DB-vergadering 22-01-2013
Agendapunt 12
Onderwerp Stand van zaken beleid aanpak wateroverlast en bodemerosie en de Stimuleringsregeling niet-kerende grondbewerking Portefeuillehouder(s) J.H.J. van der Linden Afdeling Strategie en Beleid Bestuursprogramma Niet van toepassing. Waterbeheersplan Niet van toepassing. Programma begroting Watersysteem Routing Dagelijks bestuur Commissie ABA Commissie MFB Commissie WS Algemeen bestuur
22 januari 2013 5 februari 2013 5 maart 2013
Voorstel Instemmen met de bijgevoegde concept-notitie aan de commissie Watersystemen.
./.
Toelichting Hierbij doe ik u toekomen een concept-notitie aan de commissie Watersystemen inzake Stand van zaken beleid aanpak wateroverlast en bodemerosie en de Stimuleringsregeling niet-kerende grondbewerking. De bijgevoegde concept-notitie spreekt naar mijn oordeel voor zich. Kortheidshalve volsta ik verder dan ook met een verwijzing daarnaar. De secretaris/directeur,
ing. J.M.G. In den Kleef
130100/WI
DB-vergadering 22-01-2013 Agendapunt: CWS
#
Sittard, AAN DE COMMISSIE WATERSYSTEMEN Onderwerp: Stand van zaken beleid aanpak wateroverlast en bodemerosie en de Stimuleringsregeling niet-kerende grondbewerking
./.
./.
./.
Inleiding De Limburgse Land- en Tuinbouwbond, de Provincie Limburg en het Waterschap Roer en Overmaas zijn met de ondertekening van de ‘Intentieverklaring Erosiebestrijding door de landbouw’ op 10 december 2008 een nieuwe aanpak van wateroverlast en bodemerosie overeengekomen (bijlage 1). Het streven was gericht op een brede introductie van de niet-kerende grondbewerking (NKG) met bodembedekking. De concrete door agrariërs te nemen maatregelen zijn vastgelegd in de Verordening Erosiebestrijding Zuid-Limburg van het Productschap Akkerbouw en het Productschap Tuinbouw (bijlage 2). In de Intentieverklaring is afgesproken dat de jaren 2009 tot en met 2012 gebruikt worden om onderzoek (zowel literatuuronderzoek als veldonderzoek) te doen naar de effecten van NKG plus bodembedekking, alsmede om de landbouwers financieel te stimuleren om daadwerkelijk over te gaan tot NKG plus bodembedekking. Het genoemde onderzoek heeft plaatsgevonden binnen het Interregproject BodemBreed. De financiële stimulering vindt plaats via de Stimuleringsregelingen niet-kerende grondbewerking. Daarnaast heeft stimulering plaatsgevonden door adviseurs ter beschikking te stellen. In de intentieovereenkomst is opgenomen dat partijen aan het einde van het jaar 2012 evalueren om te bekijken of het ingezette beleid wordt gecontinueerd of aangepast. Deze evaluatie in inmiddels opgesteld (bijlage 3) en tijdens een bestuurlijk overleg op 17 december 2012 besproken. Hieronder wordt op de hiervoor genoemde zaken nader ingegaan. Evaluatie 'Intentieverklaring Erosiebestrijding door de landbouw' (kort samengevat) De introductie van de NKG + bodembedekking is voorspoedig verlopen. Inmiddels bewijzen veel agrariërs dat met NKG + bodembedekking een duurzame landbouwpraktijk mogelijk is. Over het algemeen bevordert NKG + bodembedekking het bodemleven en daarmee een goede bodemstructuur waardoor er gemiddeld meer infiltratie van regenwater plaatsvindt. Daarnaast zorgt NKG + bodembedekking voor een goede nitraat- en mineralenhuishouding in de bodem, wat de opbrengst ten goede komt. Deze praktijk draagt derhalve ook bij aan het op een acceptabel niveau houden van de waterschapstarieven (het waterschap hoeft minder te investeren in buffers die regenwater opvangen en verwijdering van slib uit waterschapswerken), maar ook aan lagere kosten voor de agrariër (de agrariër heeft minder ‘werkgangen’ nodig om de grond te bewerken hetgeen betekent minder arbeidsuren en minder diesel) en hogere opbrengst van de grond.
130099
1/3
Aangezien partijen het eens zijn over het continueren van deze goede landbouwpraktijk (die de afstroming van water en bodemerosie tot acceptabele hoeveelheden terugdringt) vanaf 2013, hebben partijen wel onderzocht of het mogelijk is de erosieverordening en met name de uitvoering daarvan te vereenvoudigen. Daarmee is bedoeld minder administratie voor de agrariër maar ook minder onduidelijkheid bij de controles op de naleving, waarvoor de Provincie Limburg verantwoordelijk is. Tijdens het bestuurlijk overleg zijn de volgende afspraken gemaakt, die in de nieuwe erosieverordening zullen worden verwerkt. • De agrariër past bij erosiebevorderende gewassen NKG + bodembedekking toe. De bodembedekking is niet verplicht als na 15 september is geoogst. • De agrariër mag ploegen voor de teelt van wintergraan, als bij ruggenteelt (aardappelen, wortels, witlof) tussen de ruggen drempels worden opgeworpen die een opvangcapaciteit hebben van minimaal 100 m³/ha; of als voor 1 januari een wateropvangvoorziening met een capaciteit van minimaal 100 m³/ha aanwezig is. In het bestuurlijk overleg van 17 december 2012 heeft ons waterschap aangegeven dat deze afspraken niet leiden tot aantasting van de vastgestelde doelstelling voor het Heuvelland (bescherming bieden tegen wateroverlast met een norm van 1x25 jaar). Daarbij is bevestigd dat de doelstelling niet ter discussie is of in gevaar komt door deze afspraken. En ons waterschap heeft vertrouwen in de set maatregelen die zijn overeengekomen.
./.
Evaluatie stimulering NKG + bodembedekking Het stimuleringsbeleid bestond uit drie pijlers: 1. het beschikbaar stellen van een stimuleringsbijdrage aan agrariërs die NKG + bodembedekking toepassen (bijlage 4); 2. deelname aan het Interregproject BodemBreed; 3. het beschikbaar stellen van landbouwkundig adviseurs die agrariërs individueel adviseren en praktisch begeleiden. De stimuleringsregelingen hebben een looptijd tot en met het jaar 2012. De administratieve afhandeling en uitbetaling vindt plaats door de dienst Regelingen. De bedragen zoals opgenomen in bijlage 4 geven derhalve de stand van zaken op 1 januari 2012 weer. In de loop van 2013 wordt het stimuleringsbeleid financieel afgesloten. Samengevat wordt opgemerkt dat van de 2,3 miljoen euro die ons waterschap ter beschikking heeft gesteld voor de jaren 2008 tot en met 2012, tot op dit moment bijna 1,5 miljoen euro is uitgegeven. Ad 1. Stimuleringsbijdrage toepassen NKG + bodembedekking De stimuleringsbijdrage is geregeld via twee regelingen in de provinciale subsidieverordening: € 94/ha/jaar voor akkergrond die steiler ligt dan 5% helling en € 50/ha/jaar voor bouwland dat minder dan 5% helt. Aan beide regelingen heeft het waterschap € 30/ha/jaar bijgedragen. De doelstelling was dat aan het eind van de overgangsperiode de bronmaatregelen NKG + bodembedekking grootschalig zouden worden toegepast. Na een voortvarende start in 2008 en aanzienlijke groei in 2009, is de deelname nog licht gestegen tot ± 56% (bijna 9.000 van de 16.000 ha) in 2011. De gegevens over het jaar 2012 zijn op dit moment nog niet beschikbaar.
