Vlaamse regering
protocol van samenwerking In het kader van het akkoord 2005-2006
Tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners van de sector van de lokale besturen Tussen de Vlaamse Regering vertegenwoordigd door:
Vice-minister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, Frank Vandenbroucke Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, Bert Anciaux Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, Marino Keulen Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, Kathleen Van Brempt
en de Vlaamse sociale partners van de sector van de lokale besturen:
met als vertegenwoordigers voor de werkgevers:
VVSG Directeur, Mark Suykens
en als vertegenwoordigers voor de werknemers:
Nationaal Secretaris CCOD, Kristien Van der Gucht Federaal Secretaris ACOD, Mil Luyten Voorzitter regio Vlaanderen VSOA, Serge Meeuws
Wordt overeengekomen het volgt : LUIK 1: BRUGGEN TUSSEN LEREN EN WERK Artikel 1: stimuleren van samenwerking met scholen(gemeenschappen) De sectorale sociale partners en de Vlaamse Regering zullen samenwerken om overeenkomsten met scholen te stimuleren. Artikel 2: waarderen van het technisch- en beroepsonderwijs De sectorale sociale partners en de Vlaamse Regering werken samen aan de herwaardering van het technisch- en beroepsonderwijs en het doorbreken van het watervaleffect. Artikel 3: ondersteunen van systemen van afwisselend leren en werken In de deeltijdse leersystemen, m.n. het deeltijds beroepssecundair onderwijs (DBSO), de leertijd en de deeltijdse vorming, wordt resoluut de overgang van een deeltijdse leerplicht naar een voltijds engagement beoogd, met werkervaringsplaatsen waar mogelijk, met voortrajecten waar dat niet onmiddellijk mogelijk is. De finaliteit is steeds (een verhoogde kans op) de doorstroming naar werk. Op die manier wil de Vlaamse Regering komen tot een sluitende aanpak. De sectorale sociale partners engageren zich tot het aanbieden van meer (en betere) werkervaringsplaatsen en staan mee borg voor de wisselwerking tussen opleiding en werkervaring. Een degelijke begeleiding, zowel op de werkvloer als door de onderwijsverstrekker, is daarbij noodzakelijk. Artikel 4: meer en kwaliteitsvolle stages De sectorale sociale partners en de Vlaamse Regering werken eveneens samen om tot sluitende afspraken en sterke engagementen te komen over het aantal en de kwaliteit van de stageplaatsen die de sector voor het voltijds onderwijs ter beschikking stelt. Het dient te gaan om interessante stageopdrachten die aansluiten bij de (leerplan)doelstellingen van de betrokken studierichting en gepaard gaan met een verantwoorde stagebegeleiding door de stagegever en de onderwijsinstelling Artikel 5: ontwikkelen beroepsprofielen van de SERV Het ontwikkelen van beroepsprofielen binnen de sector hangt nauw samen met het debat rond de erkenning van verworven competenties binnen de publieke sector. Indien dit is uitgeklaard zullen de sociale partners en de SERV werken aan de ontwikkeling van een beroepenstructuur met uitgewerkte beroepsprofielen. LUIK 2: BRUGGEN NAAR WERK: OPLEIDINGS- EN COMPETENTIEBELEID Artikel 6: bevorderen van basiscompetenties De sectorale sociale partners en de Vlaamse Regering onderschrijven de noodzaak om de ontwikkeling van basiscompetenties te bevorderen. De sector zal meewerken aan het plan geletterdheid. Artikel 7: stijging van de kwantiteit en de kwaliteit van de opleiding in de lokale besturen De sectorale sociale partners engageren zich om verder bijkomende inspanningen te leveren op het vlak van permanente vorming. Daarnaast werken de sectorale sociale partners en de Vlaamse Regering actief mee aan een strategisch en kwalitatief opleidingsbeleid in bedrijven. Artikel 8: verminderen knelpuntberoepen De sectorale sociale partners en de Vlaamse Regering werken samen om het aantal knelpuntvacatures te verminderen door het verhogen van de opleidingscapaciteit voor de knelpuntberoepen. Artikel 9: meewerken aan de titel beroepsbekwaamheid en loopbaanbegeleiding De sectorale sociale partners en de Vlaamse Regering werken samen aan de waardering (in termen van “erkenning") van verworven competenties verbonden aan de uitoefening van een beroep en aan de waardering van het overwegen van loopbaankeuzes. De sectorale sociale partners en de SERV ondersteunen de dienstverlening die inzake het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid opgestart wordt en de loopbaandienstverlening. Artikel 10: begeleiding bij reorganisatie De sociale partners verbinden zich ertoe de lokale besturen aan te zetten tot een intensieve begeleiding aan werknemers aan te bieden bij (dreiging van) ontslag. Bij deze begeleiding wordt gestreefd naar een snelle reïntegratie op de arbeidsmarkt, bij voorkeur in de sector, van de ontslagen werknemer. Artikel 11: algemeen : de diversiteitsdrager
De sociale partners en de Vlaamse regering stimuleren een diversiteitsbeleid (inzonderheid via de diversiteitplannen) in de sectoren en de ondernemingen en sporen de lokale besturen aan tot het sluiten van een non-discriminatiecode. Artikel 12: specifiek : de diversiteitstoets In bovenstaande luiken ‘bruggen tussen leren en werk’ en ‘bruggen naar werk’ en de daaraan gekop-pelde artikels wordt de diversiteits-toets toegepast. Deze beoogt via categoriale accenten een structurele bijdrage te leveren tot een inclusief beleid. De evenredige arbeids-deelname van kansengroepen vormt hierbij het beginsel en de toetssteen.
LUIK 3: BIJKOMENDE MODULES Artikel 13: Opmaak sectorfoto Met het oog op een goede omschrijving en afbakening van de sector maken de sociale partners een sectorfoto op. Hierin wordt een nulmeting ten aanzien van de geplande acties in het convenant opgenomen. Deze nulmeting bepaalt hoeveel kansengroepen momenteel in de sector bereikt worden. Artikel 14: Nastreven van een evenwichtige combinatie tussen gezin en arbeid Om de combinatie tussen werk en gezin evenwichtig op elkaar af te stemmen zullen de sociale partners in de sector de lokale besturen stimuleren een gezinsvriendelijk beleid te voeren. Artikel 15: Versterken van de screening en toeleiding van werkzoekenden Om een verhoogde activering van werkzoekenden na te streven en om het beleid ten aanzien van knelpuntvacatures te versterken zal de VDAB in samenspraak met de sectoren instaan voor een meer sectoraal gerichte screening en toeleiding naar opleidingen leidend naar een beroep met een kwantitatief knelpuntkarakter. Artikel 16: Mobiliteit De sociale partners en de Vlaamse regering engageren zich voor het versterken van een duurzaam mobiliteitsbeleid. Hierbij wordt door de partijen bijzondere aandacht besteed aan het woon-werkverkeer. De sociale partners zullen in het bijzonder de beschikbare middelen promoten bij de ondernemingen, een voorrangsbeleid voor het collectief vervoer stimuleren en de ondernemingen aanmoedigen om de mobiliteitsvragen te integreren in hun personeelsbeleid en arbeidsorganisatie. Artikel 17 : Duurzame tewerkstelling De sector voert onderzoek naar financieringsstromen voor vaste jobs in plaats van projectmatige subsidiëringspolitiek die niet bijdraagt tot duurzame tewerkstelling. Artikel 18: Klaverbladfinanciering en opmaak masterplan diensteneconomie De VVSG zal (in uitvoering van het Partnerschapsverdrag) als representatieve vertegenwoordiger van de Vlaamse steden en gemeenten samen met de sociale partners de lokale besturen stimuleren om enerzijds lokale werkwinkels verder inhoudelijk uit te bouwen en anderzijds een masterplan omtrent de lokale diensteneconomie uit te bouwen en uit te voeren. Artikel 19:Pilootproject rond allochtonen in de sportsector De sociale partners kiezen ervoor om tegen volgend jaar een actieplan voor te bereiden in het kader van nieuwe tewerkstellingsplaatsen voor allochtonen in de sportsector. Artikel 20: Onthaal van nieuwe werknemers De sector zal in het kader van onthaal van nieuwe werknemers een onthaalpakket voor de sector ontwikkelen die op maat van het bestuur kan aangepast worden Artikel 21: Samenwerking met Jobkanaal De sector zal haar actieve medewerking verlenen aan het project Jobkanaal met de bedoeling om zoveel mogelijk mensen uit de kansengroepen (45+, allochtonen en arbeidsgehandicapten) naar de arbeidsmarkt te leiden.
