VERGADERING DATUM AGENDAPUNT BIJLAGE
: : : :
OPENBAAR BESTUUR 12 NOVEMBER 2008 17 OB-08-60
BETREFT
: Projectplan IV-3: Energie en CO2 in de diervoedersector
In vervolg op de besluitvorming tijdens de (besloten) bestuursvergadering in juni 2008 is getracht een nieuwe versie van het plan van aanpak op te stellen (nu gegoten in het format van een projectplan). Verschillende keren is getracht hierover in het z.g. afstemmingsoverleg overeenstemming te bereiken, de laatste keer afgelopen 7 november. Het projectplan (bijlage) is naar aanleiding van deze laatste bijeenkomst beperkt tot een concrete actie gericht op het opzetten van de CO2 footprint voor de diervoedersector, als eerste stap in het gevolg geven aan het bestuursbesluit van afgelopen juni. Er blijkt echter nog steeds geen overeenstemming over de beschrijving van de rol van het afstemmingsoverleg in het onderhavige projectplan. Er is echter een basis nodig voor het secretariaat in het werkplan en de begroting om nu verder te werken aan het voorgaande, in afwachting van overeenstemming over een en ander. Tijdens het afstemmingsoverleg is ook afgesproken om met een groep van deskundigen de onderzoeksvragen te formuleren en de onderzoekinstellingen te selecteren voor het ontwikkelen van projectvoorstellen. In de Adviescommissie Veevoedkundig Onderzoek is afgesproken een groep te vormen, waarbij ook de brancheorganisaties aan kunnen deelnemen. Primaire focus is een kooldioxide – footprint opstellen voor de gehele diervoederketen. ADVIES FINANCIËLE ASPECTEN Vooralsnog wordt voorgesteld in 2009 een budget van € 160.000, - te voorzien. Deels voor personele inzet en grotendeels voor eventuele onderzoeksprojecten. Overigens worden hieruit pas bedragen voor projecten toegewezen als bestuurlijke overeenstemming is bereikt over concrete onderzoeksprojecten. SOCIALE CONSEQUENTIES Door in te spelen op de maatschappelijke behoefte aan reductie van uitstoot van kooldioxide en vermindering van energiegebruik, draagt de diervoedersector bij aan het realiseren van de Openbare bestuursvergadering PDV 12 november 2008
1 van 2
klimaatsdoelstellingen van de Regering. Dit leidt tot een verduurzaming van de diervoedersector. VOORSTEL Het voorstel is in te stemmen met het zetten van een eerste stap m.b.t. duurzaamheid door het ontwikkelen van onderzoeksprojecten voor de kooldioxide footprint voor de diervoedersector. Voorts wordt het bestuur gevraagd welke stappen gezet moeten worden om overeenstemming te bereiken over het afstemmingsoverleg. . COMMUNICATIE BIJLAGE(N) : 1
Openbare bestuursvergadering PDV 12 november 2008
2 van 2
Projectplan Programma
: IV. Innovatie en ontwikkeling
Projecttitel
: IV-3 Energie en CO2 in de diervoedersector
Versie
: Concept, 2008-11-10
Looptijd
: 2009 – 2012
1. Inleiding Klimaatveranderingen als gevolg van het verbruik van fossiele brandstoffen is een onderwerp dat de afgelopen jaren in toenemende mate aandacht heeft gekregen in de wereldpolitiek en is ook nadrukkelijk een aandachtspunt van de Nederlandse regering. Duurzame ontwikkeling van de samenleving met betrekking tot energieverbruik en CO2 – productie staat centraal. Alle sectoren van de samenleving hebben aandacht voor dit aspect. Ook in de agri-business krijgt men hiervoor steeds meer aandacht. Dit in het verlengde van andere maatschappelijk relevante onderwerpen. De diervoedersector wil blijk geven van haar maatschappelijke verantwoordelijkheid door gestructureerd te werken aan een duurzame ontwikkeling van de diervoederketen. De diervoedersector is één van de schakels in het voortbrengingsproces van de keten van voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong. Dit projectplan biedt het kader voor afstemming en faciliteren van projecten in het kader van de platformfunctie en de faciliterende rol van het PDV. Het kader gaat ervan uit dat de verschillende schakels (bedrijven en brancheorganisaties) in de diervoederketen hun eigen verantwoordelijkheid nemen en zelf initiatieven nemen. Het productschap organiseert de afstemming en kan een facilterende rol spelen bij onderzoek en uitvoering van projecten.