130099
2/3
Wel wordt hierbij opgemerkt dat voor een aantal ha geen subsidie is uitgekeerd (in 2011 betrof dit 882 ha) vanwege de maximaal door de Europese Unie toegestane subsidie van € 2.500 per jaar (EU marge voor inkomenssteun volgens de Deminimusregeling) en dat enkele agrariërs die veel bouwland bewerken na verloop van tijd geen of minder bijdrage stimuleringsbijdrage meer hebben aangevraagd dan het totaal aantal bewerkte hectares met NKG + bodembedekking. Ad 2. Interregproject BodemBreed Het Interregproject BodemBreed was aan Nederlandse zijde vooral gericht op het verder bevorderen van de toepassing van NKG + bodembedekking. Het richtte zich met name op de toepassing in de praktijk en bieden van praktische oplossingen. Daarnaast richtte BodemBreed zich vooral op een verdere verduurzaming van het bodemgebruik en de randvoorwaarden die hiervoor in acht moeten worden genomen voor bescherming van de bodemstructuur, het bodemleven enz. Uit onderzoek van BodemBreed en het collega Interregproject Prosensols (Vlaanderen, Wallonië en Noord-Frankrijk) is tevens de alternatieve maatregel ‘drempels bij ruggenteelt’ naar voren gekomen. Het Interregproject BodemBreed is inhoudelijk afgesloten met een slotmanifestatie op 30 mei 2012. Er zijn diverse nota’s beschikbaar die rapporteren over de gedane werkzaamheden binnen BodemBreed, waarbij er ‘samenvatting’ is gemaakt in het Overzicht van resultaten, inzichten en aanbevelingen. Het Interregproject moet financieel nog worden afgesloten. Ad 3. Individuele advisering agrariërs Voor de periode 2009 – 2012 heeft het waterschap het project ‘individuele advisering van agrariërs’ uitgevoerd. Twee landbouwkundig adviseurs hebben agrariërs op individuele basis geadviseerd over de praktische uitvoering van NKG + bodembedekking op hun bedrijf. Over een periode van 4 jaar was hiervoor € 200.000 beschikbaar (WRO € 120.000 en de provincie € 80.000). Vooral in het eerste jaar is hier vrij veel gebruik van gemaakt. De jaren daarna is dat minder geworden. Voor de controle op de naleving van de bepalingen in de erosieverordening van het Productschap Akkerbouw is de Provincie Limburg verantwoordelijk. Daarnaast hebben toezichthouders van ons waterschap en de Provincie Limburg gecontroleerd of de voorwaarden voor het verkrijgen van de stimuleringsbijdrage voldoende werden nageleefd. Deze laatste werkzaamheden worden met het beëindigen van de stimuleringsregeling na een laatste controleronde gestaakt. Wij zijn voornemens het algemeen bestuur voor te stellen om de evaluatie van de ‘Intentieverklaring erosiebestrijding door de landbouw’ en de op 17 december 2012 gemaakte afspraken tussen Provincie Limburg, LLTB en Waterschap Roer en Overmaas over de het te voeren beleid bij de aanpak van wateroverlast en bodemerosie vanaf 2013 voor kennisgeving aan te nemen. Graag vernemen wij uw advies ter zake. Het dagelijks bestuur, de secretaris/directeur, ing. J.M.G. In den Kleef
130099
de voorzitter, dr. J.J. Schrijen
3/3
INTEGRALE TEKST (december 2010)
VERORDENING PA EROSIEBESTRIJDING ZUID-LIMBURG 2008 Verordening van het Productschap Akkerbouw van 5 juni 2008 houdende regels over de bestrijding van erosie in Zuid-Limburg (Verordening PA erosiebestrijding Zuid-Limburg 2008) Het bestuur van het Productschap Akkerbouw; Gelet op de artikelen 93, 95, 104, 106 en 126, tweede lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op de artikelen 8 en 18 van het Instellingsbesluit akkerbouwproductschappen en op artikel 9, eerste lid van de Verordening PA bevoegdheden 2008; Gehoord de Commissie Teeltaangelegenheden; Besluit:
§ 1 Begripsbepalingen Artikel 1 Deze verordening verstaat onder: a. productschap b. bestuur c. secretaris d. onderneming
: : : :
e.
ondernemer
:
f.
landbouwgrond
:
g.
erosie
:
h.
erosiebevorderend gewas
:
i.
perceel
:
j.
hellinglengte
:
k.
hellingspercentage
:
Productschap Akkerbouw; bestuur van het productschap; secretaris van het productschap; onderneming waarvoor het productschap is ingesteld; de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft; grond waarop akkerbouw wordt beoefend inclusief braakliggende landbouwgronden; de afvoer van bodemmateriaal door oppervlakkig afstromend water; alle eenjarige gewassen die worden gezaaid, geplant of gepoot na 1 januari van het betreffende teeltjaar; een oppervlakte grond, in eigendom of in gebruik bij een onderneming; lengte van de zijde van het perceel, die het minst parallel loopt met de hoofdrichting van de hoogtelijnen; een gemiddeld in een absoluut getal uitgedrukt hellingspercentage van het perceel, bepaald volgens de in bijlage 2 weergegeven methode dan wel beschikbaar gesteld door LNV-DR;
l.
grondbewerking
:
m.
niet-kerende grondbewerking
:
n.
bodembedekking
:
o.
hamsterovereenkomst
:
p.
directzaaimethode
:
q.
groenstrook
:
r.
groenvlak
:
s.
wateropvang
:
t.
teeltjaar
:
u.
(gras)ondergroei
:
het verplaatsen van bodemdeeltjes door middel van een werktuig als ook de verplaatsing door bijvoorbeeld een zaaicouter of mestinjectie; grondbewerking waarbij de vermenging van de bodem zich beperkt tot de bovenste 12 centimeter, eventueel gecombineerd met het breken van de bodem op grotere diepte waarbij geen verstoring van de bodemopbouw plaatsvindt; een gewas dat in het najaar direct na de oogst van het hoofdgewas, doch uiterlijk 15 oktober, wordt ingezaaid en als levend gewas of als licht dan wel niet ingewerkte gewasresten overwintert; een overeenkomst aangegaan in het kader subsidieregelingen van de Provincie Limburg met als specifiek doel de bescherming van de habitat voor de hamster; teeltmethode waarbij een bodembedekking wordt toegepast en in het voorjaar zonder volledige grondbewerking het navolgende gewas wordt geteeld; een lijnvormige strook grond van een perceel beteelt met luzerne, gras of een gras-kruidenmengsel, ingezaaid voor 1 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de aanwezigheid geëist wordt en langs de breedte van het perceel aan de zijde waarover de meeste kans op oppervlakkige afstroming bestaat, waarbij de strook voor meerdere doeleinden mag worden gebruikt (opslag producten, wendakker, perceelstoegang, productieareaal), mits de waterremmende functie gewaarborgd blijft en insporingen of andere beschadigingen direct worden opgeheven; een aaneengesloten oppervlakte grond (vlak) van een perceel beteelt met luzerne, gras of een graskruidenmengsel, ingezaaid voor 1 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de aanwezigheid geëist wordt en gelegen op die plaats(en) waar het water (al dan niet geconcentreerd) het perceel verlaat, waarbij het vlak voor meerdere doeleinden mag worden gebruikt (opslag producten, wendakker, perceelstoegang, productieareaal), mits de waterremmende functie gewaarborgd blijft en insporingen of andere beschadigingen direct worden opgeheven; een voorziening bestemd voor het tijdelijk bergen van oppervlakkig afstromend water, waarbij de voorziening binnen de hoogwaterlijn wordt ingezaaid met gras of een gras-kruidenmengsel; de periode na oogst t/m oogst van (het) hoofdgewas(sen), waarbij bij de teelt van meerdere gewassen achter elkaar (dubbelteelten) de laatste oogst vóór 1 januari wordt bedoeld; een bodembedekker die tijdens de aanwezigheid van een (hoofd)gewas wordt ingezaaid in dit
2
v.
Hoofdgewas
:
(hoofd)gewas, en bij de oogst van het hoofdgewas in stand wordt gehouden; een gewas geteeld met het doel de opbrengst te verhandelen of te gebruiken.
