Sectorconvenant 2013-2014 tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners van de groene sectoren (PC132, PC144, PC145 & PC145.04)
Tussen de Vlaamse Regering, hierbij vertegenwoordigd door:
De heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport; De heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke kansen en Brussel
en de sociale partners van de groene sectoren: met als vertegenwoordigers voor de werkgevers: De heer Chris Botterman, Coördinator Sociale Zaken Boerenbond; De heer Koen Tierens, Secretaris Algemeen Verbond van de Belgische Siertelers en Groenvoorzieners; De heer Guy Deschepper, Ondervoorzitter Belgische Federatie Groenvoorzieners; De heer Guy Van Rysseghem, Secretaris ABS Vlaamse Tuinbouw Unie; De heer Johan Van Bosch, Secretaris Nationale Centrale Landbouwservice
en als vertegenwoordigers voor de werknemers: De heer Frans Dirix, Nationaal secretaris ACV Voeding en Diensten; De heer Alain Detemmerman, Federaal secretaris ABVV Horval; De heer Koen Dewinter, Nationaal sectoraal verantwoordelijke ACLVB
1
[Wordt overeengekomen wat volgt] Verbintenissen van de Vlaamse Regering Artikel 1. De Vlaamse Regering verbindt er zich toe in het kader van voorliggende overeenkomst tijdens de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 een maximale toelage van 408.000,00 EUR uit te betalen aan vzw EDUplus (Kartuizersstraat 70 1000 Brussel; bankrekeningnummer: BE21 7360 0069 2303; ondernemingsnummer: 0852.074.724) ter financiering van 4 VTE sectorconsulenten. Artikel 2. De Vlaamse Regering stimuleert en ondersteunt de uitvoering van voorliggende overeenkomst, door: 1. het organiseren van ad hoc- overleg met de sociale partners, op vraag van de sectoren; 2. het organiseren van klankbordvergadering waarbij knelpunten worden besproken en desgevallend beleidsaanbevelingen kunnen worden geformuleerd, op vraag van de sectoren; 3. het organiseren van netwerkbijeenkomsten met de sectorconsulenten, via de SERV, die fungeren als doorgeefluik van informatie en die in het teken staan van ondermeer ervaringsuitwisseling, opbouw van expertise, en sectoroverschrijdende samenwerking.
Verbintenissen van de sector Artikel 3. EDUplus vzw verbindt zich ertoe om, op basis van het door de VESOC-partners goedgekeurde, inhoudelijk kader voor de sectorconvenants, een sectorale visie te ontwikkelen en vanuit deze visie prioriteiten te bepalen en er doelgerichte acties aan te koppelen. De sectorspecifieke maatregelen geformuleerd in dit convenant zijn inspanningsverbintenissen en hebben betrekking op het ondersteunen en uitvoeren van: -
de afstemming tussen onderwijs en de arbeidsmarkt;
-
een competentiebeleid, waaronder leven lang leren;
-
het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, vermeld in het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt.
Artikel 4. De sector verbindt er zich toe de werkingssubsidie uitsluitend aan te wenden ter uitvoering van deze sectorspecifieke maatregelen. Hiertoe worden effectief 4 VTEsectorconsulenten ingezet. Zij werken in de sector onder paritair toezicht en zijn er belast met het geheel van coördinerende, rapporterende en ondersteunende taken ter uitvoering van het sectorconvenant. De loon- en werkingskosten van deze sectorconsulenten komen in aanmerking als subsidiabele kosten voor zover zij betrekking hebben op de uitvoering van deze sectorspecifieke maatregelen en voor zover ze uitgevoerd worden binnen de looptijd van het sectorconvenant. Periodes van tijdskrediet of loopbaanonderbreking komen niet in aanmerking voor financiering tenzij wordt aangetoond dat de functie van de sectorconsulent(e) tijdelijk tijdens zijn of haar afwezigheid door een vervang(st)er wordt uitgeoefend. De sector zal de naam van de sectorconsulenten aan het departement Werk en Sociale Economie bezorgen, wijzigingen melden en een sectorconsulent(e) (per netwerk) aanduiden voor de SERV netwerkbijeenkomsten.
2
Artikel 5. Ter verantwoording en ter evaluatie van deze overeenkomst bezorgt de sector ten laatste op 31 januari 2014 een voortgangsrapport en ten laatste op 31 januari 2015 een eindrapport aan het departement Werk en Sociale Economie. Het voortgangs- en het eindrapport omvatten: - de rapportering over de verschillende initiatieven ter realisering van het actieplan; - de toetsing van de realisaties aan de voortgangsindicatoren en de doelstellingen vermeld in het sectorconvenant en het actieplan; - de verantwoording van de aanwending van de ontvangen subsidiebedragen (enkel voor het eindrapport). Het departement Werk en Sociale Economie bezorgt tijdig aan de sector het modelformulier inzake de rapportering.
3
De groene sectoren werken vanuit volgende sectorale visie aan de uitvoering van de prioriteiten en acties van dit sectorconvenant: De kerntaak van EDUplus, het sectoraal opleidingsfonds voor de groene sectoren, is het organiseren van een kwalitatief opleidingsaanbod voor de werknemers (arbeiders) van bedrijven uit de groene sectoren die over een vast contract van bepaalde of onbepaalde duur beschikken. Seizoensarbeiders komen niet in aanmerking om aan het opleidingsaanbod deel te nemen. Bedrijven in de groene sectoren behoren tot de volgende paritaire comités: PC 132 (Technische land- en tuinbouwwerken): de ondernemingen uit deze sector voeren voorbereidende en ondersteunende werken uit voor land- en tuinbouwbedrijven. De activiteiten zijn o.a. grondbewerkingen zoals ploegen, zaaien, sproeien, oogsten, dorsen, machinaal triëren, machinaal drogen van landbouw-, tuinbouw- en nijverheidsgewassen. Het aantal werkgevers in Vlaanderen is 330, het aantal werknemers 1.196 (cijfers 2010). PC 144 (Landbouw): de activiteiten van landbouwondernemingen situeren zich vooral in de akkerbouw o.a. suikerbieten, gras, pootaardappelen en in de veeteelt o.a. rundvee, varkens, pluimvee, paardenfokkerij Het aantal werkgevers in Vlaanderen is 635, het aantal werknemers 1.531(cijfers 2010). PC145 (Tuinbouw): de activiteiten van tuinbouwbedrijven omvatten in hoofdzaak de groenteteelt, de fruitteelt, de sierteelt (sierplanten en bloemkwekerij) en de boomkwekerij. Het aantal werkgevers in Vlaanderen is 1.263, het aantal werknemers 5.905 (cijfers 2010) PC145.04 (Tuinaanleg en tuinonderhoud): het aanleggen en onderhouden van tuinen, parken, sport- en recreatieterreinen. Het aantal werkgevers in Vlaanderen is 1.473, het aantal werknemers 4.657 (cijfers 2010) Deze cijfergegevens zijn ons geleverd door het kenniscentrum Groene Sectoren. De term ‘groene sectoren’ in dit document verwijst naar het geheel van deze 4 sectoren. Deze cijfers bevatten niet de werkgevers en werknemers uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze werkgevers en werknemers ontvangen wel de jaarlijkse opleidingsbrochure en worden zo op de hoogte gehouden van het opleidingsaanbod van de groene sectoren. De activiteiten van deze bedrijven kunnen we beschouwen als evenredig verspreid over Vlaanderen, met uitzondering van de tuinbouwsector waar we regionale accenten zien, zoals de fruitteelt in Limburg, sierteelt en boomkwekerij die sterk vertegenwoordigd zijn in OostVlaanderen, de situering van de groenteteelt in de provincie Antwerpen (het noorden en de omgeving van Mechelen). De groene sectoren staan voor een aantal uitdagingen, o.a.: - de blijvende instroom van werknemers (vooral in de tuinbouwsector PC145) van allochtone origine die geen specifieke tuinbouwopleiding genoten hebben en die een andere taal dan Nederlands als moedertaal hebben - de wijzigende wetgeving en regelgeving inzake veiligheid, transport, voedselkwaliteitslabels en milieu - veranderende tendensen binnen de sector tuinaanleg en tuinonderhoud - de tendens tot relatieve schaalvergroting binnen de bedrijven van de tuinbouwsector; maar het blijven wel KMO-bedrijven - de aanpassingen van de wetgeving m.b.t. de fytolicentie. In de 2° helft van 2012 worden de contouren vastgelegd voor een grondige verandering in de indeling van gewasbeschermingsmiddelen (zie prioriteit 1 – actie 7). Producten voor professioneel gebruik zullen ingedeeld worden in 3 categorieën (P1 – assistent professioneel
4
gebruik, P2 – professioneel gebruik en P3 – distributie en voorlichting) en de gebruikers zullen een kenniscertificaat moeten hebben. Het behalen van het nodige kenniscertificaat voor de werknemers (P1 of P2) zal via EDUplus opleidingen kunnen gebeuren. - de problematiek van de vergrijzing van het werknemersbestand De groene sectoren streven er naar om een bijdrage te leveren aan goede sociale verhoudingen binnen de bedrijven, mee te helpen aan een duurzaam personeelsbeleid en om bedrijven te ondersteunen bij instroom, doorstroom en uitstroom van werknemers. Bij dit alles mag niet uit het oog verloren worden dat het bedrijvenbestand binnen de groene sectoren gekenmerkt wordt door een zeer hoge vertegenwoordiging van KMO-bedrijven. Zelfs het aantal micro-ondernemingen (met 1 tot 10 werknemers) is in de groene sectoren uitzonderlijk hoog is. Gebaseerd op cijfers ontvangen van de sociale fondsen van de betrokken sectoren krijgen we volgende percentages: - de sector landbouw (PC144): 98,60 % - de sector tuinbouw (PC145): 90,09 % - de sector tuinaanleg en tuinonderhoud (PC145.04): 92,55 % - de sector loonwerk (PC132): 99% Om als organisatie succesvol te zijn wordt de werking van EDUplus hieraan aangepast. Deze uitdagingen vinden hun weerslag in het opleidingsaanbod van de groene sectoren dat opgesteld wordt na overleg met de vakorganisaties, werknemersorganisaties en bedrijven uit de groene sectoren. Aangezien het leeuwendeel van de bedrijven micro-ondernemingen zijn (zie hierboven), wordt het aanbod en de organisatie ervan hierop afgestemd. De sectorconsulenten van EDUplus geven zelf geen opleiding, maar er wordt samengewerkt met een netwerk van opleidingsverstrekkers. Het personeelsbestand van de groene sectoren wordt gekenmerkt door een relatief hoge vertegenwoordiging van werknemers jonger dan 25 jaar (18,3 % t.o.v. 9,2 % gemiddeld in Vlaanderen). Het aantal 50+ers is dan weer iets lager dan het Vlaamse gemiddelde: 19,4% in de groene sectoren t.o.v. 23,4 % gemiddeld in Vlaanderen. (uit sectorfoto Dept WSE). Er zijn wel enkele intersectorale verschillen. Zo is binnen de sector tuinbouw (PC145) het aantal 50+ers binnen de werknemers als volgt: binnen de boomkwekerij 24,7 %, binnen de sierteelt 28,9 %, binnen de fruitteelt 23,5% en binnen de groenteteelt 21,4% (cijfers Sociaal Fonds PC145 2011). Voor de sector tuinaanleg (PC145.04) is 16,6 % van het aantal werknemers ouder dan 50 (cijfers Sociaal Fonds PC145.04). Op vlak van diversiteit kunnen we stellen dat vooral in PC145 (tuinbouw) het personeelsbestand zeer divers is en dat er veel kortgeschoolde en/of allochtone medewerkers zijn. Dit heeft in veel gevallen te maken met het takenpakket in deze sector dat minder eisen aan de werknemers stelt. De meeste bedrijven binnen de groene sectoren kunnen we als kleine ondernemingen of micro-ondernemingen beschouwen en het zijn ook veelal familiale bedrijven met een vlakke organisatie. Er is echter een tendens naar schaalvergroting binnen de tuinbouwsector (PC145) waarbij de uitbouw van een meer hiërarchische organisatie nodig is. Dit wil echter niet zeggen dat het niet meer om KMO-bedrijven gaat: deze specificiteit blijft bewaard. EDUplus kan hierbij een rol spelen door het aanbieden van specifieke opleidingen gericht op het faciliteren van het doorstromen van werknemers. Daarnaast werken veel werknemers in de groene sectoren zonder een land- of tuinbouwopleiding gevolgd te hebben. EDUplus heeft dan ook een aantal basisopleidingen die beginnende werknemers de nodige competenties biedt.
5
Concrete gegevens in verband met uit- en instroom worden bekomen uit de “Sectorfoto 2012 Groene sectoren”. De uitstroom bedroeg in 2007 3.046 werknemers. De uitstroomgraad van 24,9 % is beduidend hoger dan het Vlaams gemiddelde (met 41% van de uitstromende werknemers die naar een andere sector vertrekt). 2.651 werknemers stroomden in. Dit resulteerde met 22,4 % in een hoger gemiddelde dan het Vlaams cijfer van 17,5 %. De meeste nieuwe werknemers komen uit een andere sector (32,7 % ), werkloosheid (11,9 %) en interim arbeid (9,1%). De tewerkstelling in de groene sectoren wordt gekenmerkt door een lage uit- en instapdrempel. Medewerkers beginnen vaak als interim of als seizoensarbeider. Afhankelijk van de hoeveelheid werk of hun competenties groeien zij door naar een contract van onbepaalde duur. Men moet echter in verband met instroom een onderscheid maken per sector en functie. Voor uitvoerende functies in de land- of tuinbouw met een eenvoudige jobinhoud, vinden werkgevers vrij gemakkelijk arbeidskrachten van Belgische of buitenlandse origine. Voor een uitvoerende functie in tuinonderhoud of tuinaanleg wordt een hogere mate aan kennis vereist en verloopt de instroom minder vlot. Vaak worden dan potentiële werknemers aangetrokken zonder kennis en ervaring op basis van inzetbaarheid, motivatie en algemene competenties. Deze beginnende werknemers hebben vaak een interimcontract of eventueel een I.B.O.-contract, bouwen hun competenties op en krijgen in geval van een gunstig verloop een vast contract. Het aantal werkgevers in de sector parken en tuinen blijft onafgebroken stijgen en dit zorgt voor een stijgende vraag naar werknemers. De sector loonwerk rekruteerde in 2012 71 nieuwe medewerkers. Zij zoeken hoofdzakelijk werknemers met voldoende technische competenties en vinden deze in landbouwmiddens waarna men in vast, tijdelijk of zelfstandig dienstverband meehelpt. Voor landbouwers die hun activiteiten willen verminderen of stopzetten, biedt werken in de sector loonwerk een uitweg. Het invullen van leidinggevende functies, niveau ploegbaas of teeltverantwoordelijke is en blijft een pijnpunt. Er moet echter aangestipt worden dat wegens het grote aandeel van micro-ondernemingen dit probleem zich niet in alle bedrijven stelt. Externe krachten worden moeilijk aangetrokken. De toestroom van hooggeschoolden uit het land- en tuinbouwonderwijs is te gering om deze vacatures in te vullen. Sommige bedrijven proberen dan ook eigen werknemers (al dan niet van Belgische origine) te laten doorgroeien naar deze leidinggevende functies. Het opleidingsaanbod wordt gerealiseerd op 3 manieren en vinden we ook zo terug in de opleidingsbrochure. Deze 3 manieren laten ons toe om op een flexibele manier tegemoet te komen aan de opleidingsnoden van KMO-bedrijven. Vaste opleidingen: onderwerp, datum en locatie staan vast en bij voldoende deelnemers (minimum 4 deelnemers) gaat de opleiding zeker door. Opleiding op vraag: het onderwerp wordt in de brochure voorgesteld, maar de opleiding wordt enkel ingericht als er genoeg vraag is vanuit het bedrijfsleven (minimum 4 deelnemers) Individuele aanvraag: onderwerp, methodiek en/of lesgever kunnen bij deze opleiding door het bedrijf zelf bepaald worden; de opleiding is op maat van het bedrijf georganiseerd. Eveneens wordt het opleidingsaanbod duidelijk opgesplitst tussen algemene opleidingen die geschikt zijn voor elke werknemer uit de groene sectoren en sectorspecifieke opleidingen, meer gericht op werknemers uit een bepaalde subsector. Daarbij wordt steeds voor ogen gehouden dat er bij de competentieopbouw van de werknemers een win-win situatie gecreëerd wordt voor zowel de werknemers die de opleiding volgen als voor de werkgever die zijn/haar medewerkers laat deelnemen aan het opleidingsaanbod. Competentiemanagement kan hierbij een vertrekpunt zijn.
6
In micro-ondernemingen zijn de loopbanen van de medewerkers eerder vlak en de doorgroeimogelijkheden niet groot. Gezien het uitzonderlijk hoge aantal microondernemingen in de groene sectoren is de nood aan een uitgediept competentiemanagement minder hoog. Het gaat dus in de sector over het algemeen eerder over vlakke loopbanen waardoor de nadruk eerder ligt op het verwerven van competenties bij de werknemers. Er is een competentie-instrument ontwikkeld voor de sector tuinaanleg en tuinonderhoud (hovenier) en voor de sector tuinbouw (tuinbouwarbeider). De vaktechnische en gedragscompetenties zijn opgelijst vanuit de beroeps(competentie)profielen. Acerta heeft EDUplus begeleid in het opmaken van het instrument en het opstellen van een sjabloon evaluatieformulier: het is een hands-on instrument waar de werkgever vlot mee aan de slag kan. Bij het instrument wordt ook een overzicht gegeven van de EDUplus-opleidingen die bijdragen tot het verwerven van de vaktechnische en gedragscompetenties. Daarnaast willen we hierbij terug verwijzen naar het feit dat bedrijven met een groter aantal werknemers behoefte hebben aan leidinggevenden. Dit kan een opportuniteit zijn voor ervaren werknemers om door te groeien naar ploegbaas, teeltleider of een gelijkaardige functie: EDUplus biedt naast opleidingen die gericht zijn op het verwerven van vakcompetenties ook de mogelijkheid aan deze werknemers om opleidingen te volgen die hen steunen in de overstap naar het leidinggevende niveau. Daarnaast gebeurt het ook (vooral in PC145.04 tuinaanleg en –onderhoud) dat ervaren werknemers zelf een bedrijf oprichten. Daarnaast zijn de groene sectoren ook overtuigd van het nut van de ervaringsbewijzen (sector tuinaanleg en tuinonderhoud) als middel om opgedane vakkennis en werkervaring te laten testen en erkennen. Om het aanbod van de groene sectoren onder de aandacht van de bedrijven te brengen en te houden, is een gerichte aanpak nodig; d.w.z. dat bedrijfsbezoeken en persoonlijke gesprekken met bedrijfsleiders het meest aangewezen middel is om hen te overtuigen van de noodzaak van competentieopbouw voor de werknemers. De groene sectoren streven er ook naar om de aansluiting tussen de arbeidsmarkt en het onderwijs zo vlot mogelijk op elkaar af te stemmen, waarbij tijdens de samenwerking rekening wordt gehouden met de specificiteit van de sector en van de opleidingsverstrekkers. Het deeltijds leren – deeltijds werken is een voorbeeld van deze aansluiting die door de groene sectoren ondersteund wordt. Werkplekleren zal in de toekomst aan belang winnen en zal ook in verschillende contexten gerealiseerd worden. De groene sectoren zullen dit ook ondersteunen en promoten. We beschouwen het werkplekleren binnen de groene sectoren in de brede zin. De opleidingen van EDUplus gebeuren vaak in een context die de bedrijfsrealiteit weerspiegelt, bv. een werf, een park waar onderhoudsactiviteiten plaats vinden, een serre, etc…. Daarnaast kunnen opleidingen van EDUplus ook op het bedrijf doorgaan en hebben in de meeste gevallen een component werkplekleren waarbij de vaardigheden of competenties tijdens de opleiding verworven worden. Ook in het onderwijs is het werkplekleren een wezenlijk onderdeel geworden van de opleidingen, stages in het voltijds secundair onderwijs, werkervaring in het deeltijds secundair onderwijs, de leertijd en in het BuSO, werkplekleren in het volwassenenonderwijs. Deze component vinden we ook terug in de IBO-opleidingen van de V.D.A.B. De sector heeft er voor gekozen om het ILW-systeem te begeleiden: naast het naleven van de vigerende wetgeving is het voor de sector ook belangrijk dat het bedrijf gescreend wordt. Er wordt gecontroleerd of het ILW-opleidingsplan in het bedrijf kan gerealiseerd worden en het alterneringsplan van de jongere wordt opgevolgd. Verder voorziet de sector ook in het
7
verspreiden van de checklist ‘contextspecifiek werkplekleren’ en het organiseren van peterschapsopleidingen voor werknemers die een ILW-jongere begeleiden. Binnen de groene sectoren zijn de bedrijven in grote mate bereid om werkplekleren mogelijk te maken stageplaatsen of werkervaringsplaatsen ter beschikking te stellen. Het werknemersbestand in de groene sectoren wordt gekenmerkt door een hoge diversiteit met een hoge vertegenwoordiging van kortgeschoolden en werknemers van niet Belgische origine. Het is duidelijk dat de werking van EDUplus hierop afgestemd is. Evenredige arbeidsdeelname, gelijkwaardige behandeling van en respect voor elke werknemer en een neutraal en geobjectiveerd beleid zijn primordiaal voor de werking van EDUplus. De groene sectoren PC144 (Landbouw), PC145 (Tuinbouw) en PC 145.04 (Tuinaanleg en tuinonderhoud) hebben aan EDUplus de organisatie toevertrouwd van het outplacement voor de bedrijven die tot deze sectoren behoren. De meeste werknemers die uitstromen komen uit bedrijven van PC145 (Tuinbouw). EDUplus is een neutrale organisatie met een Raad van Bestuur die op paritaire wijze is samengesteld door vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers. Deze paritaire samenstelling wordt ook weerspiegeld in het Dagelijks Bestuur van EDUplus. De Raad van Bestuur van EDUplus komt een paar keer per jaar samen, terwijl het Dagelijks Bestuur regelmatig met de consulenten van EDUplus vergadert.
Vanuit de geschetste sectorale visie en vanuit de sectorspecifieke uitdagingen waar de sector op korte en langere termijn voor staat, maken de groene sectoren werk van het aanpakken van de volgende prioriteiten(zie prioriteitenfiches): o
Prioriteit 1: Bevorderen van competenties van werknemers en competentiemanagement in de groene sectoren
o
Prioriteit 2: Communicatie over de werking van EDUplus naar werkgevers en werknemers
o
Prioriteit 3: Erkennen van E.V.C. (ervaringsbewijzen)
o
Prioriteit 4: Werkplekleren
o
Prioriteit 5: Samenwerking met onderwijs- en opleidingsverstrekkers & RTC
o
Prioriteit 6: EAD-beleid binnen de groene sectoren
o
Prioriteit 7: Sectoraal Outplacement
o
Prioriteit 8: Samenwerking met VDAB
8
PRIORITEIT 1 Bevorderen van competenties van werknemers en competentiemanagement in de groene sectoren Motivatie Veel werknemers in de groene sectoren hebben geen land- of tuinbouwonderwijs gevolgd: het verwerven van basiscompetenties en competentieopbouw door middel van vorming is daarom essentieel. De groene sectoren bieden een zo breed mogelijke waaier van opleidingen aan die de werknemers ondersteunen in de kwalitatieve uitvoering van hun werk. Daarbij wordt rekening gehouden met het feit dat het overgrote deel van de bedrijven binnen de groene sectoren KMO-bedrijven zijn. Het competentiemanagement binnen bedrijven kan hierbij een vertrekpunt zijn, maar we moeten hierbij verduidelijken dat dit niet bij elk bedrijf het geval is. Aanwerving van nieuwe medewerkers wordt in veel gevallen niet structureel omkaderd. We verwijzen hier ook naar de visie (p. 6- 7). De opleidingen worden niet door EDUplus zelf gegeven, maar er wordt beroep gedaan op een netwerk van opleidingsverstrekkers.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: Omschrijving: De groene sectoren engageren zich om het streefcijfer van het aantal deelnemers aan vorming te doen stijgen met minimum 5 %. • Om de (KMO-)bedrijven uit de groene sectoren aan te moedigen hun werknemer(s) vorming te laten volgen, worden de financiële drempels zo veel mogelijk weggewerkt. De opleidingen voor arbeiders (met uitzondering van het behalen van professionele rijbewijzen) worden volledig gefinancierd door de sector en de loonkost van de arbeider tijdens de opleidingsperiode wordt aan de werkgever terugbetaald. • Opleidingen kunnen ook voor zeer kleine groepen georganiseerd en gefinancierd worden. Vertrekpunt zijn de individuele opleidingsbehoeften van de werknemers. • Indien we het vereiste aantal deelnemers om een opleiding op vraag of individuele aanvraag van een bedrijf te laten doorgaan niet bereiken, zoeken we bij andere bedrijven naar werknemers die de groep kunnen aanvullen. Ook kan het tijdstip of locatie van de opleiding aangepast worden om de opleiding te laten doorgaan met voldoende werknemers (minimum 4 deelnemers). • EDUplus past bovendien zijn aanbod aan, aan werknemers met verminderde of onvoldoende fysieke of verstandelijke competenties; m.a.w. er wordt rekening gehouden met de specificiteit van bedrijf en van deelnemer. • Daarenboven kunnen onderwerp, datum en locatie aangepast worden aan de specificiteit en de behoeften van de bedrijven en kan het programma, de methodiek en/of de lesgever door het bedrijf zelf worden bepaald (individuele aanvraag). • De groene sectoren bereiken in het werkjaar 2013 210 bedrijven die gebruik maken van de opleidingsinitiatieven. In het werkjaar 2014 streven we naar een bereik van 220 bedrijven. De groene sectoren bereiken op jaarlijkse basis 80 nietvormingbedrijven in 2013 en 80 niet-vormingsbedrijven in 2014. 95% van de bereikte bedrijven zijn KMO-bedrijven.
9
•
De groene sectoren bereiken in het werkjaar 2013: 1.350 deelnemers en in het werkjaar 2014: 1.450 deelnemers.
Betrokken partners: EDUplus maakt gebruik van een netwerk van opleidingsverstrekkers, die de opleidingen realiseren. Timing: jaarlijks aanbod van vaste opleidingen, opleidingen op vraag en individuele aanvragen. Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: het organiseren van vorming voor de werknemers is de kerntaak van EDUplus. Actie 2: Omschrijving: Bij het peilen naar de opleidingsbehoefte kan het bedrijf gebruik maken van het opleidingsplan van EDUplus dat op de website van EDUplus terug te vinden is. Dit plan biedt aan de werkgever de mogelijkheid om op basis van de specifieke behoeften van het bedrijf de opleidingsnoden vast te stellen en aan EDUplus door te geven. • Om de bedrijven bij te staan bij het opstellen en structureren van het opleidingsplan kan er voor elke werknemer die deelgenomen heeft aan het EDUplusopleidingsaanbod een individueel dossier gemaakt worden. Dit dossier bevat alle informatie die noodzakelijk is om de inschrijvingen van de werknemer te verwerken en een overzicht van de gevolgde opleidingen: dit dossier kan beschikbaar gesteld worden van de werknemer en van de werkgever. Bij bedrijfsbezoeken kunnen beide documenten (opleidingsplan en individueel dossier) meegenomen worden als basis voor het gesprek en o.a. ook om vervolgopleidingen te organiseren. Vervolgopleidingen bouwen verder op basisopleidingen die de werknemer in kwestie op voorhand heeft gevolgd en worden georganiseerd op basis van input van de bedrijven die de noodzaak van verdere competentieopbouw voor hun werknemers vaststellen. Werknemers kunnen op die manier hun competenties opbouwen. Ex-werknemers in een outplacementprocedure kunnen ook een overzicht krijgen van hun individueel opleidingsdossier als ondersteuning om een nieuwe betrekking te vinden. • Deze dienst wordt ook voorgesteld op de vergaderingen van de vakorganisaties. Timing: jaarlijks aanbod van vaste opleidingen, opleidingen op vraag en individuele aanvragen. Betrokken partners: EDUplus maakt gebruik van een netwerk van opleidingsverstrekkers die de opleidingen realiseren. Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: het organiseren van vorming voor de werknemers is de kerntaak van EDUplus Actie 3: Omschrijving: In het opleidingsaanbod van EDUplus zijn er mogelijkheden om de geletterdheid van de werknemers bij te spijkeren. Het begrip ‘geletterdheid’ zien we breed: dit kan gaan om de opleiding Nederlands op de Werkvloer of de opleiding ICTBasisvaardigheden. Voor Nederlands op de Werkvloer wordt er in samenwerking met V.D.A.B. een aangepaste opleiding georganiseerd die vertrekt vanuit de specifieke noden van het bedrijf. Op verzoek van de werknemers en werkgevers van de bedrijven kunnen voor deze opleiding ook vervolgtrajecten georganiseerd worden. ICT-basisvaardigheden worden aangepast aan de sectorspecifieke behoeften van de werkgever / werknemer. Timing: 8 opleidingen (ICT en/of NODW) per jaar
10
Betrokken partners: V.D.A.B. voor NODW en P.C.L.T. - N.C.B.L. voor ICT Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: ICT basisvaardigheden vormen meer en meer een essentieel onderdeel van het werk binnen tuinbouwbedrijven, terwijl de opleiding Nederlands op de Werkvloer bijdraagt tot een efficiënt en veilig samenwerken en de integratie van anderstaligen in het bedrijf. Actie 4: Omschrijving: De groene sectoren werken samen met andere sectorale opleidingsfondsen zoals voeding, hout, metaal, garage, confectie, textiel en elektriciteit aan een gezamenlijk opleidingsaanbod. De mogelijkheid tot doorverwijzing biedt bijkomende vormingskansen aan KMO bedrijven: op deze manier kunnen specifieke noden van kleinere bedrijven op een kostenefficiënte manier ingevuld worden. Succesvolle opleidingen kunnen in het eigen EDUplus aanbod worden opgenomen. Actie 5: Omschrijving: In de vorige convenantperiode heeft EDUplus het competentie-instrument voor de groene sectoren geïntroduceerd bij een aantal bedrijven. Het instrument bestaat uit een overzicht van de vaktechnische en gedragstechnische competentie van een goed beroepsbeoefenaar hovenier en tuinbouwarbeider. De competenties werden gedistilleerd uit de beroeps(competentie)profielen en met medewerking van Acerta nog eens afgetoetst met een aantal bedrijven. Daarnaast wordt ook een sjabloon van een evaluatieformulier meegeleverd dat gebaseerd is op de opgelijste competenties. Het is een basis instrument waar de werkgever zelf mee aan de slag kan. • Ondertussen is het instrument uitgebreid met een jaarlijks overzicht van de EDUplusopleidingen die aansluiten bij de vermelde competenties. Dit overzicht wordt elk nieuw opleidingsjaar aan de bedrijven overgemaakt. Het is de bedoeling om in de convenantperiode 2013 - 2014 verder te gaan met het voorstellen van competentiemanagement aan bedrijven en indien nodig het instrument uit te breiden. • Ondersteuning voor de implementatie van competentiemanagement kan indien gewenst, door Acerta aan de bedrijven geleverd worden. • Bij ontwikkeling van het instrument is vertrokken van de bestaande beroeps(competentie)profielen van de SERV (hovenier aanleg, hovenier onderhoud, tuinbouwarbeider) en van ervaringen van KMO-bedrijfsleiders. Als de vernieuwde profielen uit Competent het vereisen, zal het instrument aan deze aangepast worden. Timing: 2013 – 2014 Betrokken partners: Acerta Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: competentieopbouw van werknemers binnen de bedrijven van tuinbouw, tuinaanleg en tuinonderhoud. Selectie en doorgroei van mensen uit de kansengroepen gebeurt op een objectieve manier. Het instrument kan op die manier de bedrijven bijstaan bij het implementeren van een gelijke kansen beleid. Actie 6: Omschrijving: De groene sectoren ondersteunen jaarlijks 15 bedrijven bij de opmaak van opleidingsplannen: daarbij zijn minstens 7 tuinbouwbedrijven (PC145). Bij het opstellen van deze opleidingsplannen kan het competentie-instrument als basis dienen. Timing: 2013 – 2014 Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: competentieopbouw van werknemers binnen de bedrijven van tuinbouw, tuinaanleg en tuinonderhoud.
11
Actie 7: Omschrijving: Eind augustus 2012 is er een grondige verandering voorzien in de indeling van gewasbeschermingsmiddelen. De producten zullen ingedeeld worden in twee groepen: voor vrije verkoop en geschikt voor particulier gebruik of voor professioneel gebruik (aankoop en gebruik enkel door professionelen). Professionele gebruikers zullen ingedeeld worden in 3 niveaus en zullen moeten beschikken over een kenniscertificaat i.v.m. gewasbeschermingsmiddelen: assistent professioneel gebruik P1, professioneel gebruik P2 en distributie / voorlichting P3. Werknemers van de groene sectoren die spuitwerken uitvoeren in opdracht van de bedrijfsleider zijn verantwoordelijk voor de voorbereiding, de toepassing en het reinigen van het materiaal en zullen een kenniscertificaat voor P1 moeten hebben. Een licentie P1 zal door een werknemer kunnen behaald worden door het volgen van een opleiding van 16 uur. EDUplus engageert zich om deze opleiding aan te bieden aan de werknemers van de groene sectoren. De federale overheid zal in het najaar van 2012 meer gedetailleerde informatie verspreiden over de timing van bovenvermelde aanpassingen. Timing: jaarlijks Betrokken partners: nog te bepalen. Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: bij wijzigingen in de wetgeving die andere competenties van de werknemers vereisten, kunnen deze nieuwe competenties verworven door het volgen van EDUplus opleidingen. Actie 8: Omschrijving: Ongeveer 1 op 5 werknemers van de groene sectoren zijn 50 jaar of ouder. Er zijn op dit moment nog geen sectorale initiatieven om eventuele problemen die ervaren werknemers ondervinden aan te pakken. Op basis van gesprekken met bedrijven in de groene sectoren zien we wel al twee pijnpunten: de problematiek van fysieke belastingen voor vijftigplussers en de uitstroom van ervaren werknemers met daaraan gekoppeld het verdwijnen van de vakkennis uit het bedrijf. • Na beperkte rondvraag blijkt dat men in de groene sectoren de werkbaarheid voor ervaren werknemers op peil houdt door deze werknemers vaker machinaal werk te laten uitvoeren of lichtere deeltaken op zich te nemen. Gezien het overgrote deel van de bedrijven micro - ondernemingen zijn, verkeert dit type bedrijven niet in de praktische mogelijkheid om oudere werknemers een andere functie binnen het bedrijf te geven of hen arbeidsduurvermindering toe te kennen. • Een meer urgent probleem dat door de verschillende actoren werd geciteerd bij uitstroom of pensionering, is het verdwijnen van de opgebouwde vakkennis. Dit is vooral een uitdaging voor de meer “technische” sectoren nl. boomkwekerij en aanleg en onderhoud van parken en tuinen. Een werknemer in één van deze sectoren is eerste plaats vooral een ambachtsman. Uit cijfers blijkt dat in de boomkwekerij 24,67 % en in de sector aanleg en onderhoud 16,24 % van de werknemers ouder is dan 50. Dit verschil wordt verklaard door het feit dat deze laatste sector de voorbije tien jaar een grote bloei kent met een sterke stijging van nieuwe werknemers tot gevolg. Bovenal kampen beide sectoren met onvoldoende instroom van degelijk geschoolde werkkrachten. De nakende uitstroom en de geringe vakkennis van nieuwe werknemers, maakt het borgen van kennis essentieel voor beide sectoren en hun werknemers. • EDUplus wenst dan ook de groene sectoren te ondersteunen door voor beide subsectoren (boomkwekerij en tuinaanleg – tuinonderhoud) pilootgroepen op te richten ten einde een model van kennismanagement aan te bieden. Vanaf januari 2013 wordt per subsector met telkens 4 representatieve kleine ondernemingen samen gekomen. Het doel van deze bijeenkomsten is het vaststellen van en inventariseren van de noodzakelijke vakkennis en het ontwikkelen van een aanpak
12
•
om de kennis en vaardigheden binnen een bedrijf te verspreiden en te delen. Eind 2013 wordt het uitgewerkte model aan de desbetreffende sector kenbaar gemaakt. Hiervoor wordt de medewerking gevraagd van een nog nader te bepalen organisatie met de nodige ervaring in deze materie. Dit alles gebeurt in overleg met werkgevers – en werknemersorganisaties en vakverenigingen.
Timing: jaarlijks Betrokken partners: nog te bepalen Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: de groene sectoren wensen de bedrijven te ondersteunen bij het nemen van initiatieven om ervaren werknemers zo lang mogelijk aan het werk te houden en om het doorgeven van kennis door ervaren werknemers aan jongere collega’s te faciliteren.
Voortgangsindicatoren Werkjaar 2013 - Aantal bedrijven dat gebruik maakt van EDUplus opleidingen:210 - Aantal niet-vormingsbedrijven dat gebruik maakt van EDUplus opleidingen: 80 - Aantal KMO-bedrijven dat gebruik maakt van EDUplus opleidingen: 95 % van het aantal deelnemende bedrijven - Aantal deelnemers aan vorming in 2013: 1.350 - Aantal deelnemers uit de kansengroepen: 10 % allochtonen, 30 % kortgeschoold, 10 % oudere, 12% vrouwen van het aantal deelnemers - 75 % van de georganiseerde opleidingen op vraag - 10 vervolgopleidingen - 8 opleidingen Nederlands op de Werkvloer en/of ICT vaardigheden met in totaal 40 deelnemers. - Uitwerken van opleidingsplannen bij 15 bedrijven, waaronder minstens 7 tuinbouwbedrijven. Werkjaar 2014 - Aantal bedrijven dat gebruik maakt van EDUplus opleidingen: 220 - Aantal niet-vormingsbedrijven dat gebruik maakt van EDUplus opleidingen: 80 - Aantal KMO-bedrijven dat gebruik maakt van EDUplus opleidingen: 95 % van het aantal deelnemende bedrijven - Aantal deelnemers aan vorming in 2013: 1.450 - Aantal deelnemers uit de kansengroepen: 10 % allochtonen, 30 % kortgeschoold, 10 % oudere, 12% vrouwen van het aantal deelnemers - 75 % van de georganiseerde opleidingen op vraag - 10 vervolgopleidingen - 8 opleidingen Nederlands op de Werkvloer en/of ICT vaardigheden met in totaal 40 deelnemers. - Uitwerken van opleidingsplannen bij 15 bedrijven, waaronder minstens 7 tuinbouwbedrijven. Diversiteitscheck - EDUplus past het aanbod aan, aan werknemers met verminderde of onvoldoende fysieke of verstandelijke competenties; m.a.w. er wordt rekening gehouden met de specificiteit van de werknemer. De aanpassingen kunnen gaan van het spreiden van de opleiding in de tijd, het inschakelen van een tolk, het afleggen van een mondelinge proef i.p.v. een schriftelijke,… - Het opleidingsaanbod van EDUplus biedt de mogelijkheid om de geletterdheid van de werknemers bij te spijkeren. Dit kan gaan om de opleiding Nederlands op de Werkvloer of de opleiding ICT-vaardigheden. - Gebaseerd op het competentie-instrument, kunnen werknemers uit de kansengroepen nieuwe competenties verwerven.
13
PRIORITEIT 2 Communicatie over de werking van EDUplus naar werkgevers en werknemers Motivatie De werking van EDUplus, het volledige aanbod van opleidingen, de diversiteitswerking en de samenwerking met onderwijs- en opleidingsverstrekkers wordt op een gerichte en constante wijze gecommuniceerd naar de werkgevers en werknemers uit de groene sectoren. Het is heel belangrijk dat het aanbod aan de hand van persoonlijke gesprekken tijdens bedrijfsbezoeken voorgesteld wordt aan de bedrijfsleiders en, indien aanwezig, aan de vertegenwoordigers van de werknemersorganisatie(s).
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: Omschrijving: De basis wordt gelegd door de brochure die naar alle werkgevers en werknemers uit de groene sectoren verstuurd wordt (op het voor de subsector meest gunstige moment). Het actuele nieuws wordt verspreid door de elektronische nieuwsbrief en de website. Daarnaast onderhoudt EDUplus contacten met de redactie van de meest relevante vaktijdschriften. Ook wordt de communicatie met werknemers versterkt door publicaties in de tijdschriften van de werknemersorganisaties. Timing: jaarlijks en periodiek Betrokken partners: werkgevers- en werknemersorganisaties Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: Het bekendmaken van opleidingsaanbod aan alle werkgevers en werknemers binnen de groene sectoren.
het
Actie 2: Omschrijving: Bedrijfsgerichte prospectie en persoonlijke gesprekken met de bedrijfsleiders zijn het meest efficiënte instrument om het opleidingsaanbod een grotere bekendheid te geven. Twee EDUplus consulenten verbinden zich er toe om in het werkjaar 2013 300 bedrijven te bezoeken waarvan 200 bedrijven die nog niet aan vorming hebben deelgenomen (niet-vormingsbedrijven) en in het werkjaar 2014 300 bedrijven te bezoeken waarvan 200 niet-vormingsbedrijven. Het spreekt vanzelf dat het overgrote deel van de bezochte bedrijven KMO-bedrijven zijn (95%). Timing: jaarlijks Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: opleidingsaanbod binnen de groene sectoren.
het
bekendmaken
van
het
14
Actie 3: Omschrijving: EDUplus zal in de periode 2013 – 2014 deelnemen aan de volgende vakbeurzen: Agriflanders in 2013 – Agribex in 2013 – Green Expo in 2014. Deelname aan eventuele andere vakbeurzen in deze periode zal geval per geval bekeken worden. De standen op de beurzen Agriflanders, Agribex en Green Expo zullen bemand worden samen met opleidingsverstrekkers die voor EDUplus opleidingen organiseren zoals Syntra en P.C.L.T. Timing: 2013 – deelname aan Agriflanders en aan Agribex. 2014 – deelname aan Green Expo. •
De deelname aan deze vakevenementen wordt via de website en nieuwsbrief meegedeeld aan bedrijven en aan scholen uit het land- en tuinbouwonderwijs.
Betrokken partners: Preventagri, Syntra Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: opleidingsaanbod binnen de groene sectoren.
Het
bekendmaken
van
het
Actie 4: Omschrijving: Tuinbouwveilingen zijn centrale ontmoetingspunten voor tuinbouwbedrijven: via deze kanalen en activiteiten kan een groot aantal KMO-bedrijven uit de tuinbouw op een kostenefficiënte manier bereikt worden en met EDUplus-aanbod in aanraking komen. De vergaderingen op de tuinbouwveilingen zijn een forum waar bedrijfsleiders van KMO’s uit de groene sectoren bijeen komen. Timing: 2013 – herstart 2014: concretisering samenwerking. Betrokken partners: Vlaamse tuinbouwveilingen. Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: verhoging van de deelname van werknemers uit de sector tuinbouw aan het vormingsaanbod. Actie 5: Omschrijving: De werking en het aanbod van EDUplus zal voorgesteld worden in de ondernemersopleiding van de groene sectoren van de Syntra vestigingen. Bedoeling is om de toekomstige werkgevers vertrouwd te maken met de werking van EDUplus en de mogelijkheden voor hun (eventueel) toekomstige werknemers. Timing: jaarlijks Betrokken partners: Syntra Vlaanderen en de Syntra vestigingen. Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: opleidingsaanbod binnen de groene sectoren.
Het
bekendmaken
van
het
Voortgangsindicatoren Werkjaar 2013 - Opleidingsbrochure verspreid naar alle werknemers en werkgevers in de groene sectoren (ongeveer 17.000 exemplaren) - 300 bedrijfsbezoeken waarbij: • 200 niet-vormingsbedrijven • 95 % KMO bedrijven - Deelname aan volgende vakbeurzen: • Agriflanders Flanders Expo Gent • Agribex Heizel Brussel
15
Werkjaar 2014 - Opleidingsbrochure verspreid naar alle werknemers en werkgevers in de groene sectoren (ongeveer 17.000 exemplaren) - 300 bedrijfsbezoeken waarbij: • 200 niet-vormingsbedrijven • 95 % KMO bedrijven - Deelname aan volgende vakbeurzen: • Green Expo Flanders Expo Gent Diversiteitscheck Tijdens de bedrijfsbezoeken worden de diversiteitsplannen voorgesteld aan bedrijven die een divers personeelsbestand hebben. De brochure wordt naar elke werknemer gestuurd die in een van de groene sectoren actief is. Zo krijgt iedereen (dus ook de werknemers uit de kansengroepen) de kans om kennis te nemen van het sectorale opleidingsaanbod. Het beeldmateriaal gebruikt in onze brochure houdt rekening met de diversiteit van het werknemersbestand en brengt dit ook naar voor.
16
PRIORITEIT 3 Erkennen van E.V.C. (ervaringsbewijzen) Motivatie Binnen de sector tuinaanleg en tuinonderhoud (PC 145.04) zijn veel werknemers aan de slag die geen opleiding tuinaanleg of tuinonderhoud gevolgd hebben, maar hun vakkennis in de praktijk hebben opgedaan. Met een ervaringsbewijs kan deze kennis en ervaring erkend worden. Werkzoekenden kunnen via het behalen van een ervaringsbewijs hun kansen op tewerkstelling in tuinaanleg en tuinonderhoud verhogen. Voor deze prioriteit neemt EDUplus enkel engagementen voor 2013 aangezien de dienstverlening voor ervaringsbewijzen enkel voor 2013 verzekerd is.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: Omschrijving: EDUplus is promotor in het huidige ESF-project ervaringsbewijs ‘hovenier aanleg’ en ‘hovenier onderhoud’. Dit ESF-project loopt tot eind 2012. In het project heeft EDUplus als taak de administratie te verzorgen en de begeleidingsgesprekken van de kandidaten te organiseren. Voor de beoordeling van de kandidaten wordt het partnerschap met V.D.A.B. en P.C.L.T. voortgezet. V.D.A.B. levert voor de beoordeling van de kandidaten de nodige infrastructuur en de beoordelaars, het P.C.L.T. levert beoordelaars. EDUplus wenst voor de periode 2013 voor de organisatie van het ervaringsbewijs ‘hovenier aanleg’ en ‘hovenier onderhoud’ met dezelfde partners verder te gaan en zal de nodige stappen ondernemen om het project in de periode 2013 te realiseren. Timing: 2013 Betrokken partners: V.D.A.B. & P.C.L.T. Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: bijdrage tot de erkenning van EVC hovenier aanleg en hovenier onderhoud kan leiden tot instroom van geslaagde kandidaten in de sector en tot doorstroom binnen de bedrijven in de sector. Actie 2: Omschrijving: EDUplus staat in voor het bekendmaken van het ervaringsbewijs hovenier aanleg en hovenier onderhoud in de EDUplus vormingsbrochure die naar elke werkgever en werknemer in de sector verstuurd wordt, tijdens bedrijfsbezoeken, via de website, de nieuwsbrief, de publicaties van werkgevers- en werknemersorganisaties en op beurzen waar EDUplus aan deelneemt. In de EDUplus opleidingsbrochure krijgen opleidingen die bijdragen tot het verwerven van de competenties uit de SERV-standaarden hovenier aanleg en hovenier onderhoud een speciale aanduiding: deze opleidingen kunnen door werknemers en werkzoekenden gevolgd worden ter voorbereiding van het afleggen van de test of na het afleggen van de test om hun slaagkansen bij een volgende beoordeling te verhogen. Timing: 2013 Betrokken partners: werkgevers- en werknemersorganisaties.
17
Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: bijdrage tot de erkenning van EVC hovenier aanleg en hovenier onderhoud kan leiden tot instroom van geslaagde kandidaten in de sector. Actie 3: Omschrijving: Bij de promotie van het ervaringsbewijs ‘hovenier aanleg’ en ‘hovenier onderhoud’ zal speciale aandacht uitgaan naar de bedrijven van de sector ‘sociale economie’ en SLN. Werknemers van deze bedrijven kunnen via een ervaringsbewijs hun vakkennis en werkervaring opgedaan op de werkplek, laten testen en valideren. Timing: 2013 Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: Het behalen van een ervaringsbewijs kan voor werknemers van de sociale economie en de leden SLN een middel zijn om de overstap naar het NEC te maken.
Voortgangsindicatoren Werkjaar 2013 - 15 begeleidingen - 10 beoordelingen Diversiteitscheck Uit de statistieken van het VDAB CVS systeem is duidelijk dat het doelpubliek dat de groene sectoren bereiken voor het ervaringsbewijs ‘hovenier aanleg’ en ‘hovenier onderhoud’ voor een groot deel bestaat uit personen uit de kansengroepen. We zien het ervaringsbewijs als instrument om personen uit de kansengroepen in te schakelen in de reguliere economie. Actie 3 van deze prioriteit is hiervan een illustratie.
18
PRIORITEIT 4 Werkplekleren Motivatie Het werkplekleren is binnen de opleidingen in het studiegebied land- en tuinbouw een belangrijke schakel in het proces van competentieverwerving van de leerlingen. We willen hier aanstippen dat we het begrip werkplekleren in de brede zin beschouwen en zien het als een onderdeel van de opleiding zowel in het voltijds, deeltijds, BuSO en volwassenenonderwijs waarbij werkervaring op de werkplek opgedaan wordt. Daarnaast is het werkplekleren ook belangrijk binnen de EDUplus opleidingen voor werknemers. Opleidingen op basis van een individuele aanvraag van een bedrijf gaan meestal door op het bedrijf en de werknemers verwerven de competenties tijdens deze opleiding op de werkplek.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: Omschrijving: De groene sectoren promoten en ondersteunen het deeltijds leren – deeltijds werken. De groene sectoren zien binnen het D.B.S.O. het I.L.W-contract als ideale invulling van het voltijds engagement voor de opleidingen ‘hovenier aanleg’, ‘hovenier onderhoud’, ‘hovenier’ en ‘tuinbouwarbeider’ in de ondernemingen uit het PC145 en PC145.04. EDUplus staat in voor de coördinatie en voor de erkenning van de bedrijven als kandidaat-werkgever ILW. Alle erkende bedrijven zijn kleine of micro-ondernemingen. Eveneens wordt er promotie gemaakt voor het ILW door middel van infomomenten bij de scholen en bedrijfsbezoeken bij werkgevers. • In het kader van de modularisering en afstemming van de opleidingen binnen D.B.S.O. en Syntra werken de groene sectoren mee met AKOV en de onderwijsverstrekkers. • Dit alles wordt omkaderd door de overeenkomst die gesloten is tussen de groene sectoren en de vertegenwoordigers van de onderwijskoepels van het D.B.S.O.: deze overeenkomst loopt vanaf 1 september 2012 tot 31 augustus 2017. • VDAB richt voor werkzoekenden de opleiding ‘hovenier’ in: indien nodig en op vraag van VDAB zullen de groene sectoren stagebedrijven voor de werkzoekenden aanbrengen en zo helpen de component werkplekleren te realiseren. • Jongeren met een ILW-contract in de groene sectoren, kunnen aan het EDUplus opleidingsaanbod deelnemen en op die manier competenties verwerven. Jongeren uit het BuSO onderwijs met een ABO-contract kunnen ook aan het EDUplus opleidingsaanbod deelnemen. In beide gevallen verloopt de inschrijving via de werkgever. • Medewerkers (arbeiders) van bedrijven die leerlingen met een ILW-contract of een leercontract begeleiden, kunnen gebruik maken van een aantal EDUplus opleidingen gericht op het onthaal en begeleiden van nieuwe werknemers: Peterschapsopleiding, Terugkomdag peterschap en Train-the-trainer. Timing: 2013 & 2014 Betrokken partners: Centra Leren en Werken binnen het D.B.S.O. – Pedagogische begeleidingsdiensten van de onderwijsverstrekkers – Syntra Vlaanderen – VDAB
19
Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: de sector wenst het gebruik te stimuleren van werkplekleren als middel om competenties te verwerven en dit in verschillende contexten. Actie 2: Omschrijving: Binnen het voltijds secundair onderwijs en het BuSO onderwijs wordt de component werkplekleren hoofdzakelijk binnen de stage gerealiseerd. Indien nodig zullen de groene sectoren de scholen die land- en tuinbouwonderwijs organiseren helpen om een geschikte stageplaats voor de leerlingen te vinden. • Medewerkers (arbeiders) van bedrijven die leerlingen een stageplaats aanbieden, kunnen gebruik maken van een aantal opleidingen gericht op het onthaal en begeleiden van nieuwe werknemers: Peterschapsopleiding, Terugkomdag peterschap en Train-the-trainer. Timing: 2013 & 2014 Betrokken partners: scholen van het voltijds land- en tuinbouwonderwijs, het BuSO onderwijs. Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: Indien nodig helpt EDUplus de onderwijsverstrekkers die land- en tuinbouwonderwijs organiseren om een geschikte stageplaats te vinden. Actie 3: Omschrijving: Ook binnen de Syntra-opleidingen worden binnen de leertijd en de ondernemersopleiding competenties op de werkplek verworven. • Met Syntra Vlaanderen worden de mogelijkheden bekeken om de invulling van de leertijd te optimaliseren door o.a. het aanbrengen van stagebedrijven voor jongeren met een contract leertijd en voor cursisten die een ondernemersopleiding volgen. Indien nodig zullen de groene sectoren geschikte werkervaringsplaatsen mee helpen zoeken voor de cursisten. • De werking van EDUplus zal in dit kader voorgesteld worden aan de leertrajectbegeleiders van de Syntra-vestigingen. • Medewerkers (arbeiders) van bedrijven die leerlingen een stageplaats aanbieden, kunnen gebruik maken van een aantal opleidingen gericht op het onthaal en begeleiden van nieuwe werknemers: Peterschapsopleiding, Terugkomdag peterschap en Train-the-trainer. Timing: 2013 & 2014 Betrokken partners: Syntra-vestigingen en Syntra Vlaanderen Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: Indien nodig helpt EDUplus de onderwijsverstrekkers die land- en tuinbouwonderwijs organiseren om een geschikte werkervaringsplaats te vinden. Actie 4: Omschrijving: Voor werkgevers die een ILW-contract aanbieden aan jongeren uit het D.B.S.O. of die een jongere uit het voltijds land- en tuinbouw onderwijs als stagiair hebben, is het niet altijd evident om de kennisoverdracht op een vlotte manier te laten verlopen. Eind juni 2012 loopt het project ‘Opstellen van een contextspecifieke checklist werkplekleren af’. Het resultaat van dit project zal door de groene sectoren tijdens de periode 2013 – 2014 ter beschikking gesteld worden voor alle opleidingen binnen het voltijds land- en tuinbouwonderwijs, het D.B.S.O., het BuSO en de opleidingen van de leertijd waar werkplekleren een belangrijke plaats inneemt. Bedrijven die jongeren een
20
werkervaringsplaats aanbieden, zullen van deze checklist ook een exemplaar ontvangen om hen te helpen het werkplekleren in goede banen te leiden. Timing: 2013 & 2014 Betrokken partners: scholen van het voltijds land- en tuinbouwonderwijs, het BuSO onderwijs. Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: de sector wenst het realiseren van het werkplekleren en het verwerven van de gewenste competenties door de jongeren te ondersteunen. Actie 5: Omschrijving: In het D.B.S.O. zijn er een aantal anderstalige leerlingen met een ILWcontract. Deze leerlingen kampen soms met een taalachterstand: ondersteuning om de vaktechnische terminologie in het Nederlands aan te leren is dan ook gewenst. Een praktisch instrument waar vaktermen in een aantal talen aangeduid worden is nodig. De doelgroep kan hier ook uitgebreid worden naar anderstalige werkzoekenden die bv. een VDAB opleiding groen volgen. Timing: 2013 & 2014 Betrokken partners: nog te bepalen Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: de sector wenst het verwerven van de gewenste competenties door de jongeren te ondersteunen. Actie 6: Omschrijving: Werkgevers die een ILW-leerling in dienst nemen, hebben soms weinig ervaring in het begeleiden van jongeren, in het correct geven van instructies, in het maken van afspraken. Dit kan een bepalende factor zijn in het slagen van een werkervaring van een jongere. Indien de jongere anderstalig is of van niet-Belgische origine is dit van groot belang: met interculturaliteit moet hierin zeker rekening gehouden worden. De groene sectoren willen de werkgevers hierbij helpen. Er wordt gedacht aan een korte opleidingssessie die hen hierbij ondersteunt. De inhoud van deze opleiding moet nog ontwikkeld worden: daarbij zal beroep gedaan worden op een organisatie die hierin ervaring heeft. Andere sectoren zullen gepolst worden of een intersectorale samenwerking zinvol is. Timing: 2013 & 2014 Betrokken partners: nog te bepalen Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: de sector wenst de werkgevers die een ILW-leerling in dienst nemen, te ondersteunen bij het overbrengen van competenties naar de jongeren met een ILW-contract.
Voortgangsindicatoren Werkjaar 2013 - Aantal ILW-contracten binnen het D.B.S.O.: 25 ILW - Aantal werkervaringsplaatsen binnen de Syntra leertijd: 100 - Infovergaderingen: - Bedrijfsbezoeken i.k.v. ILW: Werkjaar 2014 - Aantal werkervaringsplaatsen en ILW-contracten binnen het D.B.S.O.: 25 ILW - Aantal werkervaringsplaatsen binnen de Syntra leertijd: 100 - Infovergaderingen:
21
- Bedrijfsbezoeken i.k.v. ILW: Diversiteitscheck Werkplekleren maakt ook in het BuSO-onderwijs wezenlijk deel van de opleiding; o.a. stages en ABO-contracten zorgen dat jongeren uit het BuSO-onderwijs op de werkplek competenties verwerven. Deze jongeren kunnen ook deelnemen aan het EDUplus opleidingsaanbod. De verspreiding van de resultaten van het project ‘contextspecifiek werkplekleren’ zal verspreid worden bij bedrijven uit de groene sectoren; ook bedrijven waar jongeren uit het D.B.S.O. en BuSO aan werkplekleren doen. Jongeren uit het D.B.S.O. met een ILW hebben soms een taalachterstand: daarom is het zinvol om een praktisch instrument te ontwikkelen waarmee de jongeren sectoreigen specifieke termen in het Nederlands leren.
22
PRIORITEIT 5 Samenwerking met onderwijs- en opleidingsverstrekkers, RTC Motivatie De sector wenst nauw samen te werken met onderwijs- en opleidingsverstrekkers ten einde de kennisoverdracht aan de leerlingen, die de toekomstige werkgevers en werknemers binnen de sector zijn, zo optimaal mogelijk te laten verlopen en zorgt voor een eigen inbreng waar mogelijk en relevant.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: Omschrijving: De groene sectoren bieden aan de praktijkleerkrachten van het land- en tuinbouwonderwijs de mogelijkheid om deel te nemen aan hun opleidingsaanbod (uitgezonderd de opleidingen ‘transport’ en VCA). Er worden ook jaarlijks een of meerdere opleidingen speciaal voor (praktijk)leerkrachten van het land- en tuinbouwonderwijs ingericht: deze opleidingen kunnen zowel gaan over basiskennis binnen de groene sectoren als meer gespecialiseerde kennis. Indien mogelijk en relevant vinden ze plaats in een bedrijfscontext. Op die manier wordt de component werkplekleren ook meegenomen in dit initiatief voor (praktijk)leerkrachten. • De groene sectoren houden contact met de pedagogische begeleiders van het landen tuinbouwonderwijs (voltijds, deeltijds, BuSO), met de land- en tuinbouwscholen (voltijds, deeltijds, BuSO) en bouwt de contacten met CVO consortia uit. Timing: 2013 & 2014 Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: Om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt mee te helpen optimaliseren werken de groene sectoren mee aan de opbouw van kennis en competenties van de (praktijk)leerkrachten van het land- en tuinbouwonderwijs. Actie 2: Omschrijving: De groene sectoren nemen deel aan de vergaderingen van R.T.C. OostVlaanderen voor het studiegebied land- en tuinbouw en ondersteunen zo de werking. Dit zal ook bij de andere R.T.C gebeuren als daar een werking land- en tuinbouw opgestart wordt. Er is geen financiële bijdrage van de groene sectoren aan de R.T.C.-werking. Timing: 2013 & 2014 Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: De groene sectoren wensen de samenwerking met de R.T.C uit te bouwen voor het studiegebied land- en tuinbouw.
23
Actie 3: Omschrijving: De groene sectoren stellen de werking van EDUplus voor aan de jongeren die uitstromen uit de opleiding TSO & BSO van het studiegebied land- en tuinbouw (laatste jaars) en aan de cursisten van de opleiding ‘tuinaannemer’ Syntra (laatste jaars). Het is de bedoeling om de werking van EDUplus voor te stellen aan de toekomstige werknemers en werkgevers van de groene sectoren. • Deelname aan beurzen gericht op promotie van opleidings- en tewerkstellingsmogelijkheden wordt op individuele basis in overweging genomen. Timing: 2013 & 2014. Beoogde sectorale doelstellingen en rol/inbreng: De groene sectoren wensen de opleidings- en tewerkstellingsmogelijkheden binnen de sector bekend te maken en op die manier mee te werken aan de instroom van leerlingen in het land- en tuinbouwonderwijs en van werknemers in de groene sectoren. Actie 4: Omschrijving: De groene sectoren werken mee aan het opstellen van de beroepskwalificatiedossiers nodig voor het organiseren van opleidingen in het secundair onderwijs. Dit gebeurt op basis van de Competent-fiches en eventuele andere relevante documenten en in samenwerking met de andere stakeholders van de groene sectoren. Timing: 2013 & 2014 Beoogde sectorale doelstellingen en rol/inbreng: De groene sectoren wensen de opleidingen in het secundair onderwijs zo nauw mogelijk te laten aansluiten op de behoeften van de arbeidsmarkt. Actie 5: Omschrijving: De groene sectoren werken mee aan het project ‘Onderwijskiezer’ waar upto-date informatie over beroepen in de sector gelinkt wordt aan opleidingen in het secundair onderwijs. Timing: 2013 & 2014 Betrokken partners: CLB Onderwijskiezer Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng: De groene sectoren willen dat jongeren correcte informatie krijgen en zich een juist beeld kunnen vormen over de beroepen in de groene sectoren.
Voortgangsindicatoren Werkjaar 2013 - Aantal praktijkleerkrachten deelnemers aan het EDUplus opleidingsaanbod - Aantal praktijkleerkrachten deelnemers aan de opleidingen voor praktijkleerkrachten - Deelname RTC werking - Aantal schoolbezoeken Werkjaar 2014 - Aantal praktijkleerkrachten deelnemers aan het EDUplus opleidingsaanbod - Aantal praktijkleerkrachten deelnemers aan de opleidingen voor praktijkleerkrachten - Deelname RTC werking - Aantal schoolbezoeken
24
Diversiteitscheck BuSO-scholen hebben ook een opleiding in het studiegebied land- en tuinbouw. EDUplus heeft contacten met de pedagogische begeleidingsdiensten en directies van het BuSOonderwijs. Praktijkleerkrachten tuinbouw van het BuSO-onderwijs kunnen ook deelnemen aan opleidingen EDUplus (met uitzondering van opleidingen onder de noemer ‘transport’ en VCA).
25
PRIORITEIT 6 EAD-Beleid Motivatie De tewerkstelling binnen de groene sectoren wordt gekenmerkt door een hoog aantal werknemers uit de kansengroepen, zoals kortgeschoolden en werknemers van allochtone origine en dit veelal in een KMO-omgeving. Deze werknemers kennen een beperkte doorstroom naar een leidinggevende functie. Dit heeft te maken met de veelal vlakke ondernemingsstructuren. Het is pas recentelijk dat een zeer beperkt aantal ondernemingen bezig is met het creëren van een tussenniveau. Een EAD beleid dient hiermee rekening te houden om succesvol te zijn.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: Omschrijving: Bij bedrijfsbezoeken worden de bedrijven binnen de groene sectoren geïnformeerd over de diversiteitswerking van EDUplus, aangespoord om een diversiteitsbeleid te voeren en diversiteitsplannen af te sluiten in samenwerking met de verschillende RESOC. In de afgelopen jaren hebben heel wat bedrijven uit de groene sectoren al een diversiteitsplan afgesloten: derhalve voorzien de groene sectoren jaarlijks een bescheiden aantal nieuwe kwaliteitsvolle diversiteitsplannen. • In het kader van een diversiteitsplan kunnen werknemers een aantal opleidingen bij EDUplus volgen die specifiek gericht zijn op samenwerken met personen van allochtone origine: Interculturele communicatie – Samenwerken over de culturen heen – Terugkomdag samenwerken over de culturen heen. Deze opleidingen kunnen ook los van een diversiteitsplan ingericht / gevolgd worden. • Bij het afsluiten van een diversiteitsplan, wordt er ook meer en meer de link gelegd met competentiemanagement. Daarbij kan het EDUplus competentiemanagement instrument gebruikt worden als basis voor het opstellen van functieprofielen en opleidingsplannen. De diversiteitsproblematiek kan op die manier omgebogen worden in een opportuniteit om competentiemanagement in te voeren in een bedrijf. Timing: 2013 en 2014 Betrokken partners: RESOC Beoogde sectorale doelstellingen en rol/inbreng: De groene sectoren promoten het EADbeleid bij bedrijven. Actie 2: Omschrijving: De sectorale steunmaatregelen voor bedrijven uit de groene sectoren inzake aanwerving en retentie van personen uit kansengroepen worden op de EDUplus website opgelijst en aangepast aan de lopende ontwikkelingen. Nieuwe maatregelen die voor de groene sectoren belangrijk zijn, worden aan de sector ook via de nieuwsbrief meegedeeld.
26
Timing: 2013 – 2014. Beoogde sectorale doelstellingen en rol/inbreng: de werkgevers een zo volledig mogelijk overzicht bieden van de maatregelen die een EAD-beleid ondersteunen. Actie 3: Omschrijving: Bij het onthaal van nieuwe werknemers kunnen de werkgevers van de groene sectoren geconfronteerd worden met laaggeletterde of anderstalige werknemers voor wie een onthaalbrochure niet altijd zinvol is. Daarom wordt er gekeken om de informatie van een onthaalbrochure via beeldmateriaal en pictogrammen over te brengen. Timing: 2013 – 2014 Betrokken partners: nog te bepalen Beoogde sectorale doelstellingen: de inschakeling van nieuwe anderstalige of laaggeletterde werknemers zo vlot mogelijk laten verlopen Actie 4: Omschrijving: EDUplus werkt samen met V.D.A.B. en Forem om Franstalige werkzoekenden in een interregionaal project een opleiding hovenier aan te bieden waarbij de werkzoekende een opleiding krijgt bij Forem in Waals-Brabant en stage volgt bij een bedrijf in Vlaanderen. Naast een vaktechnische opleiding wordt er ook gezorgd voor een aangepaste taaltraining waarbij de werkzoekenden een basisopleiding Nederlands krijgen; dit stelt hen in staat om te functioneren op een Nederlandstalige werkplek. Timing: 2013 – 2014. Betrokken partners: V.D.A.B.-IRM, Forem & Resoc. Beoogde sectorale doelstellingen en rol/inbreng: het project draagt bij om knelpuntberoepen in Vlaanderen in te vullen. Actie 5: Omschrijving: De groene sectoren wensen de werkgevers te sensibiliseren voor de problematiek van (on)geletterdheid op de werkvloer. De nadruk ligt in dit geval op taal en taalgebruik (niet op ICT-vaardigheden). • Dit zal gebeuren bij bedrijfsbezoeken, via de website, eventueel een infobrochure. In een later stadium kunnen er hier rond een of meerdere workshops georganiseerd worden. Timing: 2013 (verzamelen info) – 2014 (uitwerken project). Betrokken partners: Resoc en/of de vakorganisaties van de groene sectoren. Beoogde sectorale doelstellingen en rol/inbreng: Het verhogen van de competenties van laaggeschoolde en laaggeletterde werknemers in de groene sectoren.
27
Voortgangsindicatoren Werkjaar 2013 - Aantal afgesloten diversiteitsplannen: 3 - Aantal KMO’s dat een diversiteitsplan afgesloten heeft: 3 - Aantal Franstalige werkzoekenden met werkstage in Vlaanderen: 10 Werkjaar 2014 - Aantal afgesloten diversiteitsplannen: 3 - Aantal KMO’s dat een diversiteitsplan afgesloten heeft: 3 - Aantal Franstalige werkzoekenden met werkstage in Vlaanderen: 10
28
PRIORITEIT 7 Sectoraal Outplacement Motivatie Werknemers uit de groene sectoren die ontslagen worden en die aan de voorwaarden voor outplacement voldoen worden op een individuele basis begeleid bij het zoeken naar een nieuwe job. Collectief ontslag komt niet veel voor in de groene sectoren en daarom is gekozen voor de individuele aanpak.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: Omschrijving: EDUplus coördineert het sectoraal outplacementgebeuren in de groene sectoren. Arbeiders die ontslagen worden, die vallen onder CAO 82 van het arbeidsrecht en die ingeschreven zijn onder PC 144, PC 145 of PC 145.04 krijgen een individueel outplacementtraject aangeboden krijgen door EDUplus. De sector financiert dit als volgt: • voor 80%; de overige 20% wordt bijgedragen door de werkgevers van de sectoren PC144 en PC145.04 • voor 60%: de overige 40% wordt bijgedragen door de werkgevers van de sector PC145. De outplacementbegeleiding wordt uitgevoerd door de EDUplus sectorconsulent outplacement of door Acerta Consult. In normale economische tijden ligt de verhouding op 50/50. Timing: 2013 en 2014 Betrokken partners: EDUplus, Acerta Consult en VDAB (enkel logistiek). Beoogde sectorale doelstellingen en rol/inbreng: De sector heeft beslist om het outplacement voor arbeiders uit de groene sectoren te coördineren, (grotendeels) te financieren en ook zelf (deels) op te treden als erkend outplacementkantoor (enkel voor ontslagen arbeiders uit de groene sectoren). Actie 2: Omschrijving: Mensen in outplacement kunnen gratis deelnemen aan het sectoraal opleidingsaanbod van EDUplus. De sectorconsulent outplacement/diversiteit bezorgt aan elke (ex)werknemer in outplacement een opleidingsbrochure, verschaft daarover de nodige uitleg en schrijft hen in indien gewenst. Timing: 2013 en 2014 Beoogde sectorale doelstellingen en rol/inbreng: EDUplus moedigt werknemers in een outplacementprocedure, die graag terug aan de slag willen in de groene sectoren, aan om hun competenties te verhogen door deelname aan het EDUplus opleidingsaanbod.
29
Actie 3: Omschrijving: Werkgevers van PC144, PC145.04 en PC145 die hun zelfstandige activiteiten stopzetten kunnen een outplacementprocedure via EDUplus volgen en deelnemen aan het sectoraal opleidingsaanbod. De sectorconsulent outplacement/diversiteit bezorgt aan elke (ex)werkgever in outplacement een opleidingsbrochure, verschaft daarover de nodige uitleg en schrijft hen in indien gewenst. Timing: 2013 en 2014 Betrokken partners: vakorganisaties en sociale secretariaten Beoogde sectorale doelstellingen en rol/inbreng: EDUplus moedigt werkgevers in een outplacementprocedure, die graag terug aan de slag willen in de groene sectoren, aan om hun competenties te verhogen door deelname aan het EDUplus opleidingsaanbod. Actie 4: Omschrijving: Voor werknemers van allochtone origine, die in een outplacementprocedure terechtkomen en die niet over voldoende kennis van het Nederlands beschikken, is er de mogelijkheid om een deel van het outplacementtraject te vervangen door een taalscreening en -opleiding. Bedoeling is om deze personen vertrouwd te maken met het taalgebruik in vacatures en sollicitaties om hen zo in staat te stellen er op de meest geschikte manier op te reageren. Timing: 2013 & 2014 Betrokken partners: Acerta Beoogde sectorale doelstellingen en rol/inbreng: De groene sectoren wensen de personen die een outplacementprocedure volgen, zo goed mogelijk te wapenen om een nieuwe betrekking te vinden. Diversiteitscheck Werknemers in een outplacementprocedure met onvoldoende kennis van het Nederlands om deze procedure op een correcte manier te laten verlopen, hebben de mogelijkheid om een deel van de procedure te laten vervangen door een taalscreening en taalopleiding.
30
PRIORITEIT 8 Samenwerking met VDAB Motivatie De samenwerking met VDAB is gestoeld op de vaststelling dat een aantal vacatures binnen de groene sectoren niet ingevuld geraken. Daarom wordt er voor geopteerd om via de VDAB-opleidingen werkzoekenden de competenties bij te brengen die nodig zijn om te voldoen aan de vraag van goed opgeleide beroepsbeoefenaars.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Omschrijving: VDAB richt voor werkzoekenden de opleiding hovenier in. EDUplus heeft hiervoor een samenwerkingsakkoord met de VDAB afgesloten over de financiering en omkadering van deze opleiding. O.a. voor deze opleiding gebruikt de VDAB het IBO instrument om de werkzoekenden werkervaring te laten opdoen en ze op deze manier terug in te schakelen in de reguliere tewerkstelling. Werkzoekenden (die al dan niet een opleiding ‘hovenier’ volgen bij VDAB) kunnen eveneens gratis deelnemen aan het opleidingsaanbod van EDUplus (met uitzondering van de opleidingen onder de noemer ‘transport’). Inschrijvingen voor deelname gebeuren via de werkwinkels van V.D.A.B. • VDAB is partner in het project ervaringsbewijs ‘hovenier aanleg’ en ‘hovenier onderhoud’. Binnen het project stelt VDAB de infrastructuur ter beschikking en levert ook expertise voor de beoordeling van de kandidaten die het ervaringsbewijs wensen te behalen. • In het kader van outplacement is overeengekomen dat EDUplus gebruik kan maken van de infrastructuur van VDAB voor de begeleiding van de personen die een outplacement volgen bij EDUplus. • Binnen de samenwerkingsovereenkomst zijn er duidelijke afspraken gemaakt over de doorstroom van informatie tussen de VDAB diensten en de sectorconsulenten van EDUplus. • Daarnaast neemt EDUplus ook samen met de VDAB deel aan relevante acties, infomomenten en jobbeurzen die zich richten naar de toeleiding van werknemers naar de andere sectoren (landbouw, loonwerk en tuinbouw). Betrokken partner: VDAB Beoogde sectorale doelstellingen en rol/inbreng: instroom van goed opgeleide werknemers in tuinaanleg en tuinonderhoud
Voortgangsindicatoren Werkjaar 2013: - Aantal werkzoekenden in opleiding VDAB ‘hovenier’ - Aantal werkzoekenden met een IBO-contract in de groene sectoren - Aantal KMO-bedrijven in de groene sectoren met werkzoekenden met een IBOcontract in dienst Werkjaar 2014: - Aantal werkzoekenden in opleiding VDAB ‘hovenier’ - Aantal werkzoekenden met een IBO-contract in de groene sectoren
31
- Aantal KMO-bedrijven in de groene sectoren met werkzoekenden met een IBOcontract in dienst. Diversiteitscheck De samenwerking met V.D.A.B. is gericht op het toeleiden van werkzoekenden naar tewerkstelling in de groene sectoren: de doelgroep van deze samenwerking bestaat voor een groot deel uit personen van de kansengroepen en dit wordt ook bevestigd door de gegevens van de deelnemers aan de V.D.A.B opleidingen voor de groene sectoren.
32
[Algemene bepalingen inzake beëindiging, wijziging, evaluatie, controle en toezicht van de overeenkomst] Beëindiging - Het sectorconvenant wordt afgesloten voor een periode van twee jaar. Het sectorconvenant kan niet stilzwijgend worden verlengd. - Het sectorconvenant eindigt hetzij bij het verstrijken van de looptijd, hetzij bij onderlinge overeenkomst tussen de partijen, hetzij door opzegging. De partijen kunnen op elk moment het sectorconvenant opzeggen, mits ze een opzegtermijn van 6 maanden in acht nemen. De kennisgeving van de opzegging gebeurt per aangetekende brief. De opzeggingstermijn begint te lopen vanaf de eerste werkdag na de kennisgeving. Het sectorconvenant kan door de Vlaamse Regering worden beëindigd zonder inachtname van een opzegtermijn en zonder dat het aanleiding kan geven tot de betaling van een vergoeding als het algemeen belang dat in buitengewone omstandigheden vereist. Als bij de evaluatie van het tussentijds rapport door het departement Werk en Sociale Economie van het Vlaams Ministerie voor Werk en Sociale Economie wordt vastgesteld dat de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties op ernstige wijze tekortschieten in de verwezenlijking van de beoogde doelstellingen, kan de Vlaamse Regering het sectorconvenant eenzijdig beëindigen zonder opzegtermijn en zonder dat het aanleiding kan geven tot de betaling van een vergoeding.
Wijzigbaarheid - De Vlaamse Regering bepaalt na voorafgaand overleg tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners in het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité, de wijze waarop bijsturingen of wijzigingen van het actieplan of van de verbintenissen is het sectorconvenant tijdens de looptijd van het sectorconvenant worden doorgevoerd.
Evaluatie - Het departement Werk en Sociale Economie pleegt overleg met de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties over de bevindingen van het tussentijds rapport en van het eindrapport. Dit gebeurt aan de hand van formele en informele opvolgingsmomenten en fysieke en/of desk evaluaties. Het departement Werk en Sociale Economie voorziet hiertoe een sjabloon voor de inhoudelijke en financiële rapportage. Bij die opvolgingsmomenten en evaluaties wordt nagegaan of de aangegane verbintenissen ook effectief zijn bereikt.
Controle en toezicht - De sociaalrechtelijke inspecteurs van de administratie zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van het decreet op de sectorconvenants en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan in het geval van een vastgestelde inbreuk het sectorconvenant opschorten.
33