jaarverslag 2002
2002 verantwoordelijke uitgever Jan Gysen, Jozef II-straat 47, 1000 Brussel ontwerp & realisatie Erik Hubin, www.erikhubin.be
TEL
RSZPPO Jozef II-straat 47 • 1000 Brussel 02 234 32 11 • FAX 02 234 33 80 E - MAIL
[email protected] www.rszppo.fgov.be
markante feiten • 196 politiezones opgericht en aangesloten bij de RSZPPO • de RSZPPO betaalt voor de werknemers van deze politiezones de kinderbijslag • voor 130.280 werknemers werd de socialezekerheidsaangifte volledig elektronisch ingediend • DIMONA wordt voor de RSZPPO-werkgevers een feit • de bestuursovereenkomst tussen de Belgische Staat en de RSZPPO komt tot stand
jaarverslag
jaarverslag 2002
inhoud
inhoud 1
Inleiding
4
2
Beheersorganen
8
3
Organogram
4
De bestuursovereenkomst
10
5
De pensioenstelsels van de vastbenoemden: een overzicht
12
5.1
Vijf pensioenstelsels
13
5.2
De verhouding tussen de verschillende pensioenstelsels
16
5.3
Reserves als instrumenten van beheer
17
5.4
Het Technisch Comité Pensioenen
17
5.5
Financiële gegevens
6
7
9
18
De politiehervorming
21
6.1
De Dienst Sociale Zekerheid
22
6.2
De Dienst Gezinsprestaties
23
6.3
De Gemeenschappelijke Sociale Dienst
24
Gezinsprestaties
25
7.1
Taakomschrijving
26
7.2
Nieuwe wettelijke en reglementaire bepalingen
26
7.3
Activiteitenverslag van de Dienst Gezinsprestaties
28
7.4
Statistische gegevens
30
7.5
Financiële gegevens
31
9
10
11
12
Sociale zekerheid
32
8.1
Taakomschrijving
33
8.2
Activiteitenverslag van de Dienst Sociale Zekerheid
36
8.3
Statistische gegevens
42
8.4
Financiële gegevens
46
Inspectie
47
9.1
Taakomschrijving
48
9.2
Activiteitenverslag van de Inspectiedienst
48
Gemeenschappelijke Sociale Dienst
50
10.1 Taakomschrijving
51
10.2 Activiteitenverslag van de Gemeenschappelijke Sociale Dienst
52
10.3 Verdeling van de uitgaven
55
10.4 Projecten van de GSD voor 2003
55
10.5 Financiële gegevens
56
Rekeningen en balans
58
11.1 Samenvatting van de rekeningen van het dienstjaar
59
Website
61
12.1 50 jaar RSZPPO
61
12.2 E-government
62
12.3 Nieuwsbrief
62
13
Vorming en opleiding
63
14
Audit
64
15
Personeelsgegevens
65
15.1 RSZPPO
65
15.2 Dienst Gezinsprestaties
66
15.3 Dienst Sociale Zekerheid
66
15.4 Gemeenschappelijke Sociale Dienst
66
Verklaring afkortingen
67
16
2 5 INHOUD
8
1 inleiding
inleiding
Met een reeks provinciale ontmoetingen en een academische zitting vierde de RSZPPO in 2002 haar 50-jarig bestaan en de dertigste verjaardag van de Gemeenschappelijke Sociale Dienst. De evenementen verliepen, dankzij de medewerking van velen, verzorgd en rimpelloos. De kennismaking met mandatarissen en personeel overal te lande was zowel voor de RSZPPO als voor de plaatselijke besturen een o p e n b a r i n g . Vo o r d e R S Z P P O w a r e n d e o n t m o e t i n g e n e e n s t i m u l a n s o m op de ingeslagen weg verder te werken. De extra inzet van het personeel naar aanleiding van het 50-jarig bestaan en de manier waarop zij de verschillende opdrachten van de RSZPPO een grotere bekendheid hebben gegeven, verdienen onze oprechte waardering. O o k u i t t r e d e n d v o o r z i t t e r Va l m y F É A U X h e e f t i n n i e t g e r i n g e m a t e b i j g e d r a g e n t o t h e t w e l s l a g e n v a n h e t a f g e l o p e n j u b i l e u m j a a r. D a a r v o o r, maar ook voor de jarenlange steun, zijn wijsheid en betrokkenheid bij de plaatselijke overheidsdiensten, willen wij hem hartelijk danken. D e v o o r z i t t e r d i e h e m v e r v a n g t , Yv e s R O G E R , i s r e e d s g e r u i m e t i j d vertrouwd met de werking van de RSZPPO. Wij heten hem nu als voorzitter van harte welkom. Hij kan op de medewerking rekenen van ieder van ons. 4
Nicolas JEURISSEN A D J U N C T- A D M I N I S T R AT E U R - G E N E R A A L
7 INLEIDING
Jan GYSEN A D M I N I S T R AT E U R - G E N E R A A L
1
Van Bijzonder Kinderbijslagfonds tot Rijksdienst voor Sociale Zekerheid De instelling is geëvolueerd van Bijzonder Kinderbijslagfonds tot Rijksdienst voor Sociale Zekerheid maar haar publiek is steeds hetzelfde gebleven: deze sociale parastatale heeft altijd gewerkt voor de besturen van de provinciale en plaatselijke sector en hun personeelsleden. Voor hen is de RSZPPO dé toegangspoort tot de sociale zekerheid. Voor hen organiseert de RSZPPO de onderlinge solidariteit. Voor sommige bevoegdheden zijn alle besturen verplicht aangesloten (kinderbijslag, betaling socialezekerheidsbijdragen), voor andere (sociale dienst, pensioenfinanciering) hebben ze er zelf voor gekozen om toe te treden. De uitbetaling van de kinderbijslag is de oudste opdracht. Meer dan een derde van de personeelsleden van de RSZPPO werken in functie van deze bij uitstek sociale opdracht. De wijzigingen die zich in de maatschappij op het vlak van gezinspatronen manifesteren en de vele nieuwe soorten tewerkstelling hebben uiteraard ook hun weerslag gehad op de Dienst Gezinsprestaties. De inning van de socialezekerheidsbijdragen werd in 1986 als opdracht aan de RSZPPO toevertrouwd. De uitbreiding van de taken en de dienstverlening van de gemeenten, de O.C.M.W.’s en de intercommunales vergt de inzet van steeds meer bijzondere categorieën van personeelsleden.
Met grote bezorgdheid wordt vastgesteld dat hiervoor een groeiend aantal vrijstellingen of verminderingen van socialezekerheidsbijdragen worden toegekend. Dit heeft zijn gevolg op het vlak van wetgeving en reglementering en draagt vanzelfsprekend niet bij tot de gewenste vereenvoudiging. Ook de budgettaire gevolgen verdienen de nodige aandacht. De financiering van bepaalde stelsels kan hierdoor op termijn ernstig worden aangetast, vooral als deze maatregelen niet verbonden zijn met bijkomende tewerkstelling. Met de overheveling van de Omslagkas der Gemeentelijke Pensioenen in 1987 naar de RSZPPO wou men dit pensioenstelsel gemeenschappelijk financieren en de prefinanciering door de Schatkist afschaffen. Bij de start was minder dan 50 % van het statutair personeel hierbij betrokken. Het betrof het vastbenoemd personeel van alle kleine en middelgrote besturen. Sinds kort is er bij de steden een verhoogde belangstelling om toe te treden tot dit gemeenschappelijk financieringsstelsel. Alhoewel de becijferde gevolgen van de politiehervorming nog niet beschikbaar zijn, beschikt het gemeenschappelijk stelsel over een gezonde structuur en over wettelijke beheersinstrumenten om de pensioenlast te stabiliseren (28,5 % van de loonmassa vanaf 1995 en 27,5 % sinds 1997). De RSZPPO betaalt, onder meer in opdracht van de Gewesten, ook de premies voor de gesubsidieerde contractuelen aan de besturen en de ziekenhuizen.
De RSZPPO stort, in opdracht van de Federale Overheidsdienst (FOD) Binnenlandse Zaken, eveneens de bedragen in het kader van de veiligheidscontracten door aan de gemeenten.
Gemeenschappelijke Sociale Dienst De Gemeenschappelijke Sociale Dienst (GSD) werd opgericht in mei 1972 en kende sindsdien een gestage groei, zowel wat het aantal aangesloten besturen, als wat het aantal begunstigden betreft. Daar waar initieel, nog vóór de fusie van gemeenten, de oprichting van een gemeenschappelijke dienst zich vooral leek te richten tot de (zeer) kleine besturen, wordt nu vastgesteld dat zelfs zeer grote administraties er de voorkeur aan geven toe te treden tot de GSD. Ook de gepensioneerden kunnen voor bepaalde sociale tussenkomsten een beroep doen op de GSD. In 1996 werd een duidelijke koerswijziging ingezet door meer nadruk te leggen op de sociale hulpverlening en begeleiding met of zonder financiële tussenkomst, in geval van uitzonderlijke omstandigheden.
De volgende feiten hebben 2002 in het bijzonder gekleurd: • er werden op 1.1.2002 196 politiezones opgericht en aangesloten bij de RSZPPO • de RSZPPO betaalt sindsdien voor de werknemers van deze politiezones de kinderbijslag • In 2002 werd de socialezekerheidsaangifte voor 130.280 werknemers volledig elektronisch ingediend terwijl DMFA, de multifunctionele aangifte, op 1.1.2004 ingevoerd zal worden • DIMONA, de onmiddellijke aangifte van werknemers bij in- en uitdiensttreding, werd voor de RSZPPO-werkgevers op 1.1.2003 een feit • 1.1.2002 betekende ook de start van de bestuursovereenkomst tussen de Belgische Staat en de RSZPPO.
6 9 INLEIDING
Voor het beheer van deze stelsels stelt de RSZPPO aan de gewesten de arbeidscoëfficiënten ter beschikking berekend op basis van de driemaandelijkse socialezekerheidsaangifte: een opmerkelijk voorbeeld van samenwerking waardoor deze gegevens niet nogmaals bij de besturen dienen opgevraagd.
2
beheersorganen
2
Beheerscomité
Algemeen Bestuur
VOORZITTER
ADMINISTRATEUR-GENERAAL
Valmy FÉAUX (Yves ROGER KB 4.04.2003)
Jan GYSEN
VERTEGENWOORDIGERS VAN DE WERKGEVERSORGANISATIES
ADJUNCT-ADMINISTRATEUR-GENERAAL
Clément CROHAIN Luc DEHAENE Herman DE LOOR Christian GILBEAU Gilbert MILCAMPS Marcel NEVEN Marcel VAN DAELE
Nicolas JEURISSEN
van Bedrijfsrevisoren
VERTEGENWOORDIGERS VAN DE WERKNEMERSORGANISATIES
CENTRUM VOOR INFORMATIEVERWERKING
Jean-François ENGEL (Guy Crijns KB 08.04.2003) Jean-Pierre KNAEPENBERGH Gilbert LIEBEN Emiel LUYTEN Nico POORTERS Kristien VAN DER GUCHT Paul VEREECKE
Michel BARTEL
REGERINGSCOMMISSARISSEN
Vertegenwoordiger van de Minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Daniël TRESEGNIE Vertegenwoordiger van de Minister van Binnenlandse Zaken
Pierre DENIS Vertegenwoordiger van de Minister van Begroting Yves ROGER (Patrick Delaunois M.B. 07.04.2002)
REVISOR
Jan VANDERHOEGHT, lid van het Instituut
Directie INSPECTIE
Alex BURKE GEMEENSCHAPPELIJKE SOCIALE DIENST
Louis CORNELIS SOCIALE ZEKERHEID
Guy GILSON VORMING – INTERNE AUDIT
Luc NEFONTAINE GEZINSPRESTATIES
Hilde TAELS DOCUMENTATIE
Francis TOSSENS ALGEMENE DIENSTEN
Jean-Paul VAN DAELE PERSONEEL
SECRETARIS
Hilde TAELS
Marc VER ELST
organogram
3
ALGEMEEN BESTUUR
AUDIT
DIRECTIESTAF
EVALUATIE VORMING
FINANCIËLE DIENST
DIRECTIE PERSONEEL DIRECTIE STUDIE EN DOCUMENTATIE
CENTRUM INFORMATIEVERWERKING
BEHEER GEBOUWEN
DIRECTIE ALGEMENE DIENSTEN
8
GEMEENSCHAPPELIJKE
DIRECTIE INSPECTIE DIRECTIE SOCIALE ZEKERHEID
DIRECTIE GEZINSPRESTATIES
SOCIALE DIENST
ORGANOGRAM
11
4 de bestuursovereenkomst de bestuursovereenkomst
Na één jaar proefdraaien kunnen we reeds een voorlopige balans opmaken: • Voor de meeste doelstellingen uitgedrukt in cijfergegevens (bijvoorbeeld behandeling binnen de voorziene tijdslimiet), scoorde de RSZPPO goed. Dit neemt niet weg dat een aantal geformuleerde objectieven kritisch beoordeeld moeten worden aan de hand van de opgedane ervaring en waar nodig bijgesteld alvorens zij als ‘norm’ vastgelegd worden. Ook aan de definitie van bepaalde ‘boordtabellen’, de captatietechniek en de presentatie moet nog gesleuteld worden. • Nieuwe opdrachten (politiehervorming, DIMONA, DMFA, ASR) hebben zowel het werkvolume als de complexiteit van het takenpakket gewijzigd. Zij hebben hun weerslag op vrijwel alle diensten en moeten dus geïntegreerd worden in de bestuursovereenkomst. • Vooral inzake de inning van de bijdragen is de informatica bezig aan een steile en onomkeerbare opmars.
• In de Dienst Gezinsprestaties krijgt de interne reorganisatie verder gestalte. Bovendien wordt de dienst geconfronteerd met maatschappelijke ontwikkelingen die een rechtstreekse invloed hebben op de dossierbehandeling: complexere gezinssituaties, groter personeelsverloop bij de besturen, tewerkstelling in het kader van artikel 60 van de OCMW-wet, toenemend aantal dossiers waarvoor een rechtsgeding loopt, kinderbijslag die teruggevorderd moet worden. De tijdige en correcte betaling van de kinderbijslag blijft echter prioritair en werd ook gerealiseerd. • Niettegenstaande het personeelstekort in sommige diensten, wordt er toch over de hele lijn vooruitgang geboekt. Vormingsinitiatieven worden meer en meer geïntegreerd. Het personeel is gemotiveerd, gericht op dienstverlening en resultaat. • In de Gemeenschappelijke Sociale Dienst staat men voor de uitdaging om met een vernieuwd sociaal programma en een verbeterde werking nog beter in te spelen op de nieuwe noden en behoeften. • De RSZPPO heeft reeds een behoorlijk stuk van de weg afgelegd. De sleutelwoorden van het toekomstig beleid zijn: dienstverlening, communicatie, e-government en een verder doorgedreven informatisering van alle diensten.
