£5 Zitting 1965-1966 - 8 4 5 3 Overgangswet W.V.O. BIJLAGE VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING Nr. 4
I. Inleiding
INHOUD BIJLAGE
Alvorens een overzicht te geven van de voorshands wenselijk geachte inhoud van de meest belangrijke algemene maatregelen Toelating 26 van bestuur betreffende de inrichting van het onderwijs die ten invoering van de Wet op het voortgezet onderwijs vereist zijn, Algemene voorschriften 26 stellen de ondergetekenden er prijs op een korte uiteenzetting te A. Duur der lessen 26 geven over de stand van zaken van het terzake gevoerde B. Brugjaar 26 overleg. Bij de vorming van hun inzichten hebben de ondergetekenden ernstig rekening gehouden met de voorlopige resul1. Eerste leerjaar v.w.o. — h.a.v.o. - m.a.v.o. . . 26 taten van het bedoelde overleg. 2. Eerste leerjaar aan scholen voor l.a.v.o. - l.b.o. 27 Bij de schriftelijke behandeling van hoofdstuk VIII (OnderC. Eindexamens 27 wijs, Kunsten en Wetenschappen) van de Rijksbegroting voor 1. v.w.o. en algemeen voortgezet onderwijs . . . . 27 het dienstjaar 1964 hebben de voorganger van de eerste ondergetekende en de tweede ondergetekende in de memorie 2. lager beroepsonderwijs 27 van antwoord (stuk nr. 17, vraag 20, blz. 3 en 4) reeds Inrichting van het v.wo. en a.v.o 27 een uitvoerig overzicht gegeven van de samenstelling van de in die tijd (20 november 1963) onder leiding van de A. v.w.o 27 inspecteur-generaal van het onderwijs gevormde werkgroepen. B. h.a.v.o 29 De opzet van het gevoerde en nog te voeren overleg is geweest dat eerst gestreefd moest worden naar een zekere afronding C. m.a.v.o 30 van de meningsvorming over de inrichting van de verschillende D. l.a.v.o 31 schoolsoorten, aansluitend op het basisonderwijs, t.w. v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o., l.a.v.o. en het lager beroepsonderwijs. Eerst Inrichting van het lager beroepsonderwijs 31 daarna zou het overleg met de organisaties op het gebied van A. lager technisch onderwijs 31 het middelbaar en hoger beroepsonderwijs geopend worden. In de bovengenoemde memorie van antwoord is de hoop B. lager huishoud- en nijverheidsonderwijs 32 uitgesproken, dat tegen januari 1965 het overleg een C. lager landbouwonderwijs 33 zodanige afronding zou hebben gekregen, dat een overzicht van de vermoedelijke inhoud van de meest belangrijke algeD. lager middenstandsonderwijs 34 mene maatregelen van bestuur bij het ontwerp van wet op E. lager ec.- en adm.onderwijs 35 het overgangsrecht kon worden ingediend. Eind februari 1965 is een zekere afronding van het overleg bereikt in de werkgroepen betreffende de vormen van onderwijs, aansluitend op het basisonderwijs, t.w. de werkgroepen v.w.o.-h.a.v.o., h.a.v.o.-m.a.v.o.-l.a.v.o. en de werkgroep lager beroepsonderwijs, die een overkoepeling is van de werkgroepen lager technisch onderwijs, lager huishoud" en nijverheidsonderwijs, lager economisch en administratief onderwijs, lager middenstandsonderwijs en lager landbouwonderwijs. Ook de werkgroep onderwijzersopleiding kwam voor wat de h.a.v.o.-afdeling betreft tot een voorlopig voorstel. Het is de ondergetekenden bekend, dat de in de werkgroepen bereikte conclusies op enige punten het resultaat zijn geweest van een compromis. Dat men daartoe in de werkgroepen is kunnen komen is een bewijs temeer van de ernst waarmede men tot oplossingen heeft willen geraken. Op een enkel punt hebben de werkgroepen bun arbeid nog niet afgerond. Dat geldt in de eerste plaats voor een aantal problemen rond de organisatie van het eindexamen. De ondergetekenden verwachten echter dat hun eerlang wat meer gedetailleerde voorstellen daarover zullen bereiken. Een tweede punt betreft de werkgroepen van het lager beroepsonderwijs. Behalve over de examens is men ook nog in beraad over een beknopte leerstofomschrijving voor enkele specifieke vakken. In de volgende overzichten is voor het samenstellen van de basistabellen, de aantallen aanvullende en overige lessen uit-
I. Inleiding II. III.
IV.
V.
25
26 gegaan van een week van ten hoogste 34 lessen van 50 minuten. Dit aantal is, naar de ondergetekenden vooralsnog menen, ook binnen een vijfdaagse schoolweek voor het voortgezet onderwijs aan de hoge kant. Opgemerkt zij, dat naar de mening van ondergetekenden een lesduur van 45 minuten niet op pedagogisch-didactische bezwaren zou behoeven te stuiten. Nader beraad over de gevolgen van een vijfdaagse schoolweek is echter geboden. Tenslotte vestigen de ondergetekenden er de aandacht op, dat t.a.v. de inrichting van het zogenaamde individueel lager beroepsonderwijs (individueel technisch onderwijs, individueel nijverheidsonderwijs voor meisjes en het lager landbouwonderwijs met eenvoudig leerplan) een beroep kan worden gedaan op een regeling ex artikel 25. Zolang dit onderwijs nog in een experimenteel stadium is, heeft het weinig zin een lessentabel op te leggen. Wel menen de ondergetekenden, dat een eindexamen, ten minste in één praktisch vak, ook voor deze leerlingen mogelijk zal zijn. Voor het middelbaar en het hoger beroepsonderwijs zijn inmiddels enige werkgroepen gevormd, doch deze zijn nog niet tot een zodanig resultaat gekomen, dat de ondergetekenden zich reeds een voorlopig beeld hebben kunnen vormen van de wenselijke inhoud van de onderscheidene algemene maatregelen van bestuur. Zodra de ondergetekenden hun standpunt terzake hebben kunnen bepalen, hopen zij daarvan in een aanvullende nota mededeling te kunnen doen. II. Toelating Toelating tot het eerste leerjaar van het v.w.o., het algemeen voortgezet onderwijs en het lager beroepsonderwijs In artikel 27 wordt bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur, de Onderwijsraad gehoord, voorwaarden voor de toelating kunnen worden vastgesteld. In het overleg met de onderwijsorganisaties is in bespreking geweest een voorstel van de pedagogische centra om het toelatingonderzoek als één geheel te bezien en niet als de som van een aantal deelproblemen. Zij stelden voor bij het onderzoek te betrekken: a. een landelijk geijkte schoolvorderingentest, die in het laatste leerjaar van de lagere school eens, wellicht tweemaal, wordt afgenomen bij alle leerlingen, al of niet gecombineerd met h. een klassikaal intelligentieonderzoek, dat enige indruk geeft van specifieke begaafdheden (ruimtelijk inzicht, verbale en mathematische aanleg e.d.) c. een informatie van het hoofd der lagere school omtrent de schoolloopbaan van de leerlingen, de schoolvorderingen, werkinstelling, belangstelling, lichamelijke toestand en specifieke begaafdheden. De toelatingscommissie van de opnemende school zal voor de meeste gevallen met deze gegevens tot een beslissing kunnen komen omtrent al of niet toelating. Voor twijfelgevallen kan een proefklas uitkomst bieden. Verdient dit voorstel enerzijds de volle aandacht, anderzijds zijn de ondergetekenden — evenals trouwens de pedagogische centra — van mening, dat de samenstelling, de wijze van afneming en de verwerking van de schoolvorderingen en intelligentieonderzoeken nog veel studie en onderzoek zullen vorderen. Ook de organisatorische en financiële aspecten zullen nog nader moeten worden bezien. In verband met het ontbreken van voldoende inzicht in de consequenties van de door de pedagogische centra nog niet in detail uitgewerkte procedure zijn de ondergetekenden voornemens voorlopig de volgende regeling voor de toelating tot v.w.o., algemeen onderwijs en lager beroepsonderwijs te bevorderen. 1. Ten behoeve van de toelating tot het voortgezet onderwijs maakt het hoofd der school voor basisonderwijs een rapport van iedere leerling van het zesde leerjaar op. [Zie hiervoor Titel IV, hoofdstuk 2, artikel 53 onder A wetsontwerp Overgangswet W.V.O.] 2. In de algemene maatregel van bestuur regelend de toelating tot het voortgezet onderwijs wordt als algemene voorwaarde opgenomen, dat de leerling bij de toelating tot het