§ 2 Werkingsgebied Artikel 2 Deze verordening is van toepassing op landbouwgronden die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen binnen het grondgebied van de provincie Limburg ten zuiden van de doorgaande wegen Sittard - Wehr (tot grens Nederland-Duitsland) en Sittard – Urmond (tot grens Nederland-België).
§ 3 Algemene verplichtingen Artikel 3 De ondernemer is verplicht met betrekking tot elk perceel landbouwgrond onverwijld melding te doen aan de secretaris onder opgave van een zo exact mogelijke plaatsaanduiding, indien de lijnvormige of vlakgewijze uitspoeling als gevolg van erosie dieper is dan 12 cm. In dat geval is de ondernemer tevens verplicht: a. te gedogen dat door de secretaris namens het bestuur aangewezen personen de bij hem in gebruik zijnde landbouwgronden aan een onderzoek onderwerpen naar de aanwezigheid van en de oplossing voor de erosie; b. alle door de onder a bedoelde personen gewenste gegevens te verstrekken voor zover deze redelijkerwijs relevant geacht moeten worden voor het onder a bedoelde onderzoek. Artikel 4 1. De ondernemer is verplicht: a. zo spoedig mogelijk na elke oogst in het betreffende teeltjaar een grondbewerking uit te voeren met een minimale diepte van vijftien centimeter, waarbij vooral de verslemping, de verdichting, korstvorming en de wielsporen worden opgeheven, behoudens bij de toepassing van (gras)ondergroei en bij de aanwezigheid van meerjarige teelten; b. bij het inzaaien van bieten, maïs of uien de sporen van de trekkerwielen te wissen, tenzij de directzaaimethode is toegepast. 2. De in het eerste lid onder a bedoelde grondbewerking is niet verplicht indien voor het perceel een hamsterovereenkomst is afgesloten en voor zover de bepalingen in de hamsterovereenkomst grondbewerking verbieden.
§ 4 Verbodsbepalingen Artikel 5 1. Het is tot en met 31 december 2012 een ondernemer verboden een perceel met een hellinglengte van meer dan 50 meter en een hellingspercentage van 2% of meer, met een erosiebevorderend gewas te betelen. 3
2. De ondernemer mag van het bepaalde in het eerste lid afwijken op voorwaarde dat hij op het perceel: a. in het betreffende teeltjaar geen andere dan de niet-kerende grondbewerking toepast en een bodembedekking inzaait, of b. een groenstrook of groenvlak aanlegt, of c. in het jaar voorafgaand aan de teelt van het hoofdgewas een bodembedekking heeft ingezaaid, waarvan de gewasresten in het voorjaar in de bovenste 12 cm aanwezig blijven. 3. Indien de ondernemer kiest voor een maatregel bedoeld in het tweede lid, onderdeel b of c, doet hij uiterlijk zeven dagen na toepassing van een andere dan een niet-kerende grondbewerking, hiervan mededeling aan de secretaris. 4. Een groenstrook als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, heeft een breedte van ten minste 2% van de hellinglengte en met een minimum van drie meter. 5. Een groenvlak als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, heeft een oppervlak van ten minste 2% van het oppervlak van het perceel. Artikel 5 A Een ondernemer is tot en met 31 december 2012 verplicht tot het melden van het toepassen van een andere dan een niet-kerende grondbewerking op een perceel met een hellinglengte van meer dan 50 meter en een hellingspercentage van 2% of meer in geval van de teelt van een niet-erosiebevorderend gewas. De ondernemer doet uiterlijk zeven dagen na toepassing hiervan mededeling aan de secretaris. Artikel 6 1. Het is met ingang van 1 januari 2013 een ondernemer verboden een perceel met een hellingspercentage van 2% of meer, met een erosiebevorderend gewas te betelen. 2. De ondernemer mag van het bepaalde in het eerste lid afwijken op voorwaarde dat hij in het teeltjaar op het perceel: a. geen andere dan de niet-kerende grondbewerking toepast en b. een bodembedekking inzaait. 3. De ondernemer mag van het bepaalde bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, afwijken op voorwaarde dat hij de maatregelen genoemd in bijlage 1 toepast. 4. De ondernemer mag van het bepaalde in het tweede lid, onderdeel b, afwijken op voorwaarde dat hij uiterlijk 1 december van het jaar waarin de bodembedekking zou moeten worden ingezaaid, een wateropvang heeft met een capaciteit van ten minste 40 m3 per hectare eigen landbouwgronden die afwateren in deze voorziening. 5. Indien de ondernemer kiest voor maatregelen bedoeld in het derde of het vierde lid doet hij hiervan uiterlijk 7 december mededeling aan de secretaris. 6. Indien de ondernemer afwijkt van het bepaalde in zowel onderdeel a als b van het tweede lid, geldt het bepaalde in het vierde lid niet.
4
Artikel 7 Het is een ondernemer verboden landbouwgrond met een hellingspercentage van 18% of méér anders te exploiteren dan als grasland.
§ 5 Overige bepalingen Artikel 8 De secretaris is, namens het bestuur, bevoegd om op schriftelijk verzoek, na overleg met het waterschap, ontheffing te verlenen van het bepaalde in de artikelen 3, 4, 5 en 6 a. b. c.
d.
op verzoek van één of meerdere ondernemers, waarbij nadere voorschriften kunnen worden gesteld; collectief, indien algemene gebeurtenissen de uitvoering van de betreffende artikelen onmogelijk maakt, waarbij nadere voorschriften kunnen worden gesteld; collectief, indien de belangen van de ondernemingen door de uitvoering van de betreffende artikelen ernstig worden geschaad, waarbij alternatieve maatregelen met een vergelijkbare effectiviteit zullen worden voorgeschreven. collectief, naar aanleiding van andere zwaarwegende redenen, waarbij alternatieve maatregelen met een vergelijkbare effectiviteit zullen worden voorgeschreven.
Artikel 9 Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3, 4, 5, 6 en 7 waarbij aan ondernemers verplichtingen of verboden worden opgelegd, is mede bindend voor andere natuurlijke en rechtspersonen, voor zover deze handelingen verrichten die bedrijfsmatig in ondernemingen plegen te worden verricht.
§ 6 Slotbepalingen Artikel 10 Op overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening worden tuchtrechtelijke maatregelen gesteld.
Artikel 11 De Verordening PA erosiebestrijding landbouwgronden 2008 wordt ingetrokken.
Artikel 12 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2009. Indien het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2009, treedt zij in werking de tweede dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en werkt zij met uitzondering van artikel 10 terug tot en met 1 januari 2009. 5
Artikel 13 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening PA erosiebestrijding Zuid-Limburg 2008.
Den Haag, 5 juni 2008
Th.A.M. MEIJER voorzitter M. ELEMA secretaris
6
BIJLAGE 1: Maatregelen (artikel 6, derde lid) Ter voldoening aan artikel 6, derde lid dient op het perceel een wateropvang te worden aangelegd, in combinatie met een groenvlak, waarvoor het volgende geldt: 1.
de minimaal benodigde capaciteit van de wateropvang hangt af van de afstand waarover water over het groenvlak afstroomt voordat dit de opvang bereikt en van het areaal van de eigen landbouwgronden die afwateren in deze voorziening, zoals weergegeven in de onderstaande tabel: Afstand afstroming over groenvlak 3 – 10 meter 10 – 20 meter 20 – 30 meter 30 – 40 meter 40 - 100 meter > 100 meter
Benodigde opvangcapaciteit 95 m³ / ha 90 m³ / ha 85 m³ / ha 80 m³ / ha 70 m³ / ha 65 m³ / ha
7
Bijlage 2: Bepaling hellingspercentage (artikel 1.k.) I
Bepaling hellingspercentage van percelen met één hoogste en één laagste punt. 1. Bepaling van de richting van de steilste helling in het perceel. De meest steile helling in het perceel is maatgevend voor de perceelslengte (L). Zie plaatje A. A
400m
12%
5%
b a 200m
L van perceel a = 400 meter L van perceel b = 200 meter
2. Bepaling van het gemiddelde hellingspercentage over de in 1 vermelde perceelslengte L. Zie plaatje B, C en D. B L= 500m
1%
Gemiddelde hellingspercentage = 1%
C
L= 500m 300m
200m 6% 1%
Gemiddelde hellingspercentage: 300 x 6 + 200 x 1 = 4% 500 500
D 8
150m
L= 500m 200m
2%
150m 12%
2%
Gemiddelde hellingspercentage: 150 x 2 + 200 x 12 + 150 x 2 = 6% 500 500 500
II. Bepaling hellingspercentage van percelen met meer dan één hoogste of laagste punt. (holle en bolle percelen) a.
Holle percelen: vanuit het laagste punt het gemiddelde van twee hellingen bepalen. Zie plaatje E. E L= 600m 100m
200m
100m
200m
9%
9% 6%
6%
Helling 1
Helling 2
Gemiddelde hellingspercentage helling 1: 200 x 6 + 100 x 9 = 7% 300 300 Gemiddelde hellingspercentage helling 2: 200 x 6 + 100 x 9 = 7% 300 300 Gemiddelde hellingspercentage perceel: 300 x 7 + 300 x 7 = 7% 600 600
b.