2. Aanleiding en achtergrondinformatie De noodzaak van een duurzame ontwikkeling van de landbouw is maatschappelijk al enige jaren geleden onderkend. Richtinggevend zijn het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4; VROM, 2001) en het rapport Toekomst voor de veehouderij (Commissie Wijffels, 2001).
Projectplan IV.3: Duurzaamheid in de diervoedersector 2008 – 2020 Versie: concept, 2008-11-10
1 van 10
Op 13 november 2007 publiceerde het Milieu- en Natuurplanbureau de tweede Duurzaamheidsverkenning1. Het MNP adviseert daarin de Nederlandse overheid om haar beleidsplannen te beoordelen op duurzaamheid, door systematisch inzichtelijk te maken wat de gevolgen zijn voor klimaat, biodiversiteit en armoede en zo nodig flankerend beleid in te zetten om de negatieve effecten tegen te gaan. Het huidige Kabinet heeft van het klimaat- en energiebeleid een speerpunt gemaakt. Het beoogde beleid is vastgelegd in het project “Schoner en zuiniger2. Het kabinet heeft de doelstelling geformuleerd om in 2020 een totaal van 2% energiebesparing per jaar te realiseren, bovendien zal 20% van de gebruikte energie voortkomen uit duurzame energiebronnen en zal de CO2 emissie met 30% zijn verminderd. De ministers van LNV, EZ en VROM hebben het bedrijfsleven, inclusief de agri-sectoren in 2007 uitgenodigd met voorstellen te komen tot het aangeven welke bijdrage de diervoedersector aan het realiseren van de voorgenoemde doelstellingen kan geven. Op 1 november 2007 hebben de regering en VNO-NCW, MKB-Nederland en LTO Nederland een Duurzaamheidsakkoord getekend. Partijen willen door middel van dit overkoepelend akkoord richting geven aan verdere concrete afspraken voor de sectoren gebouwde omgeving, energiesector, industrie, verkeer en vervoer en land- en tuinbouw evenals het midden- en kleinbedrijf richting te geven. Bij de samenwerking spelen kansen voor bedrijven tot innovatie en internationale profilering een centrale rol. Een uitgangspunt van dit akkoord is dat realisatie van energie- en klimaatsdoelen in belangrijke mate gestalte moeten krijgen door middel van sectorakkoorden, gebaseerd op dit overkoepelende akkoord. Overigens is er al vele jaren een overheidsbeleid gericht op het verminderen van het energiegebruik als duurzaamheidstreven. Vanaf 1992 heeft de overheid in het kader van het energiebesparingsbeleid met een groot aantal sectoren een meerjarenafspraak (MJA) gemaakt over de verbetering van de energie-efficiency. De huidige versie (MJA2) loopt tot 2012. Verschillende schakels in de diervoederketen nemen hieraan ook deel, te weten de meelindustrie, de margarine- vetten- en olie-industrie, de aardappelverwerkende en de zuivelindustrie. Het Convenant Benchmarking energie-efficiency is in juli 1999 ondertekend door VROM, EZ, VNO-NCW, IPO en een aantal brancheorganisaties uit voornamelijk de zware (energieintensieve) industriesectoren, zoals chemie, staal, non-ferro, maar ook suikerindustrie en bierbrouwerijsector. Het convenant loopt ook tot 2012. Het is een instrument voor verdere beperking van de CO2-emissie. Doel is te bereiken dat energie-intensieve ondernemingen, met een gebruik van meer dan 0,5 PJ per inrichting per jaar voor hun procesinstallaties, de wereldtop betreffende energie-efficiency bereiken. In januari 