Sectorconvenant 2013-2014 tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners van de sector van de papier- en kartonverwerkende nijverheid (PC 136)
Tussen de Vlaamse Regering, hierbij vertegenwoordigd door:
De heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport; De heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke kansen en Brussel
en de sociale partners van de sector van de papier– en kartonverwerkende nijverheid: met als vertegenwoordigers voor de werkgevers:
Mevrouw Vanlierde Lieve, Secretaris-Generaal Federatie der Papier- en Kartonverwerkende bedrijven vzw
en als vertegenwoordigers voor de werknemers:
De heer Dany Vrijsen, Regionaal secretaris ABVV-Algemene Centrale; De heer Frank Borloo, Regionaal secretaris ACV – Bouw - Industrie & Energie; De heer Thibaut Montjardin, Nationaal secretaris ACLVB
1
[Wordt overeengekomen wat volgt] Verbintenissen van de Vlaamse Regering Artikel 1. De Vlaamse Regering verbindt er zich toe in het kader van voorliggende overeenkomst tijdens de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 een maximale toelage van 204.000,00 EUR uit te betalen aan het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de papier– en kartonbewerking (Pleinlaan 5 - 1050 Brussel; bankrekeningnummer: BE57 7320 1149 2935; ondernemingsnummer: 0457.480.407) ter financiering van 2 VTE sectorconsulenten. Artikel 2. De Vlaamse Regering stimuleert en ondersteunt de uitvoering van voorliggende overeenkomst, door: 1. het organiseren van ad hoc- overleg met de sociale partners, op vraag van de sectoren; 2. het organiseren van klankbordvergadering waarbij knelpunten worden besproken en desgevallend beleidsaanbevelingen kunnen worden geformuleerd, op vraag van de sectoren; 3. het organiseren van netwerkbijeenkomsten met de sectorconsulenten, via de SERV, die fungeren als doorgeefluik van informatie en die in het teken staan van ondermeer ervaringsuitwisseling, opbouw van expertise, en sectoroverschrijdende samenwerking.
Verbintenissen van de sector Artikel 3. De sector van de papier- en kartonverwerkende nijverheid verbindt zich ertoe om, op basis van het door de VESOC-partners goedgekeurde, inhoudelijk kader voor de sectorconvenants, een sectorale visie te ontwikkelen en vanuit deze visie prioriteiten te bepalen en er doelgerichte acties aan te koppelen. De sectorspecifieke maatregelen geformuleerd in dit convenant zijn inspanningsverbintenissen en hebben betrekking op het ondersteunen en uitvoeren van: -
de afstemming tussen onderwijs en de arbeidsmarkt;
-
een competentiebeleid, waaronder leven lang leren;
-
het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, vermeld in het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt.
Artikel 4. De sector van de papier- en kartonverwerkende nijverheid verbindt er zich toe de werkingssubsidie uitsluitend aan te wenden ter uitvoering van deze sectorspecifieke maatregelen. Hiertoe worden effectief 2 VTE- sectorconsulenten ingezet. Zij werken in de sector onder paritair toezicht en zijn er belast met het geheel van coördinerende, rapporterende en ondersteunende taken ter uitvoering van het sectorconvenant. De loon- en werkingskosten van deze sectorconsulenten komen in aanmerking als subsidiabele kosten voor zover zij betrekking hebben op de uitvoering van deze sectorspecifieke maatregelen en voor zover ze uitgevoerd worden binnen de looptijd van het sectorconvenant. Periodes van tijdskrediet of loopbaanonderbreking komen niet in aanmerking voor financiering tenzij wordt aangetoond dat de functie van de sectorconsulent(e) tijdelijk tijdens zijn of haar afwezigheid door een vervang(st)er wordt uitgeoefend. De sector zal de naam van de sectorconsulenten aan het departement Werk en Sociale Economie bezorgen, wijzigingen melden en een sectorconsulent(e) (per netwerk) aanduiden voor de SERV netwerkbijeenkomsten.
2
Artikel 5. Ter verantwoording en ter evaluatie van deze overeenkomst bezorgt de sector ten laatste op 31 januari 2014 een voortgangsrapport en ten laatste op 31 januari 2015 een eindrapport aan het departement Werk en Sociale Economie. Het voortgangs- en het eindrapport omvatten: - de rapportering over de verschillende initiatieven ter realisering van het actieplan; - de toetsing van de realisaties aan de voortgangsindicatoren en de doelstellingen vermeld in het sectorconvenant en het actieplan; - de verantwoording van de aanwending van de ontvangen subsidiebedragen (enkel voor het eindrapport). Het departement Werk en Sociale Economie bezorgt tijdig aan de sector het modelformulier inzake de rapportering. De sector van de papier- en kartonverwerkende nijverheid werkt vanuit volgende sectorale visie aan de uitvoering van de prioriteiten en acties van dit sectorconvenant:
3
Sectorale visie
1. Analyse/schets van de sector
Het industriële landschap verandert voortdurend. De technologische evolutie uit zich in een gigantische evolutie van het machinepark, nieuwe productietechnieken en een verregaande digitalisering enerzijds en in de ontwikkeling van hoogtechnologische producten en groenere producten anderzijds. Deze evolutie gaat trouwens steeds sneller en vergt nieuwe competenties en bijkomende scholing van de werknemers. De globalisatie en de schaalvergroting hebben tot gevolg dat er in de papier- en kartonverwerkende sector groepen ontstonden van wereldformaat, die zich sterk gingen specialiseren in bepaalde activiteiten terwijl er anderen werden afgestoten, waardoor ook de werknemers over wijzigende competenties dienen te beschikken. De papier- en kartonverwerkende sector is een heterogene sector. Ongeveer ¼ van het sectoraal omzetcijfer wordt gerealiseerd door ondernemingen die golfkarton produceren en/of verwerken. De vouwdozen en flexibele verpakkingen zijn beiden goed voor iets minder dan 20%. Enkele kleine ondersectoren zoals school- en kantoorartikelen, enveloppen en kartonnages zijn goed voor zowat 6%, waar de groothandel zowat 8% voor zijn rekening neemt. Verder zijn er de ondernemingen die geen deel uitmaken van een ondersector en vaak afgewerkte producten op de markt brengen eveneens goed voor ¼ van de gerealiseerde omzet. Het gaat daarbij om zeer verscheiden producten zoals speel- en collectiekaarten, sigarettenpapier, materiaal voor medisch gebruik, enz. Deze producten ondergingen en ondergaan gigantische evoluties. De verpakkingen zijn lichter geworden door betere technieken, ze worden meer en meer bedrukt en vervullen een grote marketingrol. Tewerkstelling De werknemers van de sector zijn ondergebracht in de paritaire comités 136 (arbeiders) en 222 (bedienden). De tewerkstelling in de sector van papier- en kartonbewerking is gedaald van 7.280 loontrekkenden in 2005 tot 6.666 loontrekkenden in 2010, of een procentuele daling van -8,4%. Vooral de arbeiders werden in belangrijke mate geconfronteerd met het tewerkstellingverlies (-577 personen). Over alle sectoren heen is het aantal loontrekkenden toegenomen met +4,6%. Tussen 2009 en 2010 is het aantal loontrekkenden lichtjes afgenomen (-38 loontrekkenden) in de sector van papier- en kartonbewerking. Dit komt overeen met een daling van -0,6% op jaarbasis. De tewerkstelling kent een constante, zij het wel beperkte daling van werknemers. Een deel van die daling is toe te schrijven aan de economische crisis en aan de outsourcing van bepaalde activiteiten en aan het gebruik van interims om flexibele inzet mogelijk te maken. In de sector van papier- en kartonbewerking is 85,6% van de loontrekkenden voltijds aan de slag, in totaal 5.704 loontrekkenden. Een minderheid van 14,4% van de loontrekkenden (962 personen) werkt in een deeltijds arbeidsregime. In de sector van papier- en kartonbewerking zijn de arbeiders in de meerderheid: 73,1% (4876 arbeiders) van de loontrekkenden heeft het statuut van arbeider en 26,9%(1790 bedienden) het bediendestatuut. Meer dan 75% van de ondernemingen in de sector telt minder dan 20 werknemers. Deze kleinere ondernemingen waar een grote polyvalentie van de medewerkers wordt gevergd, krijgen massaal veel informatie te verwerken, waardoor heel veel aan hen aan voorbij gaat.