Bolle percelen: vanuit het hoogste punt het gemiddelde van twee hellingen bepalen.
Overige zaken conform I.
9
TOELICHTING Algemeen Van de kant van de Provincie Limburg en de L.L.T.B. is de wens geuit de voorschriften betreffende erosie in het heuvellandschap van Limburg, zoals deze steeds waren vervat in de Verordening erosiebestrijding landbouwgronden van het productschap (vòòr 2008 betrof dit een gelijkluidende verordening van het Hoofdproductschap Akkerbouw) aan te passen. Beoogd wordt een heldere regelgeving die binnen het werkingsgebied eenduidig is en daarmee voor iedereen gelijk. Zo is het (individuele) bedrijfserosieplan vervallen. Tevens is het scheurverbod voor grasland op hellingen tot 18 % dan niet meer aan de orde. Om een stapsgewijze overgang naar de nieuwe voorschriften te bereiken, is voorzien in een overgangsperiode, te weten een periode van 2009 tot en met 2012 waarin eigen regels gelden, zoals deze zijn vastgelegd in artikel 5. Naast de algemene verplichtingen die gelden voor akkerpercelen in het gehele werkingsgebied betreft het voorschriften voor akkerpercelen met een hellingshoek van tussen de 2% en de 18%. Tussen deze percentages is geen nader onderscheid meer gemaakt. Percelen met een hellingshoek van meer dan 18% mogen alleen geëxploiteerd worden als grasland. Het gebied waarin de voorschriften van toepassing zijn is voortaan eenduidig gemarkeerd: al het gebied tussen de landsgrenzen met België en Duitsland ten zuiden van de lijn langs de doorgaande weg tussen Wehr en Urmond via Sittard. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat niet-kerende grondbewerking met toepassing van een bodembedekker een significante vermindering kan bewerkstelligen van de oppervlakkige afstroming van water. Ook voor de overgangsperiode is de niet-kerende grondbewerking dan ook uitgangspunt in de nieuwe regeling. In verband met het feit dat de akkerbouwer ingevolge regelgeving van de provincie Limburg een subsidie kan verkrijgen bij toepassing van niet-kerende grondbewerking, is het voor de verlening respectievelijk vaststelling van die subsidie noodzakelijk dat deze verordening uiterlijk 1 januari 2009 in werking treedt. Voor de eventuele consequenties voor de handhaving bij laattijdige goedkeuring, zij verwezen naar het hoofdstuk “De nadere motivering van de noodzaak van publieke regelgeving i.c. de verordening” van deze toelichting. De Commissie Teeltaangelegenheden Vanuit de specifiek daartoe ingestelde Commissie Teeltaangelegenheden heeft de primaire sector ervoor gekozen om het bestuur van het PA te kunnen adviseren. De leden van de Commissie Teeltaangelegenheden worden door het bestuur benoemd op voordracht van de LTO, NAV, CNV Bedrijven- en Dienstenbond en FNV bondgenoten. De commissie is daardoor een goede afspiegeling van de betreffende sector. De Commissie heeft tot taak met het oog op het specifieke karakter van het beleidsterrein teeltaangelegenheden: a. gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen aan het bestuur ten aanzien van teeltaangelegenheden; b. het (doen) ontwerpen van, door het bestuur vast te stellen, verordeningen inzake de teelt alsmede de financiering van projecten en instellingen; c. het formuleren van, door het bestuur vast te stellen, (meerjaren)begrotingen inzake het benodigde budget voor de (mede) te financieren projecten en instellingen; d. het nemen van besluiten over besteding van het beschikbaar gestelde budget; e. het houden van toezicht op de (mede) gefinancierde projecten en instellingen; f. het voeren van extern overleg in relatie tot het taakgebied;
10
g. h.
i.
het extern vertegenwoordigen van het productschap inzake het beleidsterrein teeltaangelegenheden; het geven van advies inzake de financiering van de commissies alsmede de ondersteunende secretariële en administratieve activiteiten door het productschap; het verlenen van ontheffingen in gevallen waarin bij verordening daartoe de mogelijkheid is geopend.
Doelstelling van de regeling Het doel van de regeling is de voorkoming van erosie in het Zuid-Limburgse heuvellandschap. Het wegspoelen van landbouwgrond door regenbuien is zowel voor de akkerbouwer als voor de bewoners in dorpen en steden uitermate hinderlijk. Door regels te stellen aan de teelt van akkerbouwgewassen op hellingen en het verbieden van de teelt op hellingen boven 18% wordt voorkomen dat de grond in beweging komt. Studies bevestigen dat de regeling een hoge mate van bescherming biedt tegen erosie en wateroverlast. Toch zal erosie blijven optreden, omdat buien buitengewoon intensief kunnen zijn (incident) en/of omdat de situatie ter plaatse erg ongunstig is, die de verantwoordelijkheid van de individuele ondernemer te boven gaat. De overheid heeft het voortouw in de oplossing van dergelijke knelsituaties en brengt betrokken partijen samen om, ieder vanuit de eigen rol en verantwoordelijkheid, te werken aan oplossingen. De kernartikelen van de verordening bevatten algemene bepalingen (artikelen 3 en 4) en verbodsbepalingen geldend tot 2013 (artikel 5) en vanaf 2013 (artikel 6). In de periode tot 2013 worden in de regio onderzoeken uitgevoerd naar de praktische aspecten van de maatregelen van artikel 5 en 6 en de mogelijke alternatieven. Uiterlijk in 2012 vindt een evaluatie plaats, wat kan leiden tot een aanpassing van artikel 6. Uitgangspunt is dat de effectiviteit van het maatregelenpakket en de handhaafbaarheid op een zelfde niveau blijven. De voorwaarden in artikel 6.3 (met een verwijzing naar bijlage 1) en artikel 6.4 zijn een maatstaf voor de te behalen effectiviteit. Indien uit het onderzoek andersoortige (pakketten van) maatregelen naar voren komen, met een door alle partijen erkende vergelijkbare effectiviteit en handhaafbaarheid, dan zullen deze daarvoor in de plaats treden. Het Waterschap Roer en Overmaas en de Provincie Limburg ondersteunen financieel de onderzoeken en bieden een stimulans voor degenen die vooruitlopend op 2013 de nietkerende grondbewerking in combinatie met een bodembedekking toepassen. In bijlage 2 is de methode weergegeven om het hellingspercentage van een perceel te bepalen. Ook kan gebruik worden gemaakt van het hellingspercentage van het perceel zoals opgenomen in de Basisregistratie Percelen van Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV (LNV-DR), zodra deze gegevens beschikbaar worden gesteld. De nadere motivering van de noodzaak van publieke regelgeving i.c. de verordening Het productschap is als publiekrechtelijke organisatie ingesteld voor alle ondernemingen in de akkerbouw. Alle ondernemingen met percelen in het aangewezen gebied dienen zich te houden aan de regels omtrent het voorkomen van erosie. Zonder algemeen verplichtende regelgeving zouden niet alle ondernemers zelf voldoende maatregelen nemen. Dit is zowel voor de sector zelf als maatschappelijk gezien niet verantwoord. De afweging ten opzichte van private alternatieven Om te bewerkstelligen dat de gehele sector zich aan de verplichtingen (zoals opgenomen in de publieke regelgeving) houdt, is het niet mogelijk door middel van bijvoorbeeld private afspraken tot een zelfde resultaat te komen. Het algemeen verplichtende karakter van publieke regelgeving geniet de voorkeur boven het vrijwillige karakter van private afspraken. Voor het welslagen van de doelstellingen is het namelijk vereist dat de verplichtingen algemeen worden nageleefd. 11