voortgezet onderwijs het zesde leerjaar van een school voor basisonderwijs heeft doorlopen. Gezien de aard en de capaciteiten van de leerlingen, die zijn aangewezen op individueel onderwijs (technisch onderwijs, huishoud- en nijverheidsonderwijs voor meisjes of landbouwonderwijs) is een uitzonderingsbepaling wenselijk. Tot dat onderwijs zullen bovendien toegelaten moeten kunnen worden de leerlingen die het vijfde leerjaar van een school voor basisonderwijs hebben doorlopen en de leeftijd van 12 jaar en 10 maanden hebben bereikt, dan wel leerlingen van bepaalde scholen voor buitengewoon lager onderwijs die, op grond van een deskundig advies, geschikt worden geacht of in bijzondere gevallen — met toestemming van de inspectie — worden toegelaten. 3. Bij iedere school van voortgezet onderwijs stelt het bevoegd gezag een toelatingscommissie in bestaande uit de reetor c.q. directeur en ten minste twee leraren. Het bevoegd gezag regelt de werkzaamheden en bevoegdheden van deze commissie. 4. Uiteraard zijn de ouders vrij in de schoolkeuze voor hun kinderen en dienen zij betrokken te worden bij het overleg over de toelating. 5. Het bevoegd gezag beslist over de toelating van een leerüng. De ondergetekenden stellen zich voor, dat het bevoegd gezag van een school voor v.w.o. en h.a.v.o. verplicht zal moeten zijn, behalve het advies van het hoofd van de school voor basisonderwijs, zijn oordeel tevens te baseren op gegevens van hetzij een eventuele schoolvorderingentest, hetzij een intelligentietest, dan wel een proefklas of een toelatingsexamen. De ondergetekenden overwegen nog in hoeverre deze verplichting dient te worden uitgestrekt tot het bevoegd gezag van scholen voor m.a.v.o. en lager beroepsonderwijs. Het bevoegd gezag van deze scholen kan in ieder geval één van de bovengenoemde middelen van toelatingsonderzoek vereisen c.q. toepassen. III. Algemene voorschriften A.
Duur der lessen
De duur der lessen ware voor het gehele voortgezet onderwijs in beginsel te bepalen op 50 minuten. Er zal echter aan het bevoegd gezag een zekere vrijheid gelaten kunnen worden de duur der lessen anders te regelen. De totale tijdsduur, die volgens de gegeven normen wekelijks aan het onderwijs moet worden besteed, zal echter niet mogen worden aangetast. B. Brugjaar 1. Artikel 11 juncto artikel 22, tweede lid, onder b, (v.w.o.h.a.v.o.-m.a.v.o.) Het ligt in het voornemen van de ondergetekende te bevorderen, dat voor de scholen voor v.w.o., h.a.v.o. en m.a.v.o. in de algemene maatregel van bestuur de volgende lessentabel voor het eerste leerjaar wordt vastgesteld. Vakken Nederlands Frans Engels Geschiedenis Aardrijkskunde Wiskunde Biologie Muziek Tekenen en handvaardigheid Lichamelijke oefening Studielessen
Aantallen lessen 4 4 3 2 2 4 2 1 3 3 2— 4 Totaal
30—32
Voor godsdienstonderwijs kunnen lessen aan het programma worden toegevoegd. Artikel 11 bepaalt, dat voor het gymnasium het vak Latijnse taal aan de voor het eerste leerjaar
27 genoemde vakken kan worden toegevoegd. Het aantal toe te voegen lessen zal niet meer mogen bedragen dan 5. Het ligt in de aard van het brugjaar, dat het totaal aantal lessen aan een maximum wordt gebonden. Indien het bevoegd gezag enige lessen Latijn aan het programma toevoegt, zal dat derhalve ten laste dienen te komen van de studielessen en eventueel van het aantal voor de talen uitgetrokken lessen. Mogelijk zou ook nog een les kunnen worden toegevoegd,zodat het totaal dan op 33 gebracht wordt. 2. Artikel 10, derde lid, juncto artikel 23, tweede lid, onder c, en artikel 22, tweede lid, onder b (l.a.v.o. en lager beroepsonderwijs ) Voor het brugjaar van het zelfstandig l.a.v.o. en van de scholen voor lager beroepsonderwijs eist het wettelijk voorschrift een minimumtabel. Het bevoegd gezag zal naar eigen inzicht deze minimumtabel moeten aanvullen Dit kan echter slechts geschieden met vakken van algemeen onderwijs en niet met beroepsgerichte vakken. De ondergetekende denkt voorshands aan de volgende tabel voor alle scholen voor lager beroepsonderwijs en l.a.v.o. Vakken Nederlands Moderne taal Geschiedenis en aardrijkskunde (m.i.v. verkeersonderwijs) Kennis der natuur Wiskunde (m.i.v. rekenen) Muziek Tekenen Handvaardigheid Lichamelijke oefening Studielessen Totaal C.
Aantallen lessen 3 2
2 2 2 1 2 4 3 2 23
Eindexamens
Zoals de ondergetekenden reeds in de inleiding van dit stuk hebben medegedeeld is het beraad over de organisatie, de wijze van examineren (schriftelijk en/of mondeling) en de taak van gecommitteerden nog niet geëindigd. Zij menen er echter goed aan te doen enkele belangrijke onderwerpen aan te stippen, die aan de orde zijn in het overleg met de organisaties. 1. v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. De ondergetekenden zijn van mening, dat de organisatie van het examen een groot aantal problemen oproept, die het best zouden kunnen worden opgelost door het instellen van permanente centrale exameninstituten, enerzijds voor het v.w.o. en h.a.v.o., anderzijds voor het m.a.v.o. Deze instituten, ingesteld door de minister, zouden kunnen worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de inspectie, de onderwijsorganisaties en deskundigen van universiteiten en pedagogische centra. De taak van deze permanente instituten zou niet alleen bestaan in het organiseren van de examens en het vaststellen van de schriftelijke opgaven, doch ook in de studie van methoden en de evaluatie van de examens, waaraan hier te lande nog weinig aandacht is besteed. Wat de wijze van examineren betreft bestaat vooralsnog de mening dat de vakken Nederlandse taal. de klassieke en de moderne talen schriftelijk en mondeling kunnen worden afgenomen; alleen schriftelijk zouden kunnen worden afgenomen de vakken economische wetenschappen II (v.w.o.), handelswetenschappen (h.a.v.o.), handelskennis (m.a.v.o.), wiskunde, natuurkunde, scheikunde; uitsluitend mondeling de vakken: economische wetenschappen I, recht, aardrijkskunde, geschiedenis en biologie. In overweging is of het niet wenselijk zou zijn aan enkele scholen een experiment uit te voeren om te onderzoeken of het examen in de vakken geschiedenis, aardrijkskunde en biologie uitsluitend schriftelijk zou kunnen worden afgenomen. Voorts