4
Er zal dan ook in dit sectorconvenant bijzondere aandacht besteedt moeten worden aan de meest efficiënte wijze van benadering van deze ondernemingen. De grote ondernemingen in de sector maken doorgaans deel uit van Europese of internationale groepen. Zij hebben een corporate structuur die vaak zeer gespecialiseerd en geconcentreerd werkt en daardoor richtinggevend is voor de initiatieven genomen in de individuele plants. Er zijn 6 regio’s waar er bedrijven uit onze sector gevestigd zijn namelijk: Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen, Limburg, Turnhout, Antwerpen, Vlaams-Brabant. De belangrijkst regio’s zijn Turnhout en Oost-Vlaanderen. In totaal telt de sector 343 bedrijven in België. In Vlaanderen zijn dat 249 bedrijven. De werknemers (arbeiders) •
Het opleidingsniveau
Vrij algemeen kan gesteld worden dat het opleidingsniveau van de werknemers stijgt: vroeger was er veel meer ongeschoolde arbeid in de ondernemingen. Deze arbeid is in de loop der tijden voor een groot deel ‘weg-geïnvesteerd’. Met de gedane investeringen verdween het overgrote gedeelte aan zware arbeid maar ook aan ongeschoolde arbeid. Vandaag de dag worden er werknemers aangeworven met een ander profiel: er worden nog zeer weinig ongeschoolde werknemers aangeworven. De profielen die men zoekt, zijn vooral technisch geschoolden: mechanici, elektriciens, elektromechanici, drukkers, enz. Helaas heerst er een grote schaarste op de arbeidsmarkt wat betreft deze profielen. Vaak wordt gezocht naar werknemers die over de capaciteiten beschikken om met bijkomende scholing door te groeien in de onderneming. In de sector van papier- en kartonbewerking zijn 85% van de arbeiders laag tot midden geschoold (geen hoger onderwijs). Op vaktechnisch en technisch gebied komen deze medewerkers vaak theoretische kennis tekort. Door het aanbieden van een vakoverschrijdend opleidingsprogramma zouden deze medewerkers de kans krijgen om nieuwe competenties aan te leren en ervaringen op te doen. De sector zal er met een aangepast opleidingsaanbod voor de sector voor zorgen dat arbeiders meekunnen met de verregaande digitalisering binnen de sector. Opleidingen kunnen zorgen voor nieuwe competenties bij de arbeiders zodat zij de technologische evolutie binnen de sector kunnen volgen. •
De leeftijd
De algemene vergrijzing van de Belgische bevolking gaat niet voorbij aan de papier- en kartonverwerkende nijverheid. Sommige ondernemingen worden zeer binnenkort (sommigen al vanaf volgend jaar) geconfronteerd met een belangrijke uitstroom van werknemers. Ondernemingen zijn vaak in fasen gegroeid en hebben aanwervingsgolven gekend, waardoor je vaak grote groepen werknemers terugvindt die van een zelfde leeftijdscategorie zijn. Dit heeft uiteraard tot gevolg dat de uitstroom van die werknemers een grote uitdaging vormt voor de betrokken ondernemingen. Op dit ogenblik is 19,45 % van de arbeiderspopulatie ouder dan 49 jaar. Wanneer men weet dat een groot gedeelte van de arbeiders geïnteresseerd is met brugpensioen te gaan zodra dit mogelijk is, begrijpt men dat er over 7 (voor degenen die in aanmerking komen voor een brugpensioen op de leeftijd van 56 jaar), respectievelijk over 9 jaar (voor degenen die in aanmerking komen voor een brugpensioen op de leeftijd van 58 jaar) een belangrijke uitstroom kan plaatsvinden. De bedrijven dienen zich daarom voor te bereiden op kennisoverdracht en mogelijkheden om de werknemers te motiveren om langer te blijven werken. De sector zal hierin een belangrijke rol spelen door opleiding te voorzien in visie van opvolging voor de uitstromers. Het gaat hierbij over peter/meterschap, train the trainer en
5
een opleidingspakket voor het ontwikkelen van de softskills en coachende vaardigheden van leidinggevenden. Anderzijds zullen opleidingen ervoor zorgen dat de oudere werknemers meekunnen met de nieuwe tendensen en technologische investeringen van de bedrijven. Door een goede opleiding en begeleiding bij vernieuwingsprocessen, kunnen zij lange tijd actief blijven op de arbeidsmarkt. •
Het geslacht
Vrouwen zijn vrij ondermaats vertegenwoordigd in de papier- en kartonbewerking. Bij de arbeiders is het gebrek aan vrouwen het meest uitgesproken. Slechts 17,94 % van de arbeiders zijn vrouwelijk. Dit komt waarschijnlijk door de aard van het werk. Het meeste arbeiderswerk vereiste – in het verleden - een bepaalde fysieke inzet die mannen doorgaans beter aankonden. Dit vindt men nog steeds weerspiegeld in de functieclassificatie van de sector die dateert uit het tijdperk waar een onderscheid tussen zware en lichte arbeid in belangrijke mate het niveau van de functie bepaalde. De technologische evolutie heeft een grote omwenteling teweeg gebracht wat betreft de aard van het werk: de fysieke kracht is in het merendeel van de bedrijven tegenwoordig veel minder belangrijk Volkomen andere competenties worden vereist van de werknemers. Deze competenties vindt men net zo goed terug bij vrouwen als bij mannen. Nochtans schijnt de technische activiteit nog steeds meer mannen aan te trekken dan vrouwen. In de bedrijven waar er vrouwelijke arbeiders zijn, zijn deze meestal tewerkgesteld in de drukafwerking en de inpakafdeling. In sommige bedrijven zijn er geen vrouwen aanwezig op de productievloer en zijn er zelfs geen voorzieningen voor hen. Soms is het dus ook een kwestie van cultuurverandering om ook vrouwen te introduceren op de werkvloer. Bij de bedienden is dit onderscheid minder belangrijk maar ook daar is een groot overgewicht terug te vinden onder de mannen: 66,11 % is man, 33,89 % is vrouw. Men mag dus gerust spreken van een behoorlijk mannelijke sector. •
Kansengroepen
De meerderheid van de ondernemingen in de sector van de papier- en kartonbewerking stellen werknemers uit kansengroepen te werk. Meer en meer ondernemingen hebben allochtone werknemers. Bij de grotere ondernemingen is er een veel grotere aanwezigheid van allochtonen, zowat 90% van de ondernemingen heeft werknemers van vreemde oorsprong. De problemen die het vaakst worden geciteerd, zijn communicatieproblemen en interne spanningen. Vaak werken de KMO’s in de sector ook met een werknemerspubliek dat al 20 of 30 jaar in het bedrijf werkt en meestal ook uit de dichte buurt komt. Hier is het vaak moeilijk om mensen van allochtone herkomst te integreren in het bestaande team. De werknemers met een arbeidshandicap zijn in veel beperktere mate aanwezig in de ondernemingen. Meestal zijn dit mensen die door een arbeidsongeval in het bedrijf overgeschakeld zijn naar een andere job binnen het bedrijf. Uit de interviews (tijdens bedrijfsbezoeken) is gebleken dat in sommige gevallen de niet aangepaste werkomgeving de tewerkstelling van mensen met een arbeidshandicap tegenhoudt, dat in andere gevallen er – al dan niet gegronde – vrees bestaat dergelijke werknemers te werk te stellen in een industrieel kader. Weinigen hebben een zicht op externe hulp die ze kunnen krijgen om de arbeidssituatie aan te passen aan werknemers met een arbeidshandicap. Hier zal de sector een rol spelen door informatie omtrent mogelijkheden tot bij de ondernemingen te brengen via een nieuwsbrief of bedrijfsbezoeken. De oudere werknemers zijn in de sector goed vertegenwoordigd, zoals blijkt uit hoger vermelde cijfers. Wanneer het echter om instroom gaat van oudere werknemers, dan ziet men dat de instroom van werknemers van meer dan 49 jaar vrij beperkt is. Een vaak gehoord argument om werknemers boven de vijftig niet aan te nemen is de vrees dat zij na enkele jaren op brugpensioen zullen willen gaan. Ook bedrijven die reeds een groot aandeel
