Sectorconvenant 2013-2014 tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners van de glasindustrie (PC 115)
Tussen de Vlaamse Regering, hierbij vertegenwoordigd door:
De heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport; De heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke kansen en Brussel
en de sociale partners van de sector glasindustrie: met als vertegenwoordigers voor de werkgevers:
De heer Guy de Clippele, Directeur-generaal van het Verbond van de Glasindustrie vzw; De heer Yves Jacobs, Sociaal adviseur van het Verbond van de Glasindustrie vzw
en als vertegenwoordigers voor de werknemers:
De heer Luc Bressers, Regionaal secretaris van ACV - Bouw - Industrie & Energie; De heer Christophe Vanhoutte, Regionaal secretaris van ABVV - Algemene Centrale; De heer Thibaut Montjardin, Nationaal sectorverantwoordelijke ACLVB
1
[Wordt overeengekomen wat volgt] Verbintenissen van de Vlaamse Regering Artikel 1. De Vlaamse Regering verbindt er zich toe in het kader van voorliggende overeenkomst tijdens de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 een maximale toelage van 102.000,00 EUR uit te betalen aan het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de Glasnijverheid vzw (Hoogstraat 26-28 - 1000 Brussel; bankrekeningnummer: 210-0652516-49; ondernemingsnummer: 0875.565.748) ter financiering van 1 VTE sectorconsulent. Artikel 2. De Vlaamse Regering stimuleert en ondersteunt de uitvoering van voorliggende overeenkomst, door: 1. het organiseren van ad hoc- overleg met de sociale partners, op vraag van de sectoren; 2. het organiseren van klankbordvergadering waarbij knelpunten worden besproken en desgevallend beleidsaanbevelingen kunnen worden geformuleerd, op vraag van de sectoren; 3. het organiseren van netwerkbijeenkomsten met de sectorconsulenten, via de SERV, die fungeren als doorgeefluik van informatie en die in het teken staan van ondermeer ervaringsuitwisseling, opbouw van expertise, en sectoroverschrijdende samenwerking.
Verbintenissen van de sector Artikel 3. De sector van de glasindustrie verbindt zich ertoe om, op basis van het door de VESOC-partners goedgekeurde, inhoudelijk kader voor de sectorconvenants, een sectorale visie te ontwikkelen en vanuit deze visie prioriteiten te bepalen en er doelgerichte acties aan te koppelen. De sectorspecifieke maatregelen geformuleerd in dit convenant zijn inspanningsverbintenissen en hebben betrekking op het ondersteunen en uitvoeren van: -
de afstemming tussen onderwijs en de arbeidsmarkt;
-
een competentiebeleid, waaronder leven lang leren;
-
het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, vermeld in het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt.
Artikel 4. De sector verbindt er zich toe de werkingssubsidie uitsluitend aan te wenden ter uitvoering van deze sectorspecifieke maatregelen. Hiertoe wordt effectief 1 VTEsectorconsulent ingezet. Zij werken in de sector onder paritair toezicht en zijn er belast met het geheel van coördinerende, rapporterende en ondersteunende taken ter uitvoering van het sectorconvenant. De loon- en werkingskosten van deze sectorconsulenten komen in aanmerking als subsidiabele kosten voor zover zij betrekking hebben op de uitvoering van deze sectorspecifieke maatregelen en voor zover ze uitgevoerd worden binnen de looptijd van het sectorconvenant. Periodes van tijdskrediet of loopbaanonderbreking komen niet in aanmerking voor financiering tenzij wordt aangetoond dat de functie van de sectorconsulent(e) tijdelijk tijdens zijn of haar afwezigheid door een vervang(st)er wordt uitgeoefend. De sector zal de naam van de sectorconsulenten aan het departement Werk en Sociale Economie bezorgen, wijzigingen melden en een sectorconsulent(e) (per netwerk) aanduiden voor de SERV netwerkbijeenkomsten.
2
Artikel 5. Ter verantwoording en ter evaluatie van deze overeenkomst bezorgt de sector ten laatste op 31 maart 2014 een voortgangsrapport en ten laatste op 31 januari 2015 een eindrapport aan het departement Werk en Sociale Economie. Het voortgangs- en het eindrapport omvatten: - de rapportering over de verschillende initiatieven ter realisering van het actieplan; - de toetsing van de realisaties aan de voortgangsindicatoren en de doelstellingen vermeld in het sectorconvenant en het actieplan; - de verantwoording van de aanwending van de ontvangen subsidiebedragen (enkel voor het eindrapport). Het departement Werk en Sociale Economie bezorgt tijdig aan de sector het modelformulier inzake de rapportering. De sector van de glasindustrie werkt vanuit volgende sectorale visie aan de uitvoering van de prioriteiten en acties van dit sectorconvenant:
3
SECTORALE VISIE
1. Analyse/schets van de sector
Het industrieel landschap werd de laatste jaren fel hertekend. Deze evolutie gaat nog steeds door en ook de sector van de glasindustrie ondergaat deze invloed. De glassector is een zeer heterogene sector, met enerzijds een reeks van (grote) producenten van glas (vlakglas, holglas, glaswol, versterkingglasvezels en speciaal glas), maar daarnaast ook met een reeks van glasverwerkers (vooral KMO’s). De productie ligt meer in Wallonië en de verwerkingsactiviteiten zijn meestal in Vlaanderen gevestigd. Het omzetcijfer van de sector bedroeg voor 2011 2,300 miljard €, dit is een daling ten opzichte van 2008 (2,687 miljard €) en 2007 (2,800 miljard €) maar een lichte stijging ten opzichte van 2009 (2,200 miljard €) en 2010 (2,250 miljard €). Vandaag is de sector dus goed voor ongeveer 1,1 miljoen ton gesmolten glas, een omzet van ongeveer 2 miljard € en een toegevoegde waarde geschat op een beetje minder dan 700 miljoen €. Vertienvoudigd in dertig jaar tijd, wordt vandaag voor ongeveer 2 miljard € uitgevoerd en vertoont de handelsbalans jaarlijks een belangrijk positief saldo van meer dan 600 miljoen €. Een goede kennis van de sector is onontbeerlijk om zo efficiënt mogelijk maatregelen te nemen betreffende de afstemming arbeidsmarkt en onderwijs, evenredige arbeidsdeelname en diversiteit en op basis daarvan een competentiebeleid te ontwikkelen en opleidingen te promoveren. Productie en producten Ontstaan uit een eeuwenoude traditie, maar resoluut gekeerd naar de toekomst, bekleedt de sector, die het V.G.I. vertegenwoordigt, een
4