10 13 DE BESTUURSOVEREENKOMST
Op 1 januari 2002 ging de bestuursovereenkomst tussen de Belgische Staat en de RSZPPO van start. De bestuursovereenkomst legt een aantal wederzijdse contractuele verbintenissen vast voor de duur van drie jaar.
5 de pensioenstelsels van de vastbenoemden: een overzicht de pensioenstelsels van de vastbenoemden: een overzicht
Vijf pensioenstelsels
Het beheerscomité van de RSZPPO legt het bijdragepercentage vast dat nodig is om de pensioenlast te financieren.
Voor het vastbenoemd personeel van de plaatselijke besturen bestaan er vijf pensioenstelsels.
Het bijdragepercentage wordt bepaald rekening houdend met de te voorziene evolutie over een periode van minstens drie jaar van de verhouding tussen enerzijds de vermoedelijke pensioenuitgaven en anderzijds de loonmassa van de vastbenoemde personeelsleden die zijn aangesloten bij het gemeenschappelijke pensioenstelsel van de plaatselijke besturen.
De wet van 6 augustus 1993 (betreffende de pensioenen van het benoemd personeel van de plaatselijke besturen) maakt een onderscheid tussen 4 pensioenstelsels. De wet van 6 mei 2002 heeft er het pensioenstelsel voor de geïntegreerde politie aan toegevoegd.
De Rijksdienst stort aan de Schatkist anticipatief en maandelijks de provisies die nodig zijn voor de uitbetaling van de pensioenen.
5.1.1 Pool 1: het gemeenschappelijk
pensioenstelsel van de plaatselijke besturen POOL 1
Bij deze Pool zijn de besturen aangesloten die oorspronkelijk behoorden tot de Omslagkas van gemeentelijke pensioenen die in 1987 overgeheveld werd van het Ministerie van Binnenlandse Zaken naar de RSZPPO. Deze gemeenten zijn van rechtswege aangesloten bij de RSZPPO.
Een repartitiestelsel gebaseerd op solidariteit
De aansluiting is onherroepelijk. Dit repartitiestelsel is gebaseerd op solidariteit: de pensioenlast wordt evenredig verdeeld over alle aangesloten besturen van Pool 1.
Terwijl de Administratie der Pensioenen de pensioenen berekent, zorgt de RSZPPO voor de financiering van het stelsel.
Aantal (2de kwartaal 2001) Loonmassa/pensioenlast – jaar 2001
ACTIEVEN
GEPENSIONEERDEN
60.272
30.544
VERHOUDING
-
1.605.580.706
430.425.269
26,81 %
5.1.2 Pool 2: het stelsel van de
nieuw bij de RSZPPO aangeslotenen Het stelsel van de nieuw bij de RSZPPO aangesloten besturen werd opgericht door de wet van 6 augustus 1993 betreffende de pensioenen van het benoemde personeel van de plaatselijke besturen. Vóór de wetswijziging van 6 augustus 1993 was een aansluiting bij het gemeenschappelijk pensioenstelsel (Pool 1) voor een bestuur financieel moeilijk te dragen.
12 15 DE PENSIOENSTELSELS VAN DE VASTBENOEMDEN
5.1
5
Immers, in toepassing van art. 113 van het K.B. van 26.12.1938 komen slechts die prestaties in aanmerking voor een pensioen (in tijdelijk of in vast dienstverband), die dateren van ná de aansluiting bij het gemeenschappelijk pensioenstelsel (Pool 1). De facto betekent een aansluiting bij Pool 1 dat de bijdrage onmiddellijk met 27,5 % stijgt, terwijl de pensioenlast slechts op lange termijn daalt. Het solidariseren van de pensioenlast was op die manier een dermate langetermijnperspectief dat onder die voorwaarden geen enkel bestuur om toetreding verzocht. POOL 2
Aantal (2de kwartaal 2001) Loonmassa/pensioenlast – jaar 2001
Dit stelsel is net als het gemeenschappelijk pensioenstelsel een repartitiestelsel gebaseerd op het solidariteitsprincipe. De besturen kunnen hun aansluiting niet herroepen. De Administratie der Pensioenen is belast met de berekening van de pensioenen en de RSZPPO zorgt voor de financiering.
Pool 1 en Pool 2 worden afzonderlijk beheerd
ACTIEVEN
GEPENSIONEERDEN
11.818
4.927
VERHOUDING
-
323.402.319
119.047.647
36,81 %
In deze cijfers werd reeds rekening gehouden met de overgang van de steden Luik en Oostende van Pool 3 naar Pool 2.
Om de toetreding tot een gemeenschappelijk pensioenstelsel ook toegankelijk te maken voor andere besturen heeft de wet van 6 augustus 1993, met ingang van 1 januari 1994, het stelsel van de nieuw bij de Rijksdienst aangeslotenen opgericht. De aansluitingsvoorwaarden van dit stelsel zijn veel aantrekkelijker. Indien een bestuur tot het stelsel van de nieuw aangeslotenen toetreedt, worden niet enkel de nieuwe pensioenen ten laste genomen, maar ook een gedeelte van de bestaande pensioenen en dit ten belope van het bedrag van de betaalde pensioenbijdragen in het eerste jaar van aansluiting. Het zijn bovendien de meest recente pensioenen die overgenomen worden door het stelsel terwijl de oudste (die normaal het eerst zullen uitdoven) verder ten laste blijven van het bestuur.
Vanaf de inwerkingtreding van de wet van 1993 werd bepaald dat een strikt gescheiden beheer zou worden opgezet tussen enerzijds de in 1987 overgenomen besturen aangesloten bij de gewezen omslagkas (Pool 1), en anderzijds de groep van de 'nieuw aangeslotenen' (Pool 2).
De bedoeling hiervan is duidelijk. De eerste groep bestond in hoofdzaak uit kleine en middelgrote gemeenten die van oudsher de financiering van hun pensioenen gemeenschappelijk organiseerden. Voor de tweede groep kwamen (en komen) overwegend grote steden in aanmerking. Anders gesteld: de pensioenlast van Pool 1 is eerder bescheiden te noemen (op dit ogenblik 27,5 %) terwijl die van de grote steden kan oplopen tot - in sommige gevallen - 70 % van de loonmassa.
Het solidariteitsprincipe geldt slechts binnen het eigen stelsel
Met andere woorden: de stijging van de pensioenlast - een daling is niet te verwachten – is het gevolg van de dynamiek van de groep waartoe men behoort. Het kan niet dat de kleinere gemeenten de pensioenproblematiek van de steden zouden moeten helpen oplossen.
5.1.4 Pool 4: het stelsel van de
een voorzorgsinstelling aangesloten besturen
besturen met een eigen pensioenkas
De plaatselijke besturen kunnen voor de uitbetaling van de pensioenen van hun vastbenoemde personeelsleden en van hun rechthebbenden eveneens een overeenkomst afsluiten met een ‘voorzorgsinstelling’. Dit is een instelling die collectieve rust - en overlevingspensioenfondsen beheert.
Tot slot is het ook mogelijk dat de plaatselijke besturen zelf instaan voor het beheer van hun pensioenen.
In deze gevallen gaat het om een individueel contract tussen het bestuur en de voorzorgsinstelling. Het stelsel is dus niet gebaseerd op het solidariteitsprincipe. De contracten kunnen een gedeeltelijke kapitalisatie omvatten. Het contract is uiteraard herroepelijk of opzegbaar, zodat een aansluiting bij de gemeenschappelijke financiering altijd mogelijk blijft.
Een individueel contract
POOL 3
Aantal (2de kwartaal 2001) Loonmassa/pensioenlast – jaar 2001
Ook hier gaat het om een individueel stelsel. De aansluiting bij de gemeenschappelijke financiering blijft uiteraard nog altijd mogelijk. POOL 4
Aantal (2de kwartaal 2001) Loonmassa/pensioenlast – jaar 2001
ACTIEVEN
GEPENSIONEERDEN
8.314
Onbekend
VERHOUDING
-
123.313.053
44.750.546
36,29 %
5.1.5 Pool 5: het Fonds voor de
Pensioenen van de Geïntegreerde Politie
ACTIEVEN
GEPENSIONEERDEN
41.725
Onbekend
VERHOUDING
-
1.158.098.387
662.166.593
57,18 %
De wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de Pensioenen van de Geïntegreerde Politie, die bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid omvat, sluit alle vastbenoemde politiepersoneelsleden van rechtswege aan vanaf 1 april 2001. Het bijdragepercentage werd wettelijk vastgelegd op 27,5 %. Aangezien dit fonds enkel de last zal dragen van de pensioenen die ingaan na 31 maart 2001 zal het tijdens de eerste jaren van zijn bestaan een ruim positief saldo vertonen. Dit saldo zal verdeeld worden onder de pensioenstelsels waartoe de personeelsleden van de geïntegreerde politie vroeger behoorden.
14 17 DE PENSIOENSTELSELS VAN DE VASTBENOEMDEN
5.1.3 Pool 3: het stelsel van de bij
5
In een overgangsperiode die loopt tot 31 december 2002 worden de pensioenbijdragen integraal overgemaakt aan de pensioenregimes waarbij de personeelsleden vroeger aangesloten waren. De RSZPPO int de bijdragen. De Administratie der Pensioenen berekent de pensioenen en staat ook in voor het beheer van het Fonds voor de Pensioenen van de Geïntegreerde Politie.
AANTAL WERKNEMERS VOOR DE VERSCHILLENDE PENSIOENREGIMES VOOR 1995 VOORZORGSINSTELLINGEN 31 %
EIGEN PENSIOENKAS (*) 22%
NIEUW AANGESLOTENEN 3%
GEMEENSCHAPPELIJK PENSIOENSTELSEL 44 %
AANTAL WERKNEMERS VOOR DE VERSCHILLENDE PENSIOENREGIMES VOOR 2001
5.2
De verhouding tussen de verschillende pensioenstelsels
VOORZORGSINSTELLINGEN 31 %
EIGEN PENSIOENKAS (*) 14%
NIEUW AANGESLOTENEN 9% GEMEENSCHAPPELIJK PENSIOENSTELSEL 46 %
In het jaar 2001 zag de verhouding tussen de verschillende ‘Pools’ er als volgt uit: Toelichting: De helft van het benoemd personeel en 85 % van de werkgevers zitten in Pool 1 en 2. Pool 3 en 4 hebben de andere helft van het benoemd personeel, maar minder dan 15 % van de werkgevers.
• Pool 1: lichte stijging van de loonmassa en het aantal werknemers • Pool 2: stijging door nieuwe aansluitingen (Brussel, Luik en Oostende) • Pool 3: daling (Luik en Oostende naar Pool 2) • Pool 4: daling (Brussel naar Pool 2)
LOONMASSA EN AANTAL WERKNEMERS VOOR DE VERSCHILLENDE PENSIOENREGIMES VOOR 1995 EN 2001
LOONMASSA
Gemeenschappelijk pensioenstelsel
1.291.858.280
58.723
44,28 %
1.605.580.706
60.272
87.072.181
4.184
3,16%
323.402.319
11.818
8,91 %
932.835.844
41.164
31,04%
1.158.098.387
41.725
31,44 %
Nieuw aangeslotenen Voorzorgsinstelling Eigen pensioenkas (*) Totaal
1995 AANTAL WERKNEMERS
2001(**) PERCENTAGE AANTAL WERKNEMERS
LOONMASSA
AANTAL WERKNEMERS
PERCENTAGE AANTAL WERKNEMERS
45,42 %
683.405.001
28.540
21,52 %
510.720.449
18.880
14,23 %
2.995.171.305
132.611
100,00 %
3.597.801.860
132.695
100,00 %
(*) inclusief provinciebesturen (**) ten gevolge van de politiehervorming zijn er nog geen gegevens met betrekking tot 2002 en Pool 5
Reserves als instrumenten van beheer
Bij de jaarlijkse vaststelling van het bijdragepercentage moet men er bijgevolg rekening mee houden dat dit reservefonds aan belang zal inboeten. Bovendien zijn er geen wetsbepalingen voor het geval de kinderbijslagbijdrage ontoereikend zou zijn om de kinderbijslag te betalen.
De wet erkent het bestaan van pensioenreserves binnen de RSZPPO, maar bepaalt dat deze niet langer mogen toenemen. De jaarlijkse aangroei ervan moet ingezet worden voor de beheersing van de stijgende pensioenlasten.
De reserves zijn niet uitsluitend voorbehouden voor de solidaire financieringsvormen van Pool 1 en 2, maar komen eveneens ten goede aan de besturen van Pool 3 die zelfstandig kunnen beslissen over alle elementen van de eigen pensioenproblematiek (pensioenvoordelen / verhouding statutaire-contractuele personeelsleden / aanleg reserves / beheersvorm).
De gerealiseerde 'meerwaarden' worden jaarlijks in rekening gebracht bij de vaststelling van het bijdragepercentage dat nodig is voor de financiering van de pensioenen. Daarnaast bestaat er sinds 1994 ook een 'Egalisatiefonds' dat gebruikt wordt om het bijdragepercentage van Pool 1 en Pool 2 op elkaar af te stemmen. Dit fonds haalt zijn middelen uit de bijdrage van 13,07 % op het dubbel vakantiegeld van het tijdelijk en vastbenoemd personeel van de plaatselijke besturen. Het reservefonds haalt haar middelen uit: • enerzijds de jaarlijkse overschotten van de kinderbijslag (dit is het verschil tussen de kinderbijslagbijdrage op het loon (5,25 %) en de door de RSZPPO uitbetaalde kinderbijslag) • anderzijds de opbrengsten van de beleggingen. Het hoeft geen betoog dat de opbrengst van deze beide bronnen jaarlijks sterk kan verschillen. Zowel de intresten uit beleggingen als de overschotten van de kinderbijslag vertonen een dalende trend (artikel 60 en andere fenomenen).
De reserves worden echter niet ingezet voor de besturen die - zonder tussenkomst van een voorzorgsinstelling - hun pensioenen zelf beheren. Het proportioneel gedeelte van deze groep blijft in het reservefonds van de RSZPPPO.
5.4
Het Technisch Comité Pensioenen Het Technisch Comité Pensioenen van het gemeentepersoneel brengt advies uit over alle aangelegenheden die betrekking hebben op de pensioenstelsels van de personeelsleden van de plaatselijke besturen. Het is samengesteld uit vertegenwoordigers van de werkgevers en de werknemers, een afgevaardigde van de minister van Binnenlandse Zaken en van de minister van Pensioenen en ambtenaren van de RSZPPO en de Administratie der Pensioenen.