2008 heeft de Minister van LNV bij het presenteren van de toekomstvisie voor de veehouderij gepleit voor een duurzaamheidsprong, waarbij zij ook pleit voor het sluiten van de kringloop van voer en mest3. De Minister wil dat grondstoffen voor diervoer vooral afkomstig zijn uit Europa. Ook de mest wordt binnen Europa gebruikt. Dat betekent dat er zo min mogelijk diervoedergrondstoffen geïmporteerd worden en dan alleen als ze duurzaam zijn geproduceerd. Op die manier ontstaat er een gesloten kringloop van voer tot mest. Ook de uitstoot van
1
http://www.mnp.nl/nl/publicaties/2007/NederlandeneenduurzamewereldTweedeDuurzaamheidsverkenning.html 2 http://www.vrom.nl/pagina.html?id=2706&sp=2&dn=7421 3
http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1640818&_dad=portal&_schema=PORTAL&p_news_ite m_id=23018 Projectplan IV.3: Duurzaamheid in de diervoedersector 2008 – 2020 Versie: concept, 2008-11-10
2 van 10
broeikasgassen, ammoniak en fijnstof is volgens haar dan geminimaliseerd. In de brief aan het parlement van 21 mei 2008 over maatschappelijke kosten en baten van de intensieve veehouderij4 wordt hier ook verder op ingegaan. Internationaal krijgt het onderwerp ook de nodige aandacht, waarbij ook de dierlijke productiesector in beeld is. De FAO publiceerde in 2006 “Livestock’s long shadow – environmental issues and options”5. Recent publiceerde de Europese Commissie het JRC rapport "Environmental Improvement Potentials of meat and dairy products"6, wat een onderdeel uitmaakt van meerdere lyfe cycle studies van de Europese Commissie, teneinde de opties in beeld te brengen waar de meeste winst in reductie van klimaatgassen te bereiken is.
3. Doelstelling Het doel van dit project is om het afstemmingoverleg tussen de schakels in de diervoederketen te faciliteren, teneinde als totale diervoederketen op efficiënte en effectieve wijze een bijdrage te leveren aan de reductiedoelstellingen betreffende koolstofdioxide (en andere broeikasgassen) en daaraan gerelateerde aspecten van de overheid op de langere termijn (2020). Essentieel is deze bijdrage in samenhang te bezien tot wat in de gehele keten van dierlijke productie gerealiseerd kan worden, teneinde de milieuwinst te optimaliseren.
4. Belanghebbende partijen Hier is sprake van een algemeen maatschappelijk belang en van een gemeenschappelijk sectorbelang. De meest belanghebbenden bij dit project zijn de volgende categorieën bedrijven en daarbij betrokken brancheorganisaties: a. producenten van en handelaren in: a. droge en vochtrijke voedermiddelen; b. premixen en voederconcentraten; c. mengvoeders voor landbouwhuisdieren en huisdieren; b. transporteurs van diervoeder(producten); c. veehouders; d. verwerkende sectoren in de dierlijke productieketen (zuivel, vlees en eieren); e. Overheid (LNV en VROM).
5. Aanpak, werkwijze en organisatie Uitgangspunt is dat de verschillende schakels (bedrijven en brancheorganisaties) in de diervoederketen hun eigen verantwoordelijkheid nemen en zelf plannen ontwikkelen om uitstoot van broeikasgassen en het energiegebruik te verminderen. Het productschap vervult een coordinerende en faciliterende rol bij de afstemming tussen verschillende schakels. Het PDV kan faciliterend projecten uit voeren op verzoek van de dragende organisaties.