De uitvoerings- en handhavingsaspecten van de verordening De opsporing vindt plaats onder verantwoordelijkheid van het PA. Op grond van artikel 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie worden de overtredingen van verbodsbepalingen van deze verordening tuchtrechtelijk gehandhaafd. Op basis van de berechtingsrapporten van de door het bestuur bij besluit aangewezen toezichthouders (i.c. ambtenaren van de provincie) worden door de voorzitter de zaken aanhangig gemaakt bij het tuchtgerecht. De rechtsgang van de tuchtrechtelijke handhavingsprocedure is vastgesteld bij de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004. Mocht de goedkeuring dan wel publicatie in het Verordeningenblad van de SociaalEconomische Raad van deze verordening plaatsvinden na de beoogde uiterlijke ingangsdatum (zie onder de algemene passage bovenaan van deze toelichting) dan geschiedt de handhaving eerst na de publicatie, zodat de terugwerkende kracht daarop niet van toepassing is. De financiële gevolgen van de verordening De kosten van de opsporing door de provincie bedragen € 15.000,-- per jaar. Dit bedrag wordt door de akkerbouwers opgebracht doordat het productschap hiervoor jaarlijks heffingen oplegt. Toedelen bestuursbevoegdheden De secretaris is namens het bestuur bevoegd ontheffingen te verlenen. De omstandigheden waaronder ontheffing kan worden verleend, betreffen bijzondere omstandigheden. Een ontheffing wordt bij uitzondering verleend. Omstandigheden daarvoor kunnen bijvoorbeeld zijn: het niet kunnen uitvoeren van een noodzakelijke vruchtwisseling i.v.m. het bouwplan, herindeling bedrijf in verband met aan- en verkoop of pacht van gronden en uitzonderlijke weersomstandigheden waardoor cultuurmaatregelen of grondbewerking niet mogelijk is. Afhankelijk van de omstandigheden kunnen voorwaarden aan de ontheffing verbonden worden. De voorwaarden voor ontheffing zien erop toe dat de uitvoering van de verordening zoveel mogelijk gehandhaafd blijft. Een ontheffing betreft een beperkte periode. Notificatie De verordening bevat geen technische voorschriften in de zin van Richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij Richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217) en is derhalve niet gemeld. Den Haag, 5 juni 2008
Th.A.M. MEIJER voorzitter M. ELEMA secretaris
12
TOELICHTING (behorende bij wijziging I) Het doel van de verordening is de voorkoming van erosie in het Zuid-Limburgse heuvellandschap. Door regels te stellen aan de teelt van akkerbouwgewassen op hellingen en het verbieden van teelt op hellingen boven 18% wordt voorkomen dat de grond door neerslag, bijvoorbeeld regenval, in beweging komt. Aanleiding voor wijziging van de verordening is het verzoek van de Korenwolfcommissie van Dienst Landelijk Gebied om luzerne te mogen telen op de groenstrook en het groenvlak (zie definities verordening artikel 1 onderdelen q en r). Luzerne is een gewas met een dichte doorworteling en dichtheid en is daarom hoog gewaardeerd als teelttechnische maatregel. Binnen het totale pakket aan maatregelen voor hamsterbeheer is luzerne een belangrijk gewas, vanwege de uitstekende dekking. Gevolg van deze wijziging is dat ondernemers ook de mogelijkheid krijgen, in het geval dat zij ploegen, de verplichte groenstrook of groenvlak onder aan het perceel te betelen met luzerne in plaats van alleen gras/graskruidenmengsels. Den Haag, 4 juni 2009 TOELICHTING (behorende bij wijziging II) Het doel van de verordening is de voorkoming van erosie in het Zuid-Limburgse heuvellandschap. Door regels te stellen aan de teelt van akkerbouwgewassen op hellingen en het verbieden van teelt op hellingen boven 18% wordt voorkomen dat de grond door neerslag, bijvoorbeeld regenval, in beweging komt. Begin 2010 hebben waterschap Roer en Overmaas (WRO), provincie Limburg (PL) en de Limburgse Land- en Tuinbouwbond (LLTB) de erosiebestrijding door de landbouw geëvalueerd. Naar aanleiding hiervan heeft de LLTB het productschap verzocht om op een drietal punten de verordening aan te passen. Door aanpassing van de definitie van bodembedekking is een lichte inwerking (mulchen) thans toegestaan. Gebleken is dat gewassen vaak onvoldoende verweren en de bodem te lang nat blijft bij sterk ontwikkelende bodembedekkers, zodat het noodzakelijk is een lichte inwerking toe te staan. Tevens is de uiterste datum van inzaai van de bodembedekking vervroegd van 1 december naar 15 oktober omdat gebleken is dat een laat ingezaaide bodembedekking zich niet voldoende kan ontwikkelen en daardoor niet effectief is. De inzaai is alleen verplicht als het hoofdgewas vóór 15 oktober is geoogst. In artikel 4 is de uiterste datum van 1 december voor de grondbewerking vervallen, omdat gebleken is dat bepaalde gewassen steeds later worden geoogst en deze datum dan leidt tot een onnodige administratieve last in verband met het aanvragen van een ontheffing. Wel volgt uit de aanpassing dat na de oogst van het late gewas alsnog een grondbewerking moet worden uitgevoerd. Tot slot zorgt het nieuwe artikel 5 A ervoor dat het melden van een andere dan een nietkerende grondbewerking (bijv. ploegen) ook verplicht is bij niet-erosiebevorderende gewassen indien het gaat om een perceel met een hellinglengte van meer dan 50 meter en een hellingspercentage van 2% of meer. Dit voorkomt onduidelijkheid omdat het ploegen op deze percelen nu, ongeacht het te telen gewas, bij het productschap moet worden gemeld. Den Haag, 4 november 2010
13
Bestuurlijk overleg Erosie 17 december 2012, 8.30 – 9.30 uur, Provinciehuis Maastricht, kamer dhr. Kersten Deelnemers: LLTB (mevr. Roebroek, dhr. Tobben) WRO (dhr. Schrijen, v.d. Linden, mevr. Leenders) Provincie (dhr. Kersten (vz.), Raeven)
Agenda 1) Terugblik (hoofdstuk 1 t/m 3 bijgevoegde annotatie) 2) Financieel (par. 3.1 en bijlage 3) 3) Aanpak vanaf 2013 (hoofdstuk 4)
2
Toelichting Erosie bestrijding 1.
Aanleiding
1.1. Afspraken De Provincie Limburg, het Waterschap Roer en Overmaas (WRO) en de LLTB hebben in dec. 2008 een gezamenlijke aanpak voor de bestrijding van modder- en wateroverlast in Zuid-Limburg afgesproken. De afspraken zijn vastgelegd in de Intentieverklaring Erosie (IVE) 1 en waar nodig is e.e.a. geformaliseerd in de erosieverordening2. De Provincie en WRO hebben conform de Intentieverklaring gezamenlijk een bedrag van 4 mln. vrijgemaakt om niet-kerende grondbewerking in combinatie met een bodembedekking (NKG+) te stimuleren3 in de periode 2008 t/m 2012. Na deze overgangsperiode is afgesproken dat er een evaluatie plaatsvindt waar de nog openstaande vraagpunten en discussie kunnen worden besproken. Nu zijn we op het punt dat de evaluatie is uitgevoerd, en heldere eenduidige afspraken geformuleerd kunnen worden voor de periode vanaf januari 2013. 1.2. Beknopte achtergrond De essentie voor het bestrijden van water en modderoverlast is dat het gehele jaar (“van oogst tot oogst”) de bodem bedekt is om de nadelen van het klimaat (forse regenval) ter plaatse te compenseren.