16 19 DE PENSIOENSTELSELS VAN DE VASTBENOEMDEN
5.3
5
Financiële gegevens
5.5
EVOLUTIE VAN DE FONDSEN VAN 1987 TOT 2002 EURO 600.000.000
POOL 1 POOL 2
500.000.000
EGALISATIEFONDS
400.000.000
300.000.000
200.000.000
100.000.000
0
-100.000.000 1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
Egalisatiefonds van de bijdragevoet van het gemeenschappelijk stelsel en het stelsel van de nieuw aangeslotenen inzake lokale pensioenen JAAR
BIJDRAGEN IN EURO
1994
19.421.621,17
1995
20.450.703,00
1996
27.710.791,03
1997 1998
INTERESTEN IN EURO
RESULTAAT IN EURO
GECUMULEERD RESULTAAT IN EURO
19.421.621,17
19.421.621,17
1.670.501,17
22.121.204,17
41.542.825,34
2.118.449,55
29.829.240,58
71.372.065,92
23.061.235,25
3.182.324,42
26.243.559,67
97.615.625,59
24.861.414,67
3.663.006,92
28.524.421,59
126.140.047,18
1999
23.357.945,71
8.521.395,22
31.879.340,93
158.019.388,11
2000
27.852.181,54
7.589.552,70
35.441.734,24
193.461.122,35
2001
26.989.078,29
12.240.416,24
39.229.494,53
232.690.616,88
2002
27.722.252,48
14.333.850,42
42.056.102,90
274.746.719,78
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
EVOLUTIE VAN HET EGALISATIEFONDS VAN 1994 TOT 2002 EURO 300.000.000
250.000.000
200.000.000
150.000.000
100.000.000
50.000.000
0 1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
Gemeenschappelijk stelsel van de pensioenen van het vastbenoemd personeel van de lokale besturen - Pool 1 JAAR
BIJDRAGEN IN EURO
PENSIOENEN IN EURO
RESULTAAT IN EURO
1987
171.372.446,70
172.242.202,04
-869.755,34
-869.755,34
1988
179.732.606,50
170.052.861,56
9.679.744,94
8.809.989,60
1989
176.790.961,36
187.456.446,20
-10.665.484,84
-1.855.495,24
1990
215.362.737,71
205.564.503,18
9.798.234,53
7.942.739,29
1991
228.126.677,51
216.928.354,53
11.198.322,98
19.141.062,27
1992
187.267.406,22
257.166.060,67
-69.898.654,45
-50.757.592,18
1993
279.936.358,05
266.720.979,80
13.215.378,25
-37.542.213,93
1994
345.832.394,11
285.563.346,96
60.269.047,15
22.726.833,22
1995
389.731.536,64
310.432.080,69
79.299.455,95
102.026.289,17
1996
402.869.999,85
318.926.881,08
83.943.118,77
185.969.407,94
1997
415.198.232,59
335.470.725,14
79.727.507,45
265.696.915,39
1998
421.636.328,20
356.971.254,29
64.665.073,91
330.361.989,30
1999
435.275.436,13
378.328.090,92
56.947.345,21
387.309.334,51
2000
454.498.168,62
397.955.331,27
56.542.837,35
443.852.171,86
2001
491.730.178,85
412.658.511,75
79.071.667,10
522.923.838,96
2002
432.822.784,86
430.113.112,50
2.709.672,36
525.633.511,32
EVOLUTIE VAN HET RESERVEFONDS
GECUMULEERD RESULTAAT IN EURO
EURO 600.000.000
500.000.000
400.000.000
300.000.000
200.000.000
100.000.000
0
-100.000.000 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002
GEMEENSCHAPPELIJK STELSEL VAN DE PENSIOENEN VAN HET VASTBENOEMD PERSONEEL VAN DE LOKALE BESTUREN VAN 1987 TOT 2002 EURO 600.000.000
BIJDRAGEN PENSIOENEN
500.000.000
18
300.000.000
200.000.000
100.000.000
0 1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
DE PENSIOENSTELSELS VAN DE VASTBENOEMDEN
21
400.000.000
5
Pensioenstelsel van de nieuw aangeslotenen - Pool 2 JAAR
BIJDRAGEN IN EURO
PENSIOENEN IN EURO
RESULTAAT IN EURO
EVOLUTIE VAN HET RESERVEFONDS
GECUMULEERD RESULTAAT IN EURO
1994
770.802,50
649.153,07
121.649,43
121.649,43
1995
1.802.044,08
1.645.209,11
156.834,97
278.484,40
1996
1.390.701,51
1.110.890,71
279.810,80
558.295,20
1997
32.141.141,85
31.510.636,22
630.505,63
1.188.800,83
1998
52.137.773,47
54.283.072,59
-2.145.299,12
-956.498,29
1999
53.592.097,15
64.375.128,64
-10.783.031,49
-11.739.529,78
2000
57.208.624,76
63.865.011,20
-6.656.386,44
-18.395.916,22
2001
59.866.155,30
75.250.376,59
-15.384.221,29
-33.780.137,51
2002
62.252.131,46
89.027.693,60
-26.775.562,14
-60.555.699,65
EURO 10.000.000 0 -10.000.000 -20.000.000 -30.000.000 -40.000.000 -50.000.000 -60.000.000 -70.000.000 1994
1995
1996
1997
1998
1999
PENSIOENSTELSEL VAN DE NIEUW AANGESLOTENEN VAN 1994 TOT 2002 EURO 100.000.000 BIJDRAGEN 90.000.000
PENSIOENEN
80.000.000 70.000.000 60.000.000 50.000.000 40.000.000 30.000.000 20.000.000 10.000.000 0 1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2000
2001
2002
6 de politiehervorming de politiehervorming
6
Op 1 januari 2002 werden in het kader van de politiehervorming 196 lokale politiezones opgericht. Deze politiezones hebben 2 groepen personeelsleden: • personeelsleden afkomstig van het gemeentelijk politiekorps • personeelsleden die overgekomen zijn van de rijkswacht (7.539 in totaal). Drie diensten van de RSZPPO werden geconfronteerd met de gevolgen van de politiehervorming.
6.1
De Dienst Sociale Zekerheid In het jaarverslag 2001 werden een aantal uitdagingen voor het jaar 2002 opgesomd. De volgende vragen moesten een antwoord krijgen: • Zal de instelling van de lokale politie in de politiezones zijn volledige juridische uitwerking krijgen op 1 januari 2002? Vele politiezones zijn pas gecreëerd na 1 januari 2002, maar allen zijn met terugwerkende kracht opgericht met uitwerking op 1 januari 2002. Bijgevolg zijn de gemeenten vanaf het jaar 2002 niet langer verantwoordelijk voor het opmaken van de socialezekerheidsaangifte. Deze verantwoordelijkheid ligt bij de Centrale Dienst voor Vaste Uitgaven (CDVU).
• Zal de socialezekerheidsaangifte voor rekening van de politiezone binnen redelijke termijnen gebeuren? Er werd in de loop van 2002 geen enkele socialezekerheidsaangifte ingediend voor het personeel van de lokale politiezones. Nochtans schrijft de wetgeving voor dat de socialezekerheidsaangifte ingediend moet worden ten laatste op het einde van de maand volgend op het kwartaal waarop ze betrekking heeft. Het is de vraag of het wel opportuun was om de Geen socialeverantwoordelijkheid voor de zekerheidsopmaak van de aangifte te verschuiven van het lokale aangifte in naar het centrale niveau. 2002 voor de Op het lokale niveau was men immers reeds vertrouwd met politiezones de opmaak van een ‘RSZPPOaangifte’. Die expertise had veel problemen kunnen voorkomen. • Wat met de herberekeningen van de bezoldigingen van 2001 volgens het nieuwe personeelsstatuut en de regulariserende socialezekerheidsaangifte? Aangezien de herberekeningen nog niet gebeurd zijn, kon er ook geen regulariserende aangifte ingediend worden.
• De wet van 6 mei 2002 heeft het Fonds voor de Pensioenen van de Geïntegreerde Politie opgericht en voorziet in een aansluiting van rechtswege van alle vastbenoemde politiepersoneelsleden vanaf 1 april 2001. Deze personeelsleden maken dus geen deel meer uit van het gemeenschappelijk pensioenstelsel. Doordat er geen socialezekerheidsaangifte voor het politiepersoneel bestaat, is het niet mogelijk om het bijdragepercentage van het gemeenschappelijk pensioenstelsel vast te leggen. • Het totale bijdragepercentage voor de pensioenen van de geïntegreerde politie is wettelijk vastgelegd op 27,5 %. Aangezien het fonds enkel de last zal dragen van de pensioenen die ingaan na 31 maart 2001 zal het tijdens de eerste jaren van zijn bestaan een ruim positief saldo vertonen. Het beschikbare saldo zal verdeeld worden onder de bestaande pensioenstelsels waartoe de personeelsleden behoorden vóór de politiehervorming. Deze ristorno’s moeten in 2003 voor het eerst uitgevoerd worden. Door het ontbreken van een socialezekerheidsaangifte moet de storting gebeuren op basis van ramingen. • Er kan tenslotte ook geen bijdragebon opgemaakt worden, zodat het recht op terugbetaling van geneeskundige zorgen voor het politiepersoneel vanaf 1 januari 2004 niet kan worden gegarandeerd. Althans indien niet tijdig een socialezekerheidsaangifte wordt verricht.
6.2
De Dienst Gezinsprestaties De RSZPPO is bevoegd om de kinderbijslag uit te betalen vanaf 1 januari 2002 voor de ‘nieuwe rechten’ en vanaf 1 april 2002 voor de ‘voortgezette rechten’. Door de overheveling van 7.539 rijkswachters naar de lokale politiezones werd de dienst verantwoordelijk voor 4.300 bijkomende dossiers. De overdracht van deze dossiers begon in april 2002 maar was eind 2002 nog niet volledig afgerond. Daarnaast moest de dienst de dossiers van de gemeentepolitie waarvoor de RSZPPO reeds bevoegd was, hergroeperen om ze centraal te kunnen beheren. De ex-rijkswachters ontvingen hun kinderbijslag vroeger samen met de wedde, terwijl de RSZPPO de kinderbijslag, conform de wetgeving, uitbetaalt aan de bijslagtrekkende. De controle van de socioprofessionele situatie en van de schoolactiviteit gebeurt via meer gedetailleerde formulieren.
4.300 bijkomende dossiers
Aangezien de politiezones met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002 opgericht werden, vonden er heel wat regularisaties plaats. Op het moment van de overname van het dossier werden alle betrokken partijen, zowel de gemeenten, de politiezones als de rechthebbenden, op de hoogte gebracht.
22 25 DE POLITIEHERVORMING
Het feit dat er voor het jaar 2002 geen socialezekerheidsaangifte is, heeft verstrekkende gevolgen:
6
6.3
De Gemeenschappelijke Sociale Dienst Tot 31 december 2001 konden de personeelsleden en de gepensioneerden van de gemeentepolitie een beroep doen op de Gemeenschappelijke Sociale Dienst (GSD), op voorwaarde dat hun bestuur - op vrijwillige basis - bij de GSD aangesloten was. Wegens de uitbouw van een eigen sociale dienst ten behoeve van de actieve personeelsleden en de gewezen personeelsleden van de geïntegreerde politiedienst, werden 7.931 begunstigde leden van de ex-gemeentepolitie overgenomen door de nieuwe sociale dienst, die als vzw met ingang van 1 januari 2002 werd opgericht (vzw SSDGPI). De RSZPPO int nog wel de bijdrage van 0,15 % voor deze sociale dienst.
Politiezones hebben een eigen Sociale Dienst
De GSD stuurt, naar aanleiding van een nieuwe aanvraag om tussenkomst, de individuele sociale dossiers van de actieve en gepensioneerde begunstigden van de exgemeentepolitie, door naar de vzw SSDGPI.
Bij de oprichting van de sociale dienst van de GPI werd even overwogen om de gepensioneerde leden van de exgemeentepolitie als begunstigden te behouden binnen de GSD omwille van hun verbondenheid met de gemeentelijke administratie, en aangezien ze eventueel al een dossier hadden bij de GSD. Aangezien het politiepersoneel in actieve dienst echter geen bijdragen betaalt voor de GSD, kon de GSD de hulpverlening en financiële tussenkomsten aan de gepensioneerde begunstigden ook niet verder financieren.
7 gezinsprestaties gezinsprestaties
7
7.1
Taakomschrijving De Dienst Gezinsprestaties betaalt de kinderbijslag aan de personeelsleden van de provinciale en plaatselijke besturen. De RSZPPO betaalt sinds kort eveneens kinderbijslag uit aan de mandatarissen van de gemeenten (vanaf 1 januari 2001) en aan de voorzitters van de OCMW’s (vanaf 1 april 2001), als zij geen sociale bescherming genieten in een ander statuut. Onder kinderbijslag verstaan we: • • • • •
de de de de de
basiskinderbijslag verhoogde wezenbijslag bijkomende kinderbijslag geboortepremie adoptiepremie.
Drie personen vervullen een rol bij het vaststellen van het recht op kinderbijslag: • de rechthebbende: de persoon wiens huidige of voorbije beroepsactiviteit of sociale situatie het recht opent • de bijslagtrekkende: de persoon die het kind opvoedt en aan wie om die reden de kinderbijslag wordt uitbetaald • de rechtgevende: de persoon voor wie de kinderbijslag betaald wordt, met andere woorden: het kind. De kinderbijslag wordt maandelijks betaald: • achteraf voor de contractuele personeelsleden en voor de vastbenoemde ambtenaren die na 1 april 2001 voor het eerst kinderbijslag ontvangen • vooraf voor de vastbenoemde ambtenaren van wie het recht op 1 april 2001 reeds vastgelegd was.