4
http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1640854&_dad=portal&_schema=PORTAL&p_file_id=27 839 5 http://www.fao.org/docrep/010/a0701e/a0701e00.htm 6 http://ftp.jrc.es/EURdoc/JRC46650.pdf Projectplan IV.3: Duurzaamheid in de diervoedersector 2008 – 2020 Versie: concept, 2008-11-10
3 van 10
Rol afstemmingsoverleg Er is een afstemmingsoverleg van betrokken brancheorganisaties, dat het PDV faciliteert. Het doel van het afstemmingsoverleg is: a. het uitwisselen van onderwerpen die brancheorganisaties in het kader van duurzaamheid op willen pakken en het informeren over voortgang en resultaten van ieders activiteiten b. het met elkaar afstemmen welke geledingen dan wel organisaties bij bepaalde onderwerpen betrokken willen of moeten worden, wie de uitvoering verzorgt dan wel wie de uitvoering coördineert c. het bespreken van de strategische aspecten voor de gehele keten met betrekking tot het onderhavige onderwerp d. het gezamenlijk en met vereende kracht tegemoet treden van de overheid, de politiek en de dierlijke productieketens ten aanzien van schakel overstijgende onderwerpen. Speerpunten en activiteiten Als eerste stap zal het PDV een plan van aanpak formuleren gericht op het verzamelen van kennis en feiten over: a. de beschikbare methoden om de kooldioxide-uitstoot in ketens te bepalen b. de kooldioxideproductie (CO2 footprint) en daaraan gerelateerde energieverbruik in de gehele diervoederketen vanaf teelt tot aan vervoedering. Dit zal z.s.m. eind 2008 ter hand worden genomen en in 2009 stapsgewijs worden uitgevoerd. Parallel aan het voorgaande zal het afstemmingsoverleg periodiek een inventarisatie maken van relevante onderwerpen die in het kader van dit project aan de orde kunnen komen. Het kan hierbij gaan om andere duurzaamheidaspecten, zoals methaangas, mineralen, etc., maar ook andere acties om gegevens te verzamelen (zie bijlage).
6. Begroting van baten en lasten Het is van belang dat voor het voorgaande voldoende capaciteit en budget in 2009 beschikbaar is om door de partijen gewenste activiteiten te kunnen ondernemen. Voor de uitvoering van dit plan van aanpak zijn voor 2009 voorlopig de volgende kosten op jaarbasis voorzien: a. b. c. d. e.
personele inzet (40 uur x € 165,- en 200 uur x € 95,-) Vergaderkosten Onderzoeksprojecten Overige kosten Totaal
€ € € € €
25.600,10.000,100.000,25.000,160.600,-
Ter dekking van de verwachte kosten in 2009 zal een bestemmingsheffing op alle diervoederproducten worden ingesteld van € 0,01 per ton product. Den Haag, 7 november 2008
Projectplan IV.3: Duurzaamheid in de diervoedersector 2008 – 2020 Versie: concept, 2008-11-10
4 van 10
Bijlage: Voorlopige inventarisatie potentiële onderwerpen 1. Algemeen Voor het inventariseren van potentiële mogelijkheden in de diervoedersector is het van belang de gehele diervoederketen in ogenschouw te nemen. In het onderstaande schema zijn de verschillende schakels in de diervoederketen weergegeven.
Soort voedermiddelen Voedermiddelen voor de Nederlandse diervoedersector bestaan van oudsher uit akkerbouwproducten, vooral granen. Daarnaast brengen industriële verwerkers van akkerbouwproducten (levensmiddelen- en fermentatie-industrie) bijproducten als voedermiddel op de markt, bijvoorbeeld bietenpulp als bijproduct van de suikerbereiding voor humane voeding. Van recentere datum zijn de bijproducten die als voedermiddel op de markt gezet worden door producenten van biodiesel en ethanolproductie voor brandstofdoeleinden. Volgens de doelstellingen van de Nederlandse overheid moet er in 2012 totaal 510 miljoen liter ethanol worden geproduceerd, wat een stroom van bijproducten geschikt voor voedermiddelen oplevert van 1,9 miljoen ton (vochtig) product. Voor 2020 is de doelstelling 1.220 miljoen liter ethanol met een productie van 4,5 miljoen ton bijproducten.