Bij het opstellen van de erosieverordening was destijds het handhavingaspect een heel belangrijke. Met name omdat de voorganger met bedrijfserosieplan nauwelijks handhaafbaar bleek. De insteek was toen: op 1 december moet ieder perceel ingezaaid zijn met een gewas (en daarvan afgeleidt: op 1 januari moet er op elk perceel een zichtbare begroeiing aanwezig zijn).
Na de evaluatie van de allereerste versie van de erosieverordening bleek dat:
erosie gedurende de wintermaanden goed werd bestreden door de teelt van een groenbemester na granen of het enkel lostrekken van de bodem (oppervlakteverruwing).
De bodembedekker is vooral van belang voor erosiebeperking in het voorjaar
Niet kerend is van belang voor een goede infiltratie van de bodem (wortelgangen, bodemleven)
1
Bestuurlijk afspraken kader tussen LLTB, WRO en provincie Limburg
2
De Erosieverordening is de juridische verankering m.b.t. verplichtingen inzake erosiebestrijding, onder verantwoording van het
3
Stimuleren vindt via 2 instrumenten plaats. Voor het gebied met hellingen steiler dan 5% is er de probleemgebiedenvergoeding
productschap akkerbouw
Heuvelland (looptijd: 2007 t/m 2013). Hieraan zijn kwalitatieve verplichtingen gekoppeld (niet kerend en bodembedekker op bouwland) en wordt gefinancierd met 50% Rijksgeld (sedert 2011 vervagen door EU geld) en 50% door de regio (provincie / WRO). Daarnaast is er voor het gebied steiler dan 2% de regeling Niet Kerende Grondbewerking (rNKG) (looptijd 2008 -2012).
3
Voor de teelt van een erosiegevoelig gewas (suikerbieten, aardappelen, maïs) is, naast de infiltratie, de teelt van een bodembedekker cruciaal om 'voldoende' bodembedekking te bereiken in het voorjaar (de gevoelige periode). Dit heeft geleid tot “het voorkeursconcept” van niet kerende grondbewerking in combinatie met de teelt van een bodembedekker.
2.
Doelstelling en uitgangspunten erosieverordening 2008
Het WRO is primair verantwoordelijk voor de waterhuishouding. Het voorkomen van modder- en wateroverlast in het watersysteem en op wegen en woonomgeving tijdens hevige regenval (de zogenaamde 25 jaarsbui) is het abstracte hoofddoel. Belangrijke uitvoeringsmaatregelen zijn erosieremmende maatregelen in het landelijk gebied en aanleg van buffers. De kerntaak van de provincie is het uitwerken van (in dit geval) Europese en landelijke water en bodembeleidsopgaven naar regionaal beleid. Grondgebruikers (LLTB) vervullen een belangrijke rol voor de perceelsmaatregelen terwijl het Productschap (namens de sector) zorg draagt voor (in dit geval) de Erosieverordening. Partijen hebben in 2008 afgesproken te streven naar oplossingen die: o
Effectief en efficiënt zijn;
o
Handhaafbaar en controleerbaar zijn;
o
Geen ingewikkelde (papieren) procedures vergen.
Ook hebben partijen afgesproken dat in de periode 2008 t/m 2012 (naast genoemde financiële stimulering) nader onderzoek en veldproeven worden uitgevoerd om praktijkknelpunten en –toepassing door agrariërs te bevorderen. Dit is gebeurd via het Interreg-project Bodembreed (afgerond mei 2012).
Het onderzoek Bodembreed geeft antwoord op ruim 60 vragen uit de praktijk. De eerste belangrijke conclusie is dat de bodembewerking geen automatisme moet zijn maar een bewuste keuze door de agrariër om van ploegen over te gaan op NKG+. Dit komt neer op een systematisch andere wijze van grondbewerking. De 2de conclusie is dat de keuze tussen ploegen of niet-kerend werken afhankelijk is van de omstandigheden. Een derde conclusie uit bodembreed is dat het voorkomen, en zo mogelijk opheffen, van bodemverdichting een belangrijke maatregel tegen erosie is. In bijlage 1 is beknopt achtergrondinformatie met betrekking tot de Erosieverordening vermeld.
3.
Resultaten evaluatie Intentieovereenkomst erosie
De Intentieverklaring heeft invulling gekregen door;
Uitvoering van 2 financiële stimuleringsregelingen (zie voetnoot 3)
Aanpassing van de Erosieverordening (2008 en 2010)
4
Constateringen:
Voor bepaalde teelten en/of grondsoorten blijft de mogelijkheid voor kerende grondbewerking (ploegen) wenselijk m.a.w. flexibiliteit voor het toepassen van alternatieve maatregelen.
Het door de overheidspartijen, kosteloos, beschikbaar stellen van bedrijfsadviseurs heeft in de overgangsperiode bijgedragen tot een positief resultaat om het vakmanschap rondom niet kerende bewerking te vergroten.
De administratieve routes (meldingen etc.) leiden tot extra belasting en verwerkingsinspanningen
Handhaving vergt een forse apparaatinspanning temeer daar meerdere controlemomenten gedurende het jaar nodig zijn.
3.1
Financieel (subsidieregelingen)
De uitvoering van de subsidieregelingen (zie voetnoot 3 blz. 1) gebeurt door de Dienst Regelingen (DR: deze is het enige gecertificeerd betaalorgaan van EU gelden aan de landbouwsector). Deze dienst voert landelijke regelingen in opdracht van EZ (voorheen LNV) uit. Beide regelingen zijn kleine niche regelingen waardoor de apparaatskosten relatief hoog zijn (i.v.m. EU-randvoorwaarden inzake toets ‘bedrijfssteun’). Van het totale budget (4 mln.) is t/m 2011 68% aan stimuleringspremie betaald en 32% aan apparaatskosten. In de periode 2008 t/m 2011 is 2,9 mln. uitgegeven. Hierbij past de opmerking dat de rNKG regeling een begrenzing kent (de zgn. Deminimis Landbouw i.v.m. bedrijfssteun) waardoor een maximum uitkering van € 7500,- in drie opeenvolgende kalenderjaren mogelijk is. Hierdoor was in 2010 voor 243 ha geen uitkering mogelijk (voor 2011 dient DR nog gegevens te leveren). Een aparte “Erosieregeling” bleek bij de EU niet haalbaar omdat niet aan de minimale randvoorwaarden voldaan kon worden (looptijd 7 jaar).
3.2
Praktijkervaring
Uit de ondernemerspraktijk (LLTB) worden vier opvallende constateringen worden gerapporteerd: 1). De discussies in de kenniscirkels Bodembreed waren vanaf het begin belast met de beleidsdiscussie, maar hebben wel geleid tot een grote toepassing van de NKG. Het vertrouwen in NKG is gegroeid gedurende de overgangsperiode. 2). De tegenstanders van de aanpak zijn niet tegen het bestrijden van erosie of tegen de niet-kerende grondbewerking, maar hebben moeite met het ontbreken van de ruimte om naar eigen inzicht en vakmanschap te handelen (gebrek aan flexibiliteit). De praktijk geeft aan dat uitbreiding van het pakket maatregelen nodig is voor gevallen waarin niet kerende grondbewerking niet toepasbaar is.
5
3). Er is melding gemaakt van twee intensieve buien, eind 2010 en halverwege 2011, die niet tot overlast hebben geleid. Het overgangsbeleid blijkt voor volgens de deelnemers van de kenniscirkel voldoende effectief (er zijn geen signalen van overlast en problemen geweest door gemeenten en burgers) 4). De brandstofprijzen stijgen explosief, mede door het wegvallen van het accijnsvoordeel op rode diesel, waardoor kritisch gekeken wordt naar de kosten van maatregelen waarvan het effect wordt betwijfeld..