7.2
Nieuwe wettelijke en reglementaire bepalingen
7.2.1 Nieuw brevet van
rechthebbende Sinds 1 augustus worden, in het kader van de administratieve vereenvoudiging, de gegevens om het recht op kinderbijslag te bepalen op een nieuwe manier doorgestuurd. Dankzij het nieuwe brevet worden de Nieuw brevet gegevens die noodzakelijk zijn rechtstreeks van het zorgt voor ene kinderbijslagfonds naar administratieve het andere gestuurd. Dit vereenvoudiging moet de continuïteit verzekeren van de uitbetaling bij verandering van kinderbijslagfonds of van regime. Bron: Koninklijk Besluit van 26 juni 2002 – MB van 27 juli 2002.
huwelijk tussen nietsamenwonende ouders die op sociale toeslagen aanspraak kunnen maken Het KB van 16 juli 2002 tot wijziging van het KB van 12 april 1984 bepaalt de voorwaarden waaronder niet samenwonende ouders die nooit gehuwd zijn geweest, recht kunnen openen op een toeslag 42bis of 50ter. Voortaan kan een bijslagtrekkende ouder die gescheiden leeft van en nooit gehuwd was met de andere ouder die rechthebbende is, ook de toeslag ontvangen, als die: • niet gehuwd is en geen feitelijk gezin vormt • niet werkt of slechts een gering inkomen uit een winstgevende activiteit heeft (maximum 239,46 euro per maand) of geen sociale uitkering geniet van meer dan 1.607,58 euro per maand. Vóór 1 augustus 2002 gold die regeling alleen voor niet-samenwonende ouders die gehuwd, echtgescheiden of van tafel en bed gescheiden zijn. Bron: CO 1341 – 04/09/2002 Koninklijk Besluit van 16 juli 2002
7.2.3 Wijziging van de wetgeving in
verband met studenten Juli wordt een maand met onvoorwaardelijk recht op kinderbijslag. De meest gunstige regeling is van toepassing op een rechtgevend kind met de hoedanigheid van student of werkzoekende. Het KB van 9 juli 2002 heeft vanaf 1 augustus 2002 een aantal wijzigingen ingevoerd voor de student en/of werkzoekende. De nieuwe situatie is als volgt: Er is onvoorwaardelijk recht op kinderbijslag voor de maand juli ongeacht de aard en de duur van de activiteit die het kind uitoefent als het kind vóór de vakantie op regelmatige wijze de lessen volgde en er voor de maand juni kinderbijslag verschuldigd was. Dit geldt zowel voor de student die zijn studies verder zet als voor de student die zijn studies stopzet en zich al dan niet inschrijft als werkzoekende. Voor de student die voltijds onderwijs volgt, is het tevens toegelaten om een winstgevende activiteit uit te oefenen: • als deze activiteit uitgeoefend wordt in het kader van een studentenovereenkomst • als deze activiteit minder dan 80 uur per maand uitgeoefend wordt • als deze activiteit uitgeoefend wordt tussen twee periodes van schoolbezoek in (tijdens de kerst-, paas- of zomervakantie) en de student na de vakantie de lessen herneemt.
26 29 GEZINSPRESTATIES
7.2.2 Afschaffing van het begrip
7
Als de student na de vakantie de lessen niet hervat, moet de activiteit uitgeoefend worden in het kader van een studentenovereenkomst of gedurende minder dan 80 uur per maand.
Onvoorwaardelijk recht op kinderbijslag voor studenten in juli
Voor kinderen die onderwijs met een beperkt leerplan of een erkende vorming volgen, moet er na de periode van leerplicht rekening gehouden worden met de maandelijkse loongrens van 416,47 euro.
Voor het kind dat zowel de hoedanigheid heeft van student als van jongere ingeschreven als werkzoekende, is het tevens toegelaten tijdens de laatste schoolvakantie een winstgevende activiteit uit te oefenen tijdens de maand augustus en eventueel in september: • als deze activiteit wordt uitgeoefend in het kader van een studentenovereenkomst • als deze activiteit minder dan 80 uur per maand uitgeoefend wordt. Bron: Koninklijk Besluit dd. 9 juli 2002 tot wijziging van de Koninklijke Besluiten tot uitvoering van artikel 62, §3, §4 en §5 S.W. - CO 1339 dd. 22 juli 2002
7.3
Activiteitenverslag van de Dienst Gezinsprestaties De Dienst Gezinsprestaties bestaat uit acht groepen: drie Nederlandstalige en twee Franstalige groepen, één tweetalige groep en twee groepen voor de speciale rechten. Daarnaast werken vijf ondersteunende cellen. In 2002 hebben zij het volgende gerealiseerd:
7.3.1 Cel Coördinatie De Cel Coördinatie houdt zich bezig met het beheer en de organisatie van het personeel en de groepen. Tweemaal per jaar worden alle bijslagtrekkenden die hun kinderbijslag nog ontvangen via circulaire cheque aangeschreven. De bedoeling van dit schrijven is het gebruik van de zichtrekening aan te moedigen. De werklast van de dossierbeheerders die verminderd was door de inzet van bijkomend personeel, is in 2002 opnieuw gestegen door de toename van het aantal dossiers als gevolg van de politiehervorming. In 2002 werd een systeem op punt gezet dat ervoor moet zorgen dat onze diensten permanent toegankelijk zijn voor de klant.
7.3.4 Cel Invordering
De Cel Juridische Zaken behandelt de geschillendossiers en probleemdossiers. Verder heeft ze een algemeen ondersteunende functie.
De Cel Invordering beheert de schulden vanaf de derde herinnering. Deze cel zorgt voor de opvolging en afhandeling van de saldodossiers.
De Cel Juridische Zaken voerde een peiling uit die als basis diende voor de evaluatie en de verbetering van de interne controleprocedure enerzijds, en voor de nauwkeurigheid en wettelijkheid van de betalingen en van de administratieve praktijk anderzijds.
De Cel Invordering heeft zich vooral ingespannen om de achterstand in te halen. In 2002 werd tweederde van de saldodossiers onderzocht. De helft daarvan werd volledig opgelost.
7.3.3 Cel Opleiding De Cel Opleiding onderzoekt de opleidingsbehoeften. Bovendien verzekert ze de permanente vorming en opleiding van de dossierbeheerders. De Cel Opleiding organiseerde opleidingen voor de dossierbeheerders zodat een correcte uitbetaling van de kinderbijslagen gegarandeerd kon worden. De website werd bij elke verandering van de wetgeving aangepast.
De cel heeft zich ook ingezet om een beleid uit te werken dat saldodossiers voorkomt.
7.3.5 Infocel De Infocel fungeert als tussenpersoon tussen de groepen, de cellen, het Centrum voor Informatieverwerking (CIV) en ARDATIS en zetelt in diverse werkgroepen voor de ontwikkeling en aanpassing van het programma. In 99,5 % van de gevallen kon de kinderbijslag stipt uitbetaald worden. Er werd optimaal gebruik gemaakt van bestaande sociale gegevensbanken: • NRK: het nationaal register van de kinderbijslag voor werknemers • RIO: het register (online) van de mogelijke voorrangsgerechtigde werknemers • LATG: het register van de werknemers van de particuliere sector.
28 31 GEZINSPRESTATIES
7.3.2 Cel Juridische Zaken
7
7.4
AANTAL BIJSLAGTREKKENDE GEZINNEN PER CATEGORIE (DECEMBER 2002)
Statistische gegevens: de RSZPPO als betaler van kinderbijslag
Werknemers en gedeeltelijk werklozen Werklozen (**) Gepensioneerden Mindervaliden
TOTAAL
%
83.459
93,09
3.880
4,33
676
0,75
1.241
1,38
394
0,44
89.650
100,00
9.564
67,90
In 2002 zet de tendens van de voorgaande jaren zich voort. Het aantal rechthebbenden, bijslagtrekkenden en rechtgevende kinderen waarvoor de RSZPPO de kinderbijslag uitbetaalt, blijft stijgen. Bovendien zijn er in 2002 4.300 nieuwe dossiers bijgekomen als gevolg van de politiehervorming.
Wezen
AANTAL RECHTGEVENDE KINDEREN VOLGENS LEEFTIJDSGROEP (DECEMBER 2002)
(*) Gehandicapte rechtgevenden die de bijkomende bijslag van artikel 47 G.W. krijgen. (**) Betreft de werklozen die de gewone kinderbijslag ontvangen tijdens de eerste 6 maanden van hun volledige werkloosheid, of ook daarna indien ze om reden van samenwoonst en/of inkomsten geen recht hebben op de verhoogde kinderbijslag. (***) Betreft de werklozen die meer dan 6 maanden volledig werkloos zijn en aan de vereiste voorwaarden voldoen om de verhoogde kinderbijslag te genieten.
Gepensioneerden
151
1,07
Mindervaliden (*)
1.761
12,50
Wezen Totaal aan verhoogde bedragen Totaal
RECHTGEVENDEN AANTAL %
0-6 jaar
39.323
99,29
281
0,71
39.604
100
6-12 jaar
47.404
98,51
718
1,49
48.122
100
12-18 jaar
54.643
98,46
857
1,54
55.500
100
18-25 jaar
32.239
98,80
392
1,20
32.631
100
962
100,00
0
0,00
962
100
174.571
98.73
2.248
1,27
176.819
100
Totaal
TOTAAL AANTAL
Werklozen (***)
LEEFTIJDSGROEP
25+
GEHANDICAPTEN (*) AANTAL %
Totaal aan gewone bedragen
%
2.609
18,52
14.085
100,00
103.735
100,00
GEZINNEN KINDEREN
EVOLUTIE VAN HET AANTAL GEZINNEN EN KINDEREN DIE KINDERBIJSLAG GENIETEN TEN LASTE VAN DE RSZPPO 180.000 170.000 160.000 150.000 140.000 130.000 120.000 110.000 100.000 90.000 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 1980
1981
1982
1983
1984
1985
1986
1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
Financiële gegevens
7.5
Kinderbijslag van 1987 tot 2002 JAAR
BIJDRAGEN IN EURO
KINDERBIJSLAG IN EURO
EVOLUTIE VAN HET RESULTAAT VAN 1987 TOT 2002
RESULTAAT IN EURO
1987
208.223.886,33
190.682.501,82
30.633.417,41
1988
188.777.924,54
172.378.860,38
16.399.064,15
1989
199.471.167,73
183.202.749,36
16.268.418,36
1990
210.739.854,68
190.040.176,55
20.699.678,14
1991
223.622.434,59
199.658.187,25
23.964.247,33
1992
201.404.176,53
209.370.293,06
-7.966.116,52
1993
255.661.947,60
250.039.340,18
5.622.607,42
1994
297.245.397,44
226.506.390,62
70.739.006,81
1995
315.586.423,59
239.689.582,00
75.896.841,59
1996
318.546.220,34
251.164.073,73
67.382.146,61
1997
301.548.106,74
251.032.232,58
50.515.874,16
1998
310.132.791,75
259.042.096,78
51.090.694,97
1999
303.971.821,70
253.910.226,80
50.061.594,90
2000
308.595.568,75
284.714.356,60
23.881.212,15
2001
321.098.968,99
285.649.354,66
35.449.614,33
2002
316.044.738,17
303.739.266,43
12.305.471,74
EURO 100.000.000
80.000.000
60.000.000
40.000.000
20.000.000
0
-20.000.000 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002
KINDERBIJSLAG VAN 1987 TOT 2002 EURO 350.000.000
BIJDRAGEN KINDERBIJSLAG
300.000.000
30 33 GEZINSPRESTATIES
250.000.000
200.000.000
150.000.000
100.000.000
50.000.000
0 1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
8 sociale zekerheid sociale zekerheid
Taakomschrijving Sinds 1 januari 1986 int de RSZPPO de socialezekerheidsbijdragen van de provinciale en plaatselijke besturen. Daarnaast int zij –in opvolging van de gewezen Omslagkas voor gemeentelijke pensioenen- de pensioenbijdragen voor het gemeenschappelijk pensioenstelsel en het stelsel van de nieuw bij de Rijksdienst aangeslotenen. De RSZPPO stort ook de verschillende premies door ter bevordering van de werkgelegenheid (GECO’s, IBF) en de premies in het kader van de veiligheidscontracten.
Vlaanderen telt 52 % van de aangesloten besturen, Wallonië 44 % en het Brussels hoofdstedelijk Gewest 4 %. Aangezien de gegevens van de lokale politiezones ontbreken, zijn de cijfers van de gemeenten onvolledig en moeilijk te vergelijken. AANTAL WERKNEMERS PER SOORT BESTUUR IN HET VLAAMS GEWEST: 146.922 (2DE KWARTAAL 2002)(*)
PROVINCIES 6.345 DIVERSEN 162
GEMEENTEN 69.380
8.1.1 Werkgevers en werknemers De provinciale en plaatselijke overheidsdiensten aangesloten bij de RSZPPO kunnen worden ingedeeld in: gemeentebesturen, OCMW’s, lokale politiezones, intercommunales, provinciale instellingen, gewestelijke economische instellingen en gemeenschapscommissies.
INTERCOMMUNALES 8.022
OCMW’S 63.013
(*) Aangezien er geen aangifte is, zijn er ook geen cijfers voor de politiezones opgenomen in deze statistiek.
Vlaanderen en Wallonië hebben elk 5 provincies, maar de Vlaamse provincies tellen 34 % van de werknemers en de Waalse provincies 66 %.
SOORT BESTUUR (GROEP)
SOORT WERKGEVER
2001
2002
Gemeenten
Gemeentebesturen en autonome gemeentebedrijven
594
593
OCMW's
OCMW’s, verenigingen van OCMW’s, OCMW-rust- en verzorgingstehuizen, OCMW-ziekenhuizen
631
634
Lokale politiezones
Een- en meergemeentezones
-
196
Intercommunales
Verenigingen van gemeenten (o.a. nutsvoorzieningen, rust- en verzorgingstehuizen, ziekenhuizen)
161
164
Provincies
Provinciebesturen en autonome provinciebedrijven
23
25
Diverse
Gemeenschapsinstellingen, pararegionale instellingen, G.E.R. en G.O.M.
12
12
1.421
1.624
Totaal
32 35 SOCIALE ZEKERHEID
8.1
8
AANTAL WERKNEMERS PER SOORT BESTUUR IN HET WAALS GEWEST: 104.128 (2de KWARTAAL 2002)(*) OCMW’S 28.022
Er is een daling merkbaar van het aantal werknemers in de gemeenten. Deze afname wordt echter ruimschoots gecompenseerd als we de politiezones in rekening brengen: zo’n 30.000 werknemers, waarvan 7.539 exrijkswachters. Vanaf 2002 zijn het immers niet langer de gemeenten die de politie op de aangifte vermelden, maar de politiezones.
INTERCOMMUNALES 19.351 PROVINCIES 12.048
GEMEENTEN 44.643
DIVERSEN 64
AANTAL WERKNEMERS PER SOORT BESTUUR IN 2002 (*) 160.000
Ruim de helft van de intercommunales zijn gevestigd op Waals grondgebied. Zij geven werk aan 63 % van het personeel binnen deze sector. In Vlaanderen stellen 40 % van de werkgevers 26 % van de werknemers tewerk.
140.000
130.640
120.000 102.266
100.000 80.000 60.000
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest levert de helft van de werkgevers en 96 % van de werknemers in de categorie ‘diverse besturen’. Het gaat vooral om instellingen van de gewesten en gemeenschappen.