6
aan vijftigplussers tewerkstelt wil liever jongere mensen aanwerven om zo een divers personeelsbestand te houden en ook de uitstroom van de werknemers op te vangen. Peter- en meterschap is een ideaal middel om oudere en ervaren werknemers een nieuwe uitdaging te geven en nieuwe kansen om zich te ontwikkelen. Via het peter/meterschap krijgen zij erkenning én waardering voor hun knowhow en vakmanschap... en laat dat nu juist de belangrijkste factoren zijn die oudere medewerkers kunnen motiveren, zo blijkt uit onderzoek Laaggeschoolden vindt men steeds minder terug in de sector. De investeringen in het verleden hebben veel jobs voor laaggeschoolden laten verdwijnen. De laaggeschoolden in de bedrijven zijn vaak de werknemers die er twintig à dertig jaar geleden aan de slag gingen en op hun manier meegegroeid zijn met het bedrijf. Om deze doelgroep de kans te geven om nieuwe competenties aan te leren die noodzakelijk zijn om mee te kunnen met de technologische evolutie en de digitalisering binnen de sector zodat hen een duurzame tewerkstelling kan gegarandeerd worden, is een opleidingsaanbod vanuit de sector noodzakelijk. •
Doorstroom en uitstroom
Uit cijfers is af te leiden dat er binnen de sector weinig verloop is. Ook uit de bedrijfsbezoeken kwam naar voren dat werknemers als ze eenmaal starten in het bedrijf er vaak ook niet meer weggaan. Dit vaak omwille van de stabiele werkgever, de collega’s en de mogelijkheden om door te groeien als met dit wenst. Om mensen warm te maken om te komen werken in de sector zijn dit belangrijke troeven. Momenteel blijkt echter wel dat de mentaliteit licht aan het wijzigen is en dat het moeilijker blijkt te worden om jongere werknemers in het bedrijf te houden.
2. Uitdagingen van de sector Instroom De sector wordt momenteel geconfronteerd met meerdere grote uitdagingen: dagelijks wordt gewerkt aan een daling van de milieu-impact van de bedrijven en producten van de sector, en dit alles rekening houdende met een constante vereiste om de kosten te beheersen teneinde concurrentieel te blijven. Daarnaast dienen de ondernemingen in een constant evoluerende economische context, ervoor te zorgen dat zij goed geschoold personeel vinden om deze uitdaging aan te gaan. Het is echter duidelijk dat men steeds moeilijker geschikte mensen vindt om vacatures in te vullen. Een deel van de knelpuntberoepen (de meeste van technische aard) zijn profielen die ook gegeerd zijn door heel wat andere sectoren. Andere functies zijn van meer sectorspecifieke beroepen (zoals bijv. stanser) zijn eveneens moeilijk in te vullen en daar gaan bedrijven vissen in de vijver van hun concurrenten of werven ze mensen aan met het oog met een opleiding in het bedrijf. De sector engageert zich dan ook om de instroom naar de sector voor knelpuntberoepen te bevorderen. De sector zal werk maken van het aantrekken van nieuwe werknemers voor de sector vanuit verschillende invalshoeken; de sector zal samenwerken met het onderwijs om de doorstroom naar de sector te bevorderen via de studiekeuze en via contacten met de juiste onderwijsvormen. Momenteel is het voor de sector nog een zoeken welke onderwijsvormen het best passend zijn voor de sector. Werkplekleren binnen de sector is redelijk onbekend. Meestal gebeurt dit via stages via het secundair onderwijs en een enkele keer vanuit het deeltijds onderwijs. De begeleiding gebeurt vaak door de persoon die het beste de machines kent en op het juiste moment
7
beschikbaar is. Een samenwerkingsverband tussen scholen en bedrijven is er vaak niet. Bezwaren om geen stages toe te laten zijn vaak dat stages te kort zijn en dus niet zinvol zijn voor zowel de student als het bedrijf. De sector wil echter ook werk maken van kwaliteitsvol werkplekleren voor jongeren uit het onderwijs. De sector zal hiervoor in eerste instantie moeten gaan kijken naar goede voorbeelden bij andere sectoren, aangezien de sector hier momenteel nog geen ervaring mee heeft. De sector wil in de toekomst werk maken van een betere samenwerking tot stand te brengen tussen het deeltijds onderwijs, de leertijd van Syntra en de sector. De sector wil zich engageren om contacten en netwerken tussen scholen en de sector te bevorderen. De sector wil ook aandacht besteden aan de kwaliteit van het werkplekleren. Bij andere sectoren, de Dienst Beroepsopleiding en bij Syntra is er al heel wat materiaal hierrond beschikbaar. De sector zal dit dan ook als startmateriaal gebruiken bij het bevorderen van de kwaliteit van het werkplekleren. De sector zal dit materiaal gebruiken om de bedrijven te sensibiliseren en te adviseren rond werkplekleren. Verder wil de sector ook graag een opleiding ‘peter/meterschap’ introduceren om zo mensen die leerlingen begeleiden zich kunnen bijscholen en zo de kwaliteit van het werkplekleren te verbeteren. Uit de interviews blijkt dat bedrijven vooral gesensibiliseerd moeten worden over het nut van de stages, bedrijfsbezoeken en werkplekleren naar de toekomst toe. Ook zal de sector zich engageren om meer mensen uit kansengroepen toe te leiden naar de sector. Dit onder andere door bedrijven warm te maken voor een divers en duurzaam personeelsbeleid via de nieuwsbrief of bedrijfsbezoeken. De sector streeft ernaar om de sector meer bekend te maken bij zowel het onderwijs als bij andere instroomkanalen. Daar waar mogelijk wil de sector graag samenwerken met onderwijs- en opleidingspartners om te werken aan opleidingen voor beroepen uit de sector en daarnaast de sector bekend te maken bij de jongeren en leerkrachten maar ook bij de instanties die hen begeleiden bij het maken van hun studie-en beroepskeuze. De sector is een gevarieerde sector, in de toekomst zal er dan ook best gewerkt worden met cluster en zo per cluster aansluiting zoeken bij een bepaald type onderwijs. Zo zijn er drie grote clusters: vouwcartonnages, golfkartonproducenten en prepressdiensten. Teneinde werknemers aan te trekken voor de sector, wil de sector bijdragen tot de invoering van nieuwe leerprogramma’s en een betere afstemming tussen bestaande leerprogramma’s en noden vanuit de sector. Bijvoorbeeld door de betere vertegenwoordiging van flexodruk binnen het drukkersonderwijs. Werkbaar werk en levenslang leren Een belangrijke uitdaging naar de toekomst zal zijn om mensen langer aan het werk te houden. Daarom zal het belangrijk zijn om mensen voortdurend bij te scholen en op zoek te gaan naar goede voorbeelden uit andere sectoren en bedrijven binnen de bedrijven die werk maken van werkbaar werk. Op sectorvlak wordt op dit moment nog niets gedaan rond competentieontwikkeling. Gelet op de toenemende vergrijzing en de behoefte aan het langer aan het werk houden van werknemers, dient ook aandacht te worden besteed aan maatregelen en aan de ontwikkeling van competenties die bijdragen tot werkbaar werk. Ook zal er in de toekomst meer instroom zijn van kansengroepen omwille van de krappe arbeidsmarkt. Er zullen nieuwe communicatieve en sociale vaardigheden verwacht worden van de arbeiders en de ploegchefs in het bijzonder zodat ze kunnen omgaan met diverse gewoonten, culturen en generaties. De sector wil de mogelijkheden bekijken om een eigen competentiebeleid op poten zetten met onder andere een sectorspecifiek opleidingsaanbod.