benijdenswaardige plaats zowel in de Belgische economie als op internationaal vlak. In het begin van de jaren zestig totaliseerden de Belgische ondernemingen een jaarlijkse productie van 800.000 ton, stelden 25.000 personen tewerk en realiseerden een omzet van om en bij de 175 miljoen € en een globale toegevoegde waarde van minder dan 100 miljoen €. Elke kalenderdag wordt door de sector • meer dan 4.000 ton geproduceerd, • meer dan 3.000 ton ingevoerd, • circa 1.700 ton verbruikt en • ongeveer 5.300 ton uitgevoerd. Praten over glas betekent ook talrijke en indrukwekkende Belgische referenties over de hele wereld vermelden. Er zijn een dertigtal ondernemingen in Vlaanderen waaronder de grootste spiegelfabriek ter wereld AGC GLASS EUROPE (ex-Glaverbel) – vestiging ZEEBRUGGE en AGC GLASS EUROPE – vestiging MOL het grootste assemblageatelier voor isolerende beglazing gevestigd, tevens wordt daar extra-klaar glas geproduceerd voor toepassingen m.b.t. zonne-energie. Eén Europese wagen op vijf is uitgerust met Belgisch glas (o.a. bij NV SOLIVER in RUMBEKE). Bepaalde glasproducten die in België vervaardigd worden, zijn uniek in de wereld, zoals het glas met vloeibare kristallen dat ondoorschijnend of transparant wordt door elektrische impulsen (NV SAINT-GOBAIN GLASS SOLUTIONS) of cellulair glas voor isolatie (NV PITTSBURGH CORNING EUROPE te TESSENDERLO). Het veiligheidsglas van NV MEYVAERT GLAS en NV MEYVAERT GLASS ENGINEERING (GENT) bevindt zich in de vitrines van musea in Moskou terwijl in Japan en China zweren de spiegels van de NV SPIEGELFABRIEK DEKNUDT (DEERLIJK). Het glas bewerkt door POLYPANE GLASINDUSTRIE (TEMSE), LEROBEL (HASSELT) of SCHEUTEN GLAS DIEST vindt zich terug in veel Vlaamse overheidsgebouwen of huizen om maar een paar voorbeelden te noemen. We hebben ook een activiteit in het optisch glas (HOYA LENS BELGIUM NV). En het laatste opgericht bedrijf (december 2011) namelijk de NV DUCATT (in LOMMEL) heeft een splinternieuwe installatie voor extreem helder, bijzonder dun en gehard glas voor de solarmarkt. Belangrijke investeringen (gemiddeld 15% van de toegevoegde waarde, hetzij meer dan 9.000 € per tewerkgestelde werknemer), gekoppeld aan een niet 5
aflatende inspanning op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, hebben geleid tot een uitbreiding zonder voorgaande van een gamma producten van hoogstaande kwaliteit die beantwoorden aan de meest verscheidene behoeften in de bouw, de autonijverheid, de huishoudelijke uitrusting en de tafelkunst, de versterking van kunststoffen, de bescherming van het leefmilieu, de informatica om nog maar de voornaamste op te noemen. Meer dan de helft van de producten bestond 10 jaar geleden nog niet: vacuümbeglazing, verwarmende warmtereflecterende beglazing, elektrochrome beglazing, LED’s, zelfreinigende beglazing, antibacterieel glas. Er zijn honderden nieuwe samenstellingen per jaar. Tewerkstelling in het P.C. 115 Vlaanderen De werknemers van de sector (181 ondernemingen) zijn ondergebracht in de paritaire comités 115 (arbeiders) en 218 (bedienden). De sector kent de laatste jaren een gestadige daling van de tewerkstelling (2008: 9.257; 2009: 8.957; 2010: 8.595). Volgens de beschikbare bronnen waren 2.452 loontrekkenden in het P.C. 115 in 2009 tewerkgesteld in Vlaanderen. De tewerkstelling in de glasindustrie is gedaald van 2.733 loontrekkenden in 2005 tot 2.392 loontrekkenden in 2010, ofwel een procentuele daling van -12,5 %. Tussen 2009 en 2010 is de loontrekkende tewerkstelling gedaald met – 2,4 %. De leeftijdspiramide in Vlaanderen (2010): Leeftijdscategorie
< 25 jaar
25 – 49 jaar
50 +
In 2009
216 (8,8 %)
1.708 (69,7 %)
528 (21,5 %)
In 2010
178 (7,4 %)
1.669 (69,8 %)
545 (22,8 %)
De leeftijdspiramide laat ook toe te zien welke categorieën van arbeiders over afzienbare tijd de onderneming zullen verlaten. De jong (-30-jarige werknemers)/oud +50-jarige werknemers)-ratio in de glasindustrie is geëvolueerd van 121 jongeren per 100 oudere werknemers in 2005 naar 81 jongeren per 100 oudere werknemers in 2010. Een diepgaande studie naar de profielen van deze werknemers is noodzakelijk teneinde een zicht te krijgen op de aard van kennisoverdracht die noodzakelijk 6
wordt. De gemiddelde uitstapleeftijd, die binnen de ondernemingen geldt, rekening houdend met het feit van het bestaan van full-continu arbeid o.a., is eveneens een belangrijke factor die dient te worden bestudeerd. Men stelt in elk geval vast dat 22,8 % van de arbeiders 50 jaar of ouder is. Genderanalyse van de Vlaamse werknemers van de glasindustrie Het arbeiderspersoneel is overwegend mannelijk. Slechts 15,1 % (hetzij 361 vrouwen) van de tewerkgestelde werknemers is vrouw. De functies binnen de ondernemingen zijn functies die vroeger hoofdzakelijk, en vaak zelfs exclusief, door mannen werden ingevuld. Er dient in elk geval onderzocht te worden hoe meer vrouwen kunnen worden aangetrokken voor deze functies. Arbeidsregime In de glasindustrie is 85,7 % van de loontrekkenden voltijds aan de slag, in totaal 2.049 arbeiders. Een minderheid van 14,3 % (343 personen) werkt in een deeltijds arbeidsregime, zonder rekening houden met uitzendkrachten. Het onderwijs, diploma’s en functies Er bestaan geen sectorspecifieke opleidingen in het onderwijs. De opleidingen dienen door de ondernemingen of de sector zelf georganiseerd te worden. 8,88 % van de werknemers hebben slechts een diploma van lager onderwijs, 68,49 % van secundair onderwijs, 16,82 % van hoger onderwijs niet universitair en alleen 5,81 % heeft een universitair diploma. De functies moeten in kaart gebracht worden zodat bestudeerd kan worden hoe voor dergelijke functies kan worden gezorgd voor kennisoverdracht, hoe leerlingen en werkzoekenden kunnen aangetrokken worden voor deze functies en hoe het onderwijs kan helpen bij het uitwerken van de vereiste opleidingen.
7
KMO’s Op vestigingsniveau is 4,4 % van de arbeiders werkzaam in een microvestiging (van 1 tot en met 9 werknemers), 8,2 % in een kleine vestiging (10 tot en met 49 werknemers), 36,1 % in een middelgrote vestiging (50 tot en met 199 werknemers) en 51,3 % in een grote vestiging (200 werknemers of meer). Werkprovincie Hieronder de verdeling van de werknemers actief in onze sector volgens de provincie van de werkplaats: Werkprovincie Antwerpen Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen
Aantal 630 874 172 112 756
% 24,8 34,4 6,8 4,4 29,7
Instroom Ondanks het gegeven dat er een dalende tewerkstelling is, blijven sommige vacatures maandenlang openstaan. Een duidelijk signaal dat de arbeidsmarkt en de vraag binnen de sector niet op elkaar zijn afgestemd. Er ontbreken bepaalde opleidingen. Het aanbod aan afgestudeerden is kwalitatief onvoldoende. Er schort iets aan de kwaliteit van de instroom. De kwaliteit dient verhoogd te worden. Opdat meer mensen (leerlingen, cursisten, werkzoekenden en werkenden) de positieve keuze zouden maken om te willen werken in onze sector, willen wij werk maken van de invoering van leerprogramma’s afgestemd op de noden van de sector. Hiervoor zullen ook de competenties van de leerkrachten en van de leerlingen versterkt dienen te worden. Onze sector wil hierbij een rol spelen. Ondernemingen zullen worden gestimuleerd en begeleid bij het organiseren van bezoeken, stages en eventueel werkleerplekken in het bedrijf.