AANTAL WERKNEMERS PER SOORT BESTUUR IN HET BRUSSELS GEWEST: 36.361 (2DE KWARTAAL 2002)(*) INTERCOMMUNALES 3.577 OCMW’S 11.231
GEMEENTEN 16.617
PROVINCIES 0 DIVERSEN 4.936
(*) Aangezien er geen aangifte is, zijn er ook geen cijfers voor de politiezones opgenomen in deze statistieken.
40.000
30.949 18.394
20.000
5.161 0 GEMEENTEN
OCMW's
INTERCOMMUNALES
PROVINCIES
DIVERSEN
In vergelijking met het voorafgaande jaar is er een stijging van het aantal werknemers in de OCMW’s. Ook bij de intercommunales, de provinciale besturen en de diverse andere besturen is er een toename van het aantal tewerkgestelde personeelsleden. De plaatselijke en provinciale besturen stellen zowel statutair als contractueel personeel tewerk. Niet alleen de socialezekerheidsregeling maar ook het loonbegrip zijn verschillend voor deze beide groepen.
De gesubsidieerde contractuelen vormen een aparte categorie omdat er voor deze groep geen werkgeversbijdragen verschuldigd zijn.
AANTAL WERKNEMERS PER STATUUT IN HET VLAAMS GEWEST: 147.467 (2DE KWARTAAL 2002)(*) NIETVASTBENOEMDEN 38,55 %
8.1.2 De bijdragen Het socialezekerheidsstelsel wordt gefinancierd door de werkgevers- en werknemersbijdragen op het loon van de werknemer. Voor de plaatselijke en provinciale besturen, aangesloten bij de RSZPPO, gelden de volgende bijdragen: BIJDRAGEN VOOR VASTBENOEMDE EN ANDERE WERKNEMERS
GECO’S 20,01 %
VASTBENOEMDEN 41,44 %
VASTBENOEMD WG % WN %
CONTRACTUEEL WG % WN %
Ziekte- en invaliditeitsverzekering 3,80 %
3,55 %
3,80 %
3,55 %
2,35 %
1,15 %
Werkloosheidsverzekering
1,46 %
0,87 %
Pensioenregeling
8,86 %
7,5 %
- sector uitkeringen
AANTAL WERKNEMERS PER STATUUT IN HET WAALS GEWEST: 103.899 (2DE KWARTAAL 2002)(*) NIETVASTBENOEMDEN 44,41 %
Subtotaal Globaal Beheer
VASTBENOEMDEN 36,57 %
5,25 %
Beroepsziektenregeling
0,17 %
Totaal SZ-bijdragen
9,22 %
3,55 %
20,00 %
7,50 %
Loonmatigingsbijdrage
Bijdrage voor werkgevers met meer dan 10 werknemers
NIETVASTBENOEMDEN 51,69 %
GECO’S 5,84 %
VASTBENOEMDEN 42,47 %
(*) Aangezien er geen aangifte is, zijn er ook geen cijfers voor de politiezones opgenomen in deze statistieken.
16,47 % 13,07 % 5,25 % 0,17 %
6,19 %
Inhouding op het (dubbel) vakantiegeld Bijdrage voor het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten (kinderopvang)
AANTAL WERKNEMERS PER STATUUT IN HET BRUSSELS GEWEST: 36.045 (2DE KWARTAAL 2002)(*)
3,55 %
Kinderbijslagregeling
Pensioenbijdrage (Pool 1 & 2) GECO’S 19,03 %
3,80 %
21,89 % 13,07 % 7,31 %
13,07 % 0,05 %
13,07 % 0,05 % 1,69 %
Voor bepaalde werknemerscategorieën, zoals vrijwillige brandweerlieden, studenten, monitoren en geneesheren, gelden evenwel specifieke regels. Het bedrag van de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid en van de vakbondspremiebijdrage wordt jaarlijks vastgelegd. Op de rust- en overlevingspensioenen is een bijzondere solidariteitsinhouding verschuldigd.
34 37 SOCIALE ZEKERHEID
- sector geneeskundige verzorging
8
Onder loon moeten we alle voordelen verstaan (zowel in geld als in natura) die een werknemer van de werkgever ontvangt als gevolg van zijn indienstneming: een (baremieke) wedde, commissies, premies, vakantiegeld, gratis huisvesting… Vergoedingen die een terugbetaling zijn van door de werknemer gemaakte kosten worden niet als loon beschouwd.
De kinderbijslagbijdrage blijft bij de RSZPPO aangezien deze zelf de kinderbijslag uitbetaalt. De bijdragen voor beroepsziekten worden rechtstreeks aan het FBZ (Fonds voor de Beroepsziekten) gestort. De pensioenbijdrage verschuldigd voor het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke besturen (Pool 1) of het stelsel van de nieuw bij de Rijksdienst aangeslotenen (Pool 2) wordt beheerd door de RSZPPO die ook jaarlijks het bijdragepercentage bepaalt.
Het loon waarop de bijdragen berekend wordt, verschilt echter naargelang het statuut van het personeelslid. De kwartaalaangifte vermeldt aan de hand van codes per werknemer het statuut en de loon-en prestatiegegevens. Aan de hand van deze gegevens berekent de RSZPPO zelf de verschuldigde bijdragen en factureert die aan het bestuur. Zo’n 85 % van de aangesloten besturen hebben de RSZPPO de toelating gegeven om zowel de maandelijkse voorschotten als het saldo automatisch van de rekening te nemen. Als een vroegere aangifte gewijzigd moet worden, dient het bestuur een regularisatie in. Elk kwartaal verwerkt de RSZPPO ongeveer 1.740 aangiften. Gemiddeld volgen op elke aangifte 2 tot 3 regularisaties die de eerdere aangifte corrigeren of aanvullen. Sinds 1 juli 1997 verdeelt de RSZPPO de bijdragen niet meer rechtstreeks over de verschillende takken van de sociale zekerheid. In het kader van het Globaal Beheer worden ze gestort aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ), die vervolgens de takken financiert volgens de behoeften. Uitzonderingen zijn de bijdragen voor de sectoren kinderbijslag en beroepsziekten.
De RSZPPO int eveneens de facultatieve bijdrage van 0,15 % wanneer een bestuur aangesloten is bij de Gemeenschappelijke Sociale Dienst.
8.2
Activiteitenverslag van de Dienst Sociale Zekerheid
8.2.1 Activaplan: bevordering van de
tewerkstelling van de langdurig werklozen Het activaplan vervangt vanaf 1 januari 2002 de ‘dienstenbanen’ (‘Smet-banen’) en het ‘banenplan’. Doel van het activaplan is de integratie van langdurig werkzoekenden en werkzoekenden ouder dan 45 jaar op de arbeidsmarkt. Voor deze nieuwe regeling komen zowel de gemeenten, provincies, autonome gemeente- en provinciebedrijven, OCMW’s, OCMW-verenigingen, lokale politiezones als de intercommunales in aanmerking.
Daarnaast blijven ook de doorstromingsprogramma’s van toepassing voor alle RSZPPO-werkgevers.
• een vermindering van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid • een subsidie in de loonkost via een activering van de werkloosheidsuitkering die de werkzoekende op het ogenblik van zijn aanwerving genoot. Deze ‘werkuitkering’ bedraagt voor een voltijds aangeworven werknemer maximaal 500 euro per maand en voor de deeltijdse werknemer een bedrag in verhouding tot de contractueel voorziene wekelijkse arbeidsduur. De toekenning, hoogte en de duur ervan is afhankelijk van drie factoren: • leeftijd: heeft de werknemer op het ogenblik van de indienstneming al dan niet de leeftijd van 45 jaar bereikt? • termijn: hoelang is hij/zij al werkzoekend? • statuut: is hij/zij op het ogenblik van indienstneming een uitkeringsgerechtigde volledig werkloze? Opdat de werkgever van de voordelen van het activaplan zou kunnen genieten, moet de werknemer aangeworven worden met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die ten minste voorziet in een halftijdse tewerkstelling. Verder moet de werknemer in het bezit zijn van een werkkaart van de RVA.
DE WERKLOZEN JONGER DAN 45 JAAR WERKZOEKEND
1 jaar - 2 jaar
BIJDRAGEVERMINDERING
75 % gedurende het kwartaal van aanwerving en de 4 daaropvolgende kwartalen
ACTIVERING VAN DE UITKERING
geen
50 % van het 5e tot en met het 8e kwartaal volgend op het kwartaal van aanwerving ≥ 2 jaar
100 % gedurende het kwartaal van aanwerving en de 4 daaropvolgende kwartalen
voor de maand van aanwerving + de 35 daarop volgende maanden
75 % van het 5e tot en met het 8e kwartaal volgend op het kwartaal van aanwerving
activering van 500 euro per maand voor voltijdse tewerkstelling (pro rata voor deeltijds)
DE WERKLOZEN VAN 45 JAAR EN OUDER WERKZOEKEND
BIJDRAGEVERMINDERING
ACTIVERING VAN DE UITKERING
6 maand - 1 jaar
75 % gedurende het kwartaal van aanwerving en de 4 daaropvolgende kwartalen
voor de maand van aanwerving + de 11 daarop volgende maanden
50 % van het 5e tot het 20e kwartaal volgend op het kwartaal van aanwerving
activering van 500 euro per maand voor voltijdse tewerkstelling (pro rata voor deeltijds)
100 % gedurende het kwartaal van aanwerving en de 4 daaropvolgende kwartalen
voor de maand van aanwerving + de 11 daaropvolgende maanden
75 % van het 5e tot het 20e kwartaal volgend op het kwartaal van aanwerving
activering van 500 euro per maand voor voltijdse tewerkstelling (pro rata voor deeltijds)
100 % gedurende het kwartaal van aanwerving en de 4 daaropvolgende kwartalen
voor de maand van aanwerving + de 35 daaropvolgende maanden
75 % van het 5e tot het 20e kwartaal volgend op het kwartaal van aanwerving
activering van 500 euro per maand voor voltijdse tewerkstelling (pro rata voor deeltijds)
1 jaar - 2 jaar
≥ 2 jaar
Er is een aangepast activaplan van toepassing op werkzoekenden die recht hebben op een leefloon of op financiële maatschappelijke steun.
36 39 SOCIALE ZEKERHEID
Als de werkgever een werknemer tewerkstelt in het kader van het activaplan kan hij onder bepaalde voorwaarden genieten van de volgende twee voordelen:
Volgende voordelen zijn van toepassing:
8
Afhankelijk van de leeftijd van de werknemer en de periode van non-activiteit gelden volgende tussenkomsten:
DE GERECHTIGDEN VAN 45 JAAR EN OUDER WERKZOEKEND
BIJDRAGEVERMINDERING
ACTIVERING VAN HET LEEFLOON OF DE FINANCIËLE MAATSCHAPPELIJKE HULP
6 maand - 1 jaar
75 % gedurende het kwartaal van aanwerving en de 4 daaropvolgende kwartalen
voor de maand van aanwerving + de 11 daaropvolgende maanden
DE GERECHTIGDEN JONGER DAN 25 JAAR WERKZOEKEND
BIJDRAGEVERMINDERING
< 1 jaar
geen
voor de maand van aanwerving + de 35 daaropvolgende maanden
1 jaar - 2 jaar
75 % gedurende het kwartaal van aanwerving en de 4 daaropvolgende kwartalen
voor de maand van aanwerving + de 35 daaropvolgende maanden
50 % van het 5e tot en met het 8e kwartaal volgend op het kwartaal van aanwerving
≥ 2 jaar
100 % gedurende het kwartaal van aanwerving en de 4 daaropvolgende kwartalen
50 % van het 5e tot het 20e kwartaal volgend op het kwartaal van aanwerving
ACTIVERING VAN HET LEEFLOON OF DE FINANCIËLE MAATSCHAPPELIJKE HULP
voor de maand van aanwerving + de 35 daaropvolgende maanden
1 jaar - 2 jaar
≥ 2 jaar
100 % gedurende het kwartaal van aanwerving en de 4 daaropvolgende kwartalen
voor de maand van aanwerving + de 11 daaropvolgende maanden
75 % van het 5e tot het 20e kwartaal volgend op het kwartaal van aanwerving 100 % gedurende het kwartaal van aanwerving en de 4 daaropvolgende kwartalen
voor de maand van aanwerving + de 35 daaropvolgende maanden
75 % van het 5e tot het 20e kwartaal volgend op het kwartaal van aanwerving
75 % van het 5e tot en met het 8e kwartaal volgend op het kwartaal van aanwerving
8.2.2 E-government DE GERECHTIGDEN TUSSEN 25 EN 45 JAAR WERKZOEKEND
1 jaar - 2 jaar
≥ 2 jaar
BIJDRAGEVERMINDERING
75 % gedurende het kwartaal van aanwerving en de 4 daaropvolgende kwartalen
ACTIVERING VAN HET LEEFLOON OF DE FINANCIËLE MAATSCHAPPELIJKE HULP
geen
50 % van het 5e tot en met het 8e kwartaal volgend op het kwartaal van aanwerving 100 % gedurende het kwartaal van aanwerving en de 4 daaropvolgende kwartalen 75 % van het 5e tot en met het 8e kwartaal volgend op het kwartaal van aanwerving
voor de maand van aanwerving + de 35 daaropvolgende maanden
In het kader van de administratieve vereenvoudiging hebben de instellingen van de sociale zekerheid verschillende aangifteprocedures geïnformatiseerd. Het e-governmentproject heeft als doel de dienstverlening te optimaliseren door de communicatie tussen overheidsinstellingen, andere openbare diensten, ondernemingen en burgers te verbeteren. De elektronische gegevensuitwisseling moet de administratieve papierwinkel reduceren en op termijn zelfs vervangen. Een eenduidig begrippenapparaat moet er voor zorgen dat de gegevens die één instelling van sociale zekerheid inzamelt (bijvoorbeeld via de multifunctionele aangifte), ook bruikbaar zijn voor de andere instellingen van sociale zekerheid.
Concreet wil e-government: • dat het aantal aangifteformulieren vermindert • dat er op minder ogenblikken een aangifte moet worden ingediend • dat er minder tijd nodig is om de nog overblijvende aangifteformulieren in te vullen.