Projectplan IV.3: Duurzaamheid in de diervoedersector 2008 – 2020 Versie: concept, 2008-11-10
5 van 10
Herkomst voedermiddelen De diervoedersector haalt veel voedermiddelen uit andere werelddelen dan Europa. Grofweg komt 35% uit Nederland, 25% uit andere EU-lidstaten en 60% uit derde landen (tabel 1). Tabel 1. Herkomst van voedermiddelen voor de Nederlandse diervoederindustrie in 1.000 kg, seizoen 2004 – 2005 Invoer Uit EU Uit 3e lanDen Granen Graanbijproducten Oliehoudende zaden Bijproducten oliehoudende zaden Peulvruchten Restproducten levensmiddelindustrie Overige plantaardige producten Totaal
2.679,9 515,9 1.233,8 214,0 1.155,6 168,2 5.967,3
111,6 0,9 130,0 4.601,6 96,3 935,6 319,9 6.195,8
Afkomstig Uitvoer/ BeschikTotaal uit binnen- doorvoer baar voor landse proveevoeder ductie 2.791,5 1.373,9 4.165,4 516,8 706,2 523,0 700,0 130,0 130,0 5.835,3 3.155,9 4.609,1 4.382,1 310,3 25,6 37,1 298,8 2.091,2 3.115,4 767,2 4.439,3 488,0 231,7 252,4 467,3 12.163,1 8.608,7 6.188,8 14.583,1
Bron: PDV/CBS Een eerste grove analyse geeft aan dat ca. 70 - 75% van het energieverbruik in de diervoederketen voor rekening van de teelt komt, vooral door het gebruik van kunstmest en pesticiden. Ongeveer 12% is gemoeid met bewaring en drogen, 7 – 8% met mengvoederproductie en de rest voor transport. Een CO2 footprint7 is een maat van de invloed van menselijke activiteiten op het milieu in termen van de hoeveelheid geproduceerde broeikasgassen, gemeten in eenheden van koolstofdioxide. Het is bedoeld voor bedrijven om hun bijdrage aan de opwarming van de aarde te conceptualiseren. Het biedt een conceptueel instrument om de uitstoot van koolstofdioxide door middel van energiebesparing en duurzaam energieverbruik in beeld te brengen en de ontwikkeling van alternatieve mogelijkheden te toetsen. Koolstofdioxideproductie en energieverbruik zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn. In de diervoederketen zijn in relatie tot energieverbruik en koolstofdioxideproductie de volgende schakels te onderscheiden:
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
7
Schakels Teelt voedermiddelen Industriële productie voedermiddelen Productie toevoegingsmiddelen Opslag en vervoer voedermiddelen Industriële productie mengvoeders en huisdiervoeders Opslag en vervoer voedermiddelen en mengvoeders naar veehouderijbedrijf Opslag, logistiek en benutting op veehouderijbedrijf
Betrokken brancheorganisaties LTO Nederland OPNV, VERNOF, NVM NEFATO CvG, OPNV, VERNOF, NVM, Nevedi Nevedi, NVG Nevedi, OPNV, HISFA LTO Nederland, Nederlandse Varkens Vakbond
http://en.wikipedia.org/wiki/Carbon_footprint
Projectplan IV.3: Duurzaamheid in de diervoedersector 2008 – 2020 Versie: concept, 2008-11-10
6 van 10
De Nederlandse diervoedersector zette uit economisch oogpunt de afgelopen periode de nodige stappen, maar de uitdaging is nog meer te doen om het negatieve effect op het klimaat te beperken. Van belang is de effectiviteit van sommige maatregelen in beeld te krijgen en tevens de mogelijkheid van haalbaarheid en realisatie. 2. Teelt van voedermiddelen Grofweg 15% van de voedermiddelen voor de diervoedersector worden geteeld in Nederland. Voor het overige vindt de teelt plaats in andere landen van Europa, Azië en Noord- en Zuid Amerika. De buiten Nederland geteelde producten komen als zodanig of in bewerkte vorm naar Nederland en worden deels rechtstreeks als voedermiddel aangewend of na verwerking waarbij het als bijproduct vrij komt. Belangrijke aandachtspunten bij de teelt zijn kunstmestgebruik versus aanwending dierlijke mest en de aanwending van pesticiden. Het bevorderen van het toepassen van dierlijke