LUIK 4: UITVOERING, OPVOLGING EN SAMENWERKING -
-
-
-
-
-
Buiten bovenstaande artikels kunnen er tevens afspraken worden gemaakt inzake diverse modules. Op basis van deze convenant en het actieplan in bijlage kent de Vlaamse regering 3 VTE consulenten toe aan de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten. Zij werken in de sector onder paritair toezicht. De sociale partners van de sector zijn belast met de uitvoering van het actieplan. De Vlaamse regering voorziet hiervoor per VTE-consulent een bedrag van (EUR 51.000,00). Via de sectorconvenants geven de sectorale sociale partners aan in welke mate en op welke wijze (informeren, sensibiliseren, activeren) ze diverse ondersteunende maatregelen (opleidingscheques werknemers en werkgevers, hefboomkrediet, Europees Sociaal Fonds, …) en andere overheidsincentives ingang zullen doen vinden in de sector. Daarnaast wordt werk gemaakt over een sluitend plan van aanpak met betrekking tot de disseminatie, de overdracht en de mainstreaming in het reguliere (sector)beleid van processen, producten en resultaten die voortvloeien uit het gebruik van deze maatregelen en incentives. De Vlaamse Regering zal het advies van de betrokken sectorale sociale partners inwinnen indien zij sectorspecifieke maatregelen voorbereidt die een impact hebben op de ontwikkelingen in de sector. Deze uitwisseling zal desgevallend gebeuren via de betrokken sectorcommissie van de SERV of via het paritair orgaan in opdracht van de sector. Op geregelde tijdstippen organiseert de SERV netwerkbijeenkomsten met de sectorconsulenten. Hiervoor zal een sectorconsulent (per netwerk) als contactpersoon aangeduid worden. De netwerken staan in het teken van ervaringsuitwisseling, opbouw van expertise, doorgeefluik van informatie, sectoroverschrijdende samenwerking enz. Op geregelde tijdstippen organiseert de administratie Werkgelegenheid klankbordvergaderingen met o.m. de sectorale sociale partners. Hierbij formuleert de sector beleidsaanbevelingen en worden er knelpunten besproken. AW volgt deze vergaderingen op via een stuurbord en maakt dit overzicht jaarlijks over aan VESOC. De sectorale sociale partners verbinden zich ertoe jaarlijks een opvolgingsrapport over te maken aan de administratie Werkgelegenheid. Dit rapport, dat opgemaakt wordt volgens een door de administratie voorzien model, dient uiterlijk bezorgd te worden tijdens de eerste maand na het respectievelijke werkingsjaar. De administratie Werkgelegenheid staat in voor de opvolging en de monitoring van deze convenant. De in het convenant of actieplan opgenomen engagementen zijn inspanningsverbintenissen. De administratie zal na ontvangst van het opvolgingsrapport een globaal jaarrapport aan het VESOC overmaken. Indien de in het actieplan opgenomen normen, zonder verantwoorde motivatie, niet behaald worden kan de Vlaamse regering overgaan tot gehele of gedeeltelijke terugvordering van de toegekende subsidies. Alle partijen van het protocol van samenwerking d.d. 4 juni 2004 in het kader van het Akkoord 2003-2004 tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners van de sector van de lokale besturen beëindigen voornoemd protocol met ingang van 1 juni 2005. Dit protocol treedt in werking vanaf 1 juni 2005 en loopt tot 31 mei 2007. In onderling overleg kunnen tijdens de duurtijd van het protocol bijkomende artikels worden opgenomen.
Opgemaakt in drie exemplaren te Brussel:
Names de Vlaamse Regering:
De heer Frank VANDENBROUCKE Vice-minister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming
De heer Bert ANCIAUX Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel
De heer Marino Keulen Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering
Mevrouw Kathleen Van Brempt Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen
Namens de sociale partners van de sector:
De heer Mark Suykens VVSG Directeur
Mevrouw Kristien Van der Gucht Nationaal Secretaris CCOD
De heer Mil Luyten Federaal Secretaris ACOD
De heer Serge Meeuws Voorzitter regio Vlaanderen VSOA
Bijlage: Actieplan bij het protocol van samenwerking 1 juni 2005 – 31 mei 2007
+
LUIK 1: BRUGGEN TUSSEN LEREN EN WERK Artikel in het convenant Concrete actie
Diversiteitstoets
Artikel 1: stimuleren van samenwerking met scholen(gemeenschappen) De sectorale sociale partners en de Vlaamse Regering zullen samenwerken om overeenkomsten met scholen te stimuleren.
De sector versterkt de samenwerking tussen de Vereniging van Nvt Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG). Rond de thema’s onder luik 1 en 2 van deze sectorconvenant wordt samengewerkt met scholen uit alle onderwijsnetten.
Artikel 2: waarderen van het technisch- en beroepsonderwijs De sectorale sociale partners en de Vlaamse Regering werken samen aan de herwaardering van het technisch- en beroepsonderwijs en het doorbreken van het watervaleffect.
Lokale besturen beschikken over heel wat doorstromingsmogelijkheden naar jobs in technische- en beroepsrichtingen. Door de sterke focus op de administratieve diensten komen deze momenteel weinig in beeld. De contacten tussen de scholen en het lokale bestuur zijn vaak beperkt. De sector zal de attractiviteit van deze jobs en de doorstroming van jongeren uit het technisch- en beroepsonderwijs bevorderen. We zullen ons hierbij specifiek richten op de afvalintercommunales en technische diensten van gemeenten en OCMW’s. Om 20 jongeren uit het beroepsonderwijs en DBSO toe te leiden naar jobmogelijkheden binnen de afvalintercommunales of technische diensten worden volgende acties ondernomen :
1. Welke kwantitatieve doelstellingen/streefcijfers zijn bepaald om de aanwezigheid van kansengroepen in de actie te waarborgen? Er zullen tegen mei 2007 20 jongeren toegeleid worden naar werkervaring binnen de intercommunales. Het gaat specifiek om jongeren uit het beroeps- of technisch onderwijs, waarvan 20% allochtonen en 20% arbeidsgehandicapten. Indien in 2007 een proeftuin erkend geraakt, worden de doelstellingen verdubbeld.
2. Welke kwalitatieve doelstellingen zijn bepaald om binnen de actie de toegang van kansengroepen te faciliteren? 1. Op de open bedrijvendag krijgen 10 van deze diensten een Doel van deze acties is de doorstroming bevorderen. Via de prominente plaats binnen het aanbod. Aan deze open bedrijvendag openbedrijvendag worden 10 diensten bereikt. Daarnaast wordt een nationale sensibiliserings- en waarderingsactie gebeuren er 20 schoolbezoeken (waarvan 3 in gekoppeld. concentratiescholen) en wordt de mogelijkheid voor een bijkomende proeftuin bekeken. 2. Een aantal intercommunales bieden interessante De effectiviteit hiervan wordt in 2006 gemeten aan de hand van jobperspectieven maar deze jobs zijn onbekend en dus vaak ook : onbemind (omwille van hun negatief imago). We willen jongeren het aantal gerealiseerde werkervaringsplaatsen bij uit het technisch onderwijs vertrouwd maken met deze lokale besturen. jobmogelijkheden door de organisatie van 20 schoolbezoeken aan een bevraging van jongeren (in een tweetal scholen)
VVSG
afvalintercommunales of technische diensten: 8 bezoeken in schooljaar 2005-2006 12 bezoeken in schooljaar 2006-2007
rond het imago en de bekendheid van technische diensten bij lokale besturen.