DIMONA, DMFAPPL en ASR Het project omvat drie grote onderdelen die in de periode 2003 – 2005 gerealiseerd moeten worden: onmiddellijke aangifte van tewerkstelling (indiensttreding of uitdiensttreding), gekoppeld aan de consultatie van een elektronisch personeelsbestand
vrijwillige instap vanaf 1.10.2002
DMFAPPL
multifunctionele kwartaalaangifte voor sociale zekerheid
1.1.2004
ASR
aangifte sociaal risico (o.a. arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, …)
stapsgewijs vanaf 1.1.2003 (- 1.1.2005)
verplicht vanaf 1.1.2003
• het Rijksregister beheert de identificatiegegevens • de instellingen die belast zijn met de inning van de socialezekerheidsbijdragen bewaren de informatie met betrekking tot de loonen arbeidstijdgegevens (LATG) • alle andere informatie is ondergebracht bij de instelling die de informatie in kwestie het meest nodig heeft. Het Contactcenter Eranova biedt aan de werkgevers online bijstand aan via telefoon en e-mail. Men kan er terecht voor algemene informatie over de nieuwe elektronische diensten, maar ook voor specifieke vragen over de aangiften die via de portaalsite (www.sociale-zekerheid.be) ingediend worden. Ook de portaalsite zelf biedt de nodige documentatie aan: doelstellingen, instructies, technische glossaria, simulaties…
Informatiecampagne In 2002 werd e-government op verschillende fronten voorbereid. Een beveiligd netwerk tussen de instellingen van de sociale zekerheid moet de elektronische gegevensuitwisseling mogelijk maken. Dankzij het gebruik van een unieke identificatiesleutel per sociaal verzekerde kan de Kruispuntbank fungeren als verkeerswisselaar.
In 2002 lanceerde de RSZPPO een informatiecampagne rond het e-governmentproject. Een eerste initiatief waren de informatiesessies, eerst in maart voor de regionale rekencentra, daarna ook in mei en juni voor de RSZPPO-besturen. Tijdens deze bijeenkomsten werden DIMONA, DMFA en ASR uitgebreid toegelicht en konden de toehoorders vragen stellen. Om de invoering van DIMONA te begeleiden werd in het najaar van 2002 een DIMONA-cel opgericht, die vragen over e-government en over DIMONA in het bijzonder beantwoordt.
38 41 SOCIALE ZEKERHEID
DIMONA
In grote lijnen worden de gegevens als volgt bewaard:
8
Verder ontvangen de besturen en rekencentra de nodige documentatie: mededelingen, instructies, het glossarium en de DIMONA-brochure. Deze documenten zijn ook permanent ter beschikking op de RSZPPO-website (www.rszppo.fgov.be) en/of op de portaalsite van de sociale zekerheid (www.sociale-zekerheid.be).
Het grote voordeel van het nieuwe systeem is de tijdswinst zowel bij het verzenden als bij het verwerken van de aangifte. Ontvangstbewijzen en controlelijsten worden bovendien automatisch teruggestuurd naar de verzender. Hierdoor kan die veel sneller reageren op eventuele fouten. Bestandsoverdracht kan via verschillende toepassingen gebeuren: FTP, Publilink, Vera en MQSeries/MQLink. De RSZPPO heeft geopteerd voor MQSeries omwille van de veiligheid en betrouwbaarheid van de toepassing.
MQSeries Het doorsturen van gegevens kan op drie manieren gebeuren:
via de vocale server (cf. phone banking)
voor kleine volumes
DIMONA
via de portaalsite van de sociale zekerheid
voor kleine volumes
DIMONA, consultatie personeelsbestand
via bestandsoverdracht (= file transfer)
voor grote volumes
DIMONA, ASR en DMFAPPL
Voor de ASR blijven in een eerste fase ook de papieren aangiften mogelijk. Op 1 januari 1992 startte de RSZPPO reeds met het pilootproject ‘Databank lonenprestaties’. De socialezekerheidsaangifte kon sindsdien gebeuren via magnetische drager (band, cassette, diskette). Sinds het vierde kwartaal 2001 is ook bestandsoverdracht, op basis van gestructureerde berichten, mogelijk.
MQLINK
De overdracht via MQSeries verloopt in de praktijk als volgt: de kwartaalaangifte van een bestuur bereikt via MQLink, een Visual Basic-toepassing, het communicatiekanaal van de remote client. Vervolgens wordt ze, na het automatisch opzetten van de telecommunicatieverbinding, onder een uniek lotnummer weggeschreven in een gereserveerde Queue. Langs elektronische weg krijgt de verzender een ontvangstbewijs. De elektronische aangifte heeft de aangifte op papier, band en cassette bijna volledig vervangen.
AANTAL AANGEGEVEN WERKNEMERS PER TYPE DRAGER
AANTAL AANGIFTEN PER TYPE DRAGER 900
160.000
800
140.000
700
120.000
600
100.000
500 80.000 400 60.000
300 200
40.000
100
20.000 0
0 2001/1
2001/2
PAPIER BAND
Elektronische aangifte verder in opmars
2001/3
2001/4 2002/1
CASSETTE DISKETTE
2002/2
2002/3
2002/4
ELEKTRONISCH
2000/4
2001/1 2001/2
PAPIER BAND
2001/3
CASSETTE DISKETTE
2001/4 2002/1
2002/2
2002/3 2002/4
ELEKTRONISCH
De aangifte op diskette bleek in het 4de kwartaal van 2002 nog goed voor een 600-tal aangiften. Bestandsoverdracht is sinds het 2de kwartaal van 2002 echter koploper met bijna 800 aangiften (ca. 50 %).
Dit overwicht is minder uitgesproken als we het aantal aangegeven werknemers in aanmerking nemen: 39 % van de werknemers worden via MQSeries aangegeven, 37 % via diskette, 17 % via band en 6 % via cassette.
40 43 SOCIALE ZEKERHEID
2000/4
8
8.3
Statistische gegevens Het aantal bijdrageplichtige werknemers tijdens het 2de kwartaal 2002 volgens geslacht (*)(**) GESLACHT
AANTAL WERKNEMERS
Vrouwen
175.080
Mannen
112.331
Totaal
287.411
MANNEN 39,00 %
VROUWEN 61,00 %
Het aantal bijdrageplichtige werknemers tijdens het 2de kwartaal 2002 volgens type werkgever en statuut TYPE WERKGEVER
VASTBENOEMDEN
GECO'S
NIET-VAST BENOEMDEN
TOTAAL
Gemeenten
52.385
33.944
44.211
130.541
OCMW's
34.908
15.044
52.686
102.637
Intercommunales
13.304
1.392
15.840
30.536
Provincies
11.161
552
6.877
18.590
2.593
388
2.127
5.108
114.350
51.320
121.741
287.411
Diversen Totaal
GEMEENTEN
INTERCOMMUNALES NIETVASTBENOEMDEN 51,87 % GECO’S 4,56 %
VASTBENOEMDEN 43,57 %
PROVINCIES
NIETVASTBENOEMDEN 33,87 % GECO’S 26,00 %
(*)(**)
NIETVASTBENOEMDEN 36,99 % GECO’S 2,97 %
VASTBENOEMDEN 40,13 %
OCMW’S
VASTBENOEMDEN 60,04 %
DIVERSEN
NIETVASTBENOEMDEN 51,33 % GECO’S 14,66 %
NIETVASTBENOEMDEN 41,65 %
VASTBENOEMDEN 34,01 %
(*) Alle statistieken zijn een extrapolatie van de basisgegevens in het bezit van de RSZPPO, waarbij gegevens die een vertekening kunnen vormen (bv. 2 halftime tewerkstellingen bij verschillende werkgevers) uitgefilterd werden.
GECO’S 7,59 %
VASTBENOEMDEN 50,76 %
(**) Aangezien gegevens van de lokale politiezones ontbreken, zijn de cijfers van de gemeenten onvolledig en moeilijk te vergelijken.
Het aantal bijdrageplichtige werknemers tijdens het 2de kwartaal 2002 volgens werkgever en gewest TYPE WERKGEVER
VLAAMS GEWEST
BRUSSELS H. GEWEST
WAALS GEWEST
TOTAAL
Gemeenten
69.380
16.617
44.643
130.640
OCMW's
63.013
11.231
28.022
102.266
Intercommunales
8.022
3.577
19.351
30.949
Provincies
6.345
0
12.048
18.394
162
4.936
64
5.161
146.922
36.360
104.129
287.411
Diversen Totaal
BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST DIVERSEN 13,58 % PROVINCIES 0,00 %
INTERCOMMUNALES 9,84 %
VLAAMS GEWEST
GEMEENTEN 45,70 %
OCMW’S 30,89 %
WAALS GEWEST GEMEENTEN 42,87 %
GEMEENTEN 47,22 %
DIVERSEN 0,11 %
DIVERSEN 0,06 %
PROVINCIES 4,32 %
PROVINCIES 11,57 %
OCMW’S 42,89 % INTERCOMMUNALES 5,46 %
OCMW’S 26,91 %
INTERCOMMUNALES 18,58 %
Het aantal bijdrageplichtige werknemers tijdens het 2de kwartaal 2002 bij de provinciale en plaatselijke besturen per gewest VLAAMS GEWEST
BRUSSELS H. GEWEST
WAALS GEWEST
TOTAAL
Plaatselijke besturen
140.617
36.372
91.983
268.972
Provinciale besturen
6.361
0
12.078
18.439
146.978
36.372
104.061
287.411
Totaal
PLAATSELIJKE BESTUREN
42 45 SOCIALE ZEKERHEID
TYPE WERKGEVER
PROVINCIALE BESTUREN
WAALS GEWEST 34,20 %
BRUSSELS H. GEWEST 13,52 %
VLAAMS GEWEST 52,28 %
BRUSSELS H. GEWEST 0,00 % VLAAMS GEWEST 34,50 %
WAALS GEWEST 65,50 %
8
Het aantal bijdrageplichtige werknemers tijdens het 2de kwartaal 2002 volgens geslacht en statuut GESLACHT
VASTBENOEMDEN
GECO’S
Vrouwen
58.749
30.583
85.677
Mannen
55.672
20.801
35.929
114.421
51.384
121.607
Mannen en vrouwen
NIET-VASTBENOEMDEN
Het aantal bijdrageplichtige werknemers tijdens het 2de kwartaal 2002 volgens gewest en statuut STATUUT
VLAAMS GEWEST
BRUSSELS H. GEWEST
Vastbenoemden
61.111
15.307
37.991
GECO's
29.502
2.107
19.768
Niet-vastbenoemden
56.854
18.631
46.139
147.467
36.045
103.899
Totaal
VROUWEN
VASTBENOEMDEN
NIETVASTBENOEMDEN 48,96 %
WAALS GEWEST 33,21 %
GECO’S 17,48 %
BRUSSELS H. GEWEST 13,38 %
VASTBENOEMDEN 33,57 %
MANNEN
VLAAMS GEWEST 53,41 %
GECO’S
NIETVASTBENOEMDEN 31,97 %
GECO’S 18,51 %
WAALS GEWEST
WAALS GEWEST 38,48 %
VASTBENOEMDEN 49,53 %
MANNEN EN VROUWEN
BRUSSELS H. GEWEST 4,10 %
VLAAMS GEWEST 57,42 %
NIET-VASTBENOEMDEN
NIETVASTBENOEMDEN 42,31 %
WAALS GEWEST 37,94 %
GECO’S 17,88 %
BRUSSELS H. GEWEST 15,32 %
VASTBENOEMDEN 39,81 %
VLAAMS GEWEST 46,75 %
Het aantal bijdrageplichtige werknemers tijdens het 2de kwartaal 2002 volgens functie en geslacht VROUWEN MANNEN FUNCTIE
VROUWEN
MANNEN
TOTAAL
Administratie
49.893
25.272
75.165
Werklieden
50.399
57.177
107.576
Medici
56.506
8.368
64.874
Onderwijs
6.587
2.165
8.752
Technici
1.691
6.880
8.571
101
6.107
6.208
9.077
7.188
16.265
Brandweer Andere
70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 ADMINISTRATIE
WERKLIEDEN
MEDICI
ONDERWIJS TECHNICI
BRANDWEER
ANDERE
Het aantal bijdrageplichtige werknemers tijdens het 2de kwartaal 2002 volgens leeftijdsgroep en statuut Niet-vastbenoemden
<18
18-25
26-30
31-35
36-40
41-45
46-50
51-55
56-60
61-65
>65
TOTAAL
644
17.776
19.893
19.100
19.354
17.300
13.083
8.603
4.256
1.075
523
121.607 114.420
Vastbenoemden
-
560
3.744
8.175
13.892
23.221
25.409
22.457
14.994
1.949
19
GECO’s
-
2.649
5.359
7.463
10.804
10.205
7.423
4.774
2.294
413
-
51.384
Totaal
644
20.985
28.996
34.738
44.050
50.726
45.915
35.834
21.544
3.437
542
287.411
EURO 30.000
NIET-VASTBENOEMDEN VASTBENOEMDEN GECO’S
44 47 SOCIALE ZEKERHEID
25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 <18
18-25
26-30
31-35
36-40
41-45
46-50
51-55
56-60
61-65
>65
8
Financiële gegevens
8.4
Sociale Zekerheid van 1992 tot 2002 - Algemeen stelsel JAAR
ONTVANGEN BIJDRAGEN IN EURO
1992
747.990.877,91
1993
796.629.032,40
1994
974.244.196,52
1995
1.127.470.104,86
1996
1.154.978.769,75
1997
1.108.163.363,07
1998
1.174.981.746,71
1999
1.180.744.816,22
2000
1.298.029.997,00
2001
1.348.085.414,86
2002
1.370.898.896,32
EVOLUTIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSBIJDRAGEN VAN 1992 TOT 2002 EURO 1500000
1250000
1000000
750000
500000
250000
0 1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
9 inspectie inspectie
9
9.1
Taakomschrijving
Omdat er binnen de Inspectiedienst niemand Duitstalig is, werd de systematische controle van de Duitstalige besturen uitgevoerd in samenwerking met de Zowel controles Gemeenschappelijke uitvoeren als Sociale Dienst.
De Inspectiedienst voert zowel voor de Dienst Gezinsprestaties als voor de Dienst Sociale Zekerheid opdrachten uit.
advies geven 9.2
In het kader van haar begeleidende taak heeft de Inspectiedienst ook 67 ondersteunende controles verricht. In de meeste gevallen ging het om besturen die regelmatig dezelfde problemen ondervonden bij de opmaak van hun aangifte of regularisatie.
Activiteitenverslag van de Inspectiedienst
9.2.1 Opdrachten voor de Dienst
Sociale Zekerheid De Inspectiedienst heeft in 2002 bij de aangesloten besturen 476 zogenaamde systematische controles uitgevoerd met betrekking tot de socialezekerheidsaangifte. 2002
Gecontroleerde besturen Gecontroleerde werknemers
476 67.912
Niet alleen de loongegevens worden op systematische wijze gecontroleerd, maar ook de prestatiegegevens gezien hun impact op verschillende sociale uitkeringen (ziekteuitkeringen, pensioen, kinderbijslag…). Via deze systematische controle heeft de inspectie in 2002 18 miljoen euro bijkomende bijdragen geïndentificeerd en geind. Een bestuur krijgt gemiddeld om de vier jaar een dergelijke controle.
