aanleiding aanwezig ten aanzien van de polder Oosterwolde een andere indeling voor te stellen, dan in het wetsontwerp is geschied (blz. 2, rechts, tweede volle alinea, en 3, links, tweede volle alinea). Naar gedeputeerde staten hebben bericht, is de veronderstelling, dat ten noorden van Elburg een nieuwe autoweg zou zijn geprojecteerd (blz. 2, rechts, derde volle alinea) niet juist. Volgens hun mededeling is wel in een voorontwerp structuurplan van de gemeente Elburg een weg aangeduid, welke het Veluwerandmeer zou kruisen. Bij de Provinciale Planologische Commissie is dit onderdeel van het voorontwerp structuurplan op bezwaren gestuit, omdat niet is aangetoond, dat de aanleg van deze weg in de nabije toekomst noodzakelijk is. 4. De grens met Nunspeet Zoals uit het hiervoor onder „Algemene beschouwingen" gestelde blijkt, is inderdaad destijds door gedeputeerde staten van Gelderland toevoeging van Lage Bijssel aan Nunspeet overwogen. Het college nam daarbij in beschouwing, dat de Lage Bijssel hemelsbreed vrij dicht bij het dorp Nunspeet ligt. Nader onderzoek deed echter blijken, dat de buurtschap vooral op Doornspijk is georiënteerd. Dit is naar voren gekomen uit een onder de bevolking ingestelde enquête, terwijl ook de aanwezige wegenstructuur daarop wijst (blz. 3, links, derde en vijfde volle alinea). De in het wetsontwerp aangegeven grens tussen de gemeente Nunspeet en de nieuwe gemeente Elburg deelt het recreatieve deel van de kuststrook in bij Nunspeet. Het ten noordoosten van de grens gelegen gebied blijft agrarisch; de gemeente Nunspeet heeft daaraan uit recreatief oogpunt geen behoefte (blz. 3, links, vierde volle alinea). Inderdaad vertoont de door het departement verstrekte kaart, wat het grensbeloop bij de Lage Bijssel betreft, een geringe afwijking van hetgeen te dezen op de door de P P D van Gelderland beschikbaar gestelde kaart is aangegeven (blz. 3, Unks, voorlaatste alinea). Opgemerkt zij hierbij, dat de departementale kaart destijds is vervaardigd aan de hand van een van gedeputeerde staten ontvangen situatietekening. N u de kaart het nieuwe grensbeloop te bedoelder plaatse niet geheel juist weergeeft, is een verbeterd exemplaar op de griffie ter inzage van de leden nedergelegd. 5. De grens met Epe Blijkens bericht van gedeputeerde staten van Gelderland is grenswijziging tussen de nieuwe gemeente Elburg en de gemeente Epe niet in overweging. 6. De naamgeving De ondergetekende waardeert het, dat talrijke leden zich er mede kunnen verenigen, aan de nieuw te vormen gemeente de naam Elburg te geven. Hij is geen voorstander van toekenning van dubbele namen aan nieuwe gemeenten. Nog er van afgezien, dat zulke namen onpraktisch zijn wordt naar zijn mening met het opnemen van de namen van twee op te heffen gemeenten in de naam van de daaruit te vormen nieuwe gemeente een verkeerde weg betreden. De consequentie zou immers medebrengen, dat zulks ook geschiedt, wanneer drie of meer gemeenten in een nieuwe eenheid opgaan. Aangenomen mag worden, dat daar geen voorstanders voor te vinden zullen zijn. Het moet dan echter een onbillijkheid worden genoemd, dat in het ene geval wordt geweigerd, wat in het andere geval wordt toegelaten. Daar komt bij, dat de motieven, die in het algemeen voor de vaststelling van een gecombineer-
5 de naam worden aangevoerd, de bevolking, staande voor het teloor gaan van de zelfstandigheid van de betreffende gemeenten, aanspreken, doch dat deze later, wanneer de herinnering aan die zelfstandigheid is vervaagd, weinig zeggend zijn. In het onderhavige geval zou bijvoorbeeld de naam „DoornspijkElburg" of „Elburg-Doomspijk" voor de huidige bewoners wellicht een aantrekkelijke zijn, omdat dan in ieder geval de naam van de „eigen" gemeente bewaard blijft, maar de vraag is of in de toekomst - en daar moet de nieuwe naam toch op gericht zijn -, wanneer de nieuwe gemeente een eigen gezicht zal hebben gekregen, een dubbele naam niet eerder als storend zal worden ervaren. Mede nu de naam Elburg vanwege de aard van het historische stadje meer dan Doornspijk in den lande bekendheid geniet, meent de ondergetekende met gedeputeerde staten van Gelderland aan de enkelvoudige naam Elburg voor de nieuwe gemeente de voorkeur te moeten geven. Daar het bij de op blz. 3, rechts, derde volle alinea, genoemde artikelen 4, 11 en 12 (de ondergetekende neemt aan, dat de vermelding in dit verband van de artikelen 5 en 8 op een misverstand berust, omdat daarin de nieuwe gemeente wordt bedoeld) slechts gaat om een éénmalige toepassing, is het betrekkeiijk irrelevant, welke gemeente wordt aangewezen. Of dit nu de ene of de andere gemeente is, altijd zullen er wel motieven kunnen worden aangevoerd, die een beslissing in tegenovergestelde zin zouden kunnen rechtvaardigen. Hoewel inderdaad Doornspijk een groter aantal inwoners heeft dan Elburg is in casu laatstgenoemde gemeente gekozen, aangezien haar naam gelijkluidend is aan die, welke voor de nieuwe gemeente wordt voorgesteld. 7. De verkiezing van de nieuwe raad Uiteraard zal, nu de voorgestelde gemeentelijke herindeling eerst in de loop van 1974 zal kunnen ingaan, in het elfde lid van artikel 12 van het wetsontwerp, in plaats van „1974" dienen te worden gelezen „1978". Deze verandering is opgenomen in bijgevoegde nota van wijzigingen. Daarbij wordt tevens aan genoemd artikel een nieuw twaalfde lid toegevoegd, dat er toe strekt te voorkomen dat, wanneer de herindelingswet niet lang vóór de periodieke raadsverkiezingen in werking zou treden, in een kort tijdsbestek tweemaal raadsverkiezingen (de periodieke en de bijzondere krachtens de herindelingswet) zouden moeten worden gehouden. Ten slotte is in het zesde lid van artikel 12 een noodzakelijk gebleken aanvulling aangebracht. De Minister van Binnenlandse Zaken, W. F. DE GAAY FORTMAN.