3. Hoe wordt samengewerkt met andere actoren (vb. jobcoaches) en met de eigen organisaties van kansengroepen om de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen te bereiken? Indien niet waarom niet? Er wordt samengewerkt met diverse technische- en beroepsscholen enerzijds. Anderzijds is er een partnerschap met de Openbedrijvendag.
Artikel 3: ondersteunen van systemen van afwisselend leren en werken In de deeltijdse leersystemen, m.n. het deeltijds beroepssecundair onderwijs (DBSO), de leertijd en de deeltijdse vorming, wordt resoluut de overgang van een deeltijdse leerplicht naar een voltijds engagement beoogd, met werkervaringsplaatsen waar mogelijk, met voortrajecten waar dat niet onmiddellijk mogelijk is. De finaliteit is steeds (een verhoogde kans op) de doorstroming naar werk. Op die manier wil de Vlaamse Regering komen tot een sluitende aanpak. De sectorale sociale partners engageren zich tot het aanbieden van meer (en betere) werkervaringsplaatsen en staan mee borg voor de wisselwerking tussen opleiding en werkervaring. Een degelijke begeleiding, zowel op de werkvloer als door de onderwijsverstrekker, is daarbij
Actieplan 2005-2007 De sector is actief betrokken bij het actieplan ‘meer stages en bezoldigde werkervaringsplaatsen bij de Vlaamse administraties, VOI’s en lokale besturen’. Lokale besturen waren in 2004 goed voor ruim 5.000 stageplaatsen. 9 lokale besturen zijn actief rond deeltijds werken/deeltijds leren, goed voor 75 bezoldigde werkervaringsplaatsen. 22 OCMW’s en 7 gemeentebesturen zijn Brugproject-promotoren (op een totaal van 64). In dit actieplan werd het concrete engagement aangegaan om voor 2005 100 bezoldigde werkervaringsplaatsen te realiseren waarvan 80% in de lokale besturen. De sector wil door een aantal bijkomende acties een verdere uitbreiding en betere omkadering realiseren : 1. Om hieraan tegemoet te komen voeren we vanaf komend schooljaar de mogelijkheid in om met de beroepsinleefovereenkomst te werken. Het juridisch kader dat hiertoe uitgewerkt werd (leervergoeding naar analogie met het industrieel leercontract) wordt verder verfijnd gedurende de periode juli-september 2005. De sectorconsulent werkt hier als ‘helpdesk’ naar lokale besturen toe. 2. In een eerste fase (2005-2006) worden de 9 lokale besturen met ervaring rond bezoldigde werkervaringsplaatsen gevraagd om het aantal bestaande plaatsen uit te breiden. De sector zal minstens 80
1. Welke kwantitatieve doelstellingen/streefcijfers zijn bepaald om de aanwezigheid van kansengroepen in de actie te waarborgen? De sector wil 100 bezoldigde werkervaringsplaatsen invullen in de periode 2005-2006; voor 2006-2007 komen er nog 10 plaatsen extra bij kleine besturen. Deze plaatsen zullen ingevuld worden door volgende kansengroepen: 5% allochtonen en 10% leefloongerechtigden. De sector streeft naar de realisatie van 2,5% personen met een handicap zoals afgesproken in het sectoraal akkoord. Indien de Vlaamse Regering de Vlaamse IntegratiePremie ook van toepassing maakt voor de publieke sector en een alternatieve regeling uitwerkt voor CAO 26 zou het behalen van dit streefcijfer sterk gefaciliteerd worden.. Via de sectorfoto wordt het aantal plaatsen bijgehouden.
2. Welke kwalitatieve doelstellingen zijn bepaald om binnen de actie de toegang van landengroepen te faciliteren? Volgende doelstellingen zijn bepaald: Het uitwerken van een juridisch kader voor de beroepsinleefovereekomst en de oprichting van een begeleidingscommissie. Daarnaast komt er een sensibiliseringsactie omtrent de maatregel IBO. Het juridisch kader vindt zijn vertaalslag in een omzendbrief.
noodzakelijk.
plaatsen realiseren maar streeft naar de volle 100 plaatsen. In een tweede fase (2006-2007) worden nieuwe besturen gemotiveerd om over te gaan tot aanwerving van jongeren uit het deeltijds onderwijs. Een verdere groei van 10% is mogelijk mits naar (kleinere) besturen met een incentive (op vlak van omkadering) kan gewerkt worden. Hiertoe ligt het accent in eerste instantie bij de OCMW-clusters (erkend via het Zomerplan van de federale regering). 3. Lokale besturen zijn uiterst actief als brugproject-promotoren (ongeveer 250 plaatsen). Deze worden binnen het kader van dit actieplan met 10% uitgebreid via de ESF-oproep. De sector participeert hiertoe aan de infosessie op 30 augustus 2005.
3. Hoe wordt samengewerkt met andere actoren (vb. jobcoaches) en met de eigen organisaties van kansengroepen om de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen te bereiken? Indien niet waarom niet? Binnen de werk- en stuurgroep ‘Meer stages en bezoldigde werkervaringsplaatsen bij de Vlaamse administraties, VOI’s en lokale besturen’ wordt samengewerkt met 3 bestuursniveaus en 3 Vlaamse ministers. De sector zal overleg plegen met de veldwerker deeltijds werken voor deeltijds lerenden om te zien hoe de toestroom van risicogroepen het best kan verlopen.
4. Er wordt een begeleidingscommissie voor stage en bezoldigde werkervaringsplaatsen opgericht. De sociale partners bepalen of dit op Vlaams niveau of op lokaal niveau zal gebeuren. 6. Er wordt in 2005-2006 prospectie gedaan omtrent bezoldigde werkervaringsplaatsen bij de afvalintercommunales. Deze deelsector bleef tot nu toe in het actieplan buiten beeld. Met de deelsector van de intercommunales worden kwantitatieve engagementen onderhandeld mbt bezoldigde werkervaringsplaatsen voor leerlingen uit het technisch- en beroepsonderwijs. 7. In maart 2006 wordt een evaluatie van de proeftuinen (experimentele projecten, hier specifiek rond werkervaringsplaatsen) gemaakt (zie art. 4). Indien deze evaluatie positief is worden deze proeftuinen (IGO Leuven, Netwerk Gent) in 2007 uitgebreid tot een proefproject met afvalintercommunales (voor zover een erkenning voor deze proeftuin door de Vlaamse overheid mogelijk is).
Artikel 4: meer en kwaliteitsvolle stages De sectorale sociale partners en de Vlaamse Regering werken eveneens
De sector gaat het engagement aan een jaarlijkse groei van 5% te realiseren in het aantal stageplaatsen, waarbij de Vlaamse Regering faciliteert bij het vinden van een oplossing voor het knelpunt van de risico-analyse. Als flankerende maatregelen voert
1. Welke kwantitatieve doelstellingen/streefcijfers zijn bepaald om de aanwezigheid van kansengroepen in de actie te waarborgen? Per jaar komen in de sector 250 stageplaatsen bij: deze worden
samen om tot sluitende afspraken en sterke engagementen te komen over het aantal en de kwaliteit van de stageplaatsen die de sector voor het voltijds onderwijs ter beschikking stelt. Het dient te gaan om interessante stageopdrachten die aansluiten bij de (leerplan)doelstellingen van de betrokken studierichting en gepaard gaan met een verantwoorde stagebegeleiding door de stagegever en de onderwijsinstelling
de sector volgende acties : 1. De sector werkt een vademecum inzake regelgeving en praktische info (voorbeeldcontracten etc.) uit tegen eind 2005. 2. Tegen eind 2006 wordt een codex uitgewerkt “Van vrijwilligerswerk tot bezoldigde werkervaring” waarbij lokale besturen een duidelijk beeld krijgen op het continuüm van onbezoldigde tot bezoldigde werkervaring. 3. Ism IGO Leuven wordt tegen eind 2005 een ‘train-the-trainer’pakket aangeboden zowel als 2 ½ daags opleidingstraject en als schriftelijke cursus. Gelet op het feit dat de sector niet over een sectorfonds beschikt wordt onderzocht hoe deze opleidingscursus kan gefinancierd worden oa. via ABA en/of ESF. 4. In maart 2006 wordt een (tussentijdse) evaluatie van de proeftuinen gemaakt en gezien of deze kunnen geëxtrapoleerd worden naar andere regio’s (+ uitbreiding proefproject afvalintercommunales, zie art. 3).
als volgt verdeeld over de kansengroepen: 5% allochtonen en 10% leefloongerechtigden. De sector streeft naar de realisatie van 2,5% personen met een handicap zoals afgesproken in het sectoraal akkoord. Indien de Vlaamse Regering de Vlaamse IntegratiePremie ook van toepassing maakt voor de publieke sector en een alternatieve regeling uitwerkt voor CAO 26 zou het behalen van dit streefcijfer sterk gefaciliteerd worden. Via de sectorfoto wordt het aantal plaatsen bijgehouden.