De Inspectiedienst werd in 2002 20 keer ingeschakeld voor een ambtshalve opmaak van aangiften op kosten van het bestuur omdat dit bestuur niet bij machte bleek om een (correcte) socialezekerheidsaangifte of regularisatie in te dienen. De Inspectiedienst heeft aan 195 politiezones een bezoek gebracht naar aanleiding van hun oprichting in 2002. De inspecteurs hebben de werking van de RSZPPO toegelicht en ook alle administratieve gegevens verzameld in verband met de politiezone. In samenwerking met de Dienst Sociale Zekerheid en met enkele grote sociale secretariaten (Cevi, Cipal, Schaubroeck, Ciger…) werden informatiesessies georganiseerd over het e-government project (en over DIMONA in het bijzonder).
9.2.2 Opdrachten voor de Dienst
De Inspectiedienst stelt een toename vast van het aantal geschillen die aan de rechtbanken voorgelegd worden.
In 2002 verrichtte de Inspectiedienst in totaal 725 bezoeken voor 346 opdrachten op vraag van de Dienst Gezinsprestaties. Deze opdrachten worden uitgeschreven omdat er vragenlijsten ontbreken, er nog een openstaande schuld is of om de gezinssamenstelling te onderzoeken. 2002
%
83
24 %
157
45 %
Algemene opdrachten Formulieren Saldi
106
31 %
Totaal
346
100 %
9.2.3 Bijzondere opdrachten Omwille van hun specifieke deskundigheid werd in 2002 op diverse mensen van de Inspectiedienst een beroep gedaan: • voor de organisatie van de provinciale vergaderingen naar aanleiding van het 50-jarig bestaan van de RSZPPO • voor de vertaling van diverse nota’s onder meer in het kader van de DMFA-handleiding • voor de redactie van het jaarverslag 1999-2001. In 2002 hebben Luik en Oostende zich aangesloten bij het nieuwe pensioenstelsel van de RSZPPO. De Inspectiedienst was betrokken bij de voorbereiding van het dossier en werkte daarvoor samen met de Administratie der Pensioenen.
Dit is bijvoorbeeld het geval voor een aantal schoonmaaksters die volgens het bestuur werken met een aannemingsovereenkomst. Er werd een nieuwe procedure uitgewerkt voor het verhoor en het proces-verbaal, die de toetsing met de rechtspraak moet kunnen doorstaan. Andere geschillen hadden dan weer betrekking op de pensioenboete die verschuldigd is bij uittreding uit het gemeenschappelijk pensioenstelsel. In 2002 werd de Inspectiedienst door het Rekenhof doorgelicht op het vlak van de problematiek van de schijnzelfstandigen. Het Rekenhof prees naar aanleiding hiervan de manier waarop de systematische controles georganiseerd zijn.
48 51 INSPECTIE
Gezinsprestaties
10 gemeenschappelijke sociale dienst gemeenschappelijke sociale dienst
Het aantal aangesloten besturen stijgt
Taakomschrijving De Gemeenschappelijke Sociale Dienst (GSD) werd in 1972 opgericht binnen de RSZPPO en heeft zich sinds haar ontstaan steeds weten aan te passen aan de noden van de aangesloten besturen. De besturen die gebruik willen maken van de diensten van de GSD betalen daarvoor een bijdrage van 0,15 % op de loonmassa. Alle bijdragen komen terecht in een gemeenschappelijk fonds en worden herverdeeld volgens de sociale behoeften van de begunstigden.
Sinds haar oprichting heeft de GSD een permanente stijging gekend van het aantal besturen en begunstigden. In 2002 daalt het aantal begunstigden wegens de uittreding van de politie naar aanleiding van de politiehervorming en de oprichting van een eigen sociale dienst voor de politie. Ten gevolge van deze van de Politiehervorming hervorming regering heeft de GSD in speelt Sociale 2002 om en bij de 8.000 begunstigden verloren. Dienst parten Dit uitzonderlijke feit heeft echter niet belet dat de GSD nog nieuwe aangeslotenen heeft kunnen aantrekken.
De begunstigden zijn zowel de actieve als de (niet-bijdrageplichtige) gepensioneerde personeelsleden van de aangesloten besturen. De GSD levert de volgende diensten:
BEGUNSTIGDEN EN BESTUREN
• de maatschappelijk assistenten bemiddelen via sociale tegemoetkomingen, huisbezoeken, zitdagen, infosessies… • de GSD kent automatisch premies toe: • naar aanleiding van huwelijk, geboorte, pensionering… • voor de vakanties van kinderen • voor mindervalide kinderen • de GSD geeft de besturen de mogelijkheid om bij OMOB een collectieve hospitalisatieverzekering af te sluiten • de vakantiedienst Pollen (vzw) biedt reizen en vakantieverblijven aan.
112.000
96.000
105.356
105.638
932
938
942 93.537
1.000 900 800
80.000
700 600
64.000
48.000
53
400 300
32.000
200 16.000 100 0
0 2000
2001
AANTAL AANGESLOTEN BESTUREN GSD AANTAL BEGUNSTIGDEN GSD
2002
50
500
GEMEENSCHAPPELIJKE SOCIALE DIENST
10.1
10
10.2
Activiteitenverslag van de Gemeenschappelijke Sociale Dienst
Het bedrag aan niet-automatische tegemoetkomingen is in 2002 blijven dalen. De verklaring hiervoor is ongetwijfeld de uittreding van 7.931 begunstigden van de politiediensten en het groter aantal begunstigden dat een hospitalisatieMedische verzekering afgesloten kosten slorpen heeft.
10.2.1 De niet-automatische
tegemoetkomingen
het grootste deel van het budget op
De toekenning van een niet-automatische tegemoetkoming gebeurt op basis van een dossier dat samengesteld wordt door een maatschappelijk assistent. De aanvraag wordt voor akkoord voorgelegd aan het Beperkt Comité dat samengesteld is uit een afvaardiging van het Beheerscomité.
De tegemoetkomingen in de medische kosten blijven het grootste deel van het budget opslorpen.
TEGEMOETKOMINGEN IN GEVAL VAN 2000
In welbepaalde gevallen wordt de aanvraag doorverwezen naar het Technisch Comité (waarvan de leden benoemd zijn bij koninklijk besluit) dat advies uitbrengt. Het Beheerscomité neemt de uiteindelijke beslissing.
2001
14,14 %
14,12 %
13,69 %
Medische kosten
51,17 %
55,68 %
55,90 %
Rusthuisopname
1,76 %
1,59 %
1,32 %
Overstromingen
0,076 %
0,08 %
0,20 %
Uitzonderlijke omstandigheden o.a. studiekosten
27,19 %
23,80 %
25,07 %
4,59 %
4,74 %
3,82 %
1.125.190,57
1.030.674,47
970.564,41
Overlijden Totaal (100 %)
WEG DIE EEN AANVRAAG VOOR EEN NIET-AUTOMATISCHE TEGEMOETKOMING AFLEGT
ONTMOETING MET EEN MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT VAN DE GSD
DOSSIER
BEPERKT COMITÉ
2002
Hospitalisatie
(TECHNISCH COMITÉ)
BEHEERSCOMITÉ
EVOLUTIE VAN DE NIET-AUTOMATISCHE TEGEMOETKOMINGEN EURO 1.400.000
1.200.000
1.000.000
800.000
600.000
400.000
200.000
0 1984
1985
1986
1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
10.2.2 Automatische premies De automatische premies worden op eenvoudig verzoek toegekend naar aanleiding van bepaalde familiale of professionele gebeurtenissen. Het volstaat om binnen de 18 maanden een aanvraag in te dienen. Zodra de Dienst Gezinsprestaties van de RSZPPO op de hoogte is van een geboorte en als het bestuur aangesloten is bij de GSD, Een derde van wordt de geboortepremie echter spontaan uitbetaald de premies is zonder bijkomende voor familiale formaliteiten.
vakanties bestemd
De GSD betaalt de volgende premies of tegemoetkomingen:
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
• afscheidspremie bij pensionering: • 40,00 euro voor 5 tot 10 jaren dienst • 80,00 euro vanaf 10 jaren dienst • huwelijkspremie: 80,00 euro • geboortepremie: 40,00 euro • tegemoetkoming voor mindervalide kinderen: 80,00 euro • tegemoetkoming voor familiale vakanties via Pollen: 4,00 euro/dag met een maximum van 40,00 euro per kind jonger dan 18 en per jaar. PREMIES 2000
2001
2002
Voor familiale vakanties
27 %
32 %
30 %
Voor mindervalide kinderen
16 %
13 %
12 %
Geboortepremie
25 %
22 %
26 %
Huwelijkspremie
15 %
16 %
14 %
Afscheidspremie
17 %
17 %
18 %
361.664,00
405.284,00
404.101,00
Totaal in euro
52 55 GEMEENSCHAPPELIJKE SOCIALE DIENST
1983
10
10.2.3 Collectieve verzekering
‘verzorgingskosten bij hospitalisatie en ernstige ziekte’ De GSD heeft na een uitgebreide marktconsultatie een overeenkomst afgesloten met OMOB voor de collectieve verzekering ‘verzorgingskosten bij hospitalisatie of ernstige ziekte’. Daardoor kunnen de bij de GSD aangesloten besturen nu een polis afsluiten zonder dat ze verplicht zijn om zelf een dergelijk marktonderzoek te doen.
In 2002 waren 96.886 verzekerden direct of indirect aangesloten bij OMOB. Deze sterke stijging is te verklaren door de verplichting die de lokale besturen in Vlaanderen sinds 2002 hebben om een gratis ‘hospitalisatieverzekering’ voor hun personeelsleden af te sluiten. AANGESLOTEN BESTUREN EN VERZEKERDEN
Alleen de toetreding van het bestuur tot de collectieve verzekering bij OMOB wordt door de GSD geregeld, terwijl sinds 2002 alle aanvragen rechtstreeks door OMOB behandeld worden.
2000
Aangesloten besturen Aantal verzekerden
AANGESLOTEN BESTUREN EN VERZEKERDEN
2001
2002
706
734
787
58.667
64.744
96.886
AANTAL AANGESLOTEN VERZEKERDEN AANTAL AANGESLOTEN BESTUREN
900
120.000
800 100.000 700 600
80.000
500 60.000 400 300
40.000
200 20.000 100 0
0 1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
10.2.4 Vakantiedienst ‘Pollen’ De vzw ‘Sociale dienst van de plaatselijke en gewestelijke overheidsdiensten’ biedt via de vakantiedienst ‘Pollen’ vele mogelijkheden aan voor een vakantie in binnen- of buitenland aan interessante voorwaarden. De vzw is eigenaar van appartementen aan de kust en chalets in de Ardennen, die tegen gunstige voorwaarden ter beschikking staan van de begunstigden van de GSD. De brochure ‘Pollen’ geeft jaarlijks een overzicht van alle vakantiebestemmingen. Ook de belangrijkste touroperators en enkele vakantieverblijven waarmee een contract afgesloten werd, komen in dat aanbod voor. De GSD kent een vakantiepremie toe van 4,00 euro per dag voor elk kind (tot 18 jaar) dat deelneemt aan een vakantie geboekt via de vakantiedienst ‘Pollen’. De toelage bedraagt maximum 40,00 euro per jaar en per kind.
AANGESLOTEN BESTUREN EN BEGUNSTIGDEN 2000
2001
2002
55,62 %
53,78 %
51,50 %
Administratie en maatschappelijk werk 32,62 %
36,71 %
43,55 %
9,51 %
4,95 %
Tegemoetkomingen Promotie van vakanties Totaal (100 %)
11,76 %
2.673.221,38 2.670.070,75 2.435.241,87
UITGAVEN 2000-2001-2002
AUTOMATISCHE PREMIES 14 %
SOCIALE TUSSENKOMSTEN 40 %
PROMOTIE VAN VAKANTIES 9%
ADMINISTRATIE & MAATSCHAPPELIJK WERK 37 %
10.4
Projecten van de GSD voor 2003
10.4.1 De tijdslimiet voor de
Verdeling van de uitgaven De uitgaven van de GSD zijn onder te verdelen in drie grote posten: de diverse tegemoetkomingen (zowel de sociale tussenkomsten als de automatische premies), de promotie van vakanties en de kost voor administratie en maatschappelijk werk.
behandeling van aanvragen Volgens de beheersovereenkomst met de staat moet de GSD het tijdsbestek waarin de aanvragen behandeld worden, verder inkorten. Voor het jaar 2002 heeft de GSD de doelstellingen gerealiseerd. Bijna alle aanvragen voor automatische premies werden in minder dan drie weken behandeld en de niet-automatische tegemoetkomingen in minder dan twee maanden. In 2003 zou dat voor de automatische premies in twee weken moeten kunnen.
54 57 GEMEENSCHAPPELIJKE SOCIALE DIENST
10.3
10
10.4.2 De vernieuwing van het
10.5
informaticaprogramma In 2002 werd in de GSD een experiment gestart om de informatica en de werkmethode te hervormen. Dankzij de ontwikkeling van een nieuw informaticaprogramma kan de GSD: • onmiddellijk over de gegevens van de aangeslotenen beschikken • de gegevens beter beheren via een elektronisch dossier • efficiënter werken. De opstart van het programma heeft in de loop van 2002 een belangrijke inspanning gevraagd van het CIV (in samenwerking met het bedrijf ATOS) en van de GSD. Opdat het programma optimaal zou voldoen aan de vereisten van de dienst, werden er regelmatig vergaderingen georganiseerd met de programmeurs. Verder
informatiseren voor een nog snellere dienstverlening
In 2002 werd het bestaande programma geëvalueerd en werd omschreven waaraan het nieuwe programma moet voldoen. Het programma moet eind 2003 in gebruik zijn.