8
Werkbaar werk is iets dat in de komende jaren steeds belangrijker zal worden. De sector engageert zich om een visie te ontwikkelen rond werkbaar werk en in de toekomst gerichte acties naar de sector hieromtrent te doen. Hiervoor zal vooral gekeken worden naar goede voorbeelden en tools uit de eigen sector maar ook naar andere sectoren die hierin al verder staan. Diversiteit in de sector Binnen onze sector is er al heel wat diversiteit aanwezig onder de werknemers. Vooral de allochtone werknemers zijn binnen de sector goed vertegenwoordigd. Andere kansengroepen zijn dan weer minder aanwezig. Verschillende bedrijven hebben met succes een diversiteitsplan afgesloten in samenwerking met de projectontwikkelaars van het RESOC. Dit is een zeer goed instrument om meer diversiteit in de werknemerspopulatie te brengen en om werk te maken van een duurzaam personeelsbeleid dat mensen aanwerft en vormt. De sector wil ook in de toekomst deze diversiteitsplannen verder promoten en acties ondernemen om kansengroepen te introduceren in de sector. De sector representeert 20% vijftigplussers die de volgende jaren zullen uitstromen. Het is dan ook belangrijk dat de sector de ondernemingen hierin begeleidt. Hoe kunnen ze oudere werknemers langer aan het werk houden en hoe kunnen zij zorgen voor een goede kennisoverdracht. KMO-prioriteit Ruim 75%van de bedrijven uit de sector zijn KMO’s. Dit vraagt een bijzondere aandacht bij het benaderen van deze bedrijven. De sector engageert zich om acties specifiek naar KMO’s op te zetten. Meer dan 75% van de ondernemingen in de sector telt minder dan 20 werknemers. Deze kleinere ondernemingen waar een grote polyvalentie van de medewerkers wordt gevergd, krijgen massaal veel informatie te verwerken, waardoor heel veel aan hen aan voorbij gaat. Met de volgende acties zal dan ook getracht worden om de KMO’s uit de sector zo goed mogelijk te bereiken. Voor deze prioriteit zal de sector een samenwerkingsverband aangaan met Syntra, aangezien zij reeds heel wat ervaring in het werken met KMO’s. Ook zal de sector zich engageren om een KMO-specifieke communicatie op te zetten. Ook tijdens bedrijfsbezoeken zullen er regelmatig KMO’s bezocht worden. We zullen ook bij het uitvoeren van onze sectorconvenant een KMO-toets te doen om voldoende aandacht te geven aan KMO’s. Er zal maandelijks gekeken worden naar wat er voor de KMO’s gebeurd is vanuit de sector.
Vanuit de geschetste sectorale visie en vanuit de sectorspecifieke uitdagingen waar de sector op korte en langere termijn voor staat, maakt de sector van de papier- en kartonverwerkende nijverheid werk van het aanpakken van de volgende prioriteiten (zie prioriteitenfiches): o
Prioriteit 1: De instroom van nieuwe arbeidskrachten vanuit onderwijs en opleiding naar de sector bevorderen
o
Prioriteit 2: Een visie ontwikkelen rond werkbaar werk en het promoten van levenslang leren.
o
Prioriteit 3: De evenredige arbeidsdeelname in de sector bevorderen
o
Prioriteit 4: De uitbouw van een KMO-specifieke communicatiestrategie en dienstverlening
9
PRIORITEIT 1 Bevorderen van de instroom van nieuwe werknemers naar de sector vanuit onderwijs en opleiding Motivatie Uit cijfers is gebleken dat de sector sterk aan het vergrijzen is. Binnen de sector zijn er naast drukkersprofielen (zowel offset drukkers als flexodrukkers) ook heel wat technisch geschoolden aan het werk. In de toekomst zal het door de vergrijzing en de toekomstige uitstroom dan ook belangrijk worden om mensen met het juiste profiel toe te leiden naar de sector. De bedrijven uit de sector hebben vooral nood aan mensen met enige technische achtergrond. Voor deze technische profielen is vooral technische voeling en leermotivatie belangrijk, een diploma is minder doorslaggevend. Op de arbeidsmarkt zijn er heel wat mensen en jongeren zonder diploma en met een beperkte technische achtergrond. Diversiteitscheck Binnen de acties in onderstaande prioriteit wil de sector expliciete aandacht besteden aan de instroom van kansengroepen. Zo zal de sector de mogelijkheden bekijken naar instroom vanuit het Buitengewoon onderwijs. Ook is er binnen de acties expliciete aandacht naar de langgeschoolde jongeren binnen de systemen van leren en werken. Ook binnen het project leerwerkplaats de Garage zijn de cursisten vaak mensen uit de kansengroepen die via dit project een betere kans krijgen op tewerkstelling. De sector zal verder nog andere initiatieven die uitgaan vanuit VDAB bekijken om zo meer mensen uit kansengroepen naar de sector toe te leiden.
Voortgangsindicatoren De sector zal huidige cijfers naar tewerkstelling vanuit de vormen van leren en werken vergelijken met de cijfers die in 2013 en 2014 worden vrijgegeven. Aan de hand daarvan kan de sector zien of er enige voortgang wordt geboekt.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: De instroom en het werkplekleren vanuit systemen van leren en werken bevorderen binnen de sector. De sector en de systemen van leren en werken meer op elkaar proberen afstemmen Omschrijving: De bedrijven uit onze sector zijn vaak op zoek naar mensen die met hun handen willen werken en enige technische achtergrond hebben. Er zijn heel wat jongeren met enkele jaren werkervaring zonder diploma. Door middel de systemen van leren en werken kunnen zij een opleiding en werken combineren. De sector wil dan ook een brug slaan tussen deze onderwijsvormen en de bedrijven uit de sector. Timing: 2013-2014
10
Betrokken partners: Syntra, DBO, het Deeltijds Onderwijs, bedrijven, het Paritair Leercomité, Fonds voor Bestaanszekerheid en andere sectoren Kwantitatieve streefcijfers: De sector wil tien goede voorbeelden van samenwerkingen oplijsten zowel in de sector als bij andere sectoren. De sector wil 10 bedrijven in contact brengen met het deeltijds onderwijs. Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: De sector wil investeren in werkervaringsplaatsen als een manier om knelpuntvacatures in te vullen en de sector wil werkplekleren meer integreren in de sector. SUBACTIE 1: De sector zal gaan kijken welke sectoren reeds in het kader van de leertijd of het deeltijds onderwijs projecten hebben opgezet en wat de succesfactoren hierbij waren. SUBACTIE 2: De sector zal gaan kijken welke profielen binnen de leertijd van Syntra relevant kunnen zijn voor de sector en welke sectorspecifieke profielen eventueel kunnen gecreëerd worden. SUBACTIE 3: De sector zal de mogelijkheden bekijken om samen met sectoren die dezelfde profielen zoeken om een project op te zetten rond de leertijd, zodat de kans op een succesvolle afloop wordt vergroot. SUBACTIE 4: Momenteel bestaat er binnen de sector enkel een paritair leercomité voor ‘assistent flexodrukker’. De sector zal uitzoeken naar welke technische profielen dit kan uitgebreid worden voor de sector. SUBACTIE 5: De sector zal de bestaande contacten tussen de bedrijven en het deeltijdse onderwijs uitbreiden en nieuwe contacten bevorderen. SUBACTIE 6: De sector zal goede voorbeelden van samenwerkingen tussen het deeltijds onderwijs en bedrijven uit de sector oplijsten en verspreiden binnen de sector via bedrijfsbezoeken, het ledenblad en de nieuwsbrief naar KMO’s. Actie 2: Het bevorderen van de instroom uit het secundair technisch onderwijs naar onze sector Omschrijving: De sector heeft momenteel nog te weinig zicht op wat in het algemeen technisch onderwijs interessant kan zijn voor de sector. Het technisch secundair onderwijs heeft profielen die ook door vele andere sectoren gewild zijn. Het zal hiervoor dan ook belangrijk zijn om aansluiting te zoeken bij andere sectoren. Timing: 2013-2014 Betrokken partners: Departement onderwijs, andere sectoren, Fonds voor Bestaanszekerheid Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: De sector wil het technische onderwijs en de sector dichter bij elkaar brengen. SUBACTIE 1: De sector zal de initiatieven van de andere sectoren omtrent projecten ter bevordering van instroom van technische profielen opvolgen om zo te weten te komen waar de sector in de toekomst op kan inzetten. SUBACTIE 2: De sector zal deelnemen aan de SID-In beurzen in de regio Antwerpen en Oost-Vlaanderen in samenwerking met GRAFOC. Dit omwille van de concentratie van bedrijven en scholen in deze twee regio’s.