2. Welke kwalitatieve doelstellingen zijn bepaald om binnen de actie de toegang van kansengroepen te faciliteren? Er wordt een vademecum en een codex uitgewerkt. Daarnaast wordt er ook een opleidingscursus uitgewerkt. Tenslotte wordt een studiedag n.a.v. de proeftuinen georganiseerd.
3. Hoe wordt samengewerkt met andere actoren (vb. jobcoaches) en met de eigen organisaties van kansengroepen om de 5. Naar aanleiding van deze evaluatie wordt een studiedag rond de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen te bereiken? Indien proeftuinen georganiseerd. niet waarom niet? Binnen de werk- en stuurgroep ‘Meer stages en bezoldigde 6. Er wordt in 2005-2006 prospectie gedaan omtrent stageplaatsen werkervaringsplaatsen bij de Vlaamse administraties, VOI’s en bij intercommunales. Deze deelsector bleef tot nu toe in het lokale besturen’ wordt samengewerkt met 3 bestuursniveaus en actieplan buiten beeld. Met de deelsector van de intercommunales 3 Vlaamse ministers. worden kwantitatieve engagementen onderhandeld mbt stageplaatsen voor leerlingen uit het technisch- en beroepsonderwijs.
Artikel 5: ontwikkelen beroepsprofielen van de SERV Het ontwikkelen van beroepsprofielen binnen de sector hangt nauw samen met het debat rond de erkenning van verworven
De sociale partners engageren zich om te zoeken naar een oplossing voor het EVC-vraagstuk binnen het Comité C1. Momenteel zijn er reeds enkele voorstellen rond de versoepeling van de diplomavoorwaarden (o.a rond functies waar ervaring primeert op diploma). Deze zullen verder worden onderzocht.
competenties binnen de publieke sector. Indien dit is uitgeklaard zullen de sociale partners en de SERV werken aan de ontwikkeling van een beroepenstructuur met uitgewerkte beroepsprofielen.
LUIK 2: BRUGGEN NAAR WERK: OPLEIDINGS- EN COMPETENTIEBELEID Artikel in het convenant Concrete actie Artikel 6: bevorderen van basiscompetenties De sectorale sociale partners en de Vlaamse Regering onderschrijven de noodzaak om de ontwikkeling van basiscompetenties te bevorderen. De sector zal meewerken aan het plan geletterdheid.
Diversiteitstoets
1. Welke kwantitatieve doelstellingen/streefcijfers zijn bepaald om de aanwezigheid van kansengroepen in de actie te waarborgen? Er worden geen kwantitatieve doelstellingen bepaald omdat het hier in een eerste fase om een behoeftenonderzoek gaat. 1. Aan de hand van een zeer gerichte diepgaande bevraging bij 15 Wanneer op basis van de concrete noden een actieplan wordt besturen (gemeente en OCMW; kleine en grote besturen; regionale opgesteld eind 2006, worden kwantitatieve doelstelling spreiding) in de periode 2005-2006 worden de noden in kaart vastgelegd. gebracht. Met het oog op het bevorderen van de basiscompetenties van kortgeschoolde werknemers bij de lokale besturen zal de sector de specifieke vormingsnoden bij niveau E en D (over de verschillende functies heen) in kaart brengen.
2. Bij de opmaak van de methodiek voor de bevraging (najaar 2005) zal de sector een beroep doen op de studie ‘Resultaten van de detectie van vormingsbehoeften van ambtenaren in lokale besturen‘, uitgevoerd door het Vormingscentrum voor lokale besturen (september 2003). Daarnaast zal zij samenwerken met een aantal externe partners: Administratie Binnenlandse Aangelegenheden, VIVO, Centra Basiseducatie, VDAB, Syntra. 3. Op basis van de concrete noden die zullen blijken uit het onderzoek wordt in het najaar 2006 een concreet actieplan opgemaakt. Binnen dit actieplan zullen deze vormingsnoden zeker meegenomen worden bij de opmaak van kwalitatieve opleidingsen vormingsplannen. 4. De sector zal actief meewerken aan de doelstellingen van het plan geletterdheid. Hiertoe verbindt de VVSG zich ertoe: - dat een afgevaardigde van de VVSG zal deelnemen aan de verdere activiteiten van de coördinatiegroep van het plan geltterdheid; - deel te nemen aan de organisatie van toeleidings- en activeringsacties in het kader van het verhogen van de
2. Welke kwalitatieve doelstellingen zijn bepaald om binnen de actie de toegang van kansengroepen te faciliteren? Er gebeurt een behoeftenonderzoek om de vormingsnoden in kaart te brengen. Vermits het vooral om de niveaus E en D gaat heeft dit betrekking op de kansengroep van de kortgeschoolden. Zij vertegenwoordigen 49% van het totale personeelsbestand bij de lokale besturen.
3. Hoe wordt samengewerkt met andere actoren (vb. jobcoaches) en met de eigen organisaties van kansengroepen om de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen te bereiken? Indien niet waarom niet? De sector zal samenwerken met een aantal externe partners: Administratie Binnenlandse Aangelegenheden, VIVO, Centra Basiseducatie, VDAB, Syntra.
VVSG
geletterdheid; - mee te werken aan sensibiliseringsacties zoals de dag van de geltterdheid; - zijn rol op te nemen in de lokale netwerkvorming, o.m. op sociiaal vlak; - informatieacties naar de intermediairen en de doelgroep via lokale acties te versterekn. De sector zal op basis van de verdere operationalisering en kwantificering van de doelstellingen van dit plan in 2006 een actie uitwerken. In afwachting zal de sector samen met het Vlaams ondersteuningscentrum voor de basiseductie (VOCB) de bestaande samenwerkingsverbanden met lokale besturen inventariseren (laatste inventaris dateert van 2002). Op basis van deze inventaris wordt gekeken voor welke cursussen basisvaardigheden lokale besturen vragende partij zijn en wordt hier een sensibiliseringsactie rond gestart.
Artikel 7: stijging van de kwantiteit en de kwaliteit van de opleiding in de lokale besturen De sectorale sociale partners engageren zich om verder bijkomende inspanningen te leveren op het vlak van permanente vorming. Daarnaast werken de sectorale sociale partners en de Vlaamse Regering actief mee aan een strategisch en kwalitatief opleidingsbeleid in bedrijven.