Financiële gegevens GEMEENSCHAPPELIJKE SOCIALE DIENST VAN 1987 TOT 2001
JAAR
BIJDRAGEN
TEGEMOETKOMINGEN
RESULTAAT
GECUMULEERD RESULTAAT
1987
1.465.473,76
1.353.451,37
112.022,39
550.300,60
1988
1.703.012,48
1.695.402,77
7.609,71
557.910,31
1989
2.211.375,36
2.077.735,62
133.639,74
691.550,05
1990
1.611.989,12
1.380.896,90
231.092,22
922.642,27
1991
1.743.212,80
1.452.427,52
290.785,28
1.213.427,55
1992
1.768.060,11
1.666.137,17
101.922,94
1.315.350,49
1993
1.842.366,81
1.938.658,08
-96.291,27
1.219.059,22
1994
2.063.927,30
2.225.895,03
-161.967,73
1.057.091,49
1995
2.329.836,34
2.491.651,37
-161.815,03
895.276,46
1996
2.538.858,55
2.242.133,82
296.724,73
1.192.001,19
1997
2.598.481,43
2.359.400,82
239.080,61
1.431.081,80
1998
2.529.051,81
2.599.021,44
-69.969,63
1.361.112,17
1999
2.918.254,46
2.946.966,30
-28.711,84
1.332.400,33
2000
3.091.654,61
2.673.221,38
418.433,23
1.750.833,56
2001
3.105.682,64
2.670.070,75
435.611,89
2.186.445,45
2002
3.556.012,15
2.435.241,87
1.198.121,38
3.384.566,83
438.278,21
GEMEENSCHAPPELIJKE SOCIALE DIENST VAN 1987 TOT 2001
BIJDRAGEN TEGEMOETKOMINGEN
EURO 4.000.000,00 3.500.000,00 3.000.000,00 2.500.000,00
2.000.000,00 1.500.000,00 1.000.000,00 500.000,00 0,00 1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
EVOLUTIE VAN HET RESERVEFONDS VAN 1987 TOT 2001 EURO 4.000.000,00 3.500.000,00
56 59 GEMEENSCHAPPELIJKE SOCIALE DIENST
3.000.000,00 2.500.000,00
2.000.000,00 1.500.000,00 1.000.000,00 500.000,00 0,00 1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
11 rekeningen en balans rekeningen en balans
Samenvatting van de rekeningen van het dienstjaar BALANS IN EURO N°
ACTIVA
1
Materiële vastleggingen
2
Vastliggende financiële waarden
3
Financieel omzetbaar
4
Financieel beschikbaar
5
Debiteuren
6
Overgangsrekeningen
7
Schuldvorderingen tegenover Belgische instellingen voor
2000
2001
2002
17.257.927,59
16.348.140,43
16.017.514,94
7.785,02
9.540,55
13.573,35
1.018.621.396,68
1.211.264.964,49
1.454.989.463,82
207.202.755,49
289.901.690,83
139.246.019,08
18.084.427,35
35.319.566,98
18.999.385,81
132.243.979,83
256.045.228,57
136.321.356,81 43.121.491,70
sociale zekerheid onderworpen aan de wet van 16/03/1954 Totaal
N°
1.393.418.271,96
PASSIVA
10 Reservefonds
2000
1.808.889.131,85
2001
1.808.708.805,51
2002
1.053.708.747,49
1.226.560.341,25
1.181.378.730,96
250.272.577,05
441.180.381,14
446.916.057,13
14 Overgangsrekeningen
15.728.750,89
18.252.750,97
21.083.137,35
15 Schulden tegenover Belgische instellingen voor sociale
73.708.196,53
122.895.658,49
159.330.880,07
13 Crediteuren
61
zekerheid onderworpen aan de wet van 16/03/1954 Totaal
58
1.393.418.271,96
1.808.889.131,85
1.808.708.805,51
REKENINGEN EN BALANS
11.1
11
DETAIL VAN HET RESERVEFONDS IN EURO 2000
2001
2002
Fonds gezinsprestaties
164.239.874,47
164.239.874,47
164.239.874,47
Fonds: Pool 1
443.852.171,83
522.923.838,95
525.633.511,32
Fonds: Pool 2
-18.395.916,20
-33.780.137,51
-60.555.699,65
Fonds: Pool 4
69.539.426,40
79.228.527,91
86.809.764,87
193.461.122,36
232.690.616,88
274.746.719,78
Fonds van het huurgebouw
6.853.615,97
4.767.082,67
4.751.694,09
Fonds: GSD (Gemeenschappelijke Sociale Dienst)
1.750.833,57
2.186.445,45
3.086.346,49
Boni KB (2 jaar later toe te wijzen)
70.876.282,27
59.330.826,48
47.755.086,07
Niet-geaffecteerde reserves
64.631.741,23
126.848.286,76
58.787.574,68
Fonds van het vastliggende
17.257.927,59
16.348.140,43
16.017.514,94
-11.282.507,02
-10.511.833,84
-10.320.322,35
47.691.896,73
57.738.519,13
64.746.605,53
3.232.278,29
4.550.153,47
5.680.060,72
1.053.708.747,49
1.226.560.341,25
1.181.378.730,96
Egalisatiefonds
Fonds van de overige vastleggingen Overgedragen resultaten (niet geaffecteerde interesten) Diverse reserves Totaal
RESULTAAT IN EURO 2000
2001
2002
Kindersbijslag (met GECO)
23.881.212,15
35.449.614,33
12.305.471,74
Pool 1
33.917.872,55
58.717.214,10
-7.636.917,31
Pool 2
-10.044.116,27
-18.396.661,79
-28.271.572,74
418.433,24
435.611,89
899.901,04
Gemeenschappelijke Sociale Dienst
website
12
De RSZPPO-website is eenvoudig en makkelijk toegankelijk: een gebruiksvriendelijke navigatie voert de bezoekers vlot doorheen de boomstructuur. De afwezigheid van frames en Flash bevordert de snelheid en de toegankelijkheid. Ook blinden en slechtzienden kunnen de RSZPPO-nieuwtjes online consulteren. Zo werden aan niet-tekstuele elementen teksten toegevoegd die zij dankzij hun brailleregel kunnen lezen. Het leverde de RSZPPO-website een BlindSurfer-label op.
12.1
50 jaar RSZPPO De RSZPPO vierde het jubileumjaar in de 10 provincies en in de Duitstalige Gemeenschap. Een academische zitting in Brussel op 19 november 2002 sloot de reeks af. Van elke viering staat een fotocompilatie op de website. Ook de toespraken en presentaties van de sprekers staan ter beschikking op de website, net als het jaarverslag 1999 – 2001 dat u in pdf-formaat kunt downloaden.
60 63 WEBSITE
In 2002 stonden twee onderwerpen centraal op de website: de viering van 50 jaar RSZPPO en het e-governmentproject binnen de sociale zekerheid.
12
FOTOCOMPILATIE PROVINCIALE VIERINGEN ‘50 JAAR RSZPPO’
De uitbreiding van de website zorgde ook voor een spectaculaire groei van het publiek: van 20 bezoekers per dag in 2000 over 60 in 2001 naar 166 in 2002. Uiteindelijk kreeg de website in 2002 zo’n 14.637 ‘unieke’ bezoekers over de vloer: voor 12.275 surfers bleef het bij een eenmalig bezoekje, 2.362 kwamen later terug.
12.3
12.2
E-government Een informatiecampagne bereidde de invoering van DIMONA (2003), de Aangifte Sociaal Risico (2003) en DMFA (2004) grondig voor. Er werden informatiesessies georganiseerd en brochures verspreid, en al deze informatie was continu beschikbaar op de RSZPPO-website. Het e-governmentproject kreeg een aparte rubriek op de onthaalpagina met hyperlinks naar de portaalsite van de sociale zekerheid (www.sociale-zekerheid.be) en naar de eigen documentatie.
Nieuwsbrief De bezoeker kan zich op een mailinglijst inschrijven om de laatste nieuwtjes over de website te ontvangen. In april 2001 kende deze lijst een aarzelende start: gemiddeld schreven zich 8 geïnteresseerden per maand in, in hoofdzaak medewerkers van gemeentebesturen en OCMW’s. Eind 2001 noteerden we 71 inschrijvingen. In 2002 kwamen daar nog eens 211 abonnees bij.
vorming en opleiding
13
In 2002 werden in totaal 556 werkdagen besteed aan vorming.
De tabel toont de inspanningen die geleverd werden door de Cel Opleiding van de Dienst Gezinsprestaties. Ook de taalopleidingen en de opleidingen op het gebied van de microinformatica werden niet verwaarloosd.
Wij kunnen 5 grote categorieën onderscheiden:
Grote opleidingsinspanningen
• kinderbijslag: technische en juridische vorming • micro-informatica: opleidingen MS Office • wetgeving: vormingen inzake sociale wetgeving, ambtenarenstatuut, recht … • taal: Frans, Nederlands, leesbaarheid van teksten • management: beheer van een dienst, leadership, projectbegeleiding
AANTAL OPLEIDINGSDAGEN PER CATEGORIE
62
WERKDAGEN 140
142
133
120 100 80 60
63
40
45
20
17
0 KINDERBIJSLAG
MICROWETGEVING INFORMATICA
TAAL
MANAGEMENT
CIV
VORMING EN OPLEIDING
65
160 156
Deze tabel laat echter ook zien dat er initiatieven moeten genomen worden om de lacune aan managementopleidingen in te vullen.
14
audit
14
In 2002 werd binnen de RSZPPO een Cel Interne Audit opgericht. Hiervan maken drie personen deel uit. Een Cel Interne Audit is voor een socialezekerheidsinstelling van belang: • om een systeem van interne controle op te zetten • om in de onderzochte dienst verbeteringen voor te stellen • om bij te dragen tot de realisatie van de doelstellingen van de instelling • omdat het deel uitmaakt van de bestuursovereenkomst (zie artikel 100). In 2002 was de Cel Interne Audit actief in de Dienst Gezinsprestaties. Haar belangrijkste doelstelling was om na te gaan of de kinderbijslagen correct werden uitbetaald.
Gedurende het tweede semester heeft de cel: • • • •
dossiers gecontroleerd de vragenlijsten aangevuld de antwoorden opgenomen de voorlopige resultaten, evaluaties en aanbevelingen genoteerd.
De interne audit, in gang gezet in overleg met de Dienst Gezinsprestaties, zal in 2003 afgerond worden met een definitief verslag geheel volgens de regels bekrachtigd door de betrokken partijen. Vervolgens komt de Dienst Sociale Zekerheid aan de beurt. De Cel Interne Audit past de methodologie toe van de professionele auditeurs. Daarom heeft ze een deontologische code en een handvest op papier gezet specifiek voor de instelling.
Gedurende het eerste semester heeft de cel: • een enquête gehouden om ideeën, wensen en suggesties te verzamelen • een staalkaart van dossiers samengesteld • een lijst opgesteld met pertinente vragen • controleurs aangeduid en geïnformeerd.
De activiteiten van de Cel Interne Audit zouden moeten voortgezet worden in samenwerking met een firma, die belast zou kunnen worden met een externe audit.
personeelsgegevens
15
RSZPPO De RSZPPO heeft 323 medewerkers, verspreid over de volgende diensten: Algemeen Bestuur • Directiestaf
4
Dienst Gezinsprestaties
116
Dienst Sociale Zekerheid
60
Gemeenschappelijke Sociale Dienst
28
Inspectie
20
Centrum voor Informatieverwerking
34
Audit, evaluatie, vorming Andere diensten (personeel, boekhouding, documentatie,…)
3 58
Op een totaal van 323 RSZPPO medewerkers zijn: 64 100 %
67
90 %
VROUWEN 62 %
STATUTAIREN 73 %
80 %
PERSONEELSGEGEVENS
15.1
70 % 60 % 48,00
50 % 40 %
MANNEN 38 %
CONTRACTUELEN 27 %
30 % 20 %
16,00
17,00
1
B
19,00
10 % NIVEAU
0% C
D
15
15.2
Dienst Gezinsprestaties Op een totaal van 116 medewerkers van de Dienst Gezinsprestaties zijn:
15.3
FRANSTALIG 48 %
VROUWEN 70 %
STATUTAIREN 80 %
NEDERLANDSTALIG 52 %
MANNEN 30 %
CONTRACTUELEN 20 %
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
% % % % % % % % % % %
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
% % % % % % % % % % %
69 %
19 % 8%
1
4%
B
NIVEAU C
D
Dienst Sociale Zekerheid Op een totaal van 60 medewerkers van de Dienst Sociale Zekerheid zijn:
15.4
FRANSTALIG 42 %
VROUWEN 63 %
STATUTAIREN 60 %
NEDERLANDSTALIG 58 %
MANNEN 37 %
CONTRACTUELEN 40 %
65 %
18 %
12 % 5%
NIVEAU 1
B
C
D
Gemeenschappelijke Sociale Dienst Op een totaal van 28 medewerkers van de Gemeenschappelijke Sociale Dienst zijn:
FRANSTALIG 50 %
NEDERLANDSTALIG 50 %
VROUWEN 82 %
MANNEN 18 %
STATUTAIREN 75 %
CONTRACTUELEN 25 %
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
% % % % % % % % % % %
43 % 32 % 14 %
11 %
NIVEAU 1
B
C
D
verklaring afkortingen
16
Aangifte Sociaal Risico Belgisch Staatsblad Centrale Dienst voor Vaste Uitgaven Centrum voor Informatieverwerking Onmiddellijke Aangifte (van een tewerkstelling) De Multifunctionele Aangifte Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid Fonds voor Arbeidsongevallen Fonds voor de Beroepsziekten Federale Overheidsdienst Gesubsidieerde Contractuelen Geïntegreerde Politie Gemeenschappelijke Sociale Dienst Geordende Wetten Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering Koninklijk Besluit Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid Message queueing (wordt gebruikt voor het elektronisch versturen van de aangifte) Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn Onderlinge Maatschappij der Openbare Besturen Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening Rijksdienst voor Pensioenen Sociale Dienst van de Geïntegreerde Politie Sociaal Secretariaat van de Geïntegreerde Politie
66 69 VERKLARING AFKORTINGEN
ASR BS CDVU CIV DIMONA DMFA DOSZ FAO FBZ FOD GECO GPI GSD GW HVK HVW HZIV KB KSZ MQSERIES OCMW OMOB RIZIV RJV RKW RSZ RSZPPO RSVZ RVA RVP SSDGPI SSGPI
DIT JAARVERSLAG KWAM TOT STAND DANK ZIJ DE MEDEWERKING VAN
Christelle Angelucci, Tamara Bielyszew, Vanessa Bosseman, Wim Broucke, Alex Burke, Heidi Cammaerts, Louis Cornelis, Mathieu de Cannart d’Hamale, Lara de Jacquier de Rosee, Marleen De Norre, Guy Gilson, Anja Hellemans, Herman Leenders, Jules Lenaerts, Christian Kips, Godelieve Moreels, Amanda Morel, Luc Nefontaine, Fabienne Paduart, Christel Renard, Hilde Taels, Christine Vanmeenen, Muriel Wauthion, Rahmiye Yilmaz
rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten
Jozef II-straat 47 • 1000 Brussel TEL 02 234 32 11 • FAX 02 234 33 80 E - MAIL
[email protected] www.rszppo.fgov.be