mest levert dubbel voordeel op. Het draagt bij aan de vermindering van het mestoverschot (sluiten van de mineralenkringloop) en het is energetisch voordeliger dierlijke mest dan kunstmest aan te wenden. Verruiming van aanbod door meer teelt van eiwitrijke voedermiddelen binnen Europa is ook een optie. Tot nu toe gebleken dat in de Europese Unie de klimatologische omstandigheden het niet mogelijk maken om voldoende plantaardige eiwitten te telen. De toepassing van genetische modificatie kan bijdragen aan een hogere eiwitproductie in de EU, maar dat vraagt wel de politieke bereidheid om de toelating van genetisch gemodificeerde events vlotter te laten verlopen. Het huidige toelatingsbeleid in de Europese Unie is een belemmering om hierin vooruitgang te boeken. 3. Industriële productie voedermiddelen Uit oogpunt van duurzaamheid is het zeer gewenst dat BSE - veilige dierlijke eiwitten weer voor gebruik in de diervoeding worden toegelaten. Op dit moment wordt hoogwaardig eiwit laagwaardig toegepast. Het weer kunnen gebruiken van (veilige) dierlijke eiwitten in varkensen pluimveevoeders zal ook de vraag naar plantaardig eiwit, veelal afkomstig van buiten Europa, enigszins doen afnemen. Ongeveer 15% van de (kracht)voedermiddelen is vochtrijk. Dit aandeel zal in de toekomst kunnen toenemen door meer aanbod uit de biobrandstoffensector. Drogen van vochtrijke voedermiddelen kost tot 22 keer meer CO2 en tot 30 keer meer energie dan niet drogen. Het is wenselijk de verschillen vanuit energieverbruik en kooldioxideproductie in het wel of niet drogen van voedermiddelen versus drogen, persen en mengen in beeld te brengen. Van belang is dat integraal te beoordelen, inclusief de effecten op voederconversie en benutting door de dieren. Uiteindelijk gaat het om de input van energie en productie van kooldioxide per eenheid geproduceerd dierlijk product. Het is ook interessant onderzoek te doen naar energetisch aantrekkelijker droogtechnieken, indien blijkt dat deze optie een interessante blijkt te zijn, inclusief de effecten ervan op de beschikbaarheid van nutriënten.
Projectplan IV.3: Duurzaamheid in de diervoedersector 2008 – 2020 Versie: concept, 2008-11-10
7 van 10
4. Productie toevoegingsmiddelen Ontwikkeling van enzymen en probiotica kan de verteerbaarheid van voedermiddelen verhogen. Biotechnologie biedt wellicht mogelijkheden. Het gaat hier echter om sterk competitieve activiteiten, waardoor op dit moment geen gemeenschappelijke activiteiten te voorzien zijn. De rijksoverheid zou wel in het kader van innovatieve versterking subsidiegelden voor farmaceutische bedrijven hiervoor bestemmen. 5. Opslag en vervoer voedermiddelen Voedermiddelen van buiten de Europese Unie worden per zeeschip (bulkcarriers) aangevoerd. Dan gaat het vooral om de volgende herkomstgebieden: Latijns-Amerika (m.n. Brazilië, Argentinië en Chili), Noord-Amerika en Zuidoost Azië. Voedermiddelen uit Frankrijk, Duitsland of Oost - Europa worden veelal per vrachtauto of binnenvaartschip aangevoerd. De trend lijkt dat de binnenvaartschepen steeds groter worden, maar dan wordt de diepgang van vaarwegen een beperkende factor. Zeker vanuit Frankrijk zou aanvoer met behulp van coaster via de zee dan een nader te onderzoeken optie kunnen zijn. De vraag is of er grote verschillen zijn in het energieverbruik voor het transport over langere of kortere afstand. De stelling van de overheid dat voedermiddelen vanuit Europa dienen te komen is niet onderbouwd. In de gehele keten is het relatieve aandeel van transport aan kooldioxide-uitstoot en energieverbruik beperkt. Afhankelijk van de prioritering kan meer duidelijkheid