Omdat permanente vorming inherent verbonden is met het lokale bestuur (het maakt deel uit van de Krachtlijnen Kelchtermans) zal de nadruk veel meer op het kwalitatieve dan op de kwantiteit liggen. 1. Om het opleidingsbeleid bij de lokale besturen nog meer kwalitatief gestalte te geven zal de sector samen met 5 besturen een instrument ontwikkelen op maat van het lokaal bestuur om kwalitatieve vormingsplannen te implementeren in de lokale besturen. Hierbij zal de sector een beroep doen op de expertise die aanwezig is bij het Vormingscentrum voor lokale besturen. 2. De VVSG zal als promotor optreden om samen met 5 besturen een diversiteitsclusterplan in te dienen tegen oktober 2005 en gezamenlijk te werken rond een specifiek instrument in 2006. Naast de implementatie bij de betrokken besturen zal dit instrument (eind 2006) ruim bekend gemaakt worden bij alle besturen zodat de kwaliteit van de opleidingen stijgt. 3. Lokale besturen zijn weinig vertrouwd met de Individuele Beroepsopleiding van de VDAB. De sector zal deze maatregel
1. Welke kwantitatieve doelstellingen/streefcijfers zijn bepaald om de aanwezigheid van kansengroepen in de actie te waarborgen? Hoewel een kwalitatief opleidingsbeleid alle werknemers in de sector ten goede komt, zullen vooral kortgeschoolden, allochtonen, ervaren werknemers en arbeidsgehandicapten hier baat bij hebben. Elke jaar tot medio 2007 zullen 10 bijkomende IBO’ gerealiseerd worden. Deze plaatsen zullen ingevuld worden door volgende kansengroepen: 20% ervaren werknemers en 10% leefloongerechtigden.
2. Welke kwalitatieve doelstellingen zijn bepaald om binnen de actie de toegang van kansengroepen te faciliteren? Er wordt een instrument ontwikkeld om kwalitatieve vormingsplannen te implementeren bij lokale besturen binnen het kader van een clusterdiversiteitsplan. De opvolging gebeurt via een stuurgroep waar de betrokken besturen aan participeren.
Artikel 8: verminderen knelpuntberoepen De sectorale sociale partners en de Vlaamse Regering werken samen om het aantal knelpuntvacatures te verminderen door het verhogen van de opleidingscapaciteit voor de knelpuntberoepen.
meer bekendheid geven en streeft voor het komende actiejaar naar 20 bijkomende IBO contracten binnen de sector (zowel voltijds als 3. Hoe wordt samengewerkt met andere actoren (vb. jobcoaches) en met de eigen organisaties van kansengroepen om de deeltijds). kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen te bereiken? Indien 4. De VVSG verbindt er zich toe haar leden de informeren over het niet waarom niet? correcte gebruik van opleidings- en begeleidingscheques voor Er zal worden samengewerkt met de projectontwikkelaars werknemers. De cheques zijn voorbehouden voor werknemers die diversiteit. op eigen initiatief een opleiding volgen die rechtstreeks of onrechtstreeks hun positie op de arbeidsmarkt bevordert. Opleidingen die op vraag van de werkgever gevolgd worden komen niet in aanmerking voor opleidins- en begeleidingscheques werknemers. nvt FC In het vorig convenant heeft de sector zich geëngageerd tot het opstellen van een lijst met knelpuntberoepen. Hiertoe wordt een concrete bevraging gedaan bij de lokale besturen. Een eerste fase is reeds uitgevoerd waarbij alleen de gemeenten en OCMW’s bevraagd werden groter dan 20.000 inwoners. Vanaf het najaar 2005 volgt een tweede fase en is het de beurt aan de gemeenten en OCMW's van minder dan 20.000 inwoners. In een derde fase zullen ook de intercommunales, de Verenigingen in het kader van Hoofdstuk XII (organieke wet OCMW’s) en de openbare ziekenhuizen bevraagd worden. De sociale partners willen op deze basis definiëren welke de knelpuntberoepen zijn in de sector. Het is mogelijk dat hierbij een onderscheid moet gemaakt worden op basis van de schaalgrootte van een gemeente of OCMW en dat er ook sterke regionale verschillen zijn. Wanneer deze knelpuntberoepen afgebakend zijn (begin 2006), zal de sector een voorstel formuleren voor de uitwerking van één of meerdere beroepsprofielen binnen de SERV. Daarnaast zal de sector meewerken aan de uitwerking van de titel van beroepsbekwaamheid, voor zover aan de randvoorwaarden is voldaan (zie artikel 10). Tenslotte zal samen met de VDAB onderzocht worden welke opleidingstrajecten remediërend kunnen
werken ten aanzien van de knelpuntfuncties.
Artikel 9: meewerken aan de titel beroepsbekwaamheid en loopbaanbegeleiding De sectorale sociale partners en de Vlaamse Regering werken samen aan de waardering (in termen van "erkenning") van verworven competenties verbonden aan de uitoefening van een beroep en aan de waardering van het overwegen van loopbaankeuzes. De sectorale sociale partners en de SERV ondersteunen de dienstverlening die inzake het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid opgestart wordt en de loopbaandienstverlening.
De sector zal meewerken aan de uitwerking van de titel van beroepsbekwaamheid en loopbaanbegeleiding. Dit gebeurt door actief mee te werken aan de uitklaring van de randvoorwaarden: de EVC-problematiek dient eerst aangepakt te worden op het Comité C1 en valt dus buiten het bestek van deze convenant; de sector zal nagaan welke sectorale knelpunten er zijn aangaande de EVC-problematiek en op welke wijze deze eventueel kunnen opgelost worden; de sector zal eerst duidelijk bepalen welke voor haar de knelpuntberoepen zijn (zie art. 9) om de weten voor welke beroepen dergelijke titels relevant zijn.
Artikel 10: begeleiding bij reorganisatie De sociale partners verbinden zich ertoe de lokale besturen aan te zetten tot een intensieve begeleiding aan werknemers aan te bieden bij (dreiging van) ontslag. Bij deze begeleiding wordt gestreefd naar een snelle reïntegratie op de arbeidsmarkt, bij voorkeur in de
1. De sector organiseert daarom in het najaar van 2006 een studiedag over loopbaanbegeleiding en jobrotatie binnen de sector van de lokale besturen. Hierbij zullen de diverse bestaande instrumenten voorgesteld worden.
De sector organiseert in het najaar van 2006 een studiedag over loopbaanbegeleiding en jobrotatie binnen de sector van de lokale besturen. Hierbij zullen de diverse bestaande instrumenten voorgesteld worden.
1. Welke kwantitatieve doelstellingen/streefcijfers zijn bepaald om de aanwezigheid van kansengroepen in de actie te waarborgen? Er worden geen kwantitatieve doelstellingen bepaald omdat de actie zich in eerste instantie op de juridische knelpunten richt met betrekking tot de EVC-problematiek.
2. Welke kwalitatieve doelstellingen zijn bepaald om binnen de actie de toegang van kansengroepen te faciliteren? Een oplossing van de EVC-problematiek opent meteen een waaier van mogelijkheden om kansengroepen zonder diploma’s maar wel met competenties tewerk te stellen in de sector.
3. Hoe wordt samengewerkt met andere actoren (vb. jobcoaches) en met de eigen organisaties van kansengroepen om de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen te bereiken? Indien niet waarom niet? Om alle knelpunten goed in kaart te kunnen brengen, zal samengewerkt worden met diverse administraties van de subsectoren en met de Administratie Binnenlandse Aangelegenheden.
2. Enkele good-practices en de uitwerking van deze instrumenten wordt in de codex ‘Lokale besturen en Werk’ opgenomen.
1. Welke kwantitatieve doelstellingen/streefcijfers zijn bepaald om de aanwezigheid van kansengroepen in de actie te waarborgen? Hoewel een efficiënt HR-beleid alle werknemers in de sector ten goede komt, zullen vooral kortgeschoolden, allochtonen, ervaren werknemers en arbeidsgehandicapten hier baat bij hebben.
3. Er wordt onderzocht hoe een voortijdige uitstroom te vermijden valt en welke Vlaamse en Federale maatregelen hierbij
2. Welke kwalitatieve doelstellingen zijn bepaald om binnen de
sector, van de ontslagen werknemer. ondersteunend kunnen werken.
actie de toegang van kansengroepen te faciliteren? Met het aanreiken van een aantal HR-instrumenten (onthaalbeleid, vormings- en opleidingsbeleid, nondiscriminatiebeleid, competentiebeleid, …) worden kansengroepen beter beschermd tegen mogelijke uitstroom.
3. Hoe wordt samengewerkt met andere actoren (vb. jobcoaches) en met de eigen organisaties van kansengroepen om de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen te bereiken? Indien niet waarom niet? Er zal een beroep gedaan worden op Trivisi en er zullen partners aangezocht worden met expertise in HR-beleid.