Uit de praktijk van de bedrijfsadviseurs blijkt dat: 1). De toepassing van de niet-kerende grondbewerking toeneemt. Gebiedsdeskundigen geven aan dat 70 - 80 % van het bouwland in Zuid -Limburg momenteel niet kerend wordt bewerkt. Uit de premiebetalingen blijkt dat voor ruim de helft van het bouwlandareaal premie wordt toegekend (een aantal ondernemers vraagt geen premie aan).
De overheden constateren: . 1). De doorlooptijd van premieafhandeling loopt op tot 3 jaar (doordat deze regelingen bij DR afhankelijk zijn van andere en deze regelingen een lage prioriteit hebben); dit is onvoldoende gecommuniceerd naar de betreffende ondernemers (WRO). 2). Een beperkte groep (20%) agrariërs wenst zelf te bepalen welke landbouwkundige maatregelen genomen worden, mede ingegeven door specifieke omstandigheden. (bron: regionale bedrijfsadviseurs) 3). Het WRO in 2011 een toename van modder in de buffers heeft aangetroffen (en zijn waarnemingen van forse erosieproblemen in Etzenrade en Kollenberg. In 2012 heeft er een onvolledige meting van bodemerosie en wateroverlast plaatsgevonden op aardappelpercelen van Géron in Mechelen. 4) Incidentele waarnemingen niet als generieke probleemoplossing mogen worden betiteld (provincie).
3.4
Conclusies 2008 t/m 2012
Over het algemeen gesteld verloopt de introductie van de NKG + bodembedekking voorspoedig. Inmiddels bewijzen veel agrariërs dat met NKG + bodembedekking een duurzame landbouwpraktijk mogelijk is. Zij hebben een acceptabele oogst tegen redelijke kosten. Aandachtspunt blijft dat NKG + bodembedekking zijn eigen gebruiksaanwijzing, goede werkomstandigheden en vakmanschap nodig heeft. Ook voor de bedrijven die niet kerend werken geldt dat ploegen nodig blijft, Bovendien zijn zij niet altijd in staat een bodembedekker in te zaaien (o.a. vanwege weers- en bodemomstandigheden). De regeling dient op deze punten flexibel te zijn.
6
Grosso modo geldt dat het leidende principe van niet kerende grondbewerking in combinatie met een bodembedekker, wanneer geen gewas geteeld wordt dat oppervlakkige afstroming en bodemerosie te voorkomt. Uit ervaringen van ondernemers, bedrijfsadviseurs en feiten op basis van de toenemende belangstelling voor de subsidieregelingen blijkt dat het leidende principe van niet kerende grondbewerking inclusief bodembedekking afgelopen jaren royaal verdubbeld is van circa 4000 ha naar bijna 8000 ha.
Gesteld kan worden dat uit eerdere onderzoeken en ervaring van voor 2008 al bekend was dat de weerstand van de bodem tegen erosie wordt bepaald door drie principes:
bodem bedekken
infiltratie van de bodem bevorderen
bodemstabiliteit verbeteren, onder meer door org. stofgehalte van de bovengrond te verhogen
Niet-kerende grondbewerking + bodembedekker (NKG+) is hiervoor een goede maatregel.
De hoofdconclusies zijn daarmee:
NKG+ is ook in “lastige” situaties in het algemeen werkbaar (waarbij fine-tuning van de EVI wenselijk is)
De Intentieverklaring Erosiebestrijding is succesvol: forse groei van maatregel door de sector en nauwelijks overlast situaties.
De stimuleringsregeling heeft hieraan positief bijgedragen;
De administratieve belasting (zowel t.a.v. de Erosieverordening als de subsidieregeling) is (te) hoog en de afhandelingsperiode (te) lang ;
Optimalisatie en vereenvoudigen van de Erosieverordening is gewenst om meer maatwerk mogelijk te maken.
Klein percentage van boeren wenst ploegen voort te zetten.
Sedert 2008 is kennisontwikkeling en kennisverbreding op het gebied van erosie maatregelen duidelijk toegenomen en zijn diverse “lastige” omstandigheden bekeken.
7
4.
Voorstel aanpak Erosie vanaf 2013
WRO en LLTB stellen voor om (zie ook bijlage 1): 1) Vasthouden van de hoofddoelstelling (voorkomen van modder- en wateroverlast). Dat is de plicht van de overheid naar haar burgers;
2) LLTB en WRO zijn uitvoerend verantwoordelijk terwijl de provincie via het POL 2014 en specifiek Water- en bodembeleid kaders aangeeft;
3) Niet kerende grondbewerking plus bodembedekker zijn verplicht. LLTB en WRO sturen aan op 15 september als uiterste inzaaidatum voor bodembedekker (was tijdelijk15 oktober).
Hierover het volgende: De discussie over de inzaaidatum voor bodembedekker (veelal wintergraan of groenbemester) is de laatste tijd (eenzijdig) gefocust op inzaaidatum (15 de september) waarbij functie en alternatieven uit het oog lijken te zijn verdwenen. Aspecten als verplichte inzaai na maïs, het scala aan mogelijkheden van bodembedekkers (van bladrammenas tot winterrogge) en het feit dat Zuid-Limburg ten gevolge van zijn ligging tot 2 weken later groeimogelijkheden biedt (ten opzichte van landelijke adviesrichtlijnen) voordelen van niet kerend ten opzichte van ploegen zijn naar de achtergrond verdwenen. Aanvankelijk (2008) stond de datum op 1 december in de erosieverordening; in de praktijk bleek dat inzaai rond die tijd niet effectief was (weinig ontwikkeling vanwege late tijdstip inzaai).In 2010 is de verplichting tot inzaai tijdelijk geschrapt. Daarmee verviel de waarborg voor een bodembedekking in de winter. Recent zijn WRO e LLTB bestuurlijk met elkaar de datum 15 september overeengekomen De risico’s die hieruit voortkomen lijken niet in de afweging te zijn betrokken. Bijlage 2 gaat nader in op de risico’s t.a.v. waterveiligheid. Conclusie:
De inzaai moet met effectief zijn.. Vervroeging van de inzaaidatum naar 15 september leidt t.o.v. 15 oktober tot een oppervlak van 600 – 1500 ha waarop vlakdekkend maatregelen achterwege blijven. Indien bij aardappelteelt aardappeldrempels worden verplicht reduceert dit oppervlak naar 600 ha. Dit is bijna 3% van het oppervlak cultuurgrond in Z-Limburg De kans dat dit oppervlak bij elkaar ligt is gering. Cumulatie kan in enig jaar op enige plek wel voorkomen, maar kan alleen tot problemen leiden wanneer daar een zware bui overheen valt. Het gaat hierbij om een stapeling van kansen; De kritische periode zal vooral het voorjaar; Theoretisch is dan een additionele investering in buffercapaciteit van (afgerond) 2 mln. noodzakelijk; Hantering van 15 oktober als referentiedatum (t.o.v. 1 december) betekent dat het risicooppervlak naar schatting halveert.
Voorstel provincie Heroverweging van de inzaaidatum naar 15 oktober om zodoende het risico-areaal zo beperkt mogelijk te houden.
8
4) Invulling te geven aan een flexibelere erosie verordening. De vigerende hoofdlijn is echter adequaat;
Advies provincie: Dat betekent dus: Flexibilisering van de erosie verordening is mogelijk door toepassing van: NKG met bodembedekking (NKG+) als leidend principe blijven hanteren. Afwisseling van ploegen en NKG+ is niet wenselijk omdat NKG+ tot een effectieve doorwatering van de bodem leidt. Onderbreking van bewerkingstechnieken is niet wenselijk). De flexibilisering zit in o Ploegen toestaan onder randvoorwaarden dat: Een buffercapaciteit van 100 m3/ha word gerealiseerd Voorafgaand aan wintergraan Aardappeldrempels als erosiemaatregel voor te schrijven in de aardappelteelt o Het besluit over voorgaand punt 3 5) De stimuleringsregeling rNKG (< 5 %), die afloopt in 2012, niet te continueren
6) De stimuleringsregeling PGV Heuvelland (> 5 %) loopt eind 2013 af; continuering is afhankelijk. van de nieuwe EU kaders (LFA regeling) wat pas medio 2013 duidelijk wordt. Indien er EU aanknopingspunten zijn zal de regio cofinanciering moeten leveren en een uitspraak moeten doen en de of de aanvullende kwalitatieve verplichting zoals die ook afgelopen jaren gold wordt gecontinueerd.