worden verkregen over de energie-input bij transport per bulkcarrier overzees ten opzichte van transport vanuit Europa per rail, wegtransport, binnen- en kustvaart. Hierbij dienen dan wel de beperkingen van de verschillende transportvormen m.b.t. diepgang vaarwegen en omvang schepen in beeld te worden gebracht. Op korte termijn is het energetisch aantrekkelijk zuiginstallaties voor lossen van schepen te vervangen door grijperinstallaties. Interessant is ook een duidelijk beeld te krijgen over de wijze van aanvoer per binnenvaartschip, zeeboot/coaster, trein en per as (vrachtwagen). Het PDV kan in het kader van projectplan V-4: Statistische informatievoorziening diervoedersector dit in 2009 in kaart brengen. Transport per binnenvaartschip is globaal 40% goedkoper in kosten en lager in energieverbruik dan per as. Interessant is ook in beeld te brengen wat de mogelijkheden en randvoorwaarden zijn van binnenlands wegtransport van voedermiddelen in combinatie met transport over water in bulk en/of in containers. 6. Productie van mengvoeders en huisdiervoeders Van de voedermiddelen die aan veehouders worden afgeleverd, wordt ongeveer 80 – 85% afgeleverd als mengvoeder en de rest (veelal vochtrijk) als enkelvoudig voedermiddel. Van de huisdiervoeders wordt praktisch het overgrote deel industrieel geproduceerd.
Projectplan IV.3: Duurzaamheid in de diervoedersector 2008 – 2020 Versie: concept, 2008-11-10
8 van 10
Tabel 2. Productie mengvoeders 2004 in tonnen Rundvee Varkens Pluimvee Paarden, schapen en geiten Kalvermelk Totaal
3.324 5.146 3.242 269 728 12.709
Tabel 3. Productie huisdiervoeders 2004 in tonnen Droge huisdiervoeders (Semi) moist huisdiervoeders Totaal
285.000 55.000 340.000
Met de productie van mengvoeders is de nodige energie gemoeid. De producten worden gemalen, en vervolgens meestal verhit met stoom en tot korrels geperst (pelleteren) of geëxtrudeerd en daarna weer afgekoeld. In de periode 1982 – 1985 is in de mengvoederindustrie een uitvoerig onderzoek naar energiegebruik en –besparingsmogelijkheden (binnen het bestaande productieproces exclusief transport) uitgevoerd8. De bevinding toen was dat ca. 2/3 van het energieverbruik voor rekening komt van de korrelperserij (pelleteren) en 15 – 20% voor rekening van de doseer/maal/ menglijn. In het toenmalige onderzoek werd het totaal aan haalbare besparingen op 5 – 10% van de energiekosten geschat. Kenmerkend was dat deze besparingsmogelijkheden veelal bestonden uit een groot aantal relatief kleine besparingen, terwijl toen ook de energiekosten een zeer beperkt aandeel in de totale kostprijs had. Technologische (hitte)behandeling, zoals persen heeft zijn voordelen in het transport. Het heeft ook een positief effect op de verteerbaarheid van het voeder voor de eenmagige landbouwhuisdieren, wat in een aantal gevallen leidt tot een lagere voederconversie en een betere benutting door het dier. Van belang deze behandeling integraal door te rekenen op energieverbruik en kooldioxideproductie ten opzichte van niet-drogen en verhitten. Uiteindelijk gaat het om de input per kilogram geproduceerd vlees, melk en ei. Drastische vermindering van het energieverbruik bij de mengvoederproductie vraagt waarschijnlijk om fundamentele wijzigingen in het productieproces, hoewel de laatste jaren er energiezuiniger apparatuur (15-30%) voor maal- meng- en verdichtingstappen beschikbaar zijn. In samenspraak met de machinebouwindustrie zou de ontwikkeling van energiezuiniger apparatuur gestimuleerd kunnen worden. Daarnaast is het interessant te inventariseren van alternatieve, duurzame energiebronnen zoals (horizontale) windmolens, e.d.