Artikel 11: algemeen : de diversiteitsdrager De sociale partners en de Vlaamse regering stimuleren een diversiteitsbeleid (inzonderheid via de diversiteitplannen) in de sectoren en de ondernemingen en sporen de lokale besturen aan tot het sluiten van een non-discriminatiecode.
1. Diversiteitsplannen Om het diversiteitsbeleid te stimuleren zullen de sociale partners lokale besturen stimuleren om diversiteitsplannen in te dienen. Hiertoe werd door de sector reeds een actieplan opgemaakt: Het actieplan bestaat uit 2 onderdelen: de uitgifte van een sensibiliseringsbrochure en de organisatie van een lanceringsdag. Sensibiliseringsbrochure Met deze brochure willen de sociale partners aantonen dat er heel wat mogelijkheden zijn voor lokale besturen om rond diversiteit te werken. Vanuit enkele interessante pistes uit de ingediende plannen is het de bedoeling om te komen tot enkele boeiende verhalen die andere besturen over de streep kunnen trekken. Daarnaast zal de recente regelgeving worden opgenomen waarin de modaliteiten voor de diversiteitsplannen worden vermeld. Het project Jobkanaal dat mensen uit de drie doelgroepen (allochtonen, arbeidsgehandicapten en 45-plussers) moet toeleiden naar specifieke vacatures wordt hierin ook opgenomen. Als extra motivator worden ook enkele (financieel) interessante werkgelegenheidsmaatregelen vermeld die een financiële stimulans betekenen bij de aanwerving van mensen uit de doelgroepen/kansengroepen. Deze maatregelen zullen niet in detail worden uitgespit. Daaromtrent wordt verwezen naar bestaande
1. Welke kwantitatieve doelstellingen/streefcijfers zijn bepaald om de aanwezigheid van kansengroepen in de actie te waarborgen? Met de diversiteitsplannen worden acties vooropgesteld die zich vooral naar volgende kansengroepen richten: allochtonen, ervaren werknemers, arbeidsgehandicapten en leefloongerechtigden. Aan de hand van diverse stuurgroep worden de clusterdiversiteitsplannen opgevolgd.
2. Welke kwalitatieve doelstellingen zijn bepaald om binnen de actie de toegang van kansengroepen te faciliteren? Er worden met 25 besturen 4 clusterdiversiteitsplannen ingediend rond 4 thema’s: onthaalbeleid, implementatie van een non-discriminatiecode, vormingsbeleid en kwalitatief personeelsbeleid.
3. Hoe wordt samengewerkt met andere actoren (vb. jobcoaches) en met de eigen organisaties van kansengroepen om de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen te bereiken? Indien niet waarom niet? Er wordt samengewerkt met de projectontwikkelaars diversiteit.
literatuur die dit in extenso bespreekt. Het is immers niet de bedoeling om bestaande lectuur te kopiëren. Deze brochure moet beschikbaar zijn medio 2006. Lanceringsdag Op de lanceringsdag medio september is het de bedoeling om besturen te sensibiliseren om ook een diversiteitsplan in te dienen. Diegenen die nog twijfelen zouden op het einde van de dag moeten overtuigd zijn. Als uitgangspunt wordt gesteld dat er een lage drempel moet zijn voor deze lanceringsdag, zowel wat betreft de financiële bijdrage als de tijdsdruk op de agenda van de deelnemers. De lanceringsdag zal ook geen losstaand evenement zijn. Vooraf zullen reeds besturen geprospecteerd worden en na het evenement wordt een degelijke follow-up voorzien zodat zeker 25 plannen zullen ingediend worden. De nieuwe mogelijkheden omtrent clustering en mini-plannen zullen hier zeker een belangrijke ondersteuning bieden. 2. Opmaak non-discriminatie-code De sector zal samen met een vijftal besturen een nondiscriminatie-code uitwerken op maat van het lokaal bestuur. Vertrekkend van een bestaande code, uitgewerkt door VIVO, wordt gezien welke code haalbaar is voor implementatie bij de besturen (gemeente én OCMW). Via een clusterdiversiteitsplan zal de VVSG als promotor optreden. Naast de opmaak van deze non-discriminatie-code zal de sector ook zorgen voor de implementatie van deze code bij de besturen. In een eerste stap zal de sector zich vooral richten naar die besturen die een (cluster)diversiteitsplan hebben ingediend. Daarna engageren de sociale partners zich tot een ruime sensibiliseringscampagne met het oog op de implementatie in de gehele sector. Hiertoe zal een groeipad worden uitgetekend tegen eind 2006.
Artikel 12: specifiek : de
diversiteitstoets In bovenstaande luiken ‘bruggen tussen leren en werk’ en ‘bruggen naar werk’ en de daaraan gekoppelde artikels wordt de diversiteitstoets toegepast. Deze beoogt via categoriale accenten een structurele bijdrage te leveren tot een inclusief beleid. De evenredige arbeidsdeelname van kansengroepen vormt hierbij het beginsel en de toetssteen.
LUIK 3: BIJKOMENDE MODULES Artikel in het convenant Concrete actie Artikel 13: Opmaak sectorfoto Met het oog op een goede omschrijving en afbakening van de sector maken de sociale partners een sectorfoto op. Hierin wordt een nulmeting ten aanzien van de geplande acties in het convenant opgenomen. Deze nulmeting bepaalt hoeveel kansengroepen momenteel in de sector bereikt worden.
Diversiteitstoets
De sector zal een actieve bijdrage leveren aan de creatie van een gemeentelijke portaalsite binnen de Vlaamse Administratie Planning en Statistiek (APS). Dit zal niet enkel een project zijn van APS maar ook van de lokale besturen. In augustus 2005 is er een specifiek overleg tussen de sector en APS, op basis hiervan wordt een concrete timing vastgelegd.
1. Welke kwantitatieve doelstellingen/streefcijfers zijn bepaald om de aanwezigheid van kansengroepen in de actie te waarborgen? Er zijn geen kwantitatieve doelstellingen gezien het om een faciliterende actie gaat ten aanzien van de andere acties in het convenant.
De sector onderschrijft de doelstelling van de Vlaamse regering om de planlast te verminderen, daartoe neemt ze volgende initiatieven:
2. Welke kwalitatieve doelstellingen zijn bepaald om binnen de actie de toegang van kansengroepen te faciliteren? Binnen de sectorfoto wordt de procentuele verhouding van volgende kansengroepen ten aanzien van het totale personeelsbestand in kaart gebracht: Arbeidsgehandicapten, ervaren werknemers, allochtonen, leefloongerechtigden, en kortgeschoolden.
1. De sector maakt een afspraak met de RSZPPO rond de levering van kwartaalcijfers aan de hand waarvan de personeelsstromen binnen de sector in kaart kunnen gebracht worden. Ze maakt afspraken met de Administratie Binnenlandse Aangelegenheden, de VDAB en andere bronnen van cijfermateriaal omtrent lokale besturen om zo tot geïntegreerde cijfers te komen die via de Administratie Planning en Statistiek naar een ruimer publiek verspreid worden. 2. De sector onderzoekt welke gegevens door welke administratie aan lokale besturen opgevraagd worden. 3. De sociale partners zullen in het najaar van 2005 een antwoord zoeken op de vraag hoe het komt dat lokale besturen de diverse werkgelegenheidsmaatregelen niet frequenter hanteren. Op basis daarvan zal nagegaan worden welke concrete acties kunnen genomen worden en welke bijsturingen kunnen gevraagd worden aan de Vlaamse overheid. Daarnaast zullen de sociale partners verder blijven sensibiliseren naar de lokale besturen.
3. Hoe wordt samengewerkt met andere actoren (vb. jobcoaches) en met de eigen organisaties van kansengroepen om de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen te bereiken? Indien niet waarom niet? Er wordt samengewerkt met APS-Vlaanderen, ABA, RSZPPO, VDAB en eventuele andere partners.