11
SUBACTIE 3: De sector zal zijn input geven bij de website www.onderwijskiezer.be. Dit door zoveel mogelijk relevante informatie over de sector te verzamelen. SUBACTIE 4: De sector zal de evoluties rond de opleiding productie-en procesoperator in SEN-SE in samenwerking met de sectoren hout, voeding, chemie en textiel opvolgen. Dit met het oog op eventueel het mee instappen in deze opleiding in de toekomst. SUBACTIE 5: De sector zal meewerken aan acties en initiatieven die georganiseerd worden ter promotie van het technische en wetenschappelijk onderwijs. De sector zal ook de evoluties binnen het actieplan STEM mee opvolgen. SUBACTIE 6: De sector wil objectieve informatie aanbieden aan de scholen, leerlingen, leerkrachten en ouders over de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden in de sector. Dit zal de sector doen door de bestaande kanalen naar scholen, leerlingen en leerkrachten te gebruiken en ook te gaan kijken hoe andere sectoren dit aanpakken. Actie 3: De contacten met het grafische onderwijs verder uitbouwen en onderhouden Omschrijving In de sector zijn er heel wat grafische profielen. De sector wil daarom de contacten met het grafische onderwijs verder uitbreiden en onderhouden. Dit vooral met het oog op de promotie van de flexodruk die momenteel nog onbekend is binnen het grafische onderwijs. Het opleiden van een flexodrukker in het bedrijf is vaak een heel intensieve opleiding. Om de belasting voor de bedrijven bij het opleiden van flexodrukkers te verlichten gaan wij actief op zoek gaan naar mogelijkheden tot samenwerking. Timing: 2013-2014 Betrokken partners: VLOR, grafische scholen, Fonds voor Bestaanszekerheid, Fetra, bedrijven Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: De sector wil zich beter bekend maken binnen het grafisch onderwijs. Kwantitatieve streefcijfers: De sector wil deelnemen aan minstens 2 adviesraden van de grafische hogescholen en de sector wil 2 bedrijven warm maken om deel te nemen aan een adviesraad. SUBACTIE 1: De sectorconsulent zal een oplijsting maken van welke bedrijven uit de sector werken met offset of flexodruk en hoeveel drukkers zij tewerkstellen zodat dit kan gebruikt worden in de contacten met het grafische onderwijs. SUBACTIE 2: De sector bekijkt de mogelijkheden om een flexodruksimulator in een school te financieren vanuit het Fonds voor Bestaanszekerheid. Deze zou kunnen gebruikt worden in de school als alternatief voor de veel te dure investering in een flexodrukmachine en kan ook opengesteld worden naar bedrijven. Hier zal ook gekeken worden naar de mogelijkheden vanuit RTC-netwerk. SUBACTIE 3: De sectorconsulent zal op vraag van grafische scholen of grafische afdelingen bedrijven met flexodruk zoeken voor een bedrijfsbezoek dat kadert binnen de opleiding (momenteel is dit de enige kennismaking met flexodruk) SUBACTIE 4: De sectorconsulent zal contacten leggen met de verschillende technische adviseurs van de grafische scholen en onderhouden. Op termijn kan er met de overkoepelende organen samen worden gezeten om de inhoud van de leerplannen meer af te stemmen op onze sector.
12
SUBACTIE 5: De sectorconsulent zal op vraag van grafische scholen experten vanuit bedrijven aanspreken om te doceren als gastdocent binnen de grafische opleidingen. SUBACTIE 6: De sectorconsulent zal deelnemen aan de adviesraden van de hogescholen en zal ook mensen uit bedrijven motiveren om hieraan deel te nemen. SUBACTIE 7: De sectorconsulent zal deelnemen aan de grafische sectorcommissie van de VLOR. Actie 4: De mogelijkheden bekijken van het Buitengewoon onderwijs naar instroom naar de sector Omschrijving: Binnen de opleidingsvorm 3 en 4 en de alternerende beroepsopleiding binnen opleidingsvorm 3 bevinden zich leerlingen die zich voorbereiden op de arbeidsmarkt. De sector wil bekijken of hier mogelijkheden bestaan om samen te werken in de toekomst. De sector zal gaan kijken bij andere sectoren die met deze onderwijsvorm reeds een samenwerking hebben. Timing: 2013-2014 Betrokken partners: BUSO, Fonds voor Bestaanszekerheid, Fetra, bedrijven, andere sectoren, DBO Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: De sector wil de mogelijkheden van nieuwe instroomkanalen onderzoeken SUBACTIE 1: De sector wil de kennis over deze opleidingsvorm uitbreiden en een netwerk met de scholen die deze opleidingsvorm aanbieden uitbreiden. SUBACTIE 2: De sector zal een oplijsting van bedrijven die goede ervaringen hebben met deze leerlingen en deze goede voorbeelden verspreiden bij de bedrijven. SUBACTIE 3: De sector zal bekijken welke richtingen binnen deze opleidingsvormen geschikt kunnen zijn voor onze sector. SUBACTIE 4: Er zal gekeken worden naar andere sectoren die ervaringen hebben met het Buitengewoon onderwijs. Actie 5: De contacten met VDAB onderhouden en uitbreiden. Instroom vanuit VDAB of andere opleidingsinitiatieven voor werkzoekenden bevorderen Omschrijving: Binnen de bedrijven uit de sector is de VDAB nog steeds te weinig bekend en de VDAB biedt heel wat mogelijkheden om opleiding in het bedrijf te voorzien. Het is dan ook belangrijk dat de mogelijkheden vanuit de VDAB meer bekend wordt gemaakt bij de bedrijven. VDAB zal in de toekomst een samenwerkingspartner blijven. Timing: 2013-2014 Betrokken partners: VDAB, bedrijven, provinciale accountmanagers, Ambassador VZW, Fonds van de taxisector, sociaal fonds van de betonindustrie, RESOC’s, Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: De sector wil de krachten tussen VDAB en de sector bundelen. Kwantitatieve streefcijfers: De sector wil vijf infosessie binnen de grafische opleidingen organiseren. De sector wil in minstens 30 bedrijven de IBO-maatregel promoten. De sector wil minstens driemaal een infosessie voor werkwinkelconsulenten organiseren.
13
SUBACTIE 1: De sector zal zijn samenwerking met VDAB continueren door het contact met de provinciale accountmanagers te behouden en deze contacten bij bedrijfsbezoeken bekend te maken. SUBACTIE 2: De sector zal infosessies voorzien over onze sector in de grafische opleidingen van de VDAB om de cursisten te laten kennismaken met onze sector SUBACTIE 3: De sector zal de opleiding productie-operator opvolgen in open aanbod maar ook gaan kijken naar de mogelijkheden om deze opleidingen in company in een bedrijf uit de sector te laten doorgaan. SUBACTIE 4: De sector zal ook uitzoeken of er nog ander opleidingen bestaan bij VDAB die kunnen toeleiden tot onze sector. SUBACTIE 5: De sector zal IBO als opleidingsmaatregel blijven promoten bij de bedrijven Dit zal gebeuren via de bedrijfsbezoeken en via de andere communicatiekanalen vanuit het Fonds voor Bestaanszekerheid. SUBACTIE 6: De sector zal een infosessie voor werkwinkelconsulenten organiseren in samenwerking met enkel andere kleinere sectoren zoals de verhuissector, taxisector, betonindustrie. Op deze infosessie kan de sector de tewerkstellingsmogelijkheden binnen de sector voorstellen.