8
Energieverbruik en besparingsmogelijkheden in de mengvoederindustrie, Produktschap voor Veevoeder, 1986 Projectplan IV.3: Duurzaamheid in de diervoedersector 2008 – 2020 Versie: concept, 2008-11-10
9 van 10
7. Opslag en vervoeder diervoeders naar veehouderij Het transport van mengvoeders, vochtrijke voedermiddelen, ruwvoeders naar de veehouderijbedrijven vindt plaats met vrachtauto’s. Transport van mengvoeders vindt in hoofdzaak plaats met behulp van bulktankauto’s. Aandachtspunten hierbij zijn inzet van energiezuiniger transportmiddelen, vervoer over langere afstanden met containers en over water en toepassing van milieuvriendelijker transportmiddelen. Het laden van de bulkauto vindt plaats met gebruikmaking van de zwaartekracht, maar het lossen op het veehouderijbedrijf gebeurt door het blazen met lucht. Dit kost relatief veel energie. Indien hierbij ook gebruik zou worden gemaakt van de zwaartekracht, zou het van kiepauto’s gebruik moeten worden gemaakt. Vochtrijke voedermiddelen worden al in de regel met behulp van kiepauto’s getransporteerd. Meer inzicht in energieverbruik bij de verschillende opties biedt een basis voor juiste keuzes. Daarnaast zijn er interessante opties om mengvoedertransport met containers dan wel (bij langere transportafstanden) in een combinatie van weg- en binnenvaarttransport duurzamer te maken. 8. Opslag, logistiek en benutting diervoeder op veehouderijbedrijf Enkelvoudige voedermiddelen worden veelal met behulp van kiepwagens bij de veehouder aangeleverd. Mengvoeders worden uit de bulkauto in een silo geblazen, waarna het interne transport plaatsvindt. Indien mengvoeders met kiepwagens aangeleverd zouden worden, vraagt dat een andere vorm van ontvangst en transport naar interne opslag op het veehouderijbedrijf. Het is mogelijk een inventarisatie uit te voeren naar de gevolgen van andere dan het huidige lossysteem bij aanvoer voedermiddelen en naar energetische winst, zoals kiepen in plaats van blazen en aanvoer met behulp van containers. Bij de benutting van diervoeder gaat het enerzijds om de opname van het voer en anderzijds om de benutting van dat voer door het dier. De conversie van voer naar dierlijk product, en het verbeteren daarvan, is al vele jaren punt van aandacht voor de diervoedersector. Binnen het PDV is er het programma II: Uniformering voederwaardering, waarbinnen het actueel houden van de waardering van voedermiddelen de kernactiviteit is. Dit programma vervult een positieve rol bij het goed afstemmen van het aanbod van voer op de behoefte van het dier. Waar mensen overigens tot 30% van de etenswaar weggooien, ligt dit percentage bij dieren veel gunstiger. Intensieve veehouderij is gunstiger voor het klimaat dan extensieve, stelt de FAO. Het MNP volgt die zienswijze en pleit voor een meer productieve en effectieve landbouw. Conceptueel onderzoek met betrekking tot voer- en nutriëntenopname en –benutting door landbouwhuisdieren valt onder het PDV – project IV-1: Veevoedkundig onderzoek varkens, pluim- en rundvee. De prioriteiten voor de komende jaren liggen vast in de Onderzoeksvisie en –prioriteiten PDV 2008 – 2012” - november 2007. Indien wenselijk en mogelijk zal deze invalshoek nog een verdiepingsslag krijgen. De verwerking van het voer door dieren heeft ook effect op de uitstoot van broeikasgassen (methaanemissie vanuit de pens van herkauwers en via de mest). Binnen de zojuist genoemde onderzoeksvisie is de relatie voeding – methaanemissie door herkauwers als speerpunt genoemd. 0-0-0-0-0-0
Projectplan IV.3: Duurzaamheid in de diervoedersector 2008 – 2020 Versie: concept, 2008-11-10
10 van 10