VVSG
4. De VVSG plant in het voorjaar van 2006 (bij voorkeur in samenwerking met Minister Dupont en Programmatorische OverheidsDienst Maatschappelijke Integratie en de Waalse en Brusselse Verenigingen) een studiedag waarin we de monitoringsresultaten in een breed beleidsframe presenteren. 5. Op dit seminarie wordt ook de mogelijkheid gelanceerd om in te tekenen voor het databeheer en trajectvolgsysteem dat is aangemaakt voor de werkgelegenheidsdiensten van OCMW’s. Deze acties moeten leiden tot een daling van de bevragingen naar lokale besturen toe. De werkgeversfederatie VVSG zal intern een daling van de bevragingen met 50% realiseren.
Artikel 14: Nastreven van een evenwichtige combinatie tussen gezin en arbeid Om de combinatie tussen werk en gezin evenwichtig op elkaar af te stemmen zullen de sociale partners in de sector de lokale besturen stimuleren een gezinsvriendelijk beleid te voeren.
De sector organiseert een seminarie waarop een praktijkgids nvt wordt voorgesteld. Naast een omschrijving van een gezinsvriendelijk beleid en het belang ervan worden enkele mogelijkheden en good-practices weergegeven. Hierbij worden zowel voorbeelden uit de privé-sector weergegeven die inspirerend kunnen zijn voor de lokale besturen. Anderzijds worden enkele voorbeelden uit de besturen zelf gegeven.
Artikel 15: Versterken van de screening en toeleiding van werkzoekenden Om een verhoogde activering van werkzoekenden na te streven en om het beleid ten aanzien van knelpuntvacatures te versterken zal de VDAB in samenspraak met de sectoren instaan voor een meer sectoraal gerichte screening en toeleiding naar opleidingen leidend
In 2004 namen vier Vlaamse OCMW’s deel aan de ontwikkeling van een screeningsmethode die een aantal instrumenten aanreikt waarmee de inschakelingsmedewerker een duidelijk beeld verkrijgt over de capaciteiten en verworven competenties. Het product is een syllabus met 40 pagina's theoretisch kader en evenveel pagina's instrumenten met methodische wenken.
In samenwerking met SD WORX zal een project worden uitgewerkt omtrent verzuimbeleid. Concrete modaliteiten van deze samenwerking dienen nog verder gepreciseerd te worden. 1. Welke kwantitatieve doelstellingen/streefcijfers zijn bepaald om de aanwezigheid van kansengroepen in de actie te waarborgen? Elk participerend OCMW zal op jaarbasis minimum 10 cliënten screenen zodat tegen medio 2006 ruim 200 cliënten uit de kansengroep leefloongerechtigden bereikt worden. Hierin zullen 5% allochtonen, 5% arbeidsgehandicapten en 5% De instrumenten zijn divers van aard en helpen de cliënt en de ervaren werknemers vervat zitten. inschakelingsmedewerker om een duidelijk(er) zicht te krijgen op Om deze doelstellingen te meten wordt een opvolgingsfiche de historiek van een traject, de verworven diploma's, ervaringen en toegevoegd aan het instrument. competenties en de capaciteiten, wensen en dromen. Deze
naar een beroep met een kwantitatief knelpuntkarakter.
Artikel 16: Mobiliteit De sociale partners en de Vlaamse regering engageren zich voor het versterken van een duurzaam mobiliteitsbeleid. Hierbij wordt door de partijen bijzondere aandacht besteed aan het woon-werkverkeer. De sociale partners zullen in het bijzonder de beschikbare middelen promoten bij de ondernemingen, een voorrangsbeleid voor het collectief vervoer stimuleren en de ondernemingen aanmoedigen om de mobiliteitsvragen te integreren in hun personeelsbeleid en arbeidsorganisatie.
instrumenten resulteren in een socio-professionele balans, die steeds evolueert en veranderlijk is. De instrumenten zijn gericht op een professionele inschakeling via een sociale toets of opstap. In die zin zijn sommige instrumenten niet onmiddellijk beroepsgericht, maar peilen ze wel naar interessevelden, capaciteiten en het motivationele kader.
2. Welke kwalitatieve doelstellingen bepaald om binnen de actie de toegang van kansengroepen te faciliteren? De bestaande syllabus zal worden bijgewerkt en daarna aan het publiek bekend gemaakt worden.
Op basis van de evaluatie zal de syllabus worden herschreven. Daarna zal deze methode in het najaar publiek worden gemaakt. De bedoeling is de drempel zo laag mogelijk te houden en de OCMW’s ruim te sensibiliseren. Vóór de implementatie van de socio-professionele balans zal er een overleg plaatsvinden over een mogelijke afstemming met de trajectwerking van de VDAB en de daarvoor gebruikte instrumenten. De sector engageert zich van de implementatie van de socioprofessionele balans bij 20 OCMW’s tegen medio 2006 en 35 tegen medio 2007.
3. Hoe wordt samengewerkt met andere actoren (vb. jobcoaches) en met de eigen organisaties van kansengroepen om de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen te bereiken? Indien niet waarom niet? Er zal worden samengewerkt met de Brusselse en Waalse Verenigingen van OCMW’s, de POD Maatschappelijke Integratie en de partners van de Lokale Werkwinkels.
De nulmeting inzake woon-werkverkeer (federale diagnostiek situatie 31 juni 2005) roept bij lokale besturen heel wat vragen op. De sectorconsulent fungeert als helpdesk voor deze nulmeting. Deze nulmeting wordt door de sector gebruikt om de lokale mobiliteitsproblemen te inventariseren. Op basis hiervan wordt een gerichte actie uitgewerkt rond woon-werkverkeer in 2007.
nvt
Lentecampagne : “het lokale bestuur op de fiets”. Lokale besturen krijgen in deze campagne “Fiets naar Kyoto” van de Bond Beter Leefmilieu een centrale rol toebedeeld. Ze fungeren als lokale campagneorganisator. In functie hiervan wordt een handleiding voor lokale besturen ontwikkeld. Dit project zal voor de eerste keer uitgetest worden in het najaar 2005. In 2006 zal de campagne over een langere periode lopen (voorjaar tot najaar). Doelstellingen : 15 organiserende steden en gemeenten in 2005, 40 organiserende steden en gemeenten in 2006 (voor zover hier voldoende financiële middelen voorzien worden).
Artikel 17 : Duurzame tewerkstelling De sector voert onderzoek naar financieringsstromen voor vaste jobs in plaats van projectmatige subsidiëringspolitiek die niet bijdraagt tot duurzame tewerkstelling.
Hiertoe wordt door de sociale partners onderzoek verricht naar de effecten hiervan bij de lokale besturen..
1. Welke kwantitatieve doelstellingen/streefcijfers zijn bepaald om de aanwezigheid van kansengroepen in de actie te waarborgen? Er zijn geen kwantitatieve doelstellingen gezien het om een onderzoek gaat. 2. Welke kwalitatieve doelstellingen zijn bepaald om binnen de actie de toegang van kansengroepen te faciliteren? De sector werkt hiertoe een voorstel van beleidskader met bijhorende simulaties uit.
3. Hoe wordt samengewerkt met andere actoren (vb. jobcoaches) en met de eigen organisaties van kansengroepen om de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen te bereiken? Indien niet waarom niet? Er wordt samengewerkt met de private sector en de betrokken kabinetten van de Vlaamse Regering. Artikel 18: Klaverbladfinanciering en opmaak masterplan diensteneconomie
Met het oog op de realisatie van bijkomende arbeidsplaatsen in de lokale diensteneconomie zal de sector via de klaverbladfinanciering ervoor zorgen dat lokale besturen een masterplan lokale diensteneconomie opmaken.