Actie 6: De mogelijkheden bekijken om een samenwerking uit te bouwen met het Opleidingsinitiatief ‘Leerwerkplaats Garage’. Het opleidingsproject Leerwerkplaats Garage is een project van de Stad Antwerpen in samenwerking met de VDAB en wil aan laaggeschoolde werkzoekenden een aangepaste, praktijkgerichte technische opleiding automechanica bieden, gekoppeld aan een intensieve begeleiding in de zoektocht naar een gepaste job, met als doel de positie op de arbeidsmarkt te verstevigen. Vanuit het opleidingsinitiatief is er een mogelijkheid om dit uit te breiden naar meer industriële technische functies Omschrijving: ‘Leerwerkplaats Garage’ leidt mensen op tot mecaniciens maar kan op vraag van de sector ook opleidingen organiseren die meer sectorspecifiek zijn. Timing: 2013-2014 Betrokken partners: Bestaanszekerheid
Leerwerkplaats
Garage,
bedrijven,
Fetra,
Fonds
voor
Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: De sector wil de mogelijkheden van interessante instroomkanalen onderzoeken, aanpassen en integreren in de sector. SUBACTIE 1: De sector zal op zoek gaan naar meerdere bedrijven uit Antwerpen uit de sector die technische profielen zoeken en die openstaan voor dit project. SUBACTIE 2: De sector zal de samenwerking met ‘de leerwerkplaats garage‘ uitwerken.
14
Actie 7: De bedrijven uit de sector sensibiliseren om hun bedrijven open te stellen voor bedrijfsbezoeken en stages Omschrijving Bedrijfsbezoeken en stages blijken een belangrijke tool om samenwerking met het onderwijs op poten te zetten. Daarom wil de sector de bedrijven stimuleren en sensibiliseren over het belang van hun bedrijf om zich open te stellen voor bedrijfsbezoeken en stages vanuit het onderwijs door middel van bedrijfsbezoeken door de sectorconsulent. De sector wil ook de kwaliteit van de stageplaatsen bevorderen. Timing: 2013-2014 Betrokken partners: Fonds voor Bestaanszekerheid, Fetra, bedrijven, scholen Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: De sector wil dat bedrijven meer openstaan voor stages en bedrijfsbezoeken. Kwantitatieve streefcijfers: De sector wil minstens 30 bedrijven sensibiliseren rond bedrijfsbezoeken en stages. SUBACTIE 1: De sectorconsulent zal bedrijven sensibiliseren over het nut van stages en bedrijfsbezoeken. SUBACTIE 2: De sectorconsulent zal een oplijsting maken van de bedrijven uit onze sector die openstaan voor bedrijfsbezoeken en stages vanuit scholen SUBACTIE 3: De sector zal scholen en bedrijven met elkaar in contact brengen en bestaande contacten ondersteunen Actie 8: Het bevorderen van de kwaliteit van stageplaatsen en werkervaringsplaatsen Omschrijving De sector zal bij bedrijfsbezoeken de bedrijven bevragen naar de kwaliteit van de stageplaats of werkplekleerplaats. Dit door middel van een vragenlijst die wordt opgesteld. Daarnaast zal de sectorconsulent tijdens bedrijfsbezoeken tips geven aan de verantwoordelijken over op welke manier ze de kwaliteit kunnen verbeteren. Timing: 2013-2014 Betrokken partners: bedrijven, Fonds voor Bestaanszekerheid Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: De sector wil kwalitatievere stageplaatsen en werkervaringsplaatsen creëren. Kwantitatieve streefcijfers: de sector wil de vragenlijst bij minstens 30 bedrijven afnemen. De tips rond kwalitatieve stages wil de sector bij minstens 50 bedrijven verspreiden. SUBACTIE 1: De sectorconsulent zal bij andere sectoren en bij de onderwijsinstanties te rade gaan over wat een kwalitatieve stage – of werkervaringsplaats is en naar interessante tools die de sector ook kan gebruiken als basismateriaal. SUBACTIE 2: De sectorconsulent zal gebruik maken van het basismateriaal dat hierrond al beschikbaar is om de bedrijven te bevragen over hoe zij momenteel een stage aanpakken. SUBACTIE 3: De sectorconsulent zal gebruiken maken van het basismateriaal om bij bedrijfsbezoeken de verantwoordelijken te sensibiliseren over wat er kan veranderd worden om de stages kwalitatiever te maken.
15
PRIORITEIT 2 Werkbaar werk en uitbouw van een sectoraal competentiebeleid voor werknemers Motivatie In de toekomst zal het belangrijk zijn om arbeiders te houden binnen het bedrijf. Daarom zullen bedrijven een duurzaam personeelsbeleid op poten moeten zetten. Eén van de pijlers van een duurzaam personeelsbeleid is goed opgeleide en competente werknemers hebben. De bedrijven binnen onze sector leiden vaak op de werkvloer en zijn bezig met het formaliseren van hun personeelsbeleid. Vanuit de sector zouden we bedrijven kunnen ondersteunen door een aanbod aan opleidingen voor werknemers te voorzien dat op maat is van de sector en op basis van de noden van de bedrijven wordt opgemaakt. Verder zal de sector een visie ontwikkelen over werkbaar werk en dit in concretere acties omzetten. Diversiteitscheck Bij de opmaak van een opleidingsaanbod zal er aandacht besteedt worden om zoveel mogelijk werknemers uit kansengroepen aan te trekken. De doelgroep en de verwachte voorkennis zullen duidelijk vermeld worden bij de bekendmaking van het opleidingsaanbod. Er zal ook expliciet vermeld worden dat er geen voorkennis vereist wordt. Bij de bekendmaking van het opleidingsaanbod zullen er verschillende kanalen gehanteerd worden zodat iedereen de kans krijgt van het aanbod op de hoogte gesteld te worden. Er zal bijgehouden welke kansengroepen er aan welke opleidingen deelnemen. Er zal op zoek gegaan worden naar oorzaken voor eventuele lage participatie van bepaalde doelgroepen zodat indien nodig bijkomende acties worden opgezet om de participatie van deze doelgroepen te vergroten.
Voortgangsindicatoren De sector houdt bij hoeveel werknemers per bedrijf een opleiding volgen. Zo kan de voortgang bijgehouden worden. Streefcijfers: per week zou er één bedrijf moeten bezocht worden door de sectorconsulent. Eén keer per twee maand zullen de bedrijven informatie krijgen over het opleidingsaanbod van de sector.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: De bedrijven sensibiliseren over werkbaar werk Omschrijving: De bedrijven zijn momenteel nog niet echt bezig met het meer werkbaar maken van het werk om zo de werknemers langer aan het werk te kunnen houden. Vaak hebben ze er geen idee van wat ze kunnen veranderen. Hier zal dan ook een rol weggelegd zijn voor de sector om ideeën en tools hiervoor aan te reiken. Timing: 2013-2014
16
Betrokken partners: Bedrijven, Departement Werk, SERV, andere sectoren, Fonds voor Bestaanszekerheid Sectorale doelstelling of rol/inbreng: De sector wil zelf nadenken over hoe meer werkbaar werk kan gecreëerd worden en wil ook de bedrijven laten nadenken over wat werkbaar werk kan zijn of worden. SUBACTIE 1: De sectorconsulent zal goede voorbeelden van werkbaar werk binnen de sector en andere sectoren zoeken en verspreiden bij de bedrijven uit de sector. SUBACTIE 2: De sectorconsulent zal acties en bruikbare tools omtrent dit thema binnen andere sectoren en vanuit de website www.dejuistestoel.be bekend maken bij de bedrijven binnen de sector. Dit zal gebeuren via bedrijfsbezoeken en de andere communicatiekanalen vanuit het Fonds voor Bestaanszekerheid.