Advies provincie: Continueren onder dezelfde kwalitatieve verplichting (grasland of bouwland mits maatregelen conform de erosieverordening worden toegepast). LLTB: Tevens uitbreiding gebied naar heel Zuid-Limburg. Dit leidt tot minder administratieve lasten (er hoeft niet meer op perceelsdeel te worden afgerekend) en biedt tevens een tegemoetkoming aan degenen die beneden 5% helling NKG toepassen
7) Verlenging van de rNKG (voor de gebieden tussen 0 en 5 % helling wordt niet gecontinueerd; het stimuleringseffect is bereikt en de regeling is niet bedoeld als bedrijfssteunstrategie
8) De meldingsplicht bij afwijking van NKG+ niet handhaven, mits onder D genoemde alternatieven worden toegepast, in alle andere gevallen blijft wel een meldplicht bestaan
9) Handhaving en controles sluiten aan bij Cross compliance controles van AID
9
10) LLTB organiseert kennisuitwisseling die nodig is voor uitvoering als bedoeld onder C onder de noemer “Samen komen we verder / Boeren leren van boeren”; relevante voorbeelden worden in geactualiseerde “erosiestalkaart” verwerkt
LLTB draagt zorg voor aanpassing Erosieverordening conform bovenstaande door productschap Akkerbouw en productschap Tuinbouw
11) Van de zijde van het waterschap wordt aangegeven dat het waterschap bereid is om mee te denken in het ontwikkelen van principe-schetsen hoe deze buffercapaciteit gerealiseerd kan worden. Deze principe-schetsen kunnen opgenomen worden in de toelichting bij de verordening om zo een handvat te bieden voor de sector.
Voorstel 1) In te stemmen met de punten 1,2 en 4 t/m 11 2) Beslissing te nemen over punt 3: heroverwegen datum 15 september
10
Bijlage 1: Bestuurlijke afspraken WRO – LLTB (losse bijdrage)
Bijlage 2: Risicobeschouwing vervroegen datum verplichting inzaai bodembedekking Risico-oppervlak Voor een groot deel van Zuid-Limburg is geen erosierisico aanwezig (grasland, wintergranen etc.) Het risico zit vooral in dat oppervlak waar niet voldaan kan worden aan het beoogde maatregelenniveau . Op basis van CBS statline 2012 gegevens blijkt het volgende: Grondgebruik
Oppervlak
Geoogst
Geoogst
(ha afgerond)
voor 15-9
na 15-9
erosierisico
[CBS Statline] Cultuurgrond
28400
gras Akkerbouwtotaal
1200
Aardappelen
1800
50%
50%
900 ha (tenzij volgteelt w-graan is)
Uien
212
100%
0
nvt
Korrelmais
800
0
100%
nee
W-tarwe
4500
100%
0
nee
Tuinbouw
1400
75%
25%
400
suikerbieten
2600
20%
80%
200 (90% wordt gevolgd door w-graan)
Braak
100
Nvt
Nvt
nee
Conclusie
1500 ha
Potentieel risicooppervlak
WRO staat voor de opgave zorg te dragen voor de waterveiligheid. Dat betekent dat modder- en waterafstroming vermeden moeten worden. Daarvoor zijn de erosie-afspraken gemaakt die uitgaan van niet kerende grondbewerking en inzaai van bodembedekking. De datumvervroeging t.a.v. de bodeminzaaiverplichting leidt dus tot een risicoareaal van 1500 ha.
Aanvullende maatregelen? Normaliter zouden hiervoor additionele maatregelen getroffen moeten worden om erosie te voorkomen. Dat betekent dat als boeren voor ploegen gekozen wordt een buffercapaciteit van 100 m3/ha gerealiseerd moet worden op het geploegde perceel. Bij de volgteelt aardappels zijn (in het voorjaar) is de (verplichte) aanleg van aardappeldrempels ook een optie waarmee het risico-areaal kan reduceren naar 600 ha.
11
Restrisico? Beantwoording van de vraag "Hoe groot is het restrisico?" is lastig. Zeker als daarbij ook in ogenschouw wordt genomen dat teelten regelmatig wisselen over percelen met andere woorden de 'zweven' door ZLimburg. Dit is lastig omdat het uiteindelijke vangnet voor erosieoverlast de aanleg van buffers is (plaatsgebonden).
Wat betekent in principe aan additionele maatregelen? Vervroeging van de inzaaidatum voor bodembedekker leidt tot een risico-oppervlak van 600 ha. Hiervan zal naar schatting bijna de helft in de steilere hellingen liggen. Passende maatregelen zijn nauwelijks mogelijk omdat de ligging per jaar kan wisselen. Ter indicatie: deze 600 ha leiden, bij aanleg van bufferinvestering van (40 m3/ha a € 75/m3) 1,80 mln. euro. Dit is een worst case situatie maar wel met de aanname dat aardappeldrempels verplicht worden . Andere oplossingsrichtingen zijn niet aanwezig (behoudens de niet kerende grondbewerking).
12
Bijlage 1: Achtergrondinformatie
Bijlage 4
Overzicht erosiebeleid stimuleringsregelingen NKG + bodembedekking 2008 ha 1.907 1.875 3.782
2009 ha 2.785 5.080 7.865
2010 ha 3.201 5.359 8.560
2011 ha 3.119 5.027 8.146
totaal ha 11.012 17.341 28.353
uitgekeerde subsidie rPGH € 94
€ 179.258
€ 261.790
€ 300.894
€ 293.172
€ 1.035.113
uitgekeerde subsidie rNKG € 50 uitgekeerde subsidie totaal
€ 93.750 € 273.008
€ 253.992 € 515.782
€ 267.950 € 568.844
€ 251.350 € 544.522
€ 867.042 € 1.902.155
uitgekeerde subsidie provincie uitgekeerde subsidie WRO uitvoeringskosten Dienst Regelingen voor WRO
€ 159.548 € 113.460 € 80.589
€ 279.837 € 235.945 € 131.689
€ 312.044 € 244.975 € 135.889
€ 300.146 € 251.350 € 117.462
€ 1.051.575 € 838.755 € 465.628
overige kosten totaal stimulering NKG WRO
€ 78 € 194.527
€ € 367.634
€ 449 € 381.312
€ € 361.838
€ 927 € 1.305.310
41 % 71 %
36 % 56 %
36 % 55 %
32 % 48 %
36 % 56 %
Stimuleringsregelingen NKG aantal ha Probleemgebieden Heuvelland aantal ha regeling NKG aantal ha totaal stimuleringsbijdrage
WRO: % uitvoeringskosten t.o.v. totale kosten: WRO: % uitvoeringskosten t.o.v. uitgekeerde subsidie WRO:
Korte toelichiting: Er zijn in feite twee subsidieregelingen die naadloos op elkaar aansluiten: 1 de regeling Probleemgebieden Heuvelland (Europese regeling Less Favourable Area’s, voorheen de ‘bergboerenregeling’) en 2 de regeling Niet-kerende grondbewerking. De eerste regeling is van toepassing op gronden met een hellingshoek steiler dan 5 % en de tweede voor gronden die tussen 0 en 5 % hellen. Dit overzicht is nog niet definitief omdat de cijfers van de stimuleringsregelingen NKG + bodembedekking over 2011 nog voorlopig zijn. De cijfers van de stimuleringsregelingen NKG + bodembedekking over 2012 zijn nog niet beschikbaar. De definitieve afsluiting van het gehele stimuleringsprogramma zal dus nog moeten plaatsvinden.