8
De instroom vanuit werk naar werk of vanuit werkloosheid naar werk dient verbeterd te worden. Een studie over een samenwerking met alle actoren van het werk- en onderwijsveld is noodzakelijk. Doorstroom Er dient benadrukt te worden dat de ondernemingen van de sector voldoende competent personeel hebben en/of vinden om competitief te blijven en dat de werknemers uit de sector voldoende competent zijn en blijven om hun kansen op de arbeidsmarkt intact te houden. Hiervoor dient werk te worden gemaakt van de begeleiding van werknemers door leven lang leren. Hier is dus ook een rol weggelegd voor de werknemer zelf om hieromtrent initiatieven te nemen. Een performant en strategisch competentiebeleid is ook van groot belang. Om zicht te krijgen op de competenties die nodig zijn in de sector, engageert de sector zich om mee te werken aan Competent. De sector sluit zich aan bij de timing van de SERV die Competent stapsgewijze zal implementeren. Competent is in eerste instantie een instrument om de arbeidsmarkt aan te sturen en in tweede instantie een referentiekader voor beroepskwalificaties (en dus voor opleidingen). De beroepscompetentieprofielen in Competent zullen mee de basis vormen voor het competentiebeleid. Naast het competentiebeleid, is er een andere aandachtpunt: evenredige arbeidsdeelname en diversiteit. Er dienen contacten te worden gelegd met diversiteitsconsulenten. Vertrekkende van gemaakte afspraken kunnen acties rond diversiteitsplannen worden bekendgemaakt en gepromoot bij de andere ondernemingen van de sector. Uitstroom Enerzijds, krimpt de sector zoals de meerderheid van de industriële sectoren; uitstroom kan bijgevolg niet worden vermeden. Maar anderzijds, is het zo dat, in een sector met meer dan 20 % werknemers die de leeftijd van 50 of meer hebben, de uitstroom degelijk dient te worden voorbereid. In die context dienen de ondernemingen te worden begeleid. Welke maatregelen kunnen zij nemen om hun oudere werknemers langer aan 9
het werk te houden; hoe kunnen zij zorgen voor een goede kennisoverdracht en kennisborging? De periodes van tijdelijke werkloosheid zullen moeten worden benut om bij of om te scholen. Sectorale initiatieven naar opleiding toe Onze sector is zeer actief met opleiding voor risicogroepen en permanent beroepsvorming. Inleiding De glassector is pas echt met sectorale vorming begaan sinds 1997. In 1997 wordt voor de eerste maal tijdens deze onderhandelingen het thema “vorming” voor de arbeiders uit de sector aangesneden. Dit werd in 2007 opgetekend in een overeenkomst die de eerste voor de ganse sector is. Een eerste stap was de oprichting in de schoot van het Fonds voor Bestaanszekerheid van een autonome sectie « beroepsopleiding » die door de ondernemingen via door de RSZ geïnde bijdragen wordt bekostigd. De bijdragen belopen momenteel 0,60 % van de loonsom, waarvan 0,10 % voor initiatieven voor de risicogroepen en 0,50 % voor beroepsopleidingen. Deze bijdragen geven de ondernemingen van de sector de mogelijkheid werknemers die tot de risicogroepen behoren aan te werven en voor de beroepsopleiding van de arbeiders. Wallonië In 2000 hebben de sociale partners het sectorale vormingscentrum, dat vandaag bekend staat onder de naam CEFOVERRE, opgericht. Verscheidene partners zijn in CEFOVERRE gestapt, namelijk de belangrijkste glasbedrijven in Wallonië, de drie vakbonden, de drie onderwijsnetten voor sociale promotie, het Fonds voor Bestaanszekerheid en later de FOREM die sinds 2003 een belangrijke rol heeft gespeeld die samenvalt met de erkenning van het centrum als Competentiecentrum. Tot midden 2003 kreeg CEFOVERRE hoofdzakelijk arbeiders over de vloer. Sindsdien merken wij dat er meer en meer gemengde groepen worden gevormd (PC 218) arbeiders (PC 115) in het kader van de technische vorming.
10
Zo hebben wij in 2003 een overeenkomst gesloten met CEVORA en FOREM Formation om deze acties te ondersteunen. Maar ook meer en meer Vlaamse werknemers volgen Nederlandstalige technische opleidingen bij CEFOVERRE. Van 2002 tot 2011 hebben de volgende cijfers geboekt: een jaargemiddelde van 1.539 personen voor een totaal van 33.879 uren. Bovenstaande cijfers gaan over Vlaamse en Waalse werknemers. Vlaanderen Sinds 2004 werden er in Vlaanderen vier gerichte projecten voor de sector gerealiseerd met de steun van het Europees Sociaal Fonds en het Hefboomkrediet. De inspanning van de sector is geconcentreerd op vijf thema’s om het concurrentievermogen van onze ondernemingen te behouden en de werknemers te vormen om hun integratie op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. In dit kader werden de verschillende partners betreffende vorming waaronder de VDAB aangesproken. Hierna vindt u enkele cijfergegevens. Glassector I –II – III (2004 tot 2009) Aantal uren: Veiligheid – Algemeen 16.173 Veiligheid Heftruck, rolbrug,hoogtewerker · 9.783 Techniek + kwaliteit 10.747 Sociaal 4.366 Informatica 1.429 TOTAAL 42.498 Aantal deelnemers: Arbeiders 2.858 Bedienden 531 TOTAAL 3.389
11
Glassector IV (2010 – 2011) Het is ons laatste project. We hebben niets in 2012 georganiseerd. Aantal uren: Technische competenties Veiligheidsattitude Sectorspecifiek veiligheidsbewustzijn Verhoogd kwaliteitsbewustzijn ICT-vaardigheden Communicatie en persoonlijke vaardigheden TOTAAL
68 7.092 53 3.605 563 388,5 11.769,5
Deelnemers: 88% van de deelnemers zijn arbeiders en 12 % bedienden. Bedienden Voor de bedienden werden, via CEVORA, een groot aantal individuele dossiers van glasbedrijven ingediend voor financiële tussenkomst. Meer dan 1.500 deelnemers werden op deze wijze op jaarbasis gevormd voor jaarlijkse tussenkomsten voor een bedrag van ± 150.000 €. Er werden ook specifieke programma’s voor de glassector uitgeschreven die door ongeveer 200 deelnemers over twee herhalingen werden gevolgd.
2. Perspectieven en uitdagingen van de sector Arbeidsmarkt: betere aansluiting met het onderwijs Volgens een studie van de Europese Commissie zou het tewerkstellingsvolume, in zijn geheel, verder moeten dalen behalve in geval van groei door innovatie. Wij maken deel uit van de landen die zich meer concentreren op de productie, de ontwikkeling van producten met hoge toegevoegde waarde, topgamma of spitstechnologie (nieuwe intelligente materialen, duurzame toepassingen) en op de technologische vooruitgang (voortzetting van de automatisering, het zoeken naar oplossingen om het energie- en recyclagerendement te verbeteren). 12
De vraag naar laaggeschoolde arbeiders zal, in de context, blijven dalen en nieuwe beroepen zullen hun opwachting maken. De hooggeschoolde werknemers zullen aan belang winnen. De multidisciplinaire ploegen en aanverwante competenties zullen meer gevraagd worden. Het aantal onderhoudsarbeiders en herstellers van installaties en uitrustingen zou kunnen stijgen door de verhoogde automatisering. De gedragskennis zal in alle functies aan belang winnen, vooral i.v.m. hooggeschoolde beroepsprofielen. De vooraf bepaalde technische kennis zal aan terrein inboeten, terwijl de aanpassings- en leercapaciteiten van nieuwe competenties en permanente opleidingen op de voorgrond zullen treden. De noodzakelijke competenties vereist voor de meer geschoolde functies verwijzen voor het merendeel naar het vermogen om te bepalen hoe te leren, te communiceren, in interactie te treden en zich aan te passen aan veranderende omgevingen, bovenop een hoog opleidingsniveau. In de functies die overstemmen met een gemiddeld opleidingsniveau, die hoofdzakelijk bestaan in het uitvoeren van taken en welbepaalde procedés, verwijzen de noodzakelijke competenties voor het merendeel naar specifieke kennisgehelen die via scholing kunnen verworven worden. De identificatie van competentie- en kennisbehoeften, maar ook de zoektocht naar geschikte oplossingen, zullen meer en meer integraal deel moeten uitmaken van een globale strategie op langere termijn, zelfs voor de KMO’s. Om te gepaster tijd aan de geïdentificeerde competentie- en kennisbehoeften te voldoen en dit op een globale manier, is er een gezamenlijke actie nodig van alle ontvangende partijen van de sector (de ondernemingen, de patronale organisatie en de syndicale organisaties), de onderwijs- en opleidingsinstellingen, de tussenpersonen en alle niveaus van het uitvoerend beleid. De samenwerking is een must om tot overtuigende oplossingen te komen en deze uit te voeren. Het is absoluut noodzakelijk om over doelgerichte en betrouwbare gegevens te beschikken (analyse en follow-up) om met kennis van zaken beslissingen te kunnen nemen. Vanuit dit standpunt is het sectorconvenant een onmisbaar instrument voor de aanpassing en de evolutie van de sector.
13
Competitiviteit, innovatie en competentieontwikkeling anderzijds
duurzaamheid
enerzijds
en
Voor onze industrieën in Europa is het een kwestie van overleven. Het nastreven van een milieuvriendelijke industrie moet gepaard gaan met een sterke aandacht voor de competitiviteit van de industrie die tientallen miljoenen mensen tewerkstelt. Een milieubeleid dat ertoe zou leiden dat productie buiten de EU-grenzen wordt verplaatst, is inefficiënt, niet alleen omdat het de investeringen en werkgelegenheid uit Europa wegzuigt en dus de competitiviteit vermindert maar ook omdat het wereldwijd niet tot vermindering maar integendeel tot verhoging leidt van de CO 2 -uitstoot en dus de globale milieudoelstellingen niet haalt. Het aspect milieu is sinds de jaren ’80 een belangrijk thema voor de glasindustrie. Voornamelijk onder impuls van Europa en in het bijzonder door de artikelen 174 tot 176 van de Europese Akte (1986), ontwikkelde zich indertijd het milieubeleid. Momenteel kan door geen enkel bedrijf dat zich in harmonie met de samenleving wenst te ontwikkelen nog naast het milieubeleid gekeken worden. Door de glasbedrijven, waarvan sommigen sinds meer dan 100 jaar ingeweven zijn in het Belgisch industrieel landschap, werd duurzame ontwikkeling in harmonie met alle maatschappelijke actoren zeer snel beschouwd als essentieel. Om verdere energie-efficiëntie te bewerkstelligen en de CO 2 -uitstoot te verminderen, verbinden onze industrieën er zich toe verder te innoveren en producten van hoge technologische kwaliteit met een hoge recycleerbaarheidsgraad te vervaardigen. Om deze uitdagingen op een succesvolle manier te kunnen aanpakken, is het echter noodzakelijk dat de beleidsmakers bijdragen tot het wegwerken van reglementaire belemmeringen voor onze industrieën en eveneens een context helpen creëren waarbinnen de concurrentiekracht van onze bedrijven wordt versterkt. De Europese Unie moet, samen met haar lidstaten, een voluntaristische Europese industriële politiek uitwerken en voorzien van een transparant en stabiel wetgevend kader. De huidige crisis roept talrijke vragen op over de marktwerking, de rol van de Europese en nationale overheden in de economie en de inbreng van alle belanghebbenden, in het bijzonder de industriële ondernemingen. In het huidig 14
economisch klimaat is het essentieel voorrang te verlenen aan de uitdagingen waaraan de Europese industrie is blootgesteld zoals daar zijn de competitiviteit, innovatie, het behoud van een eerlijke concurrentie, vrije markttoegang met inbegrip van toegang tot grondstoffen en energie, financieringsmogelijkheden en leefmilieubepalingen in functie van beschikbare technologieën. De productie en veredeling van Europees glas komt steeds meer onder druk te staan. Enerzijds stelt de industrietak - aangezet door een aanscherping van Europese regelgeving - alles in het werk om haar energieconsumptie en uitstoot van CO 2 in het kader van ecologische bewustwording en duurzame ontwikkeling te beperken. Anderzijds ontwikkelt zich een economisch klimaat van oneerlijke concurrentie door de snelgroeiende invoer van producten uit nabijgelegen landen die zich buiten het toepassingsgebied van Europese regelgeving bevinden. De afgelopen 30 jaar is de vraag naar vlakglas met gemiddeld 2,5 % per jaar gestegen. Steeds meer nieuwe fabrieken worden net buiten het grondgebied van de 27 lidstaten van de Europese Unie (EU-27) gebouwd, in landen die niet onderworpen zijn aan dezelfde milieuwetgeving. Wij zien dientengevolge een stijging van de invoer afkomstig uit die landen evenals een teruglopende export van de EU-27. In de Europese Unie staan 59 productieovens voor floatglas en tot en met 2015 slechts één oven in aanbouw. Daarentegen bevinden zich in de buurlanden (Oost-Europa, Noord-Afrika, Midden-Oosten) momenteel 39 productieovens en staan tot en met 2015 maar liefst 18 projecten op stapel voor de bouw van float-ovens voor de vervaardiging van vlakglas. De float-productie van vlakglas in deze nabijgelegen landen laat een groei zien van 35 % per jaar voor de periode tot en met 2015. De beoogde afzetmarkt voor deze productie is vooral de Europese Unie. Hieruit volgt de noodzaak een ‘level-playing-field’ te creëren tussen Europese ondernemingen en bedrijven gevestigd buiten de Europese Unie. Het V.G.I. is zich ervan bewust dat de instelling van een simpele invoerheffing op CO 2 geen geschikt systeem is, maar beschouwt het als absoluut noodzakelijk dat in het kader van het CO 2 emissiehandelssysteem een mechanisme wordt ontwikkeld dat importeurs van vlakglasproducten evenredig met de in de EU-27 gevestigde producenten belast. Een dergelijk correctief mechanisme dient een eerlijke concurrentie te herstellen tussen de Europese vlakglasindustrie en die in de 15
rest van de wereld zonder dat dit leidt tot een reductie van de ‘EU quota’ die de betreffende sectoren toebedeeld hebben gekregen. Een dergelijk systeem mag ook niet raken aan het principe van ‘carbon leakage’, dat is immers toegekend om onder andere het effect op de Europese export te beperken. Evenredige arbeidsdeelname en diversiteit Er dienen contacten te worden gelegd met projectontwikkelaars van diversiteitsplannen. De samenwerkingsmogelijkheden met deze projectontwikkelaars dienen te worden onderzocht en in kaart te worden gebracht zodat, vertrekkende van gemaakte afspraken acties rond diversiteitsplannen kunnen worden bekendgemaakt en gepromoot bij de ondernemingen. Een aantal ondernemingen in de sector hebben al een diversiteitsplan uitgewerkt. De sociale partners hebben op heden geen zicht op de hoeveelheid aan diversiteitsplannen. Het is daarom noodzakelijk te bekijken wat de realisaties en ervaringen zijn. Deze kunnen in het kader van het informeren en sensibiliseren van de andere werkgevers in de sector een belangrijke rol spelen. KMO-aandacht In onze sector zijn er enkele KMO’s, die minder dan 20 werknemers tewerkstellen. We hebben geen contact met deze ondernemingen die niet lid van het VERBOND VAN DE GLASINDUSTRIE vzw zijn. Dit vraagt bijzondere aandacht bij het benaderen van deze ondernemingen. Er dient in het bijzonder te worden bekeken welke de meest efficiënte aanpak is om ze te benaderen.
3. Overlegplatform We richten nu een permanent overlegplatform uit de sociale partners. Van deze begeleidingsgroep maken de heren Christophe VANHOUTTE (ALGEMENE CENTRALE - A.B.V.V.), Luc BRESSERS (A.C.V. –B-I & E), Thibaut MONTJARDIN (A.C.L.V.B.), Guy de CLIPPELE (V.G.I.), Yves JACOBS (V.G.I.), Theo
16
VERSCHAEREN (AGC GLASS EUROPE) en Sabine DUMORTIER (Saint-Gobain Glass Solutions) deel uit. Ons paritair doel is een trimestriële bijeenkomst van de begeleidingsgroep organiseren o.a. om dit dossier te stimuleren en op te volgen. 4. Rol van de sectorconsulent De sociale partners van de glassector erkennen dat een sectorconsulent een meerwaarde kan betekenen voor de sector en een dynamiek op gang kan brengen die de professionaliteit in onze bedrijven kan verhogen. Dit zal ten goede komen van de inzetbaarheid van onze medewerkers en van de competitiviteit van onze ondernemingen. Als belangrijkste opdrachten voor onze sectorconsulent zien wij: - De sectorconsulent moet het eerste aanspreekpunt vormen voor ondernemingen van de sector betreffende hieronder vermelde actiedomeinen. - Hiertoe moet hij/zij de nodige deskundigheid opbouwen betreffende: o behoeften van de ondernemingen; o al bestaande initiatieven en nieuwe initiatieven in eigen sector en daarbuiten; o literatuur, propagandamateriaal, netwerken. - De sectorconsulent kan deze deskundigheid opbouwen door bezoeken van de ondernemingen in de sector en daar gesprekken te voeren met verantwoordelijken, gesprekken met sectorale verantwoordelijken van werkgever- en werknemersorganisaties, deel te nemen aan het SERVlerend netwerk, deelname aan initiatieven van derden (onderwijs, opleidingsinstellingen, VDAB, …). - De sectorconsulent zal dit groeiproces in kaart brengen door het uitwerken en publiceren van de kerncijfers op de verschillende domeinen. De glassector wil door uitwisseling van ervaringen tussen ondernemingen van de sector en door samenwerking met derden, werken aan een professionalisering van het ondernemingsbeleid.
17
Door samen initiatieven te nemen inzake betere afstemming arbeidsmarkt onderwijs, evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, uitbouw van competentiebeleid en promotie van levenslang leren, willen we de inzetbaarheid van onze medewerkers op de arbeidsmarkt versterken en de competitiviteit van onze bedrijven verhogen.
PRIORITEITEN
Vanuit de geschetste sectorale visie en vanuit de sectorspecifieke uitdagingen waar de sector op korte en langere termijn voor staat, wil de glassector door uitwisseling van ervaringen tussen ondernemingen van de sector en door samenwerking met derden, werken aan een professionalisering van het ondernemingsbeleid. We willen de inzetbaarheid van onze medewerkers op de arbeidsmarkt versterken en de competitiviteit van onze bedrijven verhogen. De sector van de glasindustrie maakt werk van het aanpakken van de volgende prioriteiten: o
Prioriteit 1: Een gedetailleerde foto van de sector maken
o
Prioriteit 2: Het uitbouwen van een netwerk met relevante actoren van het onderwijs en actoren voor opleidingen
o
Prioriteit 3: Betere aansluiting arbeidsmarkt – onderwijs
o
Prioriteit 4: Strategisch competentieontwikkeling en -beleid
o
Prioriteit 5: Het beleid van evenredige arbeidsdeelname: diversiteit en werkbaarheid
18
PRIORITEIT 1 Een gedetailleerde foto van de sector maken Motivatie De sectorale sociale partners hebben een gedetailleerde foto van de sector nodig. Het in kaart brengen van de sector is een belangrijk gegeven dat als opstap moet dienen voor latere meer gerichte acties. De sectorale sociale partners willen dit sectorconvenant met de Vlaamse Regering afsluiten om een breed beleid in de toekomst te kunnen uitbouwen en uitvoeren. Het is de eerste stap voor een gestructureerde aanpak op middellange en lange termijn. De sectorfoto moet meer informatie kunnen verschaffen in de meest brede zin van het woord. Welke zij de uitdagingen op korte en lange termijn op vlak van arbeidsmarkt, vorming en opleiding, instroom, doorstroom en uitstroom, evolutie van de sector, innovatie en R&D, competentie en diversiteit, leren lang leven, arbeidsorganisatie, enz. En welke mogelijke oplossingen voor deze uitdagingen bestaan? Met welke partners? Met welke steun en eventuele subsidies? Uit deze gedetailleerde studie moeten we de sterktes en de zwaktes van de glasindustrie in Vlaanderen kunnen distilleren. Deze studie is zeer belangrijk in een context van mondialisering van de industrie.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1 Omschrijving: De sectorale sociale partners willen een gedetailleerde studie maken van de samenstelling van de actieve populatie die onder de sector valt (personeelsbestand, man/vrouw, opleidingsniveau, leeftijdspiramide, percentage van de opleidingskosten t.o.v. de algemene personeelskosten,…) (met een extra aandacht voor het in kaart brengen van kansenroepen) en de prospectieve van behoeften van nieuwe soorten opleidingen die nuttig zouden zijn voor de nieuwe glasproducten, nieuwe technologie en duurzame productietechnieken. Sectorale doelstelling: Het in kaart brengen van de actieve sectorbevolking strekt ertoe een beeld te krijgen van de kansengroepen die werkzaam zijn in de sector en op basis daarvan tot een actieplan te komen. Timing: 1ste kwartaal 2013. Betrokken partners: VDAB, Departement WSE. Rol van de sectorconsulent: Het is de taak van de sectorconsulent deze studie uit te voeren middels de voorhanden zijnde gegevens bij de VDAB, het departement WSE, de sociale sectorale partners en, waar nodig, door rechtstreekse ondervraging van de glasondernemingen.
19
Actie 2 Omschrijving: Een gedetailleerde studie van de glasondernemingen. Wie zijn de werkgevers? Waar zijn ze gevestigd? Welke activiteiten ontwikkelen ze? De grootte van de bedrijven. Bestaan er synergiën of clusters op vlak van opleidingen (of mogelijkheid tot) op geografisch vlak (regio KEMPEN, regio KORTRIJK – ROESELAERE - WAREGEM, ), op basis van de activiteiten (productie en verwerking), op basis van het aantal werknemers, enz.? En ten laatste wat met productontwikkeling, nieuwe technologie en innovatie? Sectorale doelstelling: De gedetailleerde studie van het werkgeverspotentieel, de activiteiten en de ondernemingen, de grootte van de ondernemingen, het clusterpotentieel en de productontwikkeling en innovatie moet toelaten de behoeften van de ondernemingen met betrekking tot de arbeidsmarkt in kaart te brengen. De grootte van de ondernemingen en het clusterpotentieel moeten leiden tot een besluit betreffende de meeste geëigende aanpak voor het ontwikkelen en/of verbeteren van de afstemming arbeidsmarkt/onderwijs en de gevergde benadering van de ondernemingen. De productontwikkeling en innovatie zijn dan weer bepalend voor de evolutie van het onderwijs teneinde een arbeidsmarkt te hebben die afgestemd is op de behoeften van de ondernemingen. Timing: 1ste kwartaal 2013. Betrokken partners: Sociale sectorale Partners (= begeleidingsgroep), VDAB, Departement WSE. Rol van de sectorconsulent: Zijn/haar rol bestaat erin deze gedetailleerde studie uit te voeren met hulp van de verschillende instanties die hem/haar daarbij kunnen helpen, waaronder de werkgeversfederatie, de cijfergegevens beschikbaar via het Fonds voor Bestaanszekerheid, het departement WSE en de VDAB. Aan het eind van de studie dient de sectorconsulent tevens adviezen te verstrekken voor het opstellen van een actieplan betreffende voormelde punten. Actie 3 Er bestaat geen specifieke vooropleiding die leidt naar een functie in de glassector. Om de tewerkstelling in de sector bekend te maken bij een groter publiek lijkt het belangrijk voor de sociale partners dat stages in bedrijven worden aangeboden en dat bedrijfsbezoeken worden georganiseerd. Concreter, willen we het volgende weten: • Kan de sector zich engageren om stageplaatsen aan te bieden aan leerkrachten en leerlingen uit het TSO en BSO (minstens 1 % van de in Vlaanderen tewerkgestelde arbeiders per jaar vanaf 2012) en wat kan de rol zijn die de sector hier binnen zal opnemen (acties naar kwaliteit en of kwaliteit)? • Kan de sector in de toekomst zich engageren om een minimum van 15 bedrijfsbezoeken per jaar voor leerlingen en hun leerkrachten per jaar aan te bieden? Welk zou een zinvolle en kwalitatieve invulling kunnen zijn voor deze bedrijfsbezoeken? • Voor het hoger onderwijs wil de sector mappen aanmaken die studenten moeten helpen bij het vinden van informatie ter voorbereiding van hun eindwerk. Hoe kunnen we dit realiseren en in welke vorm? Hoe en met welke hogescholen bouwen we een netwerk uit? • De sector wil zich engageren om in de toekomst te zetelen in de jury bij de beoordeling van de presentatie van de eindverhandelingen. Met welke scholen zullen wij werken? Wie gaat in de jury zetelen?... Omschrijving: Een duidelijke inventaris maken van de actuele stand van zaken in de verschillende ondernemingen met betrekking tot werkplekleren, stages en bedrijfsbezoeken vanuit het onderwijs (lerarenkorps en studenten) is belangrijk om bovenstaande mogelijke actielijnen verder uit te werken.
20
Sectorale doelstelling: De sector beoogt de actuele stand van zaken over werkplekleren, stages en bedrijfsbezoeken vanuit het onderwijs in kaart te brengen. Op heden heeft men daar onvoldoende zicht op. Daarbij dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de kwaliteit van de werkplek/stageplaats en de aanpak/behoeftes van de begeleider/stagemeester. Met deze inventaris kan men vervolgens aan de slag gaan om goede voorbeelden in kaart te brengen en goede ervaringen uit te wisselen om deze onderwijsvormen te stimuleren. Timing: 1ste en 2de kwartalen 2013. Betrokken partners: Sociale sectorale Partners, Onderwijs (VLOR). Rol van de consultent: Het is de taak van de sectorconsulent deze inventaris op te stellen en de goede voorbeelden aan te wenden om nieuwe stageplaatsen, situaties van werkplekleren en bedrijfsbezoeken te promoten en om de begeleiders en stagemeesters te ondersteunen met deze ervaringen. Actie 4 Omschrijving: Een objectief zicht krijgen op de knelpuntberoepen en dit zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht. Sectorale doelstelling: De sector streeft ernaar, gewapend met een goed overzicht van de knelpuntberoepen waarmee deze te maken heeft, later een actieplan uit te werken om studenten en werkzoekenden (in de ruime zin van het woord d.w.z. jongeren en mensen die zich wensen te reoriënteren) te beïnvloeden in een keuze voor dergelijke beroepen en ze daarbij in het bijzonder aan te trekken voor beroepen in de glassector. De sector streeft een grotere instroom uit het onderwijs na. Timing: 2de kwartaal 2013. Betrokken partners: Sociale sectorale Partners, VDAB. De rol van de sectorconsulent: De sectorconsulent dient dergelijk overzicht uit te werken met behulp van de VDAB (Strategisch account manager) en de ondernemingen uit de sector.
Voortgangsindicatoren Tijdens het maken van deze gedetailleerde foto neemt de sector de oefening mee om te bepalen wat in de toekomst goede voortgangsindicatoren zullen zijn voor de sector. Diversiteitscheck Het in kaart brengen van de actieve sectorbevolking strekt ertoe een beeld te krijgen van de kansengroepen die werkzaam zijn in de sector en op basis daarvan tot een actieplan te komen. Het is belangrijk dat de consulent in zijn/haar contacten met de glasbedrijven oog heeft voor mogelijke drempels voor de kansengroepen.
21
PRIORITEIT 2 Het uitbouwen van een netwerk met relevante actoren van het onderwijs en actoren voor opleidingen Motivatie Nog steeds vertrekkende vanuit de hoger geschetste visie en de sectorale sterkte/zwakte analyse, is het belangrijk om een uitgebreid netwerk uit te bouwen. Men moet starten met het in kaart brengen van de verschillende partners. Deze studie moet bovendien over de grenzen van de sector heen durven en kunnen kijken en een zicht geven op de partners die een belangrijke impact kunnen hebben op de sector (onderwijs, opleiding, VDAB, Syntra, andere bedrijfssectoren, enz.).
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1 Omschrijving: Een zicht krijgen op de mogelijkheden die er momenteel bestaan binnen het onderwijsveld. De nodige en regelmatige contacten leggen met de diverse onderwijskoepels en –verstrekkers. Vanuit de sectorfoto zal bekeken worden waar de noden liggen en hoe een netwerk met de scholen uit de omgeving van bedrijven uit de sector kan uitgewerkt worden. Sectorale doelstelling: Een goed overzicht van de diverse onderwijstypes en de diverse mogelijkheden binnen het onderwijs moet toelaten te komen tot een optimaal actieplan voor de samenwerking met het onderwijs teneinde de afstemming onderwijs-arbeidsmarkt voor de sector te verbeteren en op basis van de noden een selectie tussen de verschillende onderwijsnetten (TSO, BSO, enz.) te bepalen. Er is op heden duidelijk onvoldoende kennis betreffende de bestaande onderwijsvormen aanwezig. Een goede aanpak vergt een goede kennis van wat bestaat. Timing: 2de en 3de kwartalen 2013. Betrokken partners: Hoger onderwijs, TSO, BSO, CVO, volwassenenonderwijs van de verschillende koepels, Syntra, RTC’s.
DBSO,
BUSO
en
De rol van de sectorconsulent: Het is de taak van de consulent contacten te leggen met de onderscheiden onderwijsverstrekkers en met hun hulp een overzicht uit te werken van wat bestaat en van de wijze waarop dezen functioneren. De consulent dient de contacten op te bouwen en te onderhouden. Hij/zij dient tevens te adviseren betreffende de onderwijstypes die het best afgestemd zijn op de noden die bestaan in de glassector en dient op die wijze een eerste aanzet te leveren voor de uitwerking van een actieplan. Daarbij dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de specifieke behoeften en mogelijkheden van de KMO’s.
22
Actie 2 Omschrijving: De nodige, regelmatige contacten leggen met de VDAB. Welke mogelijkheden kunnen aangereikt worden vanuit de diverse diensten van de VDAB, o.a. de sectoraccountmanager? De sector zal ook in dit kader de mogelijkheid van een bilaterale overeenkomst met de VDAB onderzoeken. Sectorale doelstelling: Een aantal ondernemingen in de sector heeft, op individuele basis, een goed contact met de VDAB uitgebreid. De sector wenst de contacten met de VDAB verder te ontwikkelen om op die wijze een veel bredere samenwerkingsvorm uit te bouwen ten voordele van de ondernemingen uit de sector. Timing: 3de kwartaal 2013. Betrokken partners: VDAB (vooral met strategisch account manager). Rol van de sectorconsulent: De consulent is degene die dit netwerk dient uit te bouwen en de mogelijkheden van samenwerking moet bestuderen, voorstellen en ermee aan de slag gaan. De contacten met de VDAB zijn vanaf de start belangrijk, ook voor de uitvoering van de studies opgenomen in de eerste prioriteit. Hij/zij moet zeker in eerste instantie contact nemen de VDAB accountmanager voor de glasindustrie. Hij/zij moet daarbij ook bijzondere aandacht hebben voor de zeer verschillende omvang van de ondernemingen en de verschillen in aanpak die dit eventueel vergt. Actie 3 Omschrijving: Nagaan welke de verschillende regionale overlegplatformen zijn (SERR, RESOC) en er de nodige contacten leggen. Met een bijzondere aandacht enerzijds voor de consulenten en projectontwikkelaars, die zich op eenzelfde domein bewegen en anderzijds voor de mogelijke steunmaatregelen en samenwerkingsmogelijkheden. Sectorale doelstelling: Er is momenteel onvoldoende kennis betreffende de activiteiten van en potentiële samenwerkingen met de regionale overlegplatformen. De sector beoogt hiervan een beter beeld te krijgen om later nuttige samenwerkingsvormen te kunnen uitbouwen. Timing: 3de en 4de kwartalen 2013. Betrokken partners: RESOC, SERR, ERSV, Vlaamse Provincies. Rol van de sectorconsulent: Het is de taak van de sectorconsulent deze contacten te leggen met deze regionale overlegplatformen en de sector te adviseren over eventuele wijzen van samenwerking. Actie 4 Omschrijving: Over de grenzen van de sector heen, aansluiting zoeken bij andere sectoren, waar er sectorconvenants werden afgesloten. Dit moet zowel betrekking hebben op die sectoren waar al een gedegen werking op poten werd gesteld, als op de sectoren waar men start met een werking. Deelname aan de netwerken voor consulenten bij de SERV zal eveneens bijdragen tot een kennisuitwisseling met ander sectoren. Sectorale doelstelling: Een reeks van competenties nodig in de sector komen ook voor in industriële sectoren. Door aansluiting te zoeken bij deze sectoren streeft de sector ernaar met beperkte middelen meer te realiseren door samen te werken waar mogelijk (anders gezegd “meer met minder”). Timing: 3de en 4de kwartalen van 2013.
23
Betrokken partners: SERV, WSE, andere sectoren (zeker met CEVORA waaronder de bedienden van de glasindustrie ressorteren maar ook papier- en kartonverwerkende nijverheid die ook onder inDUfed behoort). Rol van de sectorconsulent: Zij/hij moet deze contacten uitbouwen en zal daarvoor kunnen terugvallen op andere netwerkrelaties en van vergaderingen georganiseerd voor de sectorconsulenten om dergelijke contacten ui te bouwen. Diversiteitscheck In deze prioriteit betekent dit dat de consulent in de uitbouw van het netwerk ook aandacht zal hebben voor het feit wat dit netwerk en de gezamenlijke afspraken kunnen betekenen voor de kansengroepen.
24
PRIORITEIT 3 Betere aansluiting van arbeidsmarkt en onderwijs Motivatie De glassector houdt hierbij rekening met de daling van studenten in het technisch onderwijs, de uitstroom van oudere medewerkers die de sector in de komende jaren gaat kennen en de nood aan goed opgeleide, leergierige medewerkers die mee kunnen evolueren met de technologische vernieuwing in onze sector. We stellen ook vast dat de glassector geen gebruik maakt van leertijdjongeren en deeltijds beroeps secundair onderwijs en maar matig schoolstages aanbiedt aan leerlingen (17 in schooljaar 2010-2011). Daarom wil de glassector dat de sectorconsulent de ondernemingen van onze sector stimuleert en ondersteunt om de kloof tussen arbeidsmarkt en onderwijs te verkleinen. De resultaten van de acties vermeld onder prioriteit 2 vormen hiervoor de basis.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Onderstaande acties ziet de sector in dit domein als prioritair: Actie 1 Omschrijving: De sector zal haar ondernemingen sensibiliseren om meer samen te werken met het onderwijs via het aanbieden van stageplaatsen voor studenten en leerkrachten, het verstrekken van objectieve informatie over de sector en de loopbaanmogelijkheden hierin. Timing: najaar 2013 en 2014. Betrokken partners: Scholen in de omgeving van glasbedrijven, VLOR. Rol van de sectorconsulent: Verzamelen van de nodige informatie over de sector (zie prioriteit 1) en deze ter beschikking stellen van onderwijsinstellingen en –koepels. Motiveren en stimuleren van bedrijven om samen te werken met scholen in hun regio (o.a. aanbieden stageplaatsen, bedrijfsbezoeken,…). Actie 2 Omschrijving: Gezien het tekort aan technisch geschoolde medewerkers wil de sector mede het technisch onderwijs promoten via diverse acties (af te spreken in overleg met onderwijsinstellingen). O.a. kan de sector input geven voor de website www.onderwijskiezer.be Timing: 2013-2014. Betrokken partners: Departement Onderwijs.
25
Actie 3 Omschrijving: De sector zal actief meewerken met de SERV aan het uitwerken van competentieprofielen voor de sleutelfuncties in de sector (in Competent). De fiches voor operatoren glasbewerking en glasproductie zijn vorig jaar gepubliceerd, ons engagement zal zich nu beperken tot het actueel houden hiervan. Competent zal gebruikt worden om werkzoekenden beter te matchen met openstaande vacatures op basis van competenties. Het zal ook gebruikt worden door het onderwijs om de beroepskwalificaties en onderwijskwalificaties op te stellen. Timing: 2013 – 2014. Betrokken partners: Departement Onderwijs en diverse andere instanties (VLOR, BUSO,..), SERV. Rol van de sectorconsulent: Opvolgen van de werkzaamheden van Competent en doorgeven van informatie aan bedrijven van de sector. Actie 4 Omschrijving: De sector zal haar ondernemingen aansporen om samen te werken met onderwijsinstellingen voor het uitwerken en organiseren van professionele vorming voor haar medewerkers. Het voorbeeld van de opleiding ‘operator warm glas’ in samenwerking tussen enkele glasbedrijven (AGC, Emgo, Pittsburgh Corning Europe), VDAB, leraars van technische scholen uit de regio Kempen en het Rivierenland college (Tiel – Nederland) kan hier inspirerend werken. Tevens zullen de mogelijkheden van leertijd en deeltijds onderwijs, Individuele beroepsopleiding (IBO) in kaart worden gebracht in samenwerking met de bevoegde instanties. Timing: 2013-2014. Betrokken partners: Scholen, VDAB, VLOR, deeltijds onderwijs, SYNTRA. Rol van de sectorconsulent: Bevragen van de bedrijven naar specifieke opleidingsbehoeften en samenbrengen van mogelijke partners om deze opleidingen uit te werken en mede te realiseren. De sectorconsulent zal de bedrijven ook informeren over de mogelijkheden van leertijd, deeltijds onderwijs en IBO’s.
Voortgangsindicatoren Tijdens de uitvoering van bovenvermelde acties zal de begeleidingscommissie ook de gepaste voortgangsindicatoren voor dit domein vastleggen, alsook nagaan of er voldoende aandacht werd besteed aan diversiteit (laaggeschoolden, ouderen,…). Diversiteitscheck De begeleidingsgroep zal nagaan of er voldoende aandacht werd besteed aan diversiteit (laaggeschoolden, ouderen,…). Bovenstaande acties zullen aangepast worden in functie van de sectorfoto en de vaststellingen die op dat vlak omtrent de kansengroepen worden gedaan.
26
PRIORITEIT 4 Strategisch competentieontwikkeling en -beleid Motivatie De glassector kent een sterke en snelle technologische vernieuwing, zowel in producten als processen. Dit brengt mee dat medewerkers beter opgeleid moeten zijn, polyvalent en leergierig en bereid moeten zijn om kennis te delen. Voor de ondernemingen betekent dit dat zij de vereiste competenties op basis van de behoeften vanuit productie, werkorganisatie, technologie in kaart moeten brengen en het HR-beleid hierop moeten afstemmen (instroom, doorstroom, loopbaanontwikkeling, levenslang leren). Bestaande mogelijkheden zoals Individuele beroepsopleiding wordt ook zeer weinig gebruikt in onze sector (6 personen in 2010) Op basis van de vaststelling dat nog niet alle ondernemingen in de sector hiermee vertrouwd zijn, wil de glassector dat de sectorconsulent hieromtrent initiatieven neemt om de bedrijven hierover te informeren en in de uitbouw ervan te ondersteunen.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: De glassector legt hierin onderstaande acties: Actie 1 Omschrijving: De sector zal haar ondernemingen sensibiliseren en ondersteunen om een competentiebeleid uit te werken dat aansluit bij de bedrijfsvisie en de strategie. Hieronder verstaan we een competentiegericht selectie- en wervingsbeleid (opstellen functieprofielen en vacatures in termen van competenties), een strategisch opleidingsplan dat aansluit bij de huidige en toekomstige behoeften van de organisatie. Deze sensibilisering kan gebeuren door het delen van kennis en ervaring die hieromtrent bestaat in enkele bedrijven met andere ondernemingen uit de sector. Tevens kan de sectorconsulent bruikbare informatie verzamelen over initiatieven (o.a. RESOC, CEVORA, VDAB, consultants,…) hieromtrent en deze doorspelen aan de bedrijven van de sector. Timing: najaar 2013 - 2014. Betrokken partners: De sociale partners. Rol van de sectorconsulent: Verzamelen en bundelen van concrete informatie over competentiebeleid (welke methoden en instrumenten worden gebruikt, welke zijn de ervaringen,…) en deze doorspelen aan bedrijven van de sector. Aangeven waar men terecht kan voor informatie en ondersteuning. Actie 2 Omschrijving: Het werkplekleren speelt een belangrijke rol in het aanleren van de concrete jobs in de glassector (In het onderwijs bestaan er immers weinig specifieke opleidingen naar onze sector toe). Door uitwisseling van ervaringen kunnen ondernemingen werken aan de
27
kwaliteitsverbetering van dit werkplekleren (o.a. betreffende veiligheid, kwaliteit, glaskennis,…). Timing: najaar 2013 - 2014. Betrokken partners: De sociale partners, ondernemingen. Rol van de sectorconsulent: De sectorconsulent zal goede praktijkvoorbeelden hieromtrent in de sector verzamelen en deze ter beschikking stellen van de bedrijven. Tevens zal de consulent de nieuwe ontwikkelingen op de opleidingsmarkt hieromtrent opvolgen en de initiatieven hieromtrent (van bijv. Sectorale opleidingsfondsen, opleidingsverstrekkers, VOV,…) ter kennis brengen van de bedrijven om hen zo uit te dagen hiermee te experimenteren. Actie 3 Omschrijving: De sector zal ondernemingen vragen om te experimenteren met POP’s (persoonlijke ontwikkelingsplannen) voor hun medewerkers. Timing: najaar 2013 - 2014. Betrokken partners: De sociale partners. Rol van de sectorconsulent: Initiatieven van bedrijven (intern of extern de glassector) oppikken en ter kennis brengen van de bedrijven, verruimen van de al bestaande initiatieven in de sector.
Voortgangsindicatoren De begeleidingscommissie zal tijdens de werkzaamheden ook voor dit domein voortgangsindicatoren bepalen, inclusief aandacht voor het aan bod komen van kansengroepen (+50 jarigen, laaggeschoolden,…). Diversiteitscheck De begeleidingsgroep zorgt dat er voldoende aandacht is voor het aan bod komen van kansengroepen (50 jarigen en plussers, laaggeschoolden,…). Bovenstaande acties zullen aangepast worden in functie van de sectorfoto en de vaststellingen die op dat vlak omtrent de kansengroepen worden gedaan.
28
PRIORITEIT 5 Evenredige arbeidsdeelname: diversiteit en werkbaarheid Motivatie De glassector stelt vast dat slechts een zeer klein aantal ondernemingen al een diversiteitsplan hebben opgesteld. Bovendien zijn 23,4% van onze arbeiders +50 jaar en hebben zij dikwijls een lange loopbaan in de sector (aanvang op 14-15 jaar). Overgrote meerderheid van onze arbeiders zijn mannen (85%) en slechts 15% vrouwen. Omdat de sector het belangrijk vindt dat er geen discriminatie gebeurd op vlak van afkomst, geslacht, leeftijd, geaardheid, wenst zij dat de sectorconsulent de bedrijven motiveert en ondersteunt in het uitbreiden van een professioneel HR-beleid dat gelijke kansen biedt aan elke medewerker.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: De glassector stelt hierin volgende acties: Actie 1 Omschrijving: Gezien het groot aantal oudere werknemers in de sector (23% = +50 jaar) zal de sector haar ondernemingen sensibiliseren over deze vergrijzingsproblematiek en samen zoeken naar mogelijke acties i.v.m. borgen van kennis en ervaring, innovatieve werkorganisatie en werkbaar maken van werk. Het opstellen van een werkbaarheidsplan, zoals voorzien in de federale wetgeving, kan hier deel van uitmaken. Timing: 2013-2014. Betrokken partners: Departement Werk, de Sociale Partners, de ondernemingen. Rol van de sectorconsulent: Deze zal de nodige informatie verzamelen om de bedrijven te ondersteunen bij het opstellen van een werkbaarheidsplan en het uitwerken van initiatieven om oudere werknemers langer aan het werk te houden. Het organiseren van kennis- en ervaringsdeling tussen bedrijven uit de sector zal hierin centraal staan. Actie 2 Omschrijving: De sector zal het draagvlak voor diversiteit bij haar sociale partners proberen te vergroten en haar ondernemingen stimuleren om een diversiteitsplan op te stellen, in samenwerking met diversiteitsconsulenten. Timing: najaar 2013 - 2014. Betrokken partners: De sociale partners, diversiteitsconsulenten. Rol van de sectorconsulent: In kaart brengen van welke bedrijven hebben in de sector al een diversiteitsplan, welke zijn hun ervaringen er mee, welke lessen kunnen andere bedrijven hieruit trekken? Op basis van deze informatie, en de contacten met de lokale
29
diversiteitsconsulenten, bedrijven zonder een diversiteitsplan aanzetten om hiermee van start te gaan. Een eerste stap hierin kan het bij elkaar brengen van bedrijfsverantwoordelijke en betrokken diversiteitsconsulent zijn. Actie 3 Omschrijving: De snelle technologie vernieuwing betreffende producten, processen in de glassector vereist dat ondernemingen en medewerkers zich permanent bevragen over de beste formule van werkorganisatie. Zowel naar het werkbaar houden van de jobs voor medewerkers als voor het efficiënt en kwalitatief produceren en verwerken van glas in functie van de klantvereisten. Dit innovatief proces staat nog in de kinderschoenen in de meeste van onze bedrijven maar de economische context en de internationale concurrentie vraagt om hiervan een aandachtspunt te maken. Een pilootproject kan de uitwisseling van ervaringen hiermee zijn tussen geïnteresseerde bedrijven. Timing: 2014. Betrokken partners: De sociale partners, de andere sectoren, Flanders Synergy. Rol van de sectorconsulent: Opvolgen van de informatie hieromtrent bij Flanders Synergy en wat hieromtrent gebeurt bij bedrijven in de sector. Doorspelen van deze informatie en leerrijke initiatieven aan de ondernemingen uit de sector. Op basis hiervan een ‘kennisdeling’ organiseren voor de geïnteresseerde bedrijven.
30
[Algemene bepalingen inzake beëindiging, wijziging, evaluatie, controle en toezicht van de overeenkomst] Beëindiging - Het sectorconvenant wordt afgesloten voor een periode van twee jaar. Het sectorconvenant kan niet stilzwijgend worden verlengd. - Het sectorconvenant eindigt hetzij bij het verstrijken van de looptijd, hetzij bij onderlinge overeenkomst tussen de partijen, hetzij door opzegging. De partijen kunnen op elk moment het sectorconvenant opzeggen, mits ze een opzegtermijn van 6 maanden in acht nemen. De kennisgeving van de opzegging gebeurt per aangetekende brief. De opzeggingstermijn begint te lopen vanaf de eerste werkdag na de kennisgeving. Het sectorconvenant kan door de Vlaamse Regering worden beëindigd zonder inachtname van een opzegtermijn en zonder dat het aanleiding kan geven tot de betaling van een vergoeding als het algemeen belang dat in buitengewone omstandigheden vereist. Als bij de evaluatie van het tussentijds rapport door het departement Werk en Sociale Economie van het Vlaams Ministerie voor Werk en Sociale Economie wordt vastgesteld dat de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties op ernstige wijze tekortschieten in de verwezenlijking van de beoogde doelstellingen, kan de Vlaamse Regering het sectorconvenant eenzijdig beëindigen zonder opzegtermijn en zonder dat het aanleiding kan geven tot de betaling van een vergoeding.
Wijzigbaarheid - De Vlaamse Regering bepaalt na voorafgaand overleg tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners in het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité, de wijze waarop bijsturingen of wijzigingen van het actieplan of van de verbintenissen is het sectorconvenant tijdens de looptijd van het sectorconvenant worden doorgevoerd.
Evaluatie - Het departement Werk en Sociale Economie pleegt overleg met de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties over de bevindingen van het tussentijds rapport en van het eindrapport. Dit gebeurt aan de hand van formele en informele opvolgingsmomenten en fysieke en/of desk evaluaties. Het departement Werk en Sociale Economie voorziet hiertoe een sjabloon voor de inhoudelijke en financiële rapportage. Bij die opvolgingsmomenten en evaluaties wordt nagegaan of de aangegane verbintenissen ook effectief zijn bereikt.
Controle en toezicht - De sociaalrechtelijke inspecteurs van de administratie zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van het decreet op de sectorconvenants en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan in het geval van een vastgestelde inbreuk het sectorconvenant opschorten.
31