Actie 2: Sensibiliseren van bedrijven met betrekking tot opleiding van werknemers Omschrijving: De bedrijven uit de sector sensibiliseren over het opleiden van hun werknemers. Timing: 2013-2014 Betrokken partners: De bedrijven, Fonds voor bestaanszekerheid, andere sectoren, opleidingsaanbieders, CVO’s, Syntra, Centra voor Basiseducatie Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: De sector wil de bedrijven bewuster maken van het belang van het opleiden van hun werknemers. SUBACTIE 1: De sectorconsulent zal de bedrijven sensibiliseren over wat geletterdheid van hun werknemers inhoudt. Dit met de bedoeling ook de mogelijkheden rond opleiding naar geletterdheid bij de bedrijven bekend te maken. Vaak weet men niet wat geletterdheid is en dat er opleidingen rond kunnen gegeven worden in het bedrijf. SUBACTIE 2: De sectorconsulent zal door middel van bedrijfsbezoeken en een nieuwsbrief de bedrijven sensibiliseren rond het belang van het opleiden van de werknemers.
Actie 3: Het uitbouwen van een sectoraal opleidingsaanbod Omschrijving: De sector wil de mogelijkheden bekijken om vanuit het Fonds voor bestaanszekerheid een gestructureerd opleidingsaanbod te voorzien en dit aanbod bekend maken bij de bedrijven. Timing: 2013-2014 Betrokken partners: De bedrijven, Fonds voor bestaanszekerheid, andere sectoren, opleidingsaanbieders, CVO’s, Syntra, Centra voor Basiseducatie Gezien de link in de acties naar geletterdheid kan basiseducatie hier als partner worden toegevoegd. Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: De sector wil meer opleiding voor de werknemers uit de sector. En in het bijzonder voor de kansengroepen. Kwantitatieve streefcijfers: De sector wil minstens 8 opleidingen voorzien voor werknemers uit de bedrijven. De sector wil minstens 3 technische opleidingen en minstens 3 opleidingen rond sociale vaardigheden opzetten voor de werknemers uit de sector. SUBACTIE 1: De sectorconsulent zal op basis van het behoeftenonderzoek gevoerd in het voorbije jaar een voorstel doen voor een sectorspecifiek opleidingsaanbod
17
SUBACTIE 2: De sectorconsulent zal voor dit opleidingsaanbod gebruik maken van bestaande samenwerkingsverbanden tussen andere sectoren en daar bij aansluiten. SUBACTIE 3: De sectorconsulent blijft de noden en behoeften vanuit de bedrijven opvolgen SUBACTIE 4: De sector bekijkt de mogelijkheden om de opleiding ‘Nederlands op de werkvloer’ op te nemen in het opleidingsaanbod. SUBACTIE 5: De sector zal communiceren met de bedrijven rond het opleidingsaanbod door middel van een nieuwsbrief
Actie 4: Samenwerking met GRAFOC uitbouwen voor de grafische profielen in onze sector Omschrijving: GRAFOC heeft specifieke opleidingen die interessant kunnen zijn voor sommige bedrijven uit de sector. De sector bekijkt dan ook de mogelijkheden om voor functies die overeenkomen met de grafische sector samen te werken. Timing: 2013-2014 Betrokken partners: GRAFOC, Fonds voor bestaanszekerheid, bedrijven Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: Het Fonds voor Bestaanszekerheid wil samenwerken met GRAFOC om verschillende acties op elkaar af te stemmen. SUBACTIE 1: Het Fonds voor bestaanszekerheid zal de mogelijkheden bekijken met GRAFOC om het opleidingsaanbod van GRAFOC ook open te stellen naar bedrijven uit de sector van PC 136 (rugpreventie, typoafwerking, packaging, prepress, …) dat specifiek is ontwikkeld voor de Printmedia-sector. SUBACTIE 2: Het Fonds voor Bestaanszekerheid zal gaan kijken hoe er samen kan gewerkt worden met GRAFOC om samen promotie te voeren, o.a. tijdens SID-In’s, voor Printmediaopleidingen en-beroepen die zowel door PC130 werknemers als PC 136 werknemers worden uitgevoerd (drukafwerker, prepresser, …)
Actie 5: De sociale partners engageren er zich toe mee te werken aan het operationeel maken van Competent Omschrijving: De sociale partners engageren er zich toe mee te werken aan het operationeel maken van Competent Timing: 2013-2014 Betrokken partners: de bedrijven, Fonds voor bestaanszekerheid, SERV, andere sectoren, Beoogde sectorale doelstelling en rol: De sector wil meewerken aan het operationeel maken van Competent en de applicatie verspreiden bij de bedrijven. SUBACTIE 1: De sector zal de ontwikkelingen rond Competent opvolgen SUBACTIE 2: De sector zal de informatie over het bestaan en het gebruik van Competent verspreiden bij de bedrijven
18
Actie 6: De mogelijkheden bekijken welke rol het EVC kan spelen binnen de sector en de mogelijkheden bekijken rond strategisch competentiebeleid binnen de sector Omschrijving: Binnen de sector wordt er momenteel nog niet gewerkt rond EVC en strategisch competentiebeleid. Dit zijn echter twee aspecten die interessant kunnen zijn voor de sector en dus zeker verder moeten onderzocht worden. Timing: 2013-2014 Betrokken partners: de bedrijven, Fonds voor bestaanszekerheid, SERV, VDAB, andere sectoren, Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: De sector wil graag de mogelijkheden rond EVC, strategisch competentiebeleid verder bekijken. SUBACTIE 1: De sectorconsulent zal de ontwikkelingen rond EVC die belangrijk kunnen zijn voor de sector opvolgen. SUBACTIE 2: De sectorconsulent zal bij de bedrijven uit de sector peilen wat er momenteel al bestaat rond strategisch competentiebeleid (zoals BOP en POP) SUBACTIE 3: De sectorconsulent zal ook bij de andere sectoren peilen wat er reeds werd gedaan en wat er mogelijk is rond EVC en strategisch competentiebeleid.
19
PRIORITEIT 3 De evenredige arbeidsdeelname binnen de sector bevorderen Motivatie De sector zal werk moeten maken van een meer divers personeelsbeleid om de toekomstige uitdagingen van de arbeidsmarkt aan te gaan. De bedrijven moeten gesensibiliseerd worden over het uitbreiden van hun wervingskanalen naar minder evidente kansengroepen.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: Het promoten van een diversiteitsplan als middel om een duurzaam en divers personeelsbeleid op poten te zetten Omschrijving: Diversiteitsplannen zijn een interessant instrument en er zijn heel wat bedrijven die de mogelijkheden van het opstarten van een diversiteitsplan nog niet kennen. Timing: 2013-2014 Betrokken partners: De projectontwikkelaars van de verschillende RESOC’s, de bedrijven, het Fonds voor Bestaanszekerheid. Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: De sector wil de bedrijven sensibiliseren om een duurzaam personeelsbeleid uit te bouwen dat oog heeft voor een divers personeelsbestand. Kwantitatieve streefcijfers: De sector wil minstens 15 bedrijven actief laten kennismaken met diversiteitsplannen. De sector wil 10 nieuwe diversiteitsplannen realiseren bij bedrijven uit de sector. SUBACTIE 1: De sector zal de contacten met de lokale projectontwikkelaars verder uitbouwen en onderhouden SUBACTIE 2: De sector zal de projectontwikkelaars en de bedrijven met elkaar in contact brengen SUBACTIE 3: De sector zal de bedrijven aanmoedigen een diversiteitsplan op te starten SUBACTIE 4: De sector zal de opgestarte diversiteitsplannen in de sector oplijsten SUBACTIE 5: De sector zal goede voorbeelden van diversiteitsplannen verder in kaart brengen en verspreiden binnen de sector
20
Actie 2: De instroom van kansengroepen bevorderen Omschrijving: De mogelijkheden om kansengroepen aan te werven zijn nog onvoldoende bekend bij de bedrijven uit de sector. Daarom wil de sector de bedrijven sensibiliseren over de beschikbare tewerkstellingsmaatregelen en het vergroten van hun wervingskanalen. Timing: 2013-2014 Betrokken partners: Jobkanaal, Sociaal fonds van de betonindustrie, Steunpunt Handicap, de bedrijven Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: De sector wil dat de kansengroepen beter vertegenwoordigd worden binnen de bedrijven van de sector. Kwantitatieve streefcijfers: De sector wil 2 keer een infosessie voor de bedrijven organiseren. SUBACTIE 1: De bedrijven sensibiliseren over de uitbreiding van hun wervingskanalen via contacten met jobkanaal SUBACTIE 2: Een infosessie organiseren in samenwerking met de betonindustrie over diverse subsidiemaatregelen en HR-gerelateerde thema’s SUBACTIE 3: De duodag promoten bij de bedrijven
21
PRIORITEIT 4 De uitbouw van een KMO- specifieke communicatiestrategie en dienstverlening Motivatie Om de KMO’s te bereiken is een specifieke en intensieve aanpak vanuit de sector nodig. Zowel naar tools en communicatiemiddelen wil de sector aandacht besteden aan de KMO’s. De sector wil hiervoor ook samenwerken met Syntra. Diversiteitscheck Bij de bundeling van tools voor de KMO’s zal de sector specifieke aandacht besteden aan maatregelen die interessant zijn voor de kansengroepen binnen de sector. Dit zullen zowel tewerkstellingsmaatregelen zijn voor de bevordering van de instroom van kansengroepen als interessante tools voor zittende werknemers uit de kansengroepen. De sector wil zijn opleidingsaanbod ook zo goed mogelijk verspreiden bij de KMO’s zodat ook kansengroepen binnen kleinere bedrijven gebruik kunnen maken van het aanbod.
Voorgangsindicatoren De sector houdt een oplijsting bij van hoeveel KMO’s gebruik maken van het opleidingsaanbod vanuit de sector. Zo heeft de sector een zicht op het bereik van het opleidingsaanbod bij de KMO’s.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: De sector zal twee bedrijven ondersteunen bij het opzetten van een opleidingsproject in samenwerking met Syntra Omschrijving: De sector zal twee bedrijven helpen met de opstart van een project rond ‘opleiding in het bedrijf’ in samenwerking met Syntra. Zij zullen werknemers omscholen naar functies waarvoor moeilijk mensen te vinden zijn. Als dit succesvol blijkt, kan dit als goed voorbeeld verspreid worden naar de andere bedrijven uit de sector. Timing: 2014 Betrokken partners: FBZ, bedrijven, Syntra Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: De sector wil dit project gebruiken om andere bedrijven uit de sector te sensibiliseren om de werknemers in hun bedrijf op te leiden. SUBACTIE 1: De sectorconsulent zal de mogelijkheden bekijken om een opleiding op te zetten binnen het bedrijf. SUBACTIE 2: De sectorconsulent zal indien dit succesvol blijkt te zijn, andere bedrijven in de sector sensibiliseren om ook een opleidingsproject in het bedrijf op te zetten.
22
Actie 2: De creatie van een specfieke tool voor KMO’s Omschrijving: Om KMO’s beter te bereiken zou er een bundeling van interessante tools kunnen ontworpen worden, die eenvoudig en praktisch in gebruik is met alle nodige informatie voor de bedrijven. Daarvoor zal de sector ook gaan kijken naar goede voorbeelden hiervan bij andere sectoren. Timing: 2013-2014 Betrokken partners: Andere sectoren, FBZ, bedrijven Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: De sector wil op een gerichte manier de KMO’s uit de sector bereiken. Kwantitatieve streefcijfers: De sector wil de specifieke tool voor KMO’s verspreiden bij 40 KMO’s. SUBACTIE 1: De sector zal bij andere sectoren op zoek gaan naar voorbeelden van sectoren die ook deze tool ontworpen hebben SUBACTIE 2: De sector zal een fichebak ontwerpen die allerlei handige fiches bevatten zoals informatie over diversiteitsplannen, tewerkstellingsmaatregelen, opleidingsplannen, goede voorbeelden van inspanningen voor werkbaar werk. SUBACTIE 3: Vanuit de sector zal er regelmatig een nieuwsbrief specifiek voor de KMO’s verstuurd worden.
Actie 3: De sector zal samenwerken met Syntra om met het opleidingsaanbod dat de sector wil aanbieden de KMO’s zo goed mogelijk te bereiken Omschrijving: Syntra heeft reeds ervaring met het werken met KMO’s en heeft ook een aangepast KMO – opleidingsaanbod waar de sector gebruik zou van kunnen maken. Timing: 2013-2014 Betrokken partners: FBZ, bedrijven, Syntra Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: De sector wil in het opleidingsaanbod extra aandacht besteden aan de KMO’s SUBACTIE 1: De sectorconsulent zal samen met Syntra bekijken wat de mogelijkheden zijn om een specifiek KMO- opleidingsaanbod te voorzien voor de bedrijven. SUBACTIE 2: De sector zal het opleidingsaanbod verspreiden via de communicatiekanalen van het Fonds voor Bestaanszekerheid. De sector zal voor de opleidingen in samenwerking met Syntra een gemeenschappelijke brochure verspreiden.
23
[Algemene bepalingen inzake beëindiging, wijziging, evaluatie, controle en toezicht van de overeenkomst] Beëindiging - Het sectorconvenant wordt afgesloten voor een periode van twee jaar. Het sectorconvenant kan niet stilzwijgend worden verlengd. - Het sectorconvenant eindigt hetzij bij het verstrijken van de looptijd, hetzij bij onderlinge overeenkomst tussen de partijen, hetzij door opzegging. De partijen kunnen op elk moment het sectorconvenant opzeggen, mits ze een opzegtermijn van 6 maanden in acht nemen. De kennisgeving van de opzegging gebeurt per aangetekende brief. De opzeggingstermijn begint te lopen vanaf de eerste werkdag na de kennisgeving. Het sectorconvenant kan door de Vlaamse Regering worden beëindigd zonder inachtname van een opzegtermijn en zonder dat het aanleiding kan geven tot de betaling van een vergoeding als het algemeen belang dat in buitengewone omstandigheden vereist. Als bij de evaluatie van het tussentijds rapport door het departement Werk en Sociale Economie van het Vlaams Ministerie voor Werk en Sociale Economie wordt vastgesteld dat de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties op ernstige wijze tekortschieten in de verwezenlijking van de beoogde doelstellingen, kan de Vlaamse Regering het sectorconvenant eenzijdig beëindigen zonder opzegtermijn en zonder dat het aanleiding kan geven tot de betaling van een vergoeding.
Wijzigbaarheid - De Vlaamse Regering bepaalt na voorafgaand overleg tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners in het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité, de wijze waarop bijsturingen of wijzigingen van het actieplan of van de verbintenissen is het sectorconvenant tijdens de looptijd van het sectorconvenant worden doorgevoerd.
Evaluatie - Het departement Werk en Sociale Economie pleegt overleg met de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties over de bevindingen van het tussentijds rapport en van het eindrapport. Dit gebeurt aan de hand van formele en informele opvolgingsmomenten en fysieke en/of desk evaluaties. Het departement Werk en Sociale Economie voorziet hiertoe een sjabloon voor de inhoudelijke en financiële rapportage. Bij die opvolgingsmomenten en evaluaties wordt nagegaan of de aangegane verbintenissen ook effectief zijn bereikt.
Controle en toezicht - De sociaalrechtelijke inspecteurs van de administratie zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van het decreet op de sectorconvenants en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan in het geval van een vastgestelde inbreuk het sectorconvenant opschorten.
24