De VVSG zal (in uitvoering van het Partnerschapsverdrag) als Zij zal hiertoe binnen haar werking ondermeer: representatieve vertegenwoordiger - lokale besturen ondersteunen bij het uittekenen van een van de Vlaamse steden en masterplan diensteneconomie; gemeenten samen met de sociale - lokale besturen ondersteunen bij het adequaat gebruiken partners de lokale besturen van Vlaams en federaal instrumentarium voor de uitbouw stimuleren om enerzijds lokale van de lokale diensteneconomie; werkwinkels verder inhoudelijk uit te - een virtuele en telefonische helpdesk ‘diensteneconomie’ bouwen en anderzijds een uitbouwen voor lokale besturen; masterplan omtrent de lokale - beleids- en procesondersteuning leveren bij de uitbouw diensteneconomie uit te bouwen en van de lokale diensteneconomie. uit te voeren. De sector engageert zich dat er 6 masterplannen worden opgesteld of in opmaak zijn tegen medio 2006.
1. Welke kwantitatieve doelstellingen/streefcijfers zijn bepaald om de aanwezigheid van kansengroepen in de actie te waarborgen? De projecten die uit de masterplannen voortkomen zullen bijkomende tewerkstelling creëren die voor 80% naar mensen uit de diverse kansengroepen gaan: allochtonen, arbeidsgehandicapten, ervaren werknemers en leefloongerechtigden.
2. Welke kwalitatieve doelstellingen zijn bepaald om binnen de actie de toegang van kansengroepen te faciliteren? Er worden in het najaar 6 pilootprojecten opgestart voor de opmaak van een masterplan lokale diensteneconomie.
3. Hoe wordt samengewerkt met andere actoren (vb. jobcoaches) en met de eigen organisaties van kansengroepen om de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen te bereiken? Indien niet waarom niet?
Er wordt samengewerkt met de partners van de werkwinkel.
Artikel 19:Pilootproject rond allochtonen in de sportsector De sociale partners kiezen ervoor om tegen volgend jaar een actieplan voor te bereiden in het kader van nieuwe tewerkstellingsplaatsen voor allochtonen in de sportsector.
De sociale partners kiezen ervoor om tegen volgend jaar een actieplan voor te bereiden in het kader van nieuwe tewerkstellingsplaatsen voor allochtonen in de sportsector. Het gaat ondermeer om volgende functies: Onderhoud en installatie van spel- en sportinfrastructuur Animatoren Zaalwachters Trainers De sector kiest voor een actieve participatie met de Koning Boudewijnstichting. Sinds 2001 heeft Nike een bedrijfsfonds opgericht in de schoot van de Koning Boudewijnstichting. Dit fonds steunt projecten onder de noemer ‘Sport als middel tot participatie van specifieke doelgroepen”. Sinds 2005 ligt de focus van het fonds op vorming en tewerkstelling in het lokaal sport- en bewegingsaanbod.
1. Welke kwantitatieve doelstellingen/streefcijfers zijn bepaald om de aanwezigheid van kansengroepen in de actie te waarborgen? Deze actie richt zich volledig naar de allochtonen. Concrete streefcijfers zullen opgenomen worden in het actieplan eind 2006.
2. Welke kwalitatieve doelstellingen zijn bepaald om binnen de actie de toegang van kansengroepen te faciliteren? Het gaat hier om de creatie van nieuwe tewerkstellingsplaatsen binnen de sportsector.
3. Hoe wordt samengewerkt met andere actoren (vb. jobcoaches) en met de eigen organisaties van kansengroepen om de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen te bereiken? Indien Op 21 juni 2005 ging een eerste rondetafel door. Deze bijeenkomst niet waarom niet? Er wordt samengewerkt met de actoren betrokken bij de beoogde de uitwisseling van kennis en ervaringen van de rondetafel, waaronder de Koning Boudewijnstichting. verschillende partners bij de uitbouw van een lokaal sport- en bewegingsaanbod. In het najaar van 2005 en ook in 2006 zal de sector actief meewerken aan deze ronde tafels. Daarnaast zal zij ook de specificiteit van bovenvermelde functies in kaart brengen en zoeken welke opleidingen daartoe relevant zijn. Op basis daarvan zal tegen eind 2006 een concreet actieplan opgesteld worden dat ertoe moet leiden dat meer allochtonen in de (arbeidsmarkt van) de sportsector participeren.
De sector zal hiervoor met een aantal besturen nagaan welke zaken Artikel 20: Onthaal van nieuwe in een dergelijk pakket moeten aanwezig zijn en hoe zo’n pakket werknemers De sector zal in het kader van op de beste wijze kan geïmplementeerd worden bij het bestuur. onthaal van nieuwe werknemers een
1. Welke kwantitatieve doelstellingen/streefcijfers zijn bepaald om de aanwezigheid van kansengroepen in de actie te waarborgen? Hoewel een goed uitgewerkt onthaalbeleid alle werknemers in
onthaalpakket voor de sector ontwikkelen die op maat van het bestuur kan aangepast worden
De sector zal hiervoor een clusterdiversiteitsplan indienen met een aantal geïnteresseerde besturen.
de sector ten goede komt, zullen vooral kortgeschoolden, allochtonen, ervaren werknemers en arbeidsgehandicapten hier baat bij hebben.
2. Welke kwalitatieve doelstellingen zijn bepaald om binnen de actie de toegang van kansengroepen te faciliteren? Om een goed onthaalbeleid te kunnen voeren wordt er een onthaalpakket uitgewerkt die op maat van het bestuur kan aangepast worden.
3. Hoe wordt samengewerkt met andere actoren (vb. jobcoaches) en met de eigen organisaties van kansengroepen om de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen te bereiken? Indien niet waarom niet? Er wordt samengewerkt met de projectontwikkelaars diversiteit.
Met betrekking tot de arbeidsbemiddelaars worden 3 specifieke Artikel 21: Samenwerking met acties ondernomen. Jobkanaal De sector zal haar actieve Het is de bedoeling om jaarlijks 20% meer OCMW’s te medewerking verlenen aan het laten aansluiten bij het netwerk van arbeidsbemiddelaars. Zij hebben er immers alle belang bij om mensen uit de project Jobkanaal met de bedoeling om zoveel mogelijk mensen uit de drie doelgroepen (die sterk vertegenwoordigd zijn in de totale groep van leefloongerechtigden). kansengroepen (45+, allochtonen en arbeidsgehandicapten) naar de Er komen ook nog een aantal sensibiliseringsacties arbeidsmarkt te leiden. gericht op het doorverwijzingen. De OCMW’s die reeds zijn aangesloten worden aangespoord om ook werkzoekenden effectief door te verwijzen naar de vacatures. Het model van werkstages dat het OTC Gent hanteert, zal door de VVSG verder bekeken worden om te zien of iets in dezelfde aard kan toegepast worden voor alle OCMW’s. Anderzijds zullen de lokale besturen als werkgever benaderd worden. Ook zij kunnen vacatures openstellen voor mensen uit de
1. Welke kwantitatieve doelstellingen/streefcijfers zijn bepaald om de aanwezigheid van kansengroepen in de actie te waarborgen? In 2005 zal de sector 300 doorverwijzingen realiseren die resulteren in 55 invullingen. Het gaat hoofdzakelijk om leefloongerechtigden. In 2006 zal de sector 350 doorverwijzingen realiseren die resulteren in 60 invullingen. De opvolging gebeurt door de registratie via de jobkanaalconsulenten, met aparte gegevens over de lokale besturen.
2. Welke kwalitatieve doelstellingen zijn bepaald om binnen de actie de toegang van kansengroepen te faciliteren? Er wordt een sensibiliseringsactie opgezet, die vanuit de regionale stuurgroepen vorm krijgt.
kansengroepen. Toch zijn er heel wat (juridische) knelpunten. Samen met de werknemersorganisaties (ACOD, CCOD en VSOA) zal deze problematiek aangepakt worden binnen de stuurgroep sectorconvenant lokale besturen. Voor de realisatie van deze acties zal in de regionale stuurgroepen concrete stappen worden ondernomen. Naast communicatie wordt vooral gedacht aan netwerkactiviteiten: infonamiddagen, roadshows, …
3. Hoe wordt samengewerkt met andere actoren (vb. jobcoaches) en met de eigen organisaties van kansengroepen om de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen te bereiken? Indien niet waarom niet? Er wordt samengewerkt met de partners verbonden aan het project Jobkanaal.