zou bij het h.a.v.o. en m.a.v.o. op enkele scholen een proef kunnen worden genomen om te onderzoeken of het mogelijk en wenselijk is bij de vier vakken, die ter keuze worden gesteld ook één der vakken muziek, tekenen en handvaardigheid voor het examen ter keuze te stellen. Het lijkt de ondergetekenden wenselijk, dat voor de beoordeling der cijfers en de beslissing, in grote trekken de regeling zoals die thans voor de h.b.s. bestaat, voor het v.w.o. en het h.a.v.o. zou worden toegepast, met dien verstande, dat de gecommitteerde het recht verkrijgt zelf vragen te stellen aan de kandidaat. Voorts menen de ondergetekenden dat het wenselijk is, dat bij het v.w.o. en h.a.v.o. tussen de normen voor slagen en afwijzen een marge blijft voor de zogenaamde besprcekgevallen, waarbij de examencommissie kan beslissen dat de kandidaat alsnog is geslaagd of afgewezen, danwei de mogelijkheid krijgt om na enige maanden een herexamen te doen in een of twee vakken. Het verlengd examen zou dan kunnen vervallen. Het mogelijk maken van een herexamen na twee maanden heeft het voordeel, dat de kandidaat zich behoorlijk op zijn herkansing kan prepareren. Ook voor het m.a.v.o. is in studie in hoeverre bij de beoordeling een marge kan worden vastgesteld. 2. lager beroepsonderwijs Uit de voorstellen, die de ondergetekenden uit het overleg hebben bereikt is gebleken, dat het gewenst lijkt voor bepaalde soorten lager beroepsonderwijs of voor bepaalde groepen (de theoretische groepen bij het technisch onderwijs en huishouden nijverheidsonderwijs) voor een aantal vakken, centraal of regionaal eindexamenopgaven vast te stellen in verband met een grotere eenheid van eindniveau en ter bevordering van de doorstroming naar het middelbaar beroepsonderwijs. IV. Inrichting van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en algemeen voortgezet onderwijs A. Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (gymnasium, atheneum, lyceum) 1. Artikel 22, tweede lid onder a Ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel stellen de ondergetekenden zich voor dat de vakken, genoemd in artikel 7, waarin het onderwijs door alle leerlingen moet worden gevolgd zijn voor a. het gymnasium A: Nederlandse taal en letterkunde, Latijnse taal en letterkunde, Griekse taal en letterkunde, Franse taal en letterkunde, Duitse taal en letterkunde, Engelse taal en letterkunde, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, maatschappijleer, wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, muziek, tekenen, handvaardigheid, lichamelijke oefening. b. het gymnasium B: Nederlandse taal en letterkunde, Latijnse taal en letterkunde, Franse taal en letterkunde, Duitse taal en letterkunde, Engelse taal en letterkunde, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, maatschappijleer, wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, muziek, tekenen, handvaardigheid, lichamelijke oefening. c. het atheneum A: Nederlandse taal en letterkunde, Franse taal en letterkunde, Duitse taal en letterkunde, Engelse taal en letterkunde, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, economische wetenschappen en recht, maatschappijleer, wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, muziek, tekenen, handvaardigheid, lichamelijke oefening. d. het atheneum B: Nederlandse taal en letterkunde, Franse taal en letterkunde, Duitse taal en letterkunde, Engelse taal en letterkunde, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, maatschappijleer, wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, muziek, tekenen, handvaardigheid, lichamelijke oefening. Zoals uit het bovenstaande blijkt, komen bij het gymnasium B Griekse taal en letterkunde en bij het atheneum B
28 economische wetenschappen en recht niet in de opsomming van de voor alle leerlingen verplichte vakken Het staat het bevoegd gezag uiteraard vrij deze vakken in het programma op te nemen. 2. Artikel 22, tweede lid, onder c (basistabel) De wet schrijft voor, dat de algemene maatregel van bestuur het aantal wekelijkse lessen moet bevatten, dat gedurende de cursus in elk van de vakken, genoemd in artikel 7 of in groepen van die vakken ten minste moet worden gevolgd. De aantallen, hieronder in de basistabel genoemd, zijn niet beslissend voor het aantal wekelijkse lessen, dat het bevoegd gezag voor elk van die vakken wenselijk acht. Zo zijn de aantallen lessen die b.v. voor elk van de moderne talen afzonderlijk zijn opgenomen niet meer dan de minima voor het onderwijs gedurende de eerste vier leerjaren. Het bevoegd gezag zal op basis van deze minima met het oog op de mogelijkheid tot differentiatie een leerplan en lesrooster naar eigen inzicht moeten samenstellen. Aantallen wekelijkse lessen Vakken
Gymnasium A B
Atheneum A B
Nederlands 18 20 20 18 Lati Jn 23) 25 Grieks 18 p D 10/ 12 12, Frans 10) ) 7, 32 Duits 7,32 9^42 9.39 91 10> 10 Engels 9' 10 10 Geschiedenis en staatsinr. 15 24 Aardrijkskunde . . . . 8 8^ Economische wetenschappen en recht . . . —2 2 Maatschappijleer . . . 2 20 20 Wiskunde 12 Natuurkunde 4) Scheikunde 2,12 8 28 8 32 14 Biologie 4' 6) Muziek ) Tekenen ! 7 Handvaardigheid. . . * Lichamelijke oefening . 15 15 15 15 Studielessen 2—4 2—4 2—4 2-4 Totalen 168/170 165/167 155/157 157/159 3. Artikel 22, tweede lid, onder d (aanvullende lessen) Het totaal aantal wekelijkse lessen, dat gedurende de cursus in alle vakken tezamen moet worden gegeven en gevolgd zou kunnen worden vastgesteld op 190, zodat de basistabel voor
5. Artikel 7, tweede en derde lid (splitsing in A en B) Voorgesteld is de splitsing van het onderwijs in het atheneum in een afdeling A en een afdeling B te doen geschieden na het derde leerjaar en de splitsing in het gymnasium in een afdeling A en een afdeling B niet te doen plaatsvinden vóór het derde leerjaar. 6. Artikel 12, eerste lid (facultatieve vakken) Als facultatieve vakken voor de scholen van v.w.o. zouden in de algemene maatregel van bestuur ex artikel 12, eerste lid, kunnen worden opgenomen een der niet wettelijk voorgeschreven moderne talen, Esperanto, Hebreeuws, bijbelkennis, cultuurgeschicdeii'S van het christendom, kennis van het geestelijk leven, sterrenkunde, filosofie, filmkunst, toneelkunst, voordrachtkunst, kunstgeschiedenis. Voor het atheneum bovendien Latijn. Voor het gymnasium bovendien economische wetenschappen. 7. Artikel 29, eerste en vijfde lid (eindexamens) Vakken van het eindexamen Het aantal vakken, waarin examen moet worden afgelegd kan, naar de ondergetekenden menen, voor alle kandidaten van de scholen en afdelingen van v.w.o. worden vastgesteld op 7, met dien verstande dat zowel wiskunde als economische wetenschappen in twee delen worden afgenomen en elk van de delen als één vak wordt aangemerkt. Wiskunde I zou dan kunnen omvatten algebra goniometrie en differentiaal en integraal rekening, wiskunde II b.v. stereometrie en analytische meetkunde. Uiteraard zal ten deze rekening worden gehouden met de adviezen van het nog te verwachten rapport van de commissie modernisering leerplan wiskunde. Economische wetenschappen I zou omvatten de algemene economische theorie en de statistiek. Economische wetenschappen II de bedrijfseconomie en de bedrijfsadministratie. De ondergetekenden achten het wenselijk, dat in het v.w.o. de leerlingen enige vrijheid gelaten wordt in de keuze van een aantal eindexamenvakken. Dit zou kunnen worden bereikt indien voor alle afdelingen van het v.w.o. vijf verplichte examenvakken worden aangewezen, terwijl de leerlingen een tweetal vakken kunnen kiezen uit de voor iedere afdeling aan te wijzen keuzevakken volgens onderstaand schema. Atheneum A
Atheneum B
1. Nederlands 2. Latijn of Grieks 3. één mod. taal 4. wiskunde I 5. één der natuurwetensch.
1. Nederlands 2. 3. twee mod. talen 4. aardr. of gesch. 5. ec. wet I
1. Nederlands 2. één mod. taal 3. wiskunde I 4. 5. twee der natuurwetensch.
Gymnasium A
Gymnasium B
Atheneum A
Atheneum B
mod. talen aardr. kunde wiskunde I ec. wet. I
Latijn of Grieks één mod. taal één of twee nat. wet. wiskunde II
mod. taal ec. wet. II wiskunde I gesch. of aardr.
één of twee mod. talen een der nat. wetenschappen wiskunde II gesch. of aardr. ec. wet. I
/ 1. Nederlands f
4. Artikel 22, tweede lid onder e (overige lessen) Het totaal aantal lessen, dat gedurende de cursus in alle vakken tezamen mag worden gevolgd kan worden bepaald op 204, zodat voor alle vormen van v.w.o. nog ten hoogste 14 lessen kunnen worden gegeven boven de 190 die alle leerlingen verplicht zijn te volgen.
Gymnasium B
Gymnasium A ii i
alle leerlingen moet worden aangevuld met 20/22 lessen voor gymnasium A, 23/25 voor gymnasium B, 33/35 voor atheneum A en 31/33 voor atheneum B.
\ 2. Latijn
voor a eleerlmgen 3. Grieks 1 " verplicht i 4 é-n m o d taal \ 5. gesch. en staatsinr.
Twee rakken ter keuze uit:
29 B. Hoger algemeen voortgezet
onderwijs
1. Artikel 22, tweede lid, onder a Bij het opsommen van de vakken, genoemd in artikel 8, waarin het onderwijs door alle leerlingen moet worden gevolgd dient onderscheid gemaakt worden tusen het h.a.v.o. als zelfstandige school, het h.a.v.o. in een scholengemeenschap met v.w.o. of m.a.v.o. en het h.a.v.o. als tweejarige afdeling na drie jaar v.w.o., vier jaar m.a.v.o. of voorafgaande aan de kweekschool. Bij de afdeling h.a.v.o. bepalen de gekozen eindexamenvakken voor een groot gedeelte het programma en zijn er slechts enkele vakken voor alle leerlingen verplicht. De vaklen waarin het onderwijs door alle leerlingen moet worden gevolgd, zouden kunnen zijn voor a. het vijfjarig h.a.v.o.: Nederlandse taal en letterkunde, Franse taal en letterkunde, Duitse taal en letterkunde, Engelse taal en leterkunde, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, maatschappijleer, wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, muziek, tekenen, handvaardigheid, lichamelijke oefening. h. de tweejarige afdeling voor h.a.v.o.: Nederlandse taal en letterkunde, ten minste een der vakken Franse taal en letterkunde, Duitse taal en letterkunde, Engelse taal en letterkunde. Voorts maatschappijleer, lichamelijke oefening en ten minste een van de vakken tekenen, muziek, handvaardigheid.
b. tweejarige afdeling De opzet van de tweejarige afdeling zal in beginsel dezelfde zijn als die van de laatste twee leerjaren van de vijfjarige school. Het onderwijs zal dus van de aanvang af niet voor alle leerlingen dezelfde vakken omvatten. Vakken: Nederlands Frans Duits Engels Geschiedenis en staatsinrichting Aardrijkskunde Maatschappijleer Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Muziek Tekenen Handvaardigheid Lichamelijke oefening Totaal
Aantal wekellijkse lessen: 6 j i 6 i — — 2 — — — — ) i 4 ' 4 22!)
1
2. Artikel 22, tweede lid onder c (basistabel) a. het vijfjarig h.a.v.o. Bij het ontwerpen van een basistabel voor het vijfjarig h.a.v.o. is het uitgangspunt geweest, dat alle leerlingen in de eerste drie leerjaren een gelijk programma zullen volgen, terwijl in de laatste twee leerjaren aan de leerlingen gedifferentieerde programma's worden geboden. Evenwel verdient nog nadere bestudering de vraag, of en in hoeverre voor de wiskunde differentiatie ook in de lagere leerjaren wenselijk is. Het bevoegd gezag krijgt de gelegenheid bepaalde vakken te laten aflopen na het derde leerjaar, zodat de leerlingen zich in het vierde en vijfde leerjaar kunnen concentreren op de verplichte en gekozen vakken met inbegrip van vakken waarin geen examen wordt gedaan (maatschappijleer, lichamelijke oefening en ten minste een der vakken muziek, tekenen, handvaardigheid). Het bevoegd gezag zou bij de volgende basistabel de mogelijkheid hebben een aantal programma's vast te stellen voor het vierde en vijfde leerjaar, waarmede het tegemoet kan komen aan de aanleg en ambitie van de leerlingen. Vakken: Nederlands Frans Duits Engels Geschiedenis en staatsinrichting Aardrijkskunde Maatschappijleer Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Muziek Tekenen Handvaardigheid Lichamelijke oefening Studielessen Totaal
Aantal wekellijkse lessen: 18 ) \ 332) > 8 6 2 10 ) 113) ' J 124) ' 13 2—4 115/117!)
*) Indien de school niet is vrijgesteld van het geven van onderwijs in de vakken economie, handelswetenschappen en recht bedraagt het aantal wekelijkse lessen voor economie ten minste 2 en voor handelswetenschappen en recht ten minste 12. Het totaal aantal wekelijkse lessen bedraagt dan 129/131. (Vervolg noten 2e kolom onderaan.)
) Voor de scholen die niet zijn vrijgesteld van het geven van onderwijs in de vakken economie, handelswetenschappen en recht is het aantal wekelijkse lessen dat gegeven en gevolgd moet worden ten minste 2 respectievelijk 12 zodat het totaal aantal wekelijkse lessen dan 36 bedraagt. 3. Artikel 22, tweede lid onder d (aanvullende lessen) Het totaal aantal wekelijkse lessen, dat gedurende de vijfjarige cursus in alle vakken tezamen moet worden gevolgd, kan worden vastgesteld op 156. Voor de tweejarige afdeling zou het aantal verplicht te volgen lessen 60 kunnen bedragen. 4. Artikel 22, tweede lid onder e (overige lessen) Het aantal wekelijkse lessen, dat gedurende de vijfjarige cursus in alle vakken tezamen ten hoogste mag worden gevolgd, kan worden gesteld op 170. Voor de tweejarige afdeling op 68. 5. Artikel 12, eerste lid (facultatieve vakken) Overwogen wordt te bevorderen dat de volgende facultatieve vakken in de a.m.v.b. ex artikel 12, eerste lid, worden opgenomen: één der niet wettelijk voorgeschreven moderne talen, Esperanto, Latijn, filosofie, bijbelkennis, cultuurgeschiedenis van het christendom, kennis van het geestelijk leven, sterrenkunde, filmkust, toneelkunst, voordrachtskunst, inleiding in de antieke cultuur, kunstgeschiedenis, hygiëne, kinder- en ziekenverzorging, zorg voor de woning, voeding en kleding. 6. Artikel 29, eerste en vijfde lid (eindexamens) Vakken van het eindexamen Het aantal eindexamenvakken voor het h.a.v.o. zal naar de ondergetekenden zich voorstellen, zes bedragen. De groep van zes vakken, waarin een leerling examen doet omvat twee ver2 ) Met dien verstande, dat elke leerling ten minste volgt Frans 9 wekelijkse lessen Duits 6 „ „ Engels 8 „ „ 3 ) Met dien verstande, dat elke leerling ten minste volgt natuurkunde 3 wekelijkse lessen scheikunde 2 „ „ biologie 4 „ „ 4 ) Met dien verstande, dat elke leerling ten minste volgt muziek 3 wekelijkse lessen handvaardigheid 3 „ „ tekenen 2 „ „
30 plichte vakken t.w.: Nederlandse taal en letterkunde en één der drie voorgeschreven moderne talen. Voorts een keuze uit: twee andere voorgeschreven moderne talen, geschiedenis, aardrijkskunde, wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, economie, handelswetenschappen. Deze laatste twee uiteraard voor die scholen waar deze vakken voorgeschreven zijn. De ondergetekenden overwegen nog of het wenselijk is, dat de keuze wordt uitgebreid tot een andere moderne taal dan Frans, Duits of Engels. Voorts zij verwezen naar het gestelde onder III. C. C. Middelbaar
algemeen
voortgezet
onderwijs
1. Artikel 22, tweede lid, onder a Als de vakken, genoemd in artikel 9, waarin het onderwijs door alle leerlingen moet worden gevolgd, komen voor het vier- en driejarig m.a.v.o. in aanmerking: Nederlandse taal, twee van de in artikel 9 genoemde moderne talen, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, maatschappijleer, wiskunde, natuur- en scheikunde, biologie, handelskennis, muziek, tekenen, handvaardigheid, lichamelijke oefening. Hel vierjarig
m.a.v.o.
2. Artikel 22, tweede lid onder c (basistabel) Met het oog op de mogelijkheid, de leerlingen voor het examen een keuze te laten doen uit een aantal vakken, zal in het vierde leerjaar differentiatie nodig zijn. Hoever deze differentiatie zal gaan, hangt af van de mogelijkheden van de school en van de inzichten van het bevoegd gezag, evenals dit bij het h.a.v.o. het geval is. De volgende basistabel geeft in feite voor een aantal vakken niet meer aan dan een afronding na drie leerjaren. Vakken: Nederlands Frans Duits Engels Geschiedenis en staatsinrichting Aardrijkskunde Maatschappijleer Wiskunde Natuur- en scheikunde Biologie Handelskennis Muziek Tekenen Handvaardigheid Lichamelijke oefening Studielessen Totaal
Aantal wekelijkse lessen: 16 )
251)
' 6 6 2 8 4 4 2 ) i '
10 2 ) 9 2 — 4
De driejarige cursus 2. Artikel 22, tweede lid onder c (basistabel) Ook voor de leerlingen van de driejarige cursus ware de mogelijkheid te geven tot een keuze uit de vakken van het derde leerjaar. Met het oog daarop is bij de voorgestelde basistabel voor de driejarige cursus rekening gehouden met een eventuele afronding van het onderwijs in een aantal vakken aan het einde van het tweede leerjaar. Vakken: Nederlands Frans Duits Engels Geschiedenis en staatsinrichting Aardrijkskunde Maatschappijleer Wiskunde Natuur- en scheikunde Biologie Handelskennis Muziek Tekenen Handvaardigheid Lichamelijke oefening Studielessen Totaal
Aantal wekelijkse lessen: 11 ) 14 ' 4 4 2 7 \ \
fi
3 ) . '
91) 7 2 — 4 69/71
1
) Met dien verstande, dat elke leerling over de gehele cursus verplicht is tot het volgen van ten minste twee wekelijkse lessen in muziek. 3. Artikel 22, tweede lid, onder d (aanvullende lessen) Het aantal wekelijkse lessen, dat gedurende de cursus in alle vakken tezamen moet worden gegeven en gevolgd kan 94 bedragen. Het aantal lessen waarmede de basistabel door het bevoegd gezag moet worden aangevuld bedraagt dan 2 5 / 2 3 . 4. Artikel 22, tweede lid onder e (overige lessen) Het totaal aantal over de gehele cursus kan worden gesteld op 102. Aan het verplicht aantal van 94 lessen kan het bevoegd gezag er dan nog ten hoogste 8 toevoegen. 5. Artikel 12, eerste lid (facultatieve vakken) Voor het m.a.v.o., zowel voor de vierjarige als voor de driejarige cursus, komen in aanmerking: een der niet voorgeschreven moderne talen, Esperanto, bijbelkennis, cultuur • geschiedenis van het christendom, kennis van het geestelijk leven, kunstgeschiedenis, filmkunst, toneelkunst, voordrachtskunst, hygiëne, kinderverzorging, ziekenverzorging, zorg voor de woning, kleding en voeding.
94/96
1
) Met dien verstande dat, indien de leerling na het eerste leerjaar niet meer dan twee der genoemde talen volgt, het aantal wekelijkse lessen in de dan gevolgde talen voor de Franse taal ten minste 10, voor de Duitse taal ten minste 6 en voor de Engelse taal ten minste 9 dient te bedragen. 2 ) Met dien verstande dat elke leerling gedurende de cursus ten minste 3 wekelijke lessen muziek en ten minste 5 wekelijkse lessen in de vakken tekenen en handvaardigheid moet volgen. 3. Artikel 22, tweede lid onder d (aanvullende lessen) Het aantal wekelijkse lessen dat gedurende de cursus in alle vakken tezamen moet worden gegeven en gevolgd, zou gesteld kunnen worden op 126. Het aantal lessen waarmede de basistabel moet worden aangevuld bedraagt dan 32/30. 4. Artikel 22, tweede lid onder e (overige lessen) Het maximum aantal wekelijkse lessen, kan worden bepaald op 136, zodat nog ten hoogste 10 lessen kunnen worden gegeven boven het verplichte aantal van 126.
6. Artikel 29, eerste en vijfde lid (eindexamens) Vierjarige cursus Ten aanzien van het eindexamen van de vierjarige cursus denken de ondergetekenden aan zes vakken voor iedere leerling, waarvan twee verplichte vakken t.w. Nederlandse taal en één der drie in artikel 9 genoemde moderne talen. De leerling kan voorts een keuze van vier vakken maken uit: één of twee der overige moderne talen, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, wiskunde, natuur- en scheikunde, biologie, handelskennis. De driejarige cursus Voor de driejarige cursus wordt een eindexamen in vijf vakken voldoende geacht met als verplichte vakken Nederlandse taal en één der drie in artikel 9 genoemde moderne talen. De leerling kan dan voor de overige drie vakken een keuze doen uit de beide andere moderne talen, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, wiskunde, naiuur- en scheikunde, biologie, handelskennis.
31 D. Lager algemeen voortgezet onderwijs 1. Artikel 22, tweede lid onder a Alle leerlingen van het zelfstandig l.a.v.o. volgen het onderwijs in de vakken Nederlandse taal, een moderne taal, geschiedenis en aardrijkskunde, maatschappijleer, wiskunde, kennis der natuur, muziek, tekenen, handvaardigheid, lichamelijke oefening.
werken in een bedrijf wordt bij het lager technisch onderwijs niet nodig geacht. 2. Artikel 23, tweede lid onder c (algemene vakken in het tweede leerjaar) Voor wat betreft het tweede leerjaar zou het aantal algemene vakken, dat ten minste moet worden gevolgd, gesteld kunnen worden op 12.
2. Artikel 22, tweede lid onder c (basistabel) Vakken:
Aantal wekelijkse lessen:
Nederlands Moderne taal Geschiedenis en aardrijkskunde Maatschappijleer .Wiskunde (m.i.v. rekenen) Kennis der natuur Muziek Tekenen Handvaardigheid Lichamelijke oefening Studielessen
6 3 4 2 4 4 2 3 6 6 2 Totaal
42
3. Artikel 22, tweede lid onder d (aanvullende lessen) Het totaal aantal verplichte lessen, dat gedurende de tweejarige cursus in alle vakken tezamen moet worden gevolgd, kan bepaald worden op 64. Het aantal lessen dat de leerlingen boven de basistabel verplicht zijn te volgen bedraagt 42/22. 4. Artikel 22, tweede lid onder e (overige lessen) Bedraagt het totaal aantal lessen dat gedurende de cursus ten hoogste mag worden gegeven 68, dan kan het bevoegd gezag nog ten hoogste 4 wekelijkse lessen gedurende de cursus aan het verplichte aantal 64 toevoegen. 5. Artikel 12, eerste lid (facultatieve vakken) Voor het zelfstandig l.a.v.o. komen de volgende vakken, bedoeld in artikel 12, eerste lid, in aanmerking: de twee overige moderne talen, Esperanto, bijbelkennis, kennis van het geestelijk leven, kunstgeschiedenis, filmkunst, toneelkunst, voordrachtskunst, hygiëne, kinderverzorging, ziekenverzorging, zorg voor de woning, kleding en voeding. 6. Artikel 29 (eindexamens) Voor dit schooltype achten de ondergetekenden een eindexamen niet wenselijk of nodig. V.
Lager beroepsonderwijs
3. Artikel 23, tweede lid onder d (basistabel) In de basistabel ware te volstaan met algemene benamingen voor de beroepsgerichte vakken. Voor zover nodig kunnen deze vakken voor een aantal afdelingen nader worden aangeduid, b.v. door een summiere aanduiding van de leerstof. Driejarige cursus Algemene vakken: Nederlands Moderne taal Geschiedenis en Aardrijkskunde Maatschappijleer Kennis der natuur Natuurkunde (m.i.v. mechanica) Wiskunde Muziek Tekenen Handvaardigheid Lichamelijke oefening . . . . Studielessen
Vierjarige cursus (47)
(41)
6 2
7 2
3 1 2
3 2 2
3 5 1 2 10 4 7 2
4 6
il
10
4 9 2
Beroepsgerichte vakken: Praktijk Vaktheorie en | Vaktekenen )
12 „
18
8
12
Totaal
61
77
(30)
(20)
4. Artikel 23, tweede lid onder f, }° artikel 22, tweede lid onder d (aanvullende lessen) Voor de driejarige cursus ligt het in het vornemen het aantal wekelijkse lessen dat gedurende de cursus in alle vakken tezamen moet worden gevolgd, te doen bepalen op 94. Het aantal lessen dat iedere leerling verplicht is te volgen boven het aantal van 61 van de basistabel bedraagt dan 33. Voor de vierjarige cursus kan het totaal op 125 worden gesteld. Het aantal voor iedere leerling verplicht te volgen lessen boven het totaal van de basistabel bedraagt dan 48.
A. Lager technisch onderwijs 1. Artikel 23, tweede lid onder a (Cursusduur, praktijktijd en afdelingen) De cursusduur aan lagere technische scholen bedraagt drie of vier jaren. De ondergetekenden menen, dat voor de volgende afdelingen de cursusduur vooralsnog drie jaren zou moeten omvatten: metaalbewerken, edelmetaalbewerken, gieterijtechniek, scheepsbouw, carosseriebouw, centrale-verwarming, koper-, lood- en zinkbewerken, timmeren, metselen, stukadoren, schilderen, stofferen, meubelmaken, boekbinden, drukken, zetten, lithografie, chemiegrafie, papiermaken, broodbanketbakken, banketbakken, textieltechniek, schoenmaken, kleermaken. De cursusduur bedraagt dan vier jaren voor de afdelingen: horlogemaken, fijnmetaalbewerken, autoherstellen, landbouwwerktuigherstellen, textielmachine-montage, elektrotechniek, scheepskok, procestechniek, koks/kelners, chemische techniek. Een praktijktijd d.w.z. het gedurende langere tijd
5. Artikel 23, tweede lid onder f, j° artikel 22, tweede lid onder e (overige lessen) Het aantal wekelijkse lessen, dat gedurende de driejarige cursus in alle vakken tezamen ten hoogste mag worden gevolgd, kan gesteld worden op 102. Het aantal lessen, dat aan het verplichte totaal ten hoogste kan worden toegevoegd is dan 8. Voor de vierjarige cursus kan het totaal gesteld worden op 137. Het aantal lessen, dat mag worden toegevoegd, bedraagt ten hoogste 12. 6. Artikel 23, tweede lid onder e (lessen in facultatieve vakken) Het ligt in het voornemen te bevorderen, dat het aantal lessen, dat aan andere, door het bevoegd gezag te kiezen vakken kan worden besteed, voor de driejarige cursus op 6 en
32 voor de vierjarige cursus op 8 wekelijkse lessen wordt gesteld. Opgemerkt wordt, dat onder „andere vakken" niet het godsdienstonderwijs is begrepen. 7. Artikel 29, tweede en vijfde lid (eindexamens) Vakken van het eindexamen Het eindexamen dient naar de mening van de ondergctekenden een schoolexamen te zijn, zoals reeds thans is bepaald in het Eindexamenbesluit N.O., artikel 2, eerste en derde lid. Wel is ter verkrijging van een grotere eenheid, een nadere regeling gewenst ten aanzien van het aantal te examineren vakken, het aanwijzen van verplichte vakken of groepen van vakken en het mogelijk maken van een beperkte keuze. Het is mogelijk aan lagere technische scholen groepen van leerlingen te vormen, die, gezien hun aanleg en ambitie, een programma kunnen volgen, waarbij het accent meer op de algemene vakken ligt. Dit kan er toe bijdragen de doorstroming naar het middelbaar beroepsonderwijs te vergemakkelijken. Het ligt in de bedoeling aan het eindexamen voor deze groepen een meer algemeen karakter te geven. Een opzet voor de regeling voor het eindexamen is hieronder opgenomen. Examengroep
Theoretische groep
Praktische groep
Examenvakken Verplicht (X) Keuze(O)
6 4 2
5 3 2
Nederlands Moderne taal Wiskunde Natuurkunde en mechanica
X X X X
Vaktheorie Vaktekenen Praktijk
.
O O O
S/M S/M S
s s
p P/M
X
o o o X
o
X
volgende basistabel is zo opgezet, dat zij kan gelden voor alle groepen. Het bevoegd gezag kan zowel voor de groep, die het accent op de algemene vakken legt een eigen programma daarvoor opzetten op de grondslag van de basistabel, als voor de groep, die meer aandacht aan de praktische vakken geeft. Algemene vakken:
(42)
Nederlandse taal Moderne taal Geschiedenis en aardrijkskunde Maatschappijleer Wiskunde Kennis der natuur Muziek Tekenen Handvaardigheid Lichamelijke oefening Studielessen
8 2 4 1 4 4 3 \ 7 \ 7 2
Beroepsgerichte vakken: Zorg voor de gezondheid Zorg voor de huishouding Zorg voor de kleding Speciale beroepsvorming
i f jgi) ( )
(18)
Totaal
60
1
S/M S/M
s s s
p P/M
S = schriftelijk, M = mondeling, P = praktijkopdracht. B. Lager huishoud- en nijverheidsonderwijs 1. Artikel 23, tweede lid onder a (cursusduur, praktijktijd en afdelingen) De cursusduur van het lager huishoud- en nijverheidsonderwijs zal naar de mening van de ondergetekenden op drie jaar gesteld kunnen worden met dien verstande, dat een vierjarige cursusduur in bijzondere gevallen niet uitgesloten behoeft te zijn. Een praktijktijd wordt niet nodig geacht. Het lager huishoud- en nijverheidsonderwijs kent geen afdelingen. Het ligt in de bedoeling in het derde leerjaar een gedifferentieerde programma mogelijk te maken, zodat de leerling naast verplichte vakken een eigen keuze kan maken naar aanleg en ambitie. 2. Artikel 23, tweede lid, onder c (algemene vakken in het tweede leerjaar) Voorgesteld is het minimum aantal lessen voor de algemene vakken in het tweede leerjaar op 15 te stellen. 3. Artikel 23, tweede lid onder d (basistabel) Het is mogelijk, dat in de lagere huishoud- en nijverheidsschool een groep gevormd wordt van leerlingen, die in verband met hun aanleg onderwijs ontvangen met het accent op do algemene vakken en mede gericht op de mogelijkheid van doorstroming naar vormen van middelbaar beroepsonderwijs. Voor andere groepen zal het accent meer gelegd worden op de theorie en de praktijk van de beroepsgerichte vakken. De
) Waarvan in de tweede en derde leerjaren tezamen ten minste zes lessen in de zorg voor de huishouding en vier lessen in de zorg voor de kleding worden gegeven en gevolgd. Onder zorg voor de huishouding zijn begrepen de vakken die thans worden aangeduid met zorg voor de voeding en zorg voor de woning, tuinbouw en plantenverzorging. Zorg voor de kleding houdt mede de naaldvakken in. Onder zorg voor de gezondheid kan worden begrepen kinderverzorging en hygiëne. Het stofversieren kan als creatieve en esthetische vaardigheid onder handvaardigheid vallen.
4. Artikel 23, tweede lid onder f, juncto artikel 22, tweede lid onder d (aanvullende lessen) Het totaal aantal lessen dat moet worden gegeven en gevolgd kan gesteld worden op 92. Het bevoegd gezag is derhalve verplicht in het leerplan de basistabel aan te vullen met 32 lessen. 5. Artikel 23, tweede lid onder f, juncto artikel 22, tweede lid onder e (overige lessen). Het totaal aantal lessen dat ten hoogste mag worden gevolgd kan gesteld worden op 100, zodat het bevoegd gezag nog ten hoogste 8 lessen aan het verplichte totaal van 92 kan toevoegen. 6. Artikel 23, tweede lid onder e (lessen in facultatieve vakken) Het aantal wekelijkse lessen, dat gedurende de cursus mag worden besteed aan het onderwijs in andere, door het bevoegd gezag te kiezen vakken kan worden vastgesteld op 6. 7. Artikel 29, tweede en vijfde lid (eindexamens) Vakken van het eindexamen Een schooleindexamen voor alle leerlingen van het huishouden nijverheidsonderwijs wordt wenselijk geacht om een zekere eenheid in het onderwijs te verkrijgen en de doorstroming naar het middelbaar- en nijverheidsonderwijs te bevorderen. Er wordt onderscheid gemaakt in het examen voor de groepen leerlingen die onderwijs hebben genoten met het accent op de algemene vakken, en de groepen die zich in het laatste leerjaar vooral op de (theorie en praktijk van) vaardigheidsvakken hebben toegelegd.
33 Een regeling van het eindexamen, rekening houdend met deze onderscheiding, is hieronder schematisch weergegeven. Praktische groep
Aantal
5
4
Verplicht (X) Keuze (O) »)
3 2
1 3
Aardrijkskunde/ Geschiedenis \
o o . . . .
. . . .
loo 1
Zorg voor de gezondheid Zorg voor de huishouding Zorg voor de kleding . . Speciale beroepsvorming
S/M S/M
s
P/M P/M
S/M M M
O 0
X X X
XOO
Nederlandse taal
M M
oooo
Theoretische groep
Examenvakken
P/M P/M P/M P/M
S = schriftelijk, M = mondeling, P = praktijkopdracht. 1 ) Hierbij zij aangetekend, dat de leerling van de theoretische groep voor een verplichte keuze wordt gesteld, nl. één vak uit de algemene vakken en één praktische vak ter keuze uit: zorg voor de huishouding of zorg voor de kleding. De leerling van de praktische groep zal ten minste twee vakken moeten kiezen uit de praktische vakken.
C. Lager landbouwonderwijs 1. Artikel 23, tweede lid onder a (cursusduur, praktijktijd en afdelingen) Onder lagere landbouwschool dient te worden verstaan een lagere agrarische school, waaraan één of meer van de afdelingen landbouw, tuinbouw, bosbouw en landbouwtechnologie zijn verbonden. De cursusduur is vier jaar. Het overleg omtrent de afdeling landbouwtechnologie is nog gaande. De cursusduur van deze afdeling kan drie jaar bedragen. De praktijk wordt door de leerling gevolgd in het derde en vierde leerjaar met dien verstande, dat de totale praktijktijd ten minste 100 en ten hoogste 150 dagen beslaat en van die praktijktijd ten minste 40 dagen in het derde leerjaar vallen. Het toezicht en de begeleiding van deze praktijktijd geschiedt door leraren van de school. 2. Artikel 23, tweede lid onder c (lessen in algemene vakken in het tweede leerjaar) Het aantal lessen in algemene vakken, dat in het tweede leerjaar ten minste moet worden gevolgd, kan op 20 worden gesteld. 3. Artikel 23, tweede lid onder d (basistabel) Het ligt in het voornemen te bevorderen, dat de volgende basistabel voor de vierjarige cursus in de algemene maatregel van bestuur wordt opgenomen. Daarbij wordt opgemerkt, dat in de tuinbouw thans rekening gehouden wordt met een zestal teeltrichtingen. Ingeval aan een lagere landbouwschool tevens onderwijs gegeven wordt in één of meer tuinbouwteeltrichtingen, kan een leerling naast de landbouwopleiding ten hoogste één tuinbouwteeltrichting volgen. In het geval dat aan een afdeling tuinbouw meer dan twee teeltrichtingen worden onderwezen kan de leerling ten hoogste drie teeltrichtingen volgen.
II andbouw -f 1 tuinb. teeltrichting of tuinbouw + 3e teeltrichting (66) (66) 10 10 5 5
landbouw Algemene
vakken
. Moderne taal . . . . Geschiedenis en aardrijkskunde . Maatschappijleer . Natuurkunde ... • • . Handvaardigheid . Lich. oefening . . . .
5 2 4
5 2
;
5
3 ) 10 2 3 8 7 2
Beroepsgerich te vakken
l
)
4 5 3
1
')
J
10 2 3 8 7 2 (34)
(27)
Vakvaardigheid Bedrijfsadministratie
14 10 3
17 14 3
Totaal
93
100
*) Inclusief het vak kennis der natuur in het brugjaar.
4. Artikel 23, tweede lid onder f, juncto artikel 22, tweede lid onder d (aanvullende lessen) Het aantal wekelijkse lessen, dat gegeven en gevolgd moet worden gedurende de gehele cursus kan voor de afdeling landbouw 117 bedragen. Het bevoegd gezag is dus verplicht boven het totaal van 93 van de basistabel nog 24 lessen te geven die de leerlingen moeten volgen. Het aantal wekelijkse lessen dat de leerlingen van de richting landbouw + een tuinbouwteeltrichting of tuinbouw + een derde teeltrichting moeten volgen bedraagt 121. Het bevoegd gezag is verplicht het totaal van de basistabel nog met 21 aan te vullen. 5. Artikel 23, tweede lid onder f, juncto artikel 22, tweede lid onder d (overige lessen) Het aantal wekelijkse lessen dat gedurende de cursus in alle vakken tezamen ten hoogste mag worden gevolgd bedraagt voor de afdeling landbouw 125, voor de afdelingen landbouw + een tuinbouwteeltrichting en de afdeling tuinbouw + een derde teeltrichting is dit aantal 129. Het bevoegd gezag kan boven de aantallen verplichte lessen van 117 resp. 121 nog ten hoogste 8 lessen geven. 6. Artikel 23, tweede lid onder e (lessen in facultatieve vakken) Het aantal wekelijkse lessen, dat gedurende de cursus mag worden besteed aan het onderwijs in andere, door het bevoegd gezag te kiezen, vakken kan op 8 worden gesteld. 7. Artikel 29, tweede en vijfde lid (eindexamens) Vakken van het eindexamen Zowel van de leerlingen die een overwegend praktisch georiënteerd examen willen afleggen (B) als van leerlingen die wat meer accent willen leggen op de algemene vakken (A), wordt een schoolexamen afgenomen. Het eindexamen B zou zes vakken, het eindexamen A zeven vakken kunnen omvatten. Voor de leerlingen, die de afdeling landbouw + 1 tuinbouwteeltrichting dan wel de tuinbouwafdeling + een derde teeltrichting hebben gevolgd, wordt bovenstaand examen voor beide richtingen uitgebreid met de verplichte examenvakken, te weten vakkennis (IV) en vakvaardigheid (III) van de betrokken teeltrichting. Een regeling van het eindexamen van de driejarige cursus landbouwtechnologie is nog in beraad.
34 A-richting Nederlands Moderne taal Wiskunde Bedr. adm.
B-richting X X X
M/S M S S M
i °l
Vakkennis 1 i (bodem/bemest. /
Vakkennis II i\ (plantent. en planteziekten of Ie tuinb.. J teeltrichting / f } O2 Vakkennis lil ) 1 (veeteelt, veevoeding, grasl. of 2e tuinb. t \ teeltrichting ) '
M
Nederlands
X
M/S
Rekenen Bedr. adm. ) Vakkennis I \
X _,
S
O2
M
Vakkennis II
j
Vakkennis III
\
Vakvaardigheid I X (akker/weidebouw of Ie tuinb. teeltrichting)
Vakvaardigheid I
X
Vakvaardigheid II (veeteelt of 2e tuinb. teeltricht.)
Vakvaardigheid II
X
X
M
S = schriftelijk, M = mondeling, P = praktijkexamen X = verplicht 0 1 = keuze landelijk vast te stellen 0 2 = keuze van de leerling vast te stellen D. Lager middenstandsonderwijs 1. Artikel 23, tweede lid onder a (cursusduur, praktijktijd, afdelingen ) De cursusduur van de school voor de detailhandel bedraagt vier jaren. Er zijn geen afdelingen bij dit schooltype. Wel is een zekere differentiatie met het oog op een keuze bij de eindexamenvakken mogelijk. 2. Artikel 23, tweede lid onder c (algemene vakken in het tweede leerjaar) Het aantal algemene vakken dat in het tweede leerjaar ten minste moet worden gevolgd, kan op 18 worden gesteld. 3. Artikel 23, tweede lid onder d (basistabel) Het aantal wekelijkse lessen in verplichte vakken of groepen van vakken dat gedurende de cursus ten minste moet worden gevolgd en gegeven bedraagt: Vakken Algemene vakken: Nederlands Engels Duits of Frans Geschiedenis en aardrijkskunde . . Wiskunde (c.q. rekenen) Kennis der natuur Maatschappijleer Esthetische vorming Muziek . Tekenen Handvaardigheid Lichamelijke oefening Studielessen Beroepsgerichte vakken: Handclsvakken I 1 ) Handclsvakken 11 2 ) Waren kennis 8 ) Verkoopbevordering 4 ) Praktijkvakken °) Totaal
Aantallen wekelijkse lessen (61) 14 ) \
4. Artikel 23, tweede lid onder f, juncto artikel 22, tweede lid onder d (aanvullende lessen) Het aantal wekelijkse lessen dat gedurende de cursus in alle vakken tezamen moet worden gevolgd, kan worden gesteld op 722. Het aantal lessen dat het bevoegd gezag verplicht is te geven aan alle leerlingen boven de 94 van de basistabel bedraagt dan 28. 5. Artikel 23, tweede lid onder f, juncto artikel 22, tweede lid onder e (overige lessen) Het aantal wekelijkse lessen, dat gedurende de cursus in alle vakken tezamen ten hoogste mag worden gevolgd kan 132 bedragen. Het aantal lessen, dat aan het verplichte totaal van 122 kan worden toegevoegd, bedraagt dan 10. 6. Artikel 23, tweede lid onder e (lessen in facultatieve vakken) Voor andere, door het bevoegd gezag te kiezen vakken, zouden ten hoogste 6 lessen beschikbaar moeten zijn. 7. Artikel 29, tweede en vijfde lid (eindexamens) Vakken van het eindexamen Het aantal examenvakken kan tot zes worden beperkt. In onderstaand schema zijn er 5 verplichte examenvakken en één vak ter keuze opgenomen.
lg
4 2 2 1 2 1 2 4 9 2 (33) 16 3 2 4 8 94°) (Noten 2e kolom onderaan.)
!) handelsvakken I omvat bedrijfsadministratie, bedrijfseconomie, bedrijfsrekenen. 2 ) handelsvakken II omvat organisatie van de handel, het handelsverkeer, rechts- en wetskennis. 3 ) het onderwijs in het vak warenkennis is algemeen en fundamenteel en is gebaseerd op enige kennis van natuurkunde, scheikunde en biologie. 4 ) het vak verkoopbevordering omvat onderwijs in het geheel van de activiteiten die ten doel hebben een zo groot mogelijk aandeel van de consumentenmarkt te veroveren ten gunste van het eigen assortiment. Daaronder worden dus ook begrepen marktonderzoek, verkooporganisatie en beleid, efficiënte voorraadvorming, personeelsbeleid, enz. 5 ) praktijkvakken omvat etaleren, reclame en creatief technische arbeid. c ) in het derde of vierde leerjaar wordt bovendien nog tijd besteed aan „praktisch werken". Hieronder wordt verstaan het gedurende enige uren per week onder leiding werkzaam zijn in de detailhandel.
35 Verplicht Nederlandse taal Een moderne taal (ter keuze van de leerling) Handelsvakken I Verkoopbevordering Warenkennis Keuze 6. één vak uit: a. Handelsvakken II b. Tweede moderne taal c. Een der praktijkvakken etaleren of reclame of recreatief technische arbeid x). 1 ) De keuze uit de praktijkvakken wordt gemaakt aan het begin van het laatste leerjaar; het examencijfer wordt bepaald door de beoordeling van de werkstukken vervaardigd in het laatste schooljaar c.q. het gemiddelde van de rapportcijfers.
E. Lager economisch en administratief onderwijs 1. Artikel 23, tweede lid onder a (cursusduur, praktijktijd, afdelingen) Een cursusduur van drie jaren wordt voor het lager economisch en administratief onderwijs voorlopig voldoende geacht. De eindexamenregeling zal de leerling — naast de voor hem verplichte examenvakken — een keuze dienen te laten uit een aantal combinaties van vakken. Dit brengt mede, dat er in het laatste leerjaar gelegenheid moet zijn tot differentiatie. Er zijn bij het l.e.a.o. geen afdelingen. Vooralsnog wordt ook een praktijktijd niet nodig geacht. Wel ligt het in de bedoeling te bevorderen dat in het laatste leerjaar wekelijks een viertal lessen wordt besteed aan praktisch werken in bedrijven onder toezicht van de school. 2. Artikel 23, tweede lid onder c (algemene vakken in het tweede leerjaar) Het aantal algemene vakken, dat in het tweede leerjaar ten minste moet worden gevolgd, kan op 16 worden gesteld. 3. Artikel 23, tweede lid onder d (basistabel) Bij de samenstelling van de basistabel voor het lager economisch en administratief onderwijs is rekening gehouden met de mogelijkheid tot differentiatie in het derde leerjaar. Het bevoegd gezag moet een ruime marge worden gelaten voor aanvulling van lessen in de vakken voor de examens. Voorts is eraan gedacht dat de ontwikkeling van deze nieuwe schoolsoort nog in een beginstadium is. Vakken Algemene vakken: Nederlandse taal m.i.v. handelscorrespondentie Eerste moderne taal Tweede moderne taal Geschiedenis Aardrijkskunde Maatschappijleer Wiskunde (incl. rekenen) Kennis der natuur Muziek Tekenen Handvaardigheid Lichamelijke oefening Studielessen Beroepsgerichte vakken: Boekhouden Bedrijfsrekenen Handelskennis Recht en sociale wetgeving Winkel- of kantoorpraktijk Machineschrijven Totaal
Aantallen lessen (57) 12 \ o \ ) o ) 2 3 5 ) [ 9 ' 7 2 (18) ) „ ) j» j 4 4 75
4. Artikel 23, tweede lid onder f, jo art. 22, tweede lid ender d (aanvullende lessen) Het totaal aantal wekelijkse lessen, dat gedurende de cursus in alle vakken tezamen moet worden gegeven en gevolgd, kan worden gesteld op 94. Het aantal verplicht aan te vullen lessen boven het totaal van de basistabel bedraagt uan 19. 5. Artikel 23, tweede lid onder f, jo. art. 22, tweede lid onder c (overige lessen) Het aantal wekelijkse lessen, dat gedurende de cursus in alle vakken tezamen ten hoogste mag worden gevolgd, kan gesteld worden op 102. Het aantal lessen dat het bevoegd gezag ten hoogste mag geven boven het verplicht aantal bedraagt derhalve 8. 6. Artikel 23, tweede lid onder e (lessen in facultatieve vakken) Het aantal lessen dat gedurende de cursus mag worden besteed aan het onderwijs in andere, door het bevoegd gezag te kiezen vakken, kan op 6 worden gesteld. 7. Artikel 29, tweede en vijfde lid (eindexamens) De vakken van het eindexamen Uitgegaan is van een schooleindexamen, voor iedere leerling vijf vakken omvattend. Voor machineschrijven kan wellicht gedurende de cursus een afzonderlijk diploma behaald worden. Van de vijf examenvakken zouden drie voor iedere leerling verplicht gesteld kunnen worden, te weten Nederlands (m.i.v. handelscorrespondentie), een moderne taal, boekhouden en bedrijfsrekenen (één vak). Voorts kan de leerling een keuze van twee vakken maken uit de volgende combinaties: 1. 2. 3. 4. 5.
Tweede moderne taal Kantoorpraktijk Tweede moderne taal Winkelpraktijk Handelskennis *), rechts- en wetskennis Kantoorpraktijk Handelskennis, rcchts- en wetskennis Winkelpraktijk Tweede moderne taal Handelskennis, rechts- en wetskennis
1 ) De vakken handelskennis, rechts- en wetskennis worden voor het eindexamen als